4 minute read
Hoofdstuk 3
Judo - zorgsport
Het primaire doel van een judoleraar is het aanleren van het judospel en dat is in de kern Randori. Al het andere zijn afgeleide activiteiten. Een goede judoka heeft vooral goed Randori leren maken. Ik begrijp dat dit standpunt ongetwijfeld tegen een boel gevoelige haren zal instrijken. Maar wanneer judo als breedtesport in Nederland nog een toekomst beschoren is zullen toch vooral jong volwassenen weer verleid moeten worden om er aan te doen.
Advertisement
Judo in Nederland is anno 2021 vooral een zorgsport. Met nog geen 30.000 JBN leden, waarvan het merendeel 12 jaar of jonger is, is de judosport in Nederland steeds verder aan het afkalven. Voor judoleraren is dat in principe niet heel erg. Zij bedienen de markt en die vraagt om een andere invulling van judo als activiteit. De judo-sport is daar echter niet mee gediend. Kinderen die een paar jaar aan judo hebben gedaan, kiezen daarna vaak voor een andere sport. Judo heeft dan ook vooral de status van pedagogische activiteit. Bovendien stimuleert Judo op televisie de deelname aan judosport ook niet echt. Voor de leek is er weinig aan. Een hoop geruk en getrek wat meestal ook nog tot niets leidt. Niet zelden worden partijen beslist door straffen voor inactiviteit. Van topjudo gaat daardoor tegenwoordig weinig werving uit. In Papendal zit een handjevol topsporters die proberen internationaal medailles te veroveren. Een elitaire situatie die judo als breedtesport nauwelijks wat oplevert. De JBN heeft zich aangesloten bij de doelstelling van NOC om bij de beste 10 presterende landen ter wereld te behoren. Bij de laatste Olympische Spelen is dat inderdaad gelukt maar helaas niet bij het judo.
Judo is een individuele sport maar je doet het in een groep. Hoe meer verschillende tegenstanders hoe beter je wordt. Techniek is de basis van judo en dus van Randori. Wie dat uit het oog verliest zal misschien wel winnen maar toch nooit een hele goede judoka worden. Goed Randori kunnen maken is de technische basis en bepaalt de latere ontwikkeling van een judoka. Het goede bericht is dat Randori gelukkig erg leuk is om te doen en ook nog eens goed is te leren.
UKEMI
Wat is de weg naar Randori. In principe is die niet heel erg moeilijk. Het gaat meer om de instelling van de leraar hoe hij judo aanbiedt aan zijn leerlingen. Het aanleren van judotechnieken is geen hogere wiskunde. Zo is het in het verleden echter wél vaak gebracht. Judoleraren hielden hun leerlingen angstvallig bij zich en verboden hen zelfs om een keer bij een andere club te gaan trainen. Allemaal angst om leden kwijt te raken natuurlijk. Korte termijn politiek die de ontwikkeling van de judosport heeft ingeperkt. Terwijl het judospel (Randori) nu juist bij uitstek een spel is dat je met veel verschillende tegenstanders moet doen om beter te worden.
Wie niet kan vallen (Ukemi) kan geen goede judoka worden. Judo is voor een belangrijk deel vallen. Leren valbreken is dus een belangrijk leerdoel voor de aankomende judoka. De rol van Tori is daarbij essentieel. Hij dient namelijk te zorgen dat Uke goed terecht komt en de kans krijgt zijn val te breken. Bij het aanleren van worpen moet het accent echter niet op de rol van Tori worden gelegd maar op die van Uke. Uke moet de correcte lichaamspositie innemen zodat Tori de techniek kan uitvoeren. Een Uke die eigenlijk niet geworpen wil worden geeft Tori de verkeerde feedback. Met als resultaat angst voor vallen en blessures.
YAKU SOKU GEIKO
Wanneer Uke en Tori hun wederzijdse rol begrijpen kunnen ze elkaar vervolgens beurtelings werpen met de gekozen judotechniek. Soepel als twee dansers zonder weerstand of verzet, Yaku Soku Geiko.
KAKARI GEIKO
Wanneer Yaku Soku Geiko wordt begrepen en kan worden uitgevoerd mag Uke zich proberen te verdedigen. Echter alleen met lichaamsbewegingen als Hara en Taisabaki. Afhouden met gestrekte armen is niet de bedoeling. Ook het overnemen van een aanval is nog niet aan de orde. Bij Kakari Geiko gaat het uitsluitend om op de aanval te anticiperen en deze met een lichaamsdraai of spelen met het eigen zwaartepunt te voorkomen.
RANDORI
De volgende stap is Randori in een simpele en respectvolle vorm. Judoka’s geven elkaar een kans om aan te vallen. Overname technieken zijn nog niet toegestaan. Deze eenvoudige vorm van Randori kan vervolgens worden uitgebouwd naar een volwaardige Randori waarbij beide judoka’s elkaar met al hun vaardigheden proberen te overmeesteren. Altijd met het uitgangspunt elkaar niet opzettelijk te blesseren. Het doel van beide judoka’s is elkaar met een judotechniek op de mat werpen. Het doel is niet om dat te voorkomen en te blijven staan. Zoals 2-voudig Olympisch kampioen Willem Ruska ooit zei: ”Als je alleen maar wil blijven staan moet je bij een bushalte gaan staan, kun je de hele dag staan.”
Randori is een spel van balans verstoren bij de tegenstander om die daarna met een judotechniek op de mat te werpen. Alleen voorkomen dat de tegenstander kan aanvallen door kumi- kata hoort daar niet bij. Wilskracht, spierkracht, atletisch vermogen, kumi kata en pieken zijn echter de belangrijkste onderdelen van een topsport prestatie in het huidige judo. De gemiddelde judo liefhebber zal daar weinig mee hebben. Wie in atletische zin het best is voorbereid komt tijdens reguliere wedstrijden meestal het verst. Bij judo pak je elkaar nu eenmaal vast en wie supersterk is en de ander het judoën onmogelijk maakt, heeft de grootste kans om te winnen. Dat betekent niet automatisch dat die dan ook de beste judoka is. Gelukkig zijn het op het allerhoogste niveau toch vaak de ‘echte’ judoka’s die er met de winst vandoor gaan. Zij zijn vaak nét zo getraind als hun tegenstanders maar weten dankzij hun technische vaardigheden de Shiai in hun voordeel te beslissen.