19 minute read
OM TE BEGINNEN Muziek spreekt
MUZIEK SPREEKT VAN DE REDACTIE
De omslag van uw vertrouwde tijdschrift laat er geen twijfel over bestaan: dit nummer staat in het teken van het Festival Oude Muziek Utrecht. De editie van deze zomer welteverstaan. We kunnen niet wachten om u vanaf 27 augustus te verwelkomen en de muziek weer te laten spreken. Festivalprogrammeurs Jed Wentz en Xavier Vandamme wijzen u in het openingsinterview de weg in de wereld van de retoriek, het centrale festivalthema waarbij muziek vooral moet beroeren en overtuigen. We maken kennis met artist in residence Eva Saladin, een jonge barokvioliste met een duidelijke visie op de historische uitvoeringspraktijk. Simon-Pierre Bestion vertelt hoe zijn zoektocht naar een evangelist voor Schütz’ Historia der Auferstehung Jesu Christi hem naar de Byzantijnse traditie leidde. En Sofie Taes beschrijft hoe Cavalieri de grenzen van het muziekdrama verlegde tot vlak voor de opera. Ook is er aandacht voor de ‘natte’ akoestiek van de Hagia Sophia in Istanboel, die tijdens het slotconcert wordt gereproduceerd in de Grote Zaal van TivoliVredenburg. Uiteraard is er ook ruimte voor de vaste rubrieken. ‘Instrumentaliteit’ zoomt in op een rijkelijk versierde piano die is ontworpen door de architect van het Rijksmuseum. En in ‘Achter de schermen’ maken we nader kennis met hoofd kaartverkoop Wilmer de Jong, met wie u ongetwijfeld al eens contact heeft gehad. Veel leesplezier gewenst – geniet alvast vooruit. ■●
Advertisement
OM TE BEGINNEN Muziek spreekt
Van de redactie
De verloren stem van de Hagia Sophia
Iconen van klank 16
Simon-Pierre Bestion
Op zoek naar Schütz’ evangelist 20
Het orgel als retorisch instrument
Alle registers open?
Bachs Kaffeekantate
Verslaving en verlangen 22
28
Psallentes evoceert getijdendag
Muzikaal reciteren van ochtend 40 tot nacht
Cavalieri’s revolutionaire proto-opera
Van ziel, zinnen en zaligheid 46
Stephan MacLeod over Schütz en Schein
De weg van het woord 54
RUBRIEKEN
Instrumentaliteit
Muziekschatten in het Rijksmuseum
Pierre Cuypers’ piano
Beeldspraak
Uit het Materi-Boeck van Gesina ter Borch
Meisje met viool
Vriendenhart Cd-aanbiedingen
Achter de schermen
‘Waar vind je zoiets als het festival?’
Wilmer de Jong, hoofd kaartverkoop
Uit de bron
Een satirische brief uit 1741 (2)
Kreupelbeenen in de muzyk
Cd-besprekingen Colofon 14
26
31 33
42
52
56 60
4
RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN
Het Festival Oude Muziek Utrecht 2021 staat in het teken van de retorica. Maar wat is welsprekend musiceren? En welke principes liggen hieraan ten grondslag? Festivalprogrammeurs Jed Wentz en Xavier Vandamme vertellen er meer over.
10
INTERVIEW EVA SALADIN
De Nederlandse barokvioliste Eva Saladin is deze zomer als artist in residence veelvuldig te horen. Een gesprek over haar concerten, historische speeltechnieken en improvisatie.
36
LA PELLEGRINA
De intermedi bij het toneelstuk La Pellegrina behoren tot de spectaculairste creaties van het machtige Medici-hof. Skip Sempé en zijn renaissanceorkest voeren ze uit.
48
DANSVOORSTELLING
Choreografe Michèle Anne De Mey balanceerde op het randje van de dood. Samen met haar partner Jaco Van Dormael maakte ze er een intieme voorstelling over: Amor.
TEKST /
Caspar van den Bergh
BEELD /
De school van Athene, fresco van Raffaello Sanzio, 1509-1510.
RETORIEK ALS BASIS VAN HET MUSICEREN
Het Festival Oude Muziek Utrecht 2021 gaat over retoriek als basis van elk musiceren in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Goed musiceren, of het nu componeren, spelen of zingen is, betekent in de eerste plaats welsprekend musiceren. Het doel is niet om mooie muziek te maken, maar om de toehoorder emotioneel te raken en te overtuigen. Koste wat het kost…
JED WENTZ EN XAVIER VANDAMME
Foto: Susanne Vermeulen M et de twee festivalprogrammeurs Xavier Vandamme en Jed Wentz hebben we het daarom niet in de eerste plaats over het repertoire dat tijdens het komende
festival zal klinken, maar over de principes die aan de klinkende muziek ten grondslag liggen, of zouden kunnen liggen. De titel van het festival, Muziek spreekt – Let’s talk, lijkt daarbij een uitnodiging: laat ons vooral snel aan de slag gaan. Zijn de uitgangspunten van deze festivaleditie dan zo nieuw en experimenteel?
Vandamme: ‘Ja en nee. De oudemuziekbeweging van na de Tweede Wereldoorlog heeft retorisch musiceren altijd naar voren geschoven als het ultieme vertrekpunt. Respect voor de retorische kwaliteiten van de muziek die ons is overgeleverd: dat is wat oude muziek in de jaren ’60, ’70 en ’80 onderscheidde van zijn muzikale Umwelt. Nikolaus Harnoncourt noemde het Musik als Klangrede, en alle groten, van Gustav Leonhardt en Sigiswald Kuijken tot Philippe Herreweghe, hadden en hebben het steeds over barokke composities als zorgvuldig opgebouwde redevoeringen die de toehoorder willen inpalmen en overtuigen. Aandacht voor tekst en retoriek vormt al meer dan een halve eeuw de grondhouding van de oude muziek. Tot daar niets nieuws onder de zon.’
Wentz: ‘De historische bronnen geven de oudemuziekpioniers overigens helemaal gelijk in hun basisopvatting: een muziekstuk beschouwen als een pakkende speech, dat is de centrale metafoor die ook in die tijd werd gebruikt. De volgende vraag is echter of we het retorische functioneren van barokmuziek wel goed hebben begrepen. Wie is nu werkelijk verantwoordelijk voor de overtuigingskracht van de muziek? Is het de componist die de muziek schrijft? Of is er ook een actieve taak weggelegd voor de uitvoerder die de muziek speelt? Ligt de impact vervat in de noten zoals ze zijn neergeschreven, en kan de uitvoerder volstaan met wakker te kussen wat er staat? Of moet de musicus ook zelf een duit in het zakje doen en zijn krachten bundelen met die van een componist die eeuwen geleden leefde?’
Vandamme: ‘In de klassieke retorica worden vijf zogeheten canons onderscheiden. Het gaat om de vijf fasen die, volgens Cicero en later Quintilianus, aan een goede redevoering ten grondslag liggen. Alles begint met inventio, het bedenken van goed basismateriaal voor de redevoering. De brainstormfase, zo je wil. Daar-
CICERO
Capitolijnse musea Foto: Liam Clarkson-Holborn na volgt de dispositio, het ordenen van die ideeën, zodat een sterke en overtuigende opbouw ontstaat. Fase drie is de elocutio, de verwoording van het geordende materiaal. Daar komen zaken bij kijken als toon, humor, stijlfiguren en literaire kwaliteiten.’
Als je een parallel trekt met de muziek, dan zijn de eerste drie fasen het werk van de bedenker en schrijver van de muziek, de componist. Wentz: ‘Juist. Maar daarmee is de retorische arbeid niet af. Er blijven namelijk nog twee canons over. De vierde fase heet memoria, een hoofdstuk apart, want dit gaat over het van buiten leren van de redevoering. En van andere redevoeringen, die je al improviserend kunt combineren tot nieuwe argumentaties. Op muzikaal vlak gaat het dan over het memoriseren van honderden of zelfs duizenden zinswendingen, formules, versieringen en cadensen: de hele basis van de muzikale improvisatiekunst. Maar waar het in deze festivaleditie echt om draait is de vijfde en laatste retorische canon: de actio, ofwel het performen van de redevoering. We weten allemaal dat tachtig procent van je overredingskracht als spreker niet ligt in wát je zegt, maar in de manier waaróp je het zegt. Hier horen aspecten bij als stemgebruik, lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen. De actio is voor de redenaar het moment van de waarheid.’
DE VIJF CANONS VAN DE KLASSIEKE RETORICA
I. inventio
(vinding)
II. dispositio
(ordening)
III. elocutio
(verwoording)
IV. memoria
(geheugentraining)
V. actio/pronuntiatio
(voordracht)
Vandamme: ‘En dat is waar dit festival een nieuw accent aanbrengt. Want zowel de retorische inzichten uit de oudheid als de hedendaagse communicatiewetenschap leren ons dat het brengen van de redevoering de cruciale fase is. Toegepast op muziek valt de actio helemaal buiten het bereik van de componist: het is het terrein van de spelende en zingende musicus. In zeventiende- en achttiende-eeuwse bronnen lees je dat goede musici vaak veel beter in staat waren om de kracht van een compositie naar voren te brengen dan de schepper ervan. Dat kan raar klinken, maar het hoeft niet te verwonderen. Kijk naar het theater, daar kunnen we veel makkelijker accepteren dat een goede acteur de cruciale instantie is die een tekst leven inblaast. De acteur vervolledigt het werk van de toneelschrijver, hij maakt het af.’
In de oude muziek worden musici die de aandacht te veel op zichzelf vestigen al snel afgedaan aan aanstellers… Wentz: ‘De musicus heeft in het waardensysteem van de naoorlogse oudemuziekbeweging vaak de rol toebedeeld gekregen van een bijna neutraal doorgeefluik. Zeker in de jaren meteen na de oorlog was er een uitgesproken aversie tegen schreeuwerige grootspraak op het podium. Er werd gepleit voor een objectievere speelstijl, waarbij je jezelf als uitvoerder zoveel mogelijk ondergeschikt maakt aan de vermeende wil van de componist. Jezelf
JEAN-FRANCOIS DE TROY,
LA MORT DE CRÉÜSE, ca. 1745 Toulouse, Musée des Augustins. Foto: Daniel Martin gaan opdringen tussen Bach en het publiek is in zo’n optiek pretentieus en zelfs misplaatst.’
Vandamme: ‘De welsprekendheid van de muziek werd gezien als iets wat in de compositie besloten ligt. Het was de taak van de uitvoerder om de retorische opbouw te begrijpen en te laten horen, zo transparant mogelijk. Sterker nog: de uitvoerder moest zelf transparant worden, alsof zoiets al mogelijk zou zijn. Maar inzichten evolueren. Voor een optimale overdracht van affect, of heftige emotie, is de bijdrage van de musicus onmisbaar. Het is aan hem of haar om het volle potentieel uit de muziek te halen, om de emotiemachine die een compositie is aan de praat te krijgen en haar werk te laten doen. Wat dat dan concreet betekent, en hoe een uitvoerder daarbij te werk gaat, is natuurlijk de volgende vraag. Een musicus moet net als een redenaar kunnen declameren en daarbij emoties kunnen overdragen. Maar hoe dan? Daar hebben we niet meteen een antwoord op.’
Is dat waarom jullie ook een tentoonstelling maken met aandacht voor oude acteer- en declamatietechnieken?
Vandamme: ‘Precies. We willen het blikveld verruimen en andere retorische kunstdisciplines – in de barok zijn ze dat eigenlijk allemaal – erbij halen. Van het theater kunnen we wellicht het meest leren. Theater is echt spreken voor publiek; dit is het origineel dat in de muziek wordt nagebootst. Spreken in het theater gaat gepaard met erg uitgebreide technische voorschriften omtrent gebruik en toonhoogte van de stem, en poses van de acteurs met aandacht voor benen, voeten, armen en handen. Ook gezichtsuitdrukkingen worden in de strijd gegooid, een traditie die blijft voortbestaan tot de stille film. We geloven dat er in het theater fundamentele inspiratie te vinden is om de canon van de actio voor musici te helpen invullen. Onze tentoonstelling draagt niet voor niets de titel Let’s act…’
Wentz: ‘In de expositie komt schilderkunst aan bod, want ook dat is een retorische kunstdiscipline, gericht op het overweldigen en overtuigen van de kijker. De link tussen schilderkunst en theater was trouwens erg sterk: acteurs werd aangeraden om naar schilderkunst te kijken, en schilders werd aangeraden om vaak het theater te bezoeken. Eigenlijk willen wij stiekem onze musici en onze festivalbezoekers van allebei laten proeven.’
PLATO EN ARISTOTELES
zoals afgebeeld op De school van Athene, Raffaello Sanzio, 1509-1510. Palazzo Apostolico, Vaticaanstad
CO-CURATOR FRITS VAN OOSTROM
Foto: Brian Smeulders
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021
TENTOONSTELLING LET’S ACT Janskerk
vr 27 aug / 09.30-20.00 za 28 aug / 10.30-20.00 zo 29 aug / 13.00-20.00 ma 30 aug / 10.30-20.00 di 31 aug / 10.30-20.00 wo 1 sep / 10.30-20.00 do 2 sep / 10.30-20.00 vr 3 sep / 10.30-20.00 za 4 sep / 10.30-20.00
oudemuziek.nl/ tentoonstelling
Wanneer ik het festivalprogramma doorloop, zie ik veel concerten met uitgesproken retorisch repertoire, of met muziek die op een bijzondere manier interageert met tekst. In de lijn van de voorbije festivaledities is er ook uitgebreid aandacht voor verdieping en duiding. Het thema retoriek, met zijn oorsprong in de antieke oudheid, vraagt daar ook om, veronderstel ik. Wentz: ‘De Grieks-Romeinse wortels van het festivalthema zijn het fundament van ons verhaal. Deze retorische traditie werkt de hele middeleeuwen door, en wordt met het humanisme extra uitvergroot. Welsprekendheid is cruciaal in het maatschappelijke functioneren en daarmee ook in de culturele productie van de renaissance en de barok. En ook daarna, tot ver in de twintigste eeuw, blijven de retorische beginselen overeind. De wereldoorlogen, en met name fascisme en nazisme, zetten dit op zijn kop: theatrale welsprekendheid in combinatie met demagogie kunnen zoveel kapotmaken dat we bijna een eeuw later nog steeds met een onverteerbaar verleden zitten.’
Vandamme: ‘Retoriek had overigens altijd al een wisselende reputatie. Bij Plato lezen we over retorica als een ronduit immorele bezigheid. Is goed spreken een gevaarlijk wapen dat regelrecht leidt tot manipulatie? Of is het een waardenvrije kunst of kunde, die tot ieders beschikking staat en die ten goede of ten kwade kan worden gebruikt? We hebben gelukkig weer leren genieten van dikke bloemlezingen met historische speeches, van Martin Luther King en John F. Kennedy tot Churchill, Mandela en Obama. En we lazen de voorbije weken uitgebreid in de kranten over de retorische trucs van onze minister-president, over wat voor een wonderbaarlijke debater hij is, en hoe hij een teflonlaag van woorden creëert waarbij het maar weinigen is gegeven om daar krasjes in te kerven… Het onderwerp is brandend actueel.’
En daar komt co-curator Frits van Oostrom om de hoek kijken! Wentz: ‘De retorische wortels van onze westerse samenleving zijn oud en graven diep. Frits van Oostrom kent deze dossiers erg goed, en hij kan als geen ander geschiedenis inzichtelijk maken voor mensen van nu. Tijdens het festival gaat hij in een reeks talkshows historische informatie koppelen aan maatschappelijke thema’s van vandaag. Zijn gasten hebben erg uiteenlopende achtergronden, maar het doel is steeds om het thema retoriek in te bedden en toehoorders zich bewust te laten worden dat retoriek overal terug te vinden is, en niet alleen in oude muziek.’ ■●
OVER VIOLEN, TECHNIEK EN IMPROVISATIE
EVA SALADIN IS ARTIST IN RESIDENCE
DIVERSE VIOLEN GEBOUWD DOOR DANIEL FRISCH
DE Nederlandse violiste Eva Saladin is deze zomer als artist in residence veelvuldig te horen tijdens het Festi-
val Oude Muziek Utrecht. Ze geeft drie concerten, luistert de Let’s talkshow! van co-curator Frits van Oostrom muzikaal op en neemt zitting in de jury van het Internationaal Van Wassenaer Concours. De 34-jarige barokvioliste heeft een uitgesproken mening over de historische uitvoeringspraktijk en wil op verschillende manieren recht doen aan de zeggingskracht van de muziek die ze speelt.
Eva Saladin groeide op in Arnhem. Met een pianist en contrabassist als vader en een pianospelende moeder die ook in het Groot Omroepkoor zingt, was het vanzelfsprekend dat Eva een instrument ging bespelen. Ze was vijf toen haar ouders de viool voor haar kozen. Hoewel uitgerekend zij degenen waren die haar afraadden om beroepsmusicus te worden, besloot ze zich toch in te schrijven voor de vooropleiding aan het Conservatorium van Amsterdam. Ze haalde er haar bachelor en master viool bij Kees Koelmans en studeerde er barokviool bij Lucy van Dael. Saladin vervolgde haar barokvioolstudie aan de prestigieuze Schola Cantorum Basiliensis in Bazel, waar ze in 2013 summa cum laude afstudeerde.
Aan het Conservatorium van Amsterdam begon je met de studie moderne viool. Later kwam daar de barokviool bij. Waarom maakte je deze keuze? ‘Op de moderne viool heb ik me nooit helemaal thuis gevoeld. Ik begreep nooit waarom de viool als een verlengstuk van de stem werd beschouwd. Pas toen ik barokviool ging spelen, snapte ik die vergelijking. Om barokviool te kunnen spelen moet je trouwens wel eerst een goede techniek opbouwen met modern vioolonderwijs. De weinigen die geen moderne technieken hebben geleerd, krijgen later vaak technische problemen omdat ze te weinig snel, hoog en moeilijk hebben gespeeld. Hierdoor is de linkerhand weinig flexibel. Ik vind het overigens wel interessant om erover na te denken hoe je van iemand die geen moderne viool heeft gestudeerd toch een barokke virtuoos zou kunnen maken.’
TEKST /
Maartje Stokkers
BEELD /
Foppe Schut
EVA SALADIN IS JURYLID VAN HET INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS, DAT DIT JAAR IN HET TEKEN STAAT VAN BAROKREPERTOIRE. Saladin: ‘Sommige groepen spreken alle details van hun uitvoering van tevoren af. Ik vind het ook belangrijk dat ensembleleden iets in de muziek ter plekke laten ontstaan. Ik ga vooral letten op de stilistisch aanpak van de deelnemers. Als ze zich als barokspelers profileren, moeten ze er ook helemaal voor gaan. Dat kan als violist bijvoorbeeld niet zonder te improviseren of door alleen met een standaard barokstok te spelen. Ze hoeven heus geen acht strijkstokken met zich mee te slepen, zoals ik, maar ik vind het wel belangrijk dat ze er onderzoek naar doen. Strijkstokken kunnen namelijk zo verschillen: vroegere stokken waren nog korter dan achttiende-eeuwse varianten en spreken heel anders aan, dus daar moet je een andere techniek voor leren. Ik hoop dat ik musici hoor die uitdagingen aangaan.’
INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS – BAROQUE EDITION
wo 1 sep, 10.00-16.30 uur
TivoliVredenburg, Hertz Halve finale
vr 3 sep, 10.00-16.30 uur
TivoliVredenburg, Hertz Finale Een van de dingen die direct opvallen is dat je je viool laag vasthoudt, op okselhoogte tegen de borst. Dat is voor hedendaagse violisten een onnatuurlijke houding... ‘In eerste instantie voelt het inderdaad heel oncomfortabel. Daarom doen de meesten het niet. Maar eigenlijk is deze lage houding juist heel natuurlijk: het is relaxter in de schouders en je hoeft de elleboog van de strijkende arm niet omhoog te houden. Bovendien zijn er tamelijk veel aanwijzingen dat de viool op deze manier werd vasthouden: van vioolspelende engelen op kerkelijke fresco’s tot notities in manuscripten van componisten. Francesco Geminiani geeft bijvoorbeeld technische aanwijzingen hoe je kunt spelen met de viool onder het sleutelbeen en hij geeft hier ook oefeningen voor.’
Eva Saladin & Johannes Keller Foto: Elam Rotem
Wat is voor jou het grootste verschil tussen het bespelen van een moderne viool en een barokviool? ‘De moderne vioolhouding, met schoudersteun, hoge rechterelleboog en omhoogkomende schouders, heeft voor mij iets zenuwachtigs. Dat bedoel ik niet negatief, ik heb zelf ook lang zo gespeeld. Het past bij het moderne vioolonderwijs, met snel vibrato en een strijkstok die van boven tot onder even zwaar is. Hierdoor kun je de hele stok gebruiken en sneller strijken. Barokmuziek heeft geen snel vibrato of snelle stok. Het is daardoor heel natuurlijk om de schouders laag te houden. Daarnaast spreekt een barokviool ook anders aan: de dikke darmsnaren worden bespeeld met een stok met een andere gewichtsverdeling. De barokstok is niet overal even zwaar en heeft een bepaald punt waarop hij het best werkt. Op dat punt ben je steeds aan het spelen, en dat is makkelijker wanneer je de viool laag houdt. Voor mijn gevoel kun je met die houding over het geheel genomen ook evenwichtiger spelen.’
Het Festival Oude Muziek Utrecht staat dit jaar in het teken van de retorica. Hoe komt dat thema terug in jouw concertprogramma’s? ‘Retoriek is een heel breed begrip. In dit geval is de vraag: hoe breng je een muzikale boodschap over? In mijn concerten met Ensemble Odyssee, Il Profondo en de klavecinist Johannes Keller doen we dat met het instrumentarium, de instrumentatie en met improvisatie. In het derde deel van het klavecimbelconcert BWV 1052 van Johann Sebastian Bach (met Ensemble Odyssee, red.) zit een cadens die
Bij consortmuziek wordt er gespeeld op instrumenten met verschillende toonhoogten uit dezelfde familie. Elke stem wordt door één persoon gespeeld en het aantal stemmen is flexibel. Vier- tot zesstemmige bezettingen komen echter het meest voor. De violisten van Il Profondo spelen op violen en altviolen van dezelfde bouwer, Daniel Frisch.
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021
EVA SALADIN artist in residence
Ensemble Odyssee zo 29 aug, 15.00 uur Geertekerk Een verloren Bach gereconstrueerd
Eva Saladin & Johannes Keller di 31 aug, 11.00 uur TivoliVredenburg, Hertz Compositie versus improvisatie
Il Profondo do 2 sep, 15.00 uur Geertekerk Virtuoos vioolconsort
Let’s talkshow! Janskerk za 28 aug, 12.30 uur ma 30 aug, 12.30 uur di 31 aug, 12.30 uur do 2 sep, 12.30 uur za 4 sep, 12.30 uur
oudemuziek.nl/saladin
niet authentiek is. Er is al veel onderzoek gedaan naar de authenticiteit en de herkomst van het concert. We vinden het interessant om te kijken of we toch nog iets nieuws kunnen ontdekken. Het is bijvoorbeeld bekend dat Bach geïnspireerd was door de muziek van Antonio Vivaldi. Met dat in het achterhoofd kun je toch bepaalde elementen toevoegen die het stuk net een ander karakter geven. Zo spelen we passages soms een octaaf hoger en voegen we dubbelgrepen of een cadens toe. Normaal gesproken werden cadensen geïmproviseerd, maar Bach schreef ze juist graag uit. Dat werpt de vraag op hoe we moeten omgaan met de niet-authentieke cadens in Bachs klavecimbelconcert. Zo ben je altijd op zoek naar een middenweg. Dat is heel leuk werk.’
Met Il Profondo speel je consortmuziek van de Oostenrijkse componist Romanus Weichlein (1650-1706) en zijn voorgangers. ‘De muziek van Weichlein is spectaculair. Het is ongelooflijk virtuoos, echte showmuziek. Je maakt sámen klank, maar biedt ook tegen elkaar op. Dit past goed bij het thema retoriek omdat een consort echt als een orgel kan klinken, als een blok van klanken. Aan de andere kant kun je die stemmen uit elkaar trekken, met contrapunt spelen en dialogen aanbrengen.’
In het recital met klavecinist Johannes Keller improviseer je op Nederlandse en Engelse liederen. Hoe heb jij leren improviseren? ‘Improvisatie is een vorm van retoriek, omdat je je in een andere taal – in dit geval de baroktaal – probeert uit te drukken. Ik dacht altijd dat ik dat niet kon, maar het bleek er toch in te zitten. Ik denk dat iedereen dit vermogen heeft, maar je moet het er op een of andere manier uit zien te krijgen. Het is wel noodzakelijk om technisch onderlegd te zijn, bepaalde akkoordgrepen in je systeem te hebben, en te weten wat het ritme en het harmonisch verloop van bijvoorbeeld een gavotte is. Mijn viooldocente Lucy van Dael begon haar lessen altijd met een improvisatieoefening. Dan zei ze “speel voor mij een gavotte” terwijl er tien andere leerlingen toekeken. Ik zei dan dat kan ik het niet kon, maar zij zei: “Dat kan je wel.” Ze speelde dan een frase om me op ideeën te brengen. Toen merkte ik dat het inderdaad lukte. In Van Daels lessen ontdekte ik dat muziek zomaar uit mijzelf kan komen.’ ■●