3/2010 FESTIVALNUMMER: EEN OPERA VOOR MADAME DE POMPADOUR / REQUIEM VOOR FRANSE KONINGEN / COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS / VERLIEFD OP MOUTON / LEÇONS DE TÉNÈBRES / PHILIPPE PIERLOT / PAUL AGNEW / JUDITH VAN WANROIJ / JEAN-PAUL FOUCHÉCOURT / FRÉDÉRICK HAAS en nog veel meer…
Bach in Dordt - puur ĂŠn anders PUUR: O.A. AMSTERDAM BAROQUE ORCHESTRA & CHOIR NEDERLANDSE BACHVERENIGING GUSTAV LEONHARDT BARTHOLD KUIJKEN LISA JACOBS ANDERS: O.A. LES PERCUSSIONS CLAVIERS DE LYON CALEFAX COMPAGNIE CHANT DE BALLES DICK DE GRAAF KWARTET
17-26 september 2010
Bachfestival Dordrecht
Ich freue mich in dir BWV133
Kaarten: www.bachfestivaldordrecht.nl Founder
Hoofdbegunstiger
Hoofdsponsor
Bijdragen van
Sponsoren
en andere bedrijven en particulieren uit Dordrecht en omgeving. Partners De Internationale Orgelacademie Dordrecht Muziektheater Hollands Diep Stichting ToBe Stichting Osso Erfgoedcentrum DiEP Dordrecht Marketing
Om te beginnen
3 Het zwarte gat Van de redactie
KLEINE INTERVIEWS Ensemble Jacques Moderne:
9 Requiem voor Franse koningen Marcel Bijlo
INTERVIEWS Jean-Paul Fouchécourt: Les Nouveaux Caractères brengt Rameaus 15 Pleidooi voor Frans salonrepertoire Les surprises de l’Amour Marcel Bijlo 4 Een opera voor Madame de Pompadour Marcel Bijlo À deux violes esgales: 21 Recente ontdekkingen van Marais Sopraan Judith van Wanroij drie keer in het Marcel Bijlo Festival 16 Laatbloeier maakt inhaalslag Rosi Braidotti, directeur Centre for the Humanities: Agnes van der Horst 29 Banden aanhalen tussen Festival en universiteit Paul Agnew dirigeert Les Arts Florissants Albert Edelman 30 ‘Wij kunnen ons programmatische risico’s permitteren’ Sébastien Daucé: Paul Janssen 39 ‘Charpentier leerde van Carissimi’ Marcel Bijlo
Philippe Pierlot artist in residence 40 ‘Bij Couperin overstijgt de gamba zichzelf’ Guido van Oorschot
Luitist Franco Pavan: 55 Verliefd op Mouton Marcel Bijlo
Les Muffatti werpt licht op Jean-Marie Leclair
10 De Corelli van Frankrijk Peter Van Heyghen
Vijf maal Leçons de ténèbres in het Festival
22 Religieuze klaagmuziek met wereldse trekjes Marcel Bijlo
Hoe Lodewijk XIV zich in het Spaanse web verstrikte 34 Inteelt in de Europese koningshuizen Jolande van der Klis
Centre de Musique Baroque de Versailles laat verleden herleven 46 Fêtes baroques en Grandes Journées Albert Edelman
Orgelspelende clavecinistes in Festivalconcert
50 Couperin en zijn leermeesters Bob van Asperen
Harry van der Kamp: 57 Sweelinck was een geniale polyfonist Marcel Bijlo
Pierre Hamon: 58 ‘Machaut is zó aansprekend!’ Marcel Bijlo
Frédérick Haas: 59 Francoeur schreef echte Franse vioolmuziek Marcel Bijlo
RUBRIEKEN 45 Ingezonden 56 Seizoen oudemuziek 10/11 60 Berichten 62 Cd-besprekingen 71 Vriendenaanbiedingen 72 Discografie / Cursussen / Festivals 76 Fringe 2010 80 Colofon
INHOUD
ARTIKELEN
1
FESTIVALBOEK 2010 De enige bron voor alle Festivalinformatie!
320 pagina’s plus Festival-cd: 2
€10
OM TE BEGINNEN
HET ZWARTE GAT
VAN DE REDACTIE
Met het 29ste Festival Oude Muziek Utrecht voor de deur kan het niet anders of ook dit tijdschrift staat weer boordevol met achtergrondinformatie. Zo maken we het u makkelijker om uw keuze uit al die ruim 120 concerten te bepalen. Want laten we wel wezen: een monothematisch festival biedt ongekende mogelijkheden tot verdieping, maar het in een verhelderend perspectief plaatsen van zo’n overweldigende hoeveelheid muziek kan natuurlijk nooit kwaad. Onder de noemer Louis Quatorze biedt het Festival u dit jaar, behalve de highlights uit het repertoire en een overzicht van de genres, ook bijzondere werken en onbekende componisten, alles uitgevoerd door gespecialiseerde topensembles dan wel innovatief jong talent. Zo’n formidabel aanbod aan Franse barokmuziek, samengebald in tien Festivaldagen, vindt u nergens anders ter wereld. Grijp dus uw kans! Om u ook tijdens het Festival optimaal door het concertaanbod te kunnen loodsen, is het Festivalprogrammaboek ook dit jaar uw betrouwbare gids. Overzichtsartikelen belichten de grote lijnen, terwijl de op elkaar afgestemde programmatoelichtingen als een vervolgverhaal voor de fijnafstemming zorgen. Zorg dus dat u dit onmisbare boekwerk (€ 10, 320 pagina’s plus gratis Festival-cd met muziek van artist in residence Skip Sempé) in de aanslag hebt als u de concerten bezoekt. Maar ook aan de periode ná het Festival besteden we in dit nummer aandacht, want het Seizoen Oude Muziek gaat in oktober alweer van start. Vanaf pagina 56 wordt u bijgepraat over de nieuwe concerttournees, met onder meer Sweelinck en Machaut, die als vanouds door het hele land gaan. Zo hoeft geen enkele oude-muziekliefhebber te vrezen voor het beruchte zwarte gat. Tot ziens bij onze concerten!
3
TEKST
MARCEL BIJLO
EEN OPERA VOOR MADAME DE POMPADOUR LES NOUVEAUX CARACTÈRES BRENGT RAMEAUS LES SURPRISES DE L’AMOUR
Les Nouveaux Caractères brengt Rameaus
Les surprises de l’Amour
4
EEN OPERA VOOR MADAME DE POMPADOUR
SÉBASTIEN D’HERIN .INTERVIEW
Jean-Philippe Rameau zal tijdens het komende Festival in drie grote avondconcerten worden belicht door verschillende ensembles, en op uiteenlopende manieren. Holland Baroque Society plaatst Rameau in de context van zijn tijd en Jordi Savall zal met zijn orkest Le Concert des Nations het Festival knallend gaan afsluiten met vier aan Franse opera’s ontleende orkestsuites, waaronder twee van Rameau. Het jonge Franse gezelschap Les Nouveaux Caractères belicht Rameau met het opéra-ballet Les surprises de l’Amour van de kleinschalige muziektheatrale kant. Tijd dus voor een kennismaking met artistiek leider Sébastien d’Herin. Rameaus grote opera’s, zoals Hippolyte et Aricie, Zoroastre en Castor et Pollux, zijn de laatste jaren met enige regelmaat op het Nederlandse operapodium te zien. Maar wat moeten we aan met Rameaus kleiner opgezette theaterwerken? Vele opties zijn mogelijk, zoals tijdens het jongste Holland Festival bleek toen Rameaus Pygmalion werd gecombineerd met moderne dans. Dat die kortere muziektheaterwerken van Rameau vol zitten met sprankelende muziek weten we al dankzij diverse plaatopnamen. Het is nu zo’n dertig jaar geleden dat William Christie een aanvang maakte met het ontginnen van het rijke Franse barokrepertoire. Voor die tijd leek de Franse Barok, tenminste in Frankrijk zelf, nauwelijks te bestaan. In België en Nederland viel meer activiteit te bespeuren, bijvoorbeeld dankzij de inspanningen van de gebroeders Kuijken, maar een goed beeld van de muziek die ontstond tijdens de regeerperiodes van les quatre Louis ontbrak nog. In Frankrijk was Jean-Claude Malgoire vooralsnog de enige die wat intensiever met dit repertoire bezig was. In 1966 al richtte hij zijn nog altijd bestaande ensemble La Grande Écurie et la Chambre du Roy op, een naam die verwijst naar de hoforkesten van Louis XIV. Malgoire zou pas zo’n jaar of tien later op oude instrumenten overschakelen en overtuigde in 1978 met een opname van Rameaus opera Hippolyte
et Aricie. Deze incomplete uitvoering – hij moest op drie lp’s passen – liet ons kennismaken met de rijke klankwereld van Rameaus orkest en was met zangeressen als Arleen Augér en Carolyn Watkinson vocaal stevig bezet. LULLY-JAAR 1987 Maar met de komst van William Christies Les Arts Florissants zou de Franse Barok pas echt op de kaart worden gezet. Het Lully-jaar 1987 was een sleuteljaar. Met een megaproductie van Lully’s Atys liet Christie zien wat het Franse barokke muziektheater kan zijn. Hervé Niquet zong mee in het koor en Marc Minkowski speelde fagot in het orkest. Zij beiden zouden nog datzelfde jaar respectievelijk Le Concert Spirituel en Les Musiciens du Louvre het licht doen zien, ensembles die Christies ingeslagen pad zouden volgen maar vooral ook ieder een heel eigen weg zouden gaan. Tijdens het komende Festival Oude Muziek zal blijken dat het verhaal over de Franse Barok niet eindigt bij Niquet en Minkowski, maar dat zich alweer een heel nieuwe generatie heeft aangediend, een generatie die zich binnen het veld van de Franse Barok verder specialiseert in kerkmuziek of muziektheater. Sébastien d’Hérin, die met zijn ensemble Les Nouveaux Caractères Les surprises de l’Amour, een onbekende acte de ballet van Rameau voor het voetlicht zal brengen, behoort daartoe. Hij is opgeleid als klavecinist, studeerde onder meer bij Bob van Asperen en Christophe Rousset, maar heeft zijn hart volledig verloren aan het Franse muziektheater. ‘Toen ik klavecimbel studeerde, had ik nog niet zo’n duidelijk idee over wat ik precies wilde gaan doen na mijn studie’, zegt d’Herin. ‘Ik deed alleen klavecimbel, geen directie of iets dergelijks. Ik stond gewoon overal voor open en ik had nog niet echt een richting gekozen. Als klavecinist ben je altijd met meerdere dingen bezig, solo, kamermuziek en orkest, en ik vond dat allemaal even inspirerend. Maar al tijdens mijn studie werd ik vaak gevraagd om als continuo speler mee te werken aan allerlei projecten. Het ging dan om kerkmuziek, maar ook opera. Dat gaf 5
INTERVIEW. SÉBASTIEN D’HERIN
me de kans om met heel verschillende dirigenten te werken, waaronder Jean-Claude Malgoire, Hervé Niquet en Marc Minkowski. Door al die producties werd ik enorm geprikkeld en vooral de muziektheatrale kant sprak me aan. Als continuospeler sta je in een opera heel dicht bij de zangers, je begeleidt de recitatieven, en dan ontkom je er niet aan om je zelf ook te verdiepen in dramaturgie en psychologie van de karakters. Mij troffen vooral de enorme verschillen tussen de diverse dirigenten, die toch allemaal uitgaan van een historisch verantwoorde benaderingswijze van het repertoire.’ KLEIN RADERTJE Malgoire, Niquet, Minkowski... dat moeten inderdaad heel verschillende naturen zijn. Sébastien d’Hérin lacht: ‘Dat kun je wel zeggen ja! Malgoire is natuurlijk echt een pionier. Ik plaats hem op één lijn
6
met mensen als Harnoncourt en Brüggen. Hij wordt vaak als wat streng en orthodox beschouwd, en dat is hij soms ook wel, maar hij is zijn tijd altijd ver vooruit geweest. Veel dingen die hij voor het eerst heeft gedaan, zoals de manier van uitvoeren van Italiaanse recitatieven, zijn nu door vrijwel iedereen overgenomen. Malgoire is echt een onderzoeker, een musicoloog. Hervé Niquet is van huis uit zanger, dus die benadert de zaken heel anders. Toch was juist hij het die me heeft geleerd wat je allemaal met orkestklank kunt doen. Hij heeft een zeer sterk idee over orkestklank, dat haaks staat op het beeld dat Franse barokmuziek per definitie gracieus zou moeten klinken: Hervé houdt van hard en snel en grote gebaren. Marc Minkowski ook, hij is echt “un monsieur de la scène” die van alle muziek theater kan maken. Van alledrie heb ik heel veel geleerd.’ Maar bij leren hoort ook: eigen ideeën ontwikkelen.
SÉBASTIEN D’HERIN .INTERVIEW
Dat resulteerde er in 2003 in dat Sébastien d’Hérin een eigen ensemble oprichtte: Les Nouveaux Caractères. Hij vertelt hierover: ‘Natuurlijk had ik nog jaren kunnen blijven doorgaan met meespelen in producties van anderen, maar ik wilde iets persoonlijkers, iets kleinschaligers ook. Zo’n operaproductie, zoals de opera’s van Monteverdi die ik met Malgoire heb gedaan: echt fantastisch, maar wel een groot geheel waarin jij als continuospeler niet meer dan een klein radertje bent. Je voert altijd de ideeën van de dirigent uit, maar naarmate je verder komt in je muzikale ontwikkeling word je steeds eigenwijzer.’ ‘Bovendien wilde ik mijn repertoire gaan verbreden en niet steeds dezelfde stukken doen, hoe mooi die ook zijn. Met een eigen ensemble wilde ik ook onbekende stukken gaan uitvoeren, van onbekende componisten als François Colin de Blamont en Pascal Colasse. Maar één ding wist ik heel zeker: muziektheater wordt het uitgangspunt. En muziektheater is lang niet altijd opera, maar kan ook Engelse masque, Franse acte de ballet of – dat gaan we volgend jaar doen – Napolitaans intermezzo zijn.’ ‘Een van mijn eerste producties was een combinatie van Purcells Dido and Aeneas en het over hetzelfde onderwerp handelende Énée et Lavinie van Pascal Colasse. Het eerste overbekend, het tweede nooit eerder in onze tijd uitgevoerd maar een geweldig mooi stuk.’ SPECIALE DICTIE Samenwerking tussen operagezelschappen en gespecialiseerde barokensembles is de laatste jaren overal geaccepteerd. De tijd dat historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk en ‘traditionele’ opera onverenigbaar waren, is al jaren voorbij. Zangers die in eerste instantie geschoold zijn in het latere repertoire, worden tegenwoordig ook ingezet voor uitvoeringen van barokopera, inclusief de Franse met zijn lastige versieringstechnieken. Maar als je een eigen ensemble hebt kun je natuurlijk zelf kiezen welke zangers je voor welke projecten wilt hebben. Sébastien d’Hérin: ‘Maar ook dan kom ik meestal uit bij zangers met een moderne scholing. Ik werk
bijvoorbeeld veel met sopraan Caroline Mutel, met wie ik Les Nouveaux Caractères heb opgericht, en met mezzo Carine Deshayes. Dat zijn mensen die eigenlijk alles kunnen zingen maar die veel affiniteit met het barokrepertoire hebben. Ik geloof ook helemaal niet dat je daar nou zulke andere stemmen voor nodig hebt dan bijvoorbeeld voor Mozart, het heeft puur met je instelling en stijlgevoel te maken.’ ‘Het Franse barokrepertoire is niet iets wat iedere zanger even graag zingt, want de vocale lijnen zijn vaak minder soepel en virtuoos dan in de Italiaanse muziek. Maar er is veel eer aan te behalen en er zijn steeds meer zangers die er echt in willen duiken, met alle aandacht voor de versieringen en de zo speciale dictie die deze muziek vraagt. Je zingt natuurlijk anders dan wanneer je Verdi zingt, maar die omschakeling komt vanzelf als je je in de muziek gaat verdiepen. Bovendien zijn er tegenwoordig toch haast geen zangers meer die nooit iets anders zingen dan oude muziek. Ik ken ze tenminste niet.’ Les Nouveaux Caractères is dus niet zomaar een barokorkest, maar een echt barokoperagezelschap, inclusief een vaste kern van zangers. Is het niet razend lastig om zoiets op te zetten? Sébastien d’Hérin: ‘Door mijn jaren als continuospeler bij verschillende dirigenten had ik natuurlijk al heel wat contacten opgedaan in de wereld van zangers en concertorganisatoren. Ik had ook al connecties met het Centre de Musique Baroque de Versailles. Daar hebben we twee opera’s van Colin de Blamont gedaan, een van onze eerste grotere eigen producties.’ LAPPENDEKEN En nu is daar dan Les surprises de l’Amour van JeanPhilippe Rameau, voor het eerst uitgevoerd in 1748 ten huize van madame de Pompadour. Niet echt een opera, maar een losse verzameling aktes die ieder een eigen verhaal vertellen. Hoe het werk er precies heeft uitgezien weten we niet, want alle ons bekende uitvoeringen waren weer anders. Madame de Pompadour, maîtresse van Louis XV, had het werk bij Rameau besteld voor uitvoering in haar privétheater en ze zong er zelf een aantal rollen in. Maar 7
INTERVIEW. SÉBASTIEN D’HERIN
het werk werd ook in de Parijse opera uitgevoerd en diverse malen gereviseerd. Wat gaan we precies horen? Sébastien d’Hérin: ‘Rameau heeft er echt een lappendeken van gemaakt. Alle aktes werden wel een keer herschreven voor diverse uitvoeringen, vaak door andere librettisten en vaak ook weer met andere muziek. Als je alles uitvoert wat bewaard is gebleven, wordt het een lange avond, maar omdat de aktes inwisselbaar zijn is dat helemaal niet nodig. Wij hebben gekozen voor twee aktes: La lyre enchantée en Anacréon. Dat is bij elkaar anderhalf uur muziek, een goede lengte voor een concert.’ ‘Het geniale van Rameau vind ik dat hij in deze wat kleiner bezette actes de ballet alles uit de kast haalt wat we ook in zijn opera’s horen, maar dan dus op kleinere schaal. Er zijn veel minder solisten, een kleiner orkest en weinig echt dramatische momenten. In Castor et Pollux en Hippolyte et Aricie bijvoorbeeld heb je van die grote orkestrale stormen. In Anacréon zit ook zo’n moment, maar omdat de rest van het werk minder dramatisch is, komt dat hier heel goed tot z’n recht. Rameau zoekt het in Les surprises de l’Amour echt in de subtiliteit. In La lyre enchantée bijvoorbeeld splitst hij de violen op: de ene helft strijkt, de ander helft tokkelt. Zo verbeeldt hij de toverlier, een instrument dat natuurlijk niet echt bestaat, maar dat van Rameau op die manier een soort fantasieklank krijgt. In Anacréon gebeurt ook harmonisch heel veel, dat is natuurlijk ook typisch een kwaliteit van Rameaus muziek. Net als in de opera’s wisselen aria’s, recitatieven en dansen elkaar ook hier in hoog tempo af. Alle delen zijn alleen beknopter van opzet en echt lange dialogen heb je niet. We hebben dus ook geen echte enscenering: we laten de muziek volkomen voor zichzelf spreken.’ Les Nouveaux Caractères heeft al volop nieuwe plannen. Sébastien d’Hérin: ‘In november en december gaan we een grote opera opnemen: Scylla et Glaucus van Jean-Marie Leclair. Dat is een echte tragédie lyrique in de beste Franse traditie. Maar er komt ook een geënsceneerde productie van Monteverdi’s l’Orfeo aan, samen met het Festival de Lyon. Er ligt dus nog veel in het verschiet, maar nu gaan we ons eerst vol overgave op Rameaus Surprises de l’Amour storten.’ ıı 8
festival oudemuziek utrecht RAMEAU: LES SURPRISES DE L’AMOUR Les Nouveaux Caractères o.l.v. Sébastien d’Hérin vr 3 sep, 20.00 / Vredenburg Leidsche Rijn
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Ensemble Jacques Moderne:
REQUIEM VOOR FRANSE KONINGEN
foto: Dorothy Shoes
Eigenlijk is het concert door Ensemble Jacques Moderne onder leiding van Joël Suhubiette een beetje een vreemde eend in de bijt van de Franse Barok. Op het programma staan namelijk de Messe des morts van Eustache du Caurroy uit 1590 en de nog bijna een halve eeuw oudere Missa ad placitum van Claude Lejeune. Joël Suhubiette legt uit: ‘De dodenmis van du Caurroy klonk voor het eerst tijdens de begrafenis van Hendrik IV, maar daarna ook tijdens de uitvaarten van Lodewijk XIII tot en met XV. Daardoor heeft het stuk de ondertitel Requiem des Rois de France gekregen en past het dus in dit Festival.’ Waarom was het juist dit requiem dat meer dan anderhalve eeuw na zijn ontstaan nog steeds populair was? Er waren intussen toch wel modernere zettingen, van Campra bijvoorbeeld, voorhanden? Joël Suhubiette: ‘De precieze reden blijft met raadsels omhuld, maar ik denk dat het gewoon een kwestie geweest is van traditie. Lodewijk XV zou ten grave worden gedragen met het Requiem van Jean Gilles, tegenwoordig een vrij bekend stuk, maar hij stierf voordat dat klaar was. Dus ook op zijn uitvaart klonk du Caurroy.’ Er is weinig bekend over mogelijke moderniseringen die in de loop der tijd zijn aangebracht. Volgens Joël Suhubiette zou het heel goed kunnen dat de koorstemmen door een instrumentale groep werden verdubbeld. ‘Maar ik kies voor een verdubbeling met orgel. Die praktijk is zeker bekend geweest, ook ten tijde van Lodewijk XV.’ Dat de muziek van Claude Lejeune toen ook nog in zwang was, lijkt Suhubiette niet waarschijnlijk: ‘De muziek uit de eerste helft van de zestiende eeuw was toen echt wel vergeten. Maar ik vind de combinatie du Caurroy en Lejeune interessant omdat Lejeune door zijn soms merkwaardige harmonieën zijn tijd eigenlijk een flink eind vooruit was.’ Ensemble Jacques Moderne bestrijkt een breed repertoiregebied, van de vroege Renaissance tot en met de Barok. ‘Dat vergt een grote flexibiliteit’, zegt Joël Suhubiette, ‘zowel qua bezetting als qua benadering. Ik heb jaren bij Philippe Herreweghe gezongen, en bij hem ervaren dat je heel anders naar de Barok gaat kijken als je vanuit de Renaissance komt. We doen dus naast muziek uit de Franse Renaissance bijvoorbeeld ook veel Schütz en Buxtehude. Voor mij is die combinatie heel logisch.’ Marcel Bijlo
Ensemble Jacques Moderne, zo 5 sep, 15.00 / Domkerk
9
TEKST BEELD
PETER VAN HEYGHEN STÉPHANE PUOPOLO
DE CORELLI VAN FRANKRIJK LES MUFFATTI WERPT LICHT OP JEAN-MARIE LECLAIR
Les Muffatti werpt licht op Jean-Marie Leclair
DE CORELLI VAN FRANKRIJK
10
DE CORELLI VAN FRANKRIJK
De Lyonese vioolvirtuoos Jean-Marie Leclair was nog tijdens zijn leven in heel Europa zowel bewonderd als geroemd. Ook nu nog wordt hij beschouwd als de grondlegger van de Franse vioolschool, al heeft hij die kwalificatie vooral te danken aan zijn expressieve en originele composities. Met zijn solo-optredens wist hij het verwende Franse publiek te verleiden. Voor zijn vriend en fluitist Michel Blavet schreef hij een nieuwerwets concerto. Les Muffatti speelt in het Festival Oude Muziek een programma met Leclairs concerten voor viool en fluit uit 1737. In 1753 werd Jean-Marie Leclair (1697-1764) in de Mercure de France ‘de beroemdste kunstenaar’ genoemd ‘die Frankrijk ooit had op het gebied van puur instrumentale muziek’. Drie jaar na Leclairs tragische dood – hij werd in 1764 vermoord door een jaloerse neef – bedacht Charles Henry de Blainville hem zelfs zonder meer met de titel: ‘De Corelli van Frankrijk’. De reeks eerbetuigingen gaat in Frankrijk onverminderd door tot het begin van de negentiende eeuw, maar ook in Duitsland en Italië werden zowel uitvoerder als componist kennelijk bijzonder hoog geacht: bij Friedrich Wilhelm Marpurg doorstaat Leclair in 1754 wat betreft harmonie en contrapunt moeiteloos de vergelijking met Telemann, Händel en leden van de familie Bach, en bij Francesco Galleazzi wordt hij in 1790 als enige Fransman opgenomen in het rijtje van Europa’s voornaamste achttiendeeeuwse vioolmeesters, naast grootheden als Corelli, Vivaldi, Somis, Locatelli, Geminiani, Tartini en Johann Stamitz. Maar zoals dat vaker het geval is met kunstenaars die uitgroeien tot icoon, werd Leclair ook ten onrechte een aantal verworvenheden toegeschreven: zo zou hij volgens een aantal commentatoren de eerste Fransman zijn geweest die dubbelgrepen op viool voorschreef en vioolconcerto’s componeerde. Beide beweringen zijn onwaar, en ook het feit dat hij zowel de Franse als de Italiaanse stijl op volmaakte wijze
beheerste en met elkaar vermengde, onderscheidt hem niet echt van een aantal andere getalenteerde Franse tijdgenoten. Wél is waar dat Leclairs sonates en concerto’s zowel op expressief en technisch vlak als qua originaliteit met kop en schouders uitstaken boven al wat er voordien in Frankrijk voor viool was gecomponeerd en gepubliceerd. Precies dat is wellicht de reden waarom hij beschouwd wordt als de grondlegger van de Franse vioolschool, en niet bijvoorbeeld Louis Francoeur of Jacques Aubert. GIOVANNI BATTISTA SOMIS Het jaar 1737, waarin Leclairs opus 7 werd gepubliceerd, vormde een belangrijk scharnierpunt in de carrière van de componist. Een eerste scharnierpunt had zich al vijftien jaar eerder voorgedaan, toen Leclair nog volop actief was als sterdanser. In 1722 verwierf hij namelijk een buitenlandse aanstelling als premier danseur en balletmeester aan het Teatro Regio te Turijn. In 1723 was hij even in Parijs om er de publicatie van zijn vioolsonates opus 1 te verzorgen, maar het jaar daarop nam hij zijn werkzaamheden te Turijn weer op. Daar ontmoette hij Giovanni Battista Somis, ex-student van Corelli, eerste violist aan het Piemontese hof en op dat moment een van Italiës leidende vioolvirtuozen, bekend om zijn fenomenale boogtechniek. Het was waarschijnlijk Somis die Leclair er op wees dat een carrière als danser geen lang leven beschoren was en dat de vijfentwintigjarige Fransman over al het nodige talent beschikte om zich alsnog tot concertviolist te ontwikkelen. Leclair moet tijdens die jaren in Turijn ook in contact gekomen zijn met de man die later zou uitgroeien tot zijn aartsrivaal, maar op dat moment nog gewoon een vijf jaar jongere, getalenteerde medestudent was: de Turijnse violist Giovanni Pietro Ghignone, beter bekend onder zijn Franse naam: Jean-Pierre Guignon. In 1728, terug in Parijs, verbleef Leclair in het Hôtel de Lude, de riante Parijse woning die de jonge mecenas Joseph Bonnier de La Mosson had geërfd van zijn in 1726 overleden vader, Joseph senior. Leclair had in 1723 zijn eerste boek met sonates opus 1 aan de vader opgedragen, en droeg nu zijn tweede boek 11
DE CORELLI VAN FRANKRIJK
opus 2 op aan de zoon. Voorts trad hij niet minder dan tien keer op in de beroemde concertreeks van het Concert Spirituel, waar hij ‘een groot publiek verleidde’ met vioolspel ‘dat van de best mogelijke smaak en een grote precisie’ getuigde. Datzelfde jaar nog reisde hij even naar London en vervolgens naar Kassel, waar hij een andere grote vioolvirtuoos op doorreis ontmoette: de Italiaan Pietro Antonio Locatelli. PIETRO ANTONIO LOCATELLI Locatelli was een product van de ‘Corelli-school’ (al heeft hij waarschijnlijk niet bij Corelli zelf gestudeerd) en had een speelstijl ontwikkeld die blijkbaar grondig verschilde van die van Leclair. Volgens een verhaal dat door de Nederlander Jacob Wilhelm Lustig in 1763 de wereld werd ingestuurd en dat gebaseerd zou zijn op een ooggetuigeverslag, speelde Leclair als een engel en Locatelli als een duivel. Toch lijkt het er sterk op dat de twee violisten, die nauwelijks in leeftijd verschilden en later overigens ook heel toevallig in hetzelfde jaar zouden overlijden, zeer goed met elkaar bevriend raakten en dat deze vriendschap zeker voor Leclair ook op professioneel vlak bijzonder positieve gevolgen had. Locatelli’s invloed op Leclairs derde boek vioolsonates opus 5 uit 1734 wordt algemeen erkend en het lijkt ook
12
vrij aannemelijk dat Locatelli’s concerto’s – naast die van Vivaldi – een belangrijke bron van inspiratie vormden voor het totstandkomen van Leclairs opus 7 (en later ook het opus 10). Locatelli had al in 1721 een bundel concerti grossi gepubliceerd. In 1728, het jaar dus van zijn ontmoeting met Leclair, was hij al enige tijd bezig, of misschien zelfs al helemaal klaar, met de compositie van de soloconcerto’s en capriccio’s die pas in 1733 zouden worden gepubliceerd als L’arte del violino opus 3. Volgens bepaalde bronnen zou het zelfs Leclair geweest zijn die er in 1742 Locatelli toe aanspoorde – beide musici verbleven toen in de Noordelijke Nederlanden – om dit opus 3 in Parijs te laten herdrukken. Hoe het ook zij, zowel voor L’arte del violino (met name de capriccio’s) als voor Leclairs concerto’s wordt een vergelijkbare, buitengewoon virtuoze viooltechniek vereist. ANDRÉ CHÉRON In 1729 keerde Leclair terug naar Parijs. In de entourage van Bonnier-fils leerde hij nu ook André Chéron kennen, een organist en klavecinist met wie hij in de loop van de daaropvolgende jaren geregeld zou optreden in het Concert Spirituel. Chéron zou in 1734 klavecinist aan de Parijse opera worden en in 1739 zelfs dirigent; in 1746 zou hij er onder meer de
DE CORELLI VAN FRANKRIJK
première van Leclairs enige opera Scylla et Glaucus dirigeren. Het was bij deze amper twee jaar oudere musicus dat Leclair lessen harmonie en contrapunt ging volgen; dankzij deze lessen was hij in staat om zijn toen al internationaal erkende status als vioolvirtuoos nog te verrijken met die van onderlegd en geschoold componist. De grote erkentelijkheid van Leclair ten opzichte van Chéron blijkt het meest onomwonden uit de bewoordingen waarmee hij zijn opus 7 aan hem opdraagt: ‘...moge het me toegestaan worden om hier te zeggen dat, indien er in dit werk wat schoonheid te vinden is, ik die toeschrijf aan de geleerde lessen die ik van U ontving. Ik ben en zal mijn hele leven blijven, met dezelfde vriendschap en erkentelijkheid, mijn Dierbare Meester, Uw zeer nederige en toegewijde dienaar.’ MICHEL BLAVET Een ander musicus met wie Leclair in de periode 1729-1737 waarschijnlijk zeer vriendschappelijke contacten onderhield, was Michel Blavet (17001768), de belangrijkste fluitist in Frankrijk op dat moment. Tijdens het tweede kwart van de achttiende eeuw was Blavet, niet zelden samen met Leclair overigens, vaker te horen op het Concert Spirituel dan welke andere instrumentalist ook.
Blavet kan dan ook beschouwd worden als de Leclair van de fluit, alleen had hij veel minder concurrentie te duchten dan zijn collega. Zijn enige potentiële rivalen waren Jacques-Christophe Naudot en PierreGabriel Buffardin. Naudot trad echter voornamelijk op in privékringen, terwijl Buffardin leefde en werkte in het verre Dresden en niet meer dan twee keer, in 1726 en 1737, zijn opwachting maakte op het Concert Spirituel. Naast de viool was de fluit in Frankrijk sowieso het meest populaire soloinstrument in het sopraanregister, reden waarom Leclair al in zijn opus 1 twee van de twaalf sonates had voorzien van een aanduiding betreffende een alternatieve uitvoering op fluit. In zijn opus 2 waren dat er al vijf, bijna de helft dus van het hele boek. Het is bijzonder verleidelijk om dit gegeven in verband te brengen met de groeiende faam van Blavet, die overigens datzelfde jaar (1728) een eigen bundel met zes sonates publiceerde. Het feit echter dat Leclair in 1737 ook het derde concerto uit zijn opus 7 voorzag van een dergelijke aanduiding is nog significanter (al wordt hier ook de hobo vermeld als alternatief). Immers, voor Blavet moet het rond deze tijd een spannende periode zijn geweest. Enerzijds verhoogde hij zijn status dankzij een aanstelling in 1736 als premier flûtiste aan het Koninklijk hoforkest – hij werd daardoor een directe
13
DE CORELLI VAN FRANKRIJK
collega van Leclair – maar anderzijds werd hij binnen een korte periode geconfronteerd met zijn beide rivalen. Naudot publiceerde, als eerste Fransman, in 1736 een boek met zes fluitconcerto’s en in 1737 verzorgde Buffardin een optreden, vermoedelijk met een eigen fluitconcerto, op het Concert Spirituel. Het spreekt voor zich dat Blavet het aan zichzelf verplicht was om hierop een passend antwoord te vinden. Het is niet duidelijk hoeveel concerto’s hij zelf gecomponeerd heeft en wanneer die geschreven zijn; slechts een ervan is bewaard en die is bedoeld voor een kleine bezetting zonder altviool, een duidelijk kleiner formaat dus dan de concerto’s van Naudot en dat van Buffardin. Zou Blavet daarom bij zijn collega Leclair te rade zijn gegaan, die op dat moment veel meer ervaring had als componist, en werd diens derde concerto, het enige uit het opus 7 waarin geen dubbelgrepen voorkomen, oorspronkelijk voor Blavet gecomponeerd? JEAN-PIERRE GUIGNON Leclair had niet alleen vrienden. Sinds Jean-Pierre Guignon zich in 1725 in Parijs had gevestigd, werden Leclair en hij steeds vaker tegen elkaar uitgespeeld, niet alleen op het Concert Spirituel, maar ook aan het hof. In 1733 verkregen ze beiden een aanstelling als ordinaire de la musique du roi en werden dus voor het eerst elkaars directe collega’s. Guignon was een intrigant, had een twistziek karakter en kon geen sterke concurrenten in zijn omgeving verdragen. Leclair, die in 1733 op twee gelegenheden met grote bijval een eigen concerto ten gehore had gebracht, een op het Concert Spirituel en een aan het hof in bijzijn van de koningin, moet dus een doorn in Guignons oog zijn geweest. Vermoedelijk besefte Guignon dat ze weliswaar aan elkaar gewaagd waren als violist, maar dat Leclair duidelijk zijn meerdere was als componist. In 1736 werd de rivaliteit op de spits gedreven toen ze beiden in een duobaan als leiders van het hoforkest werden aangesteld. Het laat zich denken dat Guignon, die nauwelijks een jaar tevoren JeanJacques-Baptiste Anet had weggepest uit koninklijke 14
dienst, ook nu weer het leven van zijn collega, die een maand lang tevens zijn leider werd, bijzonder zuur maakte. Toen Leclair het leiderschap weer diende over te dragen aan Guignon, besloot hij dan ook om meteen maar ontslag te nemen. Leclair was duidelijk wars van dit soort moordende concurrentie in het volle licht van de schijnwerpers: niet alleen zou hij nooit meer optreden op het Concert Spirituel, maar na de publicatie van zijn opus 7 verliet hij bovendien voor enkele jaren zijn land en vestigde zich tot 1743 in de Noordelijke Nederlanden, waar hij onder meer zijn vriend Locatelli weer zou ontmoeten. De concerto’s opus 7 kunnen op deze manier beschouwd worden als de schitterende bekroning en sublieme samenvatting van die tweede belangrijke fase in Leclairs carrière: de fase waarin hij zich als virtuoos én als componist ontwikkelde tot een van de allergrootsten van zijn tijd. ıı
festival oudemuziek utrecht LECLAIR: CONCERTEN Les Muffatti o.l.v. Peter Van Heyghen zo 5 sep, 17.00 / St. Augustinuskerk
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Jean-Paul Fouchécourt:
PLEIDOOI VOOR FRANS SALONREPERTOIRE
foto: Jean-Luc Petit
Tenor Jean-Paul Fouchécourt is al vaak in Nederland te horen geweest, meestal als vertolker van Franse barokmuziek. Sinds een jaar of vijftien houdt hij zich ook intensief bezig met het Franse lied uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Tijdens het Festival zal hij licht werpen op dit repertoire, dat klonk in de Parijse salons. ‘Het lied uit die periode duiden we meestal aan met de term romance’, licht hij toe. ‘De vroegere voorbeelden daarvan, zoals van Antoine d’Auvergne, hebben nog echt de couplet-refreinstrucuur die afstamt van de barokke air de cour. Dat zijn echt van die bergerettes, heel lichte dingetjes dus. Later wordt het genre wat meer opera-achtig en kom je terecht bij de vroege liederen van Berlioz. In de vroege negentiende eeuw krijg je ook invloed uit Duitsland en worden er Franse vertalingen van teksten van Goethe op muziek gezet.’ Wie zongen dit repertoire in de Parijse salons? Jean-Paul Fouchécourt: ‘Dat konden bijvoorbeeld operazangers zijn, maar ook amateurzangers. Naast liederen waren er veel instrumentale stukken, bijvoorbeeld bewerkingen van orkestmuziek voor viool en klavecimbel. De salons waren echt plaatsen waar musici, schilders en dichters bij elkaar kwamen en iedereen wat bijdroeg.’ Op de vraag of er veel repertoire bewaard gebleven is, schiet Fouchécourt in de lach: ‘Dat kun je wel zeggen ja! Ik heb hele stapels muziek doorgenomen, waarvan heel veel de moeite jammer genoeg niet waard blijkt. Lang niet al het salonrepertoire werd door echte componisten geschreven, het waren ook vaak zangers die een tekst die ze mooi vonden zelf op muziek zetten. Een heel enkele keer wordt zo’n lied een klassieker, zoals Le Temps des Cerises, dat met name bekend is geworden omdat het als strijdlied werd gebruikt door de Communards. Dat is gecomponeerd door een zekere Jean Renard, een zanger aan de Parijse opera. Maar dat is een grote uitzondering, er zit veel ellende tussen. Maar áls je dan eens wat vindt, zoals Werther van Hyacinthe Jadin, een lied dat we ook op het concert gaan doen, dan is het ook meteen prachtig. Het heeft echt een mooi uitgewerkte pianobegeleiding, niet het geploemploem zoals je in dit repertoire vaak tegenkomt. Ik blijf op zoek naar dat soort dingen. Als er zoveel muziek bewaard is, dan moet er toch ook redelijk wat goeds tussen zitten.’ Marcel Bijlo
Jean-Paul Fouchécourt c.s., za 4 sep, 17.00 / Geertekerk
15
TEKST BEELD
AGNES VAN DER HORST
LAATBLOEIER MAAKT INHAALSLAG SOPRAAN JUDITH VAN WANROIJ DRIE KEER IN HET FESTIVAL
Sopraan Judith van Wanroij drie keer in het Festival
16
LAATBLOEIER MAAKT INHAALSLAG
JUDITH VAN WANROIJ .INTERVIEW
‘U mag mij meester noemen’, zegt ze met een gek gezicht. Sopraan Judith van Wanroij is een laatbloeier. Ze studeerde notariaat en werkte braaf op een notariskantoor. Maar de laatste zes jaar zingt ze hoofd- en bijrollen bij zo’n beetje alle grote operahuizen in Europa en ver daarbuiten. Haar aandeel in het Festivalconcert van B’Rock in de Jacobikerk van vorig jaar was een hoogtepunt. Dit jaar werkt ze onder meer mee aan het feestelijke openingsconcert gewijd aan de 24 Violons du Roy en soleert ze in de Pastiches à la française, beide met Skip Sempé’s Capriccio Stravagante. ‘Ik houd niet van interviews, maar mijn moeder zegt: je moet het wél doen hoor.’ Het is zo’n beetje het eerste wat Judith van Wanroij met een vrolijke grijns meedeelt als ze neerploft op een stoel in het overvolle Amsterdamse grand café. Vervolgens praat ze anderhalf uur lang aan één stuk door met veel schwung, ernst en kwinkslag. Ze komt recht van een van de eerste repetities voor Don Chisciotte in Sierra Morena, een vroegachttiende-eeuwse opera van Francesco Conti die in juni bij De Nederlandse Opera in reprise ging, onder leiding van René Jacobs en met de Akademie für Alte Musik Berlin. Voor het eerst in lange tijd is ze weer hier en dolblij dat ze weer Nederlands kan praten, oude bekenden terugziet en mag genieten van haar nieuwe huis, dat ze verbouwd en wel achter moest laten en nu eindelijk kan inrichten. ‘Vorige week heb ik alles wat ik bezit aan de muur gehangen. Toen belde de buurvrouw aan en nodigde me uit voor een kopje koffie. Zo leuk, gewoon bezoek thuis ontvangen, dat heb ik lang niet meer meegemaakt.’ De afgelopen maanden ‘hopte’ ze van rol tot rol. Begin dit jaar zong ze drie verschillende rollen in Armide van Gluck bij de Lafayette Opera in Washington, daarna ging het naar Straatsburg voor de rol van Junon in de komische opera Platée van Rameau met Les Talens Lyriques onder leiding van Christophe Rousset, en vervolgens zong ze de zware, diep-
tragische titelrol in Andromaque van Grétry met Le Concert Spirituel onder Hervé Niquet tijdens de Schwetzinger Festspiele in Duitsland. En dat voor ‘een ontzettende huismus’ met reisangst, die een jaar of tien geleden nog op een keurig notariskantoor in Rotterdam werkte, en een handlezeres die haar een leven van veel reizen voorspelde hartelijk had uitgelachen. Maar spijt heeft ze er niet van. Niet van dat totaal andere leven van toen, en al helemaal niet van het feit dat ze daarmee kapte. Het omslagpunt kwam zo ongeveer na een jaar notariskantoor, vertelt ze. Toen kreeg ze het opeens toch wel erg benauwd bij het idee dat dit het was: iedere ochtend vroeg opstaan om tot vijf uur (of later) op kantoor te zitten voor de rest van haar leven. Ze liet de notariële akten, hypotheken en testamenten voor wat ze waren en ging naar het conservatorium. TOTÁÁL NIET GESCHIKT! ‘Ik zong altijd al veel, maar mijn voorliefde lag bij de popmuziek en daar heb je op zich geen conservatorium voor nodig. Maar ik wilde een goede klassieke basis om bij wijze van spreken het gereedschap van de vakman te leren gebruiken. Ik wilde ook wel jazz gaan doen, maar ik kan helemaal niet improviseren, daar ben ik veel te tuttig voor.’ Dat ze bleek te kunnen zingen, was ook voor haarzelf een grote verrassing. ‘Ik vind het eigenlijk nog steeds heel bijzonder, want ik ben nog lang niet op het niveau waarop ik zou willen zijn. Vaak heb ik nog een soort “juniorgevoel”. Dat klopt natuurlijk niet, ik heb tenslotte al het een en ander gedaan en bovendien een heel andere studie achter de rug. Ik ben een beetje een laatbloeier en op zich is dat goed. Ik had dit vak van zanger niet eerder moeten doen. Daar was ik toen ik jonger was nog niet sterk genoeg voor geweest. Je moet als zangeres een dikke huid kweken, want in dit vak word je flink geconfronteerd met je eigen onzekerheden en emoties.’ Judith van Wanroij is zelf een schoolvoorbeeld van hoe een onzekere jonge zangeres op het verkeerde been gezet kan worden. Nu is ze een door alle grote oude-muziekspecialisten veelgevraagd vocaliste, 17
INTERVIEW. JUDITH VAN WANROIJ
maar tien jaar geleden, tijdens een masterclass barokzang op het conservatorium, werd haar talent heel anders ingeschat. ‘De mevrouw die de masterclass gaf’ (met een grafstem: ‘ik noem geen namen’), ‘was een vakvrouw die er speciaal voor was ingevlogen. Ze kraakte me helemaal af: Wat of ik kwam dóen op die masterclass, ik was totáál niet geschikt voor oude muziek en kon het beste maar Wagner zingen! Toen had me eigenlijk wel een licht op moeten gaan, want dat paste helemaal niet bij me, maar je bent jong en denkt dat zo iemand er wel verstand van zal hebben. Vanaf dat moment heb ik de oude muziek helemaal links laten liggen. Na mijn examen heb ik toch auditie gedaan voor een Poppea met William Christie en werd ik aangenomen. Na die productie zou hij Le Jardin des Voix leiden, een zes weken durende academie van Les Arts Florissants, waar ik eigenlijk te oud voor was. Maar omdat iemand ziek werd mocht ik me toch aanmelden. En het was een openbaring. Tot die tijd wist ik niets van oude muziek, maar in die zes weken tijd werden alle stijlen (Frans, Duits, Engels, Italiaans) en alle periodes behandeld. Het was voor mij een fantastische spoedcursus barokzingen. Ik ben er nog altijd diep dankbaar voor dat ik Christie ben tegengekomen. Er is een totaal nieuwe wereld voor me opengegaan. Ik stond versteld, die muziek is zo ongelooflijk prachtig.’ OPERA IS HET FIJNSTE Dat nieuwe en frisse straalt ook af van haar optredens. Alles wat Judith van Wanroij zingt, klinkt alsof ze de pracht van de muziek nog maar net heeft ontdekt, met als effect dat je als luisteraar de indruk krijgt de muziek voor het eerst te horen, ook al zijn het aria’s die al tien keer eerder langs zijn gekomen. In 2007 zong ze het kleine rolletje van Valetta in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea bij De Nederlandse Opera. Na afloop van de première had iedereen het over haar. Vorig jaar juni zong ze zo stralend en overtuigend de rol van het kamermeisje Belinda 18
in Purcells Dido and Aeneas (met Les Arts Florissants onder William Christie) dat ze bijna nog ontroerender was dan hoofdrolzangeres Malena Ernman. Opera is dan ook de plek waar ze zich het meest thuis voelt. ‘Opera is het fijnste’, zegt ze. ‘Maar dan moet ik er wel bij vertellen dat ik nogal verlegen ben. Jahaha, dat zou je niet zeggen, maar het is wel zo. Liederen zingen bijvoorbeeld, dat durf ik gewoon niet. Misschien dat ik het ooit later nog eens zal gaan doen, maar daar durf ik niks over te zeggen. Ik wil er zelfs niet over nadenken, want het idee alleen al bezorgt me hartkloppingen! In de opera doe je het allemaal samen, dat is het heerlijke. Je bent samen met de musici van het orkest in de bak en in de coulissen staan de mensen van de techniek, de kostuums, de regisseurs en je collega’s. Je bent nooit alleen.’ Grote of kleine rollen, ze doet het graag en met evenveel inzet. ‘Kleine rollen zijn zelfs in zekere zin spannender. Het is namelijk moeilijker. In een grote rol kan je één noot hebben waarbij je denkt: oeps, dat ging niet zo goed, maar je weet dan meteen ook: dadelijk komen er nog zoveel andere noten en aria’s en heb ik de kans om er toch iets moois van te maken. In Andromaque bijvoorbeeld moest ik heel veel tekst – en ook nog heel moeilijke tekst – zingen, maar het instuderen ging een stuk gemakkelijker dan de kleine rol van Junon in Platée. In Don Chisciotte van Conti, de opera waarin ik nu zing, heb ik als Maritorne, het liefje van Sancio Pansa, maar twee duetjes en drie recitatieven. Als daarin dan iets misgaat…’ In het Festival zingt ze ook opera: fragmenten en aria’s uit Franse muziekdrama’s, onder meer met het gereconstrueerde zeventiende-eeuwse orkest van Lodewijk XIV onder leiding van Skip Sempé. Hij hoorde haar in 2005 zingen tijdens Le Jardin des Voix en zei: ‘met haar wil ik werken.’ Met hem, en later ook met Niquet en Rousset, deed ze veel Franse Barok en sindsdien werken ze regelmatig en met veel plezier samen.
JUDITH VAN WANROIJ .INTERVIEW
ODI ET AMO Nee, geen haartje spijt dat ze het notariskantoor verliet. ‘Ik kom op de gekste en mooiste plaatsen ter wereld en maak zulke rare dingen mee.’ En ze vertelt een hilarisch verhaal over hoe ze vorig jaar, in het Gran Teatro de Liceu in Barcelona, drie verschillende rollen zong in Monteverdi’s L’incoronazione in een uitbundige regie van David Alden. Als een hoogzwangere Virtú (de Deugd) op plateauzolen en met krukken en een neksteun raakte ze met haar enorme jurk verstrikt in een oprolbank en nam in haar val de hele lichtinstallatie mee. Een whiplash was het gevolg, maar dankzij een flinke portie drugs van ‘een dokter in de zaal’ heeft ze de voorstellingen uit kunnen spelen. ‘Het is zo’n raar leven’, zegt ze, ‘maar ook zo leuk. En dat is niet alleen vanwege de muziek. Natuurlijk is muziek de bindende factor; en het is fantastisch om daarmee bezig te zijn. Maar het is ook geweldig omdat het een totaal ander leven is, om de mensen die je ontmoet, omdat geen productie hetzelfde is en alles steeds weer anders.’ ‘Ja, een beetje eenzaam is het ook wel. En eerlijk gezegd had ik dat niet verwacht. Iedereen had het wel tegen me gezegd, maar ik dacht: ja hoor het zal wel, ik vermaak me wel. Maar dat valt soms best tegen.’ ‘Muziek heeft voor mij een vreemde aantrekkingskracht. Op de middelbare school moesten we eens een gedicht lezen van de Romeinse dichter Catullus, dat ‘Odi et amo’ heet: ik haat en ik heb lief. Dat gaat voor mij ook op voor dit vak. Het maakt dat het spannend blijft en nooit vervelend wordt. En dat is heel goed voor mij, want ik wil graag uitgedaagd worden. Ik heb geen carrièreplanning. Elke dag dat ik dit vak mag doen is al zo fantastisch. Ik ben er al. En alles wat er nog bij komt is heerlijk. Daar werk ik ontzettend hard voor.’ ıı
festival oudemuziek utrecht DE GEBOORTE VAN HET FRANSE ORKEST: LULLY, MUFFAT, MARAIS E.A. Capriccio Stravagante - Les 24 Violons Skip Sempé m.m.v. Judith van Wanroij, Benjamin Alunni en Alain Buet vr 27 aug, 20.00 / Vredenburg Leidsche Rijn PASTICHES À LA FRANÇAISE: LECLAIR, DE LA BARRE, COUPERIN, MARAIS, MATHO Capriccio Stravagante / Skip Sempé Solisten: Judith van Wanroij, Benjamin Alunni zo 29 aug, 17.00 / Geertekerk CAMPRA: LE CARNAVAL DE VENISE Solisten, Le Concert Spirituel / Hervé Niquet ma 30 aug, 20.00 / Vredenburg Leidsche Rijn
19
20
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
À deux violes esgales:
RECENTE ONTDEKKINGEN VAN MARAIS Het ensemble À deux violes esgales is een familiebedrijfje: gambist Jonathan Dunford, zijn echtgenote en gambiste Sylvia Abramowicz en hun zoon en theorbist Thomas Dunford, die op het Festival trouwens ook nog eens een nachtelijk soloprogramma speelt. ‘De kern van ons programma bestaat uit recent ontdekte, ongepubliceerde muziek van Marin Marais’, meldt Jonathan Dunford. ‘Die muziek heeft hij rond 1670 eigenhandig gekopieerd voor een Schotse edelman die naar Parijs kwam en bij Marais heeft gestudeerd. Een aantal van deze stukken heeft Marais later in zijn eigen boeken met pièces de viole gepubliceerd, maar lang niet allemaal. Het nu ontdekte manuscript is een belangrijke bron, want daaruit blijkt dat Marais veel stukken die we al kenden uit zijn publicaties aanzienlijk eerder heeft gecomponeerd dan we dachten. Bovendien zien we dat Marais de stukken voor de uitgave heeft gereviseerd. Al met al is dit handschrift dus een verrijking voor het repertoire.’ De andere pijler van het programma van het ensemble bestaat uit muziek van de eerste Franse gambisten. Jonathan Dunford: ‘De generatie vóór Marais dus, dan moet je denken aan Nicolas Hotman, Dubuisson en natuurlijk vooral aan Sieur de SainteColombe. Naar zijn concerts à deux violes esgales hebben we ons ensemble vernoemd. Al deze componisten schreven muziek voor twee gamba’s, met voorop natuurlijk de concerts van Sainte-Colombe. Hij moet een fantastische improvisator geweest zijn, zo’n beetje de John Coltrane van zijn tijd, en het is dan ook waarschijnlijk dat veel van zijn muziek voor twee gamba’s in feite solomuziek is waarover hij een tweede, vaak zeer moeilijke partij heeft geïmproviseerd die door iemand anders is opgeschreven. Uitvoering en compositie zijn bij de gambacomponisten zeer nauw verweven omdat ze in de eerste plaats voor zichzelf componeerden. Dat betekent ook dat je als uitvoerende van nu echt heel dicht op de muziek zit en dat is razend spannend.’ Welke rol speelt de theorbe in dit geheel? Sylvia Abramowicz: ‘De theorbe en de gamba waren in de zeventiende eeuw in Frankrijk nauw met elkaar verweven. De meeste musici bespeelden beide instrumenten, en in uitgaven staan stukken die zowel op gamba als op theorbe gespeeld kunnen worden. De combinatie van onze twee gamba’s met de theorbe van Thomas is dus niet alleen in familiair opzicht een hele logische.’ Marcel Bijlo
À deux violes esgales: zo 29 aug, 17.00 / Vredenburg Leeuwenbergh
21
22
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO LA MADELEINE À LA VEILLEUSE, GEORGES DE LA TOUR, CA.1634-1643
RELIGIEUZE KLAAGMUZIEK MET WERELDSE TREKJES VIJF MAAL LEÇONS DE TÉNÈBRES IN HET FESTIVAL
Vijf maal Leçons de ténèbres in het Festival
RELIGIEUZE KLAAGMUZIEK MET WERELDSE TREKJES
RELIGIEUZE KLAAGMUZIEK MET WERELDSE TREKJES
In een festival dat gewijd is aan de Franse Barok mag het genre van de Leçons de ténèbres natuurlijk niet ontbreken. In een reeks van vijf concerten op de late avond zal dit bijzondere aspect van de Franse vocale muziek ruime aandacht krijgen en zullen ook korte muzikale ‘commentaren’ klinken van vijf Nederlandse componisten van nu. De lamentaties van de profeet Jeremia, die handelen over de verwoesting van Jeruzalem, hebben strikt genomen niets te maken met de passietijd. De gebeurtenis speelde zich vijfhonderd jaar voor de geboorte van Christus af. Toch kregen de lamentaties een plaats in de liturgie van de Goede Week. De teksten gaan namelijk niet over het concrete gegeven van de verwoesting, maar vooral over boetedoening en bekering en dat is juist wél een belangrijk thema in de lijdenstijd. Vanaf de zesde eeuw kregen de lamentaties een plaats in de liturgie op Witte Don derdag, Goede Vrijdag en de woensdag daaraan voorafgaand. Tot in de zestiende eeuw werden deze lamentaties eenstemmig gezongen, maar later in die eeuw verschenen er ook meerstemmige zettingen. Die van Lassus en Tallis zijn de bekendste. Rond 1600 ontstond een compleet nieuwe stijl van componeren. De lange lijnen en het contrapunt van de Renaissance maakten plaats voor het zingend spreken, het recitar cantando, en de heftige emoties van de Barok. Niet alleen in de wereldlijke muziek – de eerste opera’s werden gecomponeerd – maar ook in de kerkmuziek braken die vernieuwingen door. Dit gebeurde niet overal in hetzelfde tempo. In Italië was Emilio de Cavalieri de eerste die bij het toonzetten van de lamentaties, waarschijnlijk voor het eerst uitgevoerd in 1599, gebruik maakte van de nieuwe vocale mogelijkheden van de Barok. Maar tot halverwege de zeventiende eeuw schreven de meeste componisten hun zettingen nog in de oude Palestrina-stijl. Frankrijk stond in de zeventiende eeuw muzikaal sterk onder Italiaanse invloed en het sprak vanzelf dat ook daar de ontluikende barokke vocale stijl ingang zou vinden. Het zou voor wat
betreft de toonzettingen van de klaagliederen van Jeremia overigens nog even duren voordat we van écht barokke composities kunnen spreken. FRANÇOIS COUPERIN De lamentaties van Jeremia werden van oudsher gezongen in het nachtofficie van de woensdag, donderdag en vrijdag van de Goede Week. Deze zogenoemde donkere metten, of Leçons de ténèbres, waren een geheel van psalmen, responsoria, bijbelteksten en fragmenten van Augustinus waarvan de lamentaties het hart vormden. Per officie werden steeds drie lamentaties gezongen, beginnend met een Hebreeuwse letter en eindigend met een oproep tot bekering. Michel Lambert was in Frankrijk de eerste die de lamentatieteksten op een barokke manier toonzette: geen koorgedeelten meer maar alleen solostem en basso continuo. Kenmerkend voor het genre zijn de zeer lange vocale lijnen, vooral op de Hebreeuwse letters, en het gebruik van de gregoriaanse Tonus Lamentationum als compositorische basis. Maar ook meer declamatorische technieken, afkomstig uit het Romeinse oratorium van bijvoorbeeld Giacomo Carissimi, werden door Lambert en later ook door andere componisten gebruikt. François Couperin en Sébastien de Brossard hielden het bij een of twee stemmen en basso continuo, en vooral de zetting van Couperin is in al zijn volmaakte eenvoud een van de allermooiste. Jammer dus dat we van hem alleen de drie lamentatiezettingen voor de woensdag hebben. In het voorwoord van zijn tweede boek met pièces de clavecin vermeldt hij dat hij ook voor de andere twee officies lamentaties heeft gecomponeerd, maar die zijn dus helaas verloren gegaan. De drie Leçons de ténèbres van Couperin zijn binnen het oeuvre van de componist een uitzondering omdat we verder weinig kerkmuziek van Couperin hebben. Hij was aan het hof van Lodewijk XIV in de eerste plaats verantwoordelijk voor het componeren en uitvoeren van instrumentale kamermuziek; zijn zetting van de lamentaties kenmerkt zich dan ook door een nogal instrumentaal gebruik van de stem. 23
TITEL
MARTIN GESTER: ‘COUPERIN DANST ALTIJD EEN BEETJE’ De drie befaamde Leçons de ténèbres van Couperin worden vertolkt door Le Parlement de Musique. Artistiek leider Martin Gester wijdt het geheim van deze muziek aan de eenvoud en de soberheid. ‘Kwaliteiten’, zo zegt hij, ‘die altijd wordt gekoppeld aan de zetting van de lamentatieteksten. Het is ook heel intense muziek, met een grote aandacht voor de expressie van de tekst. Maar wat Couperin vooral onderscheidt is dat hij altijd een soort puls aanhoudt, alsof het een langzame dans is. Daardoor krijgt de muziek iets rustgevends, iets troostends, iets wiegends. Dat heeft op de luisteraar van nu een grote aantrekkingskracht: het is treurige muziek maar het danst ook altijd een beetje.’ Gester weet nog niet precies hoe hij de drie Leçons zal gaan uitvoeren. ‘De moeilijkheid met het genre is dat het eigenlijk geen ideale concertmuziek is. De zettingen van de lamentaties functioneerden in het grotere geheel van de dienst en komen niet goed tot hun recht als je ze niet in één of andere context plaatst. Als je alle delen van een mis achter elkaar uitvoert, dan heb je vanzelf een contrasterend geheel van stemmingen. Maar in de Franse barokmuziek tref je over het algemeen alleen gematigde tempocontrasten. Gewoon die drie stukken achter elkaar zingen werkt dus niet goed. Je kunt er een hele reconstructie van maken, met gregoriaans uit de verte en kaarsen en zo, maar dat kun je niet te ver doorvoeren. Instrumentale muziek er tussendoor kan ook, ik heb mijn keuze nog niet gemaakt.’
Le Parlement de Musique Couperin, Fiumara do 2 sep, 22.30 / Pieterskerk 24
Couperins zeer delicate versieringskunst, zo kenmerkend voor zijn klavecimbel- en kamermuziek, wordt op een geniale manier ingezet om het maximum aan tekstexpressie te bereiken. De baslijn van het continuo beweegt zich daarbij doorgaans in een vast tempo. In de derde Leçon, voor twee stemmen, maakt Couperin effectief gebruik van harmonisch schrijnende intervallen, maar dan wel zonder de geëxalteerdheid die zo kenmerkend is voor de Italiaanse lamentatiezettingen. Door hun heldere structuur en, ondanks de beperkte middelen, grote dramatische zeggingskracht behoren Couperins lamentatiezettingen tot de hoogtepunten in zijn oeuvre. Ook Michel Richard de Lalande schreef zijn Leçons de ténèbres voor de kleinst mogelijke bezetting van één solostem en continuo, maar in expressiviteit legt hij het daarbij af tegen François Couperin. Lalande was toch eigenlijk meer een componist van het grotere gebaar, wat te horen is aan de pracht en praal van zijn grands motets. MARC-ANTOINE CHARPENTIER Het zijn vooral de componisten die excelleerden in intieme muziek, zoals Couperin met zijn klavecimbel- en kamermuziek en Lambert met zijn airs de cour, die de teksten van Jeremia op de meest indringende wijze hebben getoonzet. Dit wetende zal het niet verbazen dat we van Jean-Baptiste Lully, toch de zelfbenoemde ‘Roi Soleil des Musiciens’, geen versie van de lamentaties hebben. Marc-Antoine Charpentier is in deze de grote uitzondering. Hij kon zowel met grote als met kleine bezettingen goed uit te voeten en ontpopt zich in al die genres als een superieur componist. Dat er rivaliteit was tussen Lully en Charpentier is bekend, maar zelfs Lully moest erkennen dat Charpentier van de twee de betere componist was. In zijn Leçons de ténèbres gebruikt Charpentier werkelijk alle compositietechnieken die er in zijn tijd bekend waren. Het oude contrapunt duikt veelvuldig op in ensemblegedeelten, en er is zowel recitatief in de door Lully ontwikkelde Franse style mesuré als in
TITEL
de Italiaanse vrijere stijl. Daarnaast gebruikt Charpentier ook vormen uit de wereldlijke vocale muziek zoals het arioso en de air de cour. In zijn Leçons de ténèbres vinden we regelmatig belangrijke instrumentale partijen, meestal gegroepeerd in twee violen en twee fluiten, waarbij de instrumenten uitgebreide voor- en tussenspelen krijgen toebedeeld. Met zijn frequent gebruik van technieken uit de oude polyfone stijl toont Charpentier zich schatplichtig aan de generatie componisten vóór hem, zoals Etienne Moulinié en vooral Guillaume Bouzignac. Deze stond natuurlijk nog duidelijk in de traditie van het contrapunt, maar hij was de eerste die, in zijn Première lamentation à 3 voix, voorzichtig elementen uit de barokstijl ging toepassen. Bij Charpentier zien we, zeker in de wat groter bezette Leçons, precies het omgekeerde. Waar hij zich in zijn andere composities op en top een kind van zijn tijd toont en ook volop dansritmes in zijn kerkmuziek verwerkt, bijvoorbeeld in het beroemde Te Deum, grijpt hij in zijn lamentatiezettingen vaak terug op oudere technieken. Maar net als zijn Engelse tijdgenoot Henry Purcell was Charpentier er zeer bedreven in om oudere en nieuwere stijlen te integreren. Omdat Charpentier wat meer in de luwte van het muzikale hofleven opereerde, had hij een grote vrijheid in wat hij voor welke bezetting wilde componeren. Zijn polyfone exercities zullen aan het hof in Versailles wellicht als ouderwets zijn bestempeld, maar de hertogin de Guise in Parijs, bij wie hij ook kapelmeester was, hield juist heel erg van de veelzijdigheid van zijn muziek. Van Charpentier zijn vierenvijftig Leçons de ténèbres overgeleverd. Hij toonzette meermalen het gehele officie – dus niet alleen de lamentatieteksten maar ook de responsoria – en zijn Leçons de ténèbres vormen dan ook een hoogtepunt in het gehele Franse barokrepertoire. SUBSTITUUT VOOR DE OPERA Wat we tegenwoordig meestal onder Leçons de ténèbres verstaan, zijn de toonzettingen van de lamentaties van Jeremia. Maar eigenlijk is de benaming van toepassing op het geheel van psalmen, responsoria,
VITTORIO GHIELMI: ‘TOMBEAUX ZIJN HET EQUIVALENT VAN DE LEÇONS’ Gambist Vittorio Ghielmi zal met zijn ensemble Il suonar parlante de moderne wereldpremière verzorgen van de Leçons de ténèbres van Mathieu Aubery uit 1728. Hij licht toe: ‘Aubery was een Franse componist in Spaanse dienst. Van zijn leven weten we niet veel, maar waarschijnlijk was hij violist. En hij componeerde zijn Leçons in onvervalst Franse stijl. Zo uitzonderlijk als dat lijkt is het niet, ik denk dat de Franse muziek in Spanje veel bekender was dan nu vaak wordt aangenomen. In de bibliotheek in Madrid waar ik het manuscript van Aubery aantrof, bleek zich veel meer Franse muziek te bevinden, onder meer van Forqueray. Het is algemeen bekend dat de Spaanse muziek invloed heeft gehad op Franse en Italiaanse componisten, maar naar Franse muziek in Spanje is nog nauwelijks onderzoek gedaan. De Leçons van Aubery zijn rijk bezet, met drie zangstemmen en een ensemble van viool, fluit, gamba en continuo.’ Interessant is dat Il suonar parlante ook een programma uitvoert met instrumentale tombeaux. ‘Er is meer overeenkomst tussen deze genres dan je misschien denkt’, zegt Ghielmi. ‘Ook de tombeaux zijn klaagzangen, meestal naar aanleiding van de dood van een collega-componist. Maar waar de Leçons de ténèbres de teksten van de klaagliederen van Jeremia als uitgangspunt nemen, baseren de instrumentale tombeaux zich vaak op teksten uit de klassieke oudheid, bijvoorbeeld van Vergilius. Als je bepaalde passages uit Vergilius koppelt aan tombeaux van bijvoorbeeld Sainte-Colombe of Marais, dan krijg je bijna een soort programmamuziek.’
Il suonar parlante Tombeaux: zo 29 aug, 22.30 / Pieterskerk; Leçons de ténèbres: Aubery, Knigge di 31 aug, 22.30 / Pieterskerk 25
TITEL
KARL NYHLIN: ‘LALANDES LEÇONS ZIJN HEEL INTIEM’ foto: Mikael Silkeberg
Het Leçons de ténèbres-thema biedt behalve onbekende muziek ook verschillende benaderingen. Wat is bijvoorbeeld de rol van het orgel in deze muziek? Is dat louter een continuobegeleiding of heeft het meer een orkestrale functie? Voor luitist Karl Nyhlin, die de drie Leçons van Michel Richard de Lalande samen met sopraan Susanne Rydén en gambiste Paulina van Laarhoven zal uitvoeren, speelt deze kwestie in het geheel niet. Hij licht toe: ‘Natuurlijk, dit is kerkmuziek en een orgel zou dan voor de hand liggen. Dat zal ook meestal het geval zijn geweest tijdens de diensten waarin deze muziek werd uitgevoerd. Maar de Leçons circuleerden niet alleen in hofkringen, ze werden ook gepubliceerd. Voor een uitvoering thuis liggen gamba en luit als continuo meer voor de hand dan orgel. De Leçons de ténèbres kunnen ook als stille meditaties worden opgevat en in dat geval is een intieme instrumentatie juist logisch.’ Toch beveelt Couperin voor zijn Leçons orgel en klavecimbel aan als akkoordinstrument, en horen we tegenwoordig meestal een groter bezet continuo in deze muziek. Karl Nyhlin: ‘Dat kan ook, ik heb daar helemaal niets tegen. Maar met een bescheiden instrumentatie als de onze komt de nadruk meer te liggen op de vocale lijn en worden ook de in de Franse muziek zo subtiele versieringen beter hoorbaar. In de drie solistische Leçons de ténèbres van Lalande, die we vooral kennen als componist van groot bezette motetten, is die subtiliteit heel belangrijk. Ik vind deze zettingen van een grote schoonheid.’
Susanne Rydén c.s. Lalande, Manneke za 4 sep, 22.30 / Pieterskerk 26
bijbel- en andere gereciteerde teksten bij de lamentaties. Dat geheel werd meestal niet allemaal nieuw op muziek gezet. Psalmen en responsoria werden ook gregoriaans gezongen of eenvoudig geharmo niseerd, terwijl de bijbelteksten en teksten van Augustinus nooit op muziek werden gezet. Maar de lamentaties waren wél altijd het muzikale zwaartepunt van de diensten. Aangezien die zettingen steeds uitgebreider en muzikaal steeds belangrijker werden, verplaatste men de diensten van de nacht, waar ze oorspronkelijk thuishoorden, uiteindelijk naar de namiddag. Van echte duisternis was dus geen sprake meer en ook in een ander opzicht raakte de praktijk los van de liturgische oorsprong. Het was zo dat in Frankrijk, net als overal elders in Europa, de theaters tijdens de lijdenstijd gesloten waren. Zodoende begonnen de Leçons de ténèbres hoe langer hoe meer te fungeren als substituut voor de opera, voor zowel zangers als publiek. Door kerken werden entreeprijzen gerekend die net zo hoog waren als die bij de opera en er werd aangekondigd welke zangeressen in welke kerk de Leçons zouden zingen. De naam van de componist werd daarbij niet eens altijd vermeld. Omdat het zingen door vrouwen in de kerk officieel niet was toegestaan, moesten de zangeressen achter een gordijn plaatsnemen dat hen aan het zicht van de kerkgangers onttrok. Maar er zijn ooggetuigeverslagen van uitvoeringen waarbij de zangeressen hun gordijn af en toe oplichtten om te glimlachen naar bekenden in het publiek. Dit soort praktijken was de geestelijkheid uiteraard een gruwel, maar de kerk spon ook garen bij de grote populariteit van de uitvoeringen in de lijdenstijd. Ze brachten immers geld op. Voor het publiek waren deze uitvoeringen natuurlijk de ideale gelegenheid om ook in de operaloze periode voor Pasen hun favoriete zangeressen te horen, daarbij wetend dat er gewijde teksten gezongen werden en er dus geen gewetensnood kon optreden. De meeste lamentatiezettingen zijn geschreven voor hoge solostemmen, en gezien de soms extreme lengtes van de vocale lijnen ligt het voor de hand
TITEL
dat componisten hiervoor volwassen zangeressen met een forse longinhoud in gedachten hadden, en geen jongenssopranen die nog niet zulke lange lijnen kunnen zingen. Maar ook de haute-contre, de typisch Franse lichte tenorstem, was zeer geliefd. VERGETELHEID De bloeiperiode van de Leçons de ténèbres duurde tot halverwege de achttiende eeuw. Waarom componisten plotseling stopten met het toonzetten van Jeremia’s lamentaties is niet geheel duidelijk, want in Italië bloeide het genre nog tot eind achttiende eeuw. Maar in Frankrijk raakte de kerkmuziek na de regeerperiode van Lodewijk XIV sowieso wat uit de mode. Het accent kwam veel meer te liggen op de wereldlijke muziek, met name ook de opera. Jean-Philippe Rameau had waarschijnlijk wel raad geweten met de teksten van Jeremia, maar hij zette ze nooit op muziek. De zettingen van de lamentaties raakten in de vergetelheid maar werden met de opkomst van de historische uitvoeringspraktijk in de jaren ’70 van de vorige eeuw herontdekt. Vooral de plaatopnamen met Emma Kirkby van Couperin en Charpentier, en die met René Jacobs hebben veel bijgedragen aan de herwaardering van het genre. Later waren het vooral Il Seminario Musicale van Gérard Lesne, Les Arts Florissants van William Christie en Le Parlement de Musique van Martin Gester die zich over dit repertoire ontfermden. Van de drie Leçons van Couperin zijn inmiddels heel wat uitvoeringen voorhanden, maar nog niet alle stukken van Charpentier zijn opgenomen. Uitvoeringen op het podium van deze muziek zijn nog altijd een zeldzaamheid. De kans om tijdens het komende Festival vijf avonden op rij te genieten van dit bijzondere repertoire moet niemand zich dus laten ontgaan. ıı
ENSEMBLE PIERRE ROBERT: CHARPENTIER VOOR HAUTECONTRE foto: Yannis Roger
Ensemble Pierre Robert, opgericht en geleid door Frédéric Desenclos, belicht in twee concerten kerkmuziek: petits motets van François Couperin en, samen met tenor Marcel Beekman, Leçons de ténèbres van Marc-Antoine Charpentier. Charpentier schreef maar liefst 54 Leçons de ténèbres, voor verschillende bezettingen. De hier uitgevoerde stukken zijn geschreven voor voix d’haute-contre, de typisch Franse lichte tenorstem. Frédéric Desenclos: ‘Op zich is dat vrij bijzonder, want zo’n beetje negentig procent van het Leçons-repertoire is voor sopraan. Exact weten we het niet, maar Charpentier schreef deze zettingen waarschijnlijk in 1683, een periode waarin hij veel muziek voor de jezuïetenkloosters schreef. Het zou trouwens heel goed kunnen dat hij zijn Leçons zelf heeft gezongen, want zijn eigen stemtype was ook haute-contre. Verder is er alleen voorzien in basso continuo – wat zou kunnen betekenen dat hij het moest doen met een miniem aantal uitvoerenden. Wij hebben een iets ruimere continuosectie samengesteld die bestaat uit viola da gamba, theorbe en klavecimbel of orgel. De datering van Charpentiers Leçons is vaak moeilijk en ook is lang niet altijd duidelijk welke nu bij elkaar horen. Je hebt als uitvoerder dus ook wel wat vrijheid om stukken te combineren die oorspronkelijk misschien niet samen hebben geklonken. Wij voeren steeds een tweede Leçon uit voor achtereenvolgens de woensdag, de donderdag en de vrijdag van de Goede Week, afgewisseld met instrumentale muziek.’ Aan het slot van het concert klinkt, helemaal in de klaagtraditie, een splinternieuw Lamento van Bart Visman.
Ensemble Pierre Robert Leçons de ténèbres: Charpentier, Visman wo 1 sep, 22.30 / Pieterskerk Petits motets: do 2 sep. 15.00 / Pieterskerk 27
TITEL
MIKE FENTROSS: LEÇONS DE TÉNÈBRES ZIJN THEATER foto: Bridget Elliot
La Sfera Armoniosa maakte een onovertroffen cd-opname van Couperins drie Leçons de ténèbres. Luitist en ensembleleider Mike Fentross houdt van dit repertoire en benadrukt graag de theatrale kant ervan. Hij vertelt: ‘In ons Festivalprogramma doen we drie Leçons voor Goede Vrijdag van Charpentier, twee uit 1673 en één uit 1680, geschreven voor hoge stemmen en obligaat-instrumenten. Opvallend in Charpentiers tenebrae is dat hij naast de zangstemmen en het continuo ook andere instrumenten gebruikt. In de eerste Leçon op ons programma is dat een discantgamba, een instrument dat toen in Frankrijk, anders dan de basgamba, al niet meer erg gangbaar was. Die hoge gamba is absoluut niet inwisselbaar met een viool, maar vanwege de problematische beschikbaarheid heeft Charpentier toch een voor die tijd moderne, typisch Italiaanse alternatieve versie gemaakt voor twee violen. Wij gebruiken de discantgamba uiteraard wel, en het is echt heel ontroerend om dat instrument op die manier te horen.’ Heeft Charpentier meer Italiaanse trekjes in de muziek verwerkt? Mike Fentross: ‘Hij gebruikt vooral op de dramatische momenten veel woordschildering, een techniek die hij in Rome heeft ontdekt toen hij daar studeerde. Hij maakt dan echt theater van zijn Leçons. Om de theatraliteit te benadrukken zullen we ook de kaarsen gebruiken die tijdens de diensten één voor één gedoofd werden. Het wordt naarmate het concert vordert steeds donkerder in de kerk en dat heeft groot effect op hoe je luistert.’
La Sfera Armoniosa Charpentier, Tarenskeen vr 3 sep. 22.30 / Pieterskerk 28
festival oudemuziek utrecht LEÇONS DE TÉNÈBRES: AUBERY, KNIGGE Il suonar parlante / Vittorio Ghielmi di 31 aug, 22.30 / Pieterskerk LEÇONS DE TÉNÈBRES: CHARPENTIER, VISMAN Ensemble Pierre Robert / Frédéric Desenclos wo 1 aug, 22.30 / Pieterskerk LEÇONS DE TÉNÈBRES: COUPERIN, FIUMARA Le Parlement de Musique / Martin Gester do 2 aug, 22.30 / Pieterskerk LEÇONS DE TÉNÈBRES: CHARPENTIER, TARENSKEEN La Sfera Armoniosa / Mike Fentross Keren Motseri, sopraan, Eugénie Warnier, mezzosopraan vr 3 aug, 22.30 / Pieterskerk LEÇONS DE TÉNÈBRES: LALANDE, MANNEKE Susanne Rydén, sopraan, Paulina van Laarhoven, viola da gamba, Karl Nyhlin, luit za 4 aug, 22.30 / Pieterskerk
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Rosi Braidotti, directeur Centre for the Humanities:
BANDEN AANHALEN TUSSEN FESTIVAL EN UNIVERSITEIT
foto: Wieke Eefting
Het lijkt zo’n logische band, die tussen het Festival Oude Muziek en Universiteit Utrecht: twee grote instellingen die allebei een stempel drukken op de stad. Toch heeft het jaren geduurd om weer bij elkaar te komen. Rosi Braidotti, directeur van het Centre for the Humanities én sinds kort gecertificeerd Domklokkenluider, speelde er een centrale rol in. ‘Het Centre for the Humanities is een universiteitsbreed platform waar we niet alleen verschillende disciplines met elkaar verbinden, maar waar ook een band ontstaat tussen ons en de samenleving in het algemeen, want daar kan de universiteit in de 21ste eeuw een grote rol spelen. Meer specifiek onderzoeken we verschillende opvattingen over ‘mens zijn’ in onze wereld. Hoe veranderen die als gevolg van onze geglobaliseerde, technologische en etnisch diverse wereld? En hoe beïnvloeden ze opvattingen over mensenrechten en samen-leven in het algemeen? We nemen graag de tijd om hierover in discussie te gaan.’ Onder ‘humanities’ vallen behalve de Letterenfaculteit, ook sociale wetenschappen. Wat is dan de rol van de kunsten binnen het Centre? ‘De wereld van kunst en cultuur, en zeker ook die van muziek, is cruciaal in ons werk, omdat het een bruggenbouwer is tussen gemeenschappen, klasses, leeftijden, etnische groepen en geslachten. De relatie tussen kunst, wetenschap en samenleving staat centraal als academisch en maatschappelijk thema van het Centre. We organiseren daarom tentoonstellingen, lezingen en discussies, maar bijvoorbeeld ook een writer in residence-programma en Festival Fellowships met belangrijke evenementen in de stad, zoals Springdance en het Festival Oude Muziek Utrecht. Ik zal tegelijk niet ontkennen dat muziek mijn favoriete medium is. Daarom heeft het een ereplaats in het Centre.’ Op 6 september staat een eerste partner-evenement op het programma. Jordi Savall blijft na zijn Rameau-concert in Vredenburg Leidsche Rijn er een dag extra voor in Utrecht. ‘We zijn vereerd dat Jordi Savall heeft toegezegd om bij het Centre te spreken als permanent senior visiting fellow. Hij is een uitzonderlijk musicus en een ambassadeur voor een grenzeloos Europa. Savall onderzoekt de multiculturele wortels van oude muziek, en daarbij wordt meteen duidelijk dat diversiteit een bron van inspiratie is, en geen probleem. Dat is een belangrijke boodschap in het steeds bekrompener politieke klimaat in Nederland en de Europese Unie tegenwoordig. Ik kan geen beter voorbeeld bedenken van een manier waarop je kunt bijdragen aan sociale duurzaamheid dan het werk van deze grote maestro.’ Albert Edelman 29
TEKST BEELD
PAUL JANSSEN PASCAL GELY & SANDRINE EXPILLY
‘WIJ KUNNEN ONS PROGRAMMATISCHE RISICO’S PERMITTEREN’ PAUL AGNEW DIRIGEERT LES ARTS FLORISSANTS
Paul Agnew dirigeert Les Arts Florissants
30
‘WIJ KUNNEN ONS PROGRAMMATISCHE RISICO’S PERMITTEREN’
PAUL AGNEW .INTERVIEW
Paul Agnew maakte vanaf begin jaren ’90 naam als tenor. Vooral in het Franse barok repertoire groeide hij uit tot een klasse apart. Tijdens het komende Festival Oude Muziek treedt Agnew op in Utrecht. Maar niet alleen als zanger. Hij dirigeert Les Arts Florissants, het ensemble dat hem groot maakte, in een programma met werken van Charpentier, Du Mont en Carissimi. Een carrièremove van de zanger? Daarvan lijkt vooralsnog geen sprake. Het dirigeren is bij toeval op zijn pad gekomen, zegt de Schotse tenor. Het bevalt hem uitstekend, maar stoppen me zingen? ‘Absoluut niet.’ Paul Agnew is stellig. De laatste jaren dirigeert hij steeds vaker, vooral Les Arts Florissants, maar louter een dirigentenbestaan ambieert hij geenszins. ‘Vijf jaar geleden kwam William Christie naar mij toe. Ik zong al jaren bij Les Arts Florissants en hij meldde dat hij gedurende het komende seizoen een paar concerten niet kon dirigeren. En vroeg of ik het wilde overnemen.’ Agnew had tijdens zijn studie aan het Magdalen College van Oxford University wel het een en ander aan directie meegekregen en zowel een koor als een orkest gedirigeerd, maar de vraag van Christie, Bill voor intimi, verraste hem wel. De tot Fransman genaturaliseerde Amerikaan had het ensemble in 1979 opgericht en eigenhandig de Franse barokmuziek op de kaart gezet. Nooit eerder dirigeerde iemand anders dan hij Les Arts Florissants, en nu kreeg een tenor zonder al te veel directie-ervaring de eer. ‘Het voordeel was wel dat ik de groep goed kende en dat ik veel met Bill had gesproken over uitvoeringspraktijk en interpretatie. Bovendien had ik mij bewezen als musicus. De groep was daarom bereid mij te vertrouwen. Gelukkig heb ik hun vertrouwen niet beschaamd.’ Sinds dat moment dirigeert Agnew twee à drie producties per jaar. ‘Geweldig. Ik werk met vrienden, voer de muziek uit die ik graag uitvoer en Bill kan zonder zorgen wat anders gaan doen.’
ZINGEN OP INSTRUMENTEN Hoewel Agnew eerst zijn vocale agenda vult en dan pas aan dirigeren denkt, heeft hij inmiddels wel het Orchestre Français des Jeunes Baroque onder zijn hoede. In 2009 nam hij het chef-dirigentschap over van Christophe Rousset. ‘Fascinerend is dat. Ik voer met het orkest muziek uit van de vroege zeventiende eeuw tot Haydn. Het zijn allemaal jonge flexibele musici. Met hen heb ik het gevoel dat ik echt kan experimenteren.’ Dat hij vooral een zanger is, vindt hij alleen maar een voordeel. Ook als hij Les Arts Florissants dirigeert. ‘Met Les Arts stoppen we rond 1730, bij Rameau. Alle muziek tot die tijd is in essentie vocaal gedacht. Ook de sonates van bijvoorbeeld Corelli en Händel worden gecontroleerd door de vocaliteit van de stemmen. Het is heel menselijke muziek, zingen op instrumenten. Omdat de componist een vocale structuur aanhield, heb ik veel baat bij mijn vocale achtergrond. Het heeft nog een voordeel: om het even of ik met een koor of een orkest werk, ik kan een frase precies zo voorzingen als ik hem hebben wil. Dat communiceert veel sneller dan wanneer ik in woorden moet uitleggen wat ik bedoel.’ Een van de producties die Agnew dit jaar met Les Arts Florissants uitvoert, brengt hem naar het Festival Oude Muziek. Op het programma staan motetten van Du Mont en Carissimi naast enkele Leçons de ténèbres van Charpentier. Een programma dat voor Agnew logisch voortvloeit uit Au temps de Port Royal, het programma dat hij in 2009, het jaar waarin Les Arts Florissants zijn dertigjarig bestaan vierde, alleen met de vrouwenstemmen van het gezelschap uitvoerde. ‘Op dat programma stonden de intieme religieuze werken die Charpentier en Lully schreven voor de abdij Port-Royal buiten Parijs waaraan een vrouwenklooster verbonden was. Nu concentreren we ons op de Leçons de ténèbres die Charpentier voor mannenstemmen schreef. Zie het maar als een reflectie op het vorige programma. Bovendien vind ik het goed om te laten horen hoe belangrijk Carissimi is geweest voor de italianisering van de Franse muziek. Als je je afvraagt waar Charpentier 31
INTERVIEW. PAUL AGNEW
vandaan komt, dan kun je niet om Carissimi heen. Charpentier kende het werk van Carissimi goed. Elke Franse componist die in die tijd dramatische muziek schreef, had werk van Carissimi in zijn bibliotheek staan. Charpentier bracht mede door zijn studie van Carissimi de Italiaanse en de Franse stijl samen. Ook in zijn Leçons de ténèbres.’ Agnew vervolmaakt het programma met werken van Carissimi en Du Mont die zelden uitgevoerd worden. ‘Dat is het fijne van werken met een groep die al dertig jaar bestaat. Les Arts Florissant is zo bekend dat we programmatisch risico’s kunnen nemen zonder het publiek meteen weg te jagen.’ HET FRANSE HOF ALS TRENDSETTER Agnew heeft gelijk. Les Arts Florissants is nu al dertig jaar een dominante kracht als het om barokmuziek gaat. Niet alleen als kweekvijver voor uitmuntende musici en orkestleiders zoals Marc Minkowski, Christophe Rousset en Hervé Niquet, maar ook en vooral als herontdekker, smaakmaker en nimmer aflatend pleitbezorger van de zo lang veronachtzaamde Franse barokmuziek. ‘Toen de muziekwereld klaar was voor de herdefiniëring van de uitvoering van de barokmuziek stortte bijna iedereen zich op de Engelse, Duitse en Italiaanse muziek’, zo verklaart Agnew de positie van het ensemble. ‘De Franse stijl was veel moeilijker te begrijpen. Er was echt iemand nodig die zich exclusief in de Franse stijl verdiepte om de bijzonderheid van de Franse muziek voor het voetlicht te brengen. William Christie nam de tijd om die muziek te doorgronden. Hij dook in de schatten die lagen te verstoffen in de Bibliothèque nationale de Paris en zorgde met veel geduld en kennis van zaken voor uitvoeringsedities van die muziek. Een hele klus, want het probleem van de Franse barokmuziek zit vooral in de notatie. Bij componisten als Bach en Purcell is de partituur wat het is. What you see is what you get. De Franse notatie is door de vergaande ornamentatietraditie slechts de helft van het werk. Die muziek moest ontdekt worden. Christie heeft alles minutieus uitgezocht en dat doe ik nu ook met de werken die ik dirigeer. Het is echt een ontdekkingsreis en inmiddels ben ik ervan overtuigd dat mensen componisten als Bach en Purcell niet volledig kunnen begrijpen zonder de Franse muziek en de Franse muziekpraktijk erin te betrekken. De Franse muziek was immers 32
alomtegenwoordig. In de tijd dat Purcell in Londen studeerde waren daar veel Franse musici actief. En in de tijd dat Bach opgroeide werd er in zijn omgeving veel Franse muziek uitgevoerd. Bach kende die muziek goed. En los daarvan: als het om de muziek ging, was het Franse hof in die tijd internationaal de belangrijkste trendsetter.’ HAUTE-CONTRE Tot zover het college. Paul Agnew zucht eens diep. ‘Ik moet nog altijd veel moeite doen om Engelse collega’s ervan te overtuigen dat Henry Purcell in zijn vroege werken in essentie een Frans componist was. En zelfs in zijn latere werken ging hij mee met de Franse smaak. Want ook daar kreeg de Italiaanse muziek steeds meer de overhand.’ Zijn stelligheid dankt Agnew louter aan zijn lange ervaring met Les Arts Florissants en William Christie. ‘Toen ik bij Bill auditie deed omdat hij nieuwe stemmen nodig had, kende ik het Franse repertoire helemaal niet. Pas bij Les Arts Florissants ontdekte ik hoeveel affiniteit ik met het Franse repertoire had. Ik heb een hoge en makkelijk bewegende tenor. Mijn stem paste perfect bij de Franse wijze van zingen en ornamenteren. Met Bill was ik de juiste man tegen het lijf gelopen om haute-contre, de hoge tenor die vooral in de Franse barok wijd verbreid was, te zingen. Zo is het begonnen.’
PAUL AGNEW .INTERVIEW
Begin jaren ’90 zong Agnew met Les Arts Florissants Hippolyte in Rameaus Hippolyte et Aricie en Jason in Charpentiers Médée, en blonk hij uit in de haute-contre-rol bij uitstek: de titelrol in Rameaus Platée. Zijn naam was snel gevestigd. ‘Ik zeg tegen jonge zangers altijd dat ze alleen een mooie stem en een beetje geluk nodig hebben. Zo zie ik mijn zangcarrière: als een schitterende toevalligheid. Het Franse repertoire kwam net in de belangstelling, dankzij Bill Christie raakte ik erbij betrokken en ik bleek een snelle leerling.’ Een snelle leerling. Het klinkt wat vreemd voor iemand die in eerste instantie helemaal geen zangcarrière ambieerde. Agnew concentreerde zich tijdens zijn opleiding meer en meer op de academische en organisatorische kanten van het muziekbedrijf en werkte vervolgens twee jaar als concertmanager op kantoor. ‘Ik heb nooit spijt gehad van die tijd. Daar heb ik de logistiek achter de concerten leren kennen. Dat komt nu vaak goed van pas. Natuurlijk bleef in die periode de muziek prominent aanwezig. Die is nooit weg geweest.’ JOSEPH AND THE TECHNICOLOR DREAMCOAT ‘Het begon al op de basisschool. Ik denk dat ik een jaar of acht was toen we op school een productie deden van de musical Joseph and the Technicolor Dreamcoat van Andrew Lloyd Webber. Ik zong een van de liederen van Joseph en ik ontdekte dat ik een stem had. Ongetraind, maar het klonk goed.’ Dat vond ook de dirigent van het koor van de plaatselijke kathedraal die bij een van de uitvoeringen aanwezig was. Hij nodigde Agnew direct uit om in zijn koor te komen zingen. ‘Daar is het begonnen. Puur geluk. Anders was ik misschien wel accountant geworden.’ De wens om actief deel te nemen aan de uitvoeringspraktijk bleef knagen in de jaren dat Agnew achter de schermen werkte, en op een gegeven moment besloot hij gehoor te geven aan de zanger in hem. ‘Ik had eigenlijk weinig ambitie. Ik wilde in een koor zingen en zo mijn brood verdienen. Dat was alles.’ Agnew was 24 jaar en zong al snel bij ensembles als The Tallis Scholars, The Sixteen, The Consort of Musicke en Gothic Voices. ‘Een mooie tijd waarin ik mij enorm heb kunnen ontwikkelen. Ik vind het nog altijd een grote verrijking dat ik met The Consort of Musicke de madrigalen van Monteverdi
heb uitgevoerd. Dat helpt mij nu bij de projecten die ik met Les Arts Florissants doe. Niet alleen als Monteverdi daadwerkelijk op het programma staat, zoals vorig jaar, maar ook bij alle andere werken die we uitvoeren. Monteverdi is en blijft fundamenteel voor de barokmuziek.’ Monteverdi en ook de vroegere renaissance-componisten, het is muziek die in zijn bloed is gaan zitten. ‘Heerlijk repertoire dat ik graag uitvoer. Het is niet zo dat ik, omdat ik nu toevallig regelmatig grote operarollen zing, mij opeens te groot voel om een trio van Busnois of een motet van Machaut te zingen. Het gaat om de muziek, het overbrengen van muziek. En daar hoef ik niet per se de hoofdrol bij te spelen.’ Ook als dirigent niet. ‘Ik heb niet het gevoel dat ik mislukt ben als ik niet binnen een aantal jaren voor een groot orkest sta. Ik hou van muziek en ik wil graag betrokken blijven. Daar heb ik geen vastomlijnd plan voor. Alle muziek is geweldig. Dirigeren is heerlijk, en zingen ook. Ik zong pas nog Platée en ik heb zó genoten. Dat wil ik graag zo houden. Daarvoor hoef ik geen enorme doelen te stellen. Het kan allemaal ook heel eenvoudig. Ik ben mij er bijvoorbeeld doorlopend van bewust dat Frankrijk van oudsher geen grote koortraditie heeft. Dus als ik Les Arts Florissants dirigeer en het koor zingt fantastisch, wat het doorgaans doet, ben ik intens gelukkig.’ ıı
festival oudemuziek utrecht POUR LA CHAPELLE: CHARPENTIER, DU MONT, CARISSIMI Les Arts Florissants / Paul Agnew di 31 aug, 20.00 / Domkerk
33
TEKST BEELD
JOLANDE VAN DER KLIS LOUIS XIV ET SA FAMILLE, JEAN NOCRET (1617-1672)
INTEELT IN DE EUROPESE KONINGSHUIZEN HOE LODEWIJK XIV ZICH IN HET SPAANSE WEB VERSTRIKTE
Hoe Lodewijk XIV zich in het Spaanse web verstrikte
INTEELT IN DE EUROPESE KONINGSHUIZEN
34
INTEELT IN DE EUROPESE KONINGSHUIZEN
Het echtpaar Rita Monaldi en Francesco Sorti, zij classica, hij musicoloog, heeft een buitengewoon onderhoudende literaire thrillertrilogie op zijn naam staan. Hoewel in de eerst twee delen Italië en in het derde deel Wenen het decor vormen, is het basso continuo toch het Frankrijk van Lodewijk XIV. Het schrijversduo grossiert, naast hun spannende fictieve verhaallijnen, ook in vaak beklemmende beschrijvingen van onderbelichte historische details uit het leven van de beroemdste koning aller tijden. Zo komen we een heleboel nare dingen te weten over de meedogenloze manier waarop hij zijn minister Fouquet uit louter jaloezie te gronde richtte, en over de nietsontziende wijze waarop deze womanizer omging met zijn maîtresses, echtgenotes en dochters. En natuurlijk over zijn verhouding met Spanje: de nagel aan zijn doodskist. In welke mate de verhalen van romanschrijvers Monaldi en Sorti op waarheid berusten, meer in het bijzonder in hun trilogie Imprimatur, Secretum en Veritas, valt niet nauwkeurig na te gaan, maar de auteurs gaan prat op hun bronnenonderzoek. Enige artistieke vrijheid hoeft in een literair werk de pret natuurlijk niet te drukken, vooral als de strekking ervan strookt met de manier waarop geschiedschrijving vandaag de dag graag wordt beoefend: met de nodige aandacht voor de menselijke schaduwzijden. De drie boeken bestrijken de jaren 1683-1714 en zijn geschreven vanuit het perspectief van een dwergachtig, ietwat onnozel doch rechtschapen personage dat door de vileine ex-castraat en geheim agent van Lodewijk XIV Atto Melani flink wordt gemanipuleerd om allerlei duistere politieke zaakjes te helpen opknappen. Door zijn onaanzienlijkheid kan deze naamloze verteller zich steeds onopgemerkt in het middelpunt van illustere gezelschappen manoeuvreren, waar hem telkens zeer wetenswaardige kennis wordt geopenbaard. Dat leidt dan onder meer tot
een explicatie zoals de volgende, waarin hem een lesje stamboomkunde van het Franse koningshuis wordt gegeven. ‘Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, is van twee kanten de neef van zijn vrouw Maria Theresia, de infante van Spanje. Hun beider ouders waren dan ook broer en zus. Dit komt doordat de moeder van de Zonnekoning, Anna van Oostenrijk, de zuster was van Maria Theresia’s vader, Filips IV, de koning van Spanje; terwijl de vader van de Zonnekoning, Lodewijk XIII, de broer was van Maria Theresia’s moeder, Elisabeth van Frankrijk, de eerste vrouw van Filips IV. […] De respectieve schoonouders van de koning en de koningin van Frankrijk zijn dus ook hun volle oom en tante. Nu vraag ik je: wat voor effect zal het hebben om neef en nicht te zijn van je eigen schoonouders, of zo je wilt, schoonzoon en -dochter van je eigen oom en tante?’ Een vermakelijke constatering, en een die niet alleen geldt voor het Franse koningshuis, maar ook voor de andere Europese vorstenhuizen. Het fanatieke streven naar gebiedsuitbreiding en politieke verbonden had het eindeloos uitwisselen van huwelijkspartners binnen enkele families noodzakelijk gemaakt. Met alle gevolgen van dien: inteelt was onder royalty een levensgroot probleem geworden in de zeventiende eeuw. ‘De koning van Engeland is Karel II Stuart […]. Diens vader was getrouwd met Henriëtte van Frankrijk, een zuster van de vader van Lodewijk XIV. De koning van Engeland is dus ook van twee kanten zowel neef van de Franse koning als van diens echtgenote. Die, zoals je hebt gezien, dubbel neef en nicht van elkaar zijn. En wat te zeggen van Holland? Henriëtte van Frankrijk, de moeder van Karel II, was behalve tante van vaderskant van de Zonnekoning ook de grootmoeder van moederskant van de jonge prins Willem van Oranje. Een zus van koning Karel en van hertog Jacobus, Maria, huwde in Holland Willem II van 35
INTEELT IN DE EUROPESE KONINGSHUIZEN
Oranje, en uit dat huwelijk is prins Willem III geboren, die verrassend genoeg zes jaar geleden met de oudste dochter van Jacobus is getrouwd, zijn volle nicht. Vier vorsten hebben dus acht keer hetzelfde bloed gemengd.’ KRUISBESTUIVINGEN De redenering is duidelijk, en de feiten kloppen ook, maar toch is de conclusie hier wat al te gortig. Dat Henriëtte, als zus van zowel Lodewijk XIII als Elisabeth, de tante is van Lodewijk XIV en zijn vrouw Maria Theresia, maakt dat haar zoon Karel II inderdaad neef is van het Franse koningspaar. Maar daarmee is nog niet hetzelfde bloed gemengd. Dat gebeurt pas als een andere Henriëtte, de zuster van Karel II, trouwt met Filips van Orleans, de broer van Lodewijk XIV. En als Willem III van Oranje in Engeland met Jacobus’ dochter Mary trouwt, worden toch in de eerste plaats Stuarts gekruist. In Imprimatur, het eerste deel van de trilogie waaruit deze passage komt, gaan Monaldi en Sorti nog even door, en het wordt almaar doller als ook de Habsburgers bij het verhaal worden betrokken. Weliswaar is de moeder van keizer Leopold I van Oostenrijk de zuster van de vader van Lodewijks XIV’s vrouw Maria Theresia, (en trouwens ook de dochter van de zuster van de vader van haar man, keizer F erdinand III, maar dit terzijde), de zuster van Lodewijk XIV is zij zeer zeker niet, want de Zonnekoning had helemaal geen zusters. Meer verwarring wordt veroorzaakt doordat de naam Maria Anna vaak voorkomt bij de Habsburgers, wat door de auteurs (of in elk geval door de opgevoerde zegsman, want dit is natuurlijk een roman) kennelijk over het hoofd is gezien: niet alleen Leopolds moeder heet zo, ook bijvoorbeeld zijn zuster – die als tweede echtgenote van Filips IV met haar oom getrouwd was en de moeder werd van Margaretha, halfzuster van Maria Theresia. Die eveneens met haar oom trouwde – Leopold I dus (en, ik meld het maar even voor de volledigheid, zowel een nicht was van Lodewijk XIV als van de Stuart-broers Karel II en Jacobus II). Ondanks deze kleine schoonheidsfoutjes in het 36
boek is de opsomming – die nog een hele bladzijde zo doorgaat – behalve hilarisch ook verbijsterend verhelderend: het is één groot pandemonium van kruisbestuivingen tussen de Europese vorstenhuizen, die daarmee onafwendbaar op hun eigen ondergang afstevenden. FAMILIETREKJE Hoe ernstig het met de inteelt gesteld was, wordt het beste gedemonstreerd aan de hand van het Habsburgse huis. Levensvatbaarheid van het nageslacht werd zowel in de Spaanse als in de Oostenrijkse tak een steeds groter probleem sinds deze familie na 1550 geen huwelijkspartners meer van buiten betrok. Zo kreeg Filips IV met zijn eerste vrouw acht kinderen, waarvan uiteindelijk alleen Maria Theresia, de vrouw van Lodewijk XIV dus, overleefde. Met zijn tweede vrouw kreeg Filips IV nog eens vijf kinderen, waarvan er nu twee in leven bleven: Margaretha en Karel II (niet te verwarren met de Engelse koning van dezelfde naam). Margaretha trouwde traditiegetrouw dus weer met haar oom; hoewel zij al stierf toen ze 21 was, zag ze warempel nog kans zes kinderen te baren, waarvan er toch maar eentje de leeftijd van 23 bereikte. Karel II werd bijna veertig, maar slaagde er niet in bij een van zijn twee vrouwen nageslacht te verwekken. Hij werd van alle Habsburgers het meest gekweld door een zeer akelig familietrekje: het buitenproportioneel grote hoofd en de vooruitgestoken onderkaak, die bij hem zo prominent was dat hij nauwelijks in staat was tot eten. En dat was niet het enige: een overmatig dikke tong belette hem vrijwel het spreken, terwijl ook intellectuele capaciteiten als lezen en schrijven vrijwel afwezig waren. Of hij werkelijk geestelijk onvolwaardig en wellicht zelfs geestelijk gestoord was, zoals vaak wordt gesuggereerd, laat zich onder deze omstandigheden moeilijk beoordelen. Maar half verlamd, onvruchtbaar of impotent, epileptisch, tandeloos, slechtziend en vervolgens ook nog eens doof moet het leven van ‘El Hechizado’, de behekste, geen pretje zijn geweest.
INTEELT IN DE EUROPESE KONINGSHUIZEN
BRUIDSSCHAT De geschiedenis van deze onfortuinlijke Habsburger is sterk vervlochten met die van Lodewijk XIV. Karel II erfde als enige mannelijke nazaat van Filips IV namelijk Spanje, delen van Italië, de zuidelijke Lage Landen en de overzeese gebiedsdelen. Maar toen Lodewijk XIV in 1660 uit strategische overwegingen in het huwelijk trad met de 22-jarige Spaanse infante Maria Theresia, was Karel nog niet geboren, en zij dus de enige erfgenaam van Filips IV. De Fransen, die zich in het noorden en zuiden door de Spaanse Habsburgers en in het oosten door de Oostenrijkse Habsburgers voelden ingesloten, wilden graag gebiedsuitbreiding bewerkstelligen. In een huwelijk zou de infante in elk geval de Spaanse Nederlanden meebrengen. Filips, die graag een goede relatie met de Fransen wilde, was voorstander van het huwelijk, maar niet van het kwijtraken van zijn noordelijke territorium aan Frankrijk, dat zo te machtig dreigde te worden. Hij stelde Lodewijk in plaats daarvan een enorme bruidsschat voor – die Lodewijk aanvaardde in de veronderstelling dat die toch niet betaald zou kunnen worden, waardoor het hem toevallen van de Spaanse Nederlanden slechts een kwestie van tijd zou zijn. Karels geboorte een jaar later betekende dus een uiterst vervelende tegenslag, maar Lodewijk liet het er niet bij zitten. Toen Filips IV in 1665 stierf en de bruidsschat nog altijd niet was betaald, besloot hij om de Spaanse Nederlanden gewapenderhand op te eisen. Voor Lodewijk zelf markeerde dit besluit een ommekeer in zijn persoonlijke leven. Was hij tot nu toe vrijwel uitsluitend geoccupeerd met artistieke zaken (zie ook De smaak van de koning, TOM 2.2010), op zijn 29ste was hij toe aan een nieuwe stap op weg naar eeuwige roem. In de zomer van 1667 meldde zich een leger van 55.000 man, met aan het hoofd de koning zelf, aan de grens van Vlaanderen. Luc Panhuysen beschrijft in zijn boek Rampjaar 1672 hoe die aanval niet tot staan kwam bij onze zuiderburen, maar zich al snel uitbreidde naar de noordelijke Nederlanden. Zijn relaas is gebaseerd op de
brieven die het echtpaar Van Reede, bewoners van kasteel Amerongen, elkaar tijdens deze turbulente periode schreef. Terwijl Godard Adriaan van Reede zich als ambassadeur voortdurend in het buitenland bevond om steun te vergaren voor de Nederlanden, bestierde zijn vrouw Margaretha Turnor de zaken op Amerongen – dat uiteindelijk werd platgebrand – en vocht hun zoon ondertussen mee in het Staatse leger. Panhuysens verhaal is dus een op feiten gebaseerde geschiedschrijving, maar daarom bepaald niet minder fascinerend dan de boeken van Monaldi en Sorti. Het gaat hem om de Hollandse situatie, maar en passant laat hij zien hoe de vier grote machtsblokken in Europa voortdurend stuivertje wisselen bij het in bedwang houden van Frankrijks expansiedrift activiteiten. In één moeite door verschaft hij inzicht in de manier waarop de onervaren Lodewijk, uit op een snel succes, zijn doorgewinterde generaals danig voor de voeten liep en de Franse zaak daarmee uiteindelijk de das omdeed. De eerste aanval in 1667 liep op niets uit toen een alliantie van Engeland en Zweden de Fransen dwong tot terugtrekking. De tweede aanval in 1672, nu geruggesteund door een eigen verdrag van de Fransen met Engeland en een neutraliteitsverdag met de Oostenrijkse keizer, bood veel meer perspectieven. Maar het eerste wat Lodewijk deed was het neutraliteitsverdrag schenden, waardoor de succesvolle Franse troepen, die al de halve Republiek hadden veroverd, grote delen van hun troepenmacht moesten afstaan voor dit potentiële nieuwe front. De Hollanders wilden van geen capitulatie weten en bleven zich verschuilen achter de waterlinie. Een getergde Lodewijk maakte zich voorjaar 1673 op voor het slotoffensief, en had alvast een schilder en een chroniqueur laten aanrukken voor het vastleggen van zijn heldendaden. Maar zijn taak, het openhouden van de zuidelijke route, begon hem al zo snel te vervelen dat hij plotseling besloot Maastricht aan te vallen met behulp van een specialist die een nieuwe belegeringsmethode had ontwikkeld. De opzet 37
INTEELT IN DE EUROPESE KONINGSHUIZEN
slaagde grandioos, en Lodewijk wilde na deze heldendaad de strijd zo snel mogelijk beëindigen, ware het niet dat er nog steeds niet te onderhandelen viel met de Nederlanders achter hun waterlinie. Daarom richtte hij zijn aandacht in opperste overmoedigheid nu op Trier, waar Oostenrijkse troepen zich niet zo makkelijk gewonnen gaven en zijn in de Republiek gelegerde troepen hem opnieuw te hulp moesten schieten. Trier viel, maar tegelijk werd ook Naarden ontzet en begon het Staatse leger een uitval naar het Zuiden. Hoewel Lodewijk volgens een van zijn generaals ‘in zijn huidige stemming liever Parijs of Versailles opgaf dan Maastricht’, zat er niets anders op dan zo snel mogelijk de Republiek te verlaten om de nu ook oprukkende Duitse legers te kunnen weerstaan, die samen met de Nederlanders hun finest hour beleefden door de Fransen tot vlakbij Parijs te achtervolgen. SPAANSE SUCCESSIEOORLOG Een nieuwe kans op het annexeren van Spaans grondgebied deed zich pas voor na de de dood van Karel II, de laatste telg van het Habsburgse Huis, in 1700. In Secretum, het tweede deel van de Monaldi & Sorti-trilogie, wordt uit de doeken gedaan hoe deze kwestie heel Europa uit zijn evenwicht bracht. Zowel Leopold als Lodewijk hadden goede aanspraken op de troon, maar beide kandidaten zouden met de toevoeging van de Spaanse gebiedsdelen teveel macht vergaren. Engeland en de Nederlanden waren betrokken bij verdragen die al vóór de dood van Karel II bepaalden dat het Spaanse grondgebied hoe dan ook zou worden opgeplitst. Onder Franse druk benoemde Karel II ondertussen Lodewijks kleinzoon Filips van Anjou als zijn opvolger – volgens Monaldi en Sorti was er zelfs sprake van vervalste documenten – daarmee de andere kandidaat, Leopolds zoon Karel passerend. Maar de Franse machtshonger ging verder: direct na de dood van Karel II maakte Lodewijk aanspraak op álle Spaanse gebieden, wat de allesverwoestende Spaanse Successieoorlog (1702-1713) in gang zette. Uiteindelijk behield toch Filips van Anjou als 38
Filips V de Spaanse troon. Maar bij de Vrede van Utrecht in 1713 zag hij af van zijn aanspraken op de Franse troon, zodat die twee grootmachten nooit verenigd zouden worden. Bovendien stond hij de Spaanse gebiedsdelen in Italië en de Spaanse Nederlanden af aan Oostenrijk. Lodewijks expansiedrift kwam hiermee tot een einde, en van zijn eigen leven was ook het einde in zicht: hij stierf twee jaar later. Zijn eigen opvolging had ondertussen trouwens eveneens aan een zijden draadje gehangen. Hoe verbazingwekkend levenskrachtig en energiek Lodewijk XIV zelf ook was, dat gold niet voor zijn door inteelt belaste en voor ziekte vatbare nakomelingen. Met Maria Theresia kreeg hij zes kinderen, waarvan er maar éen overleefde: Lodewijk Le Grand Dauphin. Deze leefde tot zijn vijftigste, maar kort na zijn dood door de pokken in 1711 stierven diens oudste zoon Lodewijk in 1712, en een van zijn kinderen aan de mazelen. Ook Lodewijk XIV’s derde kleinzoon, Karel, hertog van Berry, stierf in 1714. Zijn enige andere kleinzoon, Filips van Anjou, was voor troonsopvolging door het aanvaarden van de Spaanse troon in 1713 geen kandidaat meer voor de Franse troon. Alleen de vijfjarige Louis, laatst overgebleven achterkleinzoon, was als troonpretendent over toen Lodewijk XIV stierf. Hij stelde als Lodewijk XV het Huis van Bourbon nog even veilig, maar erfde een door de vele oorlogen van zijn overgrootvader geteisterd en bankroet land. De onvrede daarover zou ook in de rest van de eeuw niet meer verstommen, waardoor de grootheidswaanzin van de Zonnekoning uiteindelijk toch op zijn geslacht werd verhaald. ıı
Literatuur: Monaldi en Sorti: Imprimatur (Amsterdam 2002) Monaldi en Sorti: Secretum (Amsterdam 2004) Monaldi en Sorti: Veritas (Amsterdam 2006) Luc Panhuysen, Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte, Amsterdam 2009
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Sébastien Daucé:
‘CHARPENTIER LEERDE VAN CARISSIMI’ Naast gevestigde Franse barokensembles zullen in dit Festival ook jongere ensembles aantreden, die hiermee hun Nederlandse debuut maken. Het vocaal-instrumentale Ensemble Correspondances uit Lyon, in 2003 opgericht door Sébastien Daucé, is zo’n ensemble. Zij presenteren zich met motetten van onder meer Charpentier. Sébastien Daucé: ‘Ons programma, dat net op cd is verschenen, bevat muziek waarin zeer duidelijk te horen is wat Charpentier tijdens zijn vijfjarige verblijf in Rome heeft opgedaan. Er is een soort mini-oratorium over Maria Magdalena, nog nooit eerder uitgevoerd voor zover ik weet, dat met zijn krachtig dramatische recitatieven en zoet-vloeiende aria’s bijna een pastiche van Carissimi-citaten lijkt: echt volkomen anders dan de manier waarop Franse componisten rond 1680 schreven.’ Of Charpentier inderdaad bij Carissimi gestudeerd heeft, is volgens Daucé nog maar de vraag. ‘Carissimi was leraar aan het Collegio Germanico en mocht daarbuiten officieel geen leerlingen hebben. Maar Charpentier zoog zich wel vol met Carissimi’s muziek, dat is duidelijk te horen aan deze motetten. Charpentier was niet altijd in dienst van het hof in Versailles maar ook van de hertogin de Guise in Parijs, en zij was heel erg gecharmeerd van die aan het hof omstreden Italiaanse stijl.’ Je zou zeggen dat we van Charpentier het hele oeuvre wel ongeveer in kaart hebben gebracht. Dat klopt dus niet? Sébastien Daucé gedecideerd: ‘Absolument pas! Het is waar dat er in de afgelopen decennia heel veel naar boven is gehaald, maar wat je op concerten en cd’s hoort zijn toch steeds dezelfde stukken: altijd maar weer het Te Deum, de missen en grote motetten. Geweldige muziek natuurlijk, maar er is zoveel meer! Van Charpentier kennen we nog lang niet alles.’ Maar ook van andere componisten, zoals van Etienne Moulinié, ook op het program ma van Ensemble Correspondances, valt nog een hoop te ontdekken. Sébastien Daucé: ‘We hebben ons gespecialiseerd in de Franse vocale muziek van de zeventiende eeuw. Dus willen we ook de componisten belichten van de generatie voorafgaand aan die van Charpentier, zoals Moulinié en Boësset, die we nu voornamelijk van hun airs de cour kennen. Hun kerkmuziek is tamelijk etherisch van karakter, dus nog niet met die theatraliteit die we bij Charpentier vinden. In dat repertoire valt ook nog een wereld te winnen.’ Marcel Bijlo
Ensemble Correspondances: za 4 sep, 15.00 / VB Leeuwenbergh
39
TEKST BEELD
GUIDO VAN OORSCHOT GÉRARD PROUST
‘BIJ COUPERIN OVERSTIJGT DE GAMBA ZICHZELF’ PHILIPPE PIERLOT ARTIST IN RESIDENCE
Philippe Pierlot artist in residence
‘BIJ COUPERIN OVERSTIJGT DE GAMBA ZICHZELF’
40
PHILIPPE PIERLOT.INTERVIEW
Philippe Pierlot is een van de drie artists in residence die rondlopen op het Festival. De Belgische gambist en ensembleleider stort zich vooral op Couperin, maar werpt in een soloprogramma ook licht op het werk van minder bekende componisten. Die blijken de gamba verrassend vaak te hebben gecombineerd met de luit, het instrument waarop de puber Pierlot begon met tokkelen. Wat hem tegenwoordig vooral bezighoudt is de extreme detaillering van de Franse toontaal. ‘Karikaturaal wil ik onze huidige manier van spelen niet noemen, maar vlak is ze misschien wel.’ De vos heeft de ganzen gepakt. Het zou een codezin kunnen zijn uit een oude spionagethriller, zo’n zwartwitfilm met gleufhoeden en bakelieten telefoons. In het deel van België waar Philippe Pierlot woont, de Ardennen, behoort zo’n mededeling echter al eeuwen tot de alledaagse realiteit. De vos heeft de ganzen gepakt, maar de schapen gelukkig met rust gelaten. Philippe Pierlot schiet in de lach. Geboren als stadsjongen (Luik, 1958), staat hij tegenwoordig met beide benen in het landleven. Toch zullen zijn moestuin, vrouw en drie kinderen hem in de nazomer een poosje moeten missen. Vanaf het erf in Le Lorgnon zet Philippe Pierlot dan koers naar het Utrechtse Festival. Net als sopraan Eugénie Warnier en klavecinist Skip Sempé loopt hij er rond als artist in residence. In zijn koffer zitten stapels Couperin, de componist aan wie Pierlot met zijn Ricercar Consort twee concerten wijdt. En hij sleept natuurlijk zijn viola da gamba uit 1625 met zich mee. Van oorsprong is het een Engelse consort bass, waaraan Thomas Allred vier eeuwen geleden heeft zitten zagen en schaven. Maar ho, wat heeft Franse muziek te zoeken op een Brits instrument? Philippe Pierlot legt het graag uit: ‘Aan het eind van de zeventiende eeuw vormden Engelse gamba’s in Frankrijk het neusje van de zalm. Iedereen wilde zo’n ding hebben, zelfs Marin Marais. In die tijd is mijn instrument dan ook geschikt
gemaakt voor de Franse muziek. Hij is afgeslankt en ingekort, je kunt er de sporen nog van zien. De klank bezit een speciale kwaliteit: hij is heel diep, kent een nasaal kantje, maar is tegelijkertijd van fluweel.’ Dat wordt dringen, op zondagmiddag 29 augustus bij de Doopsgezinde Kerk, waar Philippe Pierlot een solorecital geeft. Bezoekers van vorig jaar zullen zich nog het uitstapje herinneren dat hij maakte op de baryton, dat merkwaardige strijk- en tokkelinstrument waarvoor Joseph Haydn in opdracht van zijn broodheer Esterházy uitbundig heeft geschreven. Pierlot en zijn duim bleken de baryton op diepzinnige wijze te hebben doorgrond. Dit jaar richt hij met zijn soloprogramma het vizier op de basse de viole in de zeventiende eeuw. Een spannende tijd, waarin zowel de gamba als het repertoire een onstuimige ontwikkeling doormaakten. De link met basso continuo sprak nog niet vanzelf en als solo-instrument stond de gamba vooral dicht bij de luit. SENIELE GRIJSAARD Philippe Pierlot heeft er een paar opgespoord, zeventiende-eeuwers die de luit in hun alledaagse muziekpraktijk combineerden met de gamba. Zoals Nicolas Hauteman, de virtuoos die in Brussel werd geboren als Nicolaas Hotman. Constantijn Huygens mag zijn muziek dan een keer belachelijk hebben gemaakt, Hotman legde met leerlingen als Machy en Sainte-Colombe wél het fundament onder de Franse gambatraditie. Een generatie later hadden mannen als Marais, Forqueray en Caix d’Hervelois van zijn werk nog veel plezier. ‘Hauteman was belangrijk’, zegt Philippe Pierlot, ‘maar Sainte-Colombe heeft de viola da gamba pas echt volwassen gemaakt. Hij bracht de zevende snaar aan, dacht na over de stokvoering en polemiseerde met Machy over de manier waarop je je hand houdt. Ik heb nooit begrepen waarom de film Tous les matins du monde hem portretteert als een seniele grijsaard op het platteland. In werkelijkheid was Sainte-Colombe een grootmeester die furore maakte aan het hof.’ Toch blijft het een prachtige scène: de jonge Marin 41
INTERVIEW. PHILIPPE PIERLOT
Marais die onder de planken van Sainte-Colombes tuinhuis kruipt om de kunst af te luisteren. Wie talent heeft, kan er tegenwoordig voor naar het conservatorium. Naar Philippe Pierlot bijvoorbeeld, in Brussel of Den Haag. Hij zal je vertellen dat elk repertoire zijn eigen techniek verlangt. Dat er tussen de zestiende en de achttiende eeuw een enorme ontwikkeling heeft plaatsgevonden, waar we tegenwoordig pas oog voor krijgen. Dat gambaspelen al met al een lastige klus is. ‘Gambisten kunnen niet voortbouwen op een traditie van eeuwen, zoals violisten en pianisten’, zegt Pierlot. ‘Die breuk kun je beschouwen als een probleem, maar ik vind het reuze spannend. Op elk aspect van het spel kun je je eigen kijk ontwikkelen.’
Ik vermoed dat die praktijk veel verder ging dan wij ons kunnen voorstellen.’ Het bronnenonderzoek blijft boeiend, zegt Pierlot, maar voor baanbrekende research ontbreekt het hem simpelweg aan tijd. Hij is eerst en vooral uitvoerend musicus. Al blijven de reflexen vertrouwd: nagaan onder welke omstandigheden een stuk is uitgevoerd, informatie verzamelen waarmee je muziek in een nieuw licht kunt plaatsen, kijken of de communis opinio wel klopt. Hij wil er niet over opscheppen, maar toch: Philippe Pierlot voerde Bach al in minibezetting uit toen de kreet ‘één stem per partij’ nog in de mode moest komen. En door het kleine orgelpositief in te ruilen voor een robuust kerkorgel, ontdekte hij nieuwe perspectieven in klankkleur en dynamiek.
EXTREEM GEANNOTEERD Codes, versierinkjes, aanwijzingen en voorschriften – ze tierden welig in de Franse Barok. Maar menig conservatoriumstudent raakt erin verstrikt, weet Philippe Pierlot. Je moet al die krabbels respecteren, vindt hij, maar om de fijnzinnige expressie van de muziek recht te doen moet je ze tegelijkertijd overstijgen. Na al die jaren kan hij zich nog altijd verbazen over de oneindige subtiliteit van de Franse toontaal. ‘Karikaturaal wil ik onze huidige manier van spelen niet noemen, maar vlak is ze misschien wel. Er bestaat een bundel van Marin Marais die in zijn eigen tijd is geannoteerd. Er staan extreem gedetailleerde aanwijzingen in die een enorme variatie tonen. Jeter, aspirer, appuyer – elke noot onderscheidt zich van de vorige en drukt iets anders uit. Steeds wisselt de streek, het lijkt wel een hedendaagse partituur. Moderne gambisten spelen vooral gelijkmatig, maar volgens mij deden ze dat in de Barok helemaal niet.
KUIJKEN EN SAVALL Hij was zeventien toen de bliksem insloeg. Gestreken had Philippe Pierlot nog nooit, maar opeens wist de zelfopgeleide gitarist en luitist het zeker: hij moest en zou aan de viola da gamba. De maanden tot zijn instrument eindelijk kon worden geleverd, duurden een eeuwigheid. ‘Je kunt je voorstellen dat het ongemakkelijk aanvoelde, de eerste keer dat ik een strijkstok hanteerde. Tot mijn grote geluk kon ik vrij snel terecht bij Wieland Kuijken. Van hem heb ik een goede basistechniek geleerd en ook het vermogen om de strijkstok te laten articuleren. En, niet onbelangrijk: ondanks zijn uitgesproken persoonlijkheid liet Kuijken zijn studenten vrij om hun eigen weg te kiezen. Van Jordi Savall heb ik weer andere dingen opgestoken. Klank en sonoriteit bijvoorbeeld. Op m’n achttiende heb ik hem maar een weekje meegemaakt op een zomercursus, maar dat was meer dan voldoende om zwaar onder de indruk te raken.’
42
PHILIPPE PIERLOT.INTERVIEW
In 1980 behoorde Philippe Pierlot tot de oprichters van het Ricercar Consort. In het complot zaten ook François Fernandez – nog altijd actief als barok violist – en Bernard Foccroulle, de klavierspeler die intendant werd van de Brusselse Muntopera en tegenwoordig het festival van Aix-en-Provence leidt. Ricercar – zoeken, opsporen; in de naam van het ensemble school een programma. Ze verslonden de bronnen, doken de bibliotheek in, repeteerden volop en gaven pas in 1985 hun eerste concert. Op de lessenaars stond het Musikalisches Opfer van Bach. Aanvankelijk profileerde het Consort zich vooral met repertoire uit de Duitse zeventiende eeuw. Componisten als Schütz, Weckmann en Bruhns kwamen tot leven via de stembanden van Max van Egmond, James Bowman en de jonggestorven counter Henri Ledroit. Later wierp Pierlot zijn netten ook uit in Italië, bijvoorbeeld met een bewerking van Monteverdi’s opera Il ritorno d’Ulisse in patria voor een ensemble van gamba’s en tokkelinstrumenten. En hij hield zich intensief bezig met Marais: het integrale gamba-oeuvre legde hij vast op cd en de witte plekken in de opera Sémélé werden door Pierlot gerestaureerd. Al vroeg was er ook sprake van een cd-label, Ricercar, dat door liefhebbers van de historische uitvoeringspraktijk nog altijd in de gaten wordt gehouden. Maar de band met het Ricercar Consort is allang verbroken, zegt Pierlot. ‘In 2000 werden we benaderd door Mirare, een jong Frans label dat mooie plannen had. Voor hen hebben we toen de cd De Aeternitate opgenomen, met de countertenor Carlos Mena. Nadat er wat problemen waren ontstaan met Ricercar, zijn we onze eigen weg gegaan.’ Inmiddels drijft Pierlot met François Fernandez en collegagambist Rainer Zipperling ook zelf een cd-label:
Flora. En daarnaast is hij artistiek directeur van een festival in de Ardennen. Daar klinkt veel Bach, maar afgelopen voorjaar ruimde hij er ook tijd in voor de Mariavespers van Monteverdi. SYNTHESIZER Pierlot heeft aan twee conservatoria gestudeerd: voor de viola da gamba reisde hij naar Brussel, de rest van het curriculum wikkelde hij af in Luik. Daar trof hij als directeur Henri Pousseur, de Waalse componist die vorig jaar overleed. Pousseur haalde modernisten naar Wallonië als Luciano Berio, Karlheinz Stockhausen en John Cage. Grootschalige projecten waren het, vergelijkbaar met de roemruchte componistenweken aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. Ook in Luik kwamen ze lesgeven en repetities leiden. Philippe Pierlot zoog hun muziek in zich op. Later ging hij de nieuwe klanken evenmin uit de weg. ‘Ik heb ooit een compositieopdracht verstrekt aan mijn landgenoot Benoît Mernier. Op de repertoirelijst van het Ricercar Consort staat bovendien een prachtig stuk dat George Benjamin heeft gecomponeerd voor Fretwork, we hebben het nog met hemzelf gerepeteerd. En laatst heb ik gewerkt met het HERMESensemble, een Antwerps collectief voor muziek en kunst. Daar kwam een stuk voorbij van Thomas Smetryns, geschreven voor een mengeling van oude en nieuwe instrumenten, Europese en Turkse, maar bijvoorbeeld ook een synthesizer uit de jaren ’60.’ Vermoedelijk zou François Couperin, de organiste du roi, daar wel mee uit de voeten hebben gekund. Dat kon hij immers ook met de viola da gamba, een instrument dat hij niet eens bespeelde. Tijdens het komende Festival ruimt Philippe Pierlot een van zijn drie concerten in voor de Pièces de violes avec la basse 43
INTERVIEW. PHILIPPE PIERLOT
De Slotkapel in Egmond aan den Hoef chifrée die Couperin in 1728 heeft gepubliceerd. De gambist geeft toe: je kunt merken dat Couperin geen strijker was. Maar eerlijk gezegd vormt dat nou net het boeiende. ‘Couperin is de enige niet-gambist die zich aan pièces de violes heeft gewaagd, dat alleen al maakt ze uniek. En ik vind het natuurlijk geweldig dat de grootste Franse componist van die tijd zich over mijn instrument heeft gebogen. Zijn muziek daagt uit. Sommige dingen liggen onhandig, die zul je bij Marais niet aantreffen. Maar tegelijkertijd komt Couperin op zaken die Marais weer nooit heeft kunnen verzinnen. Bij Couperin overstijgt het instrument zichzelf.’ ıı
festival oudemuziek utrecht BUISSON, MACHY, SAINTE-COLOMBE, HACQUART E.A. Philippe Pierlot, viola da gamba zo 27 aug, 15.00 / Doopsgezinde Kerk
CEnTRuM VOOR OuDE MuzIEK & HISTORISCHE uITVOERInGSPRaKTIjK
najaar 2010 vrijdag 1 oktober 2010, 20.00 uur Igor Ruhadze viool Bart van Oort fortepiano Romantische Meesterwerken vrijdag 22 oktober 2010, aanvang 20.00 uur Laureatenconcert Van Wassenaer Concours 2009: Tempo Rubato met werken van o.a. Mozart, Clementi, Van Beethoven en Riem vrijdag 19 november 2010, aanvang 20.00 uur Van Swieten Society Chopin en het Belcanto vrijdag 26 november 2010, aanvang 20.00 uur Paolo Giacometti piano Romantische impressies: Schumann, Debussy, Ravel vrijdag 3 december 2010, aanvang 20.00 uur Ensemble Fantasticus Muziek in de virtuoos 17e eeuw Stylus Fantasticus vrijdag 17 december 2010, aanvang 20.00 uur Het Hemony Ensemble o.l.v. Simon Groot m.m.v. Max van Egmond Kerstmotetten voor Ons’ Lieve Heer op Solder
COUPERIN: PIÈCES DE VIOLES Ricercar Consort / Philippe Pierlot ma 30 aug, 17.00 / Geertekerk COUPERIN: APOTHÉOSES Ricercar Consort / Philippe Pierlot di 31 aug, 15.00 / Vredenburg Leeuwenbergh
DE nEDERLanDSE COnCERTSTICHTInG WWW.nEDERLanDSECOnCERTSTICHTInG.nL
44
INGEZONDEN
SPECIAAL ZAAK VOOR K L ASS IEKE MUZ IEK TIJDENS HET FESTIVAL 10% KORTING OP DE GEHELE COLLECTIE, ÓÓK OP ONZE SPECIALE FESTIVALAANBIEDINGEN. (OP VERTOON VAN DEZE ADVERTENTIE) BOUDISQUE | VREDENBURG 31 3511 BC UTRECHT | T. 030 - 2394030 INFO@BOUDISQUE.NL
10 KOR T % ING OP G COLL EHELE E C T IE
BEZOEK OOK ONZE WEBWINKEL: WWW. BCQ.NL
Wil u iets kwijt over de inhoud van het tijdschrift? Stuur dan een e-mail aan publiciteit@oudemuziek.nl. Houdt uw reactie kort; te lange bijdragen worden door de redactie naar eigen inzicht ingekort.
SCHOKKENDE TOP 400 Voor veel minnaars van oude muziek moet de klassieke Top 400 die Radio 4 in mei jl. uitzond een schok zijn, zeker voor de minnaars van vroege muziek. Middeleeuwen en Renaissance bestaan namelijk zo goed als niet in die klassieken-Top: samen 5 hits van de 400 werken, 1,25 procent. Zo scherp wist ik dat niet. Ik ben er achter gekomen door de speellijst eens te onderzoeken. Dat levert dit harde cijfer op, en meer cijfers over de status van ‘oude muziek’ anno 2010. De 10.000 door Radio 4 (meest via internet) verzamelde stemmen gaven de Middeleeuwen 1 van de 400 hits (Hildegard) en de Renaissance 4, bestaande uit 3 hits voor (ook nog overgangsgeval) Monteverdi en 1 echte voor Desprez. Samen 5. Dat is alles. In de Barok scoorde de oude muziek royaler: 75 van de 400 hits. Opgeteld levert dat 20 procent voor oude muziek binnen de klassieke muziek, gemeten met de Barok als mijn grens voor ‘oude’. Dat lijkt mee te vallen. Maar pas op: het is de oude Bach die daar liefst 35 hits aan bijdraagt (met de Matthäus op plaats 1!), op verre afstand gevolgd door Vivaldi (8) en Händel (5). Sweelinck doet een treurige 2, net iets meer dan Albinoni (Adagio), Pergolesi (Stabat Mater) en Pachelbel (Canon). Radio 4 is zelf niet geschokt, meldt desgevraagd Corine Rietveld aldaar. De score wijkt niet veel af van die in voorgaande Tops 400. Opvallend voor Radio 4 is meer de voorkeur in de ‘moderne’ hoek voor sferisch schrijvende componisten als Glass en Pärt, tegenover de aloude ‘piepknormuziek’. De altijd hoge score van Bach en Händel schrijft ze aan twee mogelijke oorzaken toe: ten eerst zingen veel stemmers zelf hun werken, en ten tweede geschiedde de stemming in de paastijd, met alom passies in de ether. Corine Rietveld oppert dat de score van oude muziek hoger zou kunnen uitvallen als amateurkoren meer werken van vóór de Barok zouden gaan uitvoeren. Nuttige tip. Misschien ook voor Radio 4 zelf? Wim Geradts, Utrecht 45
TEKST
ALBERT EDELMAN
FÊTES BAROQUES EN GRANDES JOURNÉES CENTRE DE MUSIQUE BAROQUE DE VERSAILLES LAAT VERLEDEN HERLEVEN
Centre de Musique Baroque de Versailles laat
verleden herleven
46
FÊTES BAROQUES EN GRANDES JOURNÉES
FÊTES BAROQUES EN GRANDES JOURNÉES
Vanaf 1627 hadden de Franse koningen hun eigen evenementenbureau. De directeur van deze Administration des Menus-Plaisirs, verantwoordelijk voor talloze praktische zaken waaronder kunst en vermaak, bekleedde een onwankelbare positie in het firmament van koninklijke adviseurs, zó belangrijk was zijn bedrijf. Vier eeuwen later wordt diens blauwbeklede salon bewoond door Hervé Burckell de Tell, directeur van een instituut dat eigenlijk niet zo gek ver afstaat van dat van zijn zeventiende-eeuwse voorganger: het Centre de Musique Baroque de Versailles. Eind twintigste eeuw besloot de Franse cultuurminister dat het tijd was voor een nationaal muziekinstituut, dat op een natuurlijke manier zou kunnen aansluiten bij het paleis van Versailles. Organist, dirigent en hoge ambtenaar op het Ministerie voor Cultuur Vincent Berthier de Lioncourt werd uitgenodigd om de juiste vorm te vinden voor zo’n instituut en met hulp van musicoloog Philippe Beaussant ging hij aan het werk. De uitgangspunten waren de volgende: naast het symbool van zeventiende- en achttiende-eeuwse Franse kunst dat Versailles al was, moest het ook een vitrine worden voor de muziek van die tijd; de barokke componisten moesten worden herontdekt; het paleis moest een forum worden voor hedendaagse uitvoerders die zich met het muzikale erfgoed wilden bezighouden; en het moest een rol krijgen bij de opleiding van artiesten die zich met oude muziek wilden bezighouden, naast de oude-muziekafdeling van de conservatoria. Al in 1987 werd de eerste Grande Journée georganiseerd, gewijd aan Lully als grootste barokcomponist van Frankrijk, terwijl een jaar later het CMBV officieel werd geopend met een festival gewijd aan Charpentier. VERSAILLES De Grandes Journées zijn belangrijke echo’s van een schitterend en rijk verleden, want er zijn maar
weinig plekken waar de band tussen architectuur, geschiedenis en muziek zo nauw is als in Versailles. Onder Lodewijk XIII klonken in het jachtslot nog bescheiden airs de cour, motetten en zo nu en dan een mis, maar met de komst van zijn zoon naar het plaatsje twaalf kilometer buiten Parijs werden de activiteiten flink opgevoerd. In 1664 componeerde Lully de muziek voor Les plaisirs de l’île enchantée, een spektakel dat paleis en tuin op z’n kop zette, al snel gevolgd door een indrukwekkende reeks theatrale hoogstandjes door artiesten als Molière, Bérain, Vigarani en Quinault. Hun verschillende talenten maakten samen de genres waar Versailles beroemd om is geworden: ballet, grand motet, comédie-ballet en tragédie lyrique. Het muziekbedrijf van de Zonnekoning, verdeeld in Chambre, Chapelle en Écurie, wekte de afgunst van heel Europa. Na de Régence (1715-1723) introduceerde de jonge Lodewijk XV een nieuwe generatie artiesten: Campra, Mondonville en Rameau vierden triomfen in de geraffineerde samenleving van het hof, waar Madame de Pompadour inmiddels haast dienst deed als impresario. Onder Lodewijk XVI ging de blik voor het eerst echt over de landsgrenzen: de nieuwe opera zaal in het paleis en het kleine theater in Trianon werden nu bevolkt door Grétry, Gluck, Piccinni en Sacchini, allen favorieten van Marie Antoinette. Het gedwongen vertrek van de koninklijke familie op 6 oktober 1789 dompelde het paleis in stilte. Pas in 1833 besloot Louis-Philippe om Versailles nieuw leven in te blazen als monument voor de grandeur van Frankrijk, en dan in het bijzonder de periode van Lodewijk XIV. Het paleis was als Musée de l’Histoire de France niet langer het toneel van de macht, maar een plek om het verleden te herdenken. En dat ge beurde vol enthousiasme: Saint-Saëns, Chausson, Debussy en hun tijdgenoten stortten zich op de muziek van hun voorgangers. In 1937 organiseerde de Franse overheid voor het eerst oude-muziekconcerten in het paleis – het festival moest gaan concurreren met Bayreuth! – maar het zou tot 1987 duren voor het CMBV de fakkel overnam. 47
FÊTES BAROQUES EN GRANDES JOURNÉES
GRANDES JOURNÉES De eerste twee Grandes Journées van het CMBV vonden voor het grootste gedeelte plaats in Versailles, in het paleis en in het stadje, op de plek waar de muziek voor is geschreven en waar ze voor het eerst werd uitgevoerd. Vanaf dat moment is die band tussen muzikaal en architectonisch erfgoed alleen maar verder uitgebouwd met festivals gewijd aan herontdekte grootheden als Lalande, Du Mont, Brossard en Clérambault. Hun nalatenschap kan sinds de oprichting in 1989 van een speciaal onderzoeksinstituut onder leiding van Jean Duron profiteren van de kennis van een uitgebreide ploeg wetenschappers. De Franse muziek van de zeventiende en achttiende eeuw wordt nu stelselmatig in kaart gebracht, binnenstebuiten gekeerd, vervolgens beschreven en vaak ook uitgegeven, zodat het nieuwe repertoire direct ingang kan vinden bij musici. Het onderzoek richt zich in het bijzonder op enkele typisch Franse genres, zoals de air de cour en de religieuze muziek van de zeventiende eeuw. Daarnaast wordt met een compositieatelier een interessant spoor getrokken door de genres: met een studie van de manier waarop componisten omgingen met de overgang in de Barok van modaliteit naar tonaliteit leren (compositie)studenten ‘barok’ te schrijven. Op die manier zijn al talrijke stukken deels of zelfs voor het grootste deel gereconstrueerd, wat geen overbodige luxe is als je bedenkt dat veel muziek werd uitgegeven zoals hij op dat moment werd gespeeld; voor Frankrijk betekent dat voor muziek uit de zeventiende eeuw meestal het verlies van een of meer altvioolpartijen. Enkele componisten zijn in de loop der jaren vereerd met een complete uitgave van hun muziek in zogenaamde Monumentales, zoals Etienne Moulinié, Pierre Robert en Henry Desmarest. VINGT-QUATRE VIOLONS DU ROY Met het vertrek van Vincent Berthier de Lioncourt in 2005 en de komst van Hervé Burckel de Tell sloeg het Centre de Musique Baroque de Versailles een nieuwe weg in. Zo werd het herfstfestival vorig jaar 48
gewijd aan André-Ernest-Modeste Grétry, een grote favoriet van Marie-Antoinette en een van de belangrijkste operacomponisten van de Franse Klassieken. Ook is er meer ruimte voor theater in de vorm van dans en opera, zeker nu weer gebruik kan worden gemaakt van de grote Opéra in de noordvleugel van het paleis. Het Centre gaf de afgelopen jaren enkele krachtige creatieve impulsen, zowel door ensembles praktisch te ondersteunen – de decors van de voorstelling Cadmus et Hermione door Le Poème Harmonique zijn daarvan een voorbeeld – maar ook door de reconstructie van de Vingt-Quatre Violons du Roy, het legendarische orkest van Lully. Dat nieuwe instrumentarium, herbedacht en herbouwd door Antoine Laulhère en Giovanni Chittò, is nu beschikbaar voor iedereen die zich wil verdiepen in de sonoriteiten van de Franse barokmuziek. En dat geldt niet alleen voor groepen die optreden tijdens de eigen concerten van het CMBV, maar ook voor orkesten die ze ‘buitenshuis’ willen gebruiken, zoals Capriccio Stravagante en Skip Sempé dit jaar doen tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht. MENUS-PLAISIRS Al dat onderzoek vindt plaats op een steenworp afstand van het paleis. Het adres, nr. 22, Avenue de Paris, is hetzelfde als waar vanaf 1745 de MenusPlaisirs huisde. Het gebouw is sinds die tijd zelfs nauwelijks veranderd, met op de eerste twee verdiepingen grote kamers en een doolhof van ruimtes op de grote zolder. Tijdens de monarchie hield de Administration des Menus-Plaisirs zich naast het al vermelde hofvermaak ook bezig met zaken als voertuigen, tenten en paviljoens, met de cadeaus die de koninklijke familie uitdeelde en met de organisatie van belangrijke vergaderingen. Het vervolg in de geschiedenis van het gebouw leunt eveneens voor een groot deel op vergaderingen. In 1787 werd een tijdelijke zaal gebouwd voor de assemblée des notables in wat nu de bovenhof is van het Centre, twee jaar later gevolgd door de bijeenkomst van de États Généraux. De architect Pâris bouwt voor die gelegenheid een mo-
FÊTES BAROQUES EN GRANDES JOURNÉES
numentale statietrap als elegante toegang tot zalen voor de adellijke en geestelijke delegatieleden. In de tijdelijke grote zaal, gesloopt in 1802, besloot het parlement in 1789 alle adellijke privileges af te schaffen en volgde de ondertekening van de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen. Tot 1942 heeft het gebouw voor het ministerie van oorlog dienst gedaan als kazerne, waarna de stad Versailles er een opslagruimte van maakte. Vanaf 1975 stond het complex leeg tot in 1989 werd begonnen met de restauratie, speciaal ten behoeve van het CMBV. Het Centre nam zijn intrek in het gebouw in 1996, met aan de benedenhof kantoorruimte, een bibliotheek en drie grote zalen, en aan de bovenhof, met uitzicht op de fundamenten van de États-zaal, een paviljoen voor de Pages en de Chantres. LES PAGES ET LES CHANTRES Die twee groepen zangers vormen samen de derde loot aan de CMBV-boom: opleiding. En die opleiding begint al vroeg, zoals in de jardin musical waar kinderen van vier en vijf jaar één keer per week kennismaken met muziek. Met zes jaar starten de eerste koorrepetities om voor te bereiden op de maîtrise, een echte muziekopleiding voor kinderen van acht tot veertien die wordt georganiseerd in samenwerking met twee scholen elders in de stad. De opzet van de opleiding gaat terug op traditionele maîtrises, waar leerlingen volledig werden ondergedompeld in de muziek – enkele van de grootste barokcomponisten kregen hun opleiding in zo’n school, die meestal aan een kerk verbonden was. Samen vormen de jonge leerlingen van de maîtrise de groep van twintig Pages, net als de koorkinderen van de Chapelle royale in de achttiende eeuw. De volwassen zangers, de Chantres, vormen een aparte groep binnen de opleiding. De zeventien studenten per jaar – precies het aantal zangers in de oorspronkelijke Chapelle royale – volgen een exclusief professioneel programma gericht op het koorrepertoire van de zeventiende en achttiende eeuw. Niet zelden brengen de Chantres, al dan niet samen
met de Pages, de nieuw ontdekte of uitgegeven stukken door het CMBV tot klinken; op de discografie prijken onder meer opnames van operafragmenten van Lully, grands motets van Pierre Robert en drie oratoria van Rigel. De artistieke kwaliteit van de Pages en de Chantres is sinds 1991 de verantwoordelijkheid van Olivier Schneebeli. Begeleid door het orkest dat onlangs voor een uitvoering van Lully’s Amadis werd gelanceerd, of door een kleinere continuogroep, verzorgt het ensemble vrijwel elke week een kort concert in de grandioze paleiskapel, naast enkele grotere producties. Voor de twee Utrechtse concerten werden sleutelwerken gekozen uit het Franse barokrepertoire: Campra’s Requiem – dit concert is inmiddels uitverkocht – en de radicaal originele en harmonisch uitdagende motetten van Guillaume Bouzignac. De concerten in Utrecht zijn de eerste in Nederland voor de Versaillaanse musici. ıı
festival oudemuziek utrecht DO 2 SEP, 20.00 / DOMKERK Les Pages & les Chantres du CMBV, Orchestre des Musiques Anciennes et à Venir / Olivier Schneebeli Campra: Requiem uitverkocht VR 3 SEP, 17.00 / DOMKERK Les Pages & les Chantres & les Symphonistes du CMBV / Olivier Schneebeli Bouzignac, Moulinié: Motetten www.cmbv.fr
49
50
TEKST BEELD
BOB VAN ASPEREN
COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS ORGELSPELENDE CLAVECINISTES IN FESTIVALCONCERT
Orgelspelende clavecinistes in Festivalconcert
COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS
COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS
Jacques-Denis Thomelin, organist van de Chapelle royale van Lodewijk XIV, had een grote invloed op zijn leerling en opvolger François Couperin. Het spaarzaam overgeleverde werk van Thomelin wordt tijdens het Festival Oude Muziek door Bob van Asperen voor het eerst integraal ‘en suite’ uitgevoerd, en in dit artikel van zijn hand geplaatst temidden van het werk van andere leermeesters van François Couperin: Henri Du Mont en Louis Couperin. Over die laatste heeft Van Asperen in het kader van zijn Louis Couperin-integrale in wording interessante bevindingen gedaan, waarvan hij hier tevens verslag doet. ‘…mes ancêtres, qui seront toujours plus admirables, qu’imitables…’ (‘…mijn voorouders, die altijd meer bewonderenswaardig, dan navolgbaar zullen zijn …’) François Couperin, Préface voor Les Goûts-réünis, Parijs, 1724 De eerbied waarmee François Couperin (16681733), de grote pleitbezorger van L’Art de toucher le Clavecin, in dit citaat over zijn voorouders spreekt, betreft ongetwijfeld vooral zijn oom Louis Couperin (ca.1626-1661), die in 1653 als eerste der C ouperins een contract ondertekende als organist van de St. Gervais in Parijs. Het orgel waarvan de telgen van dit muzikantengeslacht tot in de negentiende eeuw de vaste bespelers zouden blijven, was in 1601 gebouwd door de Vlaamse orgelbouwer Matthijs Langhedul. Louis moet ongeveer 24 jaar oud zijn geweest toen hij uit het stadje Chaumes in de Brie 1641
1645
naar de Franse hoofdstad kwam, onder de hoede van Jacques Champion de Chambonnières, stamvader van de Franse clavecinistes. Louis’ jongere broers volgden waarschijnlijk iets later: François, die vooral als muziekleraar bekend werd, en Charles, organist en vader van de beroemde François Le Grand. In het daaropvolgende decennium componeerde Louis een schat aan pièces de clavecin en orgelwerken, vele voorzien van een exacte datering als betrof het een journaal. Hij overleed voortijdig op 35-jarige leeftijd; ‘ziek van lichaam en gezond van geest’ zette hij in 1661, kennelijk verzwakt, zijn laatste handtekening. Ooit ontleende Louis een groot deel van zijn faam aan het feit dat hij de oom was van zijn veel beroemdere neef. Maar tegenwoordig is de waardering voor Louis’ werk zo groot, dat hij volgens velen zou mogen meedelen in François’ historische bijnaam. Louis’ orgelwerken zijn nagenoeg uitsluitend bekend uit het belangrijke zeventiende-eeuwse Franse Oldham-manuscript, dat zelfs wel als autograaf wordt beschouwd. Dit repertoire vertegenwoordigt de uiterst belangwekkende, voorheen missende schakel tussen de meer conservatieve orgeltraditie van Jean Titelouze (wiens twee collecties orgelwerken, stammend uit de jaren 1623-6, de eerste in Frankrijk gepubliceerde werken voor orgel zijn) en de vroegste kleurrijke ‘klassieke’ Franse livres d’orgue die inzetten met die van Guillaume Gabriel Nivers uit 1665-75. Dat de uitsluitend met ‘Mr. Couperin’ aangeduide componist inderdaad als Louis kan worden geïdentificeerd, blijkt overigens uit de toevoeging ‘Org[ani]ste de St. / Gervais le 4e Juillet / 1653 à Paris ./’ bij een der fantaisies. 1653
1661
51
COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS
AUTHENTICITEIT Vanzelfsprekend verschillen bij Louis de vormen van de klavecimbelwerken (eveneens uitsluitend gemerkt met ‘de Mr. Couperin’) sterk van die van de orgelwerken, net zoals dat bij andere orgelspelende clavecinistes – en dat waren de meeste – het geval is. De twijfels die vandaag de dag zijn gerezen ten aanzien van de identiteit van de ‘Mr. Couperin’ van de klavecimbelwerken zijn echter niet nodig. Afgezien van een viertal luchtige doubles bij werk van o.a. Hardel, Chambonnières en Lebègue waar scepsis in dit opzicht gerechtvaardigd lijkt, blijkt uit vergelijking van de klavecimbelstukken met de nog niet zo lang toegankelijke orgelwerken en de symphonies en fantaisies voor schalmei en gamba-ensemble van Louis Couperin, dat het hier om een en dezelfde scheppende geest gaat: tussen de genres valt een rode draad van herhaaldelijk optredende cross-references te herkennen, terwijl, als het gaat om het citeren van Franse componisten onderling, daar juist steeds sprake is van eenmalig citeren. Dat met de auteursnaam ‘Mr. Couperin’ ook in het geval van de pièces de clavecin Louis bedoeld is – en niet bijvoorbeeld zijn ongeveer tien jaar jongere broer Charles (1638-1679) – blijkt bovendien uit uitspraken van gezaghebbende kenners als Le Gallois1 en Évrard Titon du Tillet2. Ten overvloede leert ons een blik op de impliciete datering van het indringende Tombeau de Mr. de Blancrocher († 1652) – zoals ik elders aantoonde3, kan die wegens zijn melodische verbondenheid niet los worden gezien van de voorafgaande belangrijke prélude – dat het hier alleen om de oudste broer kan gaan, niet om de dan pas veertienjarige Charles. 52
PARIJSE SALONS Maar er is meer circumstantial evidence waaruit het auteurschap van Louis Couperin kan worden afgeleid. In de Parijse salons, zoals die van de door Lully en La Fontaine bezochte gevierde virtuoze Françoise Certain, klonken klavecimbel-werken van Louis Couperin, zoals Titon du Tillet verhaalt. De in die werken voorkomende citaten naar Johann Jacob Froberger (wiens eerste Parijse verblijf in 16501652 valt) zijn opvallend genoeg vrijwel uitsluitend aan diens Libro secondo uit 1649 ontleend. Het valt niet aan te nemen dat de dus kennelijk vanaf 1650 ontstane pièces de clavecin in bijvoorbeeld het Bauynhandschrift door de teenager Charles geschreven zijn. Bovendien, als Charles op een later tijdstip toch de componist was geweest, dan hadden de bronnen waarschijnlijk meer citaten uit Frobergers Libro quarto (1656) en ook enkele toentertijd zo bijzonder populaire Lully-arrangementen bevat. Dat dit alle twee niet het geval is, wordt begrijpelijk als we als auteur van zowel het orgel- als klavecimbelwerk inderdaad Louis Couperin accepteren: het was immers deze Froberger-vereerder wiens dagen bijna geteld waren toen de Duitse componist rond 1659 naar Parijs terugkeerde. Louis’ orgel- en klavecimbeloeuvre behoort tot de meest indrukwekkende muzikale creaties van de Franse zeventiende eeuw. Naast de prélude en fantaisies/fugues voor orgel betreft het hier met name zijn door Froberger geïnspireerde préludes non mesurés – een genre van quasi geïmproviseerde, maar in werkelijkheid tot in detail uitgewerkte composities waarvan hij ogenschijnlijk de schepper was – en zijn chaconnes voor klavecimbel, die aan de basis stonden van Lully’s in heel Europa bewonderde chaconnes voor orkest. Door mijn onderzoek in het kader van de integrale Louis Couperin-opname kon diens oeuvre met nog twee onbekende courantes4 worden uitgebreid, terwijl ook bleek dat twee vroege bronnen voor preludes non mesurés toch speelaanwijzingen voor de ritmiek bevatten.5
COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS
ORGANISTE DU ROI THOMELIN Na Louis’ dood volgde zijn broer Charles hem op aan de St. Gervais. Toen deze op zijn beurt in 1679 stierf, was zijn zoon François nog maar tien jaar oud en dus te jong om zijn vaders positie over te nemen. Zijn talent had zich echter al geopenbaard en daarom kwamen de kerkvoogden met zijn moeder overeen dat de knaap zich tot zijn achttiende jaar verder zou bekwamen onder leiding van de illustere Jacques-Denis Thomelin (ca.1640-1693). Deze was, samen met onder anderen Nivers, organiste du roi en bespeler van het Langhedul-orgel van de St. Jacques de la Boucherie. Aldus geschiedde: Thomelin was volgens Titon du Tillet ‘als een tweede vader’ voor hem en in 1685 ging, een jaar vroeger dan gepland, François’ contract in. Later volgde hij zijn leermeester op aan de Chapelle royale. Thomelins muzikale nalatenschap omvatte bij zijn dood twee kisten met manuscripten, zoals uit een inventaris blijkt; zijn zoon vroeg enkele jaren later dan ook een privilege aan voor de uitgave van zijn vaders Livre d’orgue. Tot op heden is echter van Thomelins instrumentale oeuvre nauwelijks enig spoor terug te vinden: het bleef decennia lang bij een allemande op een los muziekblad dat bij toeval in 1939 in de Parijse Bibliothèque nationale werd aangetroffen. In 1968 kwam daar een tweede werk bij, het Duo Mtr Thomelin (zowaar in twee versies) in een zeventiende-eeuws klavierboek in de Koninklijke Bibliotheek Albert I in Brussel, afkomstig uit Antwerpen of Brussel. Het in 2004 aan het licht gekomen Borel-manuscript6 blijkt eveneens een Allemande van de componist te bevatten. Alle drie de werken, Thomelins ‘complete klavierwerk’, zal ik tijdens het Festival Oude Muziek, mogelijk voor het eerst, ‘en suite’ uitvoeren. Interessant is – uitgaande van de juistheid van de toeschrijvingen bij dit beperkte vergelijkingsmateriaal – het voorkomen van een karakteristieke overvloed aan agréments, die toentertijd immer vervlochten werd geacht met de kleur van de harmonie en liaison van de melodie. Anderzijds treffen we in de notatie
een ritmische verfijning aan die zowel de cantabiliteit van de (nog traditioneel anticiperende) ports de voix tot zijn recht laat komen als ook blijk geeft van een nagestreefde zogenaamde ‘Franse’ ritmiek. Deze in de rest van Europa als Stylo Francese bekend staande stijl van uitvoering was inherent aan de fusie van zang en dans met het theatrale. Het principe van deze notatiewijze lijkt overigens sterk op de manier van collega Nivers. Opvallend is tegelijkertijd de verwantschap met bepaalde passages uit Louis Couperins werk, wat de logische veronderstelling lijkt te bevestigen dat de mentor van de jonge François onder de bevriende collega’s van vader Charles werd gevonden. HENRI DU MONT Een andere Parijse tijdgenoot van Louis Couperin, die mede het muzikale klimaat bepaalde waarop zijn neef later zou voortbouwen, is Henri Du Mont (ca.1610-1684). Deze was sinds 1643 gevestigd in Parijs als organist aan de St. Paul en werd later klavecinist van de hertog van Anjou, organist van de koningin en compositeur de musique de la Chapelle royale. Du Mont, die een langdurige correspondentie met Constantijn Huygens voerde, werd geboren in het Vlaamstalige Looz (nu Borgloon, België) niet ver van Maastricht, de stad waar het gezin zich in 1613 vestigde. Du Mont kreeg hier ook zijn opleiding en werd vervolgens organist aan de Onze Lieve Vrouwe Kerk, terwijl hij vermoedelijk tegelijkertijd nog bij De Hodemont in Luik studeerde. In 1653 keert hij uit Parijs kort naar Maastricht terug om daar te trouwen met een stadgenote. Maar ook lang nadat hij de favoriete motettencomponist van de Zonnekoning is geworden blijft hij, ondanks de afstand, regelmatig zijn familie en vrienden bezoeken in zijn Zuid-Nederlandse geboortestreek, waar hij inmiddels tot kanunnik van het kapittel van St. Servaas is benoemd. Net als bij Thomelin zijn ook in Du Monts composities ogenschijnlijke aanhalingen van werk van Louis Couperin (en tevens D’Anglebert) te herkennen. Het zijn slechts enkele van de vele voorbeelden waaruit 53
COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS
blijkt hoezeer met name de Parijse componisten van die dagen elkaars werk absorbeerden. Maar er werd ook dankbaar ontleend aan buitenlanders, niet alleen aan Froberger door Louis Couperin, maar bijvoorbeeld ook aan Huygens, die Du Mont hier op de volgende wijze subtiel op attendeerde: ‘À l’une de mes alemandes vous faictes trop d’honneur, d’en avoir emprunté l’entrée, pour l’appliquer à une des vostres, que je viens de recevoir, et de gouster avec beaucoup de satisfaction souhaittant bien fort de la veoir executée par la main mesme de l’auteur, qui, je m’asseure, y apporte des aggréemens [sic] qu’on a de la peine à bien exprimer en tablature.’ (‘Een van mijn allemandes doet U te veel eer aan, door er het begin van te lenen, om het te gebruiken voor een van de Uwe, die ik zojuist ontving en met veel genoegen “smaakte”; ik koester de vurige wens om haar te zien worden uitgevoerd door de hand van de componist zelf, die, daar ben ik zeker van, er agréments aan toevoegt die men nauwelijks goed kan uitdrukken in de notatie.’) Constantijn Huygens aan ‘Seigneur H. du Mont, organiste de Saint Paul à Paris, 6 avril 1655’ ıı
54
festival oudemuziek utrecht COUPERIN EN ZIJN LEERMEESTERS: L. Couperin, F. Couperin, Thomelin, Du Mont Bob van Asperen, orgel en klavecimbel zo 29 aug, 13.00 uur / Aula Academiegebouw
Noten: 1. Lettre à Mlle. Regnault, 1680 2. Le Parnasse françois, 1732 3. Zie mijn begeleidend artikel in Louis Couperin Edition, het volledig werk van Louis Couperin op historische instrumenten, Bob van Asperen, vol 2 Passacaille, op het Vaudry- klavecimbel, Parijs 1681, Victoria & Albert Museum, Londen, AEOLUS-10114 4. Ibidem; respectievelijk ‘Courante Hannover/Brussel’, met editie, in vol 1 Prélude, op een anonym Frans 17e-eeuws klavecimbel, Hamburg , AE-10094 en ‘Courante Borel’ met editie en facsimile in vol 3 Chaconne op het anonieme Franse klavecimbel ca. 1700 Villa Medici, Rome, AE10124, te verschijnen eind 2010. 5. Ibidem, vol 3, met facsimile-voorbeelden van de verschillende ritmische notaties. 6. In Hargrove Music Library, Berkeley, beschreven door D. Moroney in Notes, 2005
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Luitist Franco Pavan:
VERLIEFD OP MOUTON De Franse luitmuziek van de zeventiende en vroege achttiende eeuw zal tijdens het Festival worden belicht op een bijzonder tijdstip: twaalf uur ’s nachts. De spits zal op de eerste Festivaldag worden afgebeten door de Italiaanse luitist Franco Pavan. Hij zal, net als op zijn meest recente cd, werk spelen van Charles Mouton. Wie was hij? ‘Charles Mouton moet een van de grootste luitisten van zijn tijd geweest zijn. Hij was een graag geziene figuur in het Parijse culturele milieu; er werden lofdichten op hem geschreven waarin hij zelfs ‘le Mouton fabuleux’ werd genoemd. Zijn persoonlijke leven blijft wat mysterieus. Zo weten we bijvoorbeeld niets van zijn jeugd en zijn eerste muzikale opleiding. Hij kwam wel uit een muzikale familie, dus dat hij de muziek in ging lag wel voor de hand. Robert de Visée, de bekendste luitcomponist van de Franse Barok, schreef een schitterende tombeau op zijn dood.’ Waarom is de muziek van Mouton zo bijzonder? Franco Pavan: ‘Ik kwam voor het eerst met Mouton in aanraking toen ik een jaar of vijftien was. Ik kocht toen een lp van Hopkinson Smith en ik werd meteen verliefd op de muziek van Mouton. Hij heeft zijn wortels nog helemaal in de zeventiende eeuw. We horen bij hem al aspecten van de zo bekende Franse luitstijl, de style brisé, maar opvallend bij Mouton is dat hij ook nog heel polyfoon schrijft. Alle stemmen bewegen bij hem, wat zijn muziek ook lastig te spelen maakt. Maar ik vind zijn muziek gewoon perfect voor het instrument geschreven. Hij maakt ook zo prachtig gebruik van de mogelijkheid die je op de luit hebt om de muziek echt helemaal stil te zetten. Een van zijn allermooiste stukken vind ik de Tombeau de Madame, die hij schreef op de dood van Henriëtte d’Angleterre. Vergeleken bij Mouton is de stijl van de Visée veel melodischer, bij hem gaat het echt om bovenstem en bas.’ Welk type luit krijgen we tijdens het concert te horen? Franco Pavan: ‘Ik heb in 1982 een kopie van een Frans zeventiende-eeuws instrument laten maken en dat is natuurlijk ideaal voor deze muziek. Met dit instrument ga ik binnenkort ook een cd opnemen met werk van Jacques Gallot, nog zo’n nauwelijks bekende Franse luitcomponist.’ Marcel Bijlo
Franco Pavan, vr 27 aug, 24.00 / Aula, ingang Pandhof
55
seizoen oudemuziek okt-nov 2010 J.P. Sweelinck: Psalmen en madrigalen Gesualdo Consort Amsterdam Nele Gramß: sopraan / Marnix De Cat: altus / Marcel Beekman: tenor / Harry van Berne: tenor / Harry van der Kamp: bas / Pieter Dirksen: klavecimbel di 19 okt, 20.15 / Utrecht, Geertekerk wo 20 okt, 20.15 / Rhenen, Cunerakerk do 21 okt, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 22 okt, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 23 okt, 20.15 / Maastricht, St. Janskerk (extra grote bezetting) zo 24 okt, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (extra grote bezetting)
Guillaume de Machaut: Le Remède de Fortune Marc Mauillon & Pierre Hamon Marc Mauillon: zang / Vivabiancaluna Biffi: vedel, zang / Pierre Hamon: fluit en artistieke leiding / Angélique Mauillon: harp zo 24 okt, 16.00 / Enschede, Grote Kerk di 26 okt, 20.00 / Hasselt (B), St. Quintinuskathedraal wo 27 okt, 20.00 / Utrecht, VB Leeuwenbergh vr 29 okt, 20.00 / Brussel (B), BOZAR zo 31 okt, 14.30 / Limbricht, St. Salviuskerkje
Les Ombres Errantes: Francoeur & Couperin Ausonia Mira Glodeanu: viool / James Munro: violone / Frédérick Haas: klavecimbel di 9 nov, 20.30 / Zwolle, Lutherse Kerk wo 10 nov, 20.15 / Delft, St. Hippolytuskapel do 11 nov, 20.15 / Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen vr 12 nov, 20.15 / Venlo, St. Joriskerk za 13 nov, 14.00 / Amsterdam, Noorderkerk zo 14 nov, 16.00 / Haarlem, Waalse Kerk
Locaties en prijzen
€18; Vriendenpas € 16; CJP/studentenkaart €10 m.u.v. A’dam Muziekgebouw aan ‘t IJ: € 23; € 21; € 18,50 A’dam Noorderkerk: € 15; € 13; € 13 Limbricht: € 15; € 13; € 8 Maastricht: € 18; € 16; € 8 Utrecht VB Leeuwenbergh: € 27; € 24; € 21,50 Zwolle: € 20; € 18; € 12,50 Kaartverkoop voor Vlaanderen alleen bij: Brussel: www.bozar.be / 0032 2507 8200 Hasselt: www.ccha.be / 0032 1122 9933 Bestel online via www.oudemuziek.nl, telefonisch via 030 23 29 010 (ma-vrij 10-16 uur, vanaf 4 okt) of schriftelijk met de bon voor in dit tijdschrift. Voor uitgebreide informatie zie de brochure of de website: www.oudemuziek.nl
festival oudemuziek seizoen oudemuziek utrecht 10/11
KLEIN INTERVIEW
Harry van der Kamp:
SWEELINCK WAS EEN GENIALE POLYFONIST
foto: Sjaak Ramakers
Seizoen Oude Muziek gaat dit jaar in oktober van start met een concertreeks van het Gesualdo Consort. Op het programma staan psalmen en wereldlijke werken van Jan Pieterszoon Sweelinck en de tournee valt samen met de voltooiing van de complete uitgave van Sweelincks vocale werken op cd. Harry van der Kamp, artistiek leider van het ensemble, heeft dit project opgedragen aan koordirigent Jan Boeke. ‘Bij hem zong ik in de jaren ’70 in Cappella Amsterdam veel Sweelinck’, vertelt Van der Kamp. ‘Ik raakte gefascineerd door die muziek en die fascinatie is altijd gebleven. Maar ik kwam er ook achter dat je Sweelinck het beste kunt zingen in enkelvoudige bezetting, zoals hij dat zelf ook aangeeft. Op een gegeven moment besloot ik dat het er nu maar eens van moest komen om een goed verzorgde complete opname van zijn vocale werk te maken. In het Spaanse label Glossa en de NPS vond ik enthousiaste partners.’ Wat maakt Sweelincks vocale muziek zo bijzonder? Harry van der Kamp: ‘Sweelinck is de oude polyfone stijl trouw gebleven. Maar wat hij met die polyfonie deed is geniaal. In zijn psalmen gebruikt hij de melodieën uit het Geneefs Psalter, die hij vervolgens in zijn meerstemmige composities verwerkt. Om te laten horen hoe hij dat deed zingen we voorafgaand aan een psalmzetting van Sweelinck altijd eerst eenstemmig de originele melodie. Sweelincks psalmen zijn heel madrigalesk, met veel woordschildering. Maar ook zijn wereldlijke vocale muziek is schitterend: zijn versie van ‘Susanne un Jour’ is de allermooiste die ik ken.’ Dan nog maar weer eens de vraag die Harry van der Kamp vaak voorgeschoteld krijgt: waarom dan toch zo onbekend, ook in Nederland? ‘Het heeft te maken met de moeilijkheid van de muziek, het is gewoon lastig te zingen, maar ook met het bekende verschijnsel dat we in Nederland niet heel erg trots zijn op onze eigen muziek. Maar Sweelinck was toch heus een Nederlander! Daarom wilde ik ook graag een speciale Nederlandse editie maken van de cd-opnamen, met toelichtingen in het Nederlands. Sterker nog: daar stond ik op! De verkoop van de cd’s loopt goed, het eerste psalmboek is alweer bijna uitverkocht, en de belangstelling voor de concerten neemt ook toe. Zouden we Sweelinck dan toch eindelijk eens op waarde gaan schatten?’ Marcel Bijlo
Zie voor de concertdata van Gesualdo Consort Amsterdam p. 56
57
KLEIN INTERVIEW
seizoen oudemuziek 10/11
Pierre Hamon:
‘MACHAUT IS ZÓ AANSPREKEND!’ Fluitist en ensembleleider Pierre Hamon is al heel lang bezig met middeleeuwse muziek, onder meer als een van de oprichters van Alla Francesca. In het Seizoen Oude Muziek brengt hij in oktober met zanger Marc Mauillon, harpiste Angélique Mauillon en vedelspeelster Vivabiancaluna Biffi een programma rond Guillaume de Machauts Remède de Fortune. Hij vertelt: ‘Le Remède de Fortune is een groot werk waarin poëzie, muziek en filosofie samenkomen. Het begint met een lai, een lang liefdesgedicht, en er staan ook veel liederen in, zowel een- als meerstemmig. Maar het is ook een filosofisch werk waarin Machaut duidelijk beïnvloed lijkt door Boethius.’ Hoe geef je zoiets vorm in een concert? ‘We hebben een cd gemaakt met dit programma en het concert zal ongeveer hetzelfde zijn. Als je alle teksten en muziek uit Le Remède de Fortune achter elkaar zou zetten, zit je op ongeveer tien uur. Ook mooi, maar te lang voor een concert natuurlijk. Maar eigenlijk is het niet zo moeilijk om aan de hand van Machauts werk een mooi programma te maken, ook voor wie het oude Frans niet verstaat. De muziek is zó aansprekend en afwisselend!’ Pierre Hamon houdt zich al twintig jaar bezig met Machaut. Is er iets veranderd in zijn benadering? ‘Bij Machaut kom ik steeds weer terug en ik merk dat ik in de loop der jaren inderdaad dingen anders ben gaan doen. Bij deze muziek heb je als uitvoerder nogal wat keuzes te maken want er ligt weinig vast. Maar dat houdt ook in dat de keuzes kunnen veranderen naarmate je dieper in de muziek doordringt. Twintig jaar geleden zou ik het nog niet aangedurfd hebben om een lange lai alleen door een harp te laten begeleiden. Na een paar coupletten zou ik toch weer een instrumentaal tussenspelletje op de fluit hebben ingevoegd. Maar dat leidt toch af, heb ik nu gemerkt, het gaat in deze muziek echt om de tekst en om de eenheid van muziek en poëzie. Het publiek gaat daar heus wel in mee. We hebben dit programma nu al vaak gespeeld, ook voor niet-Franstalig publiek, en de reacties zijn altijd heel enthousiast. Het is voor ons moderne mensen misschien moeilijk diep door te dringen in de denkwereld van Machaut, maar zijn muziek en poëzie hebben ons nog altijd veel te zeggen.’ Marcel Bijlo
58
Zie voor de concertdata van Machauts Le Remède de Fortune p. 56
seizoen oudemuziek 10/11
KLEIN INTERVIEW
Frédérick Haas:
FRANCOEUR SCHREEF ECHTE FRANSE VIOOLMUZIEK Klavecinist Frédérick Haas zal met zijn prachtige Hemsch-klavecimbel een van de prominente gasten zijn tijdens het komende Festival (zie daarover ook het vorige nummer van dit blad), maar hij zal met zijn ensemble Ausonia ook te horen zijn in het komende Seizoen Oude Muziek. Op het programma staan pièces de clavecin van François Couperin en vioolsonates van François Francoeur. Frédérick Haas: ‘Francoeur was een van de zeldzame Franse componisten die rond 1730 echte Franse vioolmuziek schreef. Het was de tijd waarin de gamba in Frankrijk nog het dominante solo-instrument was; als reactie daarop gingen Franse componisten die voor viool schreven juist heel erg op z’n Italiaans componeren, zoals Leclair: enorm virtuoos dus en juist niet in de Franse poëtische stijl. Francoeur daarentegen, zelf violist, wist als enige die Franse stijl te vertalen naar de viool. Het is echte vioolmuziek, hij imiteert dus ook niet de gamba.’ Francoeurs sonates worden afgewisseld met een selectie pièces de clavecin van François Couperin. Frédérick Haas: ‘De sonates van Francoeur duren, als je alle delen achter elkaar speelt, een minuut of twintig. Het leek me goed om elke sonate telkens te onderbreken met een klavecimbelstuk van Couperin in dezelfde toonsoort, zodat je goed kunt horen hoe Frans deze stukken zijn, en hoe Francoeur de poëtische en expressieve zeggingskracht die zo eigen is aan de Franse muziek naar de viool heeft vertaald.’ Eind 2008 verscheen bij Alpha een dubbel-cd met een keuze uit het eerste en tweede boek van Couperin, gespeeld op het bijzondere Hemsch-klavecimbel dat tijdens het Festival naar Utrecht zal komen. Kunnen we meer Couperin van Haas verwachten? ‘Het is niet de bedoeling dat ik alles opneem. Dit project bij Alpha bestaat uit vier cd’s met op ieder daarvan stukken uit een ander boek. De dubbel-cd met de boeken 3 en 4 komt in september uit. Ik heb de stukken op de cd’s zodanig gekozen dat je hoort hoe Couperins muziek zich in de loop van zijn vier boeken heeft ontwikkeld. Uit ieder boek speel ik die stukken die het meest kenmerkend zijn voor Couperins ontwikkeling, bijvoorbeeld in zijn gebruik van de verschillende registers van het instrument. Tijdens de concerten in oktober zal ik overigens niet op mijn Hemsch spelen. Om mee op tournee te gaan is dit instrument wat te kostbaar.’ Marcel Bijlo
Zie voor de concertdata van Ausonia p. 56
59
BERICHTEN BACH FESTIVAL DORDRECHT
BERICHTEN
In Dordrecht gaat dit najaar een nieuw Bach-festival van start. Van 17 t/m 26 september zullen in de Dordtse binnenstad meer dan 30 concerten en een hele reeks nevenactiviteiten geboden worden. Programmeur is Jan Nuchelmans, voormalig artistiek leider van het Festival Oude Muziek Utrecht. Het thema is ruim opgevat: naast muziek van Bach zal ook muziek klinken die is geïnspireerd door de oude meester, inclusief jazz, rap, wereldmuziek en streetdance. De twee programmatische lijnen Bach Puur en Bach Anders helpen het publiek op weg. Optredens van onder anderen het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir o.l.v. Ton Koopman, de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven, Ensemble Schönbrunn, Gustav Leonhardt, Kenneth Weiss en Barthold Kuijken zullen zijn gewijd aan hard core Bach. Liuwe Tamminga, Ludger Lohmann, Camerata Trajectina en het Gesualdo Consort Amsterdam nemen zijn voorlopers voor hun rekening, terwijl Bachs rechtstreekse en verre nazaten zullen worden belicht door onder meer Ivo Janssen, Geoffrey Douglas Madge, Thomas Beijer, Calefax Rietkwintet (Hindemith en Sjostakovitsj) en het Dick de Graaf Kwartet (jazz). Bach klinkt ook op marimba, accordeon en instrumenten uit de wereldmuziek, zoals de Japanse sho (een klein mondorgel), de Zweedse nyckelharpa en de mediterrane qanun. Voorts biedt het Bach Festival een orgelacademie, masterclasses voor jonge musici, een Cantatedag voor Dordtse koren, film, 60
lezingen en kinderactiviteiten. Violiste Lisa Jacobs en Les Percussions Claviers de Lyon treden op in het feestelijke openingsconcert. www.bachfestivaldordrecht.nl
WINNAARS EDISON KLASSIEK 2010 Op 18 juni jl. werden de winnaars van de jubilerende Edisons Klassiek bekendgemaakt. De uitreiking vond plaats in het Haagse Kuhrhaus en werd rechtstreeks op tv uitgezonden. In de categorie Middeleeuwen en Renaissance won L’Arpeggiata o.l.v. Christina Pluhar met als solisten onder meer Nuria Rial en Philippe Jaroussky met hun cd Monteverdi: Teatro d’Amore (EMI). In de categorie Barok viel de opname van Händels Ode for the Birthday of Queen Anne in de uitvoering van Hélène Guilmette, Andreas Scholl, Andreas Wolf, Vocalconsort Berlin en de Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. Marcus Creed (Harmonia Mundi) in de prijzen. Ook de dvd 4 elements, 4 seasons (Antonio Vivaldi / Jean-Féry Rebel) door de Akademie für Alte Musik Berlin (eveneens op Harmonia Mundi) werd onderscheiden. Met deze bijzondere productie opende het Festival Oude Muziek vorig jaar. Ook in andere categorieën (opera, orkestmuziek, koormuziek en solozang) waren oude-muziekopnamen genomineerd, maar daar wonnen cd’s met latere muziek.
PRIJS KLASSIEK Van 5 september t/m 7 november presenteert de NTR, de nieuwe zendgemachtigde waarin NPS, Teleac en RVU per 1 september opgaan, op
BERICHTEN
radio, TV en internet het crossmediale programma Prijs Klassiek, waarin het gaat om het beste pleidooi voor Nederlandse klassieke muziek. Elke zondagmiddag wordt Prijs Klassiek onder de aandacht gebracht in het TV programma NTR Podium. Verder staat Prijs Klassiek drie keer per week centraal in het Radio4 programma Viertakt Podium. Op het digitale themakanaal Cultura24 is ruimte voor reportages en verdieping. Er is een selectie gemaakt van vijftig onderwerpen uit vijfhonderd jaar Nederlandse klassieke muziekgeschiedenis (te vinden op prijsklassiek.nps.nl), waaruit belangstellenden een keuze kunnen maken. Het publiek wordt opgeroepen via prijsklassiek.nps.nl een vlammend betoog te houden voor hun favoriete muziek. Degene met het beste pleidooi gaat door naar de finale uitzending, waarin de winnaar de strijd aangaat met vier jonge professionals die als pleitbezorgers voor de Nederlandse klassieke muziek actief betrokken zijn bij het onderwerp. Blokfluitist Erik Bosgraaf, harpiste Lavinia Meijer, dirigent Otto Tausk en pianist Ralph van Raat kiezen uit de lijst van vijftig onderwerpen eveneens een item dat hun na aan het hart ligt. Zij presenteren de komende weken deze onderwerpen al aan het Nederlandse publiek. In de finale uitzending op 7 november op tv wordt bekendgemaakt wie volgens een vakjury, bestaande uit sopraan Miranda van Kralingen, zanger/ presentator Edwin Rutten en musicoloog Prof. dr. Emile Wennekes het beste pleidooi houdt voor de Nederlandse klassieke muziek. Over dat onderwerp wordt uiteindelijk een documentaire gemaakt en uitgezonden op TV.
NIEUW AVRO-PROGRAMMA OUDE MUZIEK Met ingang van september zal de AVRO wekelijks op de maandagavond van 20.00-23.00 uur het programma Avondconcert Oude Muziek gaan uitzenden. Het format is gebaseerd op het vroegere AVRO-Authentiek en zal zich richten op oude muziek op authentiek instrumentarium, gecombineerd met relevante muziek van recentere datum. Ook de opnamen die tijdens het Festival Oude Muziek worden gemaakt, zullen in dit nieuwe programma worden ondergebracht. De samenstelling is van Marcel Venderbosch, Maartje Stokkers doet de presentatie.
DE RADIO TIJDENS HET FESTIVAL OUDE MUZIEK AVRO & NPS Festivaljournaal Bijna dagelijks maken AVRO & NPS voorafgaand aan de avondconcerten van het Festival Oude Muziek een rechtstreeks uitgezonden Festivaljournaal, waarin gesprekken met musici en de laatste Festivalnieuwtjes. Presentatoren zijn afwisselend Maartje Stokkers en Mark Brouwers. za 28 aug, 19.00 – 20.00 uur ma 30 aug, 19.30 – 20.00 uur di 31 aug, 19.30 – 20.00 uur wo 1 sep, 19.30 – 20.00 uur do 2 sep, 19.30 – 20.00 uur vr 3 sep, 19.30 – 20.00 uur za 4 sep, 19.00 – 20.00 uur Live uitzendingen door de AVRO vr 27 aug, 20.00: Capriccio Stravagante: La belle Danse: Lully, Muffat, Marais za 28 aug, 20.00: Le Parnasse français: Grands motets: Lalande, Campra, Desmarest
di 31 aug, 20.00: Les Arts Florissants: Pour la Chapelle: Charpentier, Du Mont vr 3 sep, 20.00: Les Nouveaux Caractères: Rameau: Les surprises de l’Amour Opnamen door AVRO voor latere uitzending ma 30 aug, 13.00: Aurélien Delage, uitzending 6 sep di 31 aug, 15.00: Ricercar Consort, uitzending 18 okt wo 1 sep, 15.00: Wieland Kuijken c.s., uitzending 27 sep wo 1 sep, 20.00: Holland Baroque Society, uitzending 20 sep do 2 sep, 15.00: Ensemble Pierre Robert, uitzending 20 sep do 2 sep. 20.00: Les Pages et les Chantres / CMBV, uitzending 6 sep vr 3 sep, 15.00: Musica ad Rhenum, uitzending 11 okt za 4 sep, 17.00: Les Agrémens, uitzending 4 okt za 4 sep, 24.00: Eugène Ferré, uitzending 13 sep zo 5 sep, 15.00: Ensemble Jacques Moderne, uitzending 27 sep zo 5 sep, 20.00: Le Concert des Nations, uitzending 13 sep Opnamen door Concertzender voor latere uitzending Alle vijf Festivalconcerten gewijd aan Leçons de ténèbres zullen worden opgenomen door de Concertzender voor latere uitzending. Houd de website www.concertzender.nl in de gaten voor de uitzenddata. di 31 aug, 22.30: Il suonar parlante: Aubery, Knigge wo 1 sep, 22.30: Ensemble Pierre Robert: Charpentier, Visman do 2 sep, 22.30: Le Parlement de Musique: Couperin, Fiumara vr 3 sep, 22.30: La Sfera Armoniosa: Charpentier, Tarenskeen za 4 sep, 22.30: Susanne Rydén c.s.: Lalande, Manneke 61
CD-BESPREKINGEN
G.F. HÄNDEL: ORLANDO
Solisten, La Grande Écurie et la Chambre du Roy o.l.v. Jean-Claude Malgoire K617 221/3 G.F. HÄNDEL: BERENICE, REGINA D’EGITTO
Solisten, Il Complesso Barocco o.l.v. Alan Curtis Virgin Classics 50999 6 28536 2 0 G.F. HÄNDEL: ACI, GALATEA E POLIFEMO
Solisten, Cappella della Pietà de’ Turchini o.l.v. Antonio Florio; regie: Davide Livermore Dynamic 33645 (dvd)
CD-BESPREKINGEN
Het is een uitstekend seizoen voor Händel-opera’s, die als de naweeën van het Händel-jaar nu op cd en dvd tot ons komen. Allereerst is daar een productie van oude-muzieknestor Malgoire. Vanuit Tourcoing leidt hij al vele jaren een opera-‘atelier’, maar deze Orlando ontstijgt moeiteloos het niveau dat zo’n educatieve setting doet vermoeden. Het verhaal laat ik hier achterwege (de synopsis alleen al beslaat drie pagina’s) en dat kan ook, want deze opera moet het hebben van de hits, fantastisch gezongen door bijvoorbeeld Christophe Dumeaux (Orlando) en Alain Buet (Zoroastre). Een kanttekening: dit is een live-opname van slechts één voorstelling met zo te horen weinig microfoons, zodat de stuk voor stuk uitstekende zangers soms wel erg op de achtergrond raken. Even onvermoeibaar als Malgoire is Alan Curtis. Inmiddels is hij aangekomen bij de opera’s waarvan zelfs de mooiste aria’s totaal obscuur zijn, waarmee ik geen kwaad woord zeg over de muzikale kwaliteit. Laat ik dus mijn dankbaarheid voor Curtis uitspreken dat hij opnieuw een partituur aan het duister heeft onttrokken en op cd heeft gegooid, en het daarbij laten. Händel was, toen hij Berenice schreef, in een rauw achterhoedegevecht verwikkeld om publiek, zéker na het vertrek van zijn sterren Senesino en Cuzzoni. Het is dus moeilijk voor te stellen dat hij zijn opera zo zouteloos had bedoeld als we hem hier horen, een ritmisch gelijkaardige ketting van aria’s, nét niet spannend, nét niet opwindend. De sterren Elena Ek, Ingela Bohlin en Romina Basso kunnen er maar weinig tegen inbrengen. Het mooiste bewaar ik graag voor het laatst: de slimme enscenering door Davide Livermore van Aci, Galatea e Polifemo. Nu proef je plotseling de spanning in de aria’s en duetten, die nooit echt zijn erkend als méér dan een ‘minor vocal work’. Drie zangers dragen het drama: Ruth Rosique als de herder Aci, Sara Mingardo als Galatea en Antonio Abete als de reus Polifemo – de laatste, misschien het interessantste karakter, komt helaas het minst uit de verf. 62
CD-BESPREKINGEN
Livermore breidt het aantal figuren uit tot zes door elk personage door een danser te laten verdubbelen. Een geniale move, waardoor tegenstrijdige emoties tegelijk zichtbaar worden, en de zanger het acteren soms deels kan overlaten aan zijn dubbelganger. Geen overacteren in deze strakke operaregie uit Turijn, met bovendien een prachtig simpel decor. Albert Edelman
C. MONTEVERDI: IL NERONE OSSIA L’INCORONAZIONE DI POPPEA (VERSIE 1651)
Emanuela Galli, Roberta Mameli, Xenia Meijer e.a., La Venexiana o.l.v. Claudio Cavina Glossa GCD 920916 Monteverdi’s laatste opera l’incoronazione di Poppea heeft niet de faam van zijn eerste, l’Orfeo. Wie in 2007 de fantastische Poppeaproductie van De Nederlandse Opera heeft gezien weet hoe onterecht dat is. L’Orfeo is in alle opzichten een volmaakte opera, maar Poppea is dat ook. Monteverdi ging in zijn laatste opera nog veel verder in het uitwerken van zijn karakters en voegde ook komische elementen toe. Poppea is dus een meer gelaagde opera dan l’Orfeo en laat duidelijk de ontwikkeling zien die het genre in drie decennia doormaakte. In 1651, acht jaar na Monteverdi’s dood, werd het stuk in Napels uitgevoerd. Claudio Cavina koos juist voor deze afwijkende versie. Groot
verschil met de meestal gebruikte versie is dat hier ook stukken van andere componisten, onder wie Francesco Cavalli, zijn ingevoegd. Dat is even wennen: alsof er ineens een andere cd wordt opgezet. Daarna ontrolt Monteverdi’s opera zich weer verder alsof er niets is gebeurd. Het is moeilijk om die ‘nieuwe’ stukken echt als onderdeel van de opera te beschouwen, gewoon omdat je ze anders nooit hoort. Dat is nu eenmaal de geconditioneerdheid van de moderne luisteraar. Maar in Napels in 1651 wisten ze niet anders of deze muziek hoorde er gewoon bij. Veel meer dan in zijn uitvoering van l’Orfeo geeft Claudio Cavina hier de theatraliteit alle ruimte. Daarbij wordt hij geholpen door zijn over het algemeen uitstekende zangerscast. Wonderlijk daarin vind ik de keuze voor Roberta Mameli, een lichte sopraan, als de tirannieke keizer Nerone. Deze rol, natuurlijk oorspronkelijk voor een hoge mannenstem, wordt toch meestal door een mezzo of countertenor gezongen, in ieder geval door een stem die contrasteert met die van Poppea (Emanuela Galli in topvorm). Hoe mooi Mameli ook zingt, wat mij betreft doet zij toch enigszins afbreuk aan deze productie. Maar verder niets dan lof voor al de zangers, die doorkneed zijn in dit repertoire, met als uitschieters Xenia Meijer als keizerin Ottavia en tenor Ian Honeyman als de voedster Arnalta. Ook de tenor Makoto Sakurada en mezzo Josè Maria Lo Monaco – waarom háár niet de rol van Nerone gegeven! – vallen op. De vaart blijft er de volle drie uur goed in, tot en met dat altijd weer adembenemend mooie slotduet van Poppea en Nerone, al wreekt zich juist daar, waar de twee stemmen zo prachtig om elkaar heen kronkelen, het meest opzichtig de ongelukkige stemmenkeuze. Claudio Cavina levert in deze productie andermaal het bewijs dat hij tot de top behoort als het gaat om
de muziek van Monteverdi. Na alle madrigaalboeken, l’Orfeo en Poppea wacht hem nog een monsterklus: Il ritorno d’Ulisse in patria. Ik kijk er naar uit! Marcel Bijlo
ELISABETH JACQUET DE LA GUERRE: SONATES POUR VIOLON, VIOLE OBLIGÉE & B.C.
Le Rêveuse Mirare MIR 105 LE PASSAGE DE LA MER ROUGE: CANTATES SPIRITUELLES
Luanda Siqueira, sopraan, Le Tendre Amour K617 218 De dood van Lully in 1687 maakte een eind aan de strenge restricties waaronder het Franse openbare muziekleven zuchtte. Niet alleen componisten profiteerden ervan, maar ook voor nieuwe Italiaanse vormen als de cantate en sonate was de weg opeens vrij. Dat sloot goed aan bij de opkomst van het burgerlijke muziekmaken, dat de nieuwe Franse cantate als een miniatuur van de tragédie lyrique met enthousiasme ontving. Het onderwerp voor zo’n cantate was doorgaans een mythologisch gegeven, maar ook het nieuwe genre van de geestelijke cantate, die veel geschikter werd gevonden om te zingen door jonge vrouwen, maakte zijn entree. Elisabeth Jacquet, talentvolle telg uit een familie van instrumentbouwers en musici, werd al jong onder de 63
CD-BESPREKINGEN
hoede genomen van Madame de Montespan, maîtresse van Lodewijk XIV. Na haar huwelijk met de organist Marin de la Guerre verliet Elisabeth in 1684 het hof en verwierf ze grote naam als componiste en klaveciniste in Parijs. Ze publiceerde verschillende bundels met klavecimbelmuziek en cantates; daarnaast zijn er nog een aantal sonates en triosonates van haar hand in manuscript overgeleverd. Le passage de la mer rouge is de eersteling van de Braziliaanse sopraan Luanda Siqueira en Le Tendre Amour, een ensemble bestaand uit musici die hun sporen al hebben verdiend in allerlei andere ensembles. Zij hebben een drietal cantates spirituelles samengebracht van Elisabeth Jacquet de la Guerre (wiens tweede cantate uit een bundel van zes uit 1708 de cd zijn naam gaf), Sébastien de Brossard en René Drouard de Bousset. Voortreffelijke muziek, even voortreffelijk uitgevoerd. Een triosonate van Jacquet de la Guerre uit 1695 vult het programma aan, eveneens een nieuw genre waarin zij pionierde naast groten als Couperin, Charpentier en Rebel. Brossard was zo enthousiast over haar triosonates dat hij ze alle vier kopieerde, evenals twee van haar solosonates, die hij later met al zijn eigen werk vermaakte aan de Koninklijke bibliotheek, waardoor ze bewaard bleven. Het succes dat Jacquet de la Guerre had met deze nieuwe genres zal haar hebben geholpen de teleurstelling te verwerken die het floppen van haar enige tragédie lyrique Céphale et Procris haar bezorgd moet hebben. Maar de Lully-stijl van dit werk had al snel na zijn dood in 1687 afgedaan, en daarin kon ook het feit dat zij als enige vrouw ooit een opera uitbracht in de Académie royale de musique geen verandering brengen. Toch hield ze nog wel vast aan Franse stijlkenmerken in haar sonates voor viool, obligaatgamba en b.c., stuk64
ken waaraan La Rêveuse zich heeft gewijd. Dit ensemble rond klavecinist Bertrand Cuiller en luitist Benjamin Perrot laat het contrast in deze vier stukken tussen Italiaanse expressiviteit en Franse dansritmes, nog versterkt door het gebruik van de Franse viole als soloinstrument, goed uitkomen. Mooie cd’s allebei, die smaken naar het complete werk van Elisabeth Jacquet de la Guerre. Jolande van der Klis
CD KORT M. DALL’AQUILA: PIECES FOR LUTE
Paul O’Dette, luit Harmonia Mundi HMU 907548 Het leek zo’n mooi idee: de luitmuziek van Marco Dall’Aquila (1480-1544) opnemen in zijn geboorteplaats L’Aquila. Maar in april vorig jaar, kort voor de geplande opname, werd L’Aquila getroffen door een aardbeving. Paul O’Dette week uit naar Capestrano, een paar kilometer verderop, en maakte zijn opnamen in het Castello Piccolomini aldaar. Te oordelen naar de klank van deze cd was daar alleen nog een plekje in de douchecel vrij. Echt jammer, want Dall’Aquila’s muziek, en vooral ook het spel van O’Dette, verdienen de best mogelijke opnameomstandigheden. Ongelofelijk hoe deze componist, een van de allervroegste echte luitcomponisten, al helemaal wist hoe hij effectief voor het instrument moest schrijven. Zonde van deze opname, want een tweede kans krijgt deze muziek niet zo gauw. MB
P. MOULU: MISSA ALMA REDEMPTORIS, MISSA MISSUS EST ANGELUS
The Brabant Ensemble o.l.v. Stephen Rice Hyperion CDA 67761 A. WILLAERT: MISSA MENTE TOTA, MOTETS
Cinquecento renaissance vocal Hyperion CDA 67749 The Brabant Ensemble en Cinquecento kiezen graag voor onbekend repertoire en in dit geval hebben beiden een cd opgenomen met missen op basis van motetten van Josquin Desprez. The Brabant Ensemble koos voor Pierre Moulu, een componist die in Frankrijk werkte en Josquin gekend heeft, al valt het te betwijfelen of hij echt een leerling is geweest, en die zich wat betreft gegoochel met muzikale formules met Josquin kan meten. De op Josquins motet ‘Missus est Angelus’, hier ook opgenomen, gebaseerde mis is van een grote schoonheid en dat geldt ook voor de rest van de werken op deze cd. Cinquecento koos voor de mis die Adriaen Willaert schreef op basis van Josquins motet ‘Mente tota’, eveneens opgenomen, aangevuld met enkele andere motetten. Wat zingen The Brabant Ensemle en Cinquecento toch prachtig! Beide ensembles houden van aanpakken, hun cd’s verschijnen in een flink tempo, dus we kunnen nog veel meer moois verwachten. MB G. FRESCOBALDI: IL REGNO D’AMORE
Mariana Flores, Ensemble Clematis o.l.v. Leonardo García-Alarcón Ricercar RIC 300 Ze is terug, en nu met een eigen cd: sopraan Mariana Flores. Een tijdje geleden zong ze als lid van de Capella Mediterranea meesterlijk een lied van Strozzi, en nu geeft ze een stem aan liederen van Frescobaldi, begeleid door Ensemble Clematis. Wat de
CD-BESPREKINGEN
componist misschien aan lyrische gaven miste – het boekje rept van een gerucht dat Frescobaldi zich gedichten moest laten uitleggen door zijn vrouw – brengt Flores moeiteloos terug. We ontmoeten de componist in Florence de geboorteplaats van de monodie en het recitar cantando, nadat hij in Rome carrière heeft gemaakt als organist. Deze cd biedt zowel wereldlijke als geestelijke liederen (beide genres kruipen dicht tegen de opera aan) die de soliste de kans geven zich vocaal én poëtisch van haar beste kant te laten zien. Ritmisch gemak, exquise uitspraak en een wendbare stem, Flores heeft het allemaal. Een must voor... eigenlijk iedereen. AE
LA GOLFERAMMA (CORRADINI, GABRIELI, CASTELLO E.A.)
Le Concert Brisé o.l.v. Willam Dongois Accent 10402 Deze cd bevat Italiaanse muziek voor twee cornetto’s en continuo. De aanpak is opmerkelijk: twee cornetto’s, twee orgeltjes. Daardoor ontstaat in een aantal stukken een dubbelkorig effect. De orgels worden handmatig van lucht voorzien en dat is, uitsluitend in positieve zin, te horen. De cornetto’s ademen mee met de orgels, of andersom. Dit hoor je zelden zo mooi op een cd. Cornettospelers William Dongois en Yoshimichi Hamada, die af en toe ook naar een blokfluit grijpen, doen niet voor elkaar onder
in virtuositeit en betoveren door een aantal duetten op de fluisterzachte cornetto muto. De opnamen dateren al uit 1998, een raadsel waarom dit zo lang op de plank is blijven liggen. MB C. MONTEVERDI: IL RITORNO DI ULISSE IN PATRIA
Solisten, Les Arts Florissants o.l.v. William Christie; regie: Pier Luigi Pizzi Dynamic 33641 (dvd) Er zijn maar weinig verhalen die zich zo goed voor opera lenen als de mythe van Odysseus. Penelope, geduldig wachtend op de terugkeer van haar man, houdt zich al twintig jaar alle would be-minnaars van het lijf, maar niet zonder nu en dan te wanhopen. Odysseus op zijn beurt is al jaren de speelbal van de goden en er nog lang niet van overtuigd dat aan zijn omzwervingen een einde zal komen. Voeg aan deze ingrediënten wat goden toe en een opgewekt liefdeskoppel, en je hebt een opera die in elk opzicht barok is: contrastrijk, spannend, en vol prachtige muziek. Christie dirigeert zijn Arts Florissants in het Teatro Real in Barcelona, waar Pier Luigi Pizzi zijn regie tot ver over de rand van het podium laat vloeien: karakters lopen soms uit het spaarzame toneelbeeld het orkest binnen, wat dramatisch fantastisch werkt, al lijdt het geluid er soms onder. Kobie van Rensburg zingt de titelrol, maar de ster van de voorstelling is Christine Rice als Penelope: haar eerste scène, een lange klaagzang, is meteen het hoogtepunt van de avond. AE H. PURCELL: THE FAIRY QUEEN
Solisten, Glyndebourne Opera Chorus, Orchestra of the Age of Enlightenment o.l.v. William Christie; regie: Jonathan Kent Opus Arte 1031D (dvd) Soms heeft de productiemaatschappij gewoon gelijk. Want deze
Glyndebourne-productie van Purcells Fairy Queen ís ‘huge’ en ‘spectacular’ en bovendien in goed Nederlands een echte eye-opener. Eindelijk krijgen we een glimp van de werking van een semi-opera. Het genre biedt een toneelstuk met muziek ertussendoor, soms als afsluiting van een akte (analoog aan de Franse divertissements, die Purcell goed heeft gekend), soms als zelfstandig moment binnen de handeling. Losse aria’s voor onder anderen Carolyn Sampson en tenor Ed Lyon zijn niet langer simpelweg mooi, ze helpen het sprookjesverhaal voort dat wordt gedomineerd door koningin Titania, gespeeld door Sally Dexter. Haar belangrijkste tegenspeler is Bottom, die in de persoon van Desmond Barrit met iedereen een haat-liefdeverhouding onderhoudt. Hij blijkt ook nog eens aardig de rol van drunken poet te kunnen zingen. Er zat dan wel bijna een eeuw tussen Shakespeares en Purcells werk, maar hier lijkt het wel of ze hebben samengewerkt. Alle staande ovaties zijn volledig verdiend. AE FELIX AUSTRIA, WORKS FOR VIOLA DA GAMBA CONSORT (LEGRENZI E.A.)
Hamburger Ratsmusik m.m.v. Klaus Mertens, bariton CPO 777351-2 Deze cd bevat muziek aan het Weense hof in de tweede helft van de zeventiende eeuw, toen er net als in Engeland nog behoorlijk veel voor gambaconsort werd gecomponeerd. De muziek lijkt wat minder modern dan wat er in Venetië werd geschreven, maar is in harmonisch opzicht behoorlijk vooruitstrevend. Legrenzi komt wat dat betreft aardig in de buurt bij Henry Purcell. Het ensemble Hamburger Ratsmusik laat alle harmonische vondsten goed uitkomen, waarbij bariton Klaus Mertens enkele vocale bijdragen levert. Jammer alleen 65
CD-BESPREKINGEN
dat het ene stuk wat te hoog voor hem ligt, het andere wat te laag. Een mooie cd met repertoire dat je niet vaak hoort. MB KONGE OF DANMARK, L’EUROPE À LA COUR DE CHRISTIAN IV (SCHEIN, HUME E.A.)
Les Witches Alpha 163 Les Witches is een Frans ensemble dat opvalt door een spontane manier van spelen waarin plaats is voor humor en af en toe voor experiment. Dat bleek al uit eerdere cd’s van het ensemble die gewijd waren aan John Playfords dansboeken en het manuscript van Susanne van Soldt. Deze nieuwste bevat muziek die klonk aan het hof van de Deense koning Christian IV waar zowel Duitse, Engelse, Italiaanse als Deense componisten actief waren. We horen een bonte afwisseling aan korte stukken waarbij goed is nagedacht over bezetting en tempo. Opvallend is de belangrijke rol voor het orgel. De bekende Paduan van Samuel Scheidt hoorde ik zelden zo mooi als hier. MB S. SCHEIDT: SACRAE CANTIONES
Vox Luminis o.l.v. Lionel Meunier Ricercar RIC 301 Als het Festival Oude Muziek in 2012 gewijd wordt aan Sweelinck en zijn Duitse leerlingen, dan mag dit programma beslist niet ontbreken. Scheidt absorbeerde namelijk graag de laatste trends in zijn stijl: Italiaanse madrigalismen, meerkorigheid, maar ook degelijk en toch fris contrapunt. De jonge zangers van Vox Luminis geven Scheidts motetten een nieuwe glans, voor een groot deel dankzij de kraakheldere sopraanstemmen van Sara Jäggi en Zsuzsi Tóth. In vergelijking met een eerdere Scarlatti-cd heeft het vocale ensemble wat meer 66
rust gevonden, zonder het plezier te verliezen in het contrast tussen hoekige ritmiek en vloeiende lijnen. Maar toch, hoe gelukkig ik ook ben met dit resultaat: deze hoeveelheid vocale Scheidt is me wat teveel van het goede. Voor een volgende productie hoop ik op een beter uitgebalanceerd programma, want dát maakt een jong ensemble met platencontract pas echt goed. AE THE MYSTERY OF SIGN. MOUTON
Ars Antiqua Austria o.l.v. Hunar Letzebor Challenge 73136 Wie bekend is met de verstilde luitmuziek van Charles Mouton, of Mouthon, zal waarschijnlijk niet willen geloven dat de hier opgenomen tien zwierige strijkersconcertjes door hem zijn gecomponeerd. Helemaal zeker weten we het ook niet, maar Mouton zou deze stukken hebben geschreven in opdracht van een Oostenrijks kloosterorkestje. Het was natuurlijk aardig geweest om tusen de concerten ook wat luitmuziek van Mouton op te nemen, gewoon om te laten horen dat de stijl van Corelli niet Moutons gangbare manier van componeren was. Maar dat vond men, vanwege het enorme stijlverschil, kennelijk te ver gaan. Een gemiste kans wat mij betreft. Het spel van Ars Antiqua Austria overtuigt wel en de muziek van Mouton ook – af en toe hoor je zelfs al een zweempje Vivaldi. MB
Mantua, waar hij een prestigieuze baan had veroverd bij de Oostenrijkse gouverneur. De partituur is dan ook een en al feest, met een bijzonder verhaal in twee opzichten: allereerst verkent het libretto een verder meestal weggemoffeld thema in het Orlando-verhaal, namelijk een verliefde Armida; ten tweede ontbreekt de middelste akte, die voor deze uitvoering bij elkaar is gesprokkeld door Frédéric Delaméa en Alessandrini zelf. Het resultaat is (en was) een succes: Armida is echt spannend, de orkestrale begeleiding van slechts strijkers is magistraal, en de aria’s zijn stuk voor stuk verrukkelijk. Niet gehinderd door middelmatige muziek stralen dus de solisten, onder wie Sara Mingardo als de verleidelijke hoofdrolspeelster en Furio Zanasi als de kalief van Jerusalem, die ook nog eens de enige mannenstem is. AE
NUEVO MUNDO (ANONIEM, MURCIA, SANZ E.A.)
Hespèrion XXI e.a. o.l.v. Jordi Savall Aliavox AVSA 9876
A. VIVALDI: ARMIDA
Solisten, Concerto Italiano o.l.v. Rinaldo Alessandrini Naïve OP 30492 Armida kwam tot stand onder de meest ideale omstandigheden. Vivaldi was op een hoogtepunt van zijn roem, omarmd door niet één maar twee belangrijke Venetiaanse operahuizen, én hij stond op het punt af te reizen naar
Cd’s met barokmuziek uit Zuid-Amerika zijn al lang geen noviteit meer. Vooral Gabriel Garrido, ooit begonnen in Hespèrion trouwens, heeft met zijn ensemble Elyma veel op dit gebied gedaan. Ook Jordi Savall heeft zich eerder in het onderwerp verdiept, maar het grote verschil tussen eerdere uitgaven en deze nieuwe is dat hier het aandeel Zuid-Amerikaans traditio-
CD-BESPREKINGEN
neel meer verweven is met de Spaanse barokkant. Geen afwisseling tussen stijlen dus, maar een organisch geheel dat zich laat beluisteren als één groot feest, vol ratelende gitaartjes, stuwend slagwerk en uiteenlopende zangstijlen. Een crossover zou ik dit niet kunnen noemen want alle muziek komt voort uit dezelfde bron, of het nu gaat om traditionele Mexicaanse muziek of werk van Spaanse componisten die naar Zuid-Amerika trokken. Savall en de zijnen leveren hier andermaal iets heel bijzonders af. MB
G.F. HÄNDEL: JUDAS MACCABAEUS
Solisten, Choeur de Chambre de Namur, Les Agrémens o.l.v. Leonardo García Alarcón Ambronay AMY 024 De Argentijnse Leonardo García Alarcón kon zijn recente aanstelling bij het kamerkoor van Namen meteen vieren met een van Händels minder uitgevoerde stukken, en dat terwijl Judas Maccabaeus een spannend verhaal combineert met schitterende aria’s. Händel zou zichzelf niet zijn als hij een kans op fuga onbenut zou laten, dus barst dit oratorium uit z’n voegen van instrumentaal en vocaal contrapunt. Geen probleem voor de twee topensembles uit Wallonië: met soepele helderheid glijdt het stuk van hoogtepunt naar hoogtepunt, nu en dan onderbroken door de solisten. Daar zit mijn enige probleem: het gaat
dan wel om een live-opname tijdens het festival van Ambronay, maar met een zwaar accent Engels zingen is echt niet meer van deze tijd; verrassend genoeg scoort de matte Japanse tenor Makoto Sakurada in dit opzicht nog veel slechter dan zijn mediterrane collega’s. Toch maakt Alarcón met deze opname in één klap eloquent reclame voor een miskend werk, voor zijn nieuwe ensemble en voor zichzelf. AE J.D. ZELENKA: MISSA VOTIVA
Solisten, Kammerchor Stuttgart, Barock orchester Stuttgart o.l.v. Frieder Bernius Carus 83.223 En toen waren er twee: Zelenka’s Missa votiva werd in 2008 ook al opgenomen door Collegium 1704. Anders dan bij die live-cd uit Ambronay is voor deze sprankelende uitvoering ruim de tijd genomen, wat zich meteen vertaalt in uitzonderlijke precisie en een perfecte opname. Geen sopraangroep klinkt zo helder en vol als die van het Kammerchor Stuttgart, geen orkest werkt zo gedisciplineerd als onder leiding van Bernius, en dat bedoel ik zonder enige negatieve connotatie. Deze muziek verdient het om tot in het kleinste detail hoorbaar te zijn – een genoegen dat de contemporaine luisteraar nooit zal zijn toegevallen – en dat vereist nu eenmaal de grootst mogelijke zorg. Vier solisten, aangevoerd door sopraan Joanna Lunn, nemen de aria’s voor hun rekening, waarmee Zelenka eens te meer bewees dat hij veel méér is dan de componist van ‘de’ Lamentaties. De componist bedoelde deze mis als een persoonlijk dankwoord aan God voor zijn genezing (vandaar ‘votiva’), waarop Zijn antwoord slechts een warme glimlach kan zijn geweest. AE
B. MARCELLO: CASSANDRA
Kai Wessel, countertenor; David Blunden, klavecimbel Aeon AECD 1087 Goed nieuws voor fans van Kai Wessel: Marcello’s lange cantate Cassandra vult bijna een complete cd en toont alles wat de altus in huis heeft. De componist vraagt veel van zijn zanger, want zieneres Cassandra, de zwartgallige dochter van koning Priamus, maakt zich in alle toonaarden druk om de ondergang van de mensheid. Het stuk was misschien wel Marcello’s meest populaire werk en ligt dus in talloze versies over heel Europa, maar tot nu toe kwam het nooit tot een opname. Hiervoor valt Wessel dus te prijzen, maar dit is wel het moment dat ik moet bekennen dat ik beslist niet tot zijn fanclub behoor. Blunden (dit seizoen te horen als klavecinist bij Le Jardin Secret) speelt zijn luxueuze continuopartij met verve, maar Wessels stem heeft niet langer de glans om een stuk van 52 minuten te dragen – op cd tenminste, want ik denk dat een concert met Cassandra wél de juiste impact heeft. AE OMBRE DE MON AMANT: FRENCH BAROQUE ARIAS
Anne Sofie von Otter, Les Arts Florissants o.l.v. William Christie Archiv 477 8610 Van Anne Sofie von Otter hadden we, na een paar opnames met oude muziek met onder meer Musica Antiqua Köln, al een tijdje niets meer op dit gebied gehoord. Deze cd, haar eerste met Frans barokrepertoire, is de neerslag van een programma dat ze in 2008 met William Christie en Les Arts Florissants maakte voor het Edinburgh Festival. Met Charpentiers heftige aria’s uit de opera Médée, soms ondersteund door solisten en Christies’s koorzangers, kan ze goed 67
CD-BESPREKINGEN
uit de voeten. Een vrouw die haar kinderen vermoordde om haar man Jason te straffen voor zijn ontrouw, en tevens zijn geliefde met een vergiftigde mantel ombrengt, mag wel stevig aangezet worden. Datzelfde geldt voor Phèdre uit Rameaus Hippolyte et Aricie, die de zoon van haar man die zij begeert ten onrechte van verkrachting beschuldigt. Maar klaarblijkelijk voelt Von Otter zich niet altijd even senang bij de soms simpele vocale lijnen van de airs van de zeventiende-eeuwer Lambert, die ze met vreemde zuchten en riedeltjes wat meer om het lijf probeert te geven. Het schitterend berustende ‘Vos mepris chaque jour’ met luitbegeleiding bijvoorbeeld wordt helemaal verpletterd door haar geaffecteerde uithalen. JvdK
afgeschreven als inferieur ten opzichte van de Renaissance, waarvan de Spanjaarden besloten lijken te hebben dat dat hun enige bloeitijd vertegenwoordigt. Integendeel: Rodríguez de Hita mocht zich beroemen op een korte maar hevige periode van succes op het operatoneel, gevolgd door een lange carrière als liturgisch componist en progressief theoreticus, schrijvend in verschillende moderne stijlen. Deze mis is in een voorspelbare stile antico, doorspekt met pre-klassieke voorproefjes, waaronder instrumentale canciónes. Goed om te bewaren. AE J.S. BACH: FANTASIA & FUGE
Léon Berben, klavecimbel Myrios Classics MYR001 V. LÜBECK: ORGAN WORKS
Léon Berben, orgels Aeolus AE-10571
A. RODRÍGUEZ DE HITA: MISA O GLORIOSA VIRGINUM
La Grande Chapelle, Schola Antiqua o.l.v. Albert Recasens Lauda LAU 009 ’t Is altijd prijs met La Grande Chapelle: vrijwel elk van hun uitgaven is een moderne wereldpremière. Dat is ook niet zo vreemd als we bij een figuur als Rodríguez de Hita aankomen, die zijn mis schreef voor een oerconservatief land in een tijd dat Frankrijk en Italië met opgewekte kunst de wereld veroverden. Toch was Spanje in de achttiende eeuw niet zo geïsoleerd als vaak wordt geschreven, en evenmin moet die periode worden 68
Je zou er bijna een speciale kwartaalrubriek voor in het leven kunnen roepen: ‘de nieuwe cd van Léon Berben’. In dit geval graag uw aandacht voor de eerste uitgave van het label Myrios Classics, die een aangename kennismaking oplevert: prachtige opname, verzorgde vormgeving en - maar dat wisten we inmiddels wel - een uitstekende musicus. Berben is als klavecinist te horen in fantasieën van Johann Sebastian Bach, waaronder de beroemde Fantasia chromatica & Fuga in d, BWV 903. Menige klavecimbelcd gaat vroeg of laat vervelen, maar met dit repertoire en zo’n boeiende vertolking blijf je op het puntje van je stoel zitten. Bij Aeolus verscheen intussen een cd met het orgelwerk van Vincent Lübeck (1654-1740), een van de beroemdste organisten van Noord-Duitsland. Berben bespeelt twee instrumenten van Lübecks vriend Arp Schnitger: het majestueuze vierklaviersorgel in de Hamburgse St. Jacobi en een bescheidener instrument in een kleinere kerk,
de St. Georg van het Oost-Friese Weener. Wat jammer toch dat je Lübecks complete orgeloeuvre na slechts een dik uur alweer gehoord hebt, terwijl van enkele werken al niet eens vaststaat dat hij de auteur is… WdJ J.S. BACH: DAS WOHLTEMPERIERTE CLAVIER
Frédéric Desenclos, orgels Triton TRI331164 (4 cd’s) Deze vier cd’s verschenen zo’n tien jaar geleden twee-aan-twee (Das Wohltemperierte Clavier I en II), en het is een beetje flauw van Triton om nergens te vermelden dat dit een heruitgave is; zelfs de opnamedata worden verzwegen. Maar dat is wat mij betreft dan ook het enige minpunt, terwijl het feit dát deze productie nogmaals op de markt is gebracht zelfs van harte valt toe te juichen. Het is bijvoorbeeld erg leuk dat er vier verschillende orgels te horen zijn, elk met hun eigen ‘wohltemperierte’ stemming: twee Franse (Lyon en Baïgorry) en twee Nederlandse (Den Haag, OudKatholieke Kerk en Zaltbommel, Sint Maartenskerk). Stuk voor stuk zijn ze fraai opgenomen en, het belangrijkste natuurlijk, ze worden goed en smaakvol bespeeld. Het spel van Frédéric Desenclos (komend Festival te horen met zijn Ensemble Pierre Robert) is niet alleen technisch dik in orde, maar ook aanstekelijk en puur. Ik raad u dan ook aan deze herkansing met beide handen aan te grijpen! WdJ T. ALBINONI: 12 CONCERTI A CINQUE OPUS 10
Collegium Musicum 90 o.l.v. Simon Standage Chandos CHAN 9769 Over een eerdere Albinoni-uitgave van Collegium Musicum 90 schreef ik dat dit orkest in vergelijking met Italiaanse ensembles wat vlak speelt. Inmiddels
CD-BESPREKINGEN
zijn we een aantal jaren en vele Italiaanse hakketak-orkestjes verder en ik moet zeggen dat Collegium Musicum 90 me hier weer prima bevalt. Want het blijkt lang niet alles goud wat er blinkt in Italië! Een verademing dus om Albinoni’s melodische vondsten – en dat zijn er velen! – nu eens níet direct aan gort gespeeld te horen worden. Zo kan het gaan in de historische uitvoeringspraktijk: de opvattingen veranderen, niet alleen bij musici maar ook bij luisteraars. Dan blijkt een oerdegelijk Engelse benadering, die qua zuidelijk vuur misschien niet het onderste uit de kan haalt, in muzikaal opzicht toch nog steeds hout te snijden. MB G. MUFFAT: TOCCATAS - CAPRICCIOS CANZONAS - RICERCARS
Jörg-Andreas Bötticher, orgels Pan Classics PC 10224 Gottlieb Muffat (1690-1770) was een van de maar liefst negen zonen van Georg Muffat en leerling van Johann Joseph Fux. In 1717 werd hij aangesteld als organist aan het Weense hof en vanaf 1741 was hij als eerste hoforganist in dienst van zijn leerlinge Maria Theresa, intussen aanzien verwervend in een groot deel van Europa. Na zijn dood is van die faam maar weinig overgebleven. Een belangrijk deel van Muffats orgelwerken werd pas recentelijk uitgegeven en nu voor het eerst op cd gezet. Toch is deze muziek, die past in de traditie van Frescobaldi, Froberger en andere Zuid-Duitsers zoals zijn vader Georg, alleszins de moeite waard. Jörg-Andreas Bötticher was als continuospeler actief in vele gerenommeerde ensembles en doceert aan de Schola Cantorum van Bazel. Voor deze opname gebruikte hij de drie historische orgels van de kloosterkerk van Muri, die behoren tot de best bewaarde barokorgels van Zwitserland. WdJ
J.V.H. VORÍSEK, V.J.K. TOMÁSEK: MISSEN
Solisten, Musica Florea o.l.v. Marek Stryncl Supraphon SU 4022-2
LE CONCERT SPIRITUEL: CORELLI, TELEMANN, RAMEAU
Le Concert des Nations o.l.v. Jordi Savall AliaVox AVSA 9877 De verhuizing van het hof van Lodewijk XIV naar Versailes in 1683 was een culturele aderlating voor Parijs, waar zich gaandeweg een minder high brow muziekleven ontwikkelde bij rijke burgers thuis. Het openbare concert bloeide pas voorzichting op onder de Régence en kreeg in 1725, kort na het aantreden van Lodewijk XV, zijn beslag in de Concerts Spirituels. Dat ‘spirituel’ sloeg op de geestelijke koorwerken en instrumentale muziek die wel mochten worden uitgevoerd tijdens de vasten en andere kerkelijke feestdagen als opera verboden was. Tussen 1725 en 1790 werd het beste van het beste geprogrammeerd; aanvankelijk veel muziek van Fransen, maar gaandeweg steeds meer van buitenlanders van naam. Op deze cd muziek die tijdens de regeerperiode van Lodewijk XV favoriet was. Le Concert des Nations geeft op zijn bekende hartveroverende en energieke wijze vorm aan het ideaal van de goûts-réünies: Corelli die Frankrijk met zijn concerti grossi veroverde, Telemann die met zijn ‘concertouvertures’ de Franse stijl incorporeerde en Rameau, die met zijn idee van de ‘Indes galantes’ eenvoudig álle exotisme grootmoedig onder zijn vleugels nam. Kom daar nu nog eens om in Frankrijk met zijn hoofddoekjesverbod… JvdK
Rond 1800 beleefde de katholieke kerk een periode van terughoudendheid als het ging om kerkmuziek: al te uitbundige klanken moest worden vermeden ten gunste van helderheid en verstaanbaarheid. Maar de kerkelijke autoriteiten zagen ook wel dat muziek een belangrijke manier was om de aandacht bij de mis te houden. Dat subtiele steekspel klinkt al in het eerste Kyrie op deze interessante cd met muziek van de Bohemer Vorísek: je hoort een Haydn met een hint van Zelenka, maar nét voor het einde wordt een verrassende wilde, chromatische cadens ontketend. De rest van de mis staat ook bol van dit soort effecten die het streng-Klassieke model wat verlichten. Ze wordt gecombineerd met een mis van zijn leraar Tomásek, die curieus genoeg veel romantischer klinkt en muzikaal ook complexer is, ‘richting Beethoven’ zoals Stryncl in zijn boekje opmerkt. Zijn orkest levert rijkgekleurd werk met een groep uitstekende (koor)solisten; vooral de mannen verdienen een vermelding om hun fantasievolle vertolking van zo’n standaardtekst als een mis. Tien punten voor Tsjechië! AE SMART HAD MOEDERS HART BEVANGEN: W.F. BACH, PERGOLESI, VIVALDI, BENDA
Solisten, Marten Root, De Nieuwe Philharmonie Utrecht o.l.v. Johannes Leertouwer Globe GLO 5238 Na een Nederlandstalige Winterreise en Matthäus Passion is er nu ook een Nederlandse versie van Pergolesi’s Stabat Mater. De vorig jaar opgerichte Nieuwe Nederlandse Philarmonie Utrecht o.l.v. Johannes Leertouwer 69
CD-BESPREKINGEN
liet het oog vallen op de vertaling die wijlen Willem Wilmink in 2002 maakte. Aangezien het zingen in de landstaal in de Barok als een goede manier werd gezien om het publiek meer bij de muziek te betrekken, en dat nu natuurlijk niet anders functioneert, draag ik deze nieuwe praktijk een warm hart toe. Sopraan Klaartje van Veldhoven en countertenor Rob Meijers hebben in elk geval geen enkele moeite om de emoties net zo goed als in het origineel te laten overkomen. Op deze cd ook een schrijnende Sinfonia al santo sepolchro van Vivaldi, die een fraaie overgang vormt met een Adagio en Fuga van Wilhelm Friedemann Bach, net als Pergolesi dit jaar 300 jaar geleden geboren, en het fluitconcert in e-klein van Benda waarin Marten Root opvallend veelkleurig soleert. Dat is te danken aan de Quantz-fluit die Root kopieerde en die aan Frederik de Grote toebehoorde – al lijkt het niet waarschijnlijk dat de koning Roots op de vioolversie van dit concert geïnspireerde versieringen net zo flitsend uitvoerde! Een eersteling van dit barokorkest die ook qua originaliteit een vervolg verdient. JvdK J.CHR.F. BACH: SINFONIAS & CONCERTO
Freiburger Barockorchester Carus 83.306 Het Freiburger Barockorchester kwam voor het derde deel van zijn serie ‘Bach-zonen’ uit bij Johann Christoph Friedrich Bach (1732-1795), ook wel bekend als de ‘Bückeburger’ Bach. Vanaf zijn achttiende was hij in dienst van het hof van Bückeburg, eerst als klavecinist en vanaf 1759 als concertmeester. Al tijdens zijn leven stond hij in de schaduw van zijn broers, of zoals een tijdgenoot het zelfs verwoordde: ‘… den vierten in Bückeburg rechne ich nicht mit dazu; weil der nicht eigentlich zu den Bachen gehört.’ Alsof 70
dit nog niet erg genoeg was zijn al zijn manuscripten in de twintigste eeuw, juist toen die voor het eerst serieus werden onderzocht, in tijden van crisis en oorlog spoorloos verdwenen. Toegegeven, dit is niet de spannendste telg uit de familie, maar de Freiburgers doen er goed aan zijn werk uit te voeren. Alle drie hier gespeelde stukken – twee symfonieën en een pianoconcert met de archaïsche aanduiding ‘Concerto Grosso’ – ontstonden in de laatste jaren van Bachs leven, toen Mozart al dood was en Beethoven aan de weg begon te timmeren. WdJ J. HAYDN: FÜR MARIANNE
Lucas Blondeel, piano Liesbeth Devos, sopraan Cypres CYP 1660 Wat een flatterende afleiding moet het geweest zijn voor Haydn: een bewonderaarster, en een uitzonderlijk pianiste en arrangeuse bovendien, stuurt hem in Esterháza een pianobewerking van een van zijn eigen adagio’s. De componist was in 1789 al behoorlijk op leeftijd, maar Marianne von Genzinger kon hem met haar 38 jaar nog volop inspireren. Lucas Blondeel zocht vijf stukken bij elkaar uit de tijd dat de correspondentie steeds intiemer werd, waaronder de stralende Sonate in Es-groot uit 1790 en de melancholieke variaties Hob. XVII/6. Uit brieven kunnen we zelfs afleiden dat Mariannes dochter de zangpartij op zich had genomen in de eenvoudige maar aangrijpende cantate Arianna a Naxos, en hoeveel plezier dit de oude Haydn gaf. Ongetwijfeld zal de uitvoering door Liesbeth Devos de componist óók hebben bevredigd, terwijl Blondeel alle lof verdient voor zijn transparente spel. Hij slaagt erin elke melodie zó te vormen dat je haast niets anders meer hoort, maar zonder Haydns geraffineerde begeleiding weg te moffelen. AE
F.-J. GOSSEC: AUX ARMES, CITOYENS!
Les Jacobins o.l.v. Mathieu Lussier ATMA ACD2 2595 Geen vocale strijdliederen op deze cd, maar ‘musique royale et révolutionnaire pour vents’. ‘Royale’ zijn de batailles en jachtfanfares voor blaassextet (twee klarinetten, hoorns en fagotten) uit Gossecs vroege Parijse periode. Daar speelde hij na aankomst uit zijn geboorteland België viool bij het door Rameau gedirigeerde orkest van La Pouplinière en maakte vervolgens snel carrière – uiteindelijk, in 1773, als programmeur van de prestigieuze concerserie van het Concert Spirituel. Gossec had een neus voor vernieuwing en omarmde de klarinet al zeer vroeg, waarmee hij in Frankrijk de talmende Barok tot een einde bracht en rechtstreeks de negentiende eeuw in voerde. In de turbulente jaren die volgden kwam dat goed van pas: hij was de man die de hoogtepunten van de Revolutie muzikaal vormgaf. Van deze doorgaans groots bezette werken (tot 1000 deelnemers!) en andere maakte Mathieu Lussier in Gossecs geest bewerkingen voor blaassextet, die het andere, ‘révolutionnaire’ deel van deze cd vullen. Maar een fraai lyrische versie van de Marseillaise van Gossec zelf is toch de grootste eye-opener van deze cd. JvdK
vrienden oudemuziek
CD-AANBIEDINGEN Musique à la Chapelle Royale de Versailles Les Talens Lyriques, Le Concert Spirituel e.a. Virgin Classics 95633814455 (5 cd’s) Normale prijs ca. € 35 Voor Vrienden € 20
Deze 5-cdbox met opnamen uit de back-catalogus van EMI’s Virgin Classics biedt een weelde aan religieuze muziek uit de tijd van Lodewijk XIV en XV, uitgevoerd door uitstekende musici als Les Talens Lyriques van Christophe Rousset, Les Pages & les Chantres du Centre de Musique Baroque de Versailles o.l.v. Olivier Schneebeli, La Grande Écurie et la Chambre du Roy o.l.v. Jean-Claude Malgoire en Le Concert Spirituel o.l.v. Hervé Niquet met solisten als Sandrine Piau, Peter Harvey en Dominique Visse. U hoort een fraaie dwarsdoorsnede van het Franse barokrepertoire: grands motets van Du Mont en Rameau, versets d’un motet van Couperin, het Miserere van Clérambault en het Requiem van Campra. Vijf cd’s voor een spotprijs!
Smart had moeders hart bevangen: W.F. Bach, Pergolesi, Vivaldi, Benda Solisten, Marten Root, De Nieuwe Philharmonie Utrecht Globe GLO 5238 Normale prijs ca. € 16,95 Voor Vrienden € 14 Na een Nederlandstalige Winterreise en Matthäus Passion is er nu ook een Nederlandse versie van Pergolesi’s Stabat Mater. De Nieuwe Nederlandse Philarmonie Utrecht o.l.v. Johannes Leertouwer gebruikte hiervoor de vertaling van wijlen Willem Wilmink, waarmee sopraan Klaartje van Veldhoven en countertenor Rob Meijers zeer goed weg weten. Op deze cd ook een schrijnende Sinfonia al santo sepolchro van Vivaldi en het fluitconcert in e-klein van Benda waarin Marten Root een gereconstrueerde Quantz-fluit hanteert. Zijn versieringen baseerde hij op de vioolversie van dit concert, en die klinken zonder meer flitsend! Een eersteling van dit barokorkest die ook qua originaliteit de hoofdprijs verdient.
H. Purcell: The Fairy Queen Solisten, Glyndebourne Opera Chorus, Orchestra of the Age of Enlightenment o.l.v. William Christie; regie: Jonathan Kent Opus Arte 1031D (dvd) Normale prijs ca. € 40 Voor Vrienden € 35 Deze Glyndebourne-productie van Purcells Fairy Queen mag zonder meer het hoogtepunt van het Purcell-jaar worden genoemd. Eindelijk krijgen we een glimp van de werking van een semi-opera: een toneelstuk met muziek ertussendoor. Losse aria’s voor onder anderen Carolyn Sampson en tenor Ed Lyon zijn niet langer simpelweg mooi, ze helpen het sprookjesverhaal voort dat wordt gedomineerd door koningin Titania en haar tegenspeler Bottom, die met iedereen een haat-liefdeverhouding onderhoudt. Er zat dan wel bijna een eeuw tussen Shakespeares en Purcells werk, maar hier lijkt het wel of ze hebben samengewerkt. Alle staande ovaties zijn volledig verdiend.
La Golferamma (Corradini, Gabrieli, Castello e.a.) Le Concert Brisé o.l.v. William Dongois Accent 10402 Normale prijs ca. € 9,95 Voor Vrienden € 8,95
Schitterende Italiaanse muziek voor twee cornetto’s en continuo is op deze cd opmerkelijk bezet met twee cornetto’s en twee orgeltjes. Daardoor ontstaat in een aantal stukken een dubbelkorig effect. De orgels worden handmatig van lucht voorzien en dat is, uitsluitend in positieve zin, te horen: de cornetto’s ademen mee met de orgels, of andersom. Dit hoor je zelden zo mooi op een cd. Cornettospelers William Dongois en Yoshimichi Hamada, die af en toe ook naar een blokfluit grijpen, doen niet voor elkaar onder in virtuositeit, en betoveren door een aantal duetten op de fluisterzachte cornetto muto.
GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.
71
72
J.S. Bach Mass in B Minor, 2006 Rifkin edition. Dunedin Consort & Players o.l.v. John Butt. Linn Records CKD 354
J.S. Bach Fantasia & Fuge. Léon Berben. Myrios MYR 001
J.S. Bach Harpsichord Concertos vol.1. Lars Ulrik Mortensen, Concerto Copenhagen. CPO 999989-2
J.S. Bach Die Leipziger Orgelchoräle. Craig F. Humber, Silbermann-Orgel Freiburg. MDG 9061619-6
J.S. Bach Magnificat. Ricercar Consort o.l.v. Philippe Pierlot. Mirare Mir 102
J.S. Bach Die Kunst der Fuge. Bernard Foccroulle, orgel. Ricercar RIC 303
J.Chr. Bach Sonatas. Nicolau de Figueredo. Passacaille 1961
C. Avison Harpsichord Sonatas op.5 & 7. Gary Cooper c.s. Divine Art DDA 21215
T.G. Albinoni Concerti a cinque op.10. Collegium Musicum 90 o.l.v. Simon Standage. Chandos CHAN 0769
J.H. Schein Opella Novella, Israelis Brünnlein. Ensemble Sagitarius o.l.v. Michel Laplénie. Hortus 075 G. de Machaut Ballades. Ensemble Musica Nova o.l.v. Lucien Kandel. Aeon AECD 0982
J.D. Zelenka Missa votiva ZWV 18. Solisten, Kammerchor Stuttgart, Barockorchester Stuttgart o.l.v. Frieder Bernius. Carus 82.223
S. Scheidt Ludi Musici I, II, III & IV. Musica Fiata o.l.v. Roland Wilson. CPO 777013-2
A. Forqueray Late French Viol Music. Wieland Kuijken, Sigiswald Kuijken. Accent ACC 10008
A. Willaert Missa Mente tota, motets. Cinquecento Renaissance Vokal. Hyperion CDA 67749
S. Scheidt Cantiones Sacrae. Vox Luminis o.l.v. Lionel Meunier. Ricercar 301
G. Legrenzi Works for viola da gamba consort ‘Felix Austria’. Klaus Mertens, bariton, Hamburger Ratsmusik o.l.v. Simone Eckert. CPO 777451-2 J.-B. Lully Atys. Solisten, La Simphonie du Marais o.l.v. Hugo Reyne. Musiques à la Chabotterie
R. White Psalms & Lamentations. Gallicantus o.l.v. Gabriel Crouch. Signum SIGCD 134
D. Scarlatti Sonatas per cimbalo & Fandango. Bertrand Cuiller. Alpha 165
S.L. Weiss L’Infidèle. Eduardo Egüez, luit. MA 078
J.V.H. Vorisek Missa Solemnis. Musica Florea o.l.v. Marek Stryncl. Supraphon SU 4022-2
J.F. Kleinknecht Sonate per flauto traverso e basso. Brunmayr-Tutz, Lars Ulrik Mortensen. ORF 003080
J.C. Vogel Three Symphonies. Bayerische Kammerphilharmonie o.l.v. Reinhard Goebel. Oehms Classics OC 735
A. Vivaldi Concerti. Berliner Barock Solisten. Philharmonie. PHIL 06003
A. Vivaldi Armida. Concerto Italiano o.l.v. Rinaldo Alessandrini. Naïve OP30492
A. Vivaldi Concerti per fagotto I. Sergio Azzolini, L’Aura Soave Cremona. Naïve OP30496
T.L. de Victoria Lamentations of Jeremia. The Tallis Scholars o.l.v. Peter Philips. Gimell CDGIM 043
A. Scarlatti Complete Works for Keyboard vol.2. Alexander Weimann, orgel. Atma ACD 22528
A. Scarlatti Vespro della beata vergine. Nederlands Kamerkoor o.l.v. Harry van der Kamp. Atma ACD 22533
J.H. Roman Music for a Royal Wedding. Helsingborg Symfonieorkester o.l.v. Andrew Manze. BIS CD-1602
F. Ries Cello Sonatas. Guido Larisch, Robert Hill. CPO 999666-2
V. Rathgeber Missa St. Benedict. Monteverdi Ensemble Würzburg o.l.v. Matthias Beckert. CPO 777425-2
R. Jones Sets of Lessons for the Harpsichord. Mitzi Meyerson. Glossa GCD 921805
E. Jacquet de la Guerre Sonates pour violon, viole obligée et basse-continue. La Rêveuse o.l.v. Benjamin Perrot. Mirare Mir 105
A.R. de Hita Missa O gloriosa virginum. La Grande Chapelle o.l.v. Albert Recasens. Lauda Musica LAU 009
W. Hayes The Passions, an Ode for Music. La Cetra Barockorchester Basel o.l.v. Anthony Rooley. Glossa GCD 922501
Trios Esterhazy pour cors de basset. Le Trio di Bassetto. K617 222
C. Demantius Johannes-Passion. KammerChor Saarbrücken. Christophorus CHE 1492
L. Couperin Christophe Rousset, klavecinbel. Aparté AP 006
A. Corelli Sonate a violino. Ensemble Aurora o.l.v. Enrico Gatti. Arcana A 423
A. Corelli Sonate da chiesa, opera terza. Ensemble Aurora o.l.v. Enrico Gatti. Arcana A 402
D. Cimarosa Requiem. Cappella Istropolitana o.l.v. Kirk Trevor. Naxos 8.572371
D. Cimarosa Dixit Dominus. Chorus & Orchestra Haydn di Bolzano e Trento o.l.v. Fabio Pirona. CPO 999988-2
M.-A. Charpentier O Maria! Ensemble Correspondances o.l.v. Sébastien Daucé. Zig Zag Territoires ZZT 1000601
A. Campra Motets à une et à deux voix. Ensemble Da Pacem. Arion ARN 48498
Il più bel nome. El Concierto Español o.l.v. Emilio Moreno. Glossa GCD 920310
DISCOGRAFIE / CURSUSSEN / FESTIVALS J. Haydn A. Caldara
DISCOGRAFIE
G.F. Händel Israel in Egypt. Arsys Bourgogne, Concerto Köln o.l.v. Pierre Cao. Eloquentia
J.S. Bach Cello Suites. Luigi Piovano. Eloquentia EL 1021
73
A. Caldara Sonate à violoncello solo. Gaetano Nasillo. Arcana A 356
L. Boccherini Symphonies. London Mozart Players o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 10604
L. van Beethoven Sonaten und Variationen. Alexander Pullaev, fortepiano. Raumklang RKma 20042
L. van Beethoven Complete works for solo piano vol.8. Ronald Brautigam. BIS SACD-1613
L. van Beethoven Violin Sonatas 3 & 9. Viktoria Mullova, Kristian Bezuidenhout. Onyx 4050
A. Banchieri Il studio delittevole, Il metamorfosi musicale. Delitiae Musicae o.l.v. Marco Longhini. Stradivarius STR 33587
J.G. Pisendel Violon Sonatas. Anton Steck, Christian Rieger. CPO 999982-2 V. Rathgeber Augsburgisches Tafel-Confect. Canto Tanto, Das Neu-Eröffnete Orchestra o.l.v. Jürgen Sonnentheil. CPO 999995-2
J. Haydn Concertos for Harpsichord and Violin. Stefano Montenari, Accademia Bizantina o.l.v. Ottavio Dantone. L’Oiseau Lyre / Decca 00289 4782243
G.B. Pergolesi Stabat Mater. Elin Manahan Thomas, Robin Blaze, Florilegium o.l.v. Ashley Solomon. Channel Classics 29810
G. Nadaud Le Bouche & l’Oreille. Arnaud Marzorati, zang, Daniel Isoir, piano. Alpha 160
W.A. Mozart Phantasia, music for basset horn, viola and fortepiano. Trio Van Hengel. Ramée RAM 1002
W.A. Mozart Symfonieën 39 en 40. Freiburger Barockorchester o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 901959
P. Moulu Missa Alma redemptoris & Missus est Gabriel. The Brabant Ensemble o.l.v. Stephen Rice. Hyperion CDA 67761
S. Mayr Te Deum. Simon Mayr Chorus o.l.v. Franz Hauk Naxos 8.570926
P. Martino Lute Trios & Notturno. Hille Perl, viola da gamba, Lee Santana, luit, Karl Kaiser, traverso, Petra Müllejans, viool. DHM 0886976902827
B. Marcello Cassandra. Kai Wessel, countertenor, David Blunden, klavecimbel. Aeon AECD 1087
J. Haydn Cello concertos. Sergei Istomin, Apollo Ensemble o.l.v. David Rabinovich. Passacaille 1960
J. Haydn 12 London Symphonies. Les Musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Naïve V5176
J. Haydn Ariane auf Naxos. Liesbeth Devos, sopraan, Lucas Blondeel, piano. Cypres CYP 1660
G.F. Händel Judas Maccabaeus. Elbipolis Barockorchester Hamburg o.l.v. Rolf Beck. DHM 0886977202421
G.F. Händel Apollo e Dafne. La Risonanza o.l.v. Fabio Bonizzoni. Glossa GCD 921527
G.F. Händel Concerti Grossi op.6. The Avison Ensemble o.l.v. Pavlo Beznosiuk. Linn Records CKD 362
A.-E.-M. Grétry Andromaque. Le Concert Spirituel o.l.v. Hervé Niquet. Glossa GCD 921620
J.S. Bach Cantatas vol.10. La Petite Bande o.l.v. Sigiswald Kuijken. Accent ACC 25310
C.Ph.E. Bach The Solo Keyboard Music vol.20. Miklós Spányi, klavichord. BIS CD-1623
C.E. Graf, C.F. Abel Cello Concertos and Sinfonias. KlausDieter Brandt, L’arpa festante. Ars 38068
J.S. Bach Cantatas vol.46. Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki. BIS SACD-1851
F.M. Veracini Sonatas for flute. Christoph Ehrsam, blokfluit, Attillio Cremonesi, klavecimbel, Eunice Brandao, viola da gamba. Accent ACC 10403
M. Uccellini Works for violin. Hélène Schmitt. Christophorus CHR 77315
J. Theile Arias & Canzonettas. Les Amis de Philippe o.l.v. Ludger Rémy. CPO 777002-2
F. Tunder Concerti. Rheinische Kantorei, Das Kleine Konzert o.l.v. Hermann Max. CPO 999943-2
G.Ph. Telemann Complete Violin Concertos vol.2. Elizabeth Wallfisch, L’Orfeo Barockorchester. CPO 777089-2
G.Ph. Telemann Complete Violin Concertos vol.1. Elizabeth Wallfisch, L’Orfeo Barockorchester. CPO 999900-2
G.Ph. Telemann Ouvertures & Concertos. Barockorchester Capriccio Basel. Tudor 7177
G.Ph. Telemann Motetten. Magdeburger Kammerchor, Magdeburger Barockorchester o.l.v. Lothar Hennig. Raumklang RKs 59803
J.P. Sweelinck Derde Boek der Psalmen Davids. Gesualdo Consort Amsterdam o.l.v. Harry van der Kamp. Glossa GES 922404-NL
T. Hume, Eric Fischer Poeticall Musicke. Marianne Muller, Lian Fennelly & Pau Marcos viola da gamba. ZigZag Territoires ZZT 100501
Giro d’Italia Galuppi, Boccherini, Macini. Musica Alta Ripa. MDG 3091617-2
French Oboe Music Hottetterre, Dornel, Philidor, Couperin. Paul Dombrecht, Wieland Kuijken. Accent ACC 10037
Flute Music at the Berlin court Benda, Quantz, Kirnberger, Graun. Frank Theuns, Ewald Demeyere. Accent ACC 10140
El Nuevo Mundo Folías Criollas. Montserrat Figueras, sopraan, Tembembe Ensamble Continuo, La Capella Reial de Catalunya, Hespèrion XXI o.l.v. Jordi Savall. Alia Vox AVSA 9876
Concerti d’amore Telemann, Graupner, Vivaldi. Bell’Arte Salzburg. Berlin Classics BC 16712
Canto Novello: Maria! Ars Choralis Coeln, Ensemble Oni Wytars. Raumklang RK 2809
J.S. Bach, L. Weiss Lute music of the 18th century. Konrad Junghänel. Accent ACC 10001
A voi ritorno Durante, Leo, Porpora. Raffaella Milanesi, Insieme Strumentale di Roma o.l.v. Giorgio Sasso. Fuga Libera FUG 570
VERZAMEL
DISCOGRAFIE / CURSUSSEN / FESTIVALS
74
Smart had moeders hart bevangen W.F. Bach, Pergolesi, Vivaldi. De Nieuwe Philharmonie Utrecht o.l.v. Johannes Leertouwer. Globe GLO 5238
Odi Euterpe Italian monody in the early 17th century. Rosa Domínguez, mezzosopraan, Mónica Pustilnik en, Dolores Costoyas, luiten, gitaren. Glossa GCD 922502
Musique française des XVIIe et XVIIIe siècles Benjamin Alard, orgel, Thomas van Essen, bariton, Marie Rouquié, viool, Julien Léonard, viola da gamba. Hortus 076
Music for the Peace of Utrecht G.F. Händel, W. Croft. De Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven. Channel Classics 29610
Madrigals for Laura Peperara Luzzaschi, Wert, Agostini. Silvia Frigato en Miho Kamiya, sopraan, Silvia Rambaldi, klavecimbel. Tactus 530001
Love Song to the Roman de la Rose Per-Sonat. Christophorus CHR 77325
La Strage de gl’Innocenti Bertali, Carissimi. Neue Hofkapelle München ORF 003088
Konge af Denmark L’Europe musicale à la cour de Christian IV. Les Witches. Alpha 163
I mercanti di Venezia S. Rossi, G. Bassano, A. Bassano. Montréal Baroque o.l.v. Eric Milnes. Atma ACD 22598
Musica www.musica.be onderwerp: The Petrucci Files – a new beginning datum: 23-29 augustus plaats: Antwerpen (B) docenten: Cappella Pratensis onderwerp: Masterclass fortepiano datum: 13 oktober plaats: Antwerpen (B) docente: Claire Chevallier onderwerp: Blokfluitcursus datum: 22-24 oktober plaats: Antwerpen (B) docenten: Flanders Recorder Quartet onderwerp: Masterclass Polyhymnia caduceatrix & panegyrica van Michael Praetorius datum: 1-7 november plaats: Neerpelt (B) docenten: Wim Becu onderwerp: Blokfluitcursus datum: 20 november plaats: Antwerpen (B) docenten: Roberta Invernizzi & Fabio Bonizzoni
Utrechts centrum voor de Kunsten www.uck.nl onderwerp: Schütz’ Weihnachtshistorie (gevorderden); Start voor koor en instr. ensemble: sep 2010. 12 rep) plaats: Utrecht datum: uitvoering 15 december docenten: Margriet Verzijl (orkest), Esin Özsan (zangers) onderwerp: Operaproductie Purcells Dioclesian (gevorderden); start voor koor en instr. ensemble: jan/feb 2011 (12 rep) auditie solisten: 31 oktober, aanmelden: eozsan@uck.nl plaats: Utrecht datum: uitvoering 15 en 17 juni 2011 docenten: Margriet Verzijl (orkest), Esin Özsan (zangers)
CURSUSSEN
29ste Festival Oude Muziek Utrecht www.oudemuziek.nl onderwerp: Louis Quatorze datum: 27 augustus – 5 september plaats: Utrecht uitvoerenden: Capriccio Stravagante, Les Arts Florissants, Le Concert des Nations, Ricercar Consort, Holland Baroque Society, Le Concert Spirituel, Les Passions, Les Éléments, Les Agrémens, Les Nouveaux Caractères, Il suonar parlante, Les Muffatti, Musica ad Rhenum e.v.a. onderwerp: Oude Muziek Markt datum: 3-5 september plaats: Utrecht, Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement onderwerp: Symposium Barokgestiek datum: 28-30 augustus plaats: Theater Kikker
Laus Polyphoniae Festival van Vlaanderen-Antwerpen www.festival-van-vlaanderen.be onderwerp: Manu Scriptum datum: 21-29 augustus plaats: Antwerpen (B) uitvoerenden: Huelgas Ensemble, Ensemble Organum, Ensemble Clément Janequin, Capilla Flamenca, Tetraktys, Tasto Solo, graindelavoix, Sequentia, The Tallis Scholars, e.a.
FESTIVALS
Hamburg Barock 2010 www.landesmusikrat.hamburg.de onderwerp: Orgel, klavecimbel, klavichord datum: 26 september - 3 oktober plaats: Hamburg docenten: Pieter van Dijk, Menno van Delft, Wolrgang Zerer. onderwerp: Zangers en barokinstrumenten datum: 1 - 3 oktober plaats: Hamburg docenten: Peter Holtslag, Ab Koster, Simone Eckert, Michael Freimut, Mark Tucker.
Bach Festival Dordrecht www.bachfestivaldordrecht.nl onderwerp: Bach puur & Bach anders datum: 17-26 september plaats: Dordrecht uitvoerenden: Amstedam Baroque Orchestra & Choir, Johannette Zomer, Chant de Balles, Gustav Leonhardt, Ensemble Schönbrunn, Mieneke van der Velden, Calefax, Les Percussions Claviers de Lyon, Muziektheater Holland Diep e.a.
Musica Sacra www.musicasacramaastricht.nl onderwerp: Devotie datum: 16-19 september plaats: Maastricht uitvoerenden: Psallentes, Capilla Flamenca, Iwona Sobotka, Léon Berben e.a.
XXXe Festival d’Ambronay Centre culturel de rencontre BP 3-01500 Ambronay (F) t: 0033 474 387 400 f: 0033 474 381 093 www.ambronay.org onderwerp: Méditerrannée(s) datum: 10 september – 3 oktober plaats: Ambronay (F) uitvoerenden: Ton Koopman, Ensemble Elyma, Cantar Lontano, La Risonanza, Europa Galante, The Rare Fruits Council, Ensemble Matheus, Hopkinson Smith, Paul O’Dette, Stéphanie d’Oustrac, Ensemble Amarillis, Les Nouveaux Caractères, La Cappella Mediterranea e.a.
Festival Huilen in Den Haag www.huilenindenhaag.com onderwerp: Leed met een knipoog: tearjerkers in de kunst datum: 5-31 september plaats: Den Haag uitvoerenden: The Restoration Company (Purcell, Blow Hymphry), Koor Excelsior (Mozart: Mis in c-klein, Litanieën) ook: film, tentoonstellingen, feuilleton etc.
35ste Tage Alter Musik Herne www.tage-alter-musik.de onderwerp: Odyssee datum: 11-14 november plaats: Herne (D) uitvoerenden: nog niet bekend Onderwerp: Muziekinstrumentenmarkt: klavierinstrumenten Datum: 12-14 november
Brighton Early Music Festival www.bremf.org.uk Onderwerp: Ritual Datum: 22 oktober – 7 november Plaats: Brighton (GB) Uitvoerenden: nog niet bekend
XXI Berliner Tage für Alte Musik www.berlinaltemusik.com Onderwerp: Concerten, Muziekinstrumentenmarkt datum: 15-17 oktober plaats: Berlijn (D) uitvoerenden: nog niet bekend
Hamburg Barock 2010 www.landesmusikrat.hamburg.de onderwerp: Die Musikmetropole Hamburg datum: 26 september - 3 oktober plaats: Hamburg uitvoerenden: Concerto Italiano, Bell’arte Salzburg, Hamburger Ratsmusik e.a.
DISCOGRAFIE / CURSUSSEN / FESTIVALS
C. Monteverdi L’Orfeo. Les Sacqueboutiers, Les Arts Florissants o.l.v. William Christie. Dynamic 33598
C. Monteverdi Il ritorno di Ulisse in patria, Les Arts Florissants o.l.v. William Christie. Dynamic 33641
G.F. Händel Aci, Galatea e Polifemo. Cappella della Pietà de’ Turchini o.l.v. Antonio Florio; regie: Davide Livermore. Dynamic 33645
DVD’S
Viola da gamba concertata Telemann, Abel, Händel. Juliane Banke, Siegfried Pank, Mitteldeutsche Barocksolisten. Raumklang RKs 59806
Traces of the Ministriles Ministriles de Marsias. NB 017
The Nightingale and the Butterfly Pamela Thorby, blokfluit, Elizabeth Kenny, luit. Linn Records CKD 341
Sotto l’imperio del possente prince Hommage music of the 14th and 15th century. Ensemble Perlaro. Pan Classics PC 10221
Huismuziek www.huismuziek.nl onderwerp: Carmina Burana datum: 25-26 september 2010 plaats: Utrecht docenten: Sascha Mommertz, Marijn Slappendel, Diederik van Dijk onderwerp: Muziek aan het hof van Frederik de Grote – voor instrumentalisten datum: 5-7 november 2010 plaats: De Glind bij Barneveld docenten: Reinout Godschalk, Rob van Heck onderwerp: Gamba samenspeeldag datum: za 6 november 2010 plaats: Utrecht docenten: Susanne Braumann, Hildegard Moonen onderwerp: Blokfluit ensembleweekend datum: 20-21 november 2010 plaats: De Glind bij Barneveld docenten: Suzanne van der Helm, Sascha Mommertz
Lacock www.lacock.org onderwerp: English Weekend: Weelkes, Gibbons, Smith, Bussey datum: 4-5 september plaats: Dordrecht docent: Martin Bussey Erik van Nevel onderwerp: Singing inVenice datum: 10-15 oktober plaats: Venetië (It) docent: Erik van Nevel onderwerp: Winter School - koormuziek datum: 27 december – 1 januari plaats: Hay-on-Wye, Wales (GB) docent: JanJoost van Elburg onderwerp: Early music in Mexico datum: 27 februari – 5 maart plaats: Cholula (Mexico) docent: Carlos Fernández Aransay
DISCOGRAFIE / CURSUSSEN / FESTIVALS
75
FRINGE 2010 ZA 28 AUG 11.00 uur, Utrechts Centrum voor de Kunsten CONCERTO DA CAMERA
Jacek Kurzydlo, viool en viola da gamba / Agnieszka Osiecka, viool / Marek Szymanski, cello / Maciej Wierzcholowski, klavecimbel Händel, Lanzetti, Guignon, Arne, Forqueray, Hook 11.00 uur, Sint Willibrordkerk THE 1607 ENSEMBLE
Emily Atkinson, sopraan / Andrew Pickett, countertenor / Robin Burlton, tenor / Greg Skidmore, bariton Amour et Foy, geestelijke en profane poëzie van Clément Marot: Clemens non Papa, Sweelinck, Janequin, de L’Estocart e.a.
FABULOUS FRINGE WITTHAUER / NISKANEN
Olga Witthauer, fortepiano Irma Niskanen, viool Mozart, Prach, Berezovsky, Byström 15.30 uur, Museum Catharijneconvent SCROLL ENSEMBLE
James Hewitt, viool en viola da gamba / Robert de Bree, blokfluit en hobo / Florencia Bardavid Hoecker, viola da gamba / Marcin Swiatkiewicz, klavecimbel en orgel m.m.v. Esther Porcelijn, verteller Bockxvoetje: Diminuties op melodieën uit Van Eycks Fluyten Lust-hof
ZO 29 AUG
14.00 uur, Pandhof
11.00 uur, Winkel van Sinkel
EMILIO MEJÍA GARCÍA, BLOKFLUIT
OLGA WITTHAUER, FORTEPIANO
De zoon, de vader en de peetvader: C.Ph.E. Bach, G.Ph. Telemann, J.S. Bach
Schobert, Mozart, Dussek, Clementi
14.00 uur, Kunstuitleen
RONAN KHALIL, KLAVECIMBEL
YAÏR AVIDOR, LUIT
Couperin, Frescobaldi, Froberger
L’Amant malheureux: Gallot, Mouton, de Visée
11.00 uur, Fundatie van Renswoude
14.00 uur, Museum Catharijneconvent
14.00 uur, Utrechts Archief
LE HARMONICHE SFERE
TRIO PROCOPE
Juliette Roumailhac, viool / Esmé de Vries, cello / Paolo Corsi, klavecimbel Leclair, Barrière, Mondonville
Anaïs Magnan, blokfluit / Jeanne Truong, blokfluit / Ronan Khalil, k lavecimbel / Anton Baba, cello en viola da gamba Purcell, Locke, Corrette, Marais e.a.
FRINGE
15.30 uur, Doopsgezinde Kerk
14.00 uur, Stadskasteel Oudaen ENGELBERG & KELLER
Anja Engelberg en Joshua Keller, viola da gamba Sonata en intrada: Leclair, Antoniotti, Jenkins, Finger 76
FRINGE
15.30 uur, Academiegebouw
15.30 uur, Museum Speelklok
14.00 uur, Pandhof
FABULOUS FRINGE CAPRIOLA DI GIOIA
FABULOUS FRINGE LA FELICE CONCORDIA
ENSEMBLE VIVO FIATO
Amaryllis Dieltens, sopraan / Bart Naessens, orgel & klavecimbel Maddalena ai piedi di Cristo: Carissimi, Rossi, Caldara 15.30 uur, Fundatie van Renswoude
Emmanuel Resche, viool / Rafael Núñez Velázquez, viool en altviool / Catherine Thinon, cornetto en traverso / Alice Coquart, cello / Gabrielle Resche, klavecimbel / Xavier Soler i Sellarès, theorbe en gitaar Marais, Dornel, Lully e.a.
LES SOLISTES DE L’ENSEMBLE DESMARETS
15.30 uur, Universiteitsmuseum
CAMERATA AEDE
IL SUSSURO
Swantje Tams Freier, sopraan / Anninka Fohgrub, traverso / Carla Linné, viool / Néstor F. Cortés Garzón, cello / Hugo M. de Rodas Sanchez, theorbe / Nadine Remmert, klavecimbel La mort de Didon: Clérambault, Chauvon, Marais, Lully, Lambert e.a.
Ronan Khalil, klavecimbel / Reynier Guerrero, viool Senaillé: Sonates
14.00 uur, Jacobikerk
MA 30 AUG
Armanda Markwick, traverso / Jelma van Amersfoort, gitaar / Gerard van Vuuren, klavecimbel Het klavichord in Frankrijk: De Boismortier, Dussek
11.00 uur, Rasa
15.30 uur, Utrechts Archief
JARDIN DES ARTS
LINGON
József Gál, tenor / Petra Zámbó, blokfluit / Helga Schmidtmayer, viool / Bernadett Mészáros, klavecimbel / Jacob Michl, viola da gamba Campra, Leclair, Clérambault
Victoria Liedbergius, sopraan / Madoka Nakamaru, viool / Rebecca Lefèvre, viola da gamba / Kanoko Miyazaki, orgel Buxtehude, Bertali, Capricornus, Byrd
Stephanie Brandt, Ruth Dyson, Eva Gemeinhardt, Hester Groenleer, María Martínez Ayerza, blokfluit Delight in Musicke: Mico, Ferrabosco e.a. 14.00 uur, Pandhof SCHIFANOIA
Inês d’Avena en Isabel Favilla, blokfluit Telemann, Quantz, Guillemant
15.30 uur, Museum Speelklok FABULOUS FRINGE ENSEMBLE DIAMANTÉ
DI 31 AUG
Tomokazu Ujigawa, blokfluit / Rie Kimura, viool / Robert Smith, viola da gamba en cello / Aya Fukuma, klavecimbel Telemann, J.S. Bach: Triosonates
11.00 uur, Rasa
15.30 uur, Universiteitsmuseum
CONVERSATION GALANTES
LES GOÛTS RÉÜNIS
Armanda Marckwick, traverso / Daniel Boothe, viool / Joshua Keller, viola da gamba / Gerard van Vuuren, klavecimbel Telemann, Guillemain, Janitsch, Quentin
Laura Palomar Salvador en Alberto Trujillo Teruel, fluit Les doux chants: Blavet, Philidor, Taillart
11.00 uur, Doopsgezinde Kerk SELDOM SENE
Silvia Frigato, sopraan / Lorenzo Lio en Emma Huysser, blokfluit / Leonardo Bortolotto, viola da gamba / Flora Papadopoulos, harp Muziek uit de tijd van Caravaggio: Dentice, De Layolle, Marenzio, Luzzaschi e.a.
WO 1 SEPT
11.00 uur, Universiteitsmuseum
11.00 uur, Rasa
14.00 uur, Sonnenborgh
ENSEMBLE LA MOUVANCE
ENSEMBLE BAROQUE L’ EPHÉMÈRE
LA MÊME CHOSE
Christine Mothes, zang / Nelly Sturm, blokfluit / Karen Marit Ehlig, vedel Loing de vous – Van verre: Guillaume de Machaut
Annabelle Cavalli en Morgane Gicquel, blokfluit / Guillaume Cochard, cello / Mathieu Valfre, klavecimbel / Etienne Galletier, theorbe L’entretien des muses: Dornel, Rameau, Le Romain, Dieupart, de Visée e.a.
Marta Blawat, hobo / Kristen Huebner, traverso / Eimear Reidy, cello / Claude Meneux-Poizat, klavecimbel Volgens het boekje, traktaten in de praktijk: Telemann, Muffat, Quantz, Geminiani
77
FRINGE
11.00 uur, Zuylenspiegel
DO 2 SEPT
VRIJ 3 SEPT
11.00 uur, Rasa
11.00 uur, Rasa
LA SAINTE FOLIE FANTASTIQUE
LES PHILANTHROPES
Arnaud De Pasquale, klavecimbel / Jérôme van Waerbeke, viool / Lucile Boulanger, viola da gamba / Thomas Dunford, luit Uit de muziekbibliotheek van Basilius Froberger
Kerstin Fahr, blokfluit en viool / Adrien Carré, viool / Juliette Guignard, viola da gamba / Etienne Galletier, theorbe / Louis-Noël Bestion de Camboulas, klavecimbel en orgel Van Londen tot Hamburg: Locke, Purcell, Händel, Buxtehude, Rosenmüller
OLGA PASHCHENKO, KLAVECIMBEL
D’Anglebert, Antoine en Jean-Baptise Forqueray, Soler, Prach 11.00 uur, Doopsgezinde Kerk ENSEMBLE VIVO FIATO
Silvia Frigato, sopraan / Lorenzo Lio en Emma Huysser, blokfluit / Leonardo Bortolotto, viola da gamba / Flora Papadopoulos,harp Muziek uit de tijd van Caravaggio: Dentice, De Layolle, Marenzio e.a. 14.00 uur, Pandhof
11.00 uur, Zuylenspiegel YI-HENG YANG, FORTEPIANO
Zaaien en oogsten in de Romantiek: Beethoven, Schumann
14.00 uur, Pieterskerk CONCORDI MUSICI
Leonard Kwon, blokfluit / Rebecca Huber en Seung-Rok Baek, viool / Ji-Yun Kang, cello / Josep Casadella, fagot / Cristian Gutiérrez, theorbe en gitaar Edoardo Valorz, klavecimbel Vivaldi, Mancini 15.30 uur, Museum Speelklok FABULOUS FRINGE ENSEMBLE ACTÉON
Mar Codina, sopraan / Dagmar Saskova, alt / Olivier Rault, tenor / Pierre Boudeville, bas / Chloé Sévère, orgel / Tereza Pavelkova, theorbe / Isabelle Brouzes, gamba / Roberto Alonso, cello Charpentier in Italië: Allegri, Foggia, Char pentier, Lorenzani, Scarlatti, Carissimi e.a. 15.30 uur, Sonnenborgh DE SAINT VINCENT/FRIBOURG
Lucie de Saint Vincent, piano Marine Fribourg, cello Clara Schumann: Sechs Lieder op.13; Robert Schumann: Extract uit Waldszenen op. 82, Liederkreis op. 39 78
RIVKA SHABRI / MELANDRI
D’Anglebert, Antoine en Jean-Baptise Forqueray, Prach, J.S. Bach
Reut Rivka Shabri, sopraan / Tullia Melandri, fortepiano Natuurlijk en bovennatuurlijk in het vroegromantische Lied: Mendelssohn, Schubert, Von Weber
14.00 uur, Utrechts Archief
11.00 uur, Doopsgezinde Kerk
REHARVOCE
RED ROSE FOUR
Kitty de Geus, sopraan / Ester van Veen, blokfluit / Diederik van Dijk, cello / Herman Mussche, klavecimbel en orgel Händel, Scarlatti, Sammartini 15.30 uur, Museum Speelklok
Nynke Algra, Nienke van der Meulen, Kim Stockx, Ester van der Veen, blokfluit, m.m.v. Kitty de Geus, sopraan en Liesbeth Vreeburg, harp Het concert in het ei: Isaac, Crecquillon, Clemens non Papa e.a.
FABULOUS FRINGE MARINKEV / GENOV
14.00 uur, Pandhof
RED ROSE FOUR
Nynke Algra, Nienke van der Meulen, Kim Stockx, Ester van der Veen, blokfluit, m.m.v. Kitty de Geus, sopraan en Liesbeth Vreeburg, harp Het concert in het ei: Isaac, Crecquillon, Clemens non Papa e.a.
11.00 uur, Zuylenspiegel
14.00 uur, Pandhof OLGA PASHCHENKO, KLAVECIMBEL
Dimitri Marinkev, traverso / Yavor Genov, luit Stile Francese: Ballard, Hotteterre, Couperin, Vallet, Braun, Blavet
LES GOÛTS RÉÜNIS
15.30 uur, Rasa
14.00 uur, Pieterskerk
LES ESPRITS ANIMAUX
OS ORPHICUM
Elodie Vivot, traverso / Lena Franchini, blokfluit / Francisco Javier Lupiáñez en Tomoe Mihara, viool / Isabel Meuser, viola da gamba / Roberto Alonso, cello / Patrícia Vintém, klavecimbel Telemann: Concerti, Ouverture Don Quixotte
Luciana Mancini, mezzosopraan / Tomoe Mihara, Javier Lupiáñez, Emily Thompson, Marite Sainz, viool / Zdenka Prochazkova, David Alonso Molina, altviool / Elektra Miliadou, Anita Gluyas, cello / Iason Marmaras, klavecimbel en leiding Il Pianto di Maria: Ferrandini, Durante
15.30 uur, Zuylenspiegel ANTHONY ROMANIUK, PLEYEL-PIANO
Chopin en Koczalski – de directe lijn
Laura Palomar Salvador en Alberto Trujillo Teruel, blokfluit Les doux chants: Blavet, Philidor, Taillart
FRINGE
15.30 uur, Lutherse Kerk
14.00 uur, Kunstuitleen
FABULOUS FRINGE QUATOR MATHIS
CRISTIAN GUTIÉRREZ, GITAAR
14.00 uur, Museum Catharijneconvent
Le Maître du Roi Soleil: Robert de Visée
DE FLORIBUS
Louis Creac’h en Matilde Pais, viool / Lika Lalloum, altviool / Keiki Gomi, cello / Gilbert Camí Farràs, natuurhoorn / Ana Melo, klarinet Stich, Mozart
15.30 uur, Academiegebouw FABULOUS FRINGE MUSICA FANTASIA
Couperin, Duphly
Julie Ryning, sopraan / Jin Sun Kim, blokfluit en percussie / Katelyn Clark, orgel en draailier Hoofse liefde: Landini, Von der Vogelweide, Machaut e.a.
15.30 uur, Rasa
15.30 uur, Utrechts Archief
ENSEMBLE VAUDEVILLE
YUKIKO HASEGAWA, FORTEPIANO
Kerstin Fahr, blokfluit en viool / Marie Deller, cello en blokfluit / Manuel Dahme, klavecimbel Twee in een: Purcell, J.S. Bach, Telemann
Chopin: polonaise, preludes, etudes, fantasie
15.30 uur, Zuylenspiegel AREND GROSFELD, KLAVECIMBEL
ZA 4 SEPT 11.00 uur, Sonnenborgh VALOVA/ILIEV
Zefira Valova en Ivan Iliev, viool A deux violons sans basse: Guillemain, Saint-Sevin dit L’ Abbe le fils, Leclair 11.00 uur, Rasa
15.30 uur, Utrechts Centrum voor de Kunsten SHOWCASE GESTIEK MET O.A. TANJA OBALSKI
Tanja Obalski, sopraan / Belén Nieto Galán, traverso / Agnieszka Swiatkowska, viool / Nika Zlataric, gamba / Panos Iliopoulos, klavecimbel Montéclair, Clérambault, Couperin
Anaïs Chen, viool / Andrea Inghisciano, cornetto / Maria González, orgel / Melodie Michel, dulciaan en fagot Picchi, Marini, Palestrina, Castello, Uccellini, Rosenmüller, Boddecker, Kempis 14.00 uur, Stadskasteel Oudaen SHOWCASE GESTIEK MET O.A. ANDRÉANNE BISSON PAQUIN
Andréanne Brisson Paquin, sopraan / Belén Nieto Galán, traverso / Sara DeCorso, viool / Nika Zlataric, viola da gamba / Panos Iliopoulos, klavecimbel Monteclair, Lully, Clérambault: operaaria’s en cantates; Couperin: delen uit Les Nations 15.30 uur, Academiegebouw FABULOUS FRINGE QUATOR ODAM
ZO 5 SEPT
Emily Worthington, klarinet / Morgan Eouza, fluit / Gilbert Camí Farràs, natuurhoorn / François Viault, fagot Rossini, Cambaro, Stamitz
11.00 uur, Utrechts Centrum voor de Kunsten
15.30 uur, Fundatie van Renswoude
ENSEMBLE PHILIDOR
NADJA LESAULNIER, KLAVECIMBEL
Leonard Kwon, blokfluit / Ji-Yun Kang, viola da gamba / Cristian Gutiérrez, théorbe / Edoardo Valorz, klavecimbel Hotteterre, Couperin, Marais, Philidor
Les Étoiles: Corette, Scarlatti, Dornel, Soler, De Bury
ACADEMIA DE LOS NOCTURNOS
Beatriz Lafont, sopraan / Lobke Sprenkeling, blokfluit / David Alonso, viool / Isaac Alonso, klavecimbel Dolcissimo tormento: Caccini, Falconiero, Hidalgo, Frescobaldi, Monteverdi, Fontana 14.00 uur, Pandhof QUATOR ODAM
Emily Worthington, klarinet / Morgan Eouza, fluit / Gilbert Camí Farràs, natuurhoorn / François Viault, fagot Rossini, Cambaro, Stamitz
15.30 uur, Doopsgezinde Kerk ARMILAR PROJECT
11.00 uur, Fundatie van Renswoude EARL CHRISTY, LUIT
De verbreiding van de Franse stijl in de Barok: Anonymous, Ruesner
14.00 uur, Museum Catharijneconvent
14.00 uur, Pandhof
DIONYSUS CONSORT
VALOVA / ILIEV
Takeshi Sudo en Israel Castillo, gamba / Claudio Ribeiro, klavecimbel Morel, Couperin, Duphly, Marais
Zefira Valova en Ivan Iliev, viool A deux violons sans basse: Guillemain, Saint-Sevin dit L’ Abbe le fils, Leclair
Esther Burgstra, sopraan / Marta Blawat, hobo / John Ma, viool / José Rodigues Gomes, fagot / Elsa Santos, klavecimbel In de schaduw van Bach: Fasch, J.S. Bach, Zelenka, Telemann
79
Tijdschrift Oude Muziek
aan deze uitgave werkten verder mee:
ISSN 0920-6649
Bob van Asperen, Marco Borggreve, Peter Van Heyghen,
jaargang 25 / nr. 3 - augustus 2010
Agnes van der Horst, Paul Janssen, Guido van Oorschot
verschijnt 4x per jaar advertentietarieven: uitgave en productie: op aanvraag 030 23 29 000 en op www.oudemuziek.nl Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht mini-advertenties: bureau-adres: voor particulieren, € 15 per 4 regels, Mariaplaats 23
140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5
3511 LK Utrecht t: 030 23 29 000
opgave voor service-rubrieken:
f: 030 23 29 001 info@oudemuziek.nl
Cursussen en festivals op het gebied van de oude muziek
www.oudemuziek.nl
worden kosteloos aangekondigd indien de gegevens tijdig en
correspondentieadres:
compleet worden aangeleverd. Onvolledige opgaven worden
Postbus 19267
niet geplaatst.
3501 DG Utrecht deadlines: vormgeving: periode 15 februari - 15 mei: 2 januari Studio rUZ / Went&Navarro
periode 15 mei - 15 augustus: 1 april periode 15 augustus - 15 november: 1 juni
opmaak:
periode 15 november - 15 februari: 1 oktober
Hilde Wolters
donateur worden:
drukwerk en bindwerk:
Voor een bijdrage van € 30, € 60 of € 120 aan de Stichting VriendenOude Muziek (zie voor de bijbehorende voordelen
Thieme Almere
www.oudemuziek.nl) ontvangt u 4x per jaar het Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival en onze
op de cover:
concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee u in aanmerking komt voor diverse kortingen.
foto: Marco Borggreve
Voor informatie: 030 23 29 000
redactie:
Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA
Jolande van der Klis (hoofd- en eindredactie)
Grave, 0486 486 486.
Marcel Bijlo Albert Edelman
COLOFON
Xavier Vandamme
80
Het volgende nummer verschijnt medio november 2010
Tel. +31 (0)70 34666277 info@caminada.nl www.caminada.nl
Bent u een liefhebber van Oude Muziek? … en heeft u ook zoveel moeite uw favoriete CD’s, artiesten en CD-labels te vinden?
N I J U
1 0 2 0
Meldt u dan nu aan voor het Caminada Magazine! Het magazine verschijnt 10x per jaar. In elk nummer vindt u meer dan 300 nieuwe titels en diverse acties van labels zoals Harmonia Mundi, Hyperion, Naxos, Deutsche Gramophone en vele anderen.
aven
tg ER: ondere ui MM E NU en bijz IEUW nieuwe en IT N IN D dan 300 njuwel el II r oo Mee uwe Kr n Nu, de ie 50 N eesters va gratis +1 De M Actie 2 rchen ki Naxos der Ost ADA! ik Mus CAMINe catalogus dez U VAminNimaal €een50 CDuit met wecatrkealon van gus! van de tis CADbesEA teding inada gra achter in Bij
van Camcadeau. Kijk in Couper
In het nummer dat deze maand verschijnt is er veel aandacht voor de zomeracties van diverse labels, waaronder een zeer interessante actie met Harmonia Mundi Gold. Daarnaast is er uiteraard aandacht voor het Festival Oude Muziek 2010. Caminada staat al jaren garant voor deskundige en persoonlijke service, voor al uw vragen kunt u altijd telefonisch of per mail contact opnemen. U kunt dan ook uw favoriete CD’s en DVD’s bestellen (dus ook titels die niet in het magazine staan!). In elk nummer vindt u een bestellijst die u kostenloos kunt opsturen naar het antwoordnummer van Caminada. Wij sturen u dan uw bestelling, bestellingen boven de EUR 75,- worden portvrij verstuurd. Bij besteding van EUR 50,- of meer ontvangt u een door Caminada geselecteerde CD cadeau. U kunt zich ook aanmelden voor de Caminada Vaste Klanten Krijgen Korting, voor slechts € 9,95 per jaar bent u vaste klant en ontvangt u 10% voordeel op elke CD of DVD.
kr anten l k e t vas
rting
ijg
% ko en 10
In elk nummer van het Caminada Magazine treft u ook nog eens 5 speciale aanbiedingen waar Vaste Klanten dubbel voordeel hebben. Vraag het gratis magazine aan en u kunt zich aanmelden als Caminada Vaste Klant. Tijdelijk betaalt u slechts € 7,95 in plaats van € 9,95! en als u dan minimaal 2 items bestelt uit het Magazine dan ontvangt een prachtige 4 CD set met de Symfonieen van Brahms met het London Symphony Orchestra olv Haitink gratis!
Ja, stuur mij gratis ter kennismaking het Caminada Magazine Naam: dhr/mevr . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Postcode: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Woonplaats: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Telefoon: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . E-mail: ............................................................... E-mail: Handtekening: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
CAMINADA CLASSICS Antwoordnummer 10615 2501 WB ‘s-Gravenhage
J.-B. Lully - Ballets & récits italiens La Risonanza - Fabio Bonizzoni
A.E.M. Grétry – Andromaque Le Concert Spirituel - Hervé Niquet
F. Couperin - Pièces de violes Ricercar Consort - Philippe Pierlot
Le Concert Spirituel : Ma 30 aug, Vredenburg Leidsche Rijn
Philippe Pierlot : Zo 29 aug, Doopsgezinde Kerk Ma 30 aug, Geertekerk
K 617171
MIR 027
TEM 316028
La Risonanza : Za 28 aug, Geertekerk
MIR 040
GCD 921509
GCD 921620
Nagenieten van het Festival Oude Muziek Utrecht? Dat kan met onderstaande uitgaven!
M.A. Charpentier - Grands Motets Les Pages & Les Chantres du CMBV Olivier Schneebeli
Pierre Hantai : Do 2 sep, Lutherse Kerk
Ens. Pierre Robert : Wo 1 sep, Pieterskerk Do 2 sep, Pieterskerk
Les Pages & Les Chantres du CMBV : Do 2 sep, Domkerk Vrij 3 sep, Domkerk
L. Couperin - Œuvres pour clavecin Christophe Rousset
La petite musique de Marie-Antoinette Les Agrémens - Guy van Waas
Christophe Rousset : Do 2 sep, Geertekerk
Les Agrémens : Za 4 sep, Jacobikerk
P. Robert - Grands Motets Les Pages & Les Chantres du CMBV Olivier Schneebeli
AP 006
DVD ARM 010
F. Couperin - Messes/Motets Ens. Pierre Robert Frédéric Desenclos
K 617215
F. Couperin - Pièces de clavecin Pierre Hantai
Kijk voor verkoopadressen op www.harmoniamundi.com en schrijft u zich in voor onze nieuwsbrief !