Out of art 2015#1

Page 1

Magazine voor actuele Outsider Art

Jaargang 10 nummer 1 mei 2015 prijs â‚Ź 7,95

Thema: het heelal


Voorwoord Het heelal is alomvattend. Mysterieus en oneindig. Zie de grote variëteit aan vooral tweedimensionale kunstwerken in dit magazine. Het merendeel is gemaakt door hedendaagse kunstenaars.

Out of Art is een uitgave van Amerart n.v. onder auspiciën van am Foundation en verschijnt twee keer per jaar. Redactie Out of Art Prins Hendriklaan 43, 1075 ba Amsterdam Tel. 020-675 63 00 info@out-of-art.nl www.out-of-art.nl Werkgroep Out of Art 19: Frits Gronert, Eva von Stockhausen, Karin Verboeket en Phia Verstraete Aan dit nummer werkten verder mee: Annabelle Dupret, Jo Farb Hernández, Ton Raassen en Bert Schoonhoven. Vertaling: Language Unlimited Tekstredactie English summary: Eva von Stockhausen Vormgeving: Van Rosmalen & Schenk, Amsterdam Druk: Drukkerij Tesink, Zutphen Omslag: Ionel Talpazan, Ufo, 2006 (detail) Gemengde techniek op karton, 25,4 x 50,7 cm Collectie: Korine en Max E. Ammann Abonnementen/subscriptions Out of Art Abonnementenland Postbus 20, 1910 aa Uitgeest Tel. 0900 - 226 52 63 Fax 0251 - 310 405 klantenservice@aboland.nl www.aboland.nl De eerste abonnementsperiode geldt voor bepaalde tijd en kan niet tussentijds beëindigd worden. Abonnementen worden na de eerste abonnementsperiode omgezet naar een jaar­ abonnement, tenzij u tenminste 3 maanden voor het eindigen van de abonnementsperiode opzegt.

Abonnementsprijs in Nederland € 15,- per jaar Subscription inside Europe € 22.50 and outside Europe € 27.50 Voor verkooppunten zie www.out-of-art.nl Niets uit dit magazine mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorgaande toestemming van de uitgever.

Na een korte introductie over Outsider Art en het heelal, volgt een artikel dat Ton Raassen schreef om de hemellichamen toe te lichten. Zodat we begrijpen wat we zien als we ‘s nachts omhoog kijken. Dat doen immers de kunstenaars die zich door het universum laten inspireren ook. Al jarenlang tekent Ionel Talpazan ufo’s. Zijn appartement staat bol van de kunstwerken. Net als dat van Mr. Podgajski in Amsterdam. In Tilburg blijken diverse kunstenaars zich door het heelal te laten inspireren. Zij maakten recent nog uiteenlopende tekeningen en schilderijen. We besteden ook aandacht aan de wetenschappelijke en tegelijkertijd poëtische tekeningen van Karl Hans Janke. Ze ontstonden in een psychiatrisch hospitaal in de voormalige DDR. En speciaal voor dit magazine richtte Annabelle Dupret een filosofische blik op het werk van Giovanni Galli en Serge Delaunay, beiden zeer onder de indruk van de ruimtevaart en nog veel meer. Heel anders zijn de letterlijke luchtkastelen van Coen Ringeling en de aliens, ofwel goede vrienden van Jacqueline Loeve. En wat te denken van het animatiefilmpje vol sterren en liefde, gemaakt door Jan Peter Ligtenberg?

Out of Art 20 verschijnt begin december 2015 met een themanummer over horror vacui

2

OUT OF ART MEI 2015

32

In ‘Ik ben ik’ een gesprek met Reginald Drooduin. Zijn kleurrijke dieren en landschappen ogen harmonieus, maar niets is minder waar… Bert Schoonhoven werd geïnterviewd voor de rubriek ‘Fascinerende ontmoetingen’. Deze oprichter van een galerie met Outsider Art in Amsterdam, promoot deze kunstvorm al heel lang. Te vuur en te zwaard. En Jo Farb Hernández reisde vele jaren door heel Spanje om kunst-environments te documenteren en te fotograferen. Voor een boek, voor een tentoonstelling en voor dit magazine. Al met al ligt er weer een nieuwe Out of Art voor u. Met aardse en met buitenaardse berichten om te lezen. Karin Verboeket

© 2015

14

34


17

8

42 Thema: het heelal

4 5

Outsider Art en het heelal Over inspiratie vanuit de ruimte. Een introductie op het thema.

8

Fascinatie voor het heelal Toelichting op het heelal door Ton Raassen. Hoe meer je weet, hoe meer je ziet. Met een verrekijker bij de hand.

12

De ufo-man, Ionel Talpazan Een indringend blauw licht. Energie van een ufo? Tekeningen, geïnspireerd op een persoonlijke en mysterieuze ervaring.

14

Geheimzinnig en magisch Een gezamenlijke fascinatie voor het heelal zorgt voor een explosie aan kunstwerken.

17

Voor de mensheid geschapen door Karl Hans Janke Zijn technische aanleg en ongebreidelde fantasie wendde deze ‘obsessieve uitvinder’ aan voor het algemeen nut.

25

Mr. Podgajski en het Rae Universum Over bijzondere beschavingen die kapot gingen aan teveel feesten…

26

De verlangmechanica van Giovanni Galli en Serge Delaunay Annabelle Dupret schrijft over ontdekken, waarderen en ­analyseren. En over lingerie en planeten, wulpse vrouwen en hoogstaande ruimtevaarttechniek.

32 40 42

Rubrieken

Ringelings Galaxy beyond the stars Vreemde kastelen op planeten. Heel ver weg.

Ik ben ik; Reginald Drooduin “Het is de kunst en een gevoel” Hij praat over zijn “eigen, zeldzame dieren”. Hij tekent ze ook. Kleurrijke, idyllisch ogende landschappen blijken bij nader inzien vol gevaar. Maar voor ons onzichtbaar. Over een ­fascinerende beeldtaal die je niet helemaal begrijpt, maar wel kunt waarderen.

21

Fascinerende ontmoetingen; Bert Schoonhoven Amsterdam Outsider Art Promotie van Outsider Art vanuit de hoofdstad, “… ­zonder al te veel toeters en bellen”. Interview met een fanatiek ­pleitbezorger van deze kunstvorm. Al jarenlang. Een openhartig gesprek over vrijheid en kritiek.

34

The place to be; kunst-environments in Spanje Espacios Siungulares Jo Farb Hernández over Spaanse kunst-environments. Sommige zijn er nog. Andere verdwenen. Maar zij documenteerde ze in een boek en stelt foto’s ten toon. Verhalen over angst, ­romantiek, geest en hart in een beeldend verslag na duizenden kilometers reizen door Spanje.

43 51 52

English section Agenda Nieuwe website Out of Art

Jacqueline Loeve, “Aliens zijn overal” Zij tekent aliens alsof zij ze dagelijks ontmoet. En dat is ook zo. Sterrenliefde Jan Peter Ligtenberg maakte een animatiefilm over liefde tussen sterren en planeten.

OUT OF ART MEI 2015

3


Thema: het heelal tekst: karin verboeket foto: paul hartland achtergrondfoto: nasa/jpl-caltech

Outsider Art en het heelal Mensen lieten en laten zich al eeuwenlang inspireren door het heelal; door het oneindige om ons heen. Zichtbare en onzichtbare natuurverschijnselen zetten beeldend kunstenaars en makers van games, stripboeken en films blijvend aan tot het creëren van een geheel eigen genre. Vanouds spelen binnen de reguliere beeldende kunst hemellichamen vaak een functionele, decoratieve of sfeerbepalende rol. Denk aan een oranjegele zon boven glooiende maïs­ velden, een bleke maan boven een rivierlandschap en geschilderde sterren die fonkelen boven een nachtelijke horizon. Voorbeeld van een uitzondering hierop is een werk van de internationaal bekende kunstenaar Olafur Eliasson (1967). In 2003 exposeerde hij in de Turbine Hall van de Tate Modern in Londen zijn installatie The Weather Project, waarbij een kunstmatige zon een bijzonder intens licht uitstraalde, dat op de bezoekers een diepe indruk achterliet. Eliasson richtte zijn creatieve aandacht op een detail uit het heelal en benadrukte daarmee het wereldwijde gevoel van mysterie dat wij in relatie tot het heelal ervaren. Bij het voorbereiden van dit themanummer viel het de redactie op dat veel outsider­ kunstenaars met een fascinatie voor het heelal, bij voorkeur ook vaak inzoomen op de afzonderlijke hemellichamen; zonnen, manen, sterren, planeten en kometen krioelen door elkaar of worden juist geordend afgebeeld. Heel gedetailleerd. Ook vormt het heelal, als onbestemde plaats van oneindigheid, voor deze kunstenaars een aantrekkelijk decor

voor persoonlijke fantasieën over mysterieuze wezens en obsessies met rondzwevende kometen en ruimtevaartuigen. Om zoveel mogelijk varianten van door het heelal geïnspireerde kunstwerken aan bod te laten komen, besteden we aandacht aan verschillende kunstenaars en hun tweedimen­ sionale werken. Zo zijn daar de technisch aan­ doende tekeningen van Serge Delaunay en Karl Hans Janke, de poëtische ruimtevaartuigen van Giovanni Galli en de zinderende ufo’s van Ionel Talpazan. Coen Ringeling laat zijn fantasie los op ruimtesteden en Jacqueline Loeve tekent aliens alsof zij ze persoonlijk kent. Kunstenaars van Atelier Artenzo zijn zo gefas-

“Ik steek de stekker in het stopcontact van de kosmos hier boven mij en dan komen de beelden.”

4

OUT OF ART MEI 2015

cineerd door het heelal dat er als het ware een explosie aan kunstwerken ontstaat. Iedereen vertaalt deze fascinatie anders, met als meest voorkomende trefwoorden: “mysterie” en “spannend”. Mr. Podgajski tenslotte, heeft iets met het Rae Universum, dat alleen door hem gekend en geschilderd wordt. De besproken werken tonen een piepklein fragment van de oneindige diversiteit aan door het heelal geïnspireerde kunst van outsiders. Of, zoals Ognjen Jeremic (1953-2005) eens tegen Nico van der Endt van Galerie Hamer zei “Ik steek de stekker in het stopcontact van de kosmos hier boven mij en dan komen de beelden”.

Ognjen Jeremic The Kiss, 1991 Gemengde techniek op papier, 70 x 90 cm Collectie Galerie Hamer, Amsterdam


Thema: het heelal tekst en foto’s: ton raassen

Fascinatie voor het heelal De hemel is van ons allemaal. Iedereen op aarde kan het licht van de zon zien of de warmte van de zon voelen. Iedereen kan het wassen van de maan, ofwel het groeien van een dun sikkeltje naar volle maan, ervaren. Dat geldt voor ons allemaal, maar dat niet alleen. Dat gold ook voor alle mensen die voor ons geleefd hebben en dat zal gelden voor wie na ons komt. Het zal dan ook niemand verbazen dat deze hemellichamen van oudsher een grote rol hebben gespeeld in veel (natuur)godsdiensten en in de beeldende kunst. De fascinatie voor het allesomvattende, eindeloze, grenzeloze en mysterieuze heelal bestaat al sinds mensen­ heugenis. En ook bij deze materie geldt: hoe meer je weet, hoe meer je ziet. Daarom hieronder een korte toelichting op het heelal. De zon

De zon is een ster, maar wel een die sterrenkundig gezien heel dichtbij staat. Zij/Hij is voor iedereen een bron van warmte en licht, zo fel dat je er nooit met het blote oog naar mag kijken (gebruik een verduisteringsbril). Toch ervaren mensen de zon ­verschillend. In zuidelijke landen is de zon heet en geselt de rug van de werkers op het land: de koperen ploert. In noordelijke ­landen brengt de zon welkome warmte na koude winters. Is de zon daarom mannelijk in Romaanse talen en vrouwelijk in Germaanse talen? De maan

De maan is het symbool van de nacht: vrouwelijk in zuidelijke talen en mannelijk in noordelijke talen. De maan kennen we van haar nachtelijke schijngestalten. De maan zendt zelf geen licht uit. Wat we zien is gereflecteerd zonlicht. De ene keer toont de maan een dun sikkeltje, vlak na, of net voor nieuwe maan. Soms is de maan half en soms ook vol. Allemaal afhankelijk van de positie van de maan ten opzichte van de zon en de aarde. Op de maan zijn heel veel kraters die al met een eenvoudige ‘vogelkijker’ zijn te zien en met een redelijk eenvoudig fototoestel (wel met 12 x zoom) zijn vast te leggen.

Planeten

Net als de maan zenden ook planeten zelf geen licht uit, maar zien we ze door het gereflecteerde zonlicht. Net als de aarde draaien planeten om de zon. Omdat ze relatief dichtbij staan, zien we ze bewegen tussen de verafgelegen ‘vaste’ sterren. De oude Grieken constateerden dat ook al. Planeten danken aan de Grieken hun naam. Planetos betekent in het Grieks ‘dwaler, doler, zwerver’. Het was dus een object dat tussen de sterren door dwaalde. Sommige zijn heel helder (helderder dan de helderste sterren), zoals Venus en Jupiter. Mars en Saturnus benaderen in helderheid de helderste sterren. Omdat Venus dichter bij de zon staat dan bij de aarde, is zij alleen zichtbaar in de schemering; op zijn hoogst enkele uren na zonsondergang of enkele uren voor zonsopkomst. In het voorjaar van 2012 stonden Venus en Jupiter dicht bij elkaar aan de avondhemel. Ik heb dat gefotografeerd boven de Eng van p

“Maar ook als ik op de fiets zat en in het westen Venus en Jupiter zag, kon ik mijn ogen er bijna niet vanaf houden.”

OUT OF ART MEI 2015

5


Thema: het heelal tekst: frits gronert foto’s: max e. ammann

De ufo-man, Ionel Talpazan Vanaf 2003 tot 2011 bezocht ik jaarlijks de Outsider Art Fair in New York. Tot 2008 werd deze kunstbeurs georganiseerd in de Puck Building in Soho. Dit schitterende industriële, bakstenen gebouw met indruk­ wekkende stalen kolommen en hoge plafonds was de ideale plek om kunst van outsiders te presenteren.

Ionel Talpazan Rocket, 2006 Gemengde techniek op karton, 24,4 x 50,7 cm Collectie Korine en Max E. Ammann

Eind januari, de vaste periode van de beurs, is het meestal koud in New York. Er ligt vaak veel sneeuw en een ijzige wind blaast tussen de wolkenkrabbers. Desondanks vinden duizenden geïnteresseerden hun weg naar deze specialistische kunstbeurs. Niet alleen binnen, maar juist ook buiten de Puck Building was, ondanks de vrieskou, altijd veel te zien. Daar stonden outsiderkunstenaars hun werk zelf aan de man te brengen. De aan hekken opgehangen, en op de grond gelegde kunstwerken wisselden sterk van kwaliteit. Sommige kunstenaars huurden zelfs een vrachtwagen die voor de deur werd geparkeerd en zo kon fungeren als tijdelijke galerie. Elk jaar stond daar op de stoep ook een man met een uitgeklapte behangtafel met daarop talloze stifttekeningen van ufo’s in de meest felle kleuren. Pas jaren later kwam ik ditzelfde werk tegen in internationale collecties en galeries. Toen pas besefte ik dat ik de kunstenaar al die jaren ben voorbij gelopen, op weg naar de beurs. Moeilijk leven

Heel veel is niet over hem bekend, maar Ionel Parvu (1955) werd geboren in Roemenië, in een klein dorp op ongeveer 28 kilometer van Boekarest. Zijn twee­lingbroer overleed een paar dagen na diens geboorte. Ionels ouders waren ongetrouwd en hadden vaak conflicten met elkaar. Zij konden het leven met de baby niet aan. Het kind werd daarom ondergebracht bij de ouders van zijn vader. Op hun beurt stonden zij hem op zesjarige leeftijd af voor adoptie. Zijn adoptie­ ouders, Georgi Talpazan en Rouescu Dumitra konden evenmin goed voor de 12

OUT OF ART MEI 2015


jongen zorgen. Zijn pleegmoeder bleek alcoholist en mishandelde hem regelmatig. Op zevenjarige leeftijd vluchtte Ionel van huis. Tijdens die nachtelijke vlucht gebeurde iets wat zijn leven veranderde. Het verhaal gaat dat het plotseling hard begon te regenen en even onverwacht weer op hield. Boven Ionel scheen een indringend blauw licht, waartegen zich cirkels aftekenden. Hij was bang; het verschijnsel hield lang aan en leek afkomstig uit een andere wereld. De energie van het blauwe licht kwam volgens Ionel van een ufo. Vanaf dat moment kreeg hij naar eigen zeggen energie en inspiratie voor het maken van honderden tekeningen over ufo’s en raketten. New York

Om het bewind van Ceaus¸escu te ontvluchten vertrok Ionel later samen met een vriend naar het voormalige Joegoslavië. Daar werd hij opgepakt door de politie die hem naar een vluchtelingenkamp vlakbij Belgrado bracht. Na zeven maanden kreeg hij de officiële status van politiek vluchteling, waarna hij naar de Verenigde Staten kon emigreren. Daar kwam hij in dienst bij opeenvolgende

Ionel Talpazan Ufo, 2006 Gemengde techniek op karton, 25,4 x 50,7 cm Collectie Korine en Max E. Ammann

werkgevers en had hij geen tijd om te tekenen. Jaren later pas stimuleerde zijn vriendin hem om het tekenen toch weer op te pakken. Sindsdien schijnt hij zijn appartement in New York te vullen met zijn vliegende schotels. Hij tekent op papier, schildert op canvas en schrijft zijn eigen theorieën over deze ‘space ships’ op de kunstwerken zelf. Dwars­door­ sneden komen veel voor en ook maakt hij driedimensionale objecten met kleine lampjes, vaak in de kleur blauw. Met grote aandacht voor nucleaire aandrijving en andere technische details, lijken deze objecten op visionaire blauwdrukken van ufo’s.

Bronnen: - Daniel Wojcik, ‘Ionel Talpazan’s mysterious technology’, artikel in Raw Vision nr. 45, 2003/2004 - bbc documentaire ‘Turning the Art World Inside Out’ van Alan Yentob, 2013

De outsider

Wat opvalt is de klassieke vorm van zijn ufo’s: een ellips met een bol erboven. Deze vormen doen denken aan mandala-achtige vliegmachines. In een documentaire uit 2013, bezoekt Alan Yentob van de BBC de kunstenaar in zijn kleine appartement in de Bronx. Op zijn vraag “Wat is een outsider?”, antwoordt Ionel dat een outsider buiten deze wereld leeft. Op een andere planeet of in het universum. Talpazan geeft in het interview aan een hekel te hebben aan kunsthandelaren die zijn werk in deftige galeries willen verkopen. Liever verkoopt hij ze zelf op straat voor 10 of voor 100 dollar, net als voorheen voor de Puck Building. Een deel van de ruim duizend gemaakte tekeningen is inmiddels opgenomen in ­gerenommeerde galeries en verzamelingen. Ook worden zijn ufo’s wereldwijd gepresenteerd in tentoonstellingen over Outsider Art.

OUT OF ART MEI 2015

13


Thema: het heelal tekst: karin verboeket foto’s: artenzo

Geheimzinnig en magisch

Suzanne Murk Return of the Jedi, 2014-2015 Aquarel op papier, 50 x 65 cm

14

OUT OF ART MEI 2015

artenzo.nl


Jan van Gils Aarde , 2014 Acryl op doek, 50 x 40 cm

Sommige kunstenaars van Artenzo, centrum voor beeldend werk in Tilburg, laten zich inspireren door het heelal. Ze spreken over de “stilte in de ruimte”en “het magische licht”. Maar er is ook belangstelling voor de meer technische aspecten van de ruimtevaart en het besef dat wij op aarde maar nietig zijn, want “De ruimte is zo groot, en wij op aarde zijn zo klein”. Al met al dompelen de kunstenaars zich, ieder vanuit hun eigen belangstelling en aanpak, graag onder in de “geheimzinnigheid”. De aarde van bovenaf gezien

De breed georiënteerde Jan van Gils (1993) heeft veel onderwerpen waarover hij van alles weet. Hij spreekt Russisch, heeft belangstelling voor oude gebouwen in Azië en Zuid-Amerika en in astronomie. Een terugkerende vraag is ook “Hoe bekijk je de aarde van bovenaf? Hoe kun je dat bezien?”. Hier schilderde hij onze planeet, gezien vanuit een satelliet. Opvallend is de hoge ‘aaibaarheid’ van het aardoppervlak. Bergen en dalen en water en aarde nodigen uit tot aan­­ raken. Bekeken van ver. Van dichtbij gevoeld. De ster des doods

Zelf beschrijft Suzanne Murk (1974), die regelmatig droomt en fantaseert over het heelal, haar werk The return of the Jedi als “Rechtsonder komen de rebellen aan om de ster des doods te vernietigen. Het is een gevecht dat de toekomst van de gehele Galaxy zal bepalen. Linksboven zie je een Tie Fighter van het keizerrijk en de Fighter van de rebellen”. Obsessie

Vroeger tekende Wiet Eigenraam (1955) uitsluitend Saturnusraketten en space shuttles. Hij bezit een berg boeken over de ruimtevaart en noemt zo de namen van ruimteschepen en raketten op. Nog steeds is er weinig nodig om zijn obsessie te doen ontbranden. Zo maakte hij recent een reeks tekeningen van ruimte-

Wiet Eijgenraam Planeten, 2014 Gemengde techniek op papier, 50 x 65 cm

OUT OF ART MEI 2015

15


Karl Hans Janke Das grosse Ziel Erde Nr. 2, 1950-1970 Potlood en pen op papier, 29,7 x 42 cm

ook honderden en honderden tech­ nische uitvindingen. Zicht op het heelal

De periode na de Tweede Wereldoorlog kenmerkte zich door gezamenlijk gedragen idealen van wereldvrede. Idealen, die gelijk opgingen met grote technologische ontwikkelingen. Boven de aarde vlogen raketten, op zoek naar het maanoppervlak en verre planeten. Het omvangrijke heelal leek onder handbereik. En hoewel Janke zo’n veertig jaar lang nauwelijks méér zag dan de directe omgeving van de kliniek in Wermsdorf, reikte ook zijn innerlijke blik oneindig veel verder. Voorbij

Duitsland, voorbij Europa, voorbij de wereld. Met zijn technische aanleg en rijke fantasie, dacht hij na over de kosmos en de oorsprong van het leven. Hij ontwierp elektromechanische gereedschappen en een ‘Stamboek voor de mensheid’, hij hield zich bezig met politieke en militaire strategieën en bedacht hoe kernenergie vreedzaam kon worden ingezet. Na verloop van tijd kreeg hij een aparte ruimte in het hospitaal tot zijn beschikking. Binnenskamers ontwierp hij futuristische ruimte­ vaartuigen en bouwde hij met grote vindingrijkheid steeds grotere modellen van vliegtuigen die zich in alle vrijheid zouden moeten voort-

bewegen. Met vaste hand tekende hij deze wonderbaarlijke machines tijdens hun intergalactische reizen. In zijn strenge handschrift noteerde hij technische toelichtingen bij de verschillende onderdelen. In de ogen van zijn artsen beantwoordde Janke misschien één op één aan het signalement van “pathologische uitvinder”. Maar…, ruim na zijn overlijden bleek toch dat sommige van zijn ontwerpen hun tijd ver vooruit waren. Ook poëzie

Wie niet beter weet, zou kunnen denken dat Janke zijn g­ edetailleerde, perspectivische tekeningen naar werkelijk bestaande objecten maakte. Rondingen en schaduwen zijn aan­ geduid met subtiele arceringen. Het spaarzame kleurgebruik is ge­nuanceerd. Als het om voertuigen gaat, kun je niet anders dan de lijnen associëren met dynamiek en snelheid. De bolle vormen van de ‘ruimtekogels’ suggereren zoveel spanning, dat ze elk moment lijken open te barsten door de atoom­ energie waarmee ze worden voort­ bewogen. Ondanks de zakelijke toelichtingen en vaak dito titels, zoals de veel voor­ komende Trajekte, ogen met name de aquarellen met hun zachte kleuren soms bijna poëtisch. Ook eigen verzonnen woorden waarmee Janke zijn creaties aanduidde, zijn verre van alleen maar technisch. Zo schreef hij over het ‘Wereldruimteschip Zonneland’ en de ‘Zonnekinderen uit magma-sperma’. Het was de Belgische curator Jan Hoet (1936-2014) die Karl Hans p Karl Hans Janke Stratosphären Trajekt ‘Cassiopeia’ (auch als Ozean-Trajekt!) Gemengde techniek op papier, 30 x 42 cm

18

OUT OF ART MEI 2015


Karl Hans Janke Das Kugel = Trajekt als Raumfahrzeug mit verschied. Verwendungszweck! Potlood en ballpoint op papier, 29,5 x 42 cm

“Ich bitte, die Bilder und Alben aufzubewahren, mit den ­vielen Zeichnungen und Modellen, die ich für Euch Mensen geschaffen habe.” *

OUT OF ART MEI 2015

19


Waar we onze kunst aan het grote publiek konden tonen. De Weteringschans is een drukke winkelstraat, dicht bij het Spiegelkwartier met zijn vele ­kunstgaleries. Er kwamen bij ons voortdurend mensen binnenlopen, omdat ze bijvoorbeeld een mooi schilderij in de etalage hadden gezien. Die waren eigenlijk helemaal niet geïnteresseerd in de achtergrond van ons project. Ze zeiden ‘Ik kom voor dit schilderij’. Er hing altijd een hele goede, ­professionele sfeer. Dat was fijn, anders ben je weer snel zomaar een ‘dagcentrum’. Bij een bezoek aan een dagcentrum hebben mensen bepaalde, vaste verwachtingen. Maar nu was het meer een kwestie van: je loopt gewoon ergens op straat en je ziet opeens kunst. De galerie werd echter omstreeks 2000 gesloten. Het atelier verhuisde toen naar een groot pand in de Lutmastraat, een stille achterafstraat in de Pijp.” Hoe is de galerie weer teruggekomen in het stadscentrum? “Ik wilde rond die tijd iets voor mezelf beginnen op dit gebied, want de Outsider Art leek wel verdwenen uit Amsterdam. Er was alleen nog een kunstwerkplaats, zonder expositiemogelijkheden. Ik was inmiddels weer actief als agogisch werker, en begeleidde mensen met een verstandelijke beperking en met gedragsproblemen. Een paar jaar later kwam ik Aard Spek, de directeur van Stichting Cordaan tegen. Hij zei ‘Jij bent toch Bert, van de galerie? ’. Hij vertelde me dat de stichting weer een outsider galerie wilde opzetten, en vroeg of ik mogelijk interesse had. Ik heb hem toen geantwoord ‘Alleen als de galerie op een locatie in het stadscentrum komt’. Hij zei ‘Die locatie hebben we’. Het bleek dit prachtige pand aan de Nieuwe Keizersgracht te zijn. Stichting Cordaan heette voorheen ‘Verenigde Amstelhuizen’ en runde in dit pand (en in de hiernaast gelegen Hermitage) een bejaardentehuis, in samenwerking met de protestantse diaconie. Cordaan heeft dus een historie op deze locatie. In 2009 ging de nieuwe galerie hier van start onder de naam Amsterdam Outsider Art. Een groot voordeel van de huidige locatie, is dat je de kunst in één keer uit de zorgsfeer haalt. Op het moment dat mensen hier binnen stappen, zien ze een professionele, hoogwaardige galerie. En dat is zeldzaam. Ik bedoel, je krijgt meestal locaties zoals een bibliotheek of muziekschool a­ angeboden. Allemaal erg schattig, maar hier hebben we een grote, haast museale ruimte. Daarnaast is er ook nog de Outsider Art Kelder aan de Nieuwe Herengracht 18, dat is hier om de hoek.” Welke plek zie jij voor galerie Amsterdam Outsider Art weggelegd binnen de Outsider Art? “Voor mij is Outsider Art gewoon een tweede lichting Art Brut. Neem bijvoor­beeld Arthur Prins. Toen ik zijn werk voor het eerst zag, dacht ik

22

OUT OF ART MEI 2015


‘Verrek, er bestaat wel degelijk nog Art Brut kunst in onze tijd!’. Daarvoor sprak ik alleen maar mensen die zeiden ‘Art Brut, dat is gestopt in de jaren ’60. Daar moet je vanaf blijven, en nieuwe kunst mag je ook niet meer zo noemen’. Maar voor mij is Arthurs werk klassieke Art Brut. De term Outsider Art an sich biedt mij een hoop vrijheid, maar het levert me ook vaak kritiek op. Ik zie het als een geuzennaam, en schaar er ook ontzettend goede kunstenaars onder die ‘slechts’ buiten het reguliere circuit vallen. Ook omdat je hier in de Amsterdamse kunstwereld een kartel hebt, waar je als buitenstaander gewoon niet in komt. Ik wil mensen de mogelijkheid bieden hier te exposeren. Dit is wat ik noem een ‘doorstroomgalerie’; ik neem het werk van mensen niet in stock, en ik vertegenwoordig hen ook niet. Ik zeg altijd ‘Je krijgt de kans hier twee maanden te hangen, ik zal je overal p­ romoten, we geven een spetterende opening en je komt wekelijks op Outsider Art tv. Verder is het jouw taak, aan je eigen werk bekendheid te geven. Neem zoveel mogelijk mensen mee hiernaartoe’. Na 25 jaar moet ik nog steeds erg mijn best doen om mensen Outsider Art serieus te laten nemen. Er komen wel steeds meer liefhebbers, maar ik krijg bijvoorbeeld geen ingang bij kranten. Zo doet Het Parool wel eens een interview met een kunstenaar, en dan wordt de bijbehorende expositie ook meteen in de kunstladder opgenomen. Op zo’n moment denk ik ‘Nu gaat het beginnen, nu komen we steeds terug in de ladder’. Maar nee. Wel zie ik internationaal steeds meer initiatieven die veel aandacht ­genereren, zoals de Raw Vision expositie in Parijs van vorig jaar. Misschien dat het nu toch begint te komen? De galerie heeft ook een eigen tv-programma: Outsider Art tv. Officieel is het één keer per maand een half uur op Salto tv te zien. Maar men vindt het programma zo leuk, dat het nu bijna dagelijks voorbijkomt. We filmen onder andere openingen van exposities, en ik ga op pad voor interviews met kunstenaars. Outsider Art tv heeft in 2013 de Amsterdamse Mediaprijs g­ ewonnen. Daar zijn we heel trots op, want we staan maar met een klein cameraatje te filmen en te ouwehoeren. Momenteel hebben we ook een nieuw film­ programma: Uncooked Culture tv. We krijgen hiervoor vanuit de hele wereld kunst­­filmpjes opgestuurd, daar maken we een keuze uit. Uncooked Culture tv volgt op Salto meteen na de uitzending van Outsider Art tv, en we zetten de filmpjes ook op ons eigen Youtube kanaal.” Klopt mijn indruk dat binnen de Outsider Art geïnspireerde promotors onmisbaar zijn? “In de galerie word ik ondersteund door drie of vier vrijwilligers, die vallen bijvoorbeeld wel eens voor me in. Maar de inrichting van een t­ entoonstelling doe ik bijvoorbeeld helemaal zelf. Individuele inzet is allesbepalend b­ innen de promotie van Outsider Art. Zo is er aan de University of Brighton (Engeland) een speciale leergang over outsiderkunst. Hierbij hoort zelfs een eigen p

…en plotseling zag ik stijlverwanten aan de andere kant van de oceaan. Dat fascineerde mij.

OUT OF ART MEI 2015

23


Geen inwoners, geen schepper; alleen een mechanische oneindigheid, gemaakt van bouten, modules, vrije elektronen en hun oneindige effect, voort­ durend in beweging als een eeuwig­durend ballet. Gilles Deleuze stelt zich een wereld voor die gemaakt is van wortelstokken. Deze kunnen, in tegenstelling tot bomen met hun wortels en groeiende bladeren die altijd uit één stam komen, tegelijkertijd op verschillende plaatsen ontstaan. Ze horen dus allemaal bij één plant die op verschillende p­ lekken verschijnt. Is dit niet ook wat Serge Delaunay schetst? En is hij hier niet zelf getuige van, omdat hij de loftrompet steekt over gelijktijdigheid en alomtegenwoordigheid, getuige zijn zin “De s­ terren boven de dampkring van de aarde, in een baan boven het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond, zullen op woensdag 25 maart, donderdag 26 maart 1992 en vrijdag 27 maart 1992 meerdere keren over Europa komen, net als Hipparcos Hubble”. Serge Delaunay heeft goed begrepen dat je tegelijker­ tijd op meerdere plekken en in verschillende ruimtes kunt zijn. Dat is, nogmaals, alleen een kwestie van zwaartekracht…

Serge Delaunay Zonder titel, 1999 Viltstift op papier, 21 x 29,5 cm Zonder titel, tussen 1981-2000 Viltstift op papier, 29,5 x 20,5 cm Collectie Madmusée, Luik


Met dank aan Luci Comincioli voor de vertalingen van ­teksten van Giovanni Galli. Alle citaten van Gilles Deleuze & Félix Guattari zijn ontleend aan Gilles Deleuze, Félix Guattari, ‘Anti-Oedipus. Kapitalisme en Schizofrenie’, hoofdstuk 1 ‘Verlangmachines’, Editions de Minuit, Coll. ‘Critique’, 1972.

Kosmische relaties

Vóór het ontdekken van de chique lingerie van de krachtige atoombommen van Giovanni Galli, vóór het zweven in de sterrenmachines van Serge Delaunay, moet de stelling overwogen worden dat veel zogenaamde outsiders niet afgesloten zijn van het leven of cirkelen om het leven dat wij ­kunnen waarnemen. Het kan zijn dat zij juist dicht bij hetgeen zijn, wat een leven vormt, daar waar de verlangmachines door de ontcijferde s­ tromen van de wereld heen reizen, zonder zich te laten vernietigen. Denk aan Galli en Delaunay, die in hun werk een nauwkeurig universum opmeten met zeer efficiënte vitale functies. Vanuit die invalshoek is het overduidelijk dat zij niet beschouwd ­kunnen worden als personen en kunstenaars buiten de wereld die we kennen, dus als outsiders. Het is juist beter om te zeggen dat ze deze van nog ­dichterbij zien en wel op een manier die tegelijkertijd be­schermt en voortstuwt. Het is het leven dat deze kunstenaars in dezelfde blik en op hetzelfde moment willen en zien, dat ze daarom op ieder moment van de creatie aanpassen met de schoon-

Serge Delaunay Zonder titel, tussen 1981-1990 Gouache op papier, 70 x 100 cm Collectie Madmusée, Luik

heid van een machine die voortbewogen wordt door oneindige mechanische verlangens. Deze werkelijkheid is net zo verwarrend als de schok en de mechaniek van een romantische ontmoeting. Dit is ook wat de strip ‘L’Amour Dominical’ laat zien, gemaakt door s­ tripboekenschrijver Dominique Goblet en outsiderkunstenaar Dominique Théâte (rmk Coll. “Knock Out!”, 2015). Deze strip toont nieuwe inzichten van de wereld van de outsiderkunst in vele samenwerkingsverbanden tussen kunstenaars die zich ‘in’ deze wereld zouden bevinden en kunstenaars die zich hier ‘buiten’ bevinden. Het werk van deze kunste­naars en hun favoriete onderwerpen, zoals science­fiction, toont dat hun isolement niet meer verdedigd kan worden. Hoewel de subgenres van sciencefiction vaak gescheiden worden van de kunstgeschiedenis, tonen de mechanica van Serge Delaunay en de sensuele ruimtetoestellen van Giovanni Galli dat outsiderkunst, net als sciencefiction, een innige relatie met de wereld heeft en ons in staat stelt om onze verlangmechanica te laten werken.

Annabelle Dupret is kunsthistoricus en k­ unstcriticus. Zij werkt regelmatig samen met Trimestriel d’Art Contemporain ‘Flux News’ in Luik. Zij richt zich bij voorkeur op populaire kunst, zoals stripboeken, films en outsiderkunst. Ze schreef voor projecten met in- en outsiders, zoals voor La “S” Grand Atelier in het Belgische Vielsalm en voor de publicatie ‘Knock Outsider !’, frmk, ‘Knock Out’, 2014.

Beeld uit ‘L’Amour Dominical’, ‘Knock Out !’, 2015, La “S” Grand Atelier

OUT OF ART MEI 2015

31


Thema: het heelal tekst: frits gronert foto’s: fred brekelmans

Ringelings Galaxy beyond the stars Coen Ringeling Galaxy beyond the stars, 2013 Kleurpotlood op papier, 50 x 65 cm

32

OUT OF ART MEI 2015


herenplaats.nl

Het mysterie van de ruimte blijft een onuitputtelijke bron van ­inspiratie voor schrijvers en makers van onder meer sciencefictionfilms, computergames en beeldende kunst. Ook in de veelkleurige tekeningen van Coen Ringeling (1991) komen vreemde werelden voor. Ze lijken geïnspireerd door voorstellingen in stripboeken en games en door het werk van M.C. Escher (1898-1972). Soms gaat het om aardse landschappen met veel trappen en optische grapjes, maar het is vooral de ruimte buiten onze aardse grenzen die zijn belangstelling heeft.

Coen Ringeling Corner at the cosmic edge Potlood op papier, 50 x 65 cm

Coen Ringeling tekent met potlood. Heel verfijnd. Met een scherp oog voor detail. Hij creëert een wereld die we nog niet kennen, compleet met een melk­ wegstelsel met verschillende planeten. Zo ontstaan geleidelijk galactische ­‘keizerrijken’, met een compleet nieuwe beschaving. Hier ontbreken de mensen en overheerst de architectuur. In zijn tekening Corner at the cosmic edge toont Ringeling een ruimte, gevuld met planeten, zonnen en amorfe klodders met daarop de meest bizarre voorstellingen. Centraal in het werk staat een wolk met daarop een fantasiekasteel met torens, trappen en een aantal

enorme radaren die het zwevende gebouw in beweging moeten krijgen. De klok in de centrale toren geeft aan dat het al kwart over twaalf is. De tekening Galaxy beyond the stars toont een blauwe hemel met daarin verschillende, onderling verbonden ­cirkels; als een kluit van tollende ­planeten. De grote planeet in het midden is gevuld met drie verschillende steden met kasteelachtige bouwsels. Daaromheen draaien sterren met elk hun eigen dampkring. Een gevaarlijke regen van kleine en grote ruimtestenen lijkt ieder moment te kunnen inslaan. Is het hier soms nog vijf voor twaalf?


The place to be; kunst-environments in Spanje tekst en foto’s: jo farb hernández

‘Espacios singulares’ 34

OUT OF ART MEI 2015


Spanje, het op een na grootste land in WestEuropa, onderscheidt zich door het grote aantal hoogkwalitatieve kunst-environments, gerealiseerd door autodidacte scheppers. Echter, toen ik een jaar of vijftien geleden aan mijn intensieve onderzoek op dat gebied begon, werden deze werken in geen enkele bron gepresenteerd en geanalyseerd. Ook was onduidelijk hoeveel er überhaupt waren en waar ze gevonden zouden kunnen worden. Volgens enkele ‘deskundigen’ op dit terrein, zou het land dergelijke creatieve locaties ontberen. Dit zou te wijten zijn aan de betrekkelijke armoede en de rampzalige gevolgen van veertig jaar dictatuur onder Franco. Onderzoek

Na vooronderzoek tussen 2000 en 2005, waarbij ik een zestal locaties had gevonden en onderzocht, ontving ik in 2007 een ‘Fulbright Senior Scholar Research-beurs’ om mijn onderzoek voort te zetten. Ik verwachtte toen in totaal hooguit twintig kunst-environments te vinden. Maar telkens wanneer ik hoorde of las over een locatie of er bij toeval langsreed, bleek er even verderop in een ander dorp of gewoon aan de andere kant van de rivier, nog eentje te zijn. In totaal hebben mijn man en ik tijdens dit onderzoek ruim vijftig locaties op het Spaanse vasteland bezocht. Sinds de ‘afronding’ van het project heb ik over nog een zestal locaties gehoord en er zijn er ongetwijfeld meer die ik nog niet heb ontdekt. Hart en geest

op vinding­rijke en vernieuwende wijze uit te drukken. In het genre van kunst-environments, is de productie verrassend fris en wijdverbreid door het hele land. Dit vooral ook gezien het feit dat veel van wat er tegenwoordig nog is, in de donkere dagen van Franco is ontstaan. Encyclopedische illustratie

Het tweede hierboven genoemde kenmerk wordt bevestigd door een analyse van de locaties: deze autodidacte Spaanse scheppers hebben geen banden met elkaar en geen banden met enig onderdeel van de mainstream kunst, maar ze bieden wel een encyclopedische illustratie van de soorten expressie die wereldwijd te zien zijn. De door kunsthistoricus Roger Cardinal opgestelde lijst van mogelijke verschijningsvormen is een goede samenvatting van wat ze behelzen “uit het niets opgetrokken bouwwerken; verbouwingen van bestaande woningen of voertuigen; ingerichte interieurs; tentoonstellingen van het beeldende werk van de maker; assemblages en verzamelingen; tuinarchitectuur; verfraaide groen- of rotsformaties; tuintentoonstellingen; verspreide inscripties; streekmusea en -collecties; en monumenten, mausolea en reliekschrijnen”. 1 De meeste van deze Spaanse bouwers van kunstenvironments die in betrekkelijke anonimiteit werken, hebben voorbeelden van zulk werk gerealiseerd die op-­ vallender zijn dan waar dan ook ter wereld. Vijfenveertig kunstenaars en hun locaties zijn in het boek en de tentoonstelling ‘Singular Spaces’ opgenomen.2 Enkele van de meest opvallende worden hieronder beschreven. p

Spaanse kunst-environments trotseren verwachtingen en tonen de uiteenlopende creatieve verschijningsvormen die we met zulke locaties associëren. Dit komt omdat, zoals al aangegeven, dit land decennialang zware omstandigheden heeft gekend. Deze zijn veroorzaakt door de mens, vanwege slecht economisch en politiek beleid waardoor ontwikkeling werd geremd en creatieve expressie werd onderdrukt. Ze zijn ook veroorzaakt door de natuur; een gevolg van grootschalige droogte en overstromingen die tot massale verhuizingen leidden en het dagelijks leven van velen verstoorden. Ondanks deze dubbele tegenspoed hebben Spaanse burgers hun creatieve inspanningen op allerlei gebieden stug doorgezet. Ze maakten daarbij gebruik van wat ze hadden en vonden, om zich

Peter Buch La Pobla de Benifassà, 21 juni 2014

Josep Pujiula i Vila Argelaguer, 8 augustus 2014

OUT OF ART MEI 2015

35


Thema: het heelal tekst: frits gronert foto’s: fred brekelmans

Jacqueline Loeve

“Aliens zijn overal” ze heel eng en kwaadaardig, maar de meesten zijn lief. Ze werken ook samen met de planeet aarde”. Geen dromen, maar echt

Wie het werk van Jacqueline Loeve (1968) bekijkt, ziet vreemde wezens die tegelijkertijd bekend voorkomen. Waarom maakt zij deze tekeningen? Wat moet het allemaal voorstellen? Zij vertelt dat in haar omgeving vreemde wezens van een andere planeet voorkomen, waarmee zij van alles beleeft. Meestal zijn het leuke avonturen, maar “soms zijn er ook boosaardige aliens die ver hier vandaan leven op een andere planeet. Dit zijn de spook-aliens die samenwerken met de Bid­sprink­ hanen. Ze komen van verschillende planeten, zoals Jupiter, Mars en Venus. Maar ook van planeten die we nog niet kennen. Daar leven ze ook. Soms zijn

Jacqueline Loeve Dummy, 2015 Gemengde techniek op papier

40

OUT OF ART MEI 2015

Als ik haar vraag of hier ter plekke ook aliens zijn en hoe die er dan uitzien, antwoordt ze wat verwonderd “Jazeker, heb je ze nog niet gezien?”. Ik ontken. “Je hebt hier de water-aliens en de landaliens. Ze komen ook voor in films over science­ fiction, zoals Star Wars en bij de Hobbits en de elfen. Ze communiceren in hun eigen taal en elke avond als ik slaap, kom ik ze tegen.” Op mijn suggestie dat het dus eigenlijk dromen zijn, zegt zij “Nee, ze zijn heel echt. Ik zie ze en ze kennen mij erg goed. Ik kan ze de volgende dag weer zien en dan maak ik er een tekening over. Monsters, aliens, trollen en andere vreemde figuren die ik niet ken, wonen hier bij mij. Soms kom je ze tegen in een bos of een huis, maar ze zijn moeilijk te vinden. En als het regent, dan worden ze ook nat en ze genieten ook van de zon”. “Dus het zijn eigenlijk een soort vrienden?”, vraag ik. “Ja dat is zo. En ze praten ook tegen mij. In december ontmoette ik er één en die zei ‘Hallo, ik ben een kerstalien’. En ik zag er één en die zei ‘Hallo, ik ben één van de aliens op deze planeet in een ufo’.” Hoe wonderlijk ook, voor Jacqueline Loeve ­vormen deze figuren een onderdeel van haar leven. Het zijn vrienden die met haar meedenken en met wie zij avonturen beleeft. De teksten in de met kleurpotlood ingevulde tekeningen, vertellen ons meer. Soms in krom Nederlands, maar ook vaak in onbegrijpelijke schrifttekens. Volgens Jacqueline is dit de taal van de “verzonken stad Atlantis”.

herenplaats.nl


Jacqueline Loeve Zonder titel, 2015 Gemengde techniek op papier, 50 x 65 cmÂ

OUT OF ART MEI 2015

41


Thema: het heelal tekst: karin verboeket

Sterrenliefde Tranen met tuiten huilt de militair. Frans ziet er stoer uit in zijn uniform. Maar te midden van het oorlogsgeweld verlangt hij vurig naar zijn geliefde. Hij streept de dagen af. Opeens… ‘saved by the bell’; een telefoontje vertelt hem dat Elisabeth zwanger is. Hij levert zijn wapens in en vertrekt met een lijnvliegtuig vanaf Schiphol. Het is een innig weerzien op het strand bij ondergaande zon. Een geest neemt ze mee, ter bescherming tegen de ellende op aarde. Hoog, hoog, hoog. Ze zweven door de lucht. Naakte engelen op wolken schieten met pijl en boog. Geen kogels, maar hartjes. Een innige omarming in de ruimte. Vuurwerk. Licht. En dan… drie stralende sterren. Twee grote en een kleine. Voortaan schitteren zij ­tussen sterren van liefde. In het heelal. Oneindig. Jan Peter Ligtenberg (1969) maakte in 2005 de animatiefilm ‘Een waar gebeurd verhaal’, want zegt hij “Het is echt dat het heelal altijd een droom blijft”. Omdat hij, in tegenstelling tot zijn broers, niet in militaire dienst ging, kan hij zo toch avonturen beleven. Hij spreekt over “Ruimte, heelal, oneindig, ‘t eeuwige licht, sterren en maanlicht. Rust en stilte. Je voelt je vrij, verlost”. Wel vraagt hij zich af “Hoe zal dat er uit zien, met nieuwe buren?” en “De s­ terren zullen elfjes zijn, of niet?”. En tot slot “Als ik droom, voel ik dat ik naar de hemel ga. Naar de zevende hemel. Dan voel ik me echt verliefd”, maar “Zullen de sterren verliefd op mij zijn?”.

Jan Peter Ligtenberg Een waar gebeurd verhaal (stills), 2005 Animatiefilm

atelierdehaagseschool.nl 42

OUT OF ART MEI 2015


English section Out of Art publishes key articles in English, something we hope will extend our services to our readers worldwide. Although Out of Art is a Dutch magazine, we work with writers from all over the globe to inform you about contemporary Outsider Art. In general, the magazine is published in May and December, with each edition based on a specific theme. This time, we are focusing on the universe. In addition to feature items on the theme for that particular edition, the magazine also includes articles on art collectors and places to visit as well as interviews with fascinating people. We’re delighted to welcome you to Out of Art and would appreciate any feedback you might have. Whether you are a reader, subscriber or sales representative, we hope you enjoy our magazine. Karin Verboeket, Editor-in-chief

P. 4 Theme: the universe

Outsider Art and the universe Text: Karin Verboeket

For centuries, humankind has been inspired by the universe, by the infinity around us. Visible and invisible natural phenomena continue to prompt visual artists and creators of games, comic books and films to engender a genre all of its own. In the traditional visual arts, heavenly bodies have often served functional, decorative or atmospheric purposes: an orange-yellow sun above rolling cornfields, a pale moon above a river landscape, painted stars sparkling above a nocturnal horizon. An exception might be the work of the internationally renowned artist Olafur Eliasson (1967). In 2003 he had an installation in the Turbine Hall at the Tate Modern in London, called The Weather Project, in which an artificial sun radiated intense light and left a deep impression on visitors. Eliasson had focused his creative energy on one particular detail in the universe, thus highlighting the universal feeling of mystery we all have in confronting the heavens. As we worked on this theme issue, we were struck by the fact that so many outsider artists with a fascination for the universe also home in on specific heavenly bodies: suns, moons, stars, planets and comets swarm the pictorial space or, conversely, are depicted in an orderly fashion and in great detail. As an indeterminate

place of infinite space, the universe also provides an attractive setting for these artists to explore their personal fantasies about mysterious beings and indulge their obsessions with flying comets and spaceships. In order to present as many different examples of this universe-inspired art as possible, we have chosen to showcase the two-dimensional works of a variety of contemporary artists. Like there are the apparently ‘technical’ drawings of Serge Delaunay and Karl Hans Janke, Giovanni Galli’s poetic spaceships and Ionel Talpazan’s thrilling ufo’s. Coen Ringeling draws entire space cities, castles included, and Jacqueline Loeve draws aliens she meets on a daily basis; as if she knew them personally. Artists in the Dutch city Tilburg are so fascinated by the universe, they created many art works, based on key words such as ‘mystery’ and ‘exciting’. Mr Podgajski, finally, has a special kind of relationship with the Rae Universe, which only he can see and depict.

P. 5 - 7 Theme: the universe

Fascination with the universe Text: Ton Raassen

The heavens belong to all of us. Everyone on earth can see the light of the sun or feel its warmth. Everyone can wonder at the waxing moon, watching it grow from a thin sliver to the full moon. This is something we all share, but not only that. It’s something we

share with all the people who lived before us and all those who will come after. It is no wonder that these heavenly bodies have played such a huge role in religion and the visual arts over the centuries. The fascination for the all-­encompassing, infinite, boundless, mysterious universe has existed for as long as we can remember. And on this subject, too, the old adage is true: the more you know, the more you see. So here follows a brief description of the universe. The sun The sun is a star but one located very close by from an astronomical perspective. It is the source of warmth and light for everyone, so bright that you can never look at it with the naked eye (use protective eyewear). Yet everyone’s experience of the sun is different. In southern countries the sun is hot, brutal on the backs of people working the land; it is a burning sun. In northern countries the sun brings welcome warmth after cold winters. Maybe that is why the sun is masculine in the Romance languages and feminine in Germanic languages?

Subscriptions: www.aboland.nl Editorial office: info@out-of-art.nl

reflects off their surface. The other planets revolve around the sun just as the earth does. Because they are relatively nearby, we see them move in the sky between the far more distant “fixed” stars. The ancient Greeks made this discovery and that is where the name comes from. ‘Planetos’ in Greek means ‘traveller, wanderer, drifter’. So these were objects that wandered amongst the stars. Some are very bright (brighter than the brightest stars), such as Venus and Jupiter. The brightness of Mars and Saturn is more on the level of that of the brightest stars. Because Venus is closer to the sun than to the earth, it is only visible at dusk; at most a few hours after sunset or a few hours before sunrise. In spring of 2012 Venus and Jupiter could be seen close together in the evening sky. I took a photograph of them over the Eng in Laren (the Netherlands). Venus is the brightest. But still, even when riding my bicycle and I saw Venus and Jupiter in the West, I couldn’t keep my eyes off them.

The moon The moon is the symbol of the night: feminine in southern languages and masculine in northern ones. We are all familiar with its night-time phases. The moon does not radiate its own light. What we see is the sun’s light being ­reflected. Sometimes, just before or after the new moon, the moon is a thin sickle. Sometimes it’s a perfect half circle or full globe. It all depends on the moon’s position in relation to the earth and the sun. The moon has many craters that can easily be seen with a basic set of binoculars and even photographed with a reasonably simple camera (at least 12x zoom).

Stars Stars emit light just like the sun. And, just like the sun, they derive their energy from nuclear fusion. So they are essentially giant nuclear reactors. Because they are located so very faraway, they appear motionless in the sky. They are fixed beacons that can be found in the same place at the same time every year. Any presumed movement we observe comes from the fact that the earth is rotating on its axis (day and night) and orbiting the sun (seasons). Perhaps the most well-known constellation is Ursa Major, located in the northern hemisphere and shaped like a skillet. Another prominent star is Orion, the hunter. During winter months, this constellation with its three stars in a row, which seems to form a belt with a suspended sword, is easy to spot. Above the belt are the shoulders and below it the bottom of a Greek tunic Fleeing in front of Orion is the bull, Taurus, whose brightest star Aldebaran is famous from the song by the French composer Messiaen. Following behind Orion are Canis Major and Canis Minor, the Large Dog and Small Dog.

Planets Like the moon, planets do not radiate light. We see them because sunlight

Comets Sometimes comets can be seen in the sky. Comets are like dirty snowballs,

OUT OF ART MAY 2015

43


clumps of dust and ice. They have elongated orbits around the sun. They spend a very long time far away in the universe and then start descending toward the sun, coming relatively close to it. When they get close to the sun, the ice melts and the dust starts trailing behind the comet core in a tail. Comets used to be the object of great fear and were considered bad omens. Now we simply enjoy the spectacular show if we happen to see one. Unfortunately, it is not often that a sizeable comet, such as Hale Bopp (shown here in the photo), comes along. This comet was visible for months; this photograph was taken above the St. John’s Church in Laren (the Netherlands). Until September 2013, Dr A. J. J. (Ton) Raassen was a professor at the University of Amsterdam, affiliated with the Anton Pannekoek Institute for Astronomy in the Faculty of Science and with SRON (the Netherlands Institute for Space Research) in Utrecht, the Netherlands.

P. 8 - 11 I am who I am: Reginald Drooduin

“It’s art and a feeling” Text: Phia Verstraete

In 2007 I visited artist and collector Paul van Eerden for Out of Art. He enthusiastically showed me his latest acquisitions: pencil drawings by the street artist Reginald Drooduin (1956). These had so much in common with his own work that he had bought the entire collection. Drooduin’s work was published in Wormhole 4, a magazine by visual artist Ronald Cornelissen that Paul van Eerden helped make possible. Eight years later Reginald Drooduin is part of the Herenplaats a ­ rtists collective in Rotterdam and his work is being shown alongside that of Majori Lutter in the exhibition ‘Africa’. This was a great opportunity to visit the gallery and meet Reginald Drooduin in person. Conversation through paintings The small silent man looks at me inquisitively and with a hint of mistrust. Despite the dark-grey, drizzly day, he enters with

44

OUT OF ART MAY 2015

his sunglasses. As I introduce myself and provide him with some background information, he begins to thaw slightly. But it appears Reginald Drooduin is not a talker. I search desperately for an in and decide to learn more through his paintings. I’m drawn to a small, distinct landscape at the beginning of the exhibition. Four birds on a beach look up at three birds flying away in the sky. One more bird appears completely oblivious and has its head bent down, looking for food. The animals are intricately painted with a few black shaded lines, creating – except for that one – a sweeping upward motion in the composition. The viewer watches the scene from the perspective of the absent sea. A thin white, wavy brush stroke has been subtly painted along the bottom of the canvas. The beach flows into a green field with a fence at the end and blue sky above. When I ask what the picture represents, Drooduin answers, “It’s art and a feeling.” The birds don’t exist; they originated in his head. Just like all the other animal figures he paints. He does add that behind the fence, where the blue sky rises, is the abyss and that the birds can choose for themselves where to fly. He mumbles something about “freedom” and “they are just like people; they can decide for themselves”. “My own, rare animals” His paintings are infused with animals, people and nature. He’s originally from Suriname; could it have something to do with that? The answer is a long time coming. He’s not so sure. What he is sure of are the memories of his great-grandmother, which he still carries with him fondly. She loved him as a child and she loved animals. It is possible that his love of nature stems from that. His father owned a piece of forest where both dangerous and not-so-dangerous animals lived. “But then those aren’t the kinds of animals I draw. I make my own, rare animals. I’ve never seen them in reality myself.” He points to a drawing that has an animal looking out over the top of a rock with its head and says, “The animal is looking at the other animals and needs them, like people and nature. They are linked together”. He is probably trying to suggest that animals, people and nature form a harmonic whole in his work. However, anyone who thinks that all of the landscapes in the exhibition are paradisiacal is in for a surprise. The relation­ships between man, animal and landscape are sometimes disrupted by danger. Drooduin points to a colourfully dressed man in an idyllic landscape. A

long, thin stick is slung across his shoulders, with a straw basket “full of food, fish, for underway”. If I understand Drooduin correctly, he is trying to explain to me that sometimes there’s the threat of danger. The man is on guard. The stick he is holding is intentionally painted very delicately, so that he can drop it immediately and run away if he has to. Evidently, danger lurks even in this sweet landscape. Geometric shapes Drooduin also has some intriguing geometric shapes in his paintings. “You need,” he says without hesitation, pointing to a coffee table with flowers, “to keep the drawing within the three lines of the triangle but, more importantly, to control the perspective”. That would not seem to be the case, though, in a painting with a white circle and a white horizontal bar in the middle of a triangle. Painted over that is a seated mermaid, who sticks her arm straight through the outer left line of the triangle and into the middle of a pink wall. The debris coming out of the wall looks like greyish blue concrete. I’m fascinated by the image and ask what it means. I do not receive an answer. Nor do I receive one to my question about the significance of another painting in which a landscape is depicted in a circle. It could be a lens through which he sees the world, but he’s not sure. “Could be.” One thing that is consistent in his landscapes is the use of three horizontal planes with changing images. Usually, it’s a landscape bordered by a fence, as a demarcation with the sea and the vast blue sky. “I change things frequently”, he says. “One time the sea might be absent, then the sky.” The sea is often a brownish-red colour. Drooduin provides no explanation for that other than “That’s the way it is. It’s art and a feeling”. He looks at me and says, “My imagination is the art and I get the feeling as I’m ­painting. I might smell the dead animals or the odour of dead fish from my youth”. Gradually he starts to tell me more and looks at me with an expression that seems to say, “You understand, don’t you?”. Although in his paintings the fish swim care-free in the water and I do not spy a single dead animal, things are apparently very different in his inner world. Pencil drawings What I miss at this show are the pencil drawings I had once seen in Paul van Eerden’s collection. The wrestling with perspective and solutions Drooduin found gave those drawings a frisson and disorienting effect. In the more recent paintings exhibited here, that effect is

less prominent. The reason, according to him, is “because I took painting lessons”. After Drooduin arrived in the Netherlands in 1977, he held a series of jobs before going on disability. That’s when his life as a street artist started. He would draw at antique and book fairs and jumble sales. “I didn’t sell anything”, he says with a shrug and disappointment in his voice. In 1996 he started working at Via Kunst in Rotterdam, a workplace for street artists. Drooduin took lessons and started painting with permanent acrylic. He took part in workshops and exhibitions. It was not long before his work landed in private and corporate collections. I see a pencil drawing lying on his work table with the same feel as those I had first seen at Van Eerden’s. Drooduin’s ephemeral drawing style is on full ­display. Unreal, but similar animals graze near a stream. The fence is still under construction. To my surprise he tells me of his own accord, though he uses different phrasing each time, that this drawing is a preparatory drawing for a painting. He plans to paint over it. He then gives his imagination free rein to the extent that sometimes there’s nothing left of the ­preliminary drawing in the end. Art is essential The explanations of his visual work become more and more puzzling. The exotic, sweet impressions of nature, with man and animal living peacefully ­together, can be deceptive. Sometimes there’s a pencil drawing hidden under the image. Drooduin has difficulty explaining what it all represents to him. For him “art is essential”. He could not do without it. That much indicates that it makes him happy, in a life that is not always easy. He is proud that people appreciate his work and think it’s beautiful. And when Paul van Eerden bought his drawings at the Pauluskerk day care centre in Rotterdam, it made him very happy. The painting that touches him personally the most is a simple image, with three oblong vases in the foreground holding blooming succulents. The vase d ­ ecorations are painted with coarse brush strokes. This technique also extends to the landscape, where a long road runs along a brownish sea. One imagines it to be a blistering hot day. The sun shines bright, surrounded by a blue aureole. A little fishing boat has all the time in the world and the cows meander along the high water mark. The picture radiates calmness. Is it a perfect world he hopes to create with this depiction? His answer to why he thinks this is his most beautiful piece is, “It is art”.


I say farewell to an artist who demonstrates what the inexplicable power of art can do. He’s going to finish the fence in his pencil drawing. I take one last look at the exhibition and watch all the paintings with new eyes, looking for the hidden language behind his words. I will never be able to truly unravel their meaning but it is still a fascinating visual language. www.herenplaats.nl

P. 12 - 13 Theme: the universe

The UFO man, Ionel Talpazan Text: Frits Gronert

From 2003 through 2011 I visited the annual Outsider Art Fair in New York every year. Until 2008 the art fair was held in the Puck Building in Soho. This beautiful industrial brick building with massive steel columns and high ceilings was the ideal place for presenting the work of outsiders. The event is held in late January, when it tends to be cold in New York, with lots of snow and icy wind blowing between the skyscrapers. Despite this, thousands of devotees brave the weather to visit this specialised art fair. And there was always a lot of art worth seeing, both inside the Puck Building and especially outside in the freezing cold. Self-taught artists would be out there offering their work to the public. The quality of the artworks hanging on the fence or spread out on the ground, varied tremendously. Some artists even rented trucks, which they parked in front and set up as temporary gallery space. And every year there was also this one guy on the pavement with a fold-up table containing countless felt-tip drawings of UFOs in the brightest colours. It wasn’t until years later that I encountered the same work in international collections and galleries. Only then did I realise that I had walked past that artist all those years on my way to the fair. Difficult life Not much is known about him, but Ionel Parvu (1955) was born in Romania, in a

small village about 28 kilometres from Bucharest. His twin brother died a few days after their birth. Ionel’s parents were not married and fought a great deal. They couldn’t handle life with a baby. So he was placed with his paternal grandparents, who put him up for adoption when he was six. His adoptive parents, Georgi Talpazan and Rouescu Dumitra, were also in no position to care for the boy. His foster mother was an alcoholic and mistreated him on a regular basis. Ionel ran away from home when he was seven. It was during that night-time escape that something happened that would change his life forever. The story goes that rain suddenly started pouring down and that it stopped just as unexpectedly. A penetrating blue light started to shine down on him, with circles silhouetted against it. He was scared; the phenomenon hovered for a long time and seemed to come from another world. According to Ionel, the energy of the blue light ­emanated from a UFO. And from that very moment he claims he was infused with energy and inspiration to make hundreds of drawings about UFOs and rockets. New York Later in life, Ionel fled the Ceausescu regime with a friend and headed to the former Yugoslavia. He was rounded up by the police, who took him to a refugee camp in Belgrade. After seven months, he was officially granted political refugee status, which meant he could emigrate to the United States. There he worked in a variety of jobs and no longer had time to draw. It wasn’t until years later that his girlfriend convinced him to take up drawing again. Since then he was apparently filling his apartment in New York with flying saucers. He draws on paper, paints on canvas and writes down his theories about these space ships on the artworks themselves. Cross-sections feature prominently and he also makes three-­ dimensional objects with small lamps, generally in blue. With their attention to nuclear propulsion and other technical details, these objects are like visionary blueprints of UFOs. The outsider The most striking thing is the classic shape of his UFOs: an ellipse with a dome on top. The forms remind one of mandala-like flying machines. In his 2013 documentary, BBC journalist Alan Yentob visits the artist in his small Bronx apartment. In response to the question “What is an outsider?”, Ionel answers that an outsider lives outside this world – on

another planet or in a different universe. In this interview he makes it clear that he hates those art dealers who want to sell his work in upscale galleries. He would rather sell it himself on the street for 10 or 100 dollars, just like he used to at the Puck Building. Some of the over one thousand drawings are in well-known galleries and collections. And his UFOs appear worldwide in ­exhibitions on Outsider Art. Sources – Daniel Wojcik, ‘Ionel Talpazan’s ­mysterious technology’, article in Raw Vision, no. 45, 2003/2004 – BBC documentary, 2013, ‘Turning The Art World Inside Out’, by Alan Yentob.

P. 17 - 20 Theme: the universe

Created for humanity by Karl Hans Janke Text: Karin Verboeket

In his will, Karl Hans Janke (1909-1988) stipulated that he wanted his paintings, drawings and models to be preserved. The fact that many of his t­ echnically intricate works have gone on to withstand the test of time could be considered a miracle. For twenty years, much of Janke’s life’s work was left gathering dust in a psychiatric clinic in Hubertusburg, in the former DDR (East Germany). It was not until 2000, during an extensive renovation, that a doctor found the results of forty years of fervent activity in an attic. Each drawing had been painstakingly signed ‘Karl Hans (Joachim) Janke’. The largest sheets of paper were neatly folded into postcard size and stored in old suitcases and produce crates. After this discovery was publicised, this amazing body of work quickly garnered interest in the art world. Janke, however, had always seen himself predominantly as an engineer and inventor. Patent applications Although his movements after secondary school graduation cannot be precisely traced, it is known that Janke never finished dental college. This could have been due

to the fact that the first symptoms of his disease started to manifest themselves at that time. According to his account, he earned a living for a while as a structural engineer and repaired toys. In 1936 and 1939 he applied for patents for a ‘Schwingenflugzeug’, or ornithopter, an aeroplane that imitates bird flight with flapping wings, and a ‘Standortanzeiger, insbesondere für Luftfahrzeuge’, a locating system specifically for aircraft. He had to wait until 1943, but he was granted both patents. In 1940, the German army installed an artillery and firing range on his parents’ farm. That same year, Janke joined the army, but he was discharged three years later due to psychological problems. After his parents died in short succession, their only child began to neglect himself. Eventually he was incarcerated for ‘chronic paranoid schizophrenia’, with ‘wahnhaftig erfinden’ (compulsive invention) listed as one of the diagnostic symptoms. From 1950 until his death in 1988, he came up with hundreds and hundreds of technological inventions as a patient in Hubertusburg. A view of the universe The period after World War II was ­characterised by shared ideals about world peace. These ideals coincided with great technological advancements. In the atmosphere, rockets were flying to the surface of the moon and in search of ­distant planets. The all-expansive ­universe was within reach. And even though Janke saw little beyond his direct surroundings in the clinic there in Wermsdorf for forty years, his inner sight reached infinitely farther. Beyond Germany; beyond Europe; beyond the world. With his technical abilities and rich imagination, he thought deeply about the cosmos and the origins of life. He designed electromechanical tools and a Pedigree for mankind; he studied political and military strategy, and theorised about how nuclear energy could be used for peaceful purposes. After a while, he was given a separate work area in the hospital for himself. Behind closed doors, he designed futuristic spaceships and built ever-larger models of aeroplanes with great ingenuity which should be able to fly in total freedom. He drew these miraculous machines during their intergalactic trips with a sure hand, adding technical notations for all the various parts in his meticulous handwriting. In the eyes of his doctors, Janke may well have exhibited all the signs of a ‘pathological inventor’. But in the years following his death, some of his designs have been shown to have been far ahead of their time.

OUT OF ART MAY 2015

45


Poetry, too If you didn’t know better, you might think Janke’s detailed perspective drawings had been made of actual objects. Bulges and shadows are sketched in with subtle shading. The sparing use of colour adds nuance. In the vehicle drawings, you can’t help but associate the lines with thrust and velocity. The bulbous forms of the space missiles contain so much pressure that it looks like they might burst at any moment from the atomic energy being used to propel them forward. Despite the technical descriptions and similarly technical titles, such as the ­popular ‘Trajekte’ (trajectories), the watercolours, in particular, are almost poetic, with their soft colours. Even the self-­ invented words Janke sometimes used to describe his creations were by no means always merely technical. For instance, he wrote about the Sunland Global Spaceship and the Sunchildren from magma-sperm. The Belgian curator Jan Hoet (1936-2014) compared Karl Hans Janke to Leonardo da Vinci (1452-1519). Hoet, who thought Janke’s drawings were ‘perfection’, curated an exhibition in 2001 called ‘Y.E.L.L.O.W.’, about contemporary art and psychiatry, in the Belgian city of Geel (which means ‘yellow’ in Flemish). That was where the public was first introduced to Janke’s creations, which despite their technical origin also worked extremely well in an artistic context. Since then, the extraordinary oeuvre of Karl Hans Janke has been a source of inspiration for exhibitions, films and plays. People who would like to see his work in person can visit the permanent exhibition at Hubertusburg Castle. www.galerie-zander.de www.karl-hans-janke.de With thanks to Galerie Susanne Zander/ Delmes & Zander.

P. 21 - 24 Fascinating encounters: Bert Schoonhoven

Amsterdam Outsider Art Text: Eva von Stockhausen

When you enter the Hermitage Amsterdam museum from the river

46

OUT OF ART MAY 2015

Amstel, you pass through a lovely courtyard: the Hoftuin. In winter it is a calm oasis in the hectic heart of Amsterdam; in summer it is home to bustling outdoor cafes. To the right of the square, in the building belonging to the Protestant Diocese, you will find the Amsterdam Outsider Art gallery, which has been there since 2009. The brains behind this artists’ initiative is Bert Schoonhoven. He welcomes me to this gorgeous location to talk about the interesting history of Outsider Art in Amsterdam. How did you first become interested in Outsider Art? “My background was as an advertising illustrator, and I was hired in 1991 by the AGO Foundation (now Cordaan, both organisations for people with disabilities) to set up a graphics group. But when I saw all the draughtsmans hip, I thought ‘We need to do something entirely different!’. So we started an arts collective with eight people, including Evert Panis (1940-2013), Janny Notmeijer (1943) and Ron Oosterbroek (1957-2007). They were chosen from a much larger group of a thousand people, all working in different studios throughout Amsterdam. It was a good group of artists. Our goal was to start promoting their work, without making too much of a fuss. I thought, ‘There really should be a separate term for the kind of art these people make’. Then I came across the term ‘Outsider Art’ through the Herenplaats gallery in Rotterdam. That was a phenomenon occurring primarily in the United States at the time, which to my mind was completely free. And by that I mean that its practitioners explicitly did not want to be part of the regular art world. The work of people with developmental disabilities had been previously appropriated by the Cobra painters, for example, and for the art world that was that. And that made that kind of art safe again. Whereas in Outsider Art, all bets were off. Evert Panis was working in our group and suddenly I saw stylistic compatriots on the other side of the ocean. That fascinated me.” How did the gallery originally start? “In 1993 we opened a small gallery on Weteringschans, in the heart of Amsterdam. There was a studio behind the gallery for the artists to work in. We wanted a gallery right in the centre, integrated, where we could show our art to a large audience. Weteringschans is a busy shopping street, near the Spiegelkwartier neighbourhood with all its art galleries. People were always dropping in because they’d seen a nice painting in the window. They weren’t

necessarily interested in the background to our project. ‘I like this painting’, they would say. The atmosphere was great, always very professional. That was nice, because otherwise it could have quickly turned into just a ‘day care centre’. People have certain preconceived notions when they visit a day care centre. But now it was just a matter of: you’re walking down the street and suddenly see some art. However, the gallery closed around 2000. And the studio moved to large premises on Lutmastraat, a quiet out-of-the-way street in the Pijp neighbourhood.” How did the gallery end up moving back into the city centre? “Around that time I wanted to start something for myself in this area, because Outsider Art had all but disappeared in Amsterdam. There only was the art workspace, without any exhibition opportunities. I had since returned to my job as a social worker, assisting people with developmental disabilities and behavioural problems. A few years into it, I ran into Aard Spek, the director of the Cordaan Foundation. He said, ‘You’re Bert, from the gallery, right?’. He told me that the foundation wanted to set up an Outsider gallery again and asked if I might be interested. I answered, ‘Only if the gallery will be located in the centre of town.’ And he said, ‘We have that location’. It turned out to be this gorgeous building on Nieuwe Keizersgracht. The Cordaan Foundation was formerly called ‘United Amstelhuizen’ and had been running a home for the elderly in this building (and the adjacent Hermitage building), together with the Protestant Diocese. So it has a long history at this location. In 2009 we launched the new gallery here under the name Amsterdam Outsider Art. One of the big advantages of the present location is that the art is instantly lifted out of the care context. The minute people step inside, they see a professional, first rate gallery. And that is rare. I mean, most of the space you’re offered is in places like libraries or music schools. It’s all very nice, but here we have a large, near museum-­quality space. We also have the Outsider Art Kelder (basement) at Nieuwe Heren­ gracht 18, around the corner.” What role do you think Amsterdam Outsider Art plays in the field of Outsider Art? “For me Outsider Art is simply a later incarnation of Art Brut. Take Arthur Prins, for example. When I first saw his work, I thought, ‘Damn! Art Brut does still exist’. Before that, everyone I ever talked to would say, ‘Art Brut... that died out in the

sixties. You need to forget about it; and you can’t call any new art that either anymore’. But in my view, Arthur’s work is classic Art Brut. The term Outsider Art as such allows me a great deal of freedom, but I also get a lot of criticism. I see it as an honorary label and also include some extremely good artists who just happen to fall outside the regular circuit, especially since there’s a cartel here in the Amsterdam art world, that you simply cannot gain entry to as an outsider. I want to offer people the opportunity to show their work here. We are a so-called ‘transit gallery’: I don’t hold people’s work in stock and I don’t represent them either. What I tell them is, ‘You can hang your work here for two months; I’ll promote you wherever I can; we’ll organise a fabulous opening; and you’ll be on Outsider Art TV once a week. Beyond that, it’s up to you to get your work known. Get as many people as possible here to see it’. After 25 years I still have to do my very best to get people to take Outsider Art seriously. The number of enthusiasts continues to grow, though, but I can’t get anywhere with the press, for instance. Take (the Amsterdam daily) Het Parool: they have these artist interviews, and then will have the associated exhibition included in the arts calendar. So, I think, ‘Now we’ve made it; from now on we’ll be featured in the calendar’. But no. I have noticed a growing number of international initiatives that generate a great deal of attention, such as the Raw Vision show in Paris last year. Maybe it’s starting to take off after all… The gallery also has its own TV programme: Outsider Art TV. Officially it’s supposed to be on once a month for half an hour on Salto TV. But people like the show so much that now it’s broadcast almost every day. We film exhibition openings, among other things, and I go out and interview artists. Outsider Art TV won the Amsterdam Media Award in 2013. We’re very proud of that, because basically we’re just nattering away and filming it with a small camera. We now also have a new film programme: Uncooked Culture TV. We receive art ­videos from all over the world and make a selection to show. Uncooked Culture TV follows right after Outsider Art TV on Salto and we also post the videos on our own YouTube channel.” Am I right in thinking that inspired promoters play an essential role in the world of Outsider Art? “I’m assisted by three to four volunteers in the gallery who sometimes fill in for me. But I do design the exhibitions, for example, all on my own. Individual effort is the all-decisive factor in promoting Outsider


Art. In fact the University of Brighton (UK) has a special curriculum on what they call Inclusive Arts. That includes a group of learning disabled artists, Rocket Artists, who work alongside art students in a dedicated studio. It serves as a hands-on learning experience for students who want to head such studios in the future. But the entire project comes down to the work of one woman, Alice Fox, who has been working on it for seventeen years. And look at ARTIANCE in Alkmaar (NL), founded by Rita Nanne. In Rotterdam there’s ‘Frits and Richard’ (Frits Gronert and Richard Bennaars) of the Herenplaats studio/gallery and in Amsterdam you used to have ‘Henk and Bert’. In 1990 Henk Rikkert was the first person to create paintings at the AGO Foundation – with Janny Notmeijer – and dare to call it ‘art’. When I arrived, a year later, we joined forces. The directors at the time let us know that, while it was all well and good that we ‘as frustrated artists’ were able to ‘express ourselves’ through our counselling work, they did not want us to ‘label people as artists’. All out of fear of the unknown, of course. Nowadays Cordaan considers my activities to be an ‘immaterial asset’. There’s this acknowledgement that art costs money, and they want to open up this beautiful location to Outsider Art, including by artists working outside the foundation or care facilities. A while ago I was asked to be part of a ­symposium; but I told the people I was tired of repeating the same story over and over again. In the early nineties, we came up with the idea that there should be a studio where artists could work Monday to Friday. I think it’s rather shameful that to this date, more than twenty years later, there has been so little progress in that regard. There are some art workspaces being established – in our likeness – here and there in the Netherlands. But other than that, nothing’s happening. We need a new strategy! I’m thinking along the lines of walk-in studios and more collaboration. I want people to be able to buy ‘punch cards’ to come to our studio and start painting. We are currently looking into whether we can help artists create their own portfolio, which they could use to apply to art academies with confidence.” What does the future hold? “The Cordaan art workspace is currently feeling the impact of the cutbacks in health care; it will eventually have to be closed, unfortunately. The ceramics department is going to be turned into a production line and a few people are being selected from the group of painters to form an arts collective. Fortunately, so

far there has not been any impact on the gallery. When we have an opening, and there’s a line of three hundred people outside the door, it makes me really happy. These people speak my language; they understand what I am trying to say. And, as fellow enthusiasts, they spread the message. I’m also proud of the fact that, despite some setbacks, we are still around. I’m now fifty-eight and I hope I can still create wonderful things for another seven years; then I will pass the baton. But I don’t yet have anyone in mind to pass it to. I would like to still play an advisory role, maybe come in one day a week or still scout for talent. Could I leave it behind entirely? I doubt it.” amsterdam-outsider-art.nl salto.nl

so hard with one another and for so long that both of the civilisations almost went under as a result. They were so dreadfully drunk, and more, that they couldn’t function anymore. They almost became extinct. Later they made the same pact again at a neutral location. The result after that was so fruitful for both the Aardeans and the Koureans that it gave birth to a fantastic era”, Mr Podgajski says. This painting is one of the many that he has made of the Rae Universum. He has also produced hundreds of drawings in felt-tip that he takes great care with to prevent fading. It is as if the entire cosmos existed in his head, which almost makes visualising it a necessity. Maybe, he tells me, he will write a book about it one day. And perhaps the drawings and paintings that now fill his home are laying the groundwork for that.

P. 25

Bert Schoonhoven runs the Amsterdam Outsider Art gallery (the Netherlands).

Theme: the universe

www.amsterdam-outsider-art.nl

Mr Podgajski and the Rae Universum Text: Bert Schoonhoven

P. 26 - 31 Theme: the universe

Desiring-machines of Giovanni Galli and Serge Delaunay Text: Annabelle Dupret

He was born in Zagreb and lives in Amsterdam. At least that is where you will find his physical body. But his mind is far off in distant galaxies. He says he routinely goes “back and forth to the Rae Universum”. According to Mr Podgajski (1965), this universe is in front of ours, but in exactly the same place in “the membrane”. He tells me that two civilisations once made a pact. “One was Kouraens; the other was Aardeans. The Aardeans planted a seed that grew into a ­beautiful civilization, the Homo Sapiens. The Aardeans use twenty-seven planets and three stars as a fabulous, magnificent spaceship.” In the painting Eerste benoeming (First appointment) we see “part of the planetary spaceship and the Kouraens system in the background”. The agreement reached between the civilisations is kept secret from us. “But what is certain is that they will not make the next big pact with the two civilisations there. Because when the pact was made, they partied

Is it not curious that all fantasy and ­science fiction literature, films and ­comics were viewed as second-rate creative work, behind the many ­academic arts listed in encyclopaedias and taught in schools? The imaginary visions of the universe that even a mere mortal has in abundance have been written off since time immemorial as simple amusement and childish distraction. But isn’t space the ideal place for grand romances? All those powerful machines travelling through it with their sophisticated engines and reactors that slowly but powerfully throb – are they not a source of erotic tension? An infinite dream world where word and image join together in an enormous ‘mechanical ballet’. What better place than the world of science fiction to create an ‘infinite’ world?

It is both intriguing and fascinating to see that this universe not only populates the work of successful genre writers, but also seeps into the stories of so-called ‘extraordinary’ writers. In doing so it escapes entirely from the mechanisms of the entertainment industry with which it is associated. Many art aficionados believe that these creations have very little, if any, impact on the world – and even less on the universe itself. They are more generally considered the product of a purely solitary pleasure. It is therefore astonishing to see the extent to which they inspire major new ideas in the graphic, literary or cinematic arts and to note their influence on the creative world – maybe even on the rhythm of the universe… In other words, the discovery, appreciation and analysis of these works allows us to see and feel how intimate the relationship of writers to the universe truly is. These are by no means eccentric or reclusive figures. In fact, maybe they have front row seats to our world of perception… Giovanni Galli’s shuttles of desire What kind of chance encounter can occur between, on the one hand, the mechanical complexity of a satellite, the advanced aerospace technology of the modular Mir space station with adjustable solar arrays, a space shuttle, a rocket, a nuclear explosion, and nuclear fission and, on the other, a voluptuous, buxom woman, with evening gloves, dressed in chic lingerie (panty hose, suspenders, a tight corset and a nightie that her irresistible curves are bursting out of), parading around in gorgeous stilettos? Is Giovanni Galli (1954) truly only portraying, with great subtlety and fastidiousness, the mechanics that can send you into space? The softness of his sky blue, light yellow or graphite sketches pulses with a shimmering energy that becomes unsettled by these women and bolides. Galli’s universe suffuses the paper with soft, light colours and delicate stripes that depict complex spacecraft, down to the minuscule hook clasps of suspenders. Through the light covering, the drawing is both suggestive and imaginative. “Schizophrenia is like love: there is no specifically schizophrenic phenomenon or entity; schizophrenia is the universe of productive and reproductive desiring-­ machines, universal primary production as “the essential reality of man and nature”’, Gilles Deleuze says. Galli’s ‘writing’ as expressed in his ‘illustrations’ is equally gripping. What could be the purpose of his almost mathematical writing in this expansive ‘mechanical ballet’, which fills nearly all of the empty space in his drawings with sophisticated,

OUT OF ART MAY 2015

47


ingenious and supernatural captions? Doesn’t the jolt of the collision between his metaphysical comments and his drawings of ingenious mechanics cause the same kind of thrilling sensation as an internal combustion engine? It’s all about energy, heat, induction, production and explosions. Vitality fuses here with nuclear energy and a reactor thermometer rivals the beauty of an ample bosom. “Given a certain effect, what machine is capable of producing it? And given a certain machine, what can it be used for?” Deleuze and Félix Guattari ask themselves. In this space ballet without end, Galli d ­ iscovers that the energy of the spirit can be the same as nuclear energy, in the sense that it can produce the same intensity. In his drawing X-File he writes about the similarity between the spirit and the purest nuclear energy: “Transformation of the spirit of Giovanni Galli (who is male) into pure nuclear energy.” His universe is formed of forces and heat that rises so quickly it busts the thermometers. As he also describes here, the mechanics of heat are extremely complicated: “Nuclear heat is produced through fission, which leads to the nuclear fusion of deuterium or… or… lithium into explosive helium and the release of nuclear energy in the form of heat and light – micro-explosion alpha beta gamma.” For Galli, energy, heat and production have a direct impact on our consciousness, which he compares to a bomb that could go off at any moment. In another work, he notes, “Awareness that this bomb does or does not exist. It will explode or it won’t”. Beyond that, Galli explains how energy radiates far beyond the body, citing Deleuze’s description of the “body without organs”. X-Files, for instance, has a text saying, “The physical death of Giovanni Galli will re-occur in other personalities in other bodies, but the energy itself is eternal and will shift in form in the hereafter. It is not an everlasting neutron bombardment”. He also jots down geopolitical formulas, such as “Mental remote control from the invisible government of the US. Power and control over the psycho-emotional behaviour with induction of the conscious through alpha”, much as Deleuze returned to the fight against ­capitalism in the desiring-machines of the schizophrenic. Indeed, the subtitle of his famous book Anti-Oedipus is ‘Capitalism and Schizophrenia’. In it Deleuze and Guattari write that “the schizo carries along the decoded flows (of capitalism), makes them traverse the desert of the body without organs, where he installs his desiring-machines and produces a perpetual outflow of acting forces”.

48

OUT OF ART MAY 2015

Surely Galli’s words reverberate in that same emancipated flow, while his sketched and written experiments provide answers that transcend the artistic realm. He would appear to have found an answer in his investigation and his graphic and written documentation, in which, in another work, he writes, “Our question, ‘Are we alone in the universe?’, has finally been answered”. The spacecraft of Serge Delaunay “Everything is a machine. Celestial machines, the stars or rainbows in the sky, alpine machines – all of them connected to those of his body. The continual whirr of machines”, write Deleuze and Guattari. The universe of Serge Delaunay (1956) features meteors, scrutinises the surface of the moon, deconstructs the enormous bolides that take measurements there and enumerates craters with markers. A thick, smudged line of black ink betrays the obsessiveness of the writing and drawing. Radio waves, that medium of telecommunication, from the influential broadcasting stations TF1, France Inter and Europe 1, collide with asteroids and interstellar shuttles that simultaneously travel through the universe above the daily fray. His world full of floating forms is the perfect example of true space art. It is a world that is light, where objects leave gravity behind. It is also a world that is heavy: heavy metals, mechanical artillery, commanding vehicles, endless supplies of fuel and information. But in Delaunay’s space, forms are relative; a satellite can spread out its enormous panels with a wingspan as big as the planet Jupiter. And that planet might be only as big as a space shuttle. His production is like an infinitely big Legoland (no ego, but definitely multiple). Every item has its place – depending on its size, strength and mobility – but the residents are gone. Everything floats in eternity, completely ready to be inhabited. No inhabitants, no creator – just a mechanical infinitude made of bolts, modules, free electrons and their infinite effect, constantly in motion like a never-ending ballet. Deleuze imagines a world made of rootstock. As opposed to trees with roots and leaves that always grow out of a single trunk, this could emerge at different places at the same time. It would thus all belong to one plant growing in different places. Isn’t that what Delaunay sketches? And hasn’t he witnessed it for himself, having championed simultaneity and ubiquity, as evident from the quote “The stars above the earth’s atmosphere, in an orbit around the Northern Hemisphere and the Southern Hemisphere will pass over Europe multiple times on Wednesday

25 March, Thursday 26 March 1992, and Friday 27 March 1992, as will Hipparcos Hubble”. Delaunay understands perfectly well that you can be in multiple spots and different spaces at the same time. Once again, it’s all just a matter of gravity… Cosmic relationships Before discovering the chic lingerie of the powerful atomic bombs of Giovanni Galli; before floating in the star machines of Serge Delaunay, we must consider the proposition that many so-called outsiders are not closed off from life and do not ­circle around the life that we can perceive. It might just be that they are very close to that which constitutes life, there where the desiring-machines travel through the decoded flows of the world, escaping destruction. Think of Galli and Delaunay who, in their work, meticulously measure a universe with very efficient vital functions. From that perspective, it is abundantly clear that they should not be seen as people and artists who exist outside the world that we know, as ‘outsiders’. It is much better, instead, to say that they see it from much closer by, in a way that both protects and propels them. It is a life that these artists want and see with a unified outlook, in a single instant, which they are therefore constantly adapting in the moment of creation with the beauty of a machine propelled forward by unending mechanical desires. This reality is just as confusing as the jolt and mechanics of a romantic encounter. That is also what the narrative comic ‘L’Amour Dominical’ by cartoonist Dominique Goblet and outsider artist Dominique Théâte shows. This comic provides new insight into the world of Outsider Art in the many collaborations between artists who exist ‘in’ this world and artists who exist ‘outside’ it. The work of these artists and their favourite topics, such as science fiction, demonstrate that their isolation can no longer be justified. Although the subgenres of science fiction are often separated from art history, the mechanics of Serge Delaunay and sensual spacecraft of Giovanni Galli prove that Outsider Art, just like science fiction, has an intimate relationship to the world and enables us to activate our desiring-­ mechanics. Annabelle Dupret is an art historian and art critic. She frequently works with Trimestriel d’Art Contemporain ‘Flux News’ in Liège. She is especially interested in the popular arts, such as comic books, films and Outsider Art. She writes about projects by insiders and outsiders, such as for La ‘S’ Grand Atelier in the Belgian city of Vielsalm and for the publication ‘Knock Outsider !’, FRMK, ‘Knock out’, 2014.

All quotes from Gilles Deleuze and Félix Guattari are from Gilles Deleuze, Félix Guattari, ‘Anti-Oedipus: Capitalism and Schizophrenia’, chapter 1, ‘The Desiring-machines’, Editions de Minuit, Coll. ‘Critique’, 1972. (English translation published by University of Minnesota Press, 1983; English language translation Copyright © Viking Penguin, 1977.) With thanks to Luci Comincioli for the translations of Giovanni Galli texts. www.lanuovatinaia.org www.campagnart.be

P. 32 - 33 Theme: the universe

Ringeling’s galaxy beyond the stars Text: Frits Gronert

The mysteries of space are an inexhaustible source of inspiration for writers and creators of science fiction films, computer games and visual art. Strange worlds also appear in the multi-coloured drawings of Coen Ringeling (1991). They seem to be inspired by the graphics of comic books and video games and the work of M. C. Escher (1898-1972). Some of the depictions are of terrestial landscapes with an abundance of stairs and optical tricks, but it is the space beyond our earthly realm that truly captures the artist’s interest. Ringeling draws in pencil – very intricately and with a keen eye for detail. He creates a world that we do not yet know, complete with a Milky Way galaxy of different ­ planets. Along the way, galactic ‘empires’ arise with entirely new civilisations. The scenes are absent of people, dominated by architecture. In his drawing Corner at the cosmic edge, Ringeling depicts a space filled with planets, suns and amorphous clumps that are home to the most bizarre happenings. In the centre of the piece is a cloud with a fantasy castle with towers, staircases and a number of gigantic cogs designed to propel the floating building into motion. The clock on the middle tower indicates it is quarter past twelve. The drawing Galaxy beyond the stars


shows a blue sky with various interlocked circles in it, like a bunch of spinning planets. The large planet in the middle is packed with three different cities that all have castle-like structures. It is surrounded by stars, each with its own atmosphere. A perilous rain of large and small asteroids looks like it could hit at any moment. Could time be running out? www.herenplaats.nl

P. 34 - 39 The place to be; Spanish Art Environments

Espacios Singulares Text and photos: Jo Farb Hernández

Spain, the second largest country in Western Europe, is also distinguished by the significant number and quality of art environments constructed by its self-taught creator-builders. Yet when I began my intensive research into these sites some fifteen years ago, there was no single resource that presented and analyzed these works nor, indeed, was there even a clear sense of how many there might be or where they might be found. Some “experts” in the field, who might have been expected to have such knowledge, dismissed the country as being barren of such creative sites, citing both the relative poverty of the country and the disastrous effect of forty years of Franco’s dictatorship as reasons for this deficiency. Research After preliminary research between 2000 and 2005, through which I located and investigated some half-dozen sites, in 2007 I was granted a Fulbright Senior Scholar Research award to explore exactly this domain. At that time, my most optimistic prediction was that I might find a total of fifteen, or perhaps even twenty art environments, across the country. But it seemed with each site I heard about, read about, or unexpectedly drove by, there was another, not too far, in the next village, or just on the other side of the river. In all, my husband and I visited over fifty sites around the mainland during my intensive period of research. But even since “completing” the project I have

learned of a half-dozen more sites, and, most assuredly, there remain more still that I have not yet found. Hart and spirit Spain’s art environments both defy expectations and catalogue the range of creative manifestation that we have come to associate with such sites. The former, because, as suggested above, this country was subjected to harsh ­conditions over extended decades – both man-made, thanks to flawed ­economic and political policies that restricted development and squelched creative expression; and natural, a result of widespread severe droughts and flooding, which caused massive migrations from rural areas to the cities and disrupted traditional ways of life. Yet despite this double-edged sword of misfortune and tragedy, Spain’s citizens never ceased their creative efforts in a variety of fields, using what they had or what they could find to express themselves in ways both resourceful and innovative. And in the genre of art environments, the production is startlingly fresh and widespread across the entire country, despite the fact that much of what is visible today originated during the dark days of Franco. Encyclopedic illustration The second characteristic noted above is borne out by an analysis of the sites: these self-taught Spanish creators, with no links either to each other or to any of the subsets of the world of mainstream art, provide an encyclopedic illustration of the kinds of expressions we find worldwide. Art historian Roger Cardinal’s list of possible manifestations is a good summary of what they include: “architectural structures erected from scratch; modifications of existing dwellings or vehicles; decorated interiors; exhibits of the maker’s own pictorial and sculptural work; assemblages and accumulations; landscaped gardens; embellished plant or rock formations; yard displays; proliferating inscriptions; vernacular museums and collections; and monuments, mausolea, and shrines” (Cardinal, Southern Quarterly Fall/Winter 2000-2001, 169). And, for the most part, these Spanish art environment builders, working in relative obscurity, have created some of the most striking examples of such work found anywhere. Forty-five artists and their sites are included in the Singular Spaces book and exhibition. Among the most striking are: Sanlúcar de Barrameda (Cádiz) Art environment builders all express different motivations for why they began to build, but few can be pinpointed as

clearly as that of José María Garrido (1925-2011). A sailor who fished off the southwest corner of Spain, he was traumatized in 1959 when his friend and coworker was dragged off their ship during a storm and was lost at sea. Although he had spent his life linked to the sea – like the majority of Sanlúcar’s residents at that time – from that moment on he never again touched the sea. It still held his heart and tugged at his spirit; he walked beside it, he collected its detritus from the shore, but he never ventured onto another boat, never fished from nor swam in its waters. The disaster of his friend’s abrupt death resulted in a shock too immense to attribute to fear, too ­visceral for him to want to “get back on the horse.” It changed his days, his work, his attitude: it changed his life. To pay homage to his friend and to show respect and deference for the sea, he decided to dedicate his life to creating a museum. This museum, housed within a derelict building constructed in 1503, would be replete with treasures that would tell the stories of the sailors who worked the sea. And the objects that Garrido would collect would bear ­witness to their tales, would memorialize their lives, and would help him to work through his grief. At its most expansive, Garrido’s Museo del Mar “Las Caracolas”, so named to document the 80,000-plus conch shells used to ornament the interior walls, revealed not a single space left unadorned; the effect was furry, pulsating, animated. Each room within the Museo had a unique feeling, yet was aesthetically and conceptually unified by the intense over-ornamentation of maritime abundance. Among the displays were over 250 historical photographs of local scenes; there were also some truly valuable and historic finds, including coins, ceramic vessels, fossils, and metal implements, all collected from the nearby shores. Many were annotated with captions or proverbs written out in Garrido’s fluid script, in the style of old-time history museums. Placards describing ships’ voyages and listing the names of the crews – particularly those who perished at sea – plaintively recounted the perils of the waters. On the rooftop terrace of the house Garrido built a ship-like ­installation, complete with sailing masts, captain’s bridge, and “cannons” to ward off those who might approach the museum with unscrupulous intentions. During the later years of Garrido’s life, the city council tried to purchase the museum in order to tear it down, desiring to use that increasingly-valuable land to construct apartment buildings. He resisted until the

end, wistfully describing his museum as a child that he would never betray. But after his death, the municipality had its way, and the site is no longer extant. The Museo del Mar, conceptualized early on as a monumental undertaking, grew through accretion and accumulation to become a powerful and compelling shrine, bearing witness to the life and creativity of its author, who opened his most personal and most private collection of objects, reflections, and principles to his family, his friends, and his city. And although the Museo is now closed, José María Garrido himself never forsook his project, for as one of his posted signs on the rooftop read: “El arte es un veneno que te obliga a seguir hasta la muerte – Art is a poison that forces you to follow it until death”. Camelle (A Coruña) The Gallegan Coast of Death is treacherous and stormy, yet in 1961 it became the refuge for a German teacher not markedly different from other young bourgeoisie who traveled to the far corners of the earth to find a simpler, more ‘authentic’, and tranquil existence. Manfred Gnädinger (1936-2002) fell in love with a local teacher, and when she married another, he renounced his passport and ‘normal’ way of life, grew a beard, became a hermit, and refused thereafter to use any part of his name except for ‘Man’. He ­regularly swam long distances in the frigid waters, became a vegetarian, and wore only a loincloth, despite the generally cool and rainy temperatures of this northeastern Spanish outpost. Soon he began to construct a ‘museum’ here near the end of the earth (Finisterre). His building blocks were the rocks smoothed by the crashing waves as well as the bones of beached animals, seaweed, and other detritus thrown up from the sea, and he arranged and assembled them with a mixture of cement and local vegetation. With no tools but his two hands, Man took advantage of the natural forms of the wave-washed materials and rocks smoothed into curvilinear or ovoid forms, consciously placing them to contrast with and complement the rocky outcroppings of the shore. He piled the rounded stones on top of each other, cementing them together into globular pillars and columns, chains, and clusters. Many appeared as organic totems, elegant and spare in form, and almost spiritually potent; others took on the zoomorphic shapes of unreal or imagined creatures. Occasional animal bones – primarily cetacean vertebrae, but also skulls of sea birds or animals – were added as well, as were lacings of

OUT OF ART MAY 2015

49


rope, seaweed, and shore ­vegetation. He was always on the lookout for interesting pieces: fragments of wooden barrels, tires, rags, nets, buoys, and rusty metal shards rounded out his palette. He delighted in arranging multi-leveled fountains out of rocks and found objects, using his knowledge of the tides to calculate how the basins would fill with water and filter down. He was fascinating to watch – an ‘action painter’ using the rocks and the waters’ debris as his media, the shore as his canvas. The villagers had no name for what he was doing – it certainly did not correspond to their ideas of what art should look like – but it was clear that he conceptualized these interventions as a means not only of delineating and transforming his space but of sanctifying it, as it enabled him to feel more connected to the surrounding natural forces. Man lived at one with the sea in this inhospitable but strikingly picturesque spot until 2002, when the nearby shipwreck of the tanker ‘Prestige’ spilled 77,000 tons of oil, contaminating the coasts of Spain, Portugal, and France, killing innumerable fish and wildlife, and coating everything with the black toxic slick. Within days, the oil itself began washing up onto the rocky point of Camelle – its first appearance on land – coating all surfaces, including Man’s sculptures and living areas. Faced with an environmental disaster that would take decades to completely heal, he couldn’t bear the pain, and it is said that he died shortly thereafter from a broken heart. Although a few remnants of his work were saved, a major storm several years after his death wiped out most of what had been salvaged from the oil spill. And despite repeated rallies by thousands of supporters who saw him as the martyred icon of the environmental movement, the local and regional governments have been incapable of erecting an appropriate homage to this one man’s creativity and efforts to live simply on the earth. Épila (Zaragoza) Although Julio Basanta (1933) has described his site as a House of God, in fact it appears to be populated to a greater extent by what he defines as demons. There are demons among all of us, he has said; his vehemence regarding this belief was underscored not only by the psychological stress of early abandonment by his father, but by the deaths of his brother and his only son, both in mysterious circumstances involving the police. In an effort to identify – and possibly exorcise – these demons, he has sur-

50

OUT OF ART MAY 2015

rounded his home with them. Larger than life-size, leaning imposingly toward the viewer as they tower over him or her, they surround the exterior of his home but are concentrated toward the front entrance, and are clearly intended to be seen from outside the fence that surrounds the property. The assorted devils, ghouls, ­soldiers, and skeletons vie for prominence with religious figures and scenes including the Ten Commandments and Christ with his executioners. The shoddiness of their construction enhances their terrifying aspect, as the craggy faces, awkward stances, and dripping paint emphasizes the other-worldly nature of their personas. Significant changes in the population of the site have been noted yearly, with new figures, new paint colors, and re-­ arranged groupings appearing with great regularity. Working alone, Basanta is both proud of his work and dismissive of it. At times he says that it should be maintained as a museum and taken over by the municipality; other times he says that since his son’s death, with his daughters terrorized by his work and therefore unwilling to live there or maintain the property, he expects that at some point he will douse it all with gasoline and blow it all up. Political advocacy and documentation It is clear from these few vignettes that although the creativity manifested by Spain’s artist-builders is astounding, most, while unique and idiosyncratic, do share often existential threats that ­jeopardize their preservation – even, at times, when the artist is still alive and working. Documentation, therefore, must go hand-in-hand with political advocacy, and we must work to ensure that the powerful aesthetic response we have to these art environments can be shared by future generations. These artists have dug deeply and honestly into their hearts and minds to express their hopes, their dreams, and their fears; as those who appreciate their candor, their perseverance, and their passion, we must do whatever we can to help protect their works, as we likewise honor the creativity of their visions. www.fowler.ucla.edu www.spacesarchives.org This text is based on and excerpted from the encyclopedic book written by the author, ‘Singular Spaces: From the Eccentric tot the Extraordinary in Spanish Art Environments’, Raw Vision, 2013.

P. 40 - 41 Theme: the universe

Jacqueline Loeve, “Aliens are everywhere” Text: Frits Gronert

for Jacqueline Loeve these figures are part of her life. They are friends who help her think things through and with whom she shares adventures. The text in the drawings in coloured pencil tells us more. Sometimes it is written in crooked Dutch but often in unknown hieroglyphics. According to Loeve, this is the language of the “lost city of Atlantis”. www.herenplaats.nl

When you look at the work of Jacqueline Loeve (1968), you see strange beings that are at the same time vaguely familiar. Why does she make these drawings? What do they mean? She says that, in her world, the strange beings come from another planet and she has all sorts of interactions with them. Usually these are fun little adventures but “sometimes there are also evil aliens who live very far away from here, on another planet. These are the ghost aliens that work together with the praying mantises. They come from different planets, including Jupiter, Mars and Venus, as well as planets we haven’t heard of yet. That’s where they live. Sometimes they’re very scary and mean but most of them are nice. They also team up with planet earth.” Not dreams, but real When I ask her if there are also aliens right here around us and what they look like, she responds with astonishment, “Of course. Haven’t you ever seen them?”. I admit I haven’t. “We have water aliens and land aliens. You also see them in science fiction films like Star Wars and with the Hobbits and the elves. They communicate in their own language and every night when I sleep, I see them.” When I suggest that maybe they’re actually dreams, she says, “No, they’re very real. I see them and they know me very well. I can see them again the next day, and then I’ll draw them. Monsters, aliens, trolls and other strange figures I don’t know live here with me. You might sometimes encounter them in the woods or in a house, but they’re hard to find. And when it rains, they get wet, and they also like the sunshine”. “So, they’re kind of like friends?”, I ask. “Yes, that’s right. And they talk to me, too. In December I met one and it said, ‘Hello, I’m a Christmas alien’. And I saw one once and it said, ‘Hello, I’m one of the aliens on this planet in a UFO’.” No matter how fantastical it all seems,


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.