Sociale Psychologie

Page 1

Samenvatting

Sociale Psychologie

Pascal Gunsch


Samenvatting Sociale Psychologie

0 psychologie ψυχη [geest] + λογος [kennis] kennis van het gedrag van mensen. sociale psychologie kennis van het gedrag van mensen tegenoever anderen. sociaal leven met anderen vijf fundamentele menselijke behoeftes: 1 het aangaan van sociale contacten 2 het begrijpen van onszelf en anderen 3 het krijgen ven behouden van (sociale) status 4 het verdedigen van onszelf en degenen om wie wij geven 5 het aantrekken van partners sociale invloed 1 opzettelijke beïnvloeding 2 aanwezigheid van anderen 3 ingebeelde aanwezigheid van anderen de 3 G’s 1 gedachten 2 gevoelens 3 gedrag fundamentele menselijke behoeften 1 goed voelen over jezelf 2 de (sociale) situatie zo juist mogelijk te kunnen waarnemen hindsight bias achteraf kunnen we de uitkomst van een gebeurtenis/onderzoek makkelijk verklaren en stellen we dat we deze ook van te voren goed hadden kunnen voorspellen. G = (P, S) G = gedrag, P = persoonlijkheid (25%), S = situatie (75%) construct subjectieve waarneming, begrip en interpretatie van de sociale situatie sociale cognitie het proces waarin iemand zich bewust wordt van zijn of haar sociale omgeving en hoe hij of zij deze sociale wereld waarneemt en hoe hij of zij erover denkt. De manier waarop iemand informatie uit zijn of haar sociale omgeving selecteert, interpreteert, herinnert en gebruikt. Er zijn twee soorten: 1 Automatische sociale cognitie 2 Gecontroleerde sociale cognitie Je kunt dus vergeleken worden met een vliegtuig: normaal ga je op de automatische piloot (automatische sociale cognitie), en als er een ongewone situatie voordoet of er problemen zijn, ga je zelf het vliegtuig besturen (gecontroleerde sociale cognitie).

6-2012

— Pascal Gunsch —

2


Samenvatting Sociale Psychologie

1 automatisch denken een onbewust, onopzettelijk en onwillekeurig proces dag geen inspanning kost. Je kunt snel handelen en meerdere dingen tegelijk doen. schema een georganiseerde bundel van informatie over situaties, gebeurtenissen, personen en voorwerpen die we in ons lange termijn geheugen op hebben geslagen. Ze beïnvloeden wat je waarneemt, herinnert en op merkt. Functie: 1 De sociale wereld begrijpen 2 Gaten vullen 3 Verwarrende situaties snel begrijpen toegankelijkheid op bepaalde momenten bevinden bepaalde schema’s zich op de voorgrond van ons bewustzijn. altijd toegankelijk toegankelijk door doel

toegankelijkheid tijdelijk toegankelijk

toegankelijk door priming priming schema’s zijn tijdelijk toegankelijk door recente ervaringen perseveratie-effect mensen houden schema’s (opvattingen) die zij hebben aan, zelfs als ze weten dat deze onjuist zijn. selffulfilling prophecy

mensen hebben een verwachting

de verwachting beïnvloed de manier waarop ze zich gedragen

als gevolg gaat degene zich naar de verwachting gedragen

de verwachting komt uit

pygmalion effect een positieve selffulfilling prophecy

2 beoordelingsheuristieken aannames die mensen gebruiken als er geen of te veel schema’s zijn. εὑριςκω [ontdekken, vinden] 1 beschikbaarheidsheuristiek mensen nemen snel, onbewust en automatisch aan dat iets wat ze gemakkelijk binnenschiet vaak voor komt. 2 representativiteitsheuristiek mensen nemen snel, onbewust en automatisch aan dat als personen of sociale situaties bepaalde kenmerken vertonen, deze automatisch tot een specifieke categorie behoren. informatie over basisfrequentie de regelmaat waarin een persoon van een bepaalde categorie zich in een specifieke situatie zal bevinden 3 anker- en correctieheuristiek mensen baseren hun oordelen (correctie) onbewust of een ogenschijnlijk irrelevant getal of waarde (ankerpunt) die zij toevallig in hun hoofd hebben.

6-2012

— Pascal Gunsch —

3


Samenvatting Sociale Psychologie

3 ingespannen denken een bewust, opzettelijk en uit vrije wil plaatsvindend proces dat inspanning kost. Je denkt er bij na, en kan dus maar een ding tegelijk doen. tegenfeitelijk denken ‘wat als …’ denken als je een negatieve ervaring hebt opgedaan ga je je voorstellingen maken over hoe de situatie positiever had kunnen aflopen. Tegenfeitelijk denken leert ons hoe we in de toekomst bepaalde situaties beter aan kunnen pakken. Als tegenfeitelijk denken tot piekeren leidt, kan depressie ontstaan. Piekeren is niet vrijwillig. gedachteonderdrukking poging om alle gedachten te vermijden over iets wat we zo snel mogelijk willen vergeten. Gedachteonderdrukking bestaat uit twee systemen: 1 waarschuwingssysteem houdt in de gaten wanneer er een ongewenste gedacht op het punt staat in ons bewustzijn op te komen. Het is een onbewust proces. 2 afleidingssysteem zodra een ongewenste gedachte ons bewustzijn wil binnendringen dan zorgt ons afleidingssysteem ervoor dat we op zoek gaan naar iets anders om aan te denken. Het is een bewust proces. Als het afleidingssysteem zijn werk niet doet werkt alles juist andersom. Dit kan komen wegens moe- of afwezigheid. Er zijn twee manier om beter te leren denken: 1 twijfelen als je twijfelt, ga je ook andere opties na die misschien juister zijn. drempel van overdreven zelfvertrouwen mensen vertrouwen meer op hun eigen oordelen en conclusies dan terecht is 2 statistische principes als je statistische principes toe past, kun je beter nagaan wat mogelijk is en betere conclusies trekken.

6-2012

— Pascal Gunsch —

4


Samenvatting Sociale Psychologie

4 sociale perceptie de manier waarop mensen het gedrag van anderen interpreteren, begrijpen en daarop anticiperen. Twee doelen: (1) het gedrag van anderen kunnen voorspellen (de wereld begrijpen) en (2) persoonlijke doelen makkelijker bereiken. non-verbale communicatie de manier waarop mensen communiceren of signalen afgeven zonder iets te zeggen. Dit kan zowel bedoeld als onbedoeld zijn. Voorbeelden van non-verbale communicatie: gezichtsuitdrukkingen, toon van de stem, lichaamshouding, oogopslag, handgebaren, display kenmerken, aanraking en ruimte. display kenmerken uiterlijke kenmerken zoals kleding en accessoires (zonnebril, deodorant). Ze verstevigen een gewenste indruk (image), of verbergen lichaamssignalen en emoties. Non-verbale communicatie is ongeveer 90% van onze communicatie en domineert verbale communicatie. Het geeft bijvoorbeeld informatie over hoe graag mensen elkaar mogen of over de verschillen in sociale status. coderen uitdrukken van non-verbale communicatie decoderen interpreteren van non-verbale communicatie spiegelneuronen dezelfde zenuwcellen worden geactiveerd als wij coderen en decoderen. empathie het vermogen om medelijden te tonen, mogelijk gemaakt door spiegelneuronen. emblemen gebaren met een verbale betekenis persoonlijke ruimte de afstand die je bewaart tussen jouzelf en iemand anders, gemeten in centimeters. Als iemand deze betreed, voel je je ongemakkelijk en angstig. De persoonlijke ruimte is ingedeeld in vier sectoren: intieme zone (0 - 45 cm) persoonlijke zone (45 - 120 cm) sociale zone (120 - 360 cm) publieke zone (vanaf 360 cm)

verbale communicatie mensen vinden het moeilijk om emoties te decoderen in e-mails en brieven. Vreemdelingen en goede vrienden decoderen zelfs op dezelfde manier!

6-2012

— Pascal Gunsch —

5


Samenvatting Sociale Psychologie Mensen, overal ter wereld, coderen en decoderen een reeks van emoties op dezelfde manier. Dit is nodig voor communicatie zonder taal en daarmee het overleven van de soort. — Charles Darwin (1872) Deze emoties zijn soort-specifiek, en nodig om te overleven. Andere emoties zijn dan cultuurspecifiek en niet nodig om te overleven. Welke emoties kunnen mensen dan wereldwijd coderen en decoderen (universaliteit) — Paul Ekman en Walter Friesen (1971) Zij kwamen uit op de zes universele emoties: 1 blijdschap 2 woede 3 angst 4 verrassing 5 afschuw 6 verdriet 7 (trots) 8 (minsachting) Ze toonden ook aan dat deze aangeboren zijn (blind geborenen kunnen ze ook coderen) De andere emoties (cultuurspecifiek) ontwikkelen zich in latere levensfases onder invloed van sociale interactie. De precisie waarmee mensen emoties deze emoties decoderen hangt af van twee dingen. vermenging van affect een helft van het gezicht codeert een andere emotie dan de andere. culturele invloeden – manifestatieregels regels die bepalen welke non-verbale gedragingen acceptabel zijn om te coderen. We zien hier een verschilt tussen verschillende culturen: individualistische culturen (Westerse landen) letten op kenmerken en uniekheid collectivistische culturen (Aziatische landen) hechten waarde aan de groep

5 causale attributie hoe verklaren en interpreteren wij de oorzaak van het gedrag van anderen Er zijn twee manieren om iemands gedrag te verklaren, namelijk door een interne attributie en een externe attributie. Ook verkiezen mensen het toeschrijven van een interne attributie boven het toeschrijven van een externe attributie. — Frits Heider (1958) attributietheorie de studie naar de manier waarop mensen conclusies trekken over de oorzaak van andermans gedrag. Hierin staan interne en externe attributie centraal. interne attributie gedrag wordt veroorzaakt door persoonlijkheid of karaktereigenschappen. externe attributie gedrag wordt veroorzaakt door de factoren in de situatie. Volgens de naïeve of commonsense psychologie, is iedereen een amateur onderzoeker. ik ben gelukkig met iemand

ik ben ongelukkig met iemand

positief gedrag

interne attributie

externe attributie

negatief gedrag

externe attributie

interne attributie

6-2012

— Pascal Gunsch —

6


Samenvatting Sociale Psychologie Ik heb het covariatiemodel gemaakt. — Harold Kelly (1967) covariatiemodel mensen maken een attributie op basis van waarnemingen. Deze waarnemingen hebben betrekking op het ontdekken van een patroon van aanwezige of afwezige factoren die andermans gedrag kunnen verklaren. De drie cruciale stukjes informatie (puzzelstukjes) die mensen verzamelen hebben betrekking op consensus, kenmerkendheid (distinctiviteit) en consistentie. consensus reageren andere mensen op dezelfde manier onder de omstandigheden? kenmerkendheid reageert de persoon ook op deze manier onder andere omstandigheden? consistentie reageert de persoon vaker op deze manier in de omstandigheden?

intern

extern

situationeel

lage consensus

hoge consensus

•alleen de persoon reageert zo

•ook anderen reageren zo

lage kenmerkendheid

hoge kenmerkendheid

•de persoon reageert zo in andere omstandigheden

•de persoon doet het alleen in deze omstandigheid

hoge consistentie

hoge consistentie

lage consistentie

•het gebeurt vaker

•het gebeurt vaker

•dit is de enige keer

lage of hoge consensus

lage of hoge kenmerkendheid

(!) Mensen maken minder gebruik van consensus dan van kenmerkendheid en consistentie. (!) Mensen beschikken ook niet altijd over voldoende informatie om te kunnen oordelen. fundamentele attributiefout correspondence bias het fenomeen waarbij mensen de neiging hebben te concluderen dat andermans gedrag correspondeert met zijn karakter (interne attributie) en men de invloed van de situatie (externe attributie) onderschat. perceptuele saillantie in het centrum van de aandacht staan onze aandacht is vrijwel volledig op de persoon van wie wij een attributie willen maken gericht. Dus de situationele informatie wordt bijna niet opgenomen, omdat onze aandacht hier niet op gefocust is. actor/observator verschil mensen schrijven vaak een externe attributie toe aan hun eigen gedrag, en verklaren andermans gedrag met interne attributies. ultieme attributiefout de vergrote versie van de fundamentele attributiefout. Ze schrijven het gedrag van een grote groep menen toe aan het feit dat ze lid zijn van deze groep (intern)

6-2012

— Pascal Gunsch —

7


Samenvatting Sociale Psychologie De attributie fout overwinnen is een tweeledig proces: (1) interne attributie (2) jouw mening herzien Waarom gebeurt dit niet gelijk? Het maken van een interne attributie gaat vrijwel automatisch, terwijl het maken van een externe attributie inspanning kost. Ook is er een cultureel verschil in de fundamentele attributiefout. Individualistische culturen ontwikkelen een analytische denkstijl. Ze focussen vooral op details en focussen zich dus vooral op de persoon in kwestie. Collectivistische culturen ontwikkelen een holistische denkwijze. Ze focussen meer op het grotere geheel en zien dus eerder de factoren om een externe attributie te maken.

6 attitude onze evaluatie of beoordeling van een attitudeobject. attitudeobjecten mensen, ideeën en voorwerpen. Attitudes zijn gebaseerd op drie componenten: 1 affectieve component de emotionele reactie op het attitudeobject, zoals het krijgen van een nostalgisch gevoel als je aan grootouders denkt. 2 cognitieve component de gedachten en/of opvattingen over het attitudeobject, zoals de associatie die je maakt met een rollator/hulpstuk en je grootouders. 3 gedragsmatige component het gedrag ten opzichte van het attitudeobject, zoals het zeggen van ‘u’ in plaats van ‘jij’ tegen je grootouders. vooroordelen ontstaan door het afwegen van positieve en negatieve gevoelens (affectief) tegen het attitudeobject. Ze kunnen positief (mensen met een donkere huid kunnen goed dansen) of negatief (Marokkanen zijn dikwijls verwikkeld in criminele activiteiten) zijn. vooroordeel (Ψ) een negatieve, of zelfs vijandige, attitude tegen een definieerbare groep mensen. Een vooroordeel is altijd ongegrond. stereotypen kleine schetsen (cognitief) die wij van een bepaalde soort mensen hebben. Zij functioneren dus op basis van schema’s. Zij besparen ons, net als schema’s, tijd en energie. discriminatie schadelijke, negatieve of onrechtvaardige acties (gedragsmatig) ondernomen tegen leden van een bepaalde groep mensen. glazen plafond effect het beperken van doorgroeimogelijkheden of salarissen van vrouwen of mensen met een andere huidskleur op de werkvloer. Vooroordelen kunnen genetisch aangelegd zijn (als afweermechanisme), maar zijn grotendeels aangeleerd, en dus ook af te leren. Ik zei dat kinderen met bruine ogen inferieur zijn aan kinderen met blauwe ogen. Ik zei namelijk, dat kinderen met blauwe ogen aardiger, betrouwbaarder en slimmer zijn. Ze kregen dan ook privileges en extra complimentjes. En natuurlijk gaf ik kinderen met bruine ogen een kraag, zodat ze makkelijk te herkennen waren. Binnen een paar uur raakte eens zo hechte klas verdeeld en werden de kinderen met bruine ogen verlegen en ook uitgelachen, gepest en zelfs geslagen. De volgende dag, zei ik dat ik een grote fout had gemaakt en het juist andersom was. De kinderen met bruine ogen deden precies hetzelfde, en zelfs iets erger om wraak te nemen. — Jane Elliot (1977)

6-2012

— Pascal Gunsch —

8


Samenvatting Sociale Psychologie sociale categorisatie het verdelen van mensen in groepen op basis van de verschillen tussen mensen en werkt in principe net als een schema. We kunnen ons snel en gepast gedragen. Sociale categorisatie heeft drie gevolgen: zondeboktheorie ongelukkige of gefrustreerde mensen hebben de neiging om de frustraties of agressie die zij voelen af te richten op leden die lid zijn van een zichtbaar impopulaire groep (de zondebok), die weinig of geen macht heeft. in-group bias wij-groepvertekening het verschijnsel waarin wij een speciale behandeling en positieve gevoelens geven aan de mensen die tot onze groep behoren, en een oneerlijke behandeling en negatieve gevoelens geven aan de mensen die niet tot onze groep behoren. Mensen passen de in-group bias toe om hun gevoel van zelfachting of zelfrespect te vergroten, door zich te identificeren met een bepaalde groep mensen. Om een gevoel van zelfachting te creëren beschouwen zij hun groep als superieur ten opzichte van andere groepen. Zo voelen zij zich specialer dan andere mensen vanwege hun lidmaatschap tot die speciale groep. — Henri Tajfel (1982) out-group homogeniteitsbias leden van de in-group hebben de veronderstelling dat mensen buiten hun groep (out-group) allemaal hetzelfde zijn (homogeen). Ook hebben ze de veronderstelling dat leden van de out-group meer op elkaar lijken in tegenstelling tot de mensen in de in-group. Vooroordelen en stereotypen functioneren als schema’s: snel en automatisch. Om het proces te stoppen moet je je dus eerst bewust worden van je vooroordelen om ze vervolgens te kunnen negeren. Daar komt nog eens bij, dat het heel lastig is iemand van zijn vooroordelen af te krijgen. Ze komen namelijk voort uit het affectieve of emotionele component. Door deze reactie let men alleen maar op de situaties waar je gevoel ondersteund werd. De rol van logica heeft dus geen effect. Vooroordelen nemen af als twee groepen dezelfde belangen hebben, en er een gelijkwaardige vorm van contact heerst tussen deze groepen. Dit noem ik de contacthypothese. — Gordon Allport (1954) Wij organiseerden een padvinderskamp met twee competitieve groepen: de Rattlers en de Eagles. We gaven ze opdrachten die concurrentie en conflicten stimuleerden. Nadat we het competitieve element weghaalden, bleven de conflicten. We dwongen ze dus om samen te werken, door alles een beetje te saboteren. We lieten de padvinders het oplossen. Ze waren (1) afhankelijk en hadden een (2) gemeenschappelijk doel. Ook heerste er een (3) gelijkwaardige status van communicatie op een (4) informele sfeer. Doordat ze met (5) verschillende leden in contact kwamen zagen ze dat de vooroordelen onjuist waren en namen ze af. Wat wij niet genoemd hebben, maar wel belangrijk is, is dat er ook (6) sociale gelijkheidsnormen gesteld moesten worden. Iedereen had een gelijke kans om iets in te brengen. — Muzafer Sherif en collega’s (1961)

6-2012

— Pascal Gunsch —

9


Samenvatting Sociale Psychologie

7 zelfconcept de ontwikkeling van de inhoud van de zelf. zelfkennis de kennis die jij hebt over wie jij bent. vb: pot (de zelf); knikkers (zelfconcept); informatie over knikkers (zelfkennis) cultuur beïnvloedt zelfkennis: onafhankelijk zelfbeeld bij individualistische cultuur jezelf omschrijven aan de hand van eigen gedachten, gevoelens en gedrag. onderling afhankelijk zelfbeeld bij collectivistische cultuur jezelf omschrijven aan de hand van relaties met andere mensen. gender beïnvloedt zelfkennis: collectieve onderlinge afhankelijkheid bij mannen mannen richten zich over het algemeen vaker op hun lidmaatschap van een groep. relationele onderlinge afhankelijkheid bij vrouwen vrouwen richten zich over het algemeen vaker op hun hechte relaties (familie en vrienden). (!) De psychologische verschillen tussen man en vrouw zijn kleiner dan mensen vaak denken. Drie manieren om zelfkennis te verwerven: 1 introspectie ‘naar binnen kijken’ je denkt na over jezelf. 2 zelfobservatie mensen observeren hun eigen gedrag, in onzekere en verwarrende situaties, om zich zelf te omschrijven 3 vergelijk mensen vergelijken zich met andere mensen om (1) te leren welke gedragingen gewenst en ongewenst zijn, en om (2) over hun eigen vaardigheden en attitudes te leren. (!) Mensen maken minder gebruik van introspectie dan je zou denken. (!) Ook al gebruik je introspectie, kan je er nog steeds niet uitkomen. (!) Mensen maken pas gebruik van introspectie, als het zelfbewustzijn actief is. causale theorieën theorieën over de oorzaken van gevoelens, gedachten en gedragingen die aangeboden worden door de cultuur. vb: mensen zijn chagrijnig op maandagochtend. door rationele redenen veroorzaakte attitudeverandering het bedenken van een rationele oorzaak voor onduidelijke gedachten en gevoelens. (!) don’t try this at home! zelfperceptietheorie mensen observeren hun eigen gedrag, en de situatie waarin die voorkomt, om zichzelf te omschrijven. Ze kijken naar hetgeen dat hun motiveert en iets in de situatie wat het gevoel kan verklaren. intrinsieke motivatie je doet iets, omdat je het zelf wilt doen. extrinsieke motivatie je doet iets, omdat je beloond wordt of omdat er druk van buitenaf is. twee-factorentheorie van emotie mensen ervaren (1) een lichamelijke opwinding en gaan dan (2) opzoek naar de oorzaak van dit gevoel. cognitieve evolutietheorie over emotie men evalueert een situatie om te stellen welke emotie daarbij past. De volgende vragen spelen een rol: (1) Heeft de gebeurtenis goede of slechte gevolgen (voor mij)? (2) Wat is de oorzaak van de gebeurtenis?

6-2012

— Pascal Gunsch —

10


Samenvatting Sociale Psychologie sociale vergelijkingstheorie mensen vergelijken zich met anderen wanneer zij zich onzeker voelen, of als er geen objectieve standaard is. Dit is het meest van toepassing op mensen met dezelfde achtergrond. opwaartse sociale vergelijking een vergelijk met mensen die ergens beter in zijn. Dit gebruik je om je vaardigheden te verbeteren. neerwaartse sociale vergelijking een vergelijk met mensen die ergens slechter in zijn. Dit heeft een behoudend effect voor het zelfbeeld.

8 zelfrechtvaardiging ‘je gedrag goedpraten’ mensen hebben de neiging om het gedrag dat zij vertonen, en de beslissing en die zij maken, te rechtvaardigen. Alle mensen doen dit, omdat zij over het algemeen een sterke drang hebben om een positief en stabiel zelfbeeld te behouden. cognitieve dissonantie onaangename spanningen die je ervaart wanneer je gedrag strijdig (dissonant) is met je gedachten (cognities) over dat gedrag. 3 manieren om dit te verminderen (rechtvaardigen) 1 het gedrag veranderen, zodat het overeenkomt met de gedachten (cognities). 2 de (dissonante) gedachten (cognities) veranderen, zodat het ‘mag’. 3 nieuwe gedachten (cognities) toevoegen, zodat het ‘mag’. rechtvaardiging van inspanning een behaald doel wordt nóg aantrekkelijker, wanneer je, vrijwillig, een veeleisende of onaangename ervaring hebt doorstaan om dit doel te bereiken. externe rechtvaardiging de oorzaak van jouw gedrag of beslissing toeschrijven aan iets externs, vaak doe je dit om een straf te voorkomen. interne rechtvaardiging als je geen externe rechtvaardiging kunt maken, verander je iets aan jezelf: gedrag of attitude. Ik vraag mensen om een saaie taak te doen. Aan het eind geef ik de ene groep $1 om anderen te vertellen dat het een leuke taak is (liegen dus), en de andere helft geef ik $20 dollar om dit te vertellen. Als ik aan het eind vraag hoe leuk ze de taak vonden, kom ik er achter dat de $1-groep de taak leuker vond dan de $20-groep. Dit is omdat de $1-groep geen externe rechtvaardiging heeft, en dus hun attitudes aanpassen. — Leon Festinger (1956) counter-attitudinal advocacy mensen proberen dissonantie te verminderen door voorstand te worden en argument te bedenken (advocacy) voor een mening (attidudinal) die ingaat tegen (counter) onze oorspronkelijke mening. Als je geslagen wordt, pest je niet omdat je anders geslagen wordt (externe rechtvaardiging) Als je licht gestraft wordt, kan je alleen maar een interne rechtvaardiging maken en dus je gedrag aanpassen. Dit wordt het fenomeen van onvoldoende straf genoemd.

6-2012

— Pascal Gunsch —

11


Samenvatting Sociale Psychologie

9 rationaliserend gedrag zo erg toegespitst zijn op het verminderen van dissonantie, en om jezelf van je gelijk te overtuigen, dat je je op een irrationele manier gaat gedragen. rationalisatieval een lange opeenvolging van rationaliseren kan leiden tot irrationele, domme acties (zoals de Heaven’s Gate Cult1) postdecision dissonance nadat mensen een keuze hebben gemaakt tussen twee aantrekkelijke alternatieven, ondervinden zij vaak dissonantie. Om deze dissonantie te verminderen, vergroten mensen de aantrekkelijkheid van het gekozen alternatief en verminderen zij de aantrekkelijkheid van het andere. onomkeerbaarheid van de beslissing bij een definitieve en onomkeerbare beslissing hoort dissonantie. Na de keuze gaan mensen zich dus continu ervan verzekeren dat ze de juiste beslissing hebben gemaakt. Een Japanner (collectivistische cultuur) moet een leugen vertellen. Ze ervaren dan minder dissonantie dan een individualist. Echter ervaart de Japanner ook dissonantie wanneer iemand die hij aardig vindt een leugen vertelt. Daarom stellen ze hun mening bij om die op een lijn te brengen, en ondersteunt hij de leugen dus! Dit alles doet hij om de harmonie binnen de groep te bewaren. — Haruki Sakai (1999) Niet iedereen heeft een positief zelfbeeld. Hoe kan je dan een positief zelfbeeld houden door zelfrechtvaardiging? Ze ervaren geen dissonantie, aangezien hun gedrag niet strijdig is met hun zelfbeeld. Bovendien hebben mensen meer de neiging om een stabiel zelfbeeld te hebben, dan een positief zelfbeeld te hebben. Mensen zoeken constant ‘bewijs’ dat hun zelfbeeld bevestigd. Dit noem ik de zelfverificatietheorie. Ook zeg ik, dat mensen het verwarrend en verontrustend vinden wanneer zij aan hun ideeën moeten twijfelen. Als ze ‘tegenbewijs’ krijgen ervaren ze dissonantie. Ook vinden mensen het onprettig als andere mensen die zij niet goed kennen anders over hun denken dan dat zij zelf doen. — William Swann (1985)

1

Aronson, E., Wilson, T. D., & Akert, R. M. (2010). Social Psychology (7th ed.). Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall.

6-2012

— Pascal Gunsch —

12


Samenvatting Sociale Psychologie

10 Attitudes ontstaan uit een combinatie van sociale ervaringen, het opnemen van informatie, opvoeding, temperament en persoonlijkheid, en genen (DNA).

DNA

Temperament

Persoonlijkheid

Attitude

(!) Ook al ervaren mensen dezelfde situatie, kunnen zij verschillende attitudes ontwikkelen. conditionering door bepaalde omstandigheden (condities) iets aanleren. Ik ga de verteringssappen van honden onderzoeken. Dit doe ik door de honden te voorzien van slangetjes en buisjes die het speeksel opvangen. Ik laat daarna een van mijn assistenten vleespoeder in de bek van de hond stoppen. De hond reageert met een reflex: hij gaat speeksel aanmaken om het poeder te verteren. Na enkele testrondes beginnen de honden al speeksel te produceren bij het zien van de assistent, nog voor dat hij het poeder krijgt. Zijn reflex (kwijlen) werd dus opgewekt door de assistent, en niet meer door het poeder. Ik kan dus zeggen, dat de honden hebben geleerd dat ze eten krijgen als de assistent komt. De reflex is geconditioneerd: hij wordt opgewekt door een neutrale stimulus (assistent). Eerst wisten ze nog niet dat de assistent eten betekent. Maar na verloop van tijd was de neutrale stimulus (assistent) lang genoeg gekoppeld met de reactie oproepende stimulus (vleespoeder), en kon de neutrale stimulus dezelfde reflex oproepen als de reactie oproepende stimulus. Ik noem dit klassieke conditionering. — Ivan Pavlov (1901) Klassieke conditionering beïnvloedt het affectieve component van attitudes: Je kan een kameel leren dansen, door hem regelmatig op een hete plaat te plaatsen. Terwijl het dier met zijn voeten op en neer gaat om de pijn te verminderen, laat jij een tamboerijn horen. Na verloop van tijd gaat de kameel ‘dansen’ als hij de tamboerijn hoort. (Het affectieve component, pijn, is gelinkt aan de tamboerijn) — Johannes Leo Africanus (1526) operante conditionering het ervaren van emotie of het vertonen van gedrag wordt ‘geregeld’ door het te koppelen aan straffen of beloningen. Operante conditionering beïnvloedt het cognitieve/gedragsmatige component van attitudes. expliciete attitudes opvattingen waar we ons bewust van zijn. We kunnen ze beschrijven en makkelijker veranderen/bijsturen. impliciete attitudes opvattingen waar we ons niet bewust van zijn. We kunnen ze niet beschrijven of veranderen.

6-2012

— Pascal Gunsch —

13


Samenvatting Sociale Psychologie attitudes veranderen met cognitieve dissonantie als mensen dissonantie ervaren, kunnen ze over het algemeen twee dingen doen: (1) het gedrag veranderen of (2) de gedachten veranderen. Het eerste veranderd het gedragsmatige component van attitudes, het tweede de affectieve en cognitieve componenten. persuasieve communicatie overtuigende communicatie overtuigen. Er zijn drie dingen van belang om een goede invloed te hebben: 1 bron van informatie hoe aantrekkelijk en betrouwbaar is de spreker? 2 aard van de informatie is de boodschap geloofwaardig? 3 aard van het publiek voor wie is de informatie bedoeld? centrale route naar overtuiging de inhoud van de informatie wordt bekeken en geanalyseerd en je attitude veranderd. perifere route naar overtuiging de ‘aankleding’ van de informatie wordt bekeken. De attitude wordt tijdelijk veranderd. attitudes veranderen met emoties het gebruik van humor, angst, verdriet of verassing om aandacht te trekken. angstopwekkende communicatie het presenteren van angstopwekkende feiten. Het heeft alleen zin als mensen nog aandacht kunnen besteden aan de boodschap. emotie als heuristiek mensen ‘vragen zichzelf constant af’: welk gevoel geeft dit mij? Als dit een positief gevoel is, wordt het attitudeobject ook als positief beschouwd. Hier maken verkopers vaak gebruik van, bijvoorbeeld door aangename geuren te verspreiden. Je gaat er van uit dat de aankopen je een prettig gevoel geven, maar het is vooral de geur. emotie en attitude niet alle attitudes zijn hetzelfde. Over het algemeen kan je stellen dat je ‘vuur met vuur’ bestrijdt, i.e. cognitieve attitudes worden met rationele argumenten veranderd. cultuur beïnvloedt attitudes: Individualistische culturen hechten meer waarde aan attitudes die individualiteit, uniekheid, zelfverbetering en onafhankelijkheid benadrukken. Collectivistische culturen hechten meer waarde aan attitudes die de sociale groep en onderlinge afhankelijk benadrukken.

6-2012

— Pascal Gunsch —

14


Samenvatting Sociale Psychologie

11 Reclame maakt gebruik van ‘vuur met vuur’ bestrijden. Zo beïnvloedt de Coca-Cola Zero reclame je affectieve attitudes: het wordt in verband gebracht met jeugdigheid, seksuele aantrekkingskracht, energie en opwinding. Een ander voorbeeld van ‘vuur met vuur’ bestrijden is door feiten (cognitief) te presenteren. Je koopt immers geen tabletten tegen brandend maagzuur om je cool en jeugdig te voelen, maar om dat je last hebt van brandend maagzuur. Het is daarom effectiever om te vertellen over hoe lang het werkt, wat er in zit, etc. stereotype dreiging mensen uit minderheidsgroepen ervaren angst dat het gedrag dat zij vertonen een stereotype kan bevestigen. contrastereotyperende reclames reclames die het tegenovergestelde van het stereotype laten blijken, zoals een vrouw die veel van auto’s af weet. reclame beïnvloedt gedrag. conformisme verandering in gedrag door ingebeelde of daadwerkelijke invloed van anderen. Er zijn twee soorten conformisme: (1) informationele invloed en (2) normatieve invloed. informationele sociale invloed de invloed van anderen die ervoor zorgt dat wij ons conformeren omdat we hen als bron van informatie gebruiken. innerlijke acceptatie het conformeren aan het gedrag van iemand anders, omdat je er volledig van overtuigd ben dat het gedrag van de persoon in kwestie accuraat/juist is. We gebruiken informationele sociale invloed als: 1 de situatie onduidelijk/ambigu is. 2 wanneer er sprake is van een crisis. 3 als andere mensen deskundigen of experts zijn. normatieve sociale invloed mensen gedragen zich zoals iedereen doet omdat ze geaccepteerd willen worden. openlijke volgzaamheid het conformeren aan het gedrag van andere mensen zonder te geloven dat deze mensen per se gelijk hebben. sociale normen de impliciete of expliciete ‘spelregels’ die bepalen hoe wij ons horen te gedragen. Wanneer je jezelf afzet tegen de sociale normen (door de regels niet op te volgen), dan zullen mensen je zien als anders, abnormaal, of lastig. Op deze manier maak je jezelf dus ongewenst. Dit kan leiden tot verstoting en bestraffing2. We gebruiken normatieve sociale invloed als: 1 de groep belangrijk is voor de persoon in kwestie. 2 de groep nabij is. 3 de groep groot is. (!) Na 4-5 personen maakt de grootte niet meer uit.

2

Diekstra, R., Hinz, I. & Rigter, J. (2012) Sociale Psychologie: Macht van externe factoren.

6-2012

— Pascal Gunsch —

15


Samenvatting Sociale Psychologie Ik heb vier lijnen, waarvan twee dezelfde lengte hebben. Ik vraag 5 mensen, van wie 4 assistenten zijn, om lijn X aan lijn A, B of C te koppelen. Een assistent zegt na verloop van tijd een verkeerd antwoord, en de andere assistenten gaan met hem mee. De overgebleven, echte deelnemer zegt dan ook het verkeerde antwoord, om zich te conformeren. Meer dan 75% heeft dit een keer of meer keren gedaan. Als een van de assistenten dan wel het goede antwoord geeft, doet de deelnemer dat ook. — Solomon Asch (1663) Ik vraag mensen om deel te nemen aan een onderzoek, dat inzicht geeft in de werking van geheugen en leren. Eerst laat ik ze een andere deelnemer (eigenlijk assistent van mij) ontmoeten, die lijstjes met woorden uit zijn hoofd moet leren. Mijn assistent, over wie de deelnemer denkt dat het ook een deelnemer is, vertelt nog even dat hij zenuwachtig is en dat hij al een tijdje last heeft van hartklachten. Daarna vertrekt de assistent naar een kamer waar hij aangesloten wordt op apparatuur die elektrische schokken uitdeelt. De echte deelnemer wordt gevraagd om de rijtjes aan de assistent te leren. Als de assistent een fout maakte, moest de echte deelnemer een schok geven. Beginnend met 15 V, werd bij elke fout de schok 15 V intenser, tot een potentieel dodelijke schok van 450 V. De deelnemers wisten dat ze elk moment konden stoppen en dat ze nergens verantwoordelijk voor waren. In werkelijkheid ontving niemand de schok, het was maar alsof (dit wist de deelnemer niet). Ik ging bij de deelnemer zitten om instructies te geven. Na het begin, maakte de assistent een paar fouten, en werden de schokken hoger. Na verloop van tijd ging hij schreeuwen en zei hij dat hij last van zijn borst had. Ik zei dat ze beter verder konden gaan, omdat het noodzakelijk was, en omdat ze geen keuze hadden. De bedoeling was, om te kijken hoeveel mensen doorgaan tot de potentieel dodelijke schok, alleen maar omdat een man in een witte jas het zegt. De resultaten waren opmerkelijk: de gemiddelde maximale schok bedroeg 360 V! 62,5% ging door tot 450 V, en meer dan 80% ging door, ook al vroeg het slachtoffer (de assistent) of ze wilden stoppen! — Stanley Milgram, de man die de wereld schokte (1963) Waarom conformeren mensen zich, zodat ze gezag gehoorzamen? 1 normatieve sociale invloed mensen zoeken acceptatie, dit doen ze door het gezag niet teleur te stellen. 2 informationele sociale invloed het innerlijk conflict zorgt ervoor dat mensen niet meer weten wat ze moeten doen, en dus oriënteren ze zich op het gezag. 3 conformeren aan de verkeerde norm er zijn veel tegenstrijdende normen, zoals het gehoorzamen van de autoriteiten, maar ook het niet willen pijnigen van medemensen. Aangezien men vanaf het eerste moment de norm ‘luister naar gezag’ hoorde, was het moeilijk om halverwege over te schakelen. 4 zelfrechtvaardigen de dissonantie is enorm, maar aangezien er voldoende externe rechtvaardiging was, konden ze doorgaan. 5 verlies van verantwoordelijkheid als je geen verantwoording hebt, hoef je jezelf niet de schuld te geven en is het makkelijker om een slechte daad te doen. ∎ quod erat demonstrandum

6-2012

— Pascal Gunsch —

16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.