3/2014 3/2014
Klassiek hoor je hier radio4.nl
FESTIVALNUMMER / ZEVENTIENDE-EEUWS MELODRAMA MEDEA / THE JUILLIARD SCHOOL OF MUSIC EVEN NAAR UTRECHT VERPLAATST / CHRISTINA PLUHAR OVER IMPROVISEREN EN GRENZEN VERLEGGEN / ALFREDO BERNARDINI OVER FUX, ZELENKA EN REICHENAUER / GABRIEL CROUCH OVER DE MUZIKALE BRIEFWISSELING VAN DE MONTE EN BYRD / PETR WAGNER OVER RAADSELACHTIGE FINGER EN NOG VEEL MEER…
28.01 — 01.02.15
Der Tod Geniet van 5 dagen Bach in Brugge dankzij de extra voordelige passen.
Collegium Vocale Gent Philippe Herreweghe Vox Luminis Maude Gratton Barthold Kuijken Christophe Wolff Marie-Elisabeth Hecker Alexander Lonquich Frappé-Pincée Emanuel Gat Dance Pascal Dubreuil Romina Lischka
Eric Montes, from the series Romance, 2008
Bach Academie Brugge
Wilt u meer weten over legaten of over schenkingen, neemt u dan contact op met Wilmer de Jong via 030 232 9000 of vrienden@oudemuziek.nl. Hij kan u ook alles vertellen over bijgaande fiscale voordelen.
Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.
Om te beginnen
1 Nieuw en vertrouwd Van de redactie
Manfredo Kraemer van The Rare Fruits Council 48 ‘Dé historische waarheid bestaat niet’ Marcel Bijlo
INTERVIEWS Václav Luks van Collegium 1704
Alex Potter over de trombones van de keizer 52 ‘Baroque bling’ Sofie Taes
10 Fux’ visitekaartje Albert Edelman
KLEIN INTERVIEWS Gambavirtuoos Petr Wagner 18 Het Fingermysterie Agnes van de r Horst
Björn Schmelzer van Graindelavoix 20 Extase, gruwel en ‘Finckengekweel’ Mariska van der Meij
Christina Pluhar van l’Arpeggiata
26 ‘Muziek die alleen het hoofd
aanspreekt, is geen goede muziek’
Directeur Xavier Vandamme 3 Twee vragen over het Festival Oude Muziek Agnes van der Horst
Trompettist Jean-François Madeuf
41 Toptrompettisten in Weense
kamermuziek Marcel Bijlo
Stefan Grondelaers
ARTIKELEN Alfredo Bernardini van Zefiro 30 Dollen met Fux, Zelenka en Reichenauer Annemarie Peeters
Tore Denys over twee concerten en workshop renaissancezingen 34 Polyfonie of de Red Hot Chili Peppers
Enrico Gatti over gestiek en declamatie bij Georg Benda’s Medea 4 Een hoge gevoelstemperatuur Robert Mealy over de oudemuziekafdeling van The Juilliard School of Music 14 Musici en pleitbezorgers
Agnes van der Horst
Marcel Bijlo
Gabriel Crouch van Gallicantus 44 Muzikale Brieven van Byrd en De Monte Annemarie Peters
Robert Jaski over de Codex Lerma
42 Spaanse muziekschat in hanepoten
RUBRIEKEN 54 Seizoen Oude Muziek 14/15 56 Internationaal Van Wassenaer Concours 58 Fringe 2014 64 Berichten 66 Boekbespreking 68 Cd-besprekingen 78 Vrienden-cd’s 80 Colofon
1
INHOUD
Meret Lüthi van Les Passions de l’Âme 38 De Turken verdwenen, hun muziek bleef
OM TE BEGINNEN
NIEUW EN VERTROUWD VAN DE REDACTIE
In deze tijd van schrijven (eind juli) begint het bij de Organisatie Oude Muziek zachtjes te gonzen: het is het geluid van een dichterbij komend Festival Oude Muziek. De klank van iets dat komt, maar er nog niet is, de klank van verwachting, is een van de mooiste. Er zit opwinding in, vertrouwen en hoop. Het vertrouwen dat er weer concerten en evenementen zullen zijn, die voor vrolijk makende verrassingen zorgen. En de hoop op het gevoel dat me overvalt na een middag en avond (en soms ook nog ochtend) van concerten met de meest uiteenlopende muziek – met daar tussendoor gesprekken met mensen die ik alleen maar tijdens het festival tegenkom (en nooit ergens anders) – om af te sluiten met een nachtconcert. Ik loop in het donker alleen langs de grachten naar huis, de lantaarns gloeien zacht en even lijkt het of er niets anders is dan muziek. Dat gevoel is me vertrouwd geworden en hoort voor mij helemaal bij het Festival Oude Muziek. Maar vertrouwd is ondraaglijk saai; zonder een flinke dosis nieuwe ervaringen en ontdekkingen, en ook die zijn er dit festival in overvloed. Het Habsburg-thema werkte als een sesam-open-utoverspreuk die een zware, eeuwenlang op slot gezeten eikenhouten poort met vastgeroeste ijzeren scharnieren deed openzwaaien naar een luilekkerland vol prachtige, nooit eerder gehoorde muziek van onbekende, eigengereide genieën als Finger, Fux, Sances, Bertali, Weichlein, Schöndorff, etc. En dan is er ook nog een andere deur geopend, na acht lange jaren van missen: die van het nieuwe TivoliVredenburg, nu – nog meer dan vroeger – een festivalcentrum bij uitstek, met vier nieuwe zalen, en de vertrouwde Grote Zaal; plus zijn geweldige akoestiek, weer helemaal in takt. De Nederlandse Bachvereniging mocht in april voorproeven met een uitvoering van de Matthäus Passion. Een opgetogen Jos van Veldhoven zei na afloop, met een knipoog naar de bekende slogan van het Concertgebouw: ‘Alle barokmuziek klinkt beter in Vredenburg.’ Na inmiddels alle vijf zalen te hebben bezocht durf ik daaraan toe te voegen: en alle andere oude muziek ook! Het wordt een fijn, nieuw, vertrouwd festival.
2
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
TWEE VRAGEN OVER HET FESTIVAL Twee vragen over het komend Festival aan directeur en programmeur Xavier Vandamme. Wat is dit jaar de grootste uitdaging? ‘Dat is toch wel onze intrek in TivoliVredenburg. Het gebouw is nu officieel geopend. Janine Jansen met haar Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht was de eerste die het nieuwe gebouw uittestte als (klassieke muziek-)festival locatie. Het IKFU is natuurlijk qua omvang, repertoire, uitstraling, etc., een heel ander festival dan het onze, maar er zijn ook zat raakvlakken. We onderhouden goede vriendschappelijke banden met elkaar en trekken samen op. Al snel bleek dat we veel dezelfde vragen en behoeftes hadden met betrekking tot TivoliVredenburg. Omdat het nieuwe muziekpaleis ook ons nieuwe festivalonderkomen wordt, is een ploegje uit onze organisatie een dag gaan meedraaien. Zo leerden we het gebouw kennen terwijl het in gebruik is. Wij zijn naar huis gegaan met een heel pakket aan ervaringen op het gebied van, bijvoorbeeld, het onthalen van het publiek, de infrastructuur en het creëren van sfeer-elementen. Dat kunnen we goed gebruiken tijdens het festival. Waar kijk je het meest naar uit? ‘Verschillende zaken. Veel bezoekers bekijken het festival per dag, en zo is het ook opgebouwd: we schenken veel aandacht aan een evenwichtige en gevarieerde opbouw per festivaldag, zodat iedereen aan zijn trekken komt. Maar daaronder ligt ook een horizontale indeling: over de dagen heen. Ik zie er heel erg naar uit om de hele klavierlijn te volgen. Elke dag om 13.00 uur wordt er gespeeld door vaak piepjonge klavecinisten en fortepianisten uit alle uithoeken van de wereld en met heel verschillende opvattingen: veel kleur naast elkaar, dus. Dat wordt een dagelijks moment voor mij van echt genieten. Hetzelfde geldt voor de kamermuziekconcerten om 11 uur in TivoliVredenburg. Er wordt veel strijkersmuziek uitgevoerd. Eigenlijk is dat het mooiste repertoire, en dan vooral: Schmelzer, Schmelzer, Schmelzer! En dan is er ook nog het dagelijkse afsluitmoment, om half elf ’s avonds in TivoliVredenburg. Omdat ongeveer op diezelfde tijd in hetzelfde gebouw het hoofdconcert van 20.00 uur afloopt, hoop ik dat de mensen nog even blijven plakken om een glas te drinken boven in het festivalcentrum, en vervolgens een uurtje intiemere muziek meepikken. Ik houd van die momenten: de dag loopt ten einde; je hebt veel indrukken verzameld en dan ga je nog even zitten voor iets kleins. Heerlijk!’ Agnes van der Horst 3
4
TEKST VERTALING BEELD
ENRICO GATTI SUSANNE VERNEULEN CHARLES-ANDRÉ VAN LOO. BRON: COMMONS.WIKIMEDIA.ORG
EEN HOGE GEVOELSTEMPERATUUR ENRICO GATTI OVER GESTIEK EN DECLAMATIE BIJ GEORG BENDA’S MEDEA
Enrico Gatti over gestiek en declamatie
bij Georg Benda’s Medea
EEN HOGE GEVOELSTEMPERATUUR
EEN HOGE GEVOELSTEMPERATUUR
Bij het woord melodrama wordt al gauw gedacht aan overdreven aanstellerigheid. Maar in feite is het melodrama een revolutionair nieuwe muziektheatervorm die in de tweede helft van de achttiende eeuw woest populair was. Wat was een melodrama precies, hoe is het ontstaan en hoe moet het worden uitgevoerd? Dat wordt in het Festival duidelijk- en hoorbaar gemaakt door musicologen en musici tijdens een driedaags ‘Laboratorium’ met als onderzoeksobject het beroemde melodrama Medea van Georg Benda. Enrico Gatti, een van de deelnemers en organisatoren, licht alvast een tipje van de sluier. In 1775 voltooide de Boheemse componist Ji í Antonín (Georg Anton) Benda zijn melodrama Medea, op een libretto van de Duitse dichter/toneelschrijver Friedrich Wilhelm Gotter (1746-1797). Om het muzikale genre, waartoe dit werk behoort goed te kunnen begrijpen, moeten we teruggaan naar een zeer ongewoon experiment, bedacht en uitgevoerd door Jean-Jacques Rousseau. Hoe vreemd het experiment ook was, het werd een internationaal succes. PYGMALION In zijn beroemde intermède Le Devin du village (1752) probeerde Rousseau al ‘het verloren paradijs van muzikale communicatie te reconstrueren’, waarna hij radicaler theorieën ontwikkelde in zijn Lettre sur la musique française en in het Essai sur l’origine des languages. Daarin betoogde hij dat de historische degradatie van de muzikale taal het zingen de das om had gedaan. Rousseau stelde zich een opera voor, waarbij de woorden en de muziek niet tegelijkertijd klinken, maar na elkaar. De gesproken frase wordt daarbij aangekondigd en voorbereid door de muzikale frase. Vervolgens realiseerde hij zo’n opera: Pygmalion. Het werk beleefde in 1770 zijn première in Lyon, met muziek van Horace Coignet. Na de ouverture telt de partituur van Pygmalion 26 instrumentale stukken die uitgevoerd worden tijdens
pantomime-scènes van de acteur. De reacties waren verbluffend. Hoewel Pygmalion door Rousseau was bedoeld als een opera-experiment dat de onmogelijkheid van zang aan de kaak moest stellen – in negatieve, zelfs apocalyptische zin – werd het werk al snel geïnterpreteerd als een nieuw muziektheatergenre dat eindelijk bevrijd was van de tirannie van operateske bel-canto-conventies. De filosoof verklaarde in zijn Dictionnaire de la musique: ‘Voor een goede opera-artiest is het niet voldoende om een uitstekende zanger te zijn; hij moet tevens een even uitstekende mimespeler zijn. Daarnaast moet hij ervoor zorgen dat de declamatie voortkomt uit de symfonie (dat wil zeggen, de orkestrale interventies). Hij moet vanuit zijn ziel alle gevoelens opwekken die door het orkest in klank worden vertolkt. Passen, blikken, gebaren moeten altijd samengaan met de muziek, zodat alles een geheel wordt. De acteur, gedreven en geleid door een drang die hem ervan weerhoudt niet al die emoties zelf uit te drukken, wordt regelmatig onderbroken door het orkest, dat voor hem spreekt. Deze met muziek gevulde tussenpozen drukken meer uit dan hij zelf had kunnen doen. Deze nieuwe combinatie van woorden en muziek vormen zo een zeer effectieve illustratie van de gevoelens en de gebeurtenissen.’ EEN NIEUW MELODRAMA IN DUITSLAND De Dictionnaire zou pas in 1767 gepubliceerd worden, maar Rousseau’s eerder geschreven artikelen over muziek uit de jaren 1748 en 1749, legden al het fundament van deze nieuwe ideeën. En – heel belangrijk voor het muziekleven in Duitsland – zelfs voordat Pygmalion in 1775 vanuit Lyon in Parijs belandde, was de opera al heel bekend in Italië en de Duitssprekende landen. In 1778 werd het stuk opnieuw uitgevoerd in Mannheim. Maar al vóór die tijd had zich in Duitsland, en vooral in Leipzig, een nieuw genre ontwikkeld, beïnvloed door Rousseau’s Pygmalion: het melodrama. Leipzig was het belangrijkste centrum van de Saksisch-Poolse macht en de beroemde 5
EEN HOGE GEVOELSTEMPERATUUR
Daarbij mag de ouverture, de proef op de som voor de componist, niets verklappen, maar wel de toon zetten.
Georg Benda
universiteit van de stad had wat betreft vernieuwende ideeën op het gebied van cultuur en wetenschap een naam hoog te houden. De Leipziger schrijver/dramaturg Johann Christoph Gottsched (1710-1766) kondigde in zijn Versuch einer critischer Dichtkunst (1730) een schoonmaakoperatie aan voor het theater. De belangrijkste hervorming vond plaats in de komedie die bevrijd werd van obsceniteiten en clowneske grappen, terwijl de karakters een nieuwe taal en expressie kregen die beter aansloot bij de smaak van de opkomende burgerij. De hervormingen werden opgepakt door componist en muziektheoreticus Johann Adolf Scheibe (1708-1776). In zijn artikelen bekritiseerde hij de Italiaanse opera, die hij vervangen wilde zien door een nationale Duitse opera met een nauwer verband tussen de dramatische inhoud van de tekst en de scenische muziek. Schrijver/dichter Gotthold Ephraim Lessing (17291781) haalde dit idee in zijn Hamburgische Dramaturgie (1767-1769) met graagte aan. In 1767 werd Lessing literair adviseur en criticus bij een theatergezelschap in Hamburg, dat het Duitse toneel op het niveau van Shakespeare wilde brengen. ‘Tekst en muziek’, zei Lessing, ‘moeten elkaar aanvullen in wederzijdse samenwerking, om de betekenis van het drama kracht bij te zetten. Muziek mag nooit de werking van de tekst verstoren, maar moet passen bij de inhoud en het karakter van de tekst. 6
BENDA’S MEDEA Georg Benda kwam in 1767 in aanraking met de esthetische theorieën en dramatische idealen van Lessing. Ze zorgden ervoor dat zijn overtuigingen over theater radiaal veranderden. Hij bracht ze in praktijk toen Johann Christian Brandes, dichter en acteur bij het beroemde theatergezelschap van Abel Seyler, Benda vroeg muziek te componeren bij een tekst die hij geschreven had voor de opera Ariadne auf Naxos. Na de eerste uitvoering in Gotha op 27 januari 1775 (met Charlotte Brandes, de echtgenote van de dichter/acteur in de hoofdrol), schreef de Deutsche Merkur over de ‘diepe indruk’ die het stuk op het publiek had gemaakt. Na het succes van Ariadne vroeg ook theaterdirecteur Abel Seyler aan Benda om een vergelijkbaar stuk voor zijn vrouw en operazangeres Sophie, de rivale van madame Brandes. Dat werd Medea, op teksten van F. Wilhelm Gotter (een dichter uit Goethes kringen en de librettist van Benda’s eerste Singspiel Der Dorfjahrmarkt). Deze Medea, die ‘ein mit Musik vermischtes Drama’ genoemd werd, ging op 1 mei 1775 in Leipzig in première. Met deze rijpe werken (Ariadne auf Naxos en Medea) creëerde Benda een vorm die we een ‘doorgecomponeerd melodrama’ zouden kunnen noemen. Niet langer componeerde hij afzonderlijke muzikale interventies (zoals bij Rousseau-Coignet), maar hij doordrong de tekst met muzikale fragmenten: niet meer alleen in afwisseling, maar ook overlappend. Dit samenvallen van tekst en muziek sloeg bij zijn tijdgenoten, onder wie Mozart, enorm aan. Het resultaat was een muzikale constructie van een zeer hoge emotionele ‘temperatuur’, meer organisch dan Rousseau’s Pygmalion, met onderlinge verwijzingen en telkens opnieuw opduikende ‘Erinnerungsmotive’ - geheugensteuntjes in verschillende toonsoorten en tempi, die op een dramatische manier de kenmerkende gebeurtenissen accentueren. De muziek kreeg zo een veel belangrijkere rol dan bij Rousseau.
EEN HOGE GEVOELSTEMPERATUUR
HET GROTE SUCCES Leopold Wagner, een van de ‘Sturm-und-Drang-’ dichters, schreef in een van zijn brieven over Medea: ‘Wie dit werk niet heeft gezien, kan zich niet voorstellen hoe zeer de muziek de declamatie helpt, en in staat is de passies óf te kalmeren, dan wel op te roepen. De muziek van Benda’s Medea is rijk aan effecten; aan expressieve nauwgezetheid en dramatische scherpzinnigheid. Het gebruik van terugkerende thema’s, heel functioneel voor de diepgaande psychologische analyse, anticipeert op een van de eigenaardigste aspecten van het opkomende Duitse theater.’ De nieuwigheid van deze vorm, stijl en kwaliteit; het gebruik van Griekse kostuums in plaats van gewone (barokke) kleding en de nieuwe stijl van dramatische interpretatie door de actrices leidden, zowel voor Ariadne als voor Medea, tot een onmiddellijk succes. Beide stukken stonden al gauw model voor vele opvolgers. De twee werken werden uitgevoerd
door het gezelschap van Abel Seyler en verschillende andere gezelschappen in Leipzig, Gotha, Dresden, Mannheim, Berlijn, Hamburg, München en Praag. In Wenen werden ze tot en met het eerste decennium van de negentiende eeuw uitgevoerd. Benda werd zo, ofschoon niet de uitvinder, wel de schepper van twee zeer vaak geïmiteerde, maar nooit overtroffen modelstukken. In 1778 werden zowel Ariadne als Medea opgevoerd in Mannheim. Mozart, op weg naar huis vanuit Parijs, was een van de aanwezigen. In een brief aan zijn vader van 12 november 1778 schreef hij: ‘Ik heb altijd al een dramatisch werk als dit willen schrijven. Niets heeft me zelfs ooit zo verrast, want ik dacht eigenlijk altijd dat het idee niet echt zou werken. U weet natuurlijk dat er niet in gezongen wordt, alleen gereciteerd, waarbij de muziek een soort obligate begeleiding is voor het recitatief. Nu en dan wordt er gesproken terwijl de muziek doorgaat, en het effect daarvan is erg mooi. Wat ik zag was Benda’s Medea.
Titelblad van de autograaf van Georg Benda
7
EEN HOGE GEVOELSTEMPERATUUR
Hij heeft nog een stuk gecomponeerd, Ariadne auf Naxos, en beide zijn erg goed. Je weet dat van alle Lutherse kapelmeesters Benda altijd mijn favoriet was. Ik vind zijn werken zo mooi dat ik ze altijd bij me heb. Je kunt je voorstellen hoe blij ik was dat hij nou net het soort werk componeerde dat ik altijd al wilde schrijven! Weet je wat ik denk? Ik denk dat de meeste operarecitatieven zo behandeld moeten worden: – alleen nu en dan gezongen, wanneer de woorden perfect uitgebeeld kunnen worden door de muziek.’ Alle kenmerken die Mozart hier zo mooi beschrijft vinden we terug in Benda’s Medea, waarin de componist zeer dramatische effecten bereikt – met dank aan Gotters uitstekende libretto. Gotter was, geïnspireerd door de klassieke thema’s, een van de laatste dichters die in Duitsland de Franse smaak vertegenwoordigden. In Medea vertelt hij het verhaal van het beroemde mythologische karakter uit de werken van Euripides en Ovidius. De personages zijn: Medea, Jason, haar twee jonge kinderen en hun min. Medea heeft veruit de belangrijkste rol, de andere karakters krijgen zelden iets te zeggen. Medea had overigens ook succes in Italië, wat blijkt uit de Italiaanse vertalingen en bewijzen voor een uitvoering in het Napelse Teatro dei Fiorentini rond 1785. De tekst werd in de achttiende eeuw ook vertaald in het Tsjechisch en het Deens. LICHT EN WARMTE Benda schreef de eerste versie van Medea voor groot orkest met veel blaasinstrumenten. Wellicht mede door het succes en de noodzaak om het bij allerlei gelegenheden te kunnen uitvoeren, wijzigde hij de bezetting diverse malen, waarbij ook de lengte van het stuk meermaals werd aangepast. Er zijn zes verschillende bronnen bekend. De autograaf van de eerste versie, en twee vergelijkbare partituren; een piano-uittreksel uit 1778; nog een autograaf met een andere bezetting en, tot slot is er nog een laatste autograaf voor strijkkwartet, die ongeveer tien jaar na de eerste versie ontstond. De Duitse tekst verschilt nogal van de twee bekende uitgegeven versies (uit 8
1779 en 1782), en het aandeel van de muziek is kleiner. Deze laatste versie zal – voor het eerst in onze tijd – tijdens het komende Festival Oude Muziek in Utrecht worden uitgevoerd. ‘Mit verbeßerten zwischensätzen’ (met verbeterde tussenstukken), schreef de componist op de partituur. Deze bewerking heeft een intiemere bezetting en kan zowel in kleine als grotere zalen worden uitgevoerd. De originele partituur is goed te lezen en gelukkig erg nauwkeurig. Hij bevat bovendien diverse regieaanwijzingen. Onze uitvoering tijdens het Festival zal in een semiscenische setting plaatsvinden, met declamatie zoals dat in de achttiende eeuw werd gedaan, en in het Duits. De uitdaging is, zoals mijn collega Jed Wentz het omschreef: ‘Het vinden van een authentieke uitvoeringsstijl voor de gesproken tekst van Benda’s Medea.’ Uit bronnen over de retorica uit die tijd blijkt duidelijk dat declamatie in de achttiende eeuw muzikaler was; dichter bij zingen stond dan het acteren van tegenwoordig doet vermoeden. Voor deze uitvoering reconstrueren we een dramatische stijl die gebaseerd is op historische bronnen, zowel voor het gesproken woord als voor de gestiek. Die combinatie moet, zoals een van de bronnen aangeeft: ‘de woorden met licht en warmte naar de harten van de toeschouwers sturen.’ ıı
festival oudemuziek utrecht HET LABORATORIUM Benda’s Medea wo 3, do 4 en vr 5 sept 2014, 15.00 uur / Theater Kikker
OUDE MUZIEK FESTIVAL PRAAG Praag houdt van muziek, en musici houden van Praag. Het jaar 2014 wordt een feest voor muziekliefhebbers van over de hele wereld . Vanwege enkele jubilea (Dvořák, Smetana, Janáček en het Praags Symfonie Orkest) is 2014 uitgeroepen tot het jaar van de Tsjechische muziek, onder de artistieke patronage van de klassieke muzieksterren Sir Simon Rattle en Magdalena Kožená en met maestro Jiří Bělohlávek, chef-dirigent van het Tsjechisch Philharmonisch Orkest, als erevoorzitter. Of u nu een doorgewinterde muziekfanaat of puur voor uw plezier wel eens naar een concert gaat, in 2014 zit er voor iedereen wel iets bij. Naar uw favoriete opera gaan in het theater waar die ooit in première ging, een experimenteel jazz stuk horen in één van Praags nieuwe jazz clubs of langs de straatmuzikanten op de Karelsbrug slenteren, in alle gevallen is het decor van Praag net zo’n groot onderdeel van de belevenis als de muziek. U bent van harte welkom om het zelf mee te maken, bijvoorbeeld in juli tijdens het festival Zomerfeest van de Oude Muziek. Kijk voor meer informatie over het programma op de website van Prague City Tourism www.prague.eu of surf direct naar www.musicinprague.com. Daar vindt u een programmaoverzicht, impressies van de optredende musici en een interactieve muziekmap van de stad waarop u aankomende concerten kunt vinden maar ook per artiest of componist informatie vindt over plekken die nauw verbonden zijn met de muziekgeschiedenis van Praag.
9
10
TEKST BEELD
ALBERT EDELMAN EN SUSANNE VERMEULEN MICHAL ADAMOVSK
FUX’ VISITEKAARTJE VÁCLAV LUKS VAN COLLEGIUM 1704
Václav Luks van Collegium 1704
FUX’ VISITEKAARTJE
VÁCLAV LUKS .INTERVIEW
Bij de naam ‘Habsburg’ borrelt er meteen het woord ‘groot’ naar boven. Oversized kloosters, eindeloze paleizen, maar ook een diplomatiek en militair spel waar je u tegen zegt. Voor de opening van deze festivaleditie koos ensemble in residence Collegium 1704 bijpassende, maar ongehoorde muziek. Welke muzikale figuren uit het Heilige Roomse Rijk zou iedereen eigenlijk moeten kennen? Drie keer kunnen we artist in residence Václav Luks en zijn Collegium 1704 aan het werk horen tijdens het komende festival. Het openingsconcert, met muziek van Fux, Zelenka en T ma is ondertussen al een tijdje uitverkocht. Maar op maandag 1 september volgt de hedendaagse wereldpremière van het oratorium San Giovanni Nepomuceno van Antonio Caldara met een mooie vocale cast. En een dag later klinkt onbekende Boheemse barokmuziek, repertoire uit het thuisland van Luks waar hij graag een lans voor breekt. STERRENKROON Wordt Caldara het hoogtepunt van de residentie? Luks: ‘De muziek is natuurlijk fantastisch. Caldara laat zijn noten zeer nauw aansluiten bij dit dramatische verhaal over de Boheemse heilige Johannes Nepomucenus (San Giovanni). Caldara componeerde het oratorium in de voor hem zo kenmerkende expressieve, theatrale stijl, waarbij de universele menselijke hartstochten: jaloezie, angst, liefde en toewijding sterk tot uiting komen. Het conflict van de jaloerse Boheemse koning Václav IV (Wenceslaus, 1361-1419) en zijn van ontrouw verdachte vrouw staat centraal. Het is jammer dat de muziek van Antonio Caldara niet zo vaak wordt gespeeld. Hij was een van de meest productieve componisten uit de geschiedenis en zijn enorme oeuvre van 4.500 werken is tot nu toe slechts fragmentarisch onderzocht. Hij kwam uit Venetië en maakte al jong naam als componist. In Rome ontmoette hij de Spaanse koning Karel III,
die in 1711 als Karel VI keizer werd van het Heilige Roomse Rijk. Vijf jaar later werd Caldara benoemd tot vice-kapelmeester aan het keizerlijke hof. Al snel was hij de favoriete componist van Karel VI en in de twintig jaar na zijn aanstelling leverde hij voortdurend composities voor allerlei representatieve gelegenheden. Dit oratorium schreef hij rond 1726 – echter niet voor de Weense keizer, maar voor de aartsbisschop van Salzburg, die zich sterk maakte voor de canonisering van de martelaar Johannes Nepomucenus. Dat lukte hem trouwens: de heiligverklaring volgde al in 1729.’ WIE WAS DEZE NEPOMUCENUS? Luks: ‘De jaloerse koning Wenceslaus van Bohemen probeerde zijn priester Johannes, de biechtvader van de koningin, te dwingen hem alles wat zij hem in vertrouwen had verteld te verraden. Hij verdacht haar namelijk van ontrouw. Toen Johannes dat weigerde, liet Wenceslaus hem folteren en doden. Zijn lichaam werd van een brug gegooid, maar het kwam weer bovendrijven, omkranst met sterren. Een van de voornaamste oorzaken voor de enorme populariteit van Johannes Nepomucenus in Midden-Europa was de uitgave van zijn hagiografie door de geleerde Jezuïet Bohuslav Balbín in 1671. In slechts enkele jaren groeide de martelaar van het biechtgeheim uit tot een echte volksheilige, niet alleen in Bohemen maar ook in de omringende landen van Habsburg en Beieren. De talrijke beelden van de heilige met zijn karakteristieke sterrenkroon, vaak op bruggen geplaatst, gelden tot op vandaag als onmiskenbare kenmerken van het Boheemse landschap. De verering van Johannes Nepomucenus leidde tot het ontstaan van talloze kunstwerken, niet alleen in de beeldende kunst maar ook in de muziek. Daarom is hij ook een belangrijk onderdeel van de Tsjechische muziekgeschiedenis.’ MOZAÏEK Met het concert met muziek van Brescianello, Reichenauer, Zelenka en Orschler schuiven we op in de tijd. Luks: ‘Johann Joseph Fux (1660-1741) was als 11
INTERVIEW. VÁCLAV LUKS
kapelmeester van het Weense hof de belangrijkste, meest gezaghebbende en invloedrijke muzikant van Europa. Je kunt hem vergelijken met Jean-Baptiste Lully in Frankrijk, die voor Lodewijk XIV een echt nationale stijl ontwikkelde. Behalve als componist genoot Fux een uitstekende reputatie als leraar dankzij zijn leerboek Gradus ad Parnassum. In de lange rij van illustere studenten vinden we drie muzikanten van Tsjechische afkomst: Jan Dismas Zelenka, František Ignác Antonín T ma en Johann Georg Orschler, wiens triosonate klinkt in het programma Salon 1723 op 2 september.’ Fux was een echte Wener, te midden van de wervelende culturele uitwisseling tussen Duits- en Italiaanstalige gebieden. Hoe was dat in Praag? Luks: ‘Fux vertegenwoordigt de ongelooflijke stilistische breedte van Wenen in de late zeventiende en vroege achttiende eeuw. Waar je in zijn sacrale werken nog bijna een obsessie kunt lezen met het klassieke contrapunt van Palestrina, wordt zijn muziek voor het theater juist getekend door de moderne Italiaanse opera, terwijl zijn klavecimbelwerken vaak zijn beïnvloed door je reinste Franse ‘goût’. In Bohemen was die uitwisseling minder divers, met een sterke nadruk op het Italiaanse. Maar we moeten niet vergeten dat de Europese muziekscène in de tijd van de barok een kleurrijk mozaïek was van verschillende nationale scholen in talloze lokale varianten. Een Boheemse componist hoeft dus niet per se uit Bohemen te komen: interessanter is waar ze hun ambacht leerden en vooral waar ze werkten. Zo is de muzikale taal van Zelenka duidelijk beïnvloed door de Rooms-katholieke sensualiteit en de pracht van Dresden. T ma, die in Wenen werkte, vertoont het duidelijkst de sporen van Fux. Maar de even Tsjechische broers Georg, Frans en Johann Benda bijvoorbeeld zijn volledig ingebed in de esthetiek van de Verlichting en het muzikale klimaat in protestants Duitsland. Deze contrasten maken barokmuziek voor mij zo eindeloos fascinerend.’ Inmiddels trekken Zelenka en zijn collega’s mede dankzij jullie inspanningen volle zalen. Hoe verklaar je dat succesverhaal? 12
Luks: ‘Zelenka’s muziek appelleert direct aan de emoties van de luisteraar, ondanks de verfijning. De muziek van Fux is subliem, verfijnd en elegant, maar staat ook iets verder weg; je moet haar eerst begrijpen voor je ervan kunt houden. Maar dat zal zeker gaan gebeuren, dat geloof ik stellig. Zelenka’s renaissance is het bewijs dat dergelijke expedities, mogelijk gemaakt door festivals als Utrecht, echt de moeite waard zijn.’ ıı
festival oudemuziek utrecht FUX EN ZIJN BOHEEMSE VOLGELINGEN Collegium 1704 / Václav Luks vr 29 aug 2014, 20.00 uur / TivoliVredenburg, Grote Zaal CALDARA: SAN GIOVANNI NEPOMUCENO Collegium 1704 / Václav Luks ma 1 sep, 20.00 uur / TivoliVredenburg, Grote Zaal SALON 1723 Collegium 1704 / Václav Luks di 2 sep, 22.30 uur / TivoliVredenburg, Hertz
FESTIVALBOEK 2014
Inleidende artikelen, programma’s en toelichtingen met gratis Festival-cd van Ars Antiqua Austria o.l.v. Gunar Letzbor
€ 10, voorverkoop € 8 (bestellen via het formulier in deze Festivalbrochure of www.oudemuziek.nl)
13
TEKST VERTALING BEELD
ROBERT MEALY SUSANNE VERMEULEN VIA ROBERT MEALY
MUSICI EN PLEIBEZORGERS ROBERT MEALY OVER DE OUDEMUZIEKAFDELING VAN THE JUILLIARD SCHOOL OF MUSIC
Robert Mealy over de oudemuziekafdeling
van The Juilliard School of Music
MUSICI EN PLEIBEZORGERS
14
MUSICI EN PLEIBEZORGERS
Het Festival Oude Muziek gaat dit jaar in zee met The Juilliard School in New York. Sinds vijf jaar heeft dit beroemde conservatorium ook een oudemuziekafdeling, die nu al floreert en grote talenten aflevert. Tijdens een zomerschool, lezingen, docentenconcerten en workshops maken we kennis met de ‘Juilliard’aanpak. Violist, docent en faculteitsdirecteur Robert Mealy beschrijft hoe de afdeling Historical Performance zich ontwikkelde. HET BEGIN Toen The Juilliard School in New York in 2009 met het programma Historical Performance begon werd er verrast gereageerd door de wereld van de oude muziek. Juilliard is altijd al een van de belangrijkste conservatoria in de wereld geweest (en niet alleen voor muziek, maar ook voor toneel en dans), maar de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk had er nooit bijzonder veel aandacht gekregen. Juilliard staat er echter om bekend niets halfslachtig te doen en toen de school besliste dat het tijd werd voor een volwaardig studieprogramma in oude muziek werd een bijzonder project geboren. In slechts vijf jaar is de afdeling Historical Performance uitgegroeid tot een van de meest opwindende plekken van het conservatorium, en staat nu een generatie uitzonderlijk getalenteerde musici uit Amerika – en van daarbuiten – klaar om de wereld te veroveren. The Juilliard School werd in 1905 opgericht als het Institute for Musical Arts door muziekpedagoog Frank Damrosch, petekind van Franz Liszt. Damrosch was er van overtuigd dat Amerikanen niet naar het buitenland zouden moeten hoeven gaan om een uitstekende muzikale opleiding te krijgen. In het begin was de school nogal klein, maar in 1919 liet textielgigant Augustus Juilliard een omvangrijke erfenis na, voor de bevordering van muziek. Met deze erfenis werd de Juilliard Graduate School opgericht die ervoor zorgde dat muziekstudenten hun schoolopleiding konden afmaken. Al snel werd deze school gecombineerd met het instituut van Damrosch en werd in
1926 The Juilliard School geboren. In 1969 verhuisde de instelling naar de huidige locatie in het indrukwekkende Lincoln Center, het culturele centrum van New York City aan 65th Street en Broadway, naast de Metropolitan Opera en vlakbij de Alice Tully Hall. Al vanaf het begin van de oudemuziekbeweging was er bij het Juilliard aandacht voor historische uitvoeringspraktijk, maar op zeer kleine schaal. De grote pionier Albert Fuller, student van Ralph Kirkpatrick, werd in 1964 aangesteld als klavecimbeldocent, en hij inspireerde met zijn charismatische overtuigingskracht generaties klavecinisten (onder wie gerenommeerde docenten als Stanley Ritchie). Albert stierf helaas in 2007, voordat hij de oprichting van de nieuwe afdeling kon meemaken. HET PROGRAMMA In 2009 ontving The Juilliard School een genereus bedrag van de voorzitter van Juilliards Raad van Toezicht, Bruce Kovner, en zijn vrouw Suzie, om de volledige studie op te zetten. Bruce Kovner is een hedge-fund-directeur die toevallig ook klavecimbel heeft gestudeerd aan Harvard (ziedaar het belang van kunsteducatie!). Dankzij deze schenking kon Juilliard een programma opzetten, waarin bijna alle belangrijke barokinstrumenten zijn vertegenwoordigd: viool, altviool, cello, viola da gamba, contrabas en violone, hobo, traverso, fagot, klavecimbel en tokkelinstrumenten. Momenteel zijn er 26 studenten, waardoor het mogelijk is met een all-round barokorkest te spelen. Elk jaar worden er in New York en Parijs audities gehouden en kunnen studenten inschrijven op een bachelorprogramma, masterprogramma, en een doctoraat. De studenten van Juilliard hebben een gevarieerde achtergrond: sommigen hebben al een studie afgerond op een modern instrument, anderen komen net van de middelbare school. Allemaal moeten ze auditie doen op historische instrumenten, die voor sommigen nog helemaal nieuw zijn, en voor anderen een levenslange liefde. De meeste studenten komen uit Amerika, maar ongeveer een derde is afkomstig uit andere landen. 15
MUSICI EN PLEIBEZORGERS
Het programma biedt studenten twee intensieve studiejaren vol met activiteiten. Ze repeteren en spelen in orkestprojecten (gemiddeld één per maand) met belangrijke musici uit het veld. Ook werken ze intensief met hun docenten in individuele lessen, die uitmonden in een afstudeeroptreden. Daarnaast spelen ze twee keer per week samen in kamermuziekensembles, met twee optredens per semester. Academisch gezien krijgen de studenten lessen in muziektheorie, muziekgeschiedenis, improvisatie, basso continuo, en ze volgen cursussen over bepaalde periodes en nationale stijlen. Ook krijgen ze de kans om deel te nemen aan masterclasses met prominente musici die tijdelijk in New York verblijven, en natuurlijk spelen ze voor elkaar in studieruimtes. Het kernensemble van het programma is het studentenorkest Juilliard415, dat meestal twee keer per week repeteert – hoewel een concertserie wordt opgezet, waardoor een intensiever schema soms nodig zal zijn. Geweldige musici worden bij dit orkest betrokken: William Christie en Jordi Savall komen meerdere keren per jaar, en ook Masaaki Suzuki, Ton Koopman, Nicolas McGegan, Richard Egarr, Harry Bicket en vele anderen hebben gastoptredens met dit orkest. De optredens van Juilliard415 worden regelmatig gerecenseerd in de New York Times en andere grote kranten, waardoor de bekendheid van het orkest zich tot ver voorbij het Lincoln uitstrekt. Recente tournees brachten het ensemble langs de oostkust van de V.S., Europa en Azië. HOOGTEPUNTEN Het academische werk van de afdeling is zo georganiseerd dat studenten kunnen focussen op een bepaalde nationale stijl, in elk van de vier semesters die ze bij ons doorbrengen: Italië, Frankrijk, Duitsland en Engeland, hoewel er natuurlijk uitstapjes zijn buiten deze stilistische grenzen. Voor het Performance Practice Seminar komen vooraanstaande wetenschappers naar Juilliard om een driedaagse cursus te geven over bepaalde onderwerpen. Recente hoogte16
punten hierbij waren de spectaculaire presentaties van Jed Wentz over muzikale retoriek, de cursus van danser en barokviolist Julie Andrijkeski over de diverse nationale barokdansstijlen, en het boeiende onderzoek van dirigent Gilbert Blin naar het ontstaan van grote werken als Händels Acis and Galatea en Purcells Dido and Aeneas. De oprichting van Juilliards oudemuziekafdeling komt op een perfect moment voor de oude muziek in Amerika. Bijna elke grote stad heeft inmiddels een permanent barokorkest, en er is een netwerk van oudemuziekconcerten in het hele land. Ik speelde
Robert Mealy
MUSICI EN PLEIBEZORGERS
onlangs in de oudste oudemuziekconcertserie van Amerika, die sinds 1967 bestaat: diep in de binnenlanden, in Indianapolis, Indiana, en de serie loopt fantastisch! Europeanen zijn vaak verbaasd over de hoeveelheid oude muziek die in Amerika wordt gespeeld, en over het hoge niveau. Onze studenten studeren af in een bloeiende praktijk. De moeilijkheid is natuurlijk dat de economie een uitdaging stelt, om een eufemisme te gebruiken, aan alle kunsten, wereldwijd – waar u zich in Nederland maar al te bewust van bent. Onze studenten weten dit ook, en beseffen welke moeilijkheden ze in dat opzicht in hun loopbaan kunnen tegenkomen. Veel van hen zijn eigen ensembles gestart, of zoeken naar innovatieve manieren om hun muziek gehoord te krijgen. Wat helpt is, dat het onderwijs van het Historical Performance programma aan Juilliard volledig gefinancierd wordt. Een studie kost toch al snel $ 34.000 per jaar (ca. € 25.000 red.), wat de studenten als beurs krijgen. Zo beginnen ze hun carrière niet met enorme schulden en maken ze een betere kans. Ik geloof er bovendien in dat oudemuziekmusici meer kans hebben een interessante carrière te ontwikkelen dan mainstreamklassiekemuziekmusici. TOEKOMST De meest voorkomende droom van conservatoriumstudenten blijft die goedbetaalde baan in een groot orkest, maar dat lijkt onderhand evenveel op de droom van een basketbalspeler van de middelbare school, die een plek in de NBA (National Basketball Association red.) hoopt te krijgen: het kán, maar statistisch gezien is het onwaarschijnlijk, nu er meer en meer fantastische spelers het veld betreden. De uitdaging, maar ook de kans, voor oudemuziekmusici is geen vergelijkingen te maken met een modern orkest. We moeten onze eigen kansen creëren, met andere woorden: we moeten ons eigen nieuws maken. Met ons programma zorgen we er niet alleen voor dat deze mensen tot geweldige musici worden opgeleid, maar ook tot pleitbezorgers van het repertoire dat we allemaal zo lief hebben. Tot op zekere
hoogte moet de muziek tegenwoordig ook altijd een educatieve kant hebben. Nu het verleden zich verder en verder terugtrekt, blijven we achter met geweldige muzikale kunstwerken die ons verleiden en verrukken. Onze taak is het om ons publiek hiermee te plezieren, te ontroeren, te verbazen. Als onze studenten dit voortzetten, dan is de toekomst van de oude muziek verzekerd. ıı
festival oudemuziek utrecht BERTALI EN SCHMELZER Juilliard Baroque (docenten) za 30 aug, 22.30 uur / TivoliVredenburg, Hertz JUILLIARD MASTERCLASS zo 31 aug & di 2 sep, 10.00-14.30 uur / Utrechts Centrum voor de Kunsten KAMERMUZIEK VOOR LEOPOLD I Juilliard415 Chamber Ensemble ma 1 sep, 11.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz JUILLIARD EN DE OUDE MUZIEK IN DE VERENIGDE STATEN Zomerschool: Robert Mealy do 4 sep, 9.30 uur / TivoliVredenburg, foyer Grote Zaal HET HABSBURGSE ORKEST: FISCHER, MUFFAT, FUX, SCHMELZER Juilliard415 do 4 sep, 17.00 uur / Pieterskerk Benjamin Sosland, een van de Juilliarddocenten, is ook jurylid van het Van Wassenaer Concours
17
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Gambavirtuoos Petr Wagner
HET FINGERMYSTERIE Foto via Petr Wagner
Praten met gambist Petr Wagner is een ritje in de achtbaan. Eenmaal van start stuift het voort met onverwachte bochten, afdalingen en zijwegen. Waarschijnlijk gaat het tijdens het concert dat hij met ensemble Tourbillon net zo. Op YouTube zie je hem, gedreven spelend op een oog- en oorstrelend mooi instrument met overdadig goudversiersel. Wanneer ik vraag naar de herkomst van het instrument moet de Tsjechische gambist me teleurstellen. ‘Ik ben altijd aan het experimenteren en viola da gamba’s aan het uitproberen,’ zegt Petr Wagner. ‘Ik ben alweer minstens vier instrumenten verder.’ Tijdens het Festival speelt hij dus op een heel andere gamba, maar, verzekert hij: ‘Altijd op een zevensnarige. Ik ben verslaafd aan de zeven snaren! Die extra snaar in de laagte (een contra a in het Duits) geeft een geweldig geluid: alsof je een vliegtuig hoort opstijgen – brroemmm! Het geeft me iedere keer weer nieuwe inspiratie. Een zessnarige gamba is gemakkelijker te bespelen en klinkt ook prima, maar daar mis ik die basklanken. Ik ben dus niet erg authentiek. De zevensnarige gamba’s doken op aan het eind van de jaren zeventig van de zeventiende eeuw en kwamen pas rond 1700 tot bloei. Ik speel in Utrecht muziek van Gottfried Finger uit de late zeventiende eeuw en doe dat op een instrument uit het begin van de achttiende.’ Petr Wagner produceert een aanstekelijke schaterlach. ‘Haha, noem het in je stuk maar een dichterlijke vrijheid!’ ‘Gottfried Finger is voor mij een totaal onbekende,’ begin ik een vraag. Hij vult meteen aan: ‘Dat verbaast me niets. Tot voor een jaar of tien kende ik hem ook niet – hoewel dat dan weer eigenlijk een schande is voor een gambaspeler. Dankzij musicologen als Robert Rawson ben ik met Fingers muziek in aanraking gekomen. De uit Moravië afkomstige gambavirtuoos was een tijdgenoot van Marin Marais, maar zijn stijl, achtergrond, ontwikkeling en gebruik van het instrument zijn totaal anders. Toen ik zijn muziek zo’n 8 of 9 jaar geleden voor het eerst in handen kreeg, gaf me het bijna een shock! Maar ik draaf door. Wat wilde je vragen? O ja het ging over Fingers stijl. Fingers muziek heeft iets weg van die van Biber, maar is misschien net iets grilliger en spectaculairder. Hij moet haast wel bij Biber gestudeerd hebben of op zijn minst zijn muziek goed hebben gekend. In ieder geval heeft hij de zogeheten ‘Oostenrijks-
18
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
Boheemse stijl’ als een spons geabsorbeerd. Maar hij is er ook uit ontsnapt. Toen hij begin twintig was vertrok hij naar Engeland. Daar, maar ook onderweg er naartoe – en weer terug naar het continent – kwam hij in aanraking met alle mogelijke muziekvormen en –stijlen, zoals die van Corelli, die hij soms letterlijk citeert. Finger was een kameleon die Purcellachtige semi-opera’s schreef die nauwelijks van de echte Purcell zijn te onderscheiden. En in perfect Engels! Hij maakte een persoonlijke cocktail van alle stijlen die hij tegenkwam. Toch zijn er in zijn werk ook altijd wel de sporen van de Oostenrijks-Boheemse stijl terug te horen. Hij schreef 100 tot 150 stukken, en dat is nog maar het topje van een gigantische ijsberg. Er is namelijk een groot mysterie: tussen 1701, toen Finger Engeland verliet en terugkeerde naar het continent, zo’n dertig jaar later, gaapt een groot zwart gat met niets. Uit die periode is geen noot van zijn muziek terug te vinden. Geen musicoloog die het snapt, want hij was toen een van de toonaangevende musici van zijn tijd. Hij dirigeerde opera in Wenen, componeerde opera’s in Dresden, ging om met belangrijke componisten als Heinichen. Hij was zelfs een van de Boheemse musici die het beroemde orkest van Mannheim oprichtte samen met befaamde collega’s als Stamitz en Benda; de besten die er waren.’ Er is nog een raadsel. Petr Wagner vertelt dat van Fingers composities voor gamba solo er geen enkele tijdens zijn leven is gepubliceerd. ‘Bijna al zijn andere werken (opera’s, triosonates, orkestwerken etc.) zijn gedrukt en uitgegeven – en vaak ook nog in kostbare uitgaven – maar deze niet. Die stukken voor gamba solo schreef hij kennelijk puur voor eigen gebruik. Zoals veel andere gamba-virtuozen uit die tijd (Forqueray, Marin Marais), wilde ook Finger liever zijn ‘trucs’ niet aan iedereen tonen. Dat we nog iets hebben kunnen terugvinden is waarschijnlijk te danken aan zijn leerlingen die (al dan niet stiekem) noteerden wat hij speelde, of die zijn manuscripten illegaal kopieerden.’ Bovendien was minstens de helft van Fingers sologambastukken pure improvisatie, legt Petr Wagner uit. ‘Dat zal in Utrecht ook te horen zijn. Het zou leuk zijn als het publiek de partituur kon zien, zodat het verschil tussen het gespeelde en het genoteerde duidelijk is, want veel van wat we spelen improviseren we ter plekke.’ Petr Wagner belooft ‘vuurwerk’. ‘Sommige stukken zijn extreem complex.’ Hij kijkt een beetje angstig als hij vertelt dat hij zich een hoedje schrok toen bleek dat zijn concert tijdens het Festival om elf uur ’s ochtends staat gepland. ‘Ik speel die muziek eigenlijk bijna nooit in het openbaar, want ze is soms bijna onspeelbaar. Finger exploreert de hoogste posities op het instrument en dan nog met razendsnelle noten, passagewerk en akkoorden. Ik hoopte nog dat ze een grapje maakten en het concert in feite om elf uur ’s avonds zou plaatsvinden. Ik hoop maar dat mijn vingers het doen op dat vroege tijdstip. Dat wordt dus een dubbele uitdaging!’ Ik suggereer nog een scheutje cognac in de ochtendkoffie, maar in dat geval zegt Petr Wagner niet te kunnen garanderen dat er dan überhaupt nog gespeeld gaat worden. ‘Nee, er moet maar een vat koffie klaar staan. Of, beter nog, een Thaise massage vooraf! Zouden de festivalorganisatoren daarvoor kunnen zorgen, denk je? Agnes van der Horst
Gottfried Finger: Virtuoze muziek voor gamba, Ensemble Tourbillon / Petr Wagner: zo 2 sept 11.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz
19
20
TEKST BEELD
MARISKA VAN DER MEIJ VIA GRAINDELAVOIX
EXTASE, GRUWEL EN ‘FINKENGEKWEEL’ BJÖRN SCHMELZER VAN GRAINDELAVOIX
Björn Schmelzer van Graindelavoix:
EXTASE, GRUWEL EN ‘FINCKENGEKWEEL’
BJÖRN SCHMELZER .INTERVIEW
Zo korrelig als het Vlaamse ensemble Graindelavoix klinkt, zo borstelig ziet hun artistiek leider Björn Schmelzer er uit. Voor ons interview per Skype doemt zijn hoofd op mijn beeldscherm op als een Viking met woeste blonde lokken en dito baard. Maar zodra hij zijn verhaal afsteekt over de nieuwe voorstelling van Graindelavoix weet je direct dat deze man geen woesteling is. Björn Schmelzer is niet zomaar te vatten in twee woorden. Of twee zinnen. Hij is al even ongrijpbaar als de voorstellingen die hij bedenkt voor Graindelavoix. Die nieuwe voorstelling heet Trabe dich Thierlein en staat op 6 september in de grote zaal van TivoliVredenburg tijdens het Festival Oude Muziek. Graindelavoix stelt de Missa O Venus Bant centraal, die componist Heinrich Finck in 1514 schreef voor het huwelijk van Ulrich von Württemberg, een Duitse vazal van de Habsburgse keizer Maximiliaan I. Maar dit klinkt vele malen romantischer dan het in werkelijkheid was. HET NOODLOT ‘Ulrich von Württemberg was vierentwintig jaar toen hij de achttienjarige Sabina van Beieren huwde, een nichtje van Maximiliaan. Prima leeftijd om te trouwen, denk je. Maar dit huwelijk was al ruim een decennium eerder door Maximiliaan afgedwongen, vanuit diens territoriale uitbreidingsdrift. Kinderen waren het, van twaalf en zes jaar, met een toekomst die al vast lag.’ Op zich niet raar: in adellijke kringen was uithuwelijking aan de orde van de dag, maar voor Björn Schmelzer is daar niets ‘normaals’ aan. Hij bijt zich juist vast in de vraag hoe zo’n leven ècht geweest moet zijn. ‘Het boeit mij enorm hoe twee ‘random’ lichamen aan elkaar gekoppeld werden, en hoe dit op niets anders kon uitlopen dan op een menselijke tragedie.’ Hij vergelijkt Ulrich, om wie de voorstelling is heen gebouwd, met een van de tragische helden van de negentiende-eeuwse Duitse schrijver Heinrich von Kleist. ‘Zo’n held die uit een combinatie van rechtvaardigheidsgevoel en onmacht 21
INTERVIEW. BJÖRN SCHMELZER
noodgedwongen het pad van de misdaad bewandelt. Ulrich was zo iemand. Een jonge man die opgroeide in een mannenmaatschappij, zonder moeder, want zij stierf in het kraambed. Ook al iets wat in de zestiende eeuw heel ‘normaal’ was – tenminste zoals wij dat zien, wanneer we niet stilstaan bij de implicaties. Ulrich was erfelijk belast met driftbuien. Maar hij was ook iemand die opgroeide in een oude hoofse traditie, de laat-feodale maatschappij waarbij liefde voor kunst, de jacht en andere adellijke genoegens in hoog aanzien stonden. Waar trouw aan de vorst overigens in nóg hoger aanzien stond.’ Het is deze context, waarin de oom van Ulrich als hertog van Württemberg door Maximiliaan werd afgezet, waarna Ulrich – toen slechts twaalf jaar oud – terstond diens titel en troon kreeg. En als bindmiddel, natuurlijk, een bruid uit Maximiliaans naaste familie. Deze bruid groeide evenals Ulrich op als een driftkikker, zoals de geschiedenis vertelt. Dat moest haast wel fout gaan. En inderdaad, het stel kreeg twee kinderen, en oneindig veel hoogoplopende ruzies. Ulrich verbraste al zijn geld (en dat van zijn onderdanen), en raakte verslingerd aan de vrouw van Hans von Hutten, een andere edelman. Het noodlot sloeg toe: tijdens een jacht vermoordde Ulrich de echtgenoot van zijn maîtresse.’ Sabina vluchtte, en verliet daarmee ook haar kinderen. Ook Ulrich kon niet anders dan vluchten, een woedende menigte achterlatend. Hij keerde terug met een leger van boeren, heroverde zijn hertogdom en installeerde het protestantisme. Een tragedie in een notendop op die belangrijke grens van de Europese geschiedenis tussen adellijke feodaliteit en stedelijke vroeg-moderniteit, tussen moederkerk en Luther. Schmelzer vat het kort samen: ‘Ulrich von Württemberg werd gedwongen tot dat feodale huwelijk, maar hij wilde gewoonweg niet meer meedoen, en zo werd zijn leven een ‘disaster’.’ FASCINATIE VOOR GRUWEL Toen Schmelzer en de zangers van Graindelavoix een deel uit de Missa O Venus Bant, de huwelijksmis 22
van Finck, uitprobeerden konden ze hun oren niet geloven. ’Wat was dit, wat gebeurde hier! Prachtig was deze Duitse, ietwat flamboyante polyfonie. Had Maarten Luther niet gezegd dat, vergeleken met Josquin des Prez, deze muziek slechts ‘finckengekweel’ was?’ Volgens Schmelzer is door Luther de ontkenning van de Duitse polyfone pracht op gang gekomen die tot op de dag van vandaag duurt – zelfs Duitse ensembles zingen vooral Vlaamse en Italiaanse polyfonie. Dus toen het Kunstfest Weimar hem vroeg een voorstelling te maken rondom het Duitse cultureel erfgoed zag Schmelzer eindelijk zijn kans de complete mis van Finck in te zetten. De muziek nodigde uit tot dieper graven. De eerste delen van de mis bevatten allerlei jachtmotieven. Een hoofs jachtlied van de tragische held, Ulrich von Württemberg, zelf paste wonderwel bij dit gedeelte. De laatste delen van de mis, het Sanctus en Agnus Dei, staan in een andere toonsoort en klinken juist veel klaaglijker, ‘alsof Finck al tijdens het componeren zo zijn gedachtes had over het desastreuze van dit huwelijk,’ bedacht Schmelzer. Toch is de voorstelling Trabe dich Thierlein geen historisch verslag van het leven van Ulrich von Württemberg, en al evenmin is het een alledaagse uitvoering van de mis. Nog vóór de tragische ommekeer in het leven van Ulrich, zelfs nog vóór hij als jonge man jachtvelden en hoofse feesten onveilig maakte, was hij kind. ‘Een onschuldig kind, zoals zij dat beiden waren. Zoals we dat allemaal ooit waren’, mijmert Schmelzer. Hij ontdekte een kinderliedje uit het begin van de zestiende eeuw. Dit liedje laat hij in de voorstelling zingen door zijn éígen kleine nichtje, Hanna. ‘Zij zal in deze voorstelling symbool staan voor het motief van de tabula rasa (het onbeschreven blad) – een wit laken, dat op het podium een fysieke plek zal innemen. Maar wat zingt ze? Draaf, paardje, draaf! Ik wil en zal een liefje hebben, al moet ik hem opgraven uit de aarde. Draaf, paardje, draaf! Trabe dich, Thierlein! Maar dit is geen pure onschuld, eerder luguber; een klein meiske dat in de aarde gaat graven om een vriendje te vinden?’ Björn Schmelzer komt nu op dreef. De tekst deed hem denken aan de sprookjes
BJÖRN SCHMELZER .INTERVIEW
De moord op Hans Hutten door Ullrich von Württemberg (houtsnede Ullrich von Hutten 1519)
van de broers Grimm, die een paar eeuwen jonger zijn dan het liedje. Die sprookjes zijn ook luguber, zegt Schmelzer, maar dat is juist wat zijn aandacht trok tijdens zijn opdracht om het Duitse cultureel erfgoed in een voorstelling te gieten. Hij dook in de Duitse geschiedenis, en vond vele paralellen tussen de twintigste en de zestiende eeuw. Schmelzer ontdekte een rode lijn: de diepe fascinatie van de Duitsers voor extase en voor gruwel, het type gruwel dat tegelijk lekker is. Hij vertelt hoe, bijvoorbeeld, het motief van het meisje en de dood steeds weer terugkeert. Bij de meesten is het motief bekend door de romantische compositie van Franz Schubert. Maar eerder was het er ook al, bijvoorbeeld in het schilderij Der Tod und das Mädchen van de Duitser Hans Baldung Grien, uit 1517. ‘De cultuur van de twintigste eeuw parasiteert volledig op die van de negentiende. En die van negentiende eeuw parasiteert compleet op die van de zestiende eeuw,’ meent Schmelzer.
VERLEDEN IS HEDEN ‘Het verleden werkt door in andere tijden’, filosofeert hij verder. Ons gesprek komt op mysterieuze wijze steeds weer terecht bij dit thema, wellicht omdat ik zelf het interview opende met een opmerking over de enorme platencollectie die ik achter hem ontwaarde. Het is een verzameling oude muziek-opnames uit de jaren vijftig tot en met nu. Björn Schmelzer lacht: ‘ ‘t Is oude muziek in het kwadraat zo hè.’ Bij het luisteren viel hem op ‘hoe oude muziek in de loop van de tijd meer en meer schoongepoetst raakte.’ En vervolgt dan strijdvaardig: ‘maar daar doen wij dus mooi niet aan mee.’ Graindelavoix heeft, zoals bekend, meerdere strijdpunten. Een daarvan gaat over de heterogeniteit van klank. Laat die stemmen maar raspen, als dat het instrument is waarmee iets verteld kan worden. Schmelzer bestrijdt ook de strenge grens tussen volkscultuur en elitaire cultuur. Zoiets kan gewoon niet bestaan, stelt hij. Maar in dit gesprek wordt 23
INTERVIEW. BJÖRN SCHMELZER
vooral zijn visie op oude muziek duidelijk. Oude muziek is niet iets wat je onder een glazen stolp kunt plaatsen, er omheen lopen, en het dan bekijken. Nee, het verleden bestaat alleen maar hier, in het heden, in ónze beleving. ‘Was het niet de Nederlandse historicus Johan Huizinga die een hallucinatie had, dat hij ergens wandelde en overvallen werd door een dubbel besef van tijd, van geschiedenis? Het is dan niet alsof je terug gaat in de tijd, maar meer alsof twee tijden plotseling over elkaar heen schuiven. Een eruptie van tijdservaring. En dat is iets wat ik aan een publiek wil meegeven. Een beetje als bij Shakespeares Hamlet: van die fantomen die verschijnen, maar dat ze je ontglippen op het moment dat je ze wilt vastgrijpen. En dat kan zo goed met muziek, want dat is juist de kunst die het meest in het heden staat, een kunstvorm die op het moment dat je het uitvoert al eigenlijk weer voorbij is, als een soort flash. Óók bij oude muziek. Ook die kun je niet vasthouden.’ TIJDSTROMEN Zelf ondervind ik, daags na het interview aan den lijve wat hij bedoelt met die eruptie van tijdservaring, als ik op de fiets langs het nieuwe TivoliVredenburg rij. Een bouwvakker tuft voorbij met een asfaltstomer, en in een flash zie ik voor me dat daar, op die ene plek, al honderden jaren eerder arbeiders moeten hebben gewerkt om de weg te effenen voor massa’s mensen die langs dat belangrijke stadsgedeelte moesten reizen. Bij deze eruptie kwam er echter geen muziek aan te pas. Björn Schmelzer keert tijdens het interview regelmatig terug naar zijn ideeën over oude muziek als beleving van het verleden. ‘De gedachte dat we oude muziek moeten bewaren of bewaken, omdat het nu eenmaal belangrijk is, maakt het tot een bijna museale kunst. Ik denk eerlijk gezegd niet dat dat de reden is waarom we gefascineerd zijn door het verleden. We willen kijken naar het verleden omdat het verleden in ons lichaam zit. Ons lichaam is een reservoir van oude gebaren, oude klanken, van gestes en rituelen. We willen zelf doortrokken worden 24
door deze verschillende tijdstromen. Met Graindelavoix wil ik dat oproepen. Er moet iets zijn, dat in jou ontstaat, dat in jou resoneert. Voor mij is dít de toekomst van de oude muziek.’ Maar wat is dat dan, wat er ontstaat? Daar is Björn Schmelzer ook na een vol uur interview nog niet over uitgepraat. De voorstellingen zijn prikkelend, bij vlagen verontrustend ook. Maar vooral zijn ze ongrijpbaar, als een flash, van iets dat komt en gaat. ‘Weer die fantomen,’ herhaalt Schmelzer. Dan hapert de Skype-verbinding en begint een echo van zijn stem mee te klinken. ‘Kijk, dit zijn ook een soort ‘Geistesstimmen’,’ lacht hij. Tijd om terug te keren naar de realiteit. De aanwezigheid van Graindelavoix op het Festival Oude Muziek behoeft intussen zowat een eigen geschiedschrijving. Vorig jaar bracht het ensemble het cine-concert Ossuaires, en wie herinnert zich Cesena niet, de beruchte openingsvoorstelling van het Festival Oude Muziek 2011? Het is een geschiedenis van opschudding, èn van bewondering. Schmelzer haalt herinneringen op aan die opschudding. ‘Er zijn altijd mensen die zich afvragen wat wij nou eigenlijk aan het doen zijn. En nee, ik wil deze mensen niet behagen, ze geen hapklare brokken muziek bieden die ze toch al zo vaak gehoord hebben. Maar dan zijn er ook altijd mensen die het gewoon meemaken. Dat vind ik mooi.’ Bij Graindelavoix en Björn Schmelzer zie je nooit wat je denkt te zien, en hoor je nooit wat je denkt te gaan horen. Bij Trabe dich Thierlein kunnen we Finck verwachten, maar verder? Een angstwekkende combinatie van extase en gruwel, evenals de Duitse obsessie voor de eeuwige jeugd, is een belangrijke onderstroom in de voorstelling. En Schmelzer zou graag zien dat daar een eruptie van tijdservaring bij komt, door middel van de historische persoon van Ulrich von Württemberg. Maar hoe breng je dit soort concepten op een gewoon concertpodium naar voren? Hoe ziet dat er in de praktijk uit, straks tijdens het festival? ‘Dan moet u vooral komen kijken en luisteren,’ grinnikt Schmelzer. ıı
BJĂ–RN SCHMELZER .INTERVIEW
festival oudemuziek utrecht FINCKS MISSA O VENUS BANT Graindelavoix za 6 sep, 20.00 uur / TivoliVredenburg, Grote Zaal
Bachfestival2014_AdvTOM_165x118.indd 1
25
29-05-14 05:19
TEKST BEELD
STEFAN GRONDELAERS MARCO BORGGREVE
MUZIEK DIE ALLEEN HET HOOFD AANSPREEKT, IS GEEN GOEDE MUZIEK CHRISTINA PLUHAR VAN L’ARPEGGIATA
Christina Pluhar van l’Arpeggiata
26
MUZIEK DIE ALLEEN HET HOOFD AANSPREEKT, IS GEEN GOEDE MUZIEK
CHRISTINA PLUHAR .INTERVIEW
Christina Pluhar en L’Arpeggiata komen weer naar het Festival Oude Muziek. Dat belooft zoals altijd een spetterend en vrolijk makend optreden te worden, gekenmerkt door durf en hoge kwaliteit. De formule lijkt vertrouwd. De muziek die ze gaan brengen is dat allesbehalve. In onze eendimensionale opvatting van muziekgeschiedenis overvleugelen de uitzonderlijke genieën en grote vernieuwers al gauw de minder dominante individuen. Dat geldt misschien nog het meest voor de vroege zeventiende eeuw, waarin Claudio Monteverdi in z’n eentje de barok uitvond, en zijn erfenis tot het midden van de eeuw het Europese muziekleven domineerde. Wie over de schouders van Monteverdi kijkt botst echter op interessante erfgenamen. Aan de Oostenrijkse luitiste en dirigente Christina Pluhar komt de eer toe om Giovanni Felice Sances (her)ontdekt te hebben, en op 5 september stoft Pluhar Antonio Bertali af, een andere Oostenrijkse kapelmeester. Een uitstekende gelegenheid om de ongebruikelijk hitsige concerten te leren kennen van één van de meest bevlogen en controversiële musici van het moment. ONTGINNING Niet alle muziekcritici zijn altijd even blij met Christina Pluhar en het ensemble L’Arpeggiata dat ze in 2000 oprichtte. Er worden met name wel eens vraagtekens geplaatst bij de artistieke integriteit en de gladde marketing van de periodiek weerkerende uitstapjes op het terrein van de wereldmuziek. Maar niemand zeurt ooit over de concerten van L’Arpeggiata, die verrukken door hun energie en sensualiteit, door de zonnige contrasten, en de ongebreidelde fantasie en virtuositeit bij het realiseren van het basfundament in zeventiende-eeuwse muziek. Daarnaast moeten we Pluhar dankbaar zijn voor haar ontginning van vergeten maar aantrekkelijk barokrepertoire: Girolamo Kapsberger kende u misschien al voordat Pluhar er de tanden in zette, maar
de verrijzenis van Stefano Landi mag echt op haar conto. Ook in Utrecht serveert ze twee componisten die de muziekgeschiedenis niet had mogen vergeten en vanaf nu ook nooit meer zál vergeten. Giovanni Felice Sances werd in 1600 in Rome geboren. Hij verwierf Europese faam als componist van religieuze werken en opera’s die hij in 1636 aan het keizerlijke hof in Wenen introduceerde. In 1649 werd hij vice-kapelmeester onder een andere Italiaan, Antonio Bertali, die hij in 1669 als kapelmeester opvolgde. De uit Verona afkomstige Bertali was zo mogelijk nog invloedrijker dan Sances: hij was een bejubelde meesterviolist die bekend stond om weelderige en virtuoze composities van een aangrijpende emotionaliteit. Bertali’s enorme output aan het keizerlijke hof is nagenoeg volledig verloren gegaan. We hebben het aan de Moravische kapelmeester Pavel Vejanovský te danken – die een vurig bewonderaar was van Bertali – dat L’Arpeggiata op 5 september überhaupt Bertali kan spelen. BEVRIJDING Christina Pluhar is niet altijd een pionier van de vroege barokmuziek geweest, en ze heeft ook niet altijd luit gespeeld: ‘Ik ben op m’n vijftiende met gitaar begonnen aan het conservatorium. Bij m’n afstuderen had ik het gevoel het hele moderne gitaarrepertoire afgewerkt te hebben, en baalde ik van het idee dat mijn hele leven te moeten recyclen. In de laatste jaren van mijn gitaaropleiding speelde ik hoe dan ook alleen nog maar gitaartranscripties van de luitwerken van Bach en Dowland.’ Pluhars groeiende voorkeur voor oude muziek maakte haar niet blind voor andere genres: haar muzikale jeugd werd minstens evenveel bepaald door rock en jazz als door klassiek, al bleek een elektrischegitaarvriend uiteindelijk bepalend voor haar oudemuziekprofiel: ‘Die vriend troonde me mee naar Italië voor een van die zomercursussen die zo vaak de levens van jonge musici bepalen. Ik herinner me de jaren ’80 eigenlijk als één lange Italiaanse zomercursus. Hoe dan ook, mijn contact met Kees Boeke en diens Little Consort tijdens die zomercursus was 27
INTERVIEW. CHRISTINA PLUHAR
een aha-erlebnis: ik ontdekte nieuwe instrumenten, nieuwe speelwijzen en de Nederlands-Belgische oudemuziekscene: zalig onthechte vrijdenkers die lichtjaren verwijderd leken van mijn ultraconservatieve keurige meisjesopvoeding en de hyperklassieke voorkeuren uit mijn burgerlijke Oostenrijkse jeugd.’ Zelfs in Oostenrijk is barok intussen mainstream geworden. Dankzij de revolutie van pionier Nikolaus Harnoncourt wordt repertoire van vóór Mozart vrijwel alleen nog op darmsnaren en met natuurkoper gespeeld, en ook de grootste en stoffigste concerthuizen ter wereld hebben oudemuziekreeksen op authentieke instrumenten op het menu. Maar in de jaren ’70 en ’80 was oude muziek nog de speeltuin van muzikale hippies. Pluhar herinnert zich die periode als ‘een tijd van bevrijding. Ik vond het heerlijk, het herdefiniëren van het ‘begrip’ klassieke muziek. Heb je ooit foto’s gezien van de podiumkledij waarin Kees Boeke en Frans Brüggen destijds optraden? De voddige kleding, het lange haar. En dan die geur van patchouli? Zij wilden echt af van het wurgende keurslijf van het traditionele orkestleven. Het muziekleven zat muurvast, omdat het tot in haar uithoeken geïnstitutionaliseerd was.’ Dat barokmuziek, in weerwil van de huidige acceptatie nooit zo geïnstitutionaliseerd zal worden als de traditionele klassiek is in belangrijke mate de verdienste van beeldenstormers als Christina Pluhar, die de vage grenzen tussen kunst-, volks-, en jazzmuziek onder druk blijven zetten. In een circuit dat als de dood is voor commercie, controverse en ‘cross-over’ spreekt Pluhar een breed publiek aan met onverbloemde wereldmuziekuitstapjes – zoals haar Mediterraneo project uit 2013 – en gedurfde herinterpretaties van iconische componisten als Monteverdi en Purcell. Toch keert ze altijd weer naar het standaard barokrepertoire terug: ‘Onze vroegste opnames van Girolamo Kapsberger en Stefano Landi zijn mainstream oudemuziekopnames. Op Tarantella confronteerden we Zuid-Italiaanse barok met volksmuziek. Die derde cd vertegenwoordigde ons eerste uitstapje naar andere muzikale domeinen, al blijft het resultaat vrij klassiek en in elk geval zeer (vroeg)barok. Pas op All’Improvviso overschreden we de grenzen van de klassieke barok door klarinettist 28
Gianluigi Trovesi te engageren. Maar ook dan nog bleven we bewust binnen de barokke harmonieën, en lieten we de jazzklarinettist alleen op de melodieën improviseren. Niks echt stouts dus: geen swing, geen blue notes in de bas.’ RISICO EN EXPERIMENT All’Improvviso deed misschien enkele wenkbrauwen fronsen, maar Teatro d’Amore, waarop Pluhar de jazzy zelfkant van Monteverdi exploreerde, riep echte controverse op: ‘In vergelijking met All’Improvviso is Teatro d’Amore een brave vertolking van Monteverdi; je hoort slechts bij enkele madrigalen een beetje ‘spielerei’. Het idee voor die spielerei is trouwens ontstaan tijdens de concerttournee ter promotie van All’Improvviso, waarvoor ik Philippe Jaroussky had uitgenodigd. Ik zal nooit de avond vergeten waarop Philippe voor het eerst meezong, in de Parijse Salle Berlioz. Tijdens de repetitie had ik gesuggereerd dat we Monteverdi’s madrigaal Ohimè ch’io cado als bis zouden kunnen doen, omdat daar een jazzy baslijn onder zit waarmee gespeeld kan worden. Dat zag Philippe niet zitten, en dus werkten we bij de voorbereiding keurig barokke improvisaties uit. Daar hielden we tijdens het concert ook aan vast. Totdat de bisnummers eraan kwamen. Eerst zette de Italiaanse volkszangeres Lucilla Galeazzi, met wie ik graag werk, de zaal op stelten, en toen kwam Philippe op voor z’n encore. Of het Lucilla was die hem tot het inzicht had gebracht dat hij na haar extravagantie niet zomaar kon volstaan met een stukje barok, weet ik niet. Maar feit is dat Philippe Ohimè ch’io cado volkomen onaangekondigd naar z’n eigen hand begon te improviseren, zodat wij begeleiders niks anders konden dan ademloos volgen. Het is daar en toen, dat de jazz standard ontstond die je op Teatro d’Amore hoort.’ Het is de zin voor risico en experiment zonder vangnet die van L’Arpeggiata-concerten een sensatie maakt. Die ‘kijk mama, zonder handen’-aanpak lukt ook alleen dankzij de spontane chemie tussen de muzikanten op wie Pluhar steeds weer een beroep doet (op zichzelf al een unicum in deze tijd van telefoon- en ad hoc ensembles): ‘Er heerst inderdaad een zeer organische en spontane werksfeer
CHRISTINA PLUHAR .INTERVIEW
bij L’Arpeggiata, die leidt tot grote flexibiliteit. We kunnen Ohimè ch’io cado ook gewoon barok spelen. Maar even zo goed schuiven we in een fractie van een seconde op naar de meer jazzy kant van de schaal als we denken dat de sfeer en het publiek daarbij gebaat is.’ MUSIC FOR A WHILE Pluhars recentste cd, Music for a While, gaat nog veel verder dan Teatro d’Amore in het gebruik van jazz om de uniciteit van een klassiek genie te bloot te leggen: ‘Henry Purcell was zo vernieuwend, zo bevrijdend, zo tijdloos! Zijn muziek had vandaag geschreven kunnen zijn. Het aspect dat ons het meeste interesseert is Purcells innovatieve gebruik van baslijnen. In het Italiaanse repertoire dat we gewoonlijk brengen zijn basschema’s vaak ontleend aan volksmuziek, maar Purcell componeerde zélf baslijnen van een ongelooflijke ritmische en melodische originaliteit. In Purcells eigen tijd werden die baslijnen al zeer vooruitstrevend geharmoniseerd, met dissonanten die theoretisch verboden waren, maar logisch bij de lijn pasten. Wij zijn een stap verder gegaan en hebben voor een aantal composities jazzmuzikanten uitgenodigd om jazzakkoorden op de baslijnen te improviseren. Het uitgangspunt was de vraag, hoe jazzgitarist Wolfgang Muthspiel en Francesco Turrisi, die zowel klavecinist als jazzpianist is, met een bestaande baslijn van Purcell zouden omgaan. Van de melodieën zijn we zo goed als afgebleven.’ Wat opvalt bij de beluistering van Music for a While, maar nog meer tijdens de concerten van L’Arpeggiata, is Pluhars vermogen om zangers het vertrouwen en de durf te geven om de eigen grenzen op te zoeken, en te overschrijden: ‘Als aanvoerder heb ik de verantwoordelijkheid te zien waar zangers goed in zijn. Ik ontgin graag de verborgen gaven die ze niet elke dag kunnen of willen demonstreren, maar die ze wel bezitten. Philippe Jaroussky heeft bij ons zijn komische talent ontdekt, iets waarvan hij zich voordien niet zo bewust was. En de Spaanse sopraan Raquel Andueza is overdonderend goed in het zingen van ‘jazzy’ Purcell, al heeft dat ook te maken met het feit dat ze zowel een klassieke als
een jazz-opleiding heeft genoten. Voor de meeste klassieke zangers is à la minute improvisatie teveel gevraagd, maar Raquel kan perfect balanceren op de hele dunne richel tussen barok en jazz en toch nog volkomen overtuigend een hit als When I am laid in earth zingen.’ Is Christina Pluhar niet bang voor het gevreesde cross-over stigma dat haar interdisciplinaire avonturen en haar – voor klassieke begrippen – gigantische platenverkoop zouden kunnen opleveren? ‘Waarom zou ik daar bang voor zijn? Het hoofd maakt indelingen, maar het hart moet verblijd worden; als muziek enkel het hoofd beroert, is het hoe dan ook geen goede muziek. Als ik ergens bezorgd over ben, dan is het vooral om een ondoordachte cd uit te brengen: geloof me, ik heb echt dingen gedaan op dat vlak, waar ik later spijt van had. Weet je, creëren doet pijn en genereert twijfel, want je moet van een hele berg goede ideeën er uiteindelijk één over houden die zo onweerstaanbaar is dat je die wilt verzilveren; de weg van die oorspronkelijke berg naar dat ene idee is gebaseerd op afweging en uitsluiting, en dat is lastig. Ik ken geen enkele artiest die een cd uitsluitend toesnijdt op de wensen van het publiek, die alleen maar wil behagen. Je probeert eerst jezelf te behagen, en in tweede instantie de mensen met wie je werkt. De energie die uit die kleinschalig gedeelde vreugde voortkomt, straal je vervolgens uit naar je publiek. Maar dat lukt alleen als je dicht bij jezelf blijft en een product hebt waar je echt in gelooft. Wie te vaak tegen die regel zondigt, verliest vroeg of laat zijn publiek.’ ıı
festival oudemuziek utrecht BERTALI & SANCES: SALMI CONCERTATI L’Arpeggiata / Christina Pluhar vr 5 sep 2014, 20.00 uur / TivoliVredenburg, Grote Zaal
29
TEKST BEELD
ANNEMARIE PEETERS VIA ALFREDO BERNARDINI
DOLLEN MET FUX, ZELENKA EN REICHENAUER ALFREDO BERNARDINI VAN ZEFIRO
Alfredo Bernardini van Zefiro
30
DOLLEN MET FUX, ZELENKA EN REICHENAUER
ALFREDO BERNARDINI .INTERVIEW
Hoboïst Alfredo Bernardini en zijn geadopteerde bloedbroeders Paolo en Alberto Grazzi spelen ruim 32 jaar samen. ‘We hebben geen woorden meer nodig,’ vertelt Bernardini. Hun Ensemble Zefiro staat al sinds de oprichting garant voor verfijnd, eensgezind, maar vooral ook swingend spel. Als geen ander weten ze hoe je met een club houtblazers en een handvol strijkers een stevig barokfeestje op gang krijgt. Tijdens het Festival Oude Muziek blazen ze nieuw leven in orkestmuziek van Fux, Zelenka en Reichenauer. Het wordt, aldus Bernardini een ‘dolle trip vol verrassingen.’ Wat is het verband tussen de drie componisten? ‘Het uitgangspunt bij het samenstellen van dit programma was de as tussen Wenen, Praag en Dresden. Fux werkte in Wenen. Zelenka groeide op in Praag, studeerde bij Fux in Wenen en was daarna vooral in Dresden werkzaam. Reichenauers muziek werd nog niet zo lang geleden herontdekt en we weten heel weinig over zijn leven. Hij groeide, net als Zelenka, op in Praag. Het is dus niet ondenkbaar dat Zelenka en Reichenauer elkaar gekend hebben. En het is zeker dat Reichenauers muziek in Dresden vaak op de lessenaars stond.’
Staat Fux niet bekend als een nogal conservatief componist? ‘Fux schreef een invloedrijk compositiehandboek, Gradus ad Parnassum. Bijna elke componist uit de achttiende eeuw moet het op een bepaald moment in handen hebben gehad. Dat boek komt inderdaad een beetje conservatief en streng over. Automatisch denk je dan dat iemand, die zo een boek schrijft, als componist alleen maar een saaie piet kan zijn. Maar in Fux’ geval klopt dat helemaal niet. Zijn muziek zit vol fantasie en experimenteerdrift. Dat hoor je duidelijk in de ouverture Le dolcezze e l’amarezze della notte (de zoetheid en bitterheid van de nacht, red.) Daarin schetst hij een ongelooflijk rijk en ook humoristisch portret van de nacht. In het eerste deel laat hij de nachtwacht de uren aftellen. In de rusteloze Fantasie notturne, het derde deel, lijkt het alsof je in het hoofd kruipt van iemand die geen controle heeft over zijn dromen. En bij Ronfatore, het vierde deel, snurkt een sensationele solo-violone dwars door de zachte melodieën van de hobo’s en de violen heen. Fux werkt op de lachspieren, of je nu wilt of niet. Waarschijnlijk is het over het algemeen zo dat je als leraar die een compositiehandboek schrijft streng moet zijn. Maar als je zelf aan zet bent, gun je jezelf meer vrijheid. Zoiets moet er ook bij Fux aan de hand zijn geweest.’
SNURKENDE SOLO-VIOLONE Is er ook een muzikaal verband? ‘We brengen van elke componist een ouverture, of suite. Het was in die tijd de mode om Franse en Italiaanse elementen met elkaar te vermengen: in de ouverture kregen de Franse elementen de overhand, in het concerto de Italiaanse. Ouvertures geven doorgaans meer ruimte aan houtblazers, dus kozen we daarvoor. Door drie ouvertures te brengen kan je de gelijkenissen en de verschillen tussen de drie componisten goed beluisteren. Maar eigenlijk is het resultaat verrassend homogeen: je kunt bijvoorbeeld helemaal niet horen dat Fux een generatie ouder is dan de andere twee.’
Hoor je in Fux’ muziek ook de in de Duitstalige landen zo typische vermenging van stijlen? ‘Ja, hij combineert in zijn muziek heel kunstig Franse, Italiaanse en Duitse elementen. Je vindt bijvoorbeeld heel wat muziek met trompetten die een beetje zeventiende-eeuws klinken, als bij een intrada. Dat mengt hij dan met elementen uit de Franse muziek, zoals de typische, gepunteerde ritmes. Maar je vindt bij hem ook heel mooie, vloeiende en trage passages in Italiaanse stijl. Maar Fux was zeker niet de eerste die de stijlen ging vermengden. Heel wat Duitse componisten waren hem daar al in voorgegaan, zoals Georg Muffat die speciaal naar Frankrijk trok om de muziek van Lully 31
INTERVIEW.ALFREDO BERNARDINI
Ensemble Zefiro met Alfredo Bernardini
beter te leren kennen. Wel voel je dat Fux, misschien juist wel omdat hij níet in Frankrijk had gestudeerd, zich veel meer vrijheden veroorloofde ten opzichte van die strenge Franse stijl. Hij durfde veel verder te gaan in het combineren van stijlen. Ook bij Reichenauer vind je mooie schoolvoorbeelden van die gemengde stijl. Ook hij begint zijn ouverture met een rasechte Frans openingsstuk, maar daarna krijg je een even rasecht Italiaans cantabile. Bijzonder bij hem zijn dan weer de Poolse ritmes die in Dresden heel populair waren.’ ECHTE WAANZIN Zelenka studeerde bij Fux. Kun je die invloed horen? ‘Niet onmiddellijk. Zelenka past wel duidelijk de contrapuntregeltjes uit Fux’ Gradus ad Parnassum toe. Maar verder gaat het niet. Veel meer nog dan Fux, toont Zelenka zich in zijn instrumentale muziek een bijzonder excentriek componist. Je ziet dat ook in zijn manuscripten. Het is er een rommeltje! De chaos in zijn hoofd staat letterlijk op papier: vlekken, doorhalingen, scheve noten. Maar als je het eenmaal hebt ontcijferd, klopt het als een bus. Een van de delen van de ouverture die we van hem uitvoeren draagt de titel Follia. Normaal verwijst die titel naar een alom bekend akkoordenpatroon. Maar 32
bij Zelenka staat ‘follia’ voor echte waanzin: het is een compositie met allemaal gekke, onvoorspelbare wendingen! Onze groep heeft een hechte band met de muziek van Zelenka. Dat is destijds begonnen met zijn hobosonates. Zijn muziek is zonder twijfel een mijlpaal in het repertoire voor hobo.ıı
festival oudemuziek utrecht FUX, ZELENKA, REICHENAUER De meester, de leerling en de nieuweling Zefiro / Alfredo Bernardini zo 7 sept, 15.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz
seizoen oudemuziek 2014/2015
Bestel slim, bestel een abonnement
Geniet extra voordelig van het Seizoen Oude Muziek Wanneer u kaarten bestelt voor minstens vier concerten (in dezelfde locatie of juist op verschillende plekken) krijgt u 15% korting, geldig voor elke persoon die vier of meer concerten bezoekt.
Kijk op www.oudemuziek.nl/abonnementen voor meer informatie 33
TEKST BEELD
AGNES VAN DER HORST VIA VIVANTE
POLYFONIE OF DE RED HOT CHILI PEPPERS TORE DENYS OVER TWEE CONCERTEN EN WORKSHOP RENAISSANCEZINGEN
Tore Denys over twee concerten
34
en workshop renaissancezingen
POLYFONIE OF DE RED HOT CHILI PEPPERS
TORE DENYS .INTERVIEW
Het begon ooit met ‘Maria’ uit Leonard Bernsteins West Side Story. Sinds dat prille begin met ‘the most beautiful sound I ever heard’ heeft tenor Tore Denys heel wat meer ‘allermooiste klanken’ uit de muziekgeschiedenis gezongen. In de renaisssance en vroegbarok vond hij zijn ware muziekliefde. Die passie komt hij delen tijdens het Festival. Als zanger én als coach. Een ‘Weense Vlaming’, zo wordt Tore Denys aangekondigd in de Festivalbrochure. Hij moet er een beetje om grinniken, maar het klopt ook wel, vindt hij. Hij is tenslotte geboren en getogen in het Belgische Roesselare, woont en werkt al vele jaren in Wenen en tijdens ons gesprek schieten er geregeld Duitse woorden door zijn Vlaams-getinte Nederlands. TWEE HERSENHELFTEN Tijdens het Festival Oude Muziek geeft hij een workshop renaissance-zingen, omlijst door twee optredens met verschillende ensembles. Eerst is Tore Denys te horen op de tweede festivaldag met Vivante, het ensemble dat hij zelf heeft opgericht. Vivante is een van die ensembles die voortdurend (letterlijk) tonen hoeveel moois er nog altijd te ontdekken valt in de oude muziek. Bestaande uit twee tenoren (Tore Denys en de Amerikaan Erik Leidal) en vier Oostenrijkse instrumentalisten brengt de groep onbekende muziek en dan met name muziek voor tenor en tenorduet. Je hoeft maar even te denken aan, bijvoorbeeld, Händels O death where is thy sting uit de Messiah om te weten hoe sonoor en rijk van klank juist twee middenstemmen kunnen klinken om des te benieuwder te worden naar tenorduo’s uit de tijd van vóór Händel en Bach. ‘Het tenorduet was heel populair in de vroegbarok. We hebben Vivante opgericht om het weer in ere te herstellen,’ zegt Tore Denys. In zijn concert met Vivante laat hij ons vooral kennismaken met de tenormuziek van de zeventiende-eeuwse Italiaanse componist
Giovanni Felice Sances. ‘Sances leefde en werkte in Wenen in de tijd waarin ze in Oostenrijk een beetje genoeg kregen van de Vlaamse componisten die het er bijna honderd jaar voor het zeggen hadden. De hofkapel in Graz werd opgedoekt, de Ferdinands (de Habsburgse keizers Ferdinand II en III, red.) kwamen naar Wenen, waar Italianen als Antonio Bertali en Sances werden omarmd. Sances was zelf tenor en heeft veel voor die stem geschreven; zowel solo’s als duetten. Maar ook Frescobaldi, Kapsberger en Monteverdi schreven veel voor tenorduo. Het was een erg populair genre in die tijd. Voor zangers is het erg leuk om tenorduetten te zingen, maar ook voor luisteraars is het een speciale ervaring. Soms zingen we in harmonie met elkaar en soms zijn we als twee tegengestelde hersenhelften in één hoofd: de een zingt iets, de ander reageert onmiddellijk en soms zijn ze het met elkaar eens, of soms juist helemaal niet. Ook psychologisch is dat boeiend: het heeft iets schizofreens. LOFTROMPET VOOR DE POLYFONIE Niet alleen als hij zingt, ook sprekend heeft Tore Denys een fluwelige stem en een prachtige dictie. Als zanger is hij te horen op diverse cd-opnamen met ensembles als Vivante, Cinquecento en Capilla Flamenca. Hij heeft een kenmerkend geluid: vol, warm en toch kraakhelder. Wat ook opvalt in zijn zingen is, hoe zorgvuldig hij met de tekst omgaat die hij daardoor volledig tot zijn recht laat komen. En dan te bedenken dat het eigenlijk de bedoeling was dat hij trompettist zou worden. Hij heeft zelfs keurig zijn master in dat vak gehaald. Toch deed hij, nog vóór hij als trompettist was afgestudeerd en aangemoedigd door een goede vriendin die hem erop wees dat hij een mooie stem had een zangauditie bij het World Youth Choir met Maria uit de Bernsteins West Side Story. Tot zijn verrassing werd hij meteen aangenomen en mocht hij met het koor op tournee door Zuid-Amerika, waar hij zangers ontmoette van verschillende nationaliteiten, maar – belangrijker – ook landgenoten die oude muziek zongen. 35
INTERVIEW. TORE DENYS
Vanaf dat moment was er geen houden meer aan. Hoewel in België een tweede conservatoriumstudie niet werd gefinancierd liet Tore Denys zich niet meer van het pad jagen dat hij nu voor ogen had. Hij ging op zoek naar wat er dan wél kon. ‘Ik ben aan stemvorming gaan doen in Antwerpen en kon al gauw gaan zingen in Currende bij Erik van Nevel.’ In het renaissance-repertoire van Currende bleek hij zich als een vis in het water te voelen, maar het zou nog wel even duren voordat het zijn ‘corebusiness’ zou worden. Zijn zoektocht naar meer kennis en opleiding voerde hem uiteindelijk naar Wenen waar hij privélessen nam en ondertussen als au pair voor kinderen zorgde. Na jaren zingen in onder meer het Schönberg Chor en het Chor der Wiener Staatsoper besloot hij zijn eigen weg te gaan. ‘Ik richtte Vivante op (in 2000, red.) en daarna – met een paar collega’s – ook Cinquecento (zeskoppig vocaal mannenensemble, red.) en ondertussen was ik ook al lid van het Vlaamse Capilla Flamenca. Gaandeweg zette ik een punt achter die grote koren. Ik ben geen mens van grote massa’s en ik hoef ook geen rol als heldentenor. Ik voel mij oneindig veel beter in een lied van Dowland of Senfl met een enkele luit, dan als een Tristan met 180 mensen in de orkestbak en 100 in het koor. Ik heb ze allemaal de revue zien passeren hoor, in het koor van de opera: Siegfried Jerusalem, Placido Domingo, Claudio Abbado, Christian Thielemann. Het was fantastisch om mijn muzikale horizon te verbreden en ik ben heel blij en dankbaar dat ik met die mensen heb kunnen werken. Maar mijn hart ligt bij de polyfonie; de renaissance en de vroegbarok.’ WORKSHOP RENAISSANCE-ZINGEN Dat zal ongetwijfeld te merken zijn tijdens de workshop renaissance-zingen die Tore Denys tijdens het Festival geeft. De viereneenhalf uur durende cursus richt zich op goede amateurs en/of semi-professionele zangers die noten kunnen lezen en in een koor of ensemble kunnen zingen. Er wordt muziek ingestudeerd van Franco-Vlaamse componisten die aan het Weense hof en in Praag werkten, zoals Philippus De Monte en Jacobus Vaet. Deelnemers zijn alvast gewaarschuwd, want, zegt Tore Denys: ‘Polyfonie is echt een vak apart. Iemand kan een perfecte Tamino-aria zingen maar dat hoeft helemaal niet te betekenen dat hij dan ook polyfonie kan zingen. Het probleem 36
bij polyfonie is dat je geen partituur hebt. Je hebt alleen je eigen stemboekje, je eigen partij. Je moet – meer dan in andere muziek – tijdens het zingen heel goed luisteren naar wat de anderen doen. Ook qua intonatie is de speelruimte veel kleiner. In Ev’ry valley uit de Messiah kan je nog een heel klein beetje sjoemelen, maar bij polyfonie kan dat absoluut niet. Daar moeten alle tonen en intervallen rein zijn en exact kloppen. Het is echt een puzzel die je als zangers met elkaar in elkaar zet. Viereneenhalf uur is niet veel tijd, maar ik hoop dat ik de mensen zo kan leren zingen, dat de poëzie van de tekst in stand blijft. Dat laatste vind ik heel belangrijk. Veel ensembles die dit repertoire zingen zijn vaak sterk op het metrum gericht en minder op de tekst. Maar componisten gebruikten niet voor niets teksten van grote dichters als Petrarca. In de late renaissance – richting 1600 – merk je heel goed dat de tekst, de manier waarop de zinnen worden gezongen, heel belangrijk is. Belangrijker dan in de vroege renaissance. Het is net als een lied van The Beatles: Eerst is er de tekst en dan de muziek. Niet omgekeerd.’ ‘Ik wil graag een ontspannen sfeer creëren tijdens de workshop. Persoonlijk contact is van groot belang. Ik wil de zangers het gevoel geven dat ik ze vertrouw, dat ze kunnen zingen zonder bang te zijn dat ze iets verkeerds doen. Kijk, je kunt iets zeven keer achterelkaar repeteren zodat je zeker weet dat er niets mis gaat. Maar ik ben meer van: ‘Okee je hebt het nu twee keer gedaan op de manier zoals we dat hebben afgesproken: durf het nu maar.’ Of je nu een kinderlied zingt, een liedje van The Beatles of van de Red Hot Chili Peppers, het is allemaal muziek. En bij alles is het essentieel om vertrouwen te hebben in jezelf, in de muziek én in je collega’s. Juist die interactie van zangers onderling maakt het leuk en interessant.’ CINQUECENTO Na een dagje bijkomen van het workshopgeven zingt Tore Denys met Cinquecento in de Pieterskerk. Rond het thema Habsburg stelde hij een programma samen met muziek van Luikse componisten. ‘Veel mensen weten niet dat in Wenen, vóór de tijd van Mozart, gedurende bijna honderd jaar Vlaamse componisten de dienst uit maakten. Maar nog minder bekend is, dat er behalve veel Vlamingen ook heel wat Walen aan het Habsburgse hof in Wenen werkten en daarvan verschillende componisten uit
TORE DENYS .INTERVIEW
Luik. Wist je trouwens dat de Wiener Sängerknaben in 1498 werd opgericht naar ‘Brabants model’? Dat zegt wel iets over hoe beroemd die streek was om zijn zangers. Toen een grote brand de kathedraal van Luik in de as legde zijn een groot aantal van jonge zangers/componisten van het koor naar Oostenrijk gehaald, waarvan er overigens verschillende werden ontvoerd.’ ‘Met dit programma wil ik aantonen dat er nog veel meer goede en belangrijke componisten zijn naast de bekende als Josquin, Brumel of De la Rue. Ook uit Luik kwam een aantal grote talenten, onder wie Jean Guyot de Châtelet, die enorm veel werken heeft geproduceerd. Ik heb in zijn manuscripten zitten grasduinen en een aantal van zijn stukken geselecteerd. Een andere grote Luikenaar is Philippe Schöndorff van wie we een aantal jaren geleden met Cinquecento een cd opnamen. Hij was een leerling van Philippus De Monte in Praag en tevens trompettist. Wanneer je de muziek van deze Luikse componisten ziet, merk meteen een groot verschil met de muziek van een componist as Josquin: ze gaat al richting de vroegbarok. De teksten zijn verstaanbaar en soms zijn er al sporen van dubbelkorigheid. Neem het motet Usquequo, Domine van De Monte. Zijn leerling Schöndorff componeerde er een mis op. In De Montes motet komt nog veel stemmen-vlechtwerk voor, maar Schöndorffs mis is transparant en qua tekst totaal verstaanbaar.’ WENEN Dat Wenen bijna een eeuw lang in de ban was van de Franco-Vlaamse polyfonisten is nog steeds merkbaar, vertelt Tore Denys. ‘Wat hier allemaal in de bibliotheken ligt is onvoorstelbaar veel. Je ziet nog de sporen van hoe de hoven elkaar en het Vaticaan probeerden de loef af te steken met de mooiste manuscripten, de meest vindingrijke componisten en de beste zangers. Ik ben hier niet alleen blijven plakken, omdat ik hier studeerde, werkte en woonde, maar ook vanwege de muzikale traditie. Hier is geen Napoleon voorbij gekomen. Iedere Weense kerk heeft zijn amateurkoor dat zondags zingt tijdens de hoogmis. Bij hoogtijdagen worden muzikanten ingehuurd om orkesten te vormen en zingen er professionele solisten. Er worden missen uitgevoerd van Schubert, Mozart, Haydn, en Beethoven, maar niemand weet hier dat er vóór de klassieke periode volop Vlaamse polyfonie werd gezongen en dat er
in de bibliotheken duizenden composities liggen. Met het oprichten van Cinquecento wilden we die muziek van die “Weense Vlamingen” weer tot leven brengen. Maar, we zijn profeet in eigen land. Het Weense Cinquecento treedt op in internationale Festivals en maakt opnames bij een Brits label, het subsidiegeld gaat naar Johann Strauss.’ (Er volgt een wat bittere grinnik.) Maar er is een kentering gaande vertelt Tore Denys, alweer vrolijk. Sinds kort zingt Cinquecento iedere zondag een Latijnse mis in een Weense kerk. ‘We zijn een hele grote lans aan het breken voor de Vlaamse polyfonie en zo komen we stilaan verder.’ıı
festival oudemuziek utrecht SANCES IN WENEN Vivante / Tore Denys / Annemarie Dragosits za 30 aug, 15.00 uur / Leeuwenbergh DE MONTE, VAET, REGNART Workshop renaissance-zingen Cinquecento / Tore Denys zo 31 aug, 10.00 uur / Academiegebouw, Aula JEAN GUYOT DE CHÂTELET & PHILIPPE SCHÖNDORFF Luikse componisten Cinquecento / Tore Denys ma 1 sep, 17.00 uur / Pieterskerk
37
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO GUILLAUME PERRET
DE TURKEN VERDWENEN, MAAR HUN MUZIEK BLEEF. MERET LÜTHI VAN LES PASSIONS DE L’ÂME
Meret Lüthi van Les Passions de l’Âme
38
DE TURKEN VERDWENEN, HUN MUZIEK BLEEF
MERET LÜTHI .INTERVIEW
De overwinning van Wenen op de Turken liet zijn sporen na in de muziekgeschiedenis. Tijdens het festival zal in twee concerten de muzikale weerslag van de gebeurtenissen in 1683 te horen zijn. Armonico Tributo komt op 2 september in grote bezetting met Turkse musici. Vijf dagen later brengt het Zwitserse ensemble Les Passions de l’Âme in een kleinere bezetting Turks gekruide muziek. Meret Lüthi, violiste en leider van Les Passions de l’Âme, vertelt over haar programma: ‘Toen de Turken eenmaal van de poorten van Wenen waren verjaagd raakten de Weners gefascineerd door alles wat Turks was. Wat eerst de vijand was werd nu de mode, ook in de muziek. In de Weense hofkapel werden Turkse instrumenten geïntroduceerd, hoewel we niet weten of, en zo ja hoe, daarop werd gespeeld. Het is voor ons anno 2014, met de muziek uit de hele wereld binnen bereik, lastig voor te stellen hoe ze in Wenen naar die Turkse muziek luisterden, maar dat ze totaal anders klonk dan wat de Weners doorgaans hoorden is vanzelfsprekend. Verschillende componisten hebben zich door die nieuwe exotische muziek laten beïnvloeden, maar zonder dat ze ook echt Turkse muziek schreven. Ze vertaalden hun indruk van de Turkse muziek naar het Weense idioom van hun tijd. De invloeden zie je vooral in de ritmiek, met veel mars-achtige ritmes, die je als uitvoerder nog een extra accent kunt geven door slagwerk te gebruiken. Dat zullen wij ook doen, we hebben een slagwerker die veel ervaring heeft in de wereldmuziek en ook vertrouwd is met Turkse slagwerktechnieken. Aan de manier waarop je versieringen maakt kun je eveneens een Turkse tint toevoegen, dat hebben de Weense musici van toen waarschijnlijk ook gedaan.’ KRUISIGING OF GEVECHT In zijn compositie Turcaria beschrijft Johann Joseph Fux heel gedetailleerd het gevecht tegen de Turken: de voorbereiding, het opstellen van de troepen, de
slag zelf, het verzorgen van de gewonden en ten slotte de overwinning. In het openingsdeel imiteert hij min of meer de muziek van de Turkse legers, de Janitsaren, met sterke ritmes en unisono melodiestemmen. Dat werd al gauw de standaard voor ‘Turkse’ muziek. Als ze in Wenen zoiets hoorden, wist men dat er Janitsarenmuziek werd nagebootst. Ook Mozart gebruikte die technieken nog. Turcaria van Fux had heel veel succes in Wenen, net als het ballet Die Fechtschule.’ van Johann Heinrich Schmelzer dat ook op ons programma staat. Dit stuk heeft niet echt iets met de overwinning op de Turken te maken maar het past wat sfeer betreft goed in ons programma. Schmelzer beschrijft hier – op een theatrale en humoristische manier – een schermwedstrijd. Ook Schmelzers zoon, Andreas Anton, was componist. Van hem klinkt Die Schlacht vor Wien.’ De oplettende festivalganger zal in dit werk wellicht de eerder in het festival door Gunar Letzbor gespeelde tiende Rosenkranzsonate van Heinrich Ignaz Franz Biber herkennen. Meret Lüthi: ‘Dat klopt. Schmelzer heeft het stuk van Biber eigenlijk gewoon getransponeerd en de delen, die bij Biber op de kruisiging betrekking hebben, andere opschriften gegeven. Schmelzer heeft er nog een overwinningsmars aan toegevoegd die bij Biber natuurlijk ontbreekt. Hij heeft ook iets gedaan met de stemming van de viool. Zoals bekend, moet iedere sonate in Bibers Rosenkranzsonates in een andere stemming gespeeld worden, scordatura. In de tiende sonate is dat, van laag naar hoog: g-d-a-d. Schmelzer handhaaft wel die toonsafstanden, maar draait alle snaren een toon hoger: dus a-e-b-e. Daardoor klinkt het stuk in Schmelzers versie wat feller, zeg maar wat militaristischer, dan in Bibers origineel. Ik heb net ook weer Bibers versie gespeeld, je kunt het verschil al spelend duidelijk horen. Ik vind dit een heel bijzonder gegeven: dat je een sonate die gecomponeerd is om de kruisiging van Jezus te beschrijven met minimale middelen kunt omwerken tot een stuk dat handelt over de slag met de Turken. Dat bewijst dat Biber met zijn Rosenkranzsonates niet zomaar program39
mamuziek heeft geschreven, zoals toch nog wel eens wordt verondersteld, maar dat diezelfde muziek met een kleine verandering in een andere context en met andere titels heel anders geïnterpreteerd kan worden. Wellicht heeft de jonge Schmelzer hiermee een eerbetoon aan Biber heeft willen brengen.’ PSALTERIUM Les Passions de l’Âme heeft een kleine kern van twee violisten en continuo, daaromheen kan het ensemble naar believen worden uitgebreid. Meret Lüthi: ‘We willen een zo groot en divers mogelijk repertoire uitvoeren, zowel in orkestbezetting als in kamermuziekverband. De mogelijkheden zijn natuurlijk niet onbeperkt. Als we Händels Music for the Royal Fireworks in de originele bezetting zouden willen doen, komen we wel een beetje in de problemen. Maar ons uitgangspunt is altijd dat we voor ieder project precies de juiste bezetting kiezen. In Utrecht hebben we acht musici bij ons, dat is
voor dit programma precies goed. Naast strijkers en continuospelers nemen we dus ook slagwerkers mee plus, als extra klankelement, een psalterium. Dit instrument (een citerachtig snaarinstrument, red.) was in Wenen zeer populair en het past ook precies in dit programma, vol bijzondere kleuren’ıı
festival oudemuziek utrecht EXOTISCHE BAROK, SCHMELZER, BIBER, FUX Les Passions de l’Âme Meret Lüthi zo 7 sep, 17.00 uur / Geertekerk
40
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Trompettist Jean-François Madeuf
TOPTROMPETTISTEN IN WEENSE KAMERMUZIEK Jean-François Madeuf, een van de allerbeste baroktrompettisten van dit moment, zal zich tijdens het komende festival in meerdere concerten laten horen. In de Weense kamermuziek van de zeventiende- en begin achttiende eeuw speelde de trompet een belangrijke rol, aldus de Franse trompettist. ‘Dat is heel uitzonderlijk. Overal elders in Europa was de trompet het instrument voor de open lucht en alleen te horen in ensembleverband: met andere trompetten en pauken. Maar om kamermuziek te kunnen spelen moet je als trompettist je toon zachter kunnen maken om je instrument te laten integreren in een ensemble met strijkers en continuo. Aan het Weense hof hadden de trompettisten een uitzonderlijk hoog niveau; dáár vind je verreweg de meeste kamermuziek met trompet. ’ Met The Rare Fruits Council speelt Madeuf Bibers sonatecyclus (Sonatae tam Aris quam Aulis servientes). In verschillende van deze sonates zitten prachtige trompetpartijen. Madeuf: ‘Biber schreef heel idiomatisch voor de trompet, ook in zijn kerkmuziek. Hij was goed bevriend met de Boheemse kapelmeester Pavel Josef Vejvanovský, een uitstekend trompettist; waarschijnlijk schreef hij zijn trompetpartijen met hem in gedachten. De zevende sonate is heel bijzonder. Die staat in g, een heel lastige toonsoort voor de trompet. Maar ook Vejvanovský zelf schreef een sonate in die toonsoort.’ In de festivalbrochure staat Jean-François Madeuf beschreven als ‘het fenomeen op natuurtrompet zonder gaatjes’. Die gaatjes waren, zo wil de mythe, bedoeld om het instrument makkelijker zuiver te kunnen bespelen. Maar klopt dat historisch wel? Jean-François Madeuf vlamt op: ‘Ab-so-lu-ment pas! Daarover wordt echt zó veel onzin beweerd, niet in de laatste plaats door trompettisten zelf. Maar geloof mij: een baroktrompet heeft maar twee gaten, namelijk eentje om in te blazen en eentje waar het geluid kuit komt. Dat gedoe met die gaten is in de jaren zestig van de vorige eeuw pas bedacht en op internet lees je er nog altijd heel veel onzin over. Trompettisten die denken dat ze kunnen aantonen dat trompetten in de barok gaatjes hadden voor de zuiverheid zijn gewoon hele slechte trompettisten die zelf niet zuiver kunnen spelen. Jammer dat dat verhaal nog steeds zo hardnekkig standhoudt.’ Marcel Bijlo
The Rare Fruits Council, Jean-François Madeuf / Biber Sonatae, tam Aris quam Aulis servientes: wo 3 sep, 17.00 uur / Geertekerk
41
oudemuziek 14/15
Robert Jaski over de Codex Lerma
SPAANSE MUZIEKSCHAT IN HANEPOTEN
Codex Lerma (Universiteitsbibliotheek Utrechtrecht, Hs. 3 L 16), fol. 15r.
In december komt in de Utrechtse Pieterskerk een eeuwenoud handschrift tot klinken. Een bijna magisch concert, met nooit eerder gehoorde muziek, nog net op tijd ontrukt aan de inktvraat en de vergetelheid. In de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht bevindt zich een handschrift dat in verschillende opzichten uit de toon valt. Het is de Codex Lerma, die dateert van rond 1600. Vooral opvallend is zijn grootte: 55 x 41,5cm. De 165 bladen worden bijeengehouden door een moderne band, en meer dan twintig bladen zijn er in de loop der tijd verdwenen. Op zich is dat begrijpelijk voor een handschrift van ruim 400 jaar oud waarvan het papier van broze kwaliteit is en aangetast door inktvraat. In verschillende secties zijn de composities in hanepoten opgeschreven, en van weelderige versiering is geen sprake. Door geluk en toeval is dit eenvoudige handschrift toch bewaard gebleven, en vormt het nu een unieke getuige van de muziekbeoefening in het Spanje van de renaissance. Lerma is een klein stadje op de weg van Madrid naar Santander. In de jaren ’50 van de vorige eeuw werd het bezocht door Maarten Albert Vente, toen docent aan het Instituut voor Muziekwetenschap van de Universiteit Utrecht. In de sacristie van de San Pedro-kapittelkerk van Lerma zag hij een oud versleten handschrift liggen, en merkte dat de beheerder van de kerk er duidelijk geen interesse in had. Vente bood aan het handschrift te kopen, om het zo voor verdere achteruitgang te behoeden. Nadat de manuscripten in Utrecht waren gekomen, werden ze in 1967 door Willem Elders beschreven in een artikel voor het Tijdschrift van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis. Het bleek dat er zich een aantal unieke composities in bevond. Over de geschiedenis van het handschrift was echter nog niet veel bekend. Dit veranderde in het midden van de jaren ’90, nadat de Amerikaanse musicoloog Douglas Kirk de Codex Lerma, en een verwant handschrift uit Lerma had onderzocht. In 2008 werd het manuscript door de Utrechtse Universiteitsbibliotheek gedigitaliseerd en werd het aan een nieuw onderzoek onderworpen. Aan de hand van alle beschouwingen kan worden gereconstrueerd dat in het begin van de jaren 1590 een of twee personen begonnen moeten zijn met het overschrijven van composities uit de Franco-Vlaamse (of Nederlandse) School. Het ging om composities die dateren van het einde van de
42
oudemuziek 14/15
GEINTERVIEWDE
vijftiende eeuw, zoals van Johannes Urreda (Wreede) en Josquin des Prez, tot aan die van Thomas Crecquillon, Clemens non Papa en Orlandus Lassus van het midden van de zestiende eeuw. Ook werken van niet-Vlamingen, zoals de Italiaan Alessandro Striggio (de vader van de gelijknamige bekende librettist van onder anderen Claudio Monteverdi), werden opgenomen. De laatst dateerbare compositie is het zevenstemmige madrigaal Stolto mio core van Philippus de Monte uit 1585. De laatste compositie voor zes stemmen is een bewerking van Wreede’s Pange lingua, getiteld Nobis datus. Het was een stuk van Bricio Gaudi, die rond 1600 kapelmeester was van de kathedraal van Palencia. De laatste toegevoegde compositie voor zeven stemmen is waarschijnlijk uit dezelfde omgeving afkomstig, het anonieme Pon fren al gran dolor (op tekst van Petrarca). Beide stukken zijn in geen ander handschrift bekend. Waarschijnlijk nam Andrés de Alamillos, muzikant in Palencia, het handschrift mee naar León, waarna hij in 1607 belandde in Lerma. Daar werd hij samen met een groep andere muzikanten en zangers in dienst genomen om de erediensten in de nieuwe San Pedro-Kapittelkerk en in de hertogelijke kapel van Lerma te begeleiden. Dit alles werd gefinancierd door de hertog van Lerma, die onder koning Philips III de werkelijke machthebber in Spanje was, totdat hij in 1618 in ongenade viel. Het is waarschijnlijk dat er in deze periode allerlei stukken werden toegevoegd aan de Codex Lerma, op de blanco pagina’s die resteerden tussen de vier- en vijfstemmige, en de vijf- en zesstemmige composities. Zeven instrumentale nummers, alle anoniem en verder onbekend, werden er op de lege bladen achterin bij geschreven. De Codex Lerma is dus een gebruikershandschrift. Het aantal versierde initialen is beperkt en er staan af en toe wat opmerkingen in de kantlijn. Zo staat op de folio’s 158v en 159r te lezen: Condenados a culpa y a pena por ser enredadores, ‘Veroordeeld tot schuld en pijn omdat we onruststokers zijn’. De muzikanten die de Codex Lerma gebruikten waren blijkbaar geen heilige boontjes. Al met al is het een unieke getuige van welke muziek er werd uitgevoerd in de kapittelkerk van Lerma, waarbij de hertog van Lerma, destijds een van de machtigste mannen ter wereld, vaak toehoorder moet zijn geweest. De Codex Lerma bevat muzieknotaties voor blaaskapel, die in Spanje in die periode al de gezangen begeleidden – iets wat elders nog vrij ongebruikelijk was. Op 19 december wordt er in het kader van de 430ste verjaardag van de Universiteitsbibliotheek Utrecht in de Utrechtse Pieterskerk een concert gegeven waarbij het repertoire in de Codex Lerma – waarschijnlijk voor het eerst sinds eeuwen – weer tot leven wordt gewekt en uitgevoerd. Zij worden instrumentaal uitgevoerd en a cappella of begeleid gezongen. Daarbij zorgt het ensemble La Caravaggia uit Barcelona voor de instrumentale muziek. Het vocale aandeel is in handen de Cappella Sancta Maria uit Amsterdam onder leiding van Enrique López Cortón. Uitgevoerd worden zowel bekende stukken (onder anderen van Orlandus Lassus) als composities die nu (vrijwel) nooit meer worden gespeeld, zelfs als het gaat om prachtige madrigalen of motetten van componisten als de al eerder genoemde Alessandro Striggio, Jacopo Corfini en Philippe Verdelot. Ook twee instrumentale composities van Clemens non Papa en Cristóbal de Morales, die alleen in de Codex Lerma zijn overgeleverd, komen aan bod. Andere vergeten pareltjes, zoals Pon fren al gran dolor en de dansbare Pabana francesa worden eveneens voor het eerst in eeuwen weer ten gehore gebracht. Men kan zich even de hertog van Lerma wanen … Bart Jaski (met dank aan Enrique López-Cortón) Werken uit de Codex Lerma / La Caravaggia, Cappella Sancta Maria Amsterdam 43 olv Enrique López Cortón: vr 19 dec 2014, 20.00 uur / Pieterskerk
TEKST BEELD
ANNEMARIE PETERS VIA GALLICANTUS
MUZIKALE BRIEVEN VAN BYRD EN DE MONTE GABRIEL CROUCH VAN GALLICANTUS
Gabriel Crouch van Gallicantus
MUZIKALE BRIEVEN VAN BYRD EN DE MONTE
44
GABRIEL CROUCH .INTERVIEW
Op een dag kreeg William Byrd post uit Wenen. Een achtstemmig motet van Philippus De Monte, op dat moment zowat de meest gerespecteerde componist van heel Europa, lag op de deurmat. ‘Aan de rivieren van Babel zaten wij treurend bijeen en dachten aan Sion’: donkere, klagende lijnen en een psalmtekst die weinig aan Byrds verbeelding overliet. Als heimelijke katholiek onder het regime van de protestantse Queen Elizabeth voelde hij zich immers een banneling in zijn eigen land én hart. De Monte had hem een muzikale steunbetuiging willen toesturen, begreep hij meteen… De zestiende-eeuwse Engelse componist Byrd kende maar een antwoord op zo’n genereus gebaar: meer muziek. Hij putte daarvoor uit dezelfde psalmtekst: ‘Wie kan zingen voor de Heer op vreemde grond?’ De Britse zanger Gabriel Crouch en zijn ensemble Gallicantus namen de muzikale briefwisseling tussen beide componisten als vertrekpunt voor een indringend eerbetoon. Kenden Byrd en De Monte elkaar persoonlijk? Gabriel Crouch: ‘Waarschijnlijk niet. De Vlaamse componist bezocht in 1554 het Engelse hof. Hij werkte toen nog voor de Spaanse koning Philips II en vergezelde zijn vorst naar Londen voor diens huwelijk met Mary Tudor. We weten dat Byrd, destijds een jonge knaap in het koor van de Chapel Royal, en De Monte zich op een bepaald moment in hetzelfde gebouw hebben bevonden. Sommigen gaan er vanuit dat ze elkaar toen hebben ontmoet. Maar je mag niet vergeten dat Byrd toen nog erg jong was: ongeveer veertien jaar. De kans dat die ontmoeting ook echt betekenisvol was, is dus klein. Wel staat vast dat de muziek van de volwassen Byrd later in het hele vasteland van Europa gekend was. Ook zijn persoonlijke lot als clandestiene katholiek en het feit dat Byrds echtgenote meermaals gearresteerd werd, was algemeen bekend. De Monte stuurde Byrd door middel van zijn motet dus een
gecodeerde blijk van sympathie en solidariteit. Het feit dat De Monte de tekst van psalm 137 uitkoos, ‘Super flumina Babylonis’, zegt eigenlijk genoeg. Een opmerkelijk mooi gebaar. En het antwoord van Byrd is ook bijzonder: in zijn muzikale reactie nam hij, als blijk van erkenning, de achtstemmige bezetting over, die in Europa veel couranter was dan in Engeland.’ MUSICA SECRETA Paste Byrd, om De Monte een plezier te doen, zijn stijl nog op andere manieren aan? ‘Nee, voor de rest componeerde hij helemaal in zijn eigen stijl. Je hoort typisch Engelse cadensen en harmonieën. Het is wel belangrijk om te beseffen dat De Monte in Europa de absolute koning van het madrigaal was. Hij schreef meer madrigalen dan wie ook. En Byrd was in Engeland degene die het meest van iedereen de technieken van het Italiaanse madrigaal toepaste in zijn eigen stijl, vooral in zijn Latijnse motetten. Denk bijvoorbeeld aan de vele woordschilderingen, de watervallen van elkaar imiterende stemmen, de lange melismen...’ De Monte mocht zijn godsdienst vrij beleven, Byrd niet. Hoor je dat verschil in hun muziek? ‘Er zijn natuurlijk heel wat stilistische verschillen tussen hen beiden. Maar het belangrijkste onderscheid tussen De Monte en Byrd is dat De Monte zijn motetten schreef voor de officiële liturgie en Byrd niet. De Monte was spiritueel gezien dan misschien wel vrij, maar als componist was hij bij het schrijven van religieuze muziek eigenlijk helemaal niet vrij. Zijn muziek moest immers voldoen aan de eisen van een door de staat gesponsorde religie. Als je dan beseft dat Byrds motetten weerklonken in de private sfeer, misschien tijdens een clandestiene liturgie ergens rond de keukentafel met slechts een handvol luisteraars, dan snap je dat hij als componist veel meer vrijheid had. Die motetten waren zijn persoonlijke gift aan God, je hoort er zijn eigen verhaal, zijn eigen ziel in weerklinken. Kijk gewoon al naar zijn tekstkeuzes. Vooral in de collectie die hij in 1589 publiceerde, duiken steeds 45
INTERVIEW. GABRIEL CROUCH
opnieuw bijbel- of psalmteksten op over ballingschap, eenzaamheid en de vernietiging van Jeruzalem – duidelijke verwijzingen naar de precaire situatie van de katholieke kerk in het protestantse Engeland. Hij knipte en plakte stukken tekst bij elkaar en creëerde er zijn eigen narratief mee. En dat verhaal kan je als volgt samenvatten: ‘duizenden van mijn geloofsgenoten worden gearresteerd, gefolterd en geëxecuteerd, hun lichamen hangen te kijk voor iedereen, hun ingewanden liggen open en bloot op straat.’ Je kan Byrds motetten beschouwen als een vorm van ‘musica secreta’. Net als de muziek van Gesualdo: die ook bijna als ‘innerlijke’ muziek was bedoeld, alleen voor de oren van de componist. Dezelfde intensiteit en vrijheid vind je, naar mijn gevoel, ook terug in Beethovens late strijkkwartetten. Vergelijk dat met de Monte en je voelt onmiddellijk dat zijn muziek veel praktischer van aard was. De liturgie had week na week nieuwe muziek nodig, De Montes persoonlijke verhaal was daarbij irrelevant.’ POLITIEKE MANOEUVRES Waar werden Byrds motetten uitgevoerd? In de protestantse liturgie stond de volkstaal voorop. Latijnse motetten hoorden dus niet thuis in de gewone parochiekerken. Aan het hof stond men wél af en toe Latijnse zettingen toe – dat vergeet men soms. In principe zouden Byrds motetten dus daar geklonken kunnen hebben, zeker gezien het feit dat hij zijn leven lang lid was van de Chapel Royal. De bedrukte stemming van de motetten die Byrd in 1589 publiceerde was echter minder geschikt voor de hofkapel - men verkoos doorgaans een meer feestelijk register. Byrds motetten circuleerden uiteindelijk vooral in de huiselijke kring. Maar zijn muziek verscheen ook in druk: een hele generatie van jongere componisten leerde de stiel door die motetten te bestuderen. De achterliggende boodschap van de motetten was geheim, die lag als het ware verzonken in de muziek, de partituren waren echter beschikbaar voor eender wie.’ Hoe komt het dat Byrd zijn clandestiene geloof kon 46
combineren met een bloeiende carrière aan het hof als Gentleman of the Chapel Royal? ‘Iedereen die destijds voor de Chapel Royal werkte ging heel discreet om met geloofskwesties. Byrd stond ook niet alleen: van Robert Parsons en Thomas Tallis, bijvoorbeeld, werd eveneens beweerd dat ze katholieke sympathieën hadden. Als je de carrière van Tallis bekijkt, zie je letterlijk hoe hij en de andere componisten van zijn tijd zich keer op keer moesten aanpassen aan het veranderende bewind. Tallis groeide op als katholiek, werd protestant tijdens het puriteinse regime van Edward VI, moest onder Mary I opnieuw katholieke muziek schrijven en switchte onder Elizabeth I opnieuw naar protestantse muziek. Je kunt het vergelijken met hoe nu een zanger werkt. De ene dag zing je in Westminster Abbey, de andere dag wandel je de straat uit en zing je in Westminster Cathedral, de belangrijkste katholieke instelling van Engeland. Als gelovige muzikant kan je dus soms je geloof helemaal uitzingen, maar een andere keer moet je je geloofsovertuiging heel even opschorten. Dat is op zich geen probleem. Ook al bloedde soms zijn hart: Byrd was in de eerste plaats een ‘professional’ en politieke manoeuvres ter wille van zijn carrière maakten nu eenmaal deel uit van zijn leven. Hij schreef stapels muziek voor de protestantse eredienst en ook heel wat muzikale eerbetuigingen aan het adres van de Queen. Echt, hij was het uithangbord van de Elizabethaanse muziek! Byrd liep echt niet luidkeels op straat te toeteren dat de Queen een ketter was. Maar zijn katholieke vrienden deden dat wel en dat leverde hen heel wat problemen op.’ DE MUREN EEN STAPJE ACHTERUIT Hoe wil je Byrds motetten brengen: sober of juist heel emotioneel? ‘Moeilijke vraag. De muziek barst van de tekstschilderingen en heeft een heel diepe, emotionele boodschap. Maar het heeft geen zin om haar te overladen met emotie, want dan verlies je net datgene wat de muziek zo emotioneel maakt: haar lange lijnen en
GABRIEL CROUCH .INTERVIEW
haar krachtige sonoriteit: het is geen barokmuziek. Bij bijvoorbeeld Monteverdi kan je als muzikant een heel emotioneel verhaal boetseren uit één woord, één frase, één akkoord. De emoties in Byrds muziek zijn minstens even hevig, maar ze ontvouwen zich eerder op ‘de lange termijn’. Je moet je als muzikant discreter opstellen. Maar als je dan weer te afstandelijk staat te zingen, teveel ‘op z’n Engels’, dan verlies je evengoed de essentiële waarde van de muziek. De innerlijke boodschap van een bepaald stuk muziek tot klinken brengen, behoort tot het moeilijkste wat er is. Hoe harder je probeert, hoe minder het lukt – zo lijkt het soms. Als je met een ensemble zingt is het soms moeilijk om aan elkaar onder woorden te brengen wat je wilt uitdrukken. Maar met het nodige vertrouwen in elkaar kom je er wel.’ Hoe komt het dat de muziek van De Monte vandaag zo zelden op het programma staat? ‘Hij is inderdaad zowat het schoolvoorbeeld van een componist die tijdens zijn leven een enorme status genoot maar nu in de schaduw staat. Er zijn enorme hoeveelheden van zijn muziek bewaard gebleven en dat is op zich een groot voorrecht. Maar tegelijk is het ook een nadeel, want veel van De Montes muziek was louter functioneel en moest in korte tijd geschreven worden. Niet al zijn werken zijn daardoor even interessant. Altijd mooi, altijd een streling voor het oor, maar soms moet je even zoeken naar iets waar je mond echt van open valt. Bij bijvoorbeeld Lassus liggen de zaken anders: hij durfde meer, schreef minder conventioneel en dreef zijn experimenten verder door. Zijn muziek springt meer vanzelf in het oor. Maar De Montes motet dat hij naar Byrd stuurde is wel een echte parel. Ook het O suavitas et dulcedo springt er uit; het drijft op een grote, ruimtelijke sonoriteit en is heerlijk om te zingen. Alsof de muren om je heen een stapje achteruit zetten. Het feit dat De Monte naast een excellent componist ook een excellent muzikaal leider was trekt me ook erg aan. Op het moment dat Lassus in Wenen aankwam noteerde hij dat De Monte wat hem betrof
de beste koorleider was die hij ooit had ontmoet. Dat boeit me, want dat is natuurlijk precies de job die ik vandaag zelf uitoefen in Princeton (Princeton University in de VS, waar Crouch een omvangrijk koorprogramma uitbouwt en leidt, red.) Je leidt ook Gallicantus. Jullie maken allemaal deel uit van de meest gerenommeerde Britse ensembles. Vanwaar de behoefte om daarnaast ook nog een eigen ensemble op te starten? ‘We wilden heel graag een groep met enkel mannenstemmen. Niet dat we iets tegen vrouwenstemmen hebben, zeker niet. Maar een ensemble met enkel mannenstemmen heeft een heel eigen, bijzondere kleur, waar we allemaal erg van houden. Dat wilden we verder kunnen ontwikkelen – naast ons werk in andere ensembles. Bovendien zijn er niet veel ensembles met enkel mannenstemmen. The Hilliard Ensemble stopt er dit jaar mee en The King’s Singers brengen toch een heel ander repertoire. Dat was dus ook een argument. Maar belangrijker nog is de samenhorigheid tussen de leden van Gallicantus. We zijn eigenlijk allemaal samen als zangers opgegroeid en we zingen dolgraag samen. Eerst bouwde ieder aan zijn eigen carrière en deed ervaringen op bij allerlei dirigenten. Toen kwamen we op een punt waarop we besloten om gewoon te gaan doen wat we altijd al hadden willen doen. En dat werd dan Gallicantus.’ ıı
festival oudemuziek utrecht DE GEHEIME LINK TUSSEN DE MONTE EN BYRD Gallicantus wo 3 sept. 2014, 17.00 uur / Pieterskerk
47
TEKST BEELD
MARCEL BIJLO VIA THE RARE FRUITS COUNCIL
DÉ HISTORISCHE WAARHEID OVER BAROKMUZIEK BESTAAT NIET MANFREDO KRAEMER VAN THE RARE FRUITS COUNCIL
Manfredo Kraemer van The Rare Fruits Council
DÉ HISTORISCHE WAARHEID BESTAAT NIET
48
MANFREDO KRAEMER .INTERVIEW
Manfredo Kraemer (1960) is een van de meest actieve barokviolisten van zijn generatie. Geboren in Argentinië en opgeleid in Europa voelt hij zich overal thuis. Met zijn eigen ensemble The Rare Fruits Council, opgericht in 1996, voert hij in het komende Festival Oude Muziek Heinrich Ignaz Franz Bibers complete cyclus Sonatae tam Aris quam Aulis servientes uit. VOOR KERK EN TAFEL Biber is vooral de geschiedenis in gegaan als de grote vernieuwer van de vioolmuziek. Hij experimenteerde met allerlei stemmingen en technieken en in zijn diverse collecties vioolsonates verlegt hij vele grenzen. De scordatura, het verstemmen van de vioolsnaren om bepaalde combinaties van tonen en klankkleuren te kunnen spelen die in de normale stemming niet werken, is zijn meest bekende en meest extreme ‘uitvinding’, die violisten van vandaag de dag nog altijd tot wanhoop kan drijven. In zijn kerkmuziek deed hij het wat rustiger aan maar ook hier bleef hij lang niet altijd binnen de lijntjes. En dan is er nog een derde pijler onder zijn oeuvre: zijn ensemblemuziek. Die was voor het grootste deel bedoeld ter vermaak van het hof en de burgerij, maar werd soms ook in de kerk gebruikt. Bijzonder in dit verband is een cyclus van twaalf sonates, in Salzburg gepubliceerd in 1676. Het opschrift van deze collectie luidt: Sonatae tam Aris quam Aulis servientes, ofwel sonates die evengoed de kerk, als de tafel dienen. De twaalf sonates zullen door The Rare Fruits Council tijdens hun concert allemaal achter elkaar worden gespeeld, zonder tussenkomst van andere muziek. Manfredo Kraemer kiest hier bewust voor: ‘Meestal is het niet zo aan te raden tijdens een concert een hele collectie sonates van begin tot eind uit te voeren, maar met deze collectie kan dat wel. De sonates duren zeven à acht minuten en hebben elk vijf tot acht delen die meestal naadloos in elkaar overlopen. Biber modelleerde de sonates naar die van Johann Heinrich Schmelzers verzameling Sacro-profanus 49
INTERVIEW.MANFREDO KRAEMER
uit 1662, maar ook Johann Rosenmüller schreef zijn sonates op die manier. Doordat er acht contrasterende delen zijn binnen een tijdsbestek van zeven minuten, is afwisseling gegarandeerd, het publiek krijgt echt geen tijd om weg te soezen! Ook de bezetting van de sonates is gevarieerd: als iedereen meedoet zijn er twee trompetten en een zesstemmig strijkersensemble met twee violen, drie altviolen en bas. Maar Biber vormt ook kleinere combinaties, waarbij vooral het gebruik van twee of drie altviolen opvalt. Die nadruk op de middenstemmen is heel kenmerkend voor de Duitse en Oostenrijkse strijkersbezettingen. Het ensemble krijgt daardoor een rijke, volle klank. Daarbij liggen de strijkerspartijen wat hoger dan in Bibers tijd gebruikelijk was, waardoor de ensembleklank ook briljant en stralend wordt. In een aantal sonates zijn er wat meer fugatische passages en wat strenger contrapunt. In de andere komen meer op dansvormen gebaseerde delen voor en is het aantal secties per sonate is groter. Het is hetzelfde onderscheid dat Corelli maakt tussen sonate da chiesa en sonate da camera, maar dan wat minder strikt. Ach, eigenlijk is dat verschil niet zo belangrijk. Ik weet niet hoe streng die scheiding in Bibers tijd was, maar in de kerk zal ook heus wel eens een dansje geklonken hebben. Aan het begin en het eind van de hele cyclus – dus ook van ons concert – staan twee sonates waarin Biber de volle ensemblebezetting gebruikt. Dat maakt dat de serie een mooi afgerond geheel vormt, dat precies in een concert past.’ ZELDZAME VRUCHTEN Manfredo Kraemer was in eerste instantie autodidact op de barokviool. Dat kon ook niet anders, want in zijn vaderland Argentinië was er eind jaren zeventig geen enkele mogelijkheid om oude muziek te studeren. Hij toog naar Duitsland waar hij al snel onder de hoede kwam van Franzjosef Maier. Hij was de concertmeester van Collegium Aureum, een van de allereerste barokorkesten. Maier was zelf natuurlijk ook niet opgeleid als barokviolist, dat specialisme moest nog worden uitgevonden, en het spel van Collegium Aureum klinkt – in de oren van nu - niet bepaald als dat van een barokorkest. Maar de tijden veranderden snel, want een van Maiers leerlingen was Reinhard Goebel, leider van het in 1973 opgerichte en spraakmakende barokensemble Musica Antiqua Köln. De klank van dit ensemble 50
had al vanaf de oprichting helemaal niets meer te maken met die van Collegium Aureum. Goebel zette met zijn musici de barokwereld op zijn kop. Van1986 tot begin jaren negentig was Manfredo Kraemer lid van deze groep. Vervolgens richtte hij samen met de in Nederland wonende Amerikaanse fluitist Jed Wentz Musica ad Rhenum op, waarmee vooral veel muziek van Nederlandse componisten werd uitgevoerd. In die tijd was Kraemer veelvuldig in Nederland. Ondertussen wisten ook Frans Brüggen, Marc Minkovski, William Christie, René Jacobs en Jordi Savall Manfredo Kraemer te vinden en was zijn agenda dus altijd rijkelijk gevuld. Er was in de jaren negentig geen barokensemble of –orkest waarin Kraemer niet voor kortere of langere tijd heeft meegespeeld. Bovendien richtte hij samen met een aantal musici Concerto Köln op, een barokorkest zonder vaste dirigent dat meteen flink aan de weg timmerde. Als je in zó veel verschillende ensembles speelt, groeit dan ook niet de behoefte aan iets voor jezelf? Manfredo Kraemer: ‘Als je zo druk bezig bent als ik toen was – ik pendelde voortdurend heen en weer tussen Parijs, Keulen, Madrid en Utrecht – dan denk je daar eigenlijk niet over na. Het was fantastisch om na mijn intensieve samenwerking met Reinhard Goebel met nog zo veel andere mensen te werken. Maar na een aantal jaren overal spelen wilde ik inderdaad graag een eigen groep. Dat werd The Rare Fruits Council (de raad van zeldzame vruchten, red.). De naam verwijst naar de vaak bloemrijke titels van muziekdrukken uit de barok waarin regelmatig vruchten en bloemen figureren. Zo’n ensemblenaam valt ook op, en dat is mooi meegenomen. Van begin af aan hadden we een voorkeur voor het zeventiende-eeuwse ensemblerepertoire uit Duitsland, Oostenrijk en Bohemen, dat ongelofelijk rijk is. Er bestond een rijke cultuur van ensemblemuziek, veel meer dan in Italië waar alles in feite toch meer solistisch en op de viool gericht was. Ik denk dat die ensemblemuziek, bijvoorbeeld uit Wenen, zo goed was omdat daar zo veel uitzonderlijk goede strijkers waren. En dat had dan weer te maken met de volksmuziektradities van Bohemen en Moravië: de beste Weense hofmusici kwamen dáár vandaan. Biber is een Bohemer en in zijn muziek, ook in de sonates die wij spelen, hoor je regelmatig invloeden uit die volkscultuur. Het sluit ook mooi aan bij het andere aandachtsge-
MANFREDO KRAEMER .INTERVIEW
bied van The Rare Fruits Council: de barokmuziek uit Latijns-Amerika. Ook daar zie je allerlei invloeden uit populaire muziek, zowel de Spaanse als de lokale. Op dat terrein valt overigens nog heel veel te ontdekken; er zijn gigantische archieven die nog niet zijn ontsloten en waar ongetwijfeld nog veel schitterende muziek ligt te sluimeren. Om die muziek echt boven water te krijgen moet er veel onderzoek gedaan worden, niet alleen in de grote stedelijke kathedralen, maar juist ook in piepkleine dorpskerkjes. Je gelooft gewoon niet wat je daar allemaal kunt vinden; alles wat daar door de eeuwen heen door de Spaanse Jezuïeten is gebracht ligt er nog. Die Spaanse barokstijl werd door de Latijns-Amerikanen overgenomen, zelfs nog tot ver in de negentiende eeuw.’ ‘Ik heb van al dat spelen in al die verschillende ensembles natuurlijk heel veel geleerd. Toen ik bij Musica Antiqua Köln zat liet Reinhard Goebel me vaak langdurig studeren om dieper in de muziek door te dringen. Dat vond ik toen niet altijd even leuk, maar die opgedane ervaring neem je mee als je met een eigen groep verder gaat. Van mensen als Jordi Savall heb ik ook veel opgestoken. Bij zijn orkest Le Concert des Nations heb ik bijvoorbeeld dirigeerervaring kunnen opdoen. Als iets me door de jaren heen duidelijk is geworden is het dit: dé historische waarheid over barokmuziek bestaat niet. Muziek moet op het gemoed van de luisteraar inwerken. Alle geleerdheid over de muziek is daaraan ondergeschikt.’ CANTATES IN CÓRDOBA Manfredo Kraemer vestigde zich uiteindelijk weer in Argentinië, een land waar de herontdekking van de oude muziek nog pril is. Toch durfde hij het aan om in zijn woonplaats Córdoba een eigen oudemuziekfestivalletje op te zetten: ‘Oude muziek is in Argentinië inderdaad een relatief nieuw verschijnsel. Maar, dat heeft ook zijn voordelen. Je moet veel meer je best doen om het publiek te interesseren. In Europa lig je meteen in een warm bedje als je met oude muziek aan de gang gaat, alles is er. In Argentinië zijn er geen oudemuziekseries, speciale platenlabels, massa’s ensembles, talloze opleidingen en kennis over instrumentbouw. Als ik in mijn festival cantates van Bach wil programmeren moet ik om uitvoeringen te realiseren eerst een ensemble oprichten en zangers bij elkaar zoeken. Het publiek is überhaupt weinig vertrouwd met barokmuziek
en ook het repertoire uit Latijns-Amerika was hier nauwelijks uitgevoerd. Maar de interesse is er wel. Dat merk ik ieder jaar eind oktober als ik mijn festival organiseer. Het was voor mij natuurlijk heel spannend om in Argentinië alles weer opnieuw uit te vinden. Maar het lukt, en het geeft een ongelofelijke voldoening als je je realiseert dat jij de eerste bent die de inwoners van Córdoba cantates van Bach laat horen. Zoiets kun je je als Europeaan haast niet voorstellen! Ook wat opleidingen betreft gaat het de laatste jaren in Argentinië beter. Het conservatorium in Buenos Aires heeft nu een afdeling oude muziek. En er zijn ook best veel Argentijnen die in Europa hebben gestudeerd en die, net als ik, zijn teruggegaan. Op die manier komt er vanzelf meer aandacht voor oude muziek in Argentinië.’ ıı
festival oudemuziek utrecht BIBER: SONATAE, TAM ARIS QUAM AULIS SERVIENTES The Rare Fruits Council / Manfredo Kraemer wo 3 sept 2014, 17.00 uur / Geertekerk
Ook voor lessen en ensembles oude muziek fo
in Meer
.nl
UCK Cursussen, workshops en opleidingen
51
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW
Alex Potter over de trombones van de keizer
‘BAROQUE BLING’
foto: www.alexpotter.info
In de tocht door de Habsburgse muziek, die het Festival Oude Muziek dit jaar maakt, leggen Alex Potter en kompanen een van de meest opmerkelijke eigenschappen van het keizerlijke repertoire bloot: de grote voorliefde van de Habsburgers voor de trombone. Onder de vlag Fede e amor lijkt hun concert een amoureuze lading te dekken, maar dat ligt toch enigszins anders – aldus countertenor Alex Potter. AP: ‘Fede e amor verwijst in de eerste plaats naar geestelijke liefde, religieuze trouw. De meeste werken op dit programma zijn geestelijke composities in het Italiaans of het Latijn, nu eens met liturgische inslag, dan weer geselecteerd uit oratoria. Naast de eerder voor de hand liggende band met de componisten wier werk we uitvoeren – Fux, Caldara, Conti – maakt precies dat aspect dit programma zo geschikt voor het festival: aan het Habsburgse hof bestond immers een sterke oratoriumtraditie. Stel je daarbij geen sobere, zedige bedoening voor: de inhoud van deze werken mag dan geestelijk zijn, hun stijl en muziekdramatische gehalte hebben een sterk operatesk karakter. Ook het gebruik van Italiaanse teksten en de afwisseling (secco-)recitatief / (da capo)-aria, brengen deze composities dicht bij de opera seria. Het was overigens de operacast van het hof die voor de oratoriumuitvoeringen werd ingeschakeld! Een uitstekende manier om vroomheid en aansprekend muziekdrama met elkaar in evenwicht te brengen.’ Het keizerlijke hof was dol op muziek ‘van over de Alpen’ en stond bekend om zijn italofilie. Wat maakt dit repertoire dan zo Habsburgs? AP: ‘De bezetting, zonder enige twijfel – die is typisch Weens en zou je nergens anders hebben kunnen vinden. Blijkbaar wist men aan het hof ongewone instrumenten wel te waarderen – zo hebben enkele werken op ons programma een obligate fagotpartij! Maar het meest onderscheidende aspect is toch het gebruik van de trombone: die was in veel landen zowat uitgestorven, maar aan het Habsburgse hof bijzonder geliefd. Wellicht houdt dit verband met de familie Christian: een geslacht van schitterende trombonespelers, dat er als het ware een klanktraditie heeft gevestigd. De solo-trombonepartijen in dit repertoire onthullen dat deze musici van een uitzonderlijk kaliber moeten zijn geweest: de hoogcontrapuntische Fux-sonate die we zullen uitvoeren, is uitermate virtuoos.’
52
festival oudemuziek utrecht
KLEIN INTERVIEW GEINTERVIEWDE
Was het ook een middel om de ‘exclusiviteit’ van het keizerlijke repertoire aan te tonen? AP: ‘Ik zie het vooral als ‘baroque bling’: het gebruik van minder courante instrumenten draagt – net als de aanwezigheid van een gigantische muzikale hofhouding – bij tot de ‘grandeur’ die paste bij de idee van de keizer als goddelijke monarch op aarde. Was het extra uitputtend om met die ongewone combinatie met trombone te zingen? AP: Integendeel: het is zalig om met baroktrombones te zingen! Hun zachte, ronde klank werkt bijzonder goed met de menselijke stem. Natuurlijk helpt het dat Simen Van Mechelen en Catherine Motuz – de twee trombonisten waarmee ik op het podium sta – allebei een achtergrond hebben in de vocale muziek: ze zijn beiden actief of actief geweest als zangers, en dat kun je horen aan de manier waarop ze spelen. Voor mij is het fantastisch om te kunnen werken vanuit die gedeelde, vocaal geïnspireerde verstandhouding.’ Je basso-continuogroep bestaat, naast twee trombonisten, uit een fagottist en twee violisten. Heeft elk van hen z’n favoriete Weense composities bijgedragen tot Fede e amor? AP: ‘Het verhaal van dit programma begon eigenlijk in Muri – een barok klooster in Zwitserland. Ik zong er ooit in oratorium van de Weense hofcomponist Marc’ Antonio Ziani, dat onder meer een aria met trombone bevatte. Ik werkte er ook met kloosterorganist Johannes Strobl, die me nog meer Weens repertoire leerde kennen. Enkele jaren later leidde een ontmoeting met Catherine Motuz – die veel onderzoek naar dit repertoire heeft verricht – tot de idee om echt iets met die muziek te gaan doen. Dit repertoire is vrij onbekend, maar van hoog niveau, zowel bij componisten als Fux en Caldara, als bij minder ronkende namen als Conti en Tůma. Met composities die in sommige gevallen al in druk waren verschenen, maar in andere door Catherine in archieven werden opgespoord en getranscribeerd, zijn we aan de slag gegaan. Een van de werken met een prominente rol voor de trombone was dan weer een favoriet van Simen, terwijl fagottist Carles Cristóbal de sleutel tot de titel van het programma aanreikte via een aria met fagotpartij die hij ooit uit de Österreichische Nationalbibliothek had opgediept. Op die manier hebben we een programma kunnen kneden voor een vrij beperkte bezetting dat dankzij een uitgebreid palet van timbrecombinaties – trombone met stem, continuo met trombone, stem met blazers, stem met fagot en strijkers, etc. – toch heerlijk kleurrijk is!’ Sofie Taes
Fede e amore: Fux, Caldara, Conti La Fontaine / Alex Potter, zo 31 aug 15.00 uur / TivoliVredenburg, Hertz
53
Furor Musicus
Le Miroir de Musique
Bach en Nozeman Vioolsonates van Bach en Nozeman
De geboorte van de viool De eerste violen en hun repertoire: Obrecht, Josquin, Brumel, Willaert e.a.
Opwindende muziek uit de vroege achttiende eeuw: ensemble Furor Musicus brengt de virtuoze vioolsonates van de tijdgenoten Jacob Nozeman en Johann Sebastian Bach bij elkaar. do 16 okt, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 17 okt, 20.15 / Ammerzoden, Kasteel Ammersoyen za 18 okt, 20.30 / Maastricht, St.-Janskerk zo 19 okt, 16.00 / Haarlem, Doopsgezinde kerk za 31 januari, 14.00 / Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz (BachDag) zo 1 februari, 14.00 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ, grote zaal (BachDag)
La Sfera Armoniosa Nederlandse hartstocht Liederen van Constantijn Huygens Bariton Henk Neven (Nederlandse Muziekprijs 2011) en sopraan Brigitte van Hagen wekken dit unieke Nederlandse repertoire samen met Mike Fentross en Paulina van Laarhoven tot leven. wo 5 nov, 20.15 / Delft, Remonstrantse Kerk do 6 nov, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 7 nov, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 8 nov, 20.15 / Leeuwarden, Waalse Kerk zo 16 nov, 14.30 / ’s-Hertogenbosch, De Toonzaal
54
De viola d’arco, de voorloper van de moderne viool, speelde een belangrijke rol in het muziekleven van de zestiende eeuw. Le Miroir de Musique werpt licht op de brede variëteit aan muziek voor de vroege viool. wo 26 nov, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz (college om 19.15) do 27 nov, 20.00 / Amsterdam, Waalse Kerk vr 28 nov, 20.15 / Deventer, Penninckshuis za 29 nov, 20.30 / Maastricht, St.-Janskerk zo 30 nov, 15.30 / Vlissingen, Grote of Sint-Jacobskerk di 2 dec, 20.30 / Zwolle, Lutherse Kerk do 4 dec, 20.15 / Westzaan, Zuidervermaning vr 5 dec, 21.00 / Antwerpen, AMUZ
seizoen oudemuziek okt - dec 2014 Ton Koopman & Tini Mathot
Ensemble Epsilon
Die Kunst der Fuge Bachs meesterwerk op twee klavecimbels
Hodie natus est Kerst met Palestrina, Morales en tijdgenoten
Bachspecialisten Ton Koopman en Tini Mathot bewijzen dat Die Kunst der Fuge een even tijdloos als meeslepend meesterwerk is.
Het Franse topkoor Ensemble Epsilon zingt dubbelkorige renaissancemotetten voor de Advent- en Kerstperiode van Palestrina, Morales, Gallus en Phinot.
di 9 dec, 20.00 / Zeist, Kerk van de Evangelische Broedergemeente wo 10 dec, 20.15 / Eindhoven, Studentenkapel do 11 dec, 20.15 / Leeuwarden, Waalse Kerk vr 12 dec, 20.15 / Deventer, Synagoge za 13 dec, 20.00 / Limbricht, St.-Salviuskerkje
wo 17 dec, 20.00 / Amsterdam, Waalse Kerk do 18 dec, 20.15 / Utrecht, TivoliVredenburg, Hertz (inleiding 19.15) vr 19 dec, 20.00 / Vries, Dorpskerk za 20 dec, 15.00 / Bloemendaal, Opstandingskerk Overveen zo 21 dec, 14.30 / Rotterdam, Laurenskerk
Frank Groothof Ridder Florian Kindervoorstelling 4+ Frank Groothof brengt met knipselkunstenares José Vingerling de avonturen van Ridder Florian tot leven. Het verhaal wordt begeleid door Italiaanse muziek op gamba, theorbe en barokgitaar. zo 16 nov, 10.30 / Muiden, Muiderslot za 22 nov, 16.30 / ’s-Heerenberg, Huis Bergh za 13 dec, 14.30 / Ammerzoden zo 14 dec, 14.30 / Amerongen Dit concert duurt ongeveer 45 minuten en heeft geen pauze.
Locaties en prijzen € 23 / Vriend € 19 / CJP/studentenkaart € 10 m.u.v.: Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ € 7 - € 35 Eindhoven € 10 - € 35 Maastricht € 22,50 / € 19 / € 10 Maastricht Concerto Copenhagen € 35 / € 32 / € 10 Rotterdam € 32 / R’dampas/65+ € 30 / Vriend € 22 / CJP € 9 Utrecht TivoliVredenburg € 35 / € 29 Utrecht BachDag € 7 - € 36 Vlissingen € 15 / € 12 Zwolle € 25 / € 21 / € 12,50 Kaartverkoop voor concerten in België alleen via de betreffende concertzalen. Bestel online via www.oudemuziek.nl of telefonisch via 030 232 9010 (vanaf ma 30 sep ma-vr 10.00-16.00) of schriftelijk met de bon in dit tijdschrift. Vraag voor uitgebreide informatie de brochure aan of kijk op www. oudemuziek.nl.
55
HET INTERNATIONALE VAN WASSENAER CONCOURS
INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS
Pallade Musica
Nieuw in het Festival Oude Muziek dit jaar is het Internationale Van Wassenaer Concours (IVWC). Het concours bestaat al sinds 1986 en is de eerste internationale muziekcompetitie voor oudemuziekensembles. Het Van Wassenaer Concours is reeds een begrip in de oudemuziekwereld: bekende Nederlandse ensembles als Brisk, The Locke Consort en La Primavera begonnen daar hun carrière. De Organisatie Oude Muziek is trots dat het Festival Oude Muziek met ingang van 2014 gastheer is voor deze gerenommeerde wedstrijd. Festivalgangers kunnen kennismaken met jong aanstormend talent dat zich met liefde en gedrevenheid stort op de oude muziek: een kijkje in de toekomst van de oude muziek. Het IVWC is in feite een festival binnen het Festival Oude Muziek. Niet 56
alleen zijn de ensembles die in de halve en hele finale spelen te beluisteren, de deelnemers die de finale niet halen krijgen masterclasses aangeboden, die ook door het publiek kunnen worden bijgewoond. Dit jaar strijden elf ensembles om de diverse prijzen. We stellen ze kort aan u voor: LES ELEMENS
Anne Simone Aeberhard, blokfluit / Mojca Gal, viola da gamba / Bruno Hurtado Gosalvez, cello / JeanChristophe Dijoux, klavecimbel De La Guerre, Telemann L’ENSEMBLE TARENTULE
Capucine Meens, Macha Lemaitre, sopraan / Cecil Gallois, alt / Xavier de Lignerolles, tenor / David Witczak, bas Monteverdi, Lassus
INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS
NEVER MIND
NEL DOLCE
Anna Besson, traverso / Louis Creach, viool / Robin Pharo, viola da gamba / Jean Rondeau, klavecimbel Telemann, Guillemain
Stephanie Buyken, blokfluit / Olga Piskorz, viool / Harm Meiners, cello / Luca Quintavalle, klavecimbel Cima, Händel
PALLADE MUSICA
ENSEMBLE WEIMAR
Tanya Laperrière, viool / Elinor Frey, cello / Esteban La Rotta, theorbe / Mylène Bélanger, klavecimbel Castello, Biber
Gregorio Carraro, fluit / Elisabeth Lochmann, viool / Gertrud Ohse, viola da gamba / Daniele Rocchi, klavecimbel, orgel Castello, Schmelzer
Maximaal zes ensembles gaan door naar de finale op zaterdag 6 september. Onder de finalisten worden geldprijzen verdeeld en het publiek mag stemmen voor de publieksprijs. Deelnemers die de finale niet halen krijgen masterclasses aangeboden op vrijdag 5 september, die ook voor het publiek worden opengesteld.
ELIOT QUARTET
Rebecca Huber, Rachel Stroud, viool / Sara De Corso, altviool / Rebecca Rosen, cello Haydn SELDOM SENE
Maria Martinez Ayerza, Eva Gemeinhardt, Stephane Brandt, Ruth Dyson, Hester Groenleer, blokfluit Guerrero, Byrd, Bodin de Boismortier CICERONE ENSEMBLE
Thomas Wormitt, traverso / Adrian Cygan, cello / Andreas Gilger, klavecimbel Philidor, Bodin de Boismortier CAMERATA BACHIENSIS
Julia Kirchner, sopraan / Roberto DeFranceschi, hobo, fluit / Anne Kaun, Friederike Lehnert, viool / Philipp Weihrauch, Isolde Winter, cello / Julia Chmielewska, orgel en klavecimbel Graupner, Telemann
RADIO ANTIQUA
Isabel Favilla, fagot, blokfluit / Lucia Giraudo, viool / Eva Lymenstull, cello / Giulio Quirici, theorbe / Mariano Boglioli, klavecimbel Telemann, Schaffrath De kandidaten worden beoordeeld door een internationale vakjury, waarin verschillende prominente musici zitting hebben die ook op het Festival Oude Muziek te horen zullen zijn. De voltallige jury bestaat uit sopraan Céline Scheen, violist en artist in residence van het Festival Oude Muziek Gunar Letzbor, fortepianiste Petra Somlai, gambist en leider van Armonico Tributo Lorenz Duftschmid, zanger en leider van Vox Luminis Lionel Meunier en Benjamin Sosland, docent en administratief directeur van The Juilliard School. Krijn Koetsveld is juryvoorzitter.
HALVE FINALE
do 4 sep, 10.00-17.00 / TivoliVredenburg, Hertz (gratis) MASTERCLASSES
vr 5 sep, 10.00-11.30 uur & 12.30-14.00 uur & 15.00-16.30 uur Utrechts Centrum voor de Kunsten (gratis) FINALE
za 6 sep, 11.00-16.30 / TivoliVredenburg, Hertz Presentatie: Aukelien van Hoytema TOEGANG
normaal € 22 vriend € 19 student/CJP € 10
Seldom Sene
kaartverkoop en meer informatie: www.oudemuziek.nl/ concours 57
FRINGE 2014 * Voor dit concert kunnen (gratis) kaarten worden afgehaald bij de kassa van Festival Oude Muziek in TivoliVredenburg (vanaf 10.00 uur).
ZA 30 AUG 11.00 / *Bartholomeus Gasthuis
15.30 / TivoliVredenburg. Hertz ENSAMBLE DEL NUEVO MUNDO
Edelweiss Tinoco, viool / Dimitri Kindynis, viola da gamba en cello / Yehosuá Escobedo, percussie / Stanislas Germain, gitaar / Emiliano Riveroll blokfluit en cornetto Van Europese barok naar Amerikaanse traditie
LA FAVILLA
Isabel Favilla, blokfluit / Filipa Meneses, viool / Joao Rival, klavecimbel Charles Dieupart: suites & sonates
15.30 / *Fundatie van Renswoude
11.00 / *Fundatie van Renswoude
15.30 / *Zuylenspiegel
LES TROIS NYMPHES
TEUN & TEUN
Mélusine De Pas, Olivia Gutherz, Juliette Guignard, viola da gamba Les Nations: Lupo, Abel, Cage e.a.
Teun Braken, klavecimbel / Teun Wisse, blokfluit Bach vs. Händel
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
ZO 31 AUG
FABULOUS FRINGE LA DANSEREY
11.00 / RASA
Fernando Pérez Valera, Juan Alberto Pérez Valera, Luis Alfonso Pérez Valera, Eduardo Pérez Valera Manuel Quesada Benítez, middeleeuwse blaasinstrumenten Zestiende-eeuwse blaasmuziek uit Spanje 14.00 / *Winkel van Sinkel
TOMOE BADIAROVA, VIOOL
Biber en Bach
LES VENTS ATLANTIQUES
Rebecca Huber, viool / Annemarie Kosten Dür, viola / Eva Lymenstull, violoncello / Carina Cosgrave, contrabas / Joanna Marsden, blokfluit / Robert de Bree, hobo/ Diederik Ornée, klarinet / Emmanuel Frankenberg, hoorn / Takako Kunugi, fagot Graf en Spohr
ENSEMBLE LA LUCIMINIA
Tinne Albrectsen, viool / Céline Virgils, klavecimbel Van Italië tot Bohemen
FRINGE
14.00 / TivoliVredenburg, Plein 5 TRIO MONZANI
Nicolas Bouils, blokfluit / Marion Chaix, viola / Pascale Clément, cello Giordani, Devienne, Kreith e.a. 58
11.00 / *Paushuize PANTHER ENSEMBLE
Leah Rabinovich, blokfluit / Thibault Viviani, traverso en blokfluit / Miron Andres, viola da gamba / Andrea Friggi, klavecimbel Sonata a Tre: Telemann, J.S. Bach en Quantz
FRINGE
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
15.30 / *Paushuize
14.00 / TivoliVredenburg, Plein 5
QUATUOR MONZANI
ENSEMBLE TRENÇA
FABULOUS FRINGE SECONDA PRACTICA
Nicolas Bouils, blokfluit / Emmanuel Resche, viool / Marion Chaix, viola / Pascale Clément, cello Parijse salons: Toeschi, Devienne, Fiorillo e.a.
Atsushi Moriya, blokfluit / Anna Danilevskaia, fiddle / Pere Olivé, percussie / Peppe Frana, harp Muziek in de schaduw van de Dom van Florence: Landini, Paolo, Andrea y Lorenzo da Firenze
MA 1 SEP
15:30 / TivoliVredenburg, Hertz
Nuno Atalaia, luit / Jonatan Alvarado, tenor, gitaar, luit / Sophia Patsi, mezzosopraan / Sofia Pedro, sopraan / Fernando Aguado, klavecimbel / Emilio Aguilar, tenor/ Julie Stalder, violoncello / Asuka Sumi, viool Nova Europa, de Amerikaanse metamorfose van Europa
AMSTERDAM CORELLI COLLECTIVE
11.00 / *KuuB VELDMAN & PÉREZ
14.00 / *Zuylenspiegel GILMAN & INOUE
Maria Gilman, traverso / Yuko Inoue, klavecimbel From Flautist to Flautist with Love: Hotteterre, Blavet, Tromlitz e.a. 14.00 / TivoliVredenburg, Plein 5 ENSAMBLE DEL NUEVO MUNDO
Edelweiss Tinoco, viool / Dimitri Kindynis, viola da gamba en cello / Yehosuá Escobedo, percussie / Stanislas Germain, gitaar / Emiliano Riveroll blokfluit en cornetto Van Europese barok naar Amerikaanse traditie 14.00 / TivoliVredenburg, Pandora PRESENTATIE WORKSHOP RENAISSANCE-ZINGEN O.L.V. TORE TOM DENYS
Ada Pérez, traverso / Tim Veldman, klavecimbel Tenderness and passion in Bach 11.00 / *De Witte Lelie CORDE SONORE
Anthony Marini, viool / Anna Rainio, viool / Pieta Mattila, cello / Julia Tamminen, klavecimbel Noordelijke barokmuziek en haar invloeden: Roman, Pepusch, Händel e.a. 11.00 / *Sonnenborgh FONS HARMONICUS
Asuka Sumi, viool / Maximiliano Segura Sánchez, cello / Panos Iliopoulos, klavecimbel, orgel De wind waait over de Alpen: vioolvirtuositeit in de zeventiende eeuw, Palestrina, Rognoni, Schmelzer e.a.
Alba Encinas, Asuka Sumi, Christine Verdon, Elicia Silverstein, Hannah Visser, Isidro Delgado, Kim White, Ryuko Reid, viool / Isa Juarez, Nadine Henrichs, viola / Roar Balsmo, Maximiliano Segura Sanchez, cello / Zaynab Martin, violone / Mario Sarrechia, klavecimbel Corelli, Händel, Muffat 15.30 / Nicolaïkerk LOS TEMPERAMENTOS
Swantje Tams Freier, sopraan / Anninka Fohgrub, blokfluit Franciska Hajdu, viool / Néstor F. Cortés, cello / Hugo M. de Rodas, theorbe, gitaar / Nadine Remmert, klavecimbel Het Galjoen 1600 15.30 / *Sonnenborgh JONATAN ALVARADO, ZANG, LUIT
Het lied van Orpheus: Tromboncino en Fuenllana
O.a. Miserere van De Monte
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
14.00 / Utrechts Centrum voor de Kunsten, Marnixzaal
FABULOUS FRINGE ALEXANDRA NEPOMNYASHCHAYA, KLAVECIMBEL
DI 2 SEP
Kerll, J.S. Bach, Muffat
11:00 / *Stadhuis
PRESENTATIE JUILLIARD MASTERCLASS MET PHOEBE CARRAI EN DOMINIC TERESI
15.30 / *Grand Hotel Karel V SPIRALE ARMONICA
Chiara Strabioli, traverso / Katarzyna Sokolowska, hobo / Yun Kim, viool / Asami Orihara, viola da gamba / Olivia Afendulis, klavecimbel Telemann, C.P.E. Bach en Janitsch
TRIO ‘CORDES ET VENTS’
14:00 / *Universiteitsmuseum, Orangerie GUADALUPE LÓPEZ-ÍÑIGUEZ, VIOLONCELLO PICCOLO
Kristen Huebner, Fabio Crescimanno, traverso / Eva Lymenstull, cello Stamitz, Kleinknecht, Schmitt
De Wohltemperierte violoncello piccolo: J.S. Bach
59
FRINGE
11.00 / Centraal Museum, Tuinzaal DIVERTIMENTI CONSORT
Dodó Kis, blokfluit / Raquel Martorell Dorta, traverso / Alba Encinas, (alt) viool / Ryuko Reid, viool / Zaynab Martin, violone / Miron Andres, viola da gamba / Jeanne Jourquin, klavecimbel Fasch & Telemann 11.00 / *KuuB ENSEMBLE TRENÇA
Atsushi Moriya, blokfluit / Anna Danilevskaia, fiddle / Pere Olivé, percussie / Peppe Frana, harp Muziek in de schaduw van de Dom van Florence: Landini, Paolo, Andrea y Lorenzo da Firenze 12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal FABULOUS FRINGE LES RENCONTRES BAROQUES DE MONTFRIN
Esther Labourdette, Lina López, sopraan / Katarina Vukadinovik, alt / Emilio Aguilar, Simone Milesi, tenor / Valerio Zanolli, bas / Lina Manrique, viola da gamba / Miguel Rincón, theorbe / Ryoko Katayama, orgel / Andrés Locatelli, blokfluit De tempel en de wens: Cifra, Mazzocchi, Bucolic e.a. 14.00 / *Universiteitsmuseum, Orangerie AMOURETTE
Anja Engelberg, Constance Allanic, viola da gamba Ayery & melancholy: Ward, Jenkins, Simpson e.a. 14.00 / TivoliVredenburg, Plein 5 RINNOVATORI
Het zijn natuurlijk Italianen: Corelli, Geminiani, Stradella e.a.
14.00 / Utrechts Centrum voor de Kunsten
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
PRESENTATIE MASTERCLASS THE JUILLIARD SCHOOL, NEW YORK,MET GONZALO RUIZ EN CYNTHIA ROBERTS
FABULOUS FRINGE CAMERATA BACHIENSIS
15.30 / TivoliVredenburg, Hertz FABULOUS FRINGE ENSEMBLE ARTS LIBRES
Salomé Gasselin, viola de gamba / Justin Taylor, klavecimbel Bourbon vs. Habsburg: Marais, Rameau, Forqueray e.a.
Julia Kirchner, soprano / Roberto De Franceschi traverso / Anne Kaun, Friederike Lehnert, Magdalena Schenk-Bader, viool, viola / Isolde Winter, Philipp Weihrauch, cello / Julia Chmielewska, klavecimbel Een Italiaanse lente in Midden-Duitsland: Vivaldi ontmoet Bach 14.00 / Centraal Museum, Tuinzaal
15.30 / RASA
CRESCIMANNO & BRODIN
IL CANARINO ENSEMBLE
Fabio Crescimanno, traverso / Jérôme Brodin, klavecimbel Vivaldi, Hotteterre, Sweelinck e.a.
Raquel Martorell Dorta, traverso / Giulio Quirici, theorbe, gitaar De drie belangrijkste landen voor de barokmuziek: Frankrijk, Duitsland en Italië: Platti, Bach & Boismortier 15.30 / *Zuylenspiegel LANTHIER & BORISOVA
Daniel Lanthier, hobo / Yana Borisova, klavecimbel Händel, C.P.E. Bach, Scarlatti e.a.
14.00 / RASA EINE GLÜCKLICHE MELANGE
Celia Pottier, sopraan / Bianca Muggleton, viool / Johannes Knoll, hobo, oboe d’amore / Joseph Maria Antonio, viola da gamba, quinton / Alexander Gergelyfi, klavecimbel Hamburg: Telemann, Hasse, Keiser e.a. 14.00 / TivoliVredenburg, Plein 5
WO 3 SEP 11.00 / *KuuB SCARAMUCCIA
Javier Lupiáñez, viool / Inés Salinas, violoncello / Giulio Quirici, theorbo Anonymus: muziek uit de Dresdense manuscripten 11.00 / Pieterskerk FABULOUS FRINGE
Ensemble Weimar Elisabeth Lochmann, viool / Gertrud Ohse, viola da gamba / Daniele Rocchi, klavecimbel / Gregorio Carraro, traverso Castello, Schmelzer
AMOURETTE
Anja Engelberg, Constance Allanic, viola da gamba Ayery & melancholy: Ward, Jenkins, Simpson e.a. 15.30 / Nicolaïkerk ENSEMBLE EURIDICE
Magda Koczka, sopraan / Vittoria Novarino, alt / Massimo Lombardi, tenor / Cesare Costamagna, bas / Cristina Pisano, klavecimbel Historia Christi, het leven van Jezus Christus in een proloog en vijf tableaus: Brignoli, Monferrato, Ghizzolo e.a. 15.30 / *De Witte Lelie RINNOVATORI
Het zijn natuurlijk wel Italianen: Corelli, Geminiani, Stradella e.a. 60
FRINGE
15.30 / Pandora TivoliVredenburg
14.00 / *Universiteitsmuseum, Orangerie
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
Enrica Sirigu, traverso / Elisabeth Lochmann, viool / Roberta Tagarelli, klavecimbel Over Corelli
DUO GRAZIANI
FABULOUS FRINGE CANTORES SANCTI GEORGII
DO 4 SEP
15.30 / *Zuylenspiegel
DIVÉRBIUM ENSEMBLE
Inés Salinas Blasco, cello / Alexandra V. Cárdenes, klavecimbel Berlin rond 1780: Schaffrath, J.C.F. Bach, Graziani e.a.
BIANCO FIORE
11.00 / *KuuB ENSEMBLE AFFLATO
Anne-Katrin Sandmann, blokfluit / Miho Shirai, traverso / Stela Bekirova, hobo / Felix Zimmermann, cello / Ada Tanir, klavecimbel Pruisische hoffelijkheid: Quantz, C.P.E. Bach, Kirnberger e.a. 11.00 / *Sonnenborgh PAPER KITE
Marie Heeschen, sopraan / Coline Ormond, Antonio de Sarlo, viool / Sarah Souza-Simon, viola da gamba, Felix Schönherr, klavecimbel Rameau, Drouard de Bousset, Reincken e.a.
Adela Czaplewska, Katarzyna Czubek, Justyna Novaković, Magdalena Warżawa, blokfluiten Europa ten tijde van Habsburg: Ferrabosco, Costeley, Passereau e.a.
Maria Bayley, Esther Kronenburg, superius / Isaac Alonse de Molina, altus / Jan Janovcik, tenor / David Alonso de Molina, Bram Trouwborst, bassus Missa de Venerabili Sacremento 13:00 / TivoliVredenburg MASTERCLASSES DEELNEMERS INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS
15.30 / *Sonnenborgh
14.00 / *Kathedrale Koorschool
ENSEMBLE ARCATA
VAN DER WERFF & DE VRIES
Amy Shen, viool / Anthony Abouhamad, klavecimbel / Ester Domingo Sancho, violoncello L’arte del arco, Italiaanse sonates uit midden van de achttiende eeuw: Tartini, Scarlatti, Geminiani e.a.
Paulien van der Werff, sopraan / Gert de Vries, luit Uit het luitboek van Landgravin Elisabeth von Hessen: Dowland, Schimmelpfennig, Radesca e.a. 14.00 / *Universiteitsmuseum, Museumcafé Ginkgo
VR 5 SEP
LUCA OBERTI, KLAVECIMBEL
12.30 / TivoliVredenburg, Grote Zaal
10:00 / Utrechts Centrum voor de Kunsten en TivoliVredenburg
Bach is back (and he’s angry) Passie, woede en razernij in klavecimbelwerken van J.S. Bach
FABULOUS FRINGE DUO FREY & LA ROTTA
MASTERCLASSES DEELNEMERS INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS
15.30 / *De Witte Lelie
11.00 / *De Witte Lelie
Ortiz, Hume, Schenck e.a.
Elinor Frey, violoncello / Esteban La Rotta, theorbe Het project violoncello piccolo, Milaan en Napels: Fioré, Alborea, Castaldi e.a. 14.00 / TivoliVredenburg, Plein 5 EINE GLÜCKLICHE MELANGE
Celia Pottier, sopraan / Bianca Muggleton, viool / Johannes Knoll, hobo, oboe d’amore / Joseph Maria Antonio, viola da gamba, quinton / Alexander Gergelyfi, klavecimbel Hamburg: Telemann, Hasse, Keiser e.a.
ROSA VAN WALBEEK, VIOLA DA GAMBA
HARMONIE UNIVERSELLE
Ana Fumaneri, Justyna Novakovic, Christiane Nowak, Kinga Ludvai, blokfluiten Habsburg en vrienden rond Wenen: Telemann, Senfl, Isaac e.a. 11.00 / *Hoog Catharijne, Mirliton Theater LES ELIZÉES
Rosa Cañellas Tugores, Torben Klaes, viola da gamba La Joye des Elizées: Monsieur de Sainte-Colombe, Couperin, Marais
15.30 / *Hoog Catharijne, Mirliton Theater LILIAN GORDIS, KLAVECIMBEL
Contrapunctus: Johann Sebastian Bach 15.30 / *Het Huis Utrecht, Koepelzaal LORD GREY’S DELIGHT
Linda Laukamp, viool, zang / Martina Binnig, Rosa Cañellas Tugores, Torben Klaes, viool ‘Weep o mine Eyes’, muziek voor zang en viool: Tallis, Dowland, Byrd e.a. 61
FRINGE
ZA 6 SEP
15.30 / Het Huis Utrecht, Theaterzaal VAN DE WERFF & DE VRIES
11.00 / *Hoog Catharijne, Mirliton Theater THE EARLY BYRDS
Gerrieke van Dam, Tim Veldman, Teun Wisse, blokfluit Ile fantazies de Joskin: Josquin, Von Ghizeghem, Agricola e.a.
Paulien van der Werff, sopraan / Gert de Vries, luit Uit het luitboek van Landgravin Elisabeth von Hessen: Dowland, Schimmelpfennig, Radesca e.a.
ZO 7 SEP
15.30 / TivoliVredenburg, Pandora FABULOUS FRINGE CYNTHIA MILLER FREIVOGEL, VIOOL
Vilsmayr en Biber: leraar en leerling 15.30 / Het Huis Utrecht, Theaterzaal THE SCROLL ENSEMBLE
James Hewitt, viool / Robert de Bree, blokfluit / Iason Marmaras, klavecimbel Bach’s Workshop: Bach als improvisator
11.00 / Het Huis Utrecht, Theaterzaal
10.00 / Nicolaïkerk
ENSEMBLE CORIOLAN
CANTATE DIENST
15.30 / *Grand Hotel Karel V
Gabriele Toscani, viool / Salomé Gasselin, viola da gamba / Bastien Terras, klavecimbel Buxthehude, Böhm, Erlebach
Vespercantorij en de Cappella di San Nicolaï o.l.v. Ko Zwanenburg en Berry van Berkum, orgel Bach 11.00 / *KuuB
WINNAAR INTERNATIONAAL VAN WASSENAER CONCOURS
11.00 / Pieterskerk FABULOUS FRINGE CAPELLA DURIENSIS
Paula Ferreira, Rita Venda, Inês Borges, Joana Vieira, Marta Brandão, Jorge Barata, Vitor Sousa, Tiago Ribeiro, Pedro Ferreira, Ricardo Torres, Igor Vale, zang Gregoriaanse gezangen
DUO CAPRICCI
Ida Höög, blokfluit / Jérôme Brodin, klavecimbel Couperin, Telemann, Froberger e.a. 11.00 / Het Huis Utrecht, Theaterzaal MUSICA GLORIA
Alon Portal, viola da gamba / Elise van der Wel, viool / Emmanuel Frankenberg, klavecimbel Buxtehude, J.S. Bach, Böhm e.a
Beniamino Paganini, traverso / Justin Glorieux, viool / Julia Fankhauser, hobo / Marjolein Gerets, fagot / Lies Wyers, cello / Henriëtte Wirth: klavecimbel Vivaldi & Telemann, concerti & kwartetten
14.00 / St.-Willibrordkerk
14.00 / *Molen De Ster
PRESENTATIE WORKSHOP GREGORIAANS O.L.V. HENDRIK VANDEN ABEELE
ENSEMBLE ORIANA
14.00 / RASA TRIO HESPERA
15.30 / *Hoog Catharijne, Mirliton Theater ARIA VARIATA
Tatjana Zimre, hobo / Anna Zimre, violoncello / Manuel Dahme, klavecimbel Platti, Jacchini, Scarlatti e.a.
62
Iris van ‘t Veer, mezzosopraan / Anneke Hoekman, Hidesato Sugiyama, blokfluit / Saartje Schrage, blokfluit en viola da gamba Madrigalen en liederen uit vier seizoenen: Von Reuenthal, Ciconia, Weelkes e.a.
Festival Oude Muziek is gastheer van het Internationaal Van Wassenaer Concours. Als voorproefje op de tournee speelt het winnende ensemble tijdens een verrassingsconcert.
7 okt Bestel nu kaarten
Wiener Akademie en
Ronald Brautigam
fortepiano
foto: Marco Borggreve
Beethoven - Tweede pianoconcert Mozart - ‘Jupitersymfonie’
144505_1-Ad-OudeMuziek-175x250.indd 1
63
11-07-14 13:40
BERICHTEN
DIRK SNELLINGS OVERLEDEN
BERICHTEN
De Vlaamse bas en musicoloog Dirk Snellings, medestichter en bezieler van het toonaangevende renaissancekwartet Capilla Flamenca is na een slepende ziekte overleden. Hij is 55 jaar geworden. Dirk Snellings doceerde zang en muziekgeschiedenis aan het Lemmensinstituut in Leuven, maar we kennen hem vooral als de bezieler van Capilla Flamenca, waarmee hij muziek van de veertiende tot de zestiende eeuw presenteerde. De naam van het ensemble, waarmee hij zowel in puur vocale als gemengd vocaal-instrumentale bezetting optrad, verwees naar de hofkapel van keizer Karel V, en daarmee ook naar de dominante positie van de Vlaamse polyfonie tijdens de renaissance. Met Capilla Flamenca heeft Snellings tientallen cd’s opgenomen. De programma’s van het ensemble waren 64
vaak het resultaat van muziekwetenschappelijk onderzoek, met name in samenwerking met het onderzoeksinstituut Alamire Foundation in Leuven. Dirk Snellings was een graag geziene gast in Utrecht, waar hij met Capilla Flamenca veel renaissancemuziek onder het stof vandaan heeft gehaald. Voor het laatst was hij bij ons in 2013, toen hij ook weer even meezong met het kwartet in het programma Bonjour mon coeur, met muziek van Orlandus Lassus. Met Dirk nemen we afscheid van een bezield en geëngageerd musicus. Hij was een van de belangrijkste voorvechters van de uitvoering van renaissancepolyfonie van de afgelopen dertig jaar. Maar bovenal was hij een bijzonder en warm mens: hem ontmoeten en met hem samenwerken was steeds een inspirerend voorrecht. Xavier Vandamme
BERICHTEN
CHERUBINI’S OPERA MÉDÉE GAAT OP TOURNEE
Het jonge operagezelschap Opera2day gaf het afgelopen najaar uitvoeringen van een van de meest dramatische werken uit de operageschiedenis: Médée van Luigi Cherubini. Het werd in de oorspronkelijke Franse versie gezongen met een orkest, spelend op authentieke instrumenten. Van de gesproken scènes in het stuk werd een eigentijdse, bijna filmische bewerking gemaakt. De opera oogstte veel lof: de NRC gaf vier sterren aan Médée en noemde het ‘een bloedstollende voorstelling’. Het succes was zo groot dat de opera vanaf 28 oktober een landelijke tournee gaat maken en tien keer te zien zal zijn in: Vlaardingen (28/10), Zwolle (30/10), Amstelveen (31/10), Deventer (1/11), Hoorn (5/11), Nijmegen (13/11), Eindhoven (20/11), Heerlen (26/11) en Den Haag (28 & 29/11). Kaarten zijn verkrijgbaar bij de theaters. Voor meer informatie www.opera2day.nl CELLO BIËNNALE AMSTERDAM
Van 16 t/m 25 oktober 2014 vindt in Muziekgebouw aan ‘t IJ en het Bimhuis weer de Cellobiënnale plaats. Dit jaar heeft het festival het thema Cello & Voice. Het worden 10 volle festivaldagen. Van ‘s morgens vroeg (Bach & Breakfast) tot diep in de nacht (Late Cello Night) geven grote solisten, toptalenten uit binnen- en buitenland, ensembles en orkesten meer dan 70 concerten, workshops en masterclasses en wordt het inmiddels beroemde
Celloconcours gehouden. Ook voor de oude-muziekliefhebber is er veel bijzonders te beluisteren, Behalve de al genoemde serie Bach & Breakfast (elke ochtend een andere cellogrootheid met een cellosuite van Bach) viert oudemuziekpionier Anner Bijlsma zijn 80ste verjaardag. In dat kader is er op 19 oktober een concert met onder meer muziek van Boccherini. Op andere dagen heeft Bijlsma zijn eigen ‘talkshow’. Op 22 oktober speelt het Orkest van de Achttiende Eeuw o.a. Haydn en Schumann en op 25 oktober is Holland Baroque Society aan zet, dat met cellist Giovanni Solima muziek uitvoert van o.a. Leonardo Leo en Pietro Antonio Locatelli. www.cellobiennale.nl
Veerensmederij (speciale jeugdvoorstelling 10+) Vr 12 december: Amsterdam, Waalse Kerk Za 13 december: Ede, Akoesticum www.padam.nu/goldbergvariaties DUBBEL JUBILEUMJAAR ABO&C
PA’DAM ZINGT GOLDBERGVARIATIES
Vanwege succes geprolongeerd: dit najaar zingt (!) het kamerkoor PA’dam Bachs Goldbergvariaties. Muziektheoreticus en componist, Gustavo Trujillo, heeft de compositie zorgvuldig ontleed en opnieuw voor koor getoonzet. Zonder één nieuwe noot toe te voegen is toch een nieuwe klankkleur en dynamiek ontstaan. Cabaretier Vincent Bijlo leest in de rol van Bach voor uit diens brieven. Za 11 oktober: Festival van Zeeuws Vlaanderen Vr 28 november: Den Haag, Lutherse Kerk Zo 30 november: Amersfoort,
Amsterdam Baroque Orchestra & Choir viert dubbel feest! Dit jaar bestaat het gezelschap 35 jaar en wordt Ton Koopman 70. Op 10 oktober 2014 wordt de verjaardag van Ton Koopman gevierd met onder meer een feestelijk Verjaardagsconcert in Bussum. Daarop volgt een hele reeks jubileumconcerten en familieconcerten. In het Seizoen Oude Muziek voeren Ton Koopman en zijn vrouw Tini Mathot Bachs Kunst der Fuge uit op twee klavecimbels. Zie ook pag.55 van dit blad. www.amsterdambaroque.com Ter verhoging van de feestvreugde is Ton Koopman door de Britse Royal Academy of Music uitgeroepen tot winnaar van de Bach Prize 2014. De Bach Prize wordt sinds 2006 jaarlijks toegekend aan personen die een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de uitvoering en/of studie van het werk van Johann Sebastian Bach. De prijs (10.000 pond) ging eerder naar onder anderen Christoph Wolff, András Schiff en Sir John Eliot Gardiner. 65
BOEKBESPREKINGEN
WIM FAAS: DANSEN MET BACH
Uitgeverij Aspekt, Soesterberg ISBN 978-94-6153-372-2 € 18,95
BOEKBESPREKINGEN
Over Johann Sebastian Bach zijn boekenkasten vol wetenschappelijke en eerbiedwaardige folianten geschreven, met gestoffeerde kaften en leeslinten. Dat imago van geleerd, lang geleden en hoogverheven hangt nu eenmaal aan Bach, daar kan hij zelf niets meer aan veranderen. Gelukkig zijn er schrijvers als Wim Faas, die zijn leven lang gefascineerd is door Bach en zo gelukkig en vrolijk wordt van diens muziek dat hij er een lichtvoetig en helder boek over heeft geschreven, vol nuttige informatie en wetenwaardigheden. Dansen met Bach; is de titel. Niet dat de schrijver ontdekte dat Bach avond aan avond zwierig en elegant met de voetjes van de vloer ging, maar toch haalt hij een aspect van Bachs muziek naar voren, waarmee de componist ook als mens in een ander licht wordt geplaatst. Kort gezegd: in plaats van de Bach van de fuga’s en de passies, presenteert Faas hier de Bach van de dans. Het boek vestigt de aandacht op de hoeveelheid aan dansmuziek Bach componeerde. Zijn sarabandes, preludes, passacaglia’s, gavottes en allemandes waren weliswaar niet bedoeld om op te dansen, maar de muziek ervan is vaak aanstekelijk dansant, uitbundig en swingend, om het even in wat voor stukken Bach de dansen gebruikte: wereldlijke of geestelijke. In de eerste hoofstukken van Dansen met Bach beschrijft Faas de achtergronden van baroksuite en hoe de grote dansmode aan het hof van Lodewijk de XIV de Duitse hofcultuur beïnvloedde; ook de hoven waar Bach werkzaam was. Zelfs in het Lutherse Leipzig waren in de tijd dat Bach er cantor was maar liefst 36 Franse dansleraren werkzaam! In volgende hoofdstukken wordt steeds één dans besproken: de al dan niet volkse afkomst, de vorm, het ritme en in welke composities Bach de dans verwerkte. Aardig zijn ook de hoofdstukken, waarin Faas de lezer meeneemt in zijn gedachtenspinsels over bepaalde aspecten van Bachs (dans-)composities. Had Bach echt een pikanterietje in Cantate BWV 206 verstopt, of is dat ‘wishful thinking’ van de auteur? En schreef Bach zo vaak zesdelige opusnummers (Cellosuites, Brandenburgse Concerten) om, zoals Faas hardop denkt, te refereren aan de zes dagen waarin God de wereld schiep? ‘Zou dat nou’, denk je dan. Veel componisten schreven immers zesdelige opusnummers (Händels Concerti grossi op.3, Couperins Pièces de clavecin, Seconde livre). Zo zet Faas de lezer zelf ook aan het denken, en dat is altijd mooi meegenomen. 66
BOEKBESPREKINGEN
ADRIÁN RODRIGUEZ VAN DER SPOEL: BAILES, TONADAS & CACHUAS
is gebaseerd op grondig onderzoek blijkt uit het zojuist door Rodriguez uitgebrachte boek Bailes, Tonadas & Cachuas, The music of the 18th century Codex Trujillo del Peru, een tweetalig (Engels-Spaans) boek over een belangrijke achttiende-eeuwse verzameling van muziek- en dansstukken: de Codex Trujillo del Perú. In die door een Spaanse bisschop samengestelde verzameling wordt een beeld geschetst van het leven en de muziek in de Peruviaanse stad Trujillo, destijds een de belangrijkste koloniale nederzettingen van Spanje. Naast twintig genoteerde muziek- en dansstukken en liedteksten, wordt ook beschreven met welke instrumenten
de muziek werd uitgevoerd. Tevens bevat de codex prachtige aquarellen van muzikanten en dansers. In het boek Bailes, Tonadas & Cachuas wordt de verzameling besproken en de tekst en muziek uitgebreid geanalyseerd. De partituren worden toegelicht en in een theoretisch kader gezet door zowel een specialist van barokmuziek als een Latijns-Amerikaanse muziekspecialist. Bovendien zijn de complete muziekwerken in moderne muzieknotatie opgenomen. De prachtige illustraties zijn behalve een lust voor het oog, ook een bron van informatie. van de redactie
The music of the 18th century codex Trujillo del Peru Deuss Music ISBN 978-90-809445-8-9 € 45,00 Latijns-Amerikaanse barokmuziek; daar had in de afgelopen eeuwen in de westerse wereld nog niemand een noot van gehoord. In de tweede helft van de vorige eeuw begon daar verandering in te komen en vanaf begin deze eeuw wordt de renaissance- en barokmuziek uit de door Spanje veroverde landen als Bolivia en Peru steeds vaker uitgevoerd, en gewaardeerd. Een van de vurigste pleitbezorgers van deze muziek is de Argentijnse ensembleleider en latijnsamerikaspecialist Adrián Rodriguez van der Spoel. Met de spraakmakende concerten en cd’s van zijn ensemble Música Temprana neemt hij het publiek keer op keer mee op zijn muzikale ontdekkingsreizen door het continent. Zo kwam een paar jaar geleden de cd Bailes, Tonadas & Cachuas uit, die je – zoals een recensent schreef – ‘meevoert naar de straten en muzikanten van het achttiendeeeuwse Peru’. Dat die spontaan klinkende muziek 67
CD-BESPREKINGEN C. MONTEVERDI: HEAVEN AND EARTH
The King’s Consort o.l.v. Robert King Vivat 104 F. COUPERIN: TROIS LEÇONS DE TÉNÈBRES
Carolyn Sampson, Marianne Beate Kielland, The King’s Consort o.l.v. Robert King Vivat 102 G.F. HÄNDEL: YOUR TUNEFUL VOICE
Iestyn Davies, Carolyn Sampson, The King’s Consort o.l.v. Robert King Vivat 105
CD-BESPREKINGEN
Na Les Arts Florissants, The Tallis Scholars en The Academy of Ancient Music begint nu ook The King’s Consort voor zichzelf op de platenmarkt. Robert King staat misschien volgens sommigen in de schaduw van een William Christie of een Peter Phillips, maar met deze opnames zet hij dat beeld recht. Bij het verschijnen van dit Tijdschrift Oude Muziek zullen er zeven cd’s beschikbaar zijn (ook als downloads in allerlei formaten). Voor deze recensie belandden er drie in mijn cd-speler. Eén lag al even op de plank: Heaven and Earth werd in 2002 opgenomen maar nog nooit uitgebracht, en biedt een mooi overzicht van Monteverdi’s kunst. De best of omvat ‘Interrotte speranze’, ‘Possento spirto’, de lamenti van Arianna en de Ninfa tot het grootse madrigaal ‘Hor che’l ciel e la terra’. Kings uitvoering is eerder klassiek, zonder het uitbundige continuo dat nu al jaren mode is, en met de beste Engelse ensemblezangers van toen, onder wie Charles Daniels, James Gilchrist, Sarah Connolly en Carolyn Sampson. Sampson heeft een flink aandeel in Couperins Leçons de ténèbres, opgenomen in 2011. Haar stem is duidelijk voller dan in 2002, maar ze weet haar vibrato nog altijd aller-expressiefst in te zetten. De sobere muziek wordt op de een of andere manier nog contemplatiever in deze haast on-Franse uitvoering, wellicht door het subtiele luitspel van Lynda Sayce. Sampsons partner in art is de mezzo Marianne Beate Kielland, met wie ze samen ook nog twee zeldzame motetten zingt. Het consort vult onopgesmukt aan met Marais en zoon Sainte-Colombe. Tot slot mijn favoriet van de drie: een Händel-recital met countertenor Iestyn Davies, van wie ik al jaren fan ben. (Carolyn Sampson duikt tweemaal op voor een liefdesduet.) De selectie uit Esther, The Triumph of Time and Truth, Solomon en andere oratoria neigt naar een voorkeur voor minder gekende, langzame aria’s – juist daarin komt Davies’ vloeiende stem optimaal tot z’n recht – terwijl het orkest kan uitpakken in uptempo wondertjes als ‘Mighty love now calls to arms’ uit Alexander Balus. De opening van de Birthday Ode for Queen Anne, die ik nog nooit zo langzaam hoorde, is een adembenemend hoogtepunt van concentratie en uithoudingsAE vermogen. Een gloedvol label-begin!
68
CD-BESPREKINGEN
NUITS OCCITANES: CHANSONS DE TROUBADOURS
Ensemble Céladon o.l.v. Paulin Bündgen Ricercar RIC 340 Countertenor Paulin Bündgen heeft een prima ensemble om zich heen verzameld. Jammer dat hij zelf als zanger niet echt weet te boeien. Een countertenor is voor dit repertoire niet het meest geëigende stemtype vind ik; historisch valt het sowieso niet hard te maken. De troubadours schreven hun liederen in het Occitaans, een taal die vraagt om een stem met meer expressie en nuances dan die van Bündgen. Zijn ensemblegenoten, een zangeres en instrumentalisten, maken gelukkig veel goed. Er wordt vaardig geïmproviseerd over het in de liederen aangereikte materiaal en de keuze voor wat minder vaak opgenomen liederen valt toe te juichen. Met nog een ander type zanger erbij was dit waarschijnlijk een echt mooie troubadour-cd geMB worden. H. ISAAC, L. SENFL, T. TALLIS E.A.: FROM THE IMPERIAL COURT, MUSIC FROM THE HOUSE OF HABSBURG
Stile Antico Harmonia Mundi HMU 807595 EX VIENNA, ANONYMOUS HABSBURG VIOLIN MUSIC
Ars Antiqua Austria Pan Classics PC 10310
Twee cd’s die helemaal in het festivalthema passen. Beide ensembles zijn tijdens het festival ook van de partij. Stile Antico, net als vorig jaar ook dit jaar weer in de Dom geprogrammeerd (op 5 september), brengt op hun nieuwste cd muziek van componisten die de eerste drie generaties Habsburgers hebben gediend. Maximiliaan I had Heinrich Isaac als kapelmeester, later opgevolgd door Ludwig Senfl. Van Senfl klinkt Quis Dabit Oculis, een op een motet van de Italiaanse componist Constanzo Festa gebaseerde klacht op de dood van zijn broodheer. Stile Antico neemt het tempo opvallend veel langzamer dan de meeste van hun collega-ensembles en dat is goed, want de meeste uitvoeringen van dit motet zijn te snel. Doordat de Habsburgers met hun uitgekiende huwelijksstrategieën hun macht razendsnel over bijna heel Europa wisten uit te breiden is er nog al wat keus in componisten die voor een cd als deze in aanmerking komen. Stile Antico heeft een prachtig programma samengesteld waarin stijlverschillen tussen bijvoorbeeld Pierre de la Rue en Nicolas Gombert heel goed naar voren komen. Dat dit ensemble een prachtige klank heeft, met veel aandacht voor tekstexpressie maar ook voor heldere samenzang, is inmiddels geen verrassing meer. Het concert tijdens het festival is dan ook iets om naar uit te kijken. Ars Antiqua Austria zal in diverse samenstellingen aantreden op het festival en speelt op hun nieuwe cd in de kernbezetting van violist Gunar Letzbor en drie continuo-spelers. Gekozen is voor een selectie anonieme vioolsonates uit een nogal mysterieus Weens handschrift. Dit manuscript bevat zo’n honderd werken waaronder veel met de hand gekopieerde muziek van Biber die we ook uit zijn eigen uitgaven kennen. Maar een flink deel van de collectie bestaat uit composities waarbij de naam van de auteur niet wordt vermeld. Het kan zijn – Letzbor acht het waarschijn-
lijk – dat de schrijver van het manuscript (vermoedelijk een violist) zelf ook aan het componeren is geslagen, daarbij regelmatig letterlijk citerend uit werk van Biber en Schmelzer. Vooral Bibers sonates uit 1681 blijken een belangrijke inspiratiebron te zijn geweest. Hoe het ook zit, de muziek op deze cd doet niet onder voor die van Biber en Schmelzer en heeft evenveel aansprekende virtuositeit en contrastrijke elementen. Een kolfje naar de hand van Letzbor dus die, zoals we dat van hem kunnen verwachten, hem ook hier weer heerlijk van katoen geeft. Net als op de vorige cd van Ars Antiqua Austria, met sonates van Pandolfi Mealli, vind ik ook hier het orgel soms wat te prominent vastgelegd. Maar het continuo is in deze opname wel afwisselender bezet dan op de Pandolfi-cd. Het laatste opgenomen werk, waarin een ietwat verkouden posthoornblazer wordt geïmiteerd, is echt een showstopper. Het had zó maar van Biber MB kunnen zijn.
E. DE CAVALIERI, L. MARENZIO, G. CARISSIMI E.A.: SACRED MUSIC FOR THE POOR AT SANTA MARIA IN VALLICELLA, ROME
Concerto Romano o.l.v.Alessandro Quarta Christophorus CHR77373 De Romeinse wijk Vallicella, gelegen in een bocht van de Tiber, was in de zeventiende eeuw een van de armste en meest overbevolkte buurten van 69
CD-BESPREKINGEN
de stad, waar overstromingen voor de meest ellendige leefomstandigheden zorgden. En juist deze situatie was voor priester Filippo Neri de reden om zijn missiewerk in de tweede helft van de zeventiende eeuw naar Vallicella te verplaatsen. De wijk bezit nog steeds een prachtige kerk, de Santa Maria, met daaraan gebouwd een oratorio, een centrum van liturgie en catechese van een door Neri zelf gestichte broedergemeente waar muziek een belangrijke rol speelde. Van hieruit wilden de broeders door middel van muziek hun boodschap uitdragen in de hoop de misère van de bewoners enigszins te verlichten. Ze maakten een gemoderniseerde versie van de geestelijke lauden uit de middeleeuwen en vroege renaissance, en schiepen zo een genre dat zowel raakvlakken had met de gecultiveerde- als met de volksmuziek. Naast vocale muziek van o.a. De Cavalieri, Marenzio en Carissimi bevat de cd enkele anonieme Sinfonia’s en een Canario voor luit van Kapsberger. Het Concerto Romano (zes zangers en zes instrumentalisten) weet de uiteenlopende sferen van de lauden (van het eerbiedige ‘wees gegroet’ tot ‘mijn hart lijdt’) goed te treffen. En ook de instrumentale HD gedeeltes klinken uitstekend.
Van Carlo Gesualdo’s responsoria voor de goede week uit 1611 zijn onderhand aardig wat opnamen beschikbaar. Maar de nieuwe van la Compagnia del Madrigale is anders dan alle andere. Gesualdo’s responsoria worden hier over drie cd’s, met daarop de drie t/m week, gelardeerd met allerlei muziek van andere componisten. Op deze manier werden de responsoria destijds ook uitgevoerd. Het levert een prachtig resultaat op, waarbij Gesualdo’s eigenzinnigheid nog beter uit de verf komt dan in andere uitvoeringen. La Compagnia behoort op dit moment tot de absolute top van de madrigaalensembles. De meeste zangers van de groep leerden het vak bij Concerto Italiano, maar Giuseppe Maletto en de zijnen zijn Rinaldo Alessandrini in dit repertoire inmiddels ver voorbij MB gestreefd.
C. HUYGENS, G. CACCINI, G. KAPSBERGER E.A.: MORTE DOLCE
Oscar Verhaar, Michiel Niessen Quintone Q14001 G.G. KAPSBERGER: LABIRINTO D’AMORE
Anna Reinhold, Thomas Dunford Alpha 195
C. GESUALDO DA VENOSA: RESPONSORIA (1611)
La Compagnia del Madrigale o.l.v. Giuseppe Maletto Glossa GCD 922803 70
Gouden tijden voor het luitlied! Het was dan ook de hoogste tijd dat er een nieuwe generatie opstond, die dit repertoire met hun eigen geluid omarmde. Caccini, Kapsberger, Merula, Strozzi zochten allemaal hetzelfde: een poëtische declamatie die tegelijk
verstaanbaar en vervoerend is. Dat blijkt vaak een waar mijnenveld voor zangers, zeker met wat we nu weten – of hebben besloten – over de uitbundige ornamenten die de vaak vrij simpele melodieën omringen. De Nederlandse countertenor Oscar Verhaar kan nog groeien in de schijnbaar moeiteloze virtuositeit die deze muziek vraagt – plus de laatste paar valse nootjes wegmasseren. En dat is eigenlijk ook mijn enige wens, want verder voldoet hij aan alle eisen: hij heeft de stem, hij begrijpt de poëzie, hij stelt interessante programma’s samen en weet zichzelf letterlijk in the picture te spelen. De troef van deze cd Morte dolce zijn de liederen van Constantijn Huygens, geïnspireerd door zijn reizen in Italië en door enkele teksten van Hooft, waaronder een verrassend geslaagde Nederlandstalige versie van Caccini’s Amarilli. Ze liggen ingebed tussen hits als Monteverdi’s Si dolce è’l tormento (zie YouTube), en onbekende schatten van Ferrari, Mazzocchi, Saracini en tijdgenoten. Thomas Dunford tilt zijn nieuwe cd naar een nog hoger niveau. Hij steelt resoluut de show met acht van Kapsbergers toccata’s. Dat is lastig repertoire – Kapsberger gold niet voor niets als dé luitist van zijn tijd – maar toegankelijker dan ooit, dankzij Dunfords gemakkelijke schakelen tussen polyfonie, vloeiende melodiek en gevoelige improvisatie. Voor hij begint met zijn set tokkelt hij, bijna als een singer-songwriter, schijnbaar zonder na te denken op zijn luit. Dat hij ook een uitmuntend begeleider is, bewijst hij samen met zijn vriendin, mezzosopraan Anna Reinhold. Haar kracht zit in haar laagte, wat meteen ook maakt dat ze geen vederlichte stem heeft, al stoort haar meer doorbloede aanpak mij nergens. De liedkeuze bestrijkt alle emoties, met tot besluit Merula’s hartverscheurende Canzona spirituale sopra la nina nana, Maria’s klaag-/
CD-BESPREKINGEN
slaapliedje voor haar pasgeboren kindje. Twee niet te missen opnames voor wie helemaal up to date wil AE zijn.
worden de teksten gezongen op in hun tijd bekende melodieën. In dit soort liedboekjes stond dan ook zelden muziek bij de tekst genoteerd. Dat betekent dat we hier dus regelmatig bekende deunen horen, zoals de melodie van ‘Herders hij is geboren’, met een tekst die niets met Kerstmis te maken heeft: dat is een vreemde gewaarwording. De losse en spontane uitvoeringsstijl die we van Camerata Trajectina gewend zijn is ook op deze cd weer MB optimaal aanwezig.
weer die oeverloze jazzsoli die er kennelijk nog steeds bij moeten. Ze zetten de muziek soms onnodig lang stil. Maar verder is dit een geweldig Spaans MB feestje. F. CORBETTA, M. BARTOLOTTI E.A.: ROME-PARIS-MADRID. EUROPEAN BAROQUE GUITAR MUSIC
Pierre Pitzl, barokgitaar Accent ACC 24287
LAS IDAS Y LAS VUELTAS HET MAASSLUISE HOEKERTJE
Camerata Trajectina Globe GLO 5258 Maassluis maakte in het begin van de zeventiende eeuw, en nadat het zich had losgemaakt van het naastgelegen Maasland, een enorme groei door. De visserij was in Maassluis de voornaamste bron van inkomsten en alles wat daarmee te maken heeft komt in de liederen op deze cd aan de orde. Het hoekertje was een klein type zeilschip, waarmee op kabeljauw werd gevist. ‘Het Maassluysche Hoekertje’ is ook de naam van één van de liedboekjes, waaruit voor deze cd is geput. Maassluis moet in de zeventiende eeuw de hoogste liedboekjesdichtheid van Nederland hebben gehad en de bundeltjes werden vele malen herdrukt. Dat de vissers vrome lieden waren blijkt ook uit veel van de hier gezongen teksten. Er is natuurlijk maar één ensemble dat op het idee komt een cd aan dit thema te wijden. Dat dit ensemble niet uit Maassluis maar uit Utrecht komt zal voor niemand een bezwaar zijn. Bovendien krijgt Camerata Trajectina versterking van een echt Maassluizer visserskoor. Zoals meestal in dit soort repertoire
Accademia del Piacere o.l.v. Fahmi Alqhai Glossa GC D P312203
Op deze cd worden overbekende Spaanse renaissancenummers gecombineerd met flamencozang en gitaarspel. Dat is vaker gedaan en meestal komt het erop neer dat je luistert naar twee cd’s doorelkaar, ieder genre om de beurt. Hier gaat het anders: er is één ensemble waarbij het verschil tussen renaissancemuziek en flamenco eigenlijk totaal wegvalt. Het is vaak niet eens duidelijk of je naar het één of het naar ander luistert. Dus hier geen hooggestemde multiculturele pretenties, maar gewoon heerlijk muziek maken met musici die ondanks hun verschillende stijlachtergronden elkaar feilloos aanvoelen. Het enige smetje op deze cd zijn toch
Deze cd biedt een interessant breed spectrum van het gitaarrepertoire en de verschillende speelstijlen en technieken die in de zeventiende eeuw voorkwamen in de belangrijke Europese cultuurcentra – dat waren voor de gitaar vooral Italië, Frankrijk en Spanje. ‘Uitgevonden’ in Spanje in zijn meest eenvoudige vorm kwam de chitarra spagnuola via Napels in Italië tot grote bloei. De speeltechniek verfijnde zich van louter geslagen akkoorden naar een melodischer speelstijl, waarin de invloed van de Franse luitmuziek, met name bij Michelangelo Bartolotti, duidelijk hoorbaar is. Zijn collega Francesco Corbetta vestigde zich in Parijs, verfranste zijn naam, werd gitaarleraar van de jonge Lodewijk XIV en publiceerde in 1670 zijn bundel La guitarre royalle. Naast de Italiaanse- en Franse stijl met al hun overeenkomsten, staat de totaal andere Spaanse gitaarliteratuur: tot ver in de zeventiende eeuw heerste hier nog de oude polyfonie. De variatiewerken uit Francesco 71
CD-BESPREKINGEN
Guerau’s Poema harmonico uit 1694 zijn geschreven in een volmaakt contrapuntische stijl. Het spel van gitarist Pitzl laat zich het best omschrijven als fijnzinnig en elegant, waarbij klankschoonheid (Fransen) en polyfone helderheid (Spanjaarden) de boventoon voeren. De twee instrumenten van Karl Kirchmeyer naar Jean-Baptiste Voboam (Parijs, 1687), waarvan het ene in de lage Franse stemming (a=392 Hz) staat, zijn mooi HD intiem opgenomen.
even kleurrijk als zijn biografie: grootse lamenti op dalende bassen, liedjes met kwinkelerende violen en uitbundige lofzangen op de liefde. Ze profiteren alle van Andueza’s wendbare, bij moAE menten naïef-verleidelijke stem.
gevooisdheid en wat meer dynamiek en fellere contrasten had dit spel naar mijn smaak nog spannender gemaakt. In opus 1 en enkele sonates van opus 3 wordt het orgel-continuo versterkt met een luit, in de rest van opus 3 zijn cello en klavecimbel een solide basis. Als voorbeeld van perfecte ensembleHD cultuur, toch een aanrader!
A. CESTI: ALMA MIA
Raquel Andueza, La Galanía Anima e Corpo 003 A. CORELLI: SONATE DA CHIESA OP.1 EN 3
TThe Avison Ensemble: Pavlo Beznosiuk, viool LINN CKD 414 ( 2 CD’s)
Antonio Cesti was dan wel priester, maar het lijkt erop dat hij zijn geloftes eerder pragmatisch bekeek. Bij aanvang van zijn loopbaan was hij al muzikant, en op het moment dat het bloed ging kruipen waar het niet kon gaan, zei hij de kerk vaarwel om zich in de twee belangrijkste muzikale centra van zijn tijd aan opera’s te wijden: Venetië en Innsbruck. Te oordelen naar deze geselecteerde fragmenten moeten dat zeer krachtige stukken zijn geweest. Raquel Andueza en haar collega’s overtuigen in deze opname met composities van een onbekend componist – toch altijd wel een risico! Maar de missie is geslaagd, met als doorslaggevend bewijs, naast de aria’s: de twee cantatedelen uit de tijd dat Cesti in Rome ontwijd probeerde te raken. Zijn muziek is 72
In 1681, zes jaar na zijn aankomst in Rome, verscheen Corelli’s opus 1: Sonate a tre (triosonates) opgedragen aan de excentrieke ex-koningin van Zweden, Christina en de door haar opgerichte Accademia Reale, bestemd voor de culturele elite. De benaming sonate da chiesa (met de vaste delen-volgorde langzaam-snel-langzaam-snel) betekende niet dat ze speciaal voor kerkelijk gebruik waren bedoeld. Maar volgens Johann Mattheson in diens Der volkommene Capellmeister, waren ze wel zeer geschikt om de diensten wat luister bij te zetten. In 1689 verscheen de tweede bundel, nu opgedragen aan Francesco d’ Este, hertog van Modena. Zowel opus 1 als 3 hadden meteen na hun verschijnen enorm veel succes en vonden al snel hun weg via Modena, Venetië en Antwerpen naar Londen. De uitvoeringen van het Avison Ensemble zijn uitstekend, vooral de instrumentale perfectie. De intonatie van de strijkers is vlekkeloos. De klankschoonheid is groot, maar iets minder zoet-
JUDITH & ESTHER: E.J. DE LA GUERRE, S. DE BROSSARD E.A.
Julie Fioretti, Fuoco e Cenere o.l.v. Jay Bernfeld Cordes & Âmes Jay Bernfeld, ‘American in Paris’, pakte in zijn vijftien jaar aan het hoofd van ensemble Fuoco e Cenere allerlei repertoire aan. De afgelopen jaren was daarbij het meest opvallend Gagliano’s opera La Dafne. Voor de cd Judith & Esther koos hij een nogal ‘laat’ programma met cantates van Elisabeth Jacquet de la Guerre en Sébastien de Brossard, met twee joodse heldinnen in de schijnwerpers. Afgezien van een serieus balansprobleem tussen de jonge sopraan Julie Fioretti en de instrumenten is het genieten van deze nog veel te zeldzaam uitgevoerde muziek – waar ook te beginnen in de bijna oneindige stapel huiselijkreligieuze werken die klonken tijdens de laatste jaren van Lodewijk XIV? Extra speciaal is een losse aria van Jean Baptiste Moreau uit het toneelstuk-met-muziek Esther. Ze klonk in het Maison Saint-Louis in Saint-Cyr bij
CD-BESPREKINGEN
Versailles: De meisjeskostschool die de koning op aandringen van de vrome Madame de Maintenon had opgericht. Bijbels drama klonk zelden zo AE sensueel. J. HOTTETERRE: COMPLETE TRIOSONATAS OPUS3; JEAN-HENRY D’ANGLEBERT: HARPSICHORD TRANSCRIPTIONS FROM LULLY
Les Eléments o.l.v. Piero Cartosio; Basilio Timpanaro, klavecimbel Brilliant Classics 94761
Hotteterres triosonates opus 3 verschenen in 1712 en werden opgedragen aan de Hertog van Orléans: Dat zijn Premier livre de pièces pour la flûte traversière in 1708 al was opgedragen aan Lodewijk XIV maakt wel duidelijk dat zijn muziek in Versailles zeer werd gewaardeerd. Conform de smaak van de tijd combineert Hotteterre de Franse stijl met de Italiaanse. In tegenstelling tot de sonates van opus 2, die uit een reeks suitedelen bestaan, valt bij opus 3 meteen op dat ze uit vier delen bestaan, met als volgorde: langzaam–snel-langzaam-snel, in de stijl van de Sonate da chiesa van Corelli. Het ensemble Les Eléments komt tot prachtige stijlvolle vertolkingen: het spel van de twee traverso’s is expressief en ritmisch soepel, dankzij het typisch Franse ‘jeu inégal’; de uitbreiding van het klavecimbel-gamba continuo met theorbe en gitaar maakt het geheel nog kleurrijker. De sonates
worden afgewisseld met klavecimbeltranscripties van gedeelten uit opera’s van Lully, afkomstig uit de Pièces de clavecin van d’Anglebert: muzikaal en instrumentaal subtiel gespeeld door HD Basilio Timpanaro. A. VIVALDI: CELLOSONATES OPUS 14
Marco Ceccato, Accademia Ottoboni Zig Zag Territoires ZZT 338 Vivaldi’s concerten kennen we al decennia; zijn opera’s zijn de laatste jaren ook al aardig ingeburgerd, maar zijn kamermuziek blijft altijd wat in de schaduw. Misschien komt dat wel doordat Vivaldi zich hier van een wat rustiger en minder theatrale kant toont dan in de rest van zijn oeuvre. Desondanks schreef hij behoorlijk wat muziek voor kleinere bezetting die het aanhoren meer dan waard is. Marco Ceccato biedt een prachtige opname van de cellosonates opus 14. Ceccato speelt bij Gli Incogniti van Amandine Beyer, maar bracht voor deze cd zijn eigen ensemble mee, met prima continuo-spelers. Een hele cd cellosonates is vaak wat veel van het goede, maar door de afwisselende continuo-combinaties én door het prachtige spel van Ceccato is deze cd makkelijk van begin tot eind te MB genieten.
Het goede nieuws: er zitten veel smakelijke ingrediënten in deze Matthäus onder leiding van Peter Dijkstra, al sinds 2007 chefdirigent van het Beierse radiokoor (en binnenkort aan de slag bij het Nederlands Kamerkoor). Om te beginnen het koor, dat in elk repertoire uitzonderlijk presteert; Concerto Köln, hier ondanks wat vlakke momenten in goede vorm; solisten als Karina Gauvin, en vooral Julian Prégardien als evangelist, beiden prachtig. Toch wil deze passie maar niet boeien. Is het de live-opname uit de Münchner Herkulessaal, die veel te veel details op de achtergrond dwingt? (Ik zeg details, maar eigenlijk hoor ik de koorsopranen nauwelijks.) Is het KarlMagnus Fredriksson, die het als Christus over een traditionele boeg gooit en die letterlijk en figuurlijk dissoneert naast een orkest op oude instrumenten? Zijn het Dijkstra’s tempi, langzaam noch snel, maar vaak toch zo dwingend dat er geregeld buiten de lijntjes wordt gekleurd? Uitvoeringen door zelfverklaarde ‘non-specialisten’ zullen en moeten er zijn, maar ik reken dan wel op meer AE karakter.
J.S. BACH: SONATES POUR FLUTE
J.S. BACH: MATTHÄUS-PASSION
Les Musiciens de Saint Julien o.l.v. François Lazarevitch (solist) Alpha 186
Solisten, Chor des Bayerischen Rundfunks, Concerto Köln o.l.v. Peter Dijkstra BR Klassik 900508
François Lazarevitch presenteert hier alle fluitsonates van Bach: de twee 73
CD-BESPREKINGEN
met obligaat klavecimbel, de twee met continuo, plus de Partita voor fluit solo. Wat er verder aan fluitsonates van Bach bekend zijn, is niet met zekerheid aan hem toe te schrijven. Lazarevitch speelt alles met een heerlijke mediterrane tred, licht verend en met hier en daar met echte Franse versieringen. Hij speelt ook nog eens in de lage Franse stemming, ongeveer een hele toon lager dan de moderne. In de sonates met continuo is er een belangrijke rol voor de luit. Te midden van de vele goede uitvoeringen die er al zijn, is deze MB wel een hele speciale.
J.S. BACH: 6 BRANDENBURGSE CONCERTEN
nieuweling met John Butt een echte aanwinst. De meest recente inzichten over de uitvoeringspraktijk in Köthen zijn erin verwerkt. Daarom ook hier een enkelvoudige bezetting, en bovendien de erg lage stemming van 392Hz. Butt legt het hoe en waarom netjes in het cd-boekje uit, maar wat telt is het muzikale resultaat. En het moet gezegd: zelden klonken deze bonte concerten zo organisch en ontspannen. De texturen profiteren van de iets minder penetrante klank en de extra gloed van de lagere stemming, terwijl het geheel toch bijzonder transparant en hoorbaar blijft. Maar het heeft vooral te maken met de uitstekende musici die Butt om zich heen heeft verzameld – geen overbodige luxe voor dit repertoire – met de Nederlandse violiste Cecilia Bernardini voorop. Had u al een tijd niet meer naar andere dan die oude Brandenburgers van u geluisterd? Dan zijn dit twee schijfjes die wel eens maandenlang in uw cd-speler PL zouden kunnen liggen.
G.F. HÄNDEL: DUETTI DA CAMERA
Roberta Invernizzi, Marina de Liso, la Risonanza o.l.v. Fabio Bonizzoni Glossa GCD 921516
G.F. HÄNDEL: SIROE, RE DI PERSIA
Dunedin Consort o.l.v. John Butt Linn CDK 430
Solisten, FestSpielOrchester Göttingen o.l.v. Laurence Cummings Accent ACC 26401
Het verschijnen van een nieuwe opname van Bachs Brandenburgers is misschien niet meteen een gebeurtenis waarbij je alles aan de kant schuift, om zonder uitstel het resultaat te beluisteren. Zeker, het is geliefd repertoire, maar elke barokliefhebber heeft wel een of twee setjes in de platenkast staan: de uitvoeringen van Pinnock of Goebel uit de jaren ’80 bijvoorbeeld, die, als zoveel van wat ze hebben opgenomen, nog altijd staan als een huis; misschien de jongens van Giardino Armonico die er een turboschepje bovenop deden, of het Franse Café Zimmermann, die er met hun enkelvoudige bezetting echte kamermuziek van maakten. Toch is deze
‘The taste of the town is so depraved, that nothing will be approved of but the burlesque’ (de smaak van de stad is zo belabberd dat niets zal aanslaan, behalve het kluchtige). Als Händel-fan en tijdgenote Mary Pendarves gelijk had met haar woorden, dan zou Siroe het nog zwaar krijgen in Londen. Inderdaad kwam de opera seria moeilijk van de grond, afgezet tegen het succes van de fameuze Beggar’s Opera in een concurrerend theater. Uiteindelijk werd Siroe met achttien voorstellingen toch een succes. Maar sinds Händels tijd is het koningsdrama nauwelijks te horen of te zien, wat het Händelfestival Göttingen vorig jaar goedmaakte met een enscenering van het span-
74
nende, maar misschien wat sobere koningsdrama. De sterren van toen zijn vervangen door talenten van nu: Senesino werd Yosemeh Adjei in de titelrol, terwijl de diva’s Faustina en Cuzzoni nu Anna Dennis en Aleksandra Zamojska heten. Waar Adjei’s stem me domweg tegenstaat, verdient Lisandro Abadie als koning Cosroe een speciale vermelding: zijn basstem maar blijft groeien in AE nuance en overtuigingskracht.
Fabio Bonizzoni had het tijdens de concerten in mei tijdens het afgelopen Seizoen Oudemuziek helaas niet zo best getroffen met zijn twee solisten. Maar op deze net verschenen cd, met eveneens duetten van Händel, gaat het beter. Met deze cd sluit Bonizzoni de complete opnamen van Händels Italiaanse cantates af. Sopraan Roberta Invernizzi is één van de grote vocale smaakmakers van dit project, ze is op bijna iedere aflevering te beluisteren, en samen met alt Marina de Liso laat ze hier Händels duetten volop stralen. De stemmen kringelen heerlijk om elkaar heen, precies zoals dat moet bij deze muziek. Echt jammer dat La Risonanza deze twee geweldige solisten in mei niet bij zich had. Deze uitgave staat op hetzelfde hoge niveau
CD-BESPREKINGEN
als de andere afleveringen uit deze MB bijzondere reeks opnamen.
Dit repertoire met weinig diepgang staat of valt met de uitvoerenden en dankzij Christophe Coin c.s. die de composities benaderen met een inzet als waren het meesterwerken, valt er toch nog te genieten, al is dat dan voornamelijk door het cantabile HD cellospel.
jaar oud, maar dat is qua opname en uitvoering niet te merken. Het (kleine) koor en orkest klinken transparant, de tempi zijn levendig en de solisten, onder wie Barbara Schlick en Christoph Prégardien, die in de jaren erna hun vaste plaats in het oudemuziekcircuit zouden veroveren zijn uitstekend. HD
C.P.E. BACH: DIE AUFERSTEHUNG UND HIMMELFAHRT JESU (WQ 240); GOTT HAT DEN HERRN AUFGEWECKET ( WQ 244) M. BERTEAU: SONATES & AIRS FOR VIOLONCELLO
Christophe Coin, Petr Skalka en Felix Knecht, cello; Markus Hünniger, klavecimbel Glossa GCD 922512 Martin Berteau (1708-1771) is de geschiedenis ingegaan als degene die de cello van louter basinstrument evolueerde tot een volwassen strijkinstrument dat ook geschikt was voor solostukken. Hij begon zijn carrière als gambist en schakelde, na een verblijf in Bohemen, over op de cello. Hij breidde de technische mogelijkheden uit, zoals de bovenhandse stokvoering, de dubbelgreeptechniek en het spelen in hoge positie, waardoor een omvang van basregister tot discant mogelijk werd. Door al deze vernieuwingen werden de mogelijkheden tot expressie uitgebreid en werd de cello bovendien geschikt voor technisch veeleisend repertoire. Dat de reputatie van Berteau vooral berust op zijn instrumentale kwaliteiten, en niet op zijn compositorische, wordt in deze sonates en airs pijnlijk duidelijk, want het klinkende resultaat van al deze vernieuwingen vertaalt zich voornamelijk in virtuositeit en sentiment. Zo komen in bijna alle sonates de aanduidingen ‘amoroso’ of ‘gracieux’ voor, wat eveneens rake typeringen voor deze muziekstukken zijn.
Die Rheinische Kantorei (240); Das kleine Konzert (244) o.l.v. Hermann Max Brilliant Classics 94818 (2 cd’s) Die Auferstehung und Himmelfahrt Jesu werd door Bach zelf als een van zijn beste werken beschouwd. Het werk is door de persoonlijke en lyrische uitbeelding van de religieuze emoties (het basrecitatief ‘Judäa zittert!’) typerend voor de oratoriumstijl van de late achttiende eeuw. Het ging op 18 maart 1778 in Hamburg in première waar het zeer goed werd ontvangen. Voor zijn publieke concerten had Emanuel Bach de beschikking over veel betere instrumentalisten en zangers dan voor zijn kerkconcerten. Daardoor kon hij voor de uitvoering van dit oratorium behoorlijke eisen aan de uitvoerenden stellen. Rond dezelfde tijd kreeg het oratorium drie uitvoeringen in Wenen, die alle geleid werden door Wolfgang Amadeus Mozart. Dat deze het werk hoog aansloeg blijkt uit het feit dat hij er, in tegenstelling tot zijn rigoureuze ingrepen bij Händels oratoria, nagenoeg niets aan veranderde, op het versimpelen van een virtuoze trompetpartij na. De cantate Gott hat den Herrn aufgewecket dateert uit de Berlijnse tijd van de componist (1756) toen hij in dienst was van het hof en nauwelijks religieuze muziek schreef. De stijl van vader Bach is hier nog zeer aanwezig. Beide opnamen zijn al rond de dertig
C.P.E. BACH: WORKS FOR KEYBOARD AND VIOLIN. SONATES WQ76, 78 EN H502. CLAVIER-FANTASIE MIT BEGLEITUNG EINER VIOLINE H538 EN ARIOSO PER IL CEMBALO E VIOLINO
Leila Schayegh, viool; Jörg Halubek, tangentenpiano en klavecimbel Pan Classics PC10305 In het vorige nummer besprak ik, met enthousiasme, een cd met gedeeltelijk hetzelfde repertoire als onderhavige (de Sonates Wq76, 78 en het Arioso in A) door het duo Breuninger/Kuijken. Die mening blijft overeind, maar deze nieuwe productie verdient naast de eerder vermelde een gelijkwaardige plaats vanwege de andere, iets historischer, invalshoek. Klavierspeler Halubek bespeelt in tegenstelling tot collega Breuninger, die voor een fortepiano koos, een klavecimbel en een tangentenpiano (naar Späth en Schmahl, Regensburg) Dit type klavier, waarbij de snaren door dunne houten hamertjes worden aangeslagen, combineert de klankmogelijkheden van klavecimbel, fortepiano en clavichord, en staat met zijn transparante timbre dichter bij het klankidioom van Bachs 75
CD-BESPREKINGEN
Berlijnse jaren. De keuze tussen tangentenpiano of klavecimbel is aan de spelers, maar beide zijn zeer verdedigbaar: zo wordt voor de Sonate in b Wq76 voor klavecimbel gekozen en voor de Sonate in c Wq78 ( uit dezelfde periode!) voor de tangentenpiano. Het wat hogere Sturm und Drang-gehalte van de laatste vaart er wel bij. Het spel van Schayegh en Habulek is van een grote zeggingskracht en met name in de Clavier-Fantasie in fis demonstreren beiden hun gave om het maximale uit hun instrument te halen. De expressiemogelijkheden van de tangentenpiano worden hier ten volle uitgebuit en tonen zonneklaar aan hoe geschikt dit instrument voor dit repertoire is! Curieus zijn enkele door Johannes Brahms uitgewerkte continuo-passages. Hij was een bewonderaar van Bach en verzorgde in 1859 een uitgave van de Sonates Wq76 en 78, waarbij hij, klein gedrukt, suggesties gaf voor de uitvoering HD ervan.
nogal wat aan zijn muziek gewijde nieuwe uitgaven, waaronder orgelsonates door Ton Koopman. Koopman weet natuurlijk wat sprankelen is en hij doet dat volop in de weinig gehoorde orgelsonates. Hij bespeelt een prachtig Berlijns orgel, een instrument dat over de voor deze muziek vereiste intieme klank beschikt. Celliste Ophélie Gaillard speelt met haar kersverse Pulcinella Orchestra twee celloconcerten, een sinfonia en een triosonate. Bijzonder is dat in het orkest ook een fortepiano meespeelt als extra kleur. Gaillard gaat in de snelle delen van de celloconcerten soms wat slordig, ze neemt sommige delen ook gewoon iets te snel, maar in de langzame delen neemt ze gelukkig veel rust. En die fortepiano: dat vind ik MB echt een vondst!
C.P.E. BACH: ORGELSONATES
Ton Koopman Challenge Clasics CC72260 C.P.E. BACH: CELLOCONCERTEN EN SONATES
Pulcinella Orchestra o.l.v. Ophélie Gaillard (soliste) AP080
J. HAYDN: THE SEVEN LAST WORDS OF CHRIST
Alexei Lubimov, tangentenpiano Zig-Zag Territoires ZZT 341
Het is dit jaar driehonderd jaar geleden dat Carl Philipp Emanuel Bach werd geboren, dus verschijnen er 76
Aan het eind van 1786 kreeg Haydn vanuit het Spaanse Cádiz van Jose Sáez de Santamaría – markies annex priester – de opdracht voor een orkestwerk dat de zeven laatste woorden van Christus aan het kruis moest illustreren. Goede Vrijdag 1787 werd het aldaar uitgevoerd en twee weken ervoor al in Wenen en Bonn. Het plan om dit werk niet als oratorium, maar als zuiver instrumentaal stuk te bren-
gen, werd door tijdgenoten zeer gedurfd gevonden. Maar, zoals destijds het Duitse muziektijdschrift Magazin der Musik schreef, slechts een genie als Haydn was tegen deze taak opgewassen. Tijdens de onderhandelingen met uitgever Artaria over de orkestversie werd er ook al overlegd over een versie voor strijkkwartet, én een voor klavier. Deze laatste bewerking is niet van Haydns eigen hand, maar oogstte wel diens lof. Hoewel het titelblad van uitgeverij Artaria ‘Per il clavicembalo o Forte Piano’ aangeeft, is het klavecimbel niet toereikend om de grote verscheidenheid aan retorische figuren en de daarbij aangegeven dynamische voorschriften naar behoren weer te geven. De keuze voor een tangentenpiano is voor dit werk een schot in de roos. Door die ‘tangenten’, smalle houten staafjes, worden de snaren aangeslagen waardoor de helderheid van het klavecimbel wordt gecombineerd met de nuancemogelijkheden van fortepiano en clavichord met als extra’s nog een moderatoren harpregister. Niet alleen vanwege de dynamische mogelijkheden van het instrument, dat de laatste tijd langzamerhand uit de schaduw begint te komen, maar vooral door de superieure uitvoering van Alexei Lubimov en diens inzicht in de muzikale retorica, vind ik deze opname van dit werk tot nu toe de allerbeste. Geen aspect laat Lubimov onderbelicht, van het opstandige ‘waarom hebt gij mij verlaten’ tot het berustende ‘Consummatum est’. Aan het slot, ‘Il Terremoto’, laat Haydn de aarde beven en toont hij hoe ver hij qua dramatische uitdrukking zijn tijd vooruit was. Lubimov laat horen hoezeer hij de grenzen van het instrument weet op HD te zoeken. Een absolute must!
CD-BESPREKINGEN
W.A. MOZART, F. SCHUBERT: THE ART OF STANLEY HOOGLAND
Stanley Hoogland, fortepiano; Orchestra Libera Classica en diverse solisten Arte dell’ Arco (6 cd’s) Een terechte hommage aan Stanley Hoogland, de grondlegger van de Nederlandse fortepianoschool, voor wie decennia lang en overal vandaan leerlingen naar de Conservatoria van Den Haag en Amsterdam kwamen. Hij werkte samen met de beste solisten uit het oudemuziekkamp (o.a. Anner Bijlsma en Jaap Schröder) en de laatste jaren vooral met Japanse specialisten die hun opleiding in Nederland kregen. Dit eerbetoon komt niet uit Nederland, maar uit Japan, waar ook vier van de zes cd’s werden opgenomen. De cd’s met solowerken van Mozart (3 sonates, een rondo en een fantasie) en van zijn pianotrio’s met de uitstekende violist Natsumi Wakamatsu en cellist Hidemi Suzuki, zijn in deze kolommen al eens zeer lovend besproken. Van hetzelfde niveau is de derde cd met twee pianokwartetten (de spelers aangevuld met altvioliste Hiroshi Narita) en een trio. Nieuw verschijnt in deze box een live opname uit Tokio uit 2006 van Mozarts concert in d KV466, met het Japanse orkest Libera Classica. Een imponerende uitvoering dankzij een uitgebalanceerde aanpak met duistere accenten van Hoogland. Cd 5 bevat opnamen uit 1982 van Schuberts Sonate in A, zijn Rondo Brillant in b en de Fantasie in C, samen met violiste Vera Beths. De opnamen moesten het begin worden van een complete Schubert-viool-pianoserie, en dit geweldige spel van Hoogland en Beths onderstreept nog eens hoe jammer het is dat die nooit werd voltooid.
Op de laatste cd speelt Hoogland solo: een indrukwekkende uitvoering van de Schubertsonate nr.30 in A, enige Ländler en de Drei Klavierstücke uit 1828. Weense melancholie en Schwung ten top! Voor Mozart wordt een fortepiano bespeeld van Christopher Clarke (naar Anton Walter,1795), Schubert klinkt op twee originele Weense instrumenten: een Jacob Weiss (1842) voor de duo’s met Beths, en een Joseph Böhm (1825) voor de solo-cd. Geen Mozart- en Schubertliefhebber mag zich deze productie laten HD ontgaan.
77
vrienden oudemuziek
CD-AANBIEDINGEN G.F. Händel: Your Tuneful Voice Iestyn Davies, Carolyn Sampson, The King's Consort o.l.v. Robert King Vivat 105 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18
Na Les Arts Florissants, The Tallis Scholars en The Academy of Ancient Music begint nu ook The King’s Consort voor zichzelf op de platenmarkt. Op deze uitgave staat een Händel-recital met de geweldige countertenor Iestyn Davies (Carolyn Sampson zingt in enkele duetten). Bij de selectie uit diverse oratoria is vooral gekozen voor de minder bekende, langzame aria’s, en juist daarin komt Davies’ vloeiende stem optimaal tot z’n recht. Het orkest kan uitpakken in uptempo wondertjes als ‘Mighty love now calls to arms’ uit Alexander Balus. De opening van de Birthday Ode for Queen Anne, die ik nog nooit zo langzaam hoorde, is een adembenemend hoogtepunt van concentratie en uithoudingsvermogen. Een gloedvol label-begin!
A. Cesti: Alma mia Raquel Andueza, La Galanía Anima e Corpo 003 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18
Antonio Cesti was dan wel priester, maar zei uiteindelijk de kerk vaarwel om zich aan opera’s te wijden in de twee belangrijkste muzikale centra van zijn tijd: Venetië en Innsbruck. Te oordelen naar deze geselecteerde fragmenten moeten dat zeer krachtige stukken zijn geweest. Raquel Andueza en haar collega’s overtuigen in dit portret van een onbekende componist, wat toch altijd een risico is. Maar de missie is geslaagd. Vooral de twee cantatedelen uit de tijd dat Cesti nog priester was in Rome geven de doorslag. Zijn muziek is even kleurrijk als zijn biografie: grootse lamenti op dalende bassen, liedjes met kwinkelerende violen en uitbundige lofzangen op de liefde. Ze profiteren alle van Andueza’s wendbare, bij momenten naïef-verleidelijke stem. The art of Stanley Hoogland: W.A. Mozart en F. Schubert Stanley Hoogland, fortepiano; Orchestra Libera Classica en diverse solisten Arte dell’ Arco (6 cd’s). 78
Morte dolce: C. Huygens, G. Caccini, G. Kapsberger e.a. Oscar Verhaar, Michiel Niessen Quintone Q14001 Normale prijs ca. € 18 Voor Vrienden € 15
Caccini, Kapsberger, Merula en Strozzi zochten allemaal hetzelfde: een poëtische declamatie die tegelijk verstaanbaar en vervoerend is. De Nederlandse countertenor Oscar Verhaar kan nog groeien in de schijnbaar moeiteloze virtuositeit die deze muziek vraagt. Verder voldoet hij aan alle eisen: hij heeft de stem, hij begrijpt de poëzie, hij stelt interessante programma’s samen en weet zichzelf letterlijk in the picture te spelen. De troef van deze cd zijn de liederen van Constantijn Huygens, geïnspireerd door zijn reizen in Italië en door enkele teksten van Hooft, waaronder een verrassend geslaagde Nederlandstalige versie van Caccini’s ‘Amarilli’. Ze liggen ingebed tussen hits als Monteverdi’s ‘Si dolce è’l tormento’ (zie YouTube), en onbekende schatten van Ferrari, Mazzocchi, Saracini en tijdgenoten.
J.S. Bach: 6 Brandenburgse Concerten Dunedin Consort o.l.v. John Butt Linn CDK 430 Normale prijs ca. € 35 Voor Vrienden € 30
Deze nieuwe opname van Bachs Brandenburgse Concerten is een echte aanwinst. De meest recente inzichten over de uitvoeringspraktijk in Köthen zijn erin verwerkt, waar onder een enkelvoudige bezetting en de erg lage stemming van 392Hz. Butt legt het hoe en waarom netjes in het cdboekje uit, maar wat telt is het muzikale resultaat. En het moet gezegd: zelden klonken deze bonte concerten zo organisch en ontspannen. De texturen profiteren van de iets minder penetrante klank en de extra gloed van de lagere stemming, terwijl het geheel toch bijzonder transparant en hoorbaar blijft. Bovendien heeft Butt uitstekende musici om zich heen verzameld, met de Nederlandse violiste Cecilia Bernardini voorop. Dit zijn twee schijfjes die wel eens maandenlang in uw cd-speler zouden kunnen liggen.
GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON. DEZE CD-AANBIEDINGEN ZIJN OOK TIJDENS HET FESTIVAL BIJ DE FESTIVALCD-WINKEL VERKRIJGBAAR.
vrienden oudemuziek
CD-AANBIEDINGEN Het Maassluise Hoekertje Camerata Trajectina o.l.v. Louis P. Grijp Globe GLO 5258 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 19
H. Isaac, L. Senfl, T. Tallis e.a.: From the imperial court, music from the house of Habsburg Stile Antico Harmonia Mundi HMU 807595 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 15 Stile Antico brengt op hun nieuwste cd muziek van componisten die de eerste drie generaties Habsburgers hebben gediend. Maximilian I had Heinrich Isaac als kapelmeester, later opgevolgd door Ludwig Senfl. Van Senfl klinkt ‘Quis Dabit Oculis’. Het ensemble neemt het tempo hier opvallend veel langzamer dan het grootste deel van hun collega-ensembles en dat is goed, want de meeste uitvoeringen van dit motet zijn te snel. Uit de enorme hoeveelheid componisten en composities, waaruit in het kader van deze cd gekozen kon worden, is een mooi programma samengesteld, waarbij de stijlverschillen tussen bijvoorbeeld Pierre de la Rue en Nicolas Gombert heel goed naar voren komen. Het is bekend maar mag best nog eens gezegd: dit ensemble heeft een prachtige klank, heeft veel aandacht voor tekstexpressie en een heldere samenzang.
Maassluis maakte in het begin van de zeventiende eeuw een enorme groei door. De visserij was de voornaamste bron van inkomsten en alles wat daarmee te maken heeft komt in de liederen op deze cd aan de orde. Het hoekertje was een klein type zeilschip, waarmee op kabeljauw werd gevist. ‘Het Maassluysche Hoekertje’ is ook de naam van één van de liedboekjes, waaruit voor deze cd is geput. Maassluis schijnt in de zeventiende eeuw de hoogste liedboekjesdichtheid van Nederland te hebben gehad. Dat de vissers vrome lieden waren blijkt ook uit veel van de hier gezongen teksten, waarbij Camerata Trajectina versterking krijgt van een echt Maassluis’ visserskoor. De losse en spontane uitvoeringsstijl die we van het ensemble gewend zijn is ook op deze cd weer optimaal aanwezig.
Nuits Occitanes: chansons de troubadours Ensemble Céladon o.l.v. Paulin Bündgen Ricercar RIC 340 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18 Countertenor Paulin Bündgen heeft een prima ensemble om zich heen verzameld. Zijn ensemblegenoten, sopraan Clara Coutouly en verschillende instrumentalisten spelend op Middeleeuwse luit, fluit, Arabische rebab, percussie en andere kleurrijke instrumenten, zijn vaardig in het improviseren op het muzikale materiaal uit de liederen. Dat ze daarbij kozen voor de wat minder vaak opgenomen troubadour chansons (liederen over de nacht en geheime liefdes) is toe te juichen. Met deze muziek wil Ensemble Céladon ‘een deur openen naar de verbeelding’, zo staat op hun website te lezen.
A. Vivaldi: Cellosonates opus 14 Marco Ceccato Accademia Ottoboni Zig Zag Territoires ZZT 338 Normale prijs ca. € 23 Voor Vrienden € 18
Vivaldi’s concerten kennen we al decennia; zijn opera’s zijn de laatste jaren ook al aardig ingeburgerd, maar zijn kamermuziek blijft altijd wat ondergeschoven. Misschien komt dat doordat Vivaldi zich hier van een wat rustiger en minder theatrale kant laat zien dan in de rest van zijn oeuvre. Desondanks schreef hij behoorlijk wat muziek voor kleinere bezetting die het aanhoren meer dan waard is. Marco Ceccato biedt een prachtige opname van de cellosonates opus 14. Ceccato speelt bij Gli Incogniti van Amandine Beyer, maar bracht voor deze cd zijn eigen ensemble mee, met prima continuo-spelers. Een hele cd cellosonates is vaak wat veel van het goede, maar door de afwisselende continuo-combinaties én door het prachtige spel van Ceccato is deze cd makkelijk van begin tot eind te genieten.
GRATIS THUISBEZORGD ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON. DEZE CD-AANBIEDINGEN ZIJN OOK TIJDENS HET FESTIVAL BIJ DE FESTIVALCD-WINKEL VERKRIJGBAAR.
79
Tijdschrift Oude Muziek
medewerkers voor deze uitgave:
ISSN 0920-6649
Enrico Gatti, Albert Edelman, Robert Mealy, Agnes van der
jaargang 29 / nr.3 – augustus 2014
Horst, Mariska van der Meij, Stefan Grondelaers, Annemarie
verschijnt 4x per jaar
Peeters, Marcel Bijlo, Bart Jaski, Sofie Taes, Susanne Vermeulen, Henk Dekker, Xavier Vandamme, Pieter Lucassen
uitgave en productie: adverteren: Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl bureau: miniadvertenties bezoekadres: Plompetorengracht 4
voor particulieren, € 15 per 4 regels,
NL-3512 CC Utrecht
140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5
t. +31 (0)30 232 9000 f. +31 (0)30 232 9001
opgave voor servicerubrieken:
info@oudemuziek.nl www.oudemuziek.nl
Cursussen en festivals op het gebied van de oude muziek
correspondentieadres:
worden kosteloos aangekondigd indien de gegevens compleet
Postbus 19267
en tijdig worden aangeleverd. Onvolledige opgaven worden
NL-3501 DG Utrecht
niet geplaatst.
Nederland deadlines: vormgeving: periode 15 februari - 15 mei: 2 januari Studio rUZ / Went&Navarro
periode 15 mei - 15 augustus: 1 april periode 15 augustus - 15 november: 1 juni
opmaak:
periode 15 november - 15 februari: 1 oktober
Esther de Bruijn
donateur worden:
drukwerk en bindwerk:
Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het
Practicum Grafimedia Groep
Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival en onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee
cover:
u in aanmerking komt voor diverse kortingen. Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of
foto: Charles-André van Loo. Bron: commons.wikimedia.org
bel met 030 232 9000.
redactie:
Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA
Agnes van der Horst (eindredactie)
Grave, 0486 486 486.
COLOFON
Susanne Vermeulen Xavier Vandamme Juliëtte Dufornee Wilmer de Jong
80
Het volgende nummer verschijnt medio november 2014.
28.01 — 01.02.15
Der Tod Geniet van 5 dagen Bach in Brugge dankzij de extra voordelige passen.
Collegium Vocale Gent Philippe Herreweghe Vox Luminis Maude Gratton Barthold Kuijken Christophe Wolff Marie-Elisabeth Hecker Alexander Lonquich Frappé-Pincée Emanuel Gat Dance Pascal Dubreuil Romina Lischka
Eric Montes, from the series Romance, 2008
Bach Academie Brugge
Wilt u meer weten over legaten of over schenkingen, neemt u dan contact op met Wilmer de Jong via 030 232 9000 of vrienden@oudemuziek.nl. Hij kan u ook alles vertellen over bijgaande fiscale voordelen.
Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.
3/2014 3/2014
Klassiek hoor je hier radio4.nl
FESTIVALNUMMER / ZEVENTIENDE-EEUWS MELODRAMA MEDEA / THE JUILLIARD SCHOOL OF MUSIC EVEN NAAR UTRECHT VERPLAATST / CHRISTINA PLUHAR OVER IMPROVISEREN EN GRENZEN VERLEGGEN / ALFREDO BERNARDINI OVER FUX, ZELENKA EN REICHENAUER / GABRIEL CROUCH OVER DE MUZIKALE BRIEFWISSELING VAN DE MONTE EN BYRD / PETR WAGNER OVER RAADSELACHTIGE FINGER EN NOG VEEL MEER…