Kunstkwartet 7. Nutteloze noodzaak

Page 1

kunstkwartet

DOCENTENHANDLEIDING

7

NUTTELOZE NOODZAAK


kunstkwartet

DOCENTENHANDLEIDING

7

NUTTELOZE NOODZAAK Deze mini-tentoonstelling is een van de acht kleine tentoonstellingen bestemd voor het primair onderwijs


INHOUD NUTTELOZE NOODZAAK 1 Inleiding

5

2 Kunstkwartet in cultuuronderwijs

6

3 Verantwoording

9

4 Gedicht

10

5 Filosofisch startgesprek

12

6 Kunstwerken en opdrachten:

15

Arjen Lancel

15

Margriet Luyten

20

Panamarenko

25

7 Hoe kijk je naar kunst

31

8 Algemene informatie

33

9 Inhoud koffer met lesmateriaal

34

10 Colofon

35

Bijlage 1 Kwast

37

Bijlage 2 Socratisch gesprek

38

Bijlage 3 ROBOT

41

Bijlage 4 Gedicht: ‘Zetel gezocht’

42

Bijlage 5 Technische onderdelen

43

kunstkwartet

7

3


KUNSTKWARTETTEN


1 INLEIDING Er bestaan in totaal acht Kunstkwartetten of mini-tentoonstellingen. Iedere mini-tentoonstelling is opgebouwd rondom een thema en bevat drie unieke kunstwerken en een koffertje met lesmateriaal. Samen vormen zij een (Kunst) kwartet. De mini-tentoonstelling kan in de klas of elders in de school neergezet worden. De koffers waarin de kunstwerken verpakt zijn, dienen tevens als sokkel of paneel. Het lesmateriaal bevat een docentenhandleiding, een lesopzet, en aanvullende materialen zoals een cd-rom, boeken en gedichten. De lesopzet biedt een kort en duidelijk overzicht van de inhoud van ieder Kunstkwartet. Het Kunstkwartet is geschikt voor de gehele school; er zijn aparte opdrachten voor onder-, midden- en bovenbouw. Indien wenselijk - bijvoorbeeld omdat het niveau van een groep boven of onder gemiddeld ligt - kan een leerkracht ervoor kiezen een opdracht uit een andere bouw te doen. De docentenhandleiding bevat suggesties voor inleidende activiteiten, en kijk-, doe- en denkopdrachten om de leerlingen meer gericht te laten kijken.

De Kunstkwartetten zijn 1

Eureka!

5

de kunstenaar als uitvinder, bedenker en onderzoeker

2

Wie ben ik?

verhalen en dromen

6

identiteit

3

Puur Natuur

Ik zie, ik zie… kijken en nog eens kijken

Home sweet home thuis en geborgenheid

7

over verbeelde natuur

4

Fantastische verhalen

Nutteloze noodzaak ‘ontregelende’ kunst

8

Veren, vacht en dierenvrienden dieren

kunstkwartet

7

5


2 KUNSTKWARTET IN CULTUURONDERWIJS Deze kleine tentoonstelling maakt deel uit van cultuuronderwijs op uw school. De opzet van de Kunstkwartetten is geïnspireerd door verschillende denk- en werkwijzen: het *Filosoferen met kinderen, **Reggio Piccolo en op de theorieën van ***Cultuur in de Spiegel (CiS). De lessuggesties in deze handleiding zijn vertalingen hiervan en kunnen het kijken naar-, het verbeelden van- en denken over de kunstwerken verrijken.

EEN KLEINE TOELICHTING Wat verstaan we onder cultuur? Cultuur is een voortdurend proces van omgaan met wat je waarneemt: we geven als mens betekenis aan onze omgeving. Dat doen we door onze herinnering in te zetten en zo te begrijpen wat we zien, horen, voelen etc. Deze herkenning door eerdere ervaringen biedt aanknopingspunten om nieuwe ervaringen te begrijpen. Ieder mens ontwikkelt zo zijn eigen innerlijke wereld, zijn eigen cultureel bewustzijn. Het geven van betekenis aan onze omgeving, dat wat mensen denken en doen, noemen we cultuur. Wat verstaan we onder cultuuronderwijs? Onder cultuuronderwijs verstaan we onderwijs dat cultuur centraal stelt en dat het vermogen van leerlingen ontwikkelt om te reflecteren op cultuur. Kunstkwartetten is onderdeel van uw cultuuronderwijs en sluit aan bij de leefwereld, de herinneringen en cultuur van de leerlingen. Iets nieuws kan alleen begrepen worden in het licht van het bekende. Kunst gaat over de verbeelding van het leven en gaat over wie we zijn. Het kijken naar en reflecteren op kunst vergroot het bewustzijn bij leerlingen en leerkrachten. Onze kernvraag was: wat zetten we in om het cultureel geheugen van het kind uit te breiden en te ontwikkelen? In Kunstkwartetten is de ontwikkeling van de vier basisvaardigheden en de beheersing van verschillende media gecombineerd in actieve, receptieve en reflectieve opdrachten. Vier basisvaardigheden: 1 Waarnemen: kijk-opdrachten (kijken, herkennen, horen, zien, voelen) 2 Verbeelden: doe-opdrachten (uiten, bedenken + maken van situaties) 3 Conceptualiseren: denk-opdrachten; waarnemingen worden omgezet in taal/symbolen (praten, schrijven, categoriseren, filosoferen) 4 Analyseren: wat zijn de onderliggende oorzaken, patronen, structuren, relaties? (om er greep op te krijgen) Omdat bij de basisschoolleerling sprake is van een zekere dominantie voor de eerste drie vaardigheden, hebben wij vooral deze als uitgangspunt gebruikt bij de opdrachten. Uiteraard zijn de vier vaardigheden niet strikt te scheiden. Eén zal overheersen, maar de overige kunnen ook een rol spelen.

kunstkwartet

7

6


Vier media Zonder medium geen verbeelding. De kijk-, doe- en denkopdrachten - te vinden bij elk kunstwerk - zijn bedoeld om uitdrukking te geven aan de ervaringen van de leerlingen. De media zijn instrumenten om dat te kunnen doen: 1 Lichaam (waarnemen): beweging, dans, klank, stem, gebaar 2 Voorwerpen (verbeelden): drie-dimensionaal, beeldhouwen, installaties maken, 3 Taal (conceptualiseren): poëzie, proza, zang, drama, verhalen 4 Grafische tekens (analyseren): platte vlak, notenschrift, schilderen, tekenen, schrijven (of een combinatie van 1, 2, 3 en 4) Wat leren de kinderen 1C ultureel (zelf ) bewust te zijn (= bewust zijn van eigen ervaringen en die van anderen) 2 Te verbeelden (= vermogen je in te leven) 3M ediabeheersing (= wil je een ervaring uitdrukken, moet je een medium beheersen) De leerlijn We spreken van een doorlopende leerlijn als de leerervaringen cumulatief zijn en dus op elkaar voortbouwen. De thema’s van Kunstkwartetten sluiten aan bij de actualiteit en herinnering van leerlingen. In de lessuggesties heeft u de mogelijkheid gebruik te maken van de vragen en opdrachten uit de bouw die voorafgaat aan de bouw waaraan u lesgeeft. We gaan er van uit dat leerlingen en leerkrachten ervaring hebben met technieken uit de beeldende vorming, muziek, dans, drama, literaire en audiovisuele vorming. Het is aan de leerkracht om de suggesties zo toe- of aan te passen dat ze voortbouwen op de mogelijkheden en uitdagingen van hun leerlingen.

*FILOSOFEREN MET KINDEREN Rob Bartels en Marja van Rossum hebben onder de titel: Filosoferen doe je zo (leidraad voor de basisschool) twee boeken. Band 1 voor groep 1 t/m 4 en Band 2 groep 5 t/m 8. Zij stellen dat je, door te filosoferen met kinderen, als school bijdraagt aan burgerschapsvorming. Daarnaast is Marja van Rossum betrokken bij de ontwikkeling van het filosoferen rondom kunstwerken met kinderen, in samenwerking met het KröllerMüller museum. Voor meer informatie ga naar: www.grootdenkraam.nl

**REGGIO PICCOLO Reggio Piccolo wil scholen bekend maken met de werkwijze van Reggio Emilia en Toeval Gezocht en deze op een kleinschalige manier inzetten. De werkgroep ontwikkelt in samenspraak met kunstenaars en leerkrachten een door Reggio geïnspireerd format en ondersteunt leerkrachten bij het integreren van deze werkwijze in hun dagelijkse lespraktijk. Voor meer informatie ga naar: www.reggiopiccolo.nl ***CULTUUR IN DE SPIEGEL Cultuur in de Spiegel is een onderzoeksproject van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) onder leiding van prof. dr. Barend van Heusden. Voor meer informatie, volg de website: www.cultuurindespiegel.nl

kunstkwartet

7

7


AAN DE SLAG!


3 VERANTWOORDING NUTTELOZE NOODZAAK De titel is ontleend aan het prachtige gedicht van Ramsey Nasr, waarin hij op zoek is naar het nut van kunst en er achter komt dat dat er eigenlijk niet is. Maar juist dat nutteloze, is zijn bewering, blijkt een bittere noodzaak voor de mens.

Start een kunstenaar eigenlijk niet altijd vanuit het nutteloze? Wie wacht er op zijn werk? En als het er is, wat kun je er dan mee? En dan de onzekerheid of al die tijd- en energie investeringen wel op waarde geschat gaan worden. De ‘nutteloosheid’ is in veel gevallen vooral een onderwerp voor het publiek. De kunstenaar daarentegen doet zijn onderzoek en houdt zich bezig met het schijnbaar onbetekenende dat voor hem juist zo wezenlijk is. En dat is allemaal heel noodzakelijk, om te komen tot nieuwe inzichten, beelden, teksten, choreografiën en composities. In dit Kunstkwartet laten de drie kunstenaars zien hoe waardevol die nutteloosheid kan zijn en hoe prikkelend de onbruikbaarheid van hun kunst. Arjen Lancel combineert twee werelden in zijn beeld. Ten eerste de werkwereld, met de kwast als metafoor. En daar tegenover de vrije tijdwereld, verbeeld als vakantiesouvenir. Samen vormen ze een ‘instrument’ dat geen bruikbare functie meer heeft, maar wel doet denken aan een verfdruipende kwast. De kwast van een kunstenaar? Arjen maakt van gewone dingen iets speciaals. Margriet Luyten haalt het wezenlijke van een stoel weg. De volledig uit bont bestaande stoel lijkt zo heerlijk zacht om op te zitten, maar door de zitting weg te laten, zak je er doorheen en kom je terecht op een puntig, hard landschap. Onbruikbaar als stoel maar door de contrasten roept dit werk veel vragen op.

Panamarenko is een meester in het maken van apparaten die er technisch uitzien, maar nooit zullen functioneren. Onze maatschappij loopt over van techniek, verstopt in fraai vormgegeven kastjes, chips en dikke handleidingen. Panamarenko is juist heel transparant in dit object: het werkt niet en dat laat hij duidelijk zien. Draadjes lopen nergens naar toe, knopjes zetten niets in werking en het batterijtje heeft zijn beste tijd gehad. Een werk waar je verliefd op kunt worden door de kinderlijke speelsheid en de relativerende boodschap die er in te ontdekken valt. Misschien toch minder nutteloos als we aanvankelijk dachten?

De ‘nutteloosheid’ is in veel gevallen vooral een onderwerp voor het publiek. Juist kinderen zijn in staat om buiten de kaders te denken en met onverwachte, creatieve combinaties te komen. Zij zitten nog niet zo vast aan de regels en routines die ons als volwassenen zo vaak blokkeren. Kunst ontwikkelt creativiteit; spreek het kind aan op z’n fantasie, z’n verbeelding en hij wordt uitgedaagd z’n hersenen op een andere manier te gebruiken In de opdrachten zitten vooral suggesties om die creatieve kraan bij de kinderen wijd open te zetten. Het creatieve proces is het proces van bedenken, sorteren en verbinden van ideeën in allerlei categorieën zonder oordeel te vellen.

kunstkwartet

7

9


4 GEDICHT Als introductie van de tentoonstelling kun je dit gedicht voordragen. Het gedicht brengt het thema van de tentoonstelling op een andere manier onder de aandacht. Aansluitend kan een gesprek volgen over de relatie van de tekst met de kunstwerken. Hiervoor kan het filosofisch startgesprek (zie hoofdstuk 5) een handvat bieden.

Ondersteboven (Peter ’t Lam) Soms pakt mijn zusje zelf haar kleren En je ziet haar dan proberen Alles netjes aan te doen Zelfs de veters van haar schoen Het zit ondersteboven Achterstevoren Binnenstebuiten Alles zit raar Onderstebuiten Binnenstevoren Achtersteboven Ik lach me naar Soms pakt mijn vader zelf een bouwplaat En je ziet dat het niet goed gaat Hij lijmt alles stevig vast Maar geen onderdeeltje past

Het zit ondersteboven Achterstevoren Binnenstebuiten Alles zit raar Onderstebuiten Binnenstevoren Achtersteboven Ik lach me naar Soms pakt mijn moeder zelf wat lappen Om mijn poppen op te knappen Ze maakt rokjes en een schort Maar je ziet dat het niets wordt. Het zit ondersteboven Achterstevoren Binnenstebuiten Alles zit raar Onderstebuiten Binnenstevoren Achtersteboven Ik lach me naar

kunstkwartet

7

10


Uit: nutteloze noodzaak laten we eerlijk zijn als beest zijn we totaal mislukt ik zie mij daar nog staan op een savanne zonder uitvlucht in het volle licht der dieren een mond vol tanden heel modern, heel gênant vandaag regerend met draadloze hand in een land gebouwd onder water met mensenrechten, koffieapparaten en de natuur in mooie reservaten voel ik nog steeds diezelfde angst niets is veranderd weids en eindeloos gaapt de savanne welkom in mijn hoofd het is een doos vol zwarte gaten alles wat een mens verzint zuigt zich erin: zeppelins, vakanties zelfhaat, witte fosfor, dildo’s, anorexia dubbelvla, dwangneuroses, shalali shalala of de lol om een gemarteld paard ook de dingen die niemand wil verzinnen zitten erin: gewoon, voor de heb ik draag een hoofd als een handicap zwellend, kolkend, almaar zwellend altijd vloed, nooit nog eb geen vijand bleef er voor mij over leeuw, griep, pest, slang zelfs de dood slaapt aan een leiband maar diep van binnen in mijn grote grabbelton daar vond ik er nog één splinternieuw, zelfverzonnen scharrelt een vijand op de bodem van mijn vrije tijd zinloos in de rondte ik noem hem: eeuwigheid

louter de gelegenheid erover na te denken volstond om hem te scheppen gevangen zit ik als een rat in mijn hobby, dag en nacht en ik ben bang ik was van plan een heldenstuk te schrijven over het belang van kunst haar grote nut maar mijn blad zweeg indrukwekkend en alle muzen weken de waarheid is zij heeft geen nut kunst is maar een bijproduct zij is niet nodig om te kunnen eten, neuken, ademen maar één ding kan ze zij kan vechten waar ik vlucht zij kan, met haar ene giftand zij het voor een kort moment mij redden van de eeuwigheid en dit verlammend gat verlammen bij een vijand zonder handvat helpt alleen het nutteloze dan helpt kerven in een bot stieren schetsen in een grot dan helpt de nachtwacht en het zingen bij een dode uit nutteloze noodzaak schiep kunst de mens en als ik verstijf op mijn savanne van bedreigend vrije tijd als ik mijzelf vervloek om dit uitzicht zonder eind als mijn kop breekt van het licht dan huil ik niet, dan schreeuw ik niet ik hang mijzelf niet op maar pak een pen en schrijf u dit gedicht *Dichter des Vaderlands,* Ramsey Nasr

kunstkwartet

7

11


5 FILOSOFISCH STARTGESPREK Concept: Hoe nodig je de leerlingen uit om na te denken over het thema van de tentoonstelling. Het onderzoeken van het thema is structuur aanbrengen. Hieronder een werkwijze voor een filosofisch startgesprek rond het thema van de tentoonstelling.

Lesopzet in 1 Ga om het

kunstwerk zitten liefst dicht bij elkaar

4 Vraag regelmatig

of iemand uit de groep het antwoord van de ander herhaalt

7

Met de (gedestilleerde) startvraag beginnen

9 stappen

2 Stel de startvraag

3 Noteer de reacties die

moet het onderzoek dragen

5 Iedereen

honoreren

8 In groepjes

n.a.v. de startvraag gesteld worden (1e inventarisatie)

6 Goed luisteren,

van twee de vraag

samenvatten en doorvragen

9 Weer

inventariseren

laten bespreken

kunstkwartet

7

12


TIPS Het gespreksonderwerp is het thema van de tentoonstelling. Zoek raakvlakken met de eigen ervaringen

Bekijk de verschillende werken van de tentoonstelling vanuit de volgende vragen • Wat zie je, wat valt je op? • Wat vind je bijzonder, grappig, vreemd?

Functie • Maakt duidelijk dat het kijken naar de tentoonstelling serieus genomen wordt. • De lln. weten dat er iets van hen verwacht wordt • Het gesprek kan beginnen vanuit de interesse van de groep

Inventariseer de eerste reacties • Schrijf alle (verschillende) reacties op. • Stel verhelderende vragen. • Bepaal het onderwerp waar je verder mee gaat.

Voorbeelden van verhelderende vragen • Wat bedoel je met…? • Wat vond je mooi, saai etc.?

START-VRAAG

Een vraag die direct uitnodigt tot reactie Als er een startvraag is, kan het gesprek beginnen. (kan in 2-tallen besproken worden of plenair) • Schrijf antwoorden op groot vel/bord. • Vraag om verheldering (wat bedoelt de ander). • Als meningen worden gegeven, denk dan na wat achterliggende redenen kunnen zijn; doorvragen dus!

Kenmerken goede startvraag • Herkenbaar (voor de groep) • Nodigt uit tot onderzoek (heeft meerdere invalshoeken) • Meerdere antwoorden zijn mogelijk • Creëert betrokkenheid • Zet lln. aan tot denken (gooit vanzelfsprekendheden door elkaar)

VERVOLG

Ga dieper in op een of twee punten die op het bord geschreven zijn • Probeer zoveel mogelijk ideeën boven tafel te krijgen. • Probeer hier een stelling uit te destilleren. Deze moet voldoen aan kenmerken startvraag.

VERDIEPING

Bekijk samen met de leerlingen op welk punt je nog iets dieper in wil gaan. In deze fase ga je verder dan een persoonlijke mening: – We onderzoeken wat we er nu van begrijpen – Wat de betekenis is in meer algemene zin – Veel meningen zijn vanzelfsprekend vanuit het eigen perspectief: bevraag die vanzelfsprekendheid maar eens Ieder gesprek behoeft afronding. Soms gaat dat vanzelf, soms dirigeert de gespreksleider het gesprek daar naar toe, bv. door: – Te kijken wat we besproken hebben – Te kijken of de startvraag/stelling beantwoord is

3 Typen stellingen TYPE 1: het gedachte experiment Wat zou er kunnen gebeuren als er nooit meer iets uitgevonden zou worden? Hoe zou het zijn als je niet zou kunnen denken? (bv: kun je langzaam gelukkig zijn of kun je een worm iets leren?) TYPE 2: twee posities naast of tegenover elkaar bv. is een uitvinder een creatievere denker dan een tandarts? of Breng een rangorde aan: wat is de mooiste, beste uitvinding die ooit is gedaan. TYPE 3: vraag naar voorbeeld uit eigen ervaring bv. wie heeft wel eens meegemaakt dat een goed idee van jou, ook door iemand anders was bedacht? wie heeft zelf wel eens wat uitgevonden? Hierna volgt de vervolgvraag bv; is het altijd zo dat ….. (zoek een probleem in het antwoord en ga er op verder bv: waarom is er maar ….) Hoe Door beweringen te onderzoeken op hun geldigheid door: – Een ander perspectief te kiezen – Te zoeken naar wat tegengesteld is – Verbanden te leggen tussen uitspraken

AFRONDING

VOORAF

OPENING

SCENARIO Het gesprek start vanuit een collectieve ervaring de tentoonstelling die we nu bekijken, het gedicht dat is voorgedragen.

Belangrijk De afronding komt altijd uit de groep (de gespreksleider komt niet met eigen conclusies ter afronding).

BRON: ‘GROOT DENKRAAM’ / M. VAN ROSSUM, WWW.GROOTDENKRAAM.NL

kunstkwartet

7

13


KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN


6 KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN 1 Arjen Lancel 1961, Katwijk Nostalgie en de taak van de kunstenaar hout/gegoten metaal, 25 x 9 x 4 cm

Dit beeld stáát niet maar hángt. Als een brede kwast. Geen verfkwast. Kijk maar, de haren zijn vervangen door een klein beeldje van de kathedraal van Reims uit een souvenirwinkel. De verticale (rechtop staande) lijnen van deze hele grote kerk lijken sprekend op de haren van een kwast. Haren die samengeklonterd zijn door dikke verf die naar beneden druipt. Handvat en kathedraal passen precies op elkaar en gaan naadloos in elkaar over. De steel van de kwast is door Arjen zelf gemaakt en netjes gelakt. Net echt. In de strip van blik die anders de haren bij elkaar houdt, heeft hij in spiegelschrift twee woorden geperst: ‘pure brisile’ (op en top origineel). Het lijkt een leuk grapje. Maar het is meer dan dat. De kwast met kathedraal maakt deel uit van een verzameling met de titel: Nostalgie en de taak van de kunstenaar. Nostalgie is een beetje zuchtend verlangen naar vroeger. Alsof het toen beter was. In deze titel klinkt zelfs wat droevigs door: jammer dat vroeger voorbij is. Maar dat moet je maar niet zo serieus nemen. Want zoals je ziet, Arjen speelt een beetje met zo’n beeld van vroeger. Op een rondreis door Europa verzamelde hij in souvenirwinkels van Keulen, Reims, Chartres, Rome en Athene allerlei miniatuurkerkjes en – tempeltjes. Hij vond ze in verschillende soorten, maten en materialen. In plastic, tin en albast bijvoorbeeld. Zulke super bekende beelden, waar niks origineels meer aanzit, zijn clichébeelden geworden: afbeeldingen van afbeeldingen van oorspronkelijke beelden. Zij zijn voorbeelden van kitsch, uitgekauwde kunst waar geen smaak meer aan zit. Soms zijn die smakeloze beelden weer mooi van lelijkheid. Arjen heeft in dit geval een kwast gemaakt waar alleen maar clichébeelden uit tevoorschijn komen. Een grapje. Maar wel ernstig gemeend. Want een kunstenaar probeert juist clichés te vermijden. Die wil eigenlijk iets maken wat nog nooit is gemaakt. Iets origineels. Geen kitsch, maar kunst. Iets wat wel smaak heeft. Echt iets voor Arjen om een beeld te maken dat grappig en ernstig tegelijk is. Die tegenstelling komt in al zijn werk voor. Hij gebruikt allerlei gewone, dagelijkse dingen en maakt daar iets bijzonders van. Hij maakt het gewone speciaal. Hij maakt bijvoorbeeld laarzen die lekken als een vergiet. Zo speelt hij met woorden, beelden en uitdrukkingen. Hij zegt bijvoorbeeld vaak: “Als scherven geluk brengen, waarom gooi je dan niet je eigen glazen in?”

kunstkwartet

7

15


1 Arjen Lancel

kunstkwartet

7

16


1 Arjen Lancel

OPDRACHTEN ONDERBOUW 1 Kijken Arjen maakt beelden die grappig en ernstig tegelijk zijn. Hij gebruikt gewone alledaagse dingen en maakt er iets bijzonders van. 1 Wat zie je? 2 Zijn er veel kleuren gebruikt? 3 Waar gebruik je een kwast normaal voor? 4 Kan dat nu nog? Waarom niet? 5K un je ook zonder kwast schilderen? (vingerverf, plamuurmes, verfrollertje, spuitbus)

3

2

Doen

Opdracht (individueel): beeldend Arjen heeft een steel van een schilderskwast genomen en heeft daar iets aan gehangen. Wat zou jij er aan hangen? STAP 1 Kopieer het kwast-voorbeeld (zie bijlage 1) STAP 2 Teken iets aan de steel; maak de tekening af. Laat je fantasie maar werken. Alles mag. NODIG – kwast-voorbeeld (bijlage 1) – potlood, kleurpotlood / stiften / krijt

Denken

In deze tentoonstelling lijk je de kunstwerken te kunnen gebruiken: als stoel, als kwast en als apparaatje voor iets. Maar het enige dat je er mee kan doen is er naar kijken. Met de kwast van Arjen kun je dus niet schilderen. 1 I n welk beroep(en) werk je wel met een echte kwast? (schilder; kunstschilder). 2 Is een bezem ook een kwast? 3 E en kwast noemen we een gereedschap. Veel beroepen hebben een eigen stuk gereedschap. Welk gereedschap hoort bij: 0 een timmerman? 0 een tandarts? 0 een kapper? 0 een kok? 0 een bakker? 0 een juf of meester? 0… (er zijn meerdere antwoorden mogelijk)

kunstkwartet

7

17


1 Arjen Lancel

OPDRACHTEN MIDDENBOUW 2 1 Kijken Arjen maakt beelden die grappig en ernstig tegelijk zijn. Hij gebruikt gewone alledaagse dingen en maakt er iets bijzonders van. Hij wil altijd iets maken dat nog nooit gemaakt is. 1 Wat zie je? 2 Zijn er veel kleuren gebruikt? 3 Waar doet dit werk je aan denken? 4 Is het nog bruikbaar om mee te schilderen? 5W at zou jij onder aan de steel willen hangen? Waarom? Teken het hieronder. (zie ook bijlage 1)

3

Denken

In deze tentoonstelling lijk je de kunstwerken te kunnen gebruiken: als stoel, als kwast en als apparaatje voor iets. Maar het enige dat je er mee kan doen is er naar kijken. Met de kwast van Arjen kun je dus niet schilderen. 1 In welk beroep(en) werk je wel met een echte kwast? (schilder; kunstschilder; politie: onderzoek naar vingerafdrukken; kapper: scheerkwast; schoonmaker: stoffer; ...) 2 Een kwast noemen we een gereedschap. Veel beroepen hebben een eigen stuk gereedschap. Welk gereedschap hoort bij: 0 een timmerman? 0 een tandarts? 0 een politieagent? 0 een kok? 0 een bakker? 0 een juf of meester? 0… (er zijn meerdere antwoorden mogelijk) 3 Wat zou jij later willen worden en waarom? 4 Is dat een beroep dat nuttig is voor anderen? Waarom?

Doen

Opdracht (individueel): beeldend EXPERIMENTEREN MET VERF EN KWASTEN. De ‘kwast’ van Arjen is niet te gebruiken. Met bruikbare kwasten kun je dingen schilderen die niets voorstellen, om daar later weer collages mee te maken die alles kunnen verbeelden. STAP 1 B ekijk de prentenboeken van Eric Carle en de ‘official Eric Carle site’ www.ericcarle.com. Ga naar het kopje Photo+Video gallery. Daar vind je een dia serie waarin hij laat zien hoe hij te werk gaat. Zeer inspirerend. Hij schildert met dunne verf in vele kleuren, laag over laag, grote vellen papier vol. Hij gebruikt kwasten in allerlei formaten, sponsjes etc.. STAP 2 B egin met een grote kwast en één kleur om een vel vol te maken. De verf mag wat waterig zijn. Daarna met kleinere kwasten lijnen, stipjes, spatjes aanbrengen in andere kleuren. STAP 3 L aat drogen en maak nog een of twee vellen. STAP 4 A ls alles is opgedroogd heeft de klas een schatkamer aan prachtige kleurvlakken. Die kunnen gebruikt worden voor het maken van een collage. In de doe opdracht bij het kunstwerk van Margriet Luyten lees je daar meer over. NODIG – plakkaatverf – kwasten in verschillende maten – A3 kopieerpapier – ruimte om de vellen te drogen – prentenboek Eric Carle

kunstkwartet

7

18


1 Arjen Lancel 2 Doen

OPDRACHTEN BOVENBOUW 1 Kijken Arjen maakt beelden die grappig en ernstig tegelijk zijn. Hij gebruikt gewone alledaagse dingen en maakt er iets bijzonders van. Hij wil altijd iets maken dat nog nooit gemaakt is. 1 Wat zie je? 2 Waar doet dit werk je aan denken? 3 Is het nog bruikbaar om mee te schilderen? 4H et kunstwerk heet ‘Nostalgie en de taak van de kunstenaar’. Nostalgie is het verlangen naar vroeger. Wat denk jij dat de taak is van een kunstenaar: 0 dingen met elkaar verbinden die eigenlijk niets met elkaar te maken hebben? 0 de fantasie prikkelen? 0 de wereld op z’n kop zetten? 0 mensen laten nadenken? 0… 5H et kunstwerk bestaat uit de samenvoeging van twee delen. Als je er een som van zou maken, welke klopt dan voor jou gevoel? Kun je dat uitleggen? 1+1=0 1+1=1 1+1=2 1+1=3

Opdracht (individueel): beeldend EXPERIMENTEREN MET VERF EN KWASTEN. De ‘kwast’ van Arjen is niet te gebruiken. Met bruikbare kwasten kun je weer dingen schilderen die niets voorstellen, om daar later weer collages mee te maken die alles kunnen verbeelden. STAP 1 B ekijk de prentenboeken van Eric Carle en de ‘official Eric Carle site’ www.ericcarle.com. Ga naar het kopje Photo+Video gallery. Daar vind je een dia serie waarin hij laat zien hoe hij te werk gaat. Zeer inspirerend. Hij schildert met dunne verf in vele kleuren, laag over laag, grote vellen papier vol. Hij gebruikt kwasten in allerlei formaten, sponsjes etc.. STAP 2 B egin met een grote kwast en één kleur om een vel vol te maken. De verf mag wat waterig zijn. Daarna met kleinere kwasten lijnen, stipjes, spatjes aanbrengen in andere kleuren. STAP 3 L aat drogen en maak nog een of twee vellen. STAP 4 A ls alles is opgedroogd heeft de klas een schatkamer aan prachtige kleurvlakken. Die kunnen gebruikt worden voor het maken van een collage. In de doeopdracht bij het kunstwerk van Panamarenko lees je daar meer over. NODIG – plakkaatverf – kwasten in verschillende maten – A3 kopieerpapier – ruimte om de vellen te drogen - prentenboek Eric Carle

6W at zou jij onderaan de steel willen hangen? Waarom? (Zie kwast en bijlage 1)

3 Denken In deze tentoonstelling lijk je de kunstwerken te kunnen gebruiken: als stoel, als kwast en als apparaatje voor iets. Maar het enige dat je er mee kan doen is er naar kijken. Met de kwast van Arjen kun je dus niet schilderen. 1 I n welk beroep(en) werk je wel met een echte kwast? (schilder; kunstschilder; politie: onderzoek naar vingerafdrukken; kapper: scheerkwast; schoonmaker: stoffer; visagiste; archeoloog; …) 2 E en kwast noemen we een gereedschap. Bij veel beroepen hoort een eigen stuk gereedschap. Welk gereedschap hoort bij: 0 een timmerman? 0 een tandarts? 0 een politieagent? 0 een kok? 0 een bakker? 0 een juf of meester? 0 een ICT-er? 0 een kapper? 3 Wat vindt je nuttige beroepen? Zet het nuttigste beroep bovenaan. 4 Wanneer is een beroep nuttig? 5 Wat zou jij later willen worden en waarom?

kunstkwartet

7

19


6 KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN 2 Margriet Luyten 1952, Venlo Ruziestoel, 1998 Staaldraad, namaakbont, brons, 57 x 30 x 37 CM

Als je de Ruziestoel van Margriet Luyten ziet, denk je meteen: ha, een lekker zachte kleuterstoel van bont, heerlijk om op te zitten en om te aaien. Maar je kunt er helemaal niet op zitten want de zitting ontbreekt. Die ligt onder de stoel.

En ook met die zitting is iets aan de hand. Er is een landschap van gemaakt met bomen en een kano. De Ruziestoel is dus geen zitstoel, maar een kijk- en voelstoel. Eigenlijk is het helemaal geen stoel, maar een beeld in de vorm van een stoel. En het landschap is natuurlijk ook geen echt landschap; het is piepklein en van brons. De twee delen – de stoel en het landschap – passen niet zo goed bij elkaar, denk je misschien. Het landschap is immers veel te klein voor de stoel. Andersom is de stoel veel te groot voor het landschap. Hoe groot ben je zelf ? Pas je bij de stoel of ben je klein genoeg om in de kano weg te varen? Dat je niet precies meer weet hoe groot je zelf bent als je bij dit beeld fantaseert, is nou juist de bedoeling van de kunstenaar. Ze houdt je voor de gek zodat je gaat nadenken over wat er nou precies klopt en wat niet. Dat doet ze bij al haar beelden. Eigenlijk laat ze je makkelijk wegdromen. Een wereld waar een stoel van bont is, kan best een wereld van dwergen en reuzen zijn. Als je door dit landschap wandelt, zijn de stoelpoten reuzenpoten of van een of ander reusachtig dier. Margriet geeft dit landschap heel simpel weer, met vier platte bomen op een rij en een kano er dwars voor. Er zijn geen peddels of mensen te zien. De boot lijkt nogal groot voor de bomen en alles ligt er nogal stijfjes bij. Margriet gebruikt de bomen en de kano (ze noemt het zelf: het tafereel) meer als een soort herkenningsteken voor landschap. Je weet hoe tekens werken: een fiets op een verkeersbord betekent: fietspad. Zo snapt iedereen dat vier bomen met een kano ‘landschap’ betekent. Iedereen kan daar weer een eigen beeld bij hebben (heidelandschap, Italiaans landschap etc.). Misschien verbindt iemand het landschap met het bont van de stoel. Van welk dier komt dat bont? Vragen waar niemand antwoord op weet.

kunstkwartet

7

20


2 Margriet Luyten

kunstkwartet

7

21


2 Margriet Luyten

OPDRACHTEN ONDERBOUW 1

Kijken

De Ruziestoel ziet er uit als een echt stoeltje. Toch kun je hem niet gebruiken. 1 J e ziet een stoel, maar wat is er vreemd aan deze stoel. 2W elke woorden vind je goed passen bij dit kunstwerk? 0 zacht 0 eng 0 vrolijk 0 leeg 0 scherp 0 aanraken 3D eze stoel heet de Ruziestoel. Waarom denk je? 4 Zou jij graag op deze stoel willen zitten?

3

Denken

De Ruziestoel is gemaakt van verschillende materialen: bont, staaldraad en brons. Er zit een gat in de stoel met daaronder scherpe boompjes. Tegenstellingen: zacht/hard, comfort, gevaar, klein/groot. 1 Zijn alle stoelen van bont gemaakt? 2W aar kunnen stoelen nog meer van gemaakt worden? 3 Z ou een stoel ook van veren gemaakt kunnen worden? Of van prikkeldraad? 4 E en stoel is gemaakt om op te zitten. Niet elke stoel is hetzelfde. Welke soorten stoelen ken je nog meer? 5 Waarom ga je op een stoel zitten? 6 In welke stoel zit jij het liefst?

2

Doen

Opdracht (groep): dans STOELEN TE KORT. ‘De koning geeft een feest en iedereen mag komen. Maar er zijn niet voldoende stoelen in het paleis. Je mag komen als je een zelf ontworpen stoel mee neemt.’ STAP 1 N eem de kaarten met foto’s van allerlei stoelen en bespreek ze met de kinderen. In kleine groepjes kan dit memoryspel gepeeld worden. STAP 2 O pdracht: Door middel van stapelen, lijmen, verbinden een stoelvorm maken met karton, doosjes, afvalhoutjes en ander kosteloos materiaal. Elke stoel mag er anders uitzien. STAP 3 V olg het kind in het proces van vormgeven en experimenteren door foto’s te nemen, uitspraken te noteren en verrijkend materiaal aan te bieden (=materiaal dat nieuwe mogelijkheden aan het proces kan toevoegen). STAP 4 E r mag tot slot met plakkaatverf afgewerkt worden, maar ook op een andere manier kan de stoel verfraaid worden. STAP 5 M aak een tentoonstelling met alle stoelen en vraag de kinderen wat de koning van zoveel mooie stoelen zou zeggen. STAP 6 D ruk een aantal foto’s af en toon ze op de tentoonstelling. Als het kan met uitspraken van de kinderen om de bezoeker ook een deel van het proces te laten zien. NODIG – memoryspel met foto’s van stoelen. – tape, lijm, touw – karton, houtjes, stokjes, etc.

kunstkwartet

7

22


2 Margriet Luyten

OPDRACHTEN MIDDENBOUW 1

Kijken

De Ruziestoel ziet er uit als een echt stoeltje. Toch kun je hem niet gebruiken. 1 Wat is er vreemd aan de stoel? 0 hij heeft geen zitting 0 hij heeft een andere vorm 0 hij is van bont 0 er ligt een landschap onder 0 hij is te klein 2 Onder de stoel ligt een landschap. Wat is het verschil met een echt landschap? 0 dit landschap is van brons 0 de bomen zijn hier plat 0 dit landschap is veel kleiner 0 een landschap ligt niet onder een stoel 3 Waarom heeft de stoel geen zitting denk je? 4 Ik vind het kunstwerk: 0 mooi 0 bijzonder 0 saai 0 verrassend 0 om over na te denken omdat:……..

3

2

Doen

Opdracht (individueel): beeldend ONTWERP JE EIGEN STOEL Maak gebruik van de gekleurde vellen die je hebt geschilderd bij de doeopdracht van het kunstwerk van Arjen Lancel. STAP 1 Lees om in de stemming te komen het gedicht: ‘Zetel gezocht’ voor (bijlage 4) STAP 2 T eken op een schetsvel een zelfontworpen stoel (laat je inspireren door de fotokaartjes in het memoryspel). STAP 3 T eken het ontwerp daarna zo groot mogelijk op een A3 formaat. En knip de omtrek uit. STAP 4 S cheur, knip of snijd uit de gekleurde collage vellen de stukken die je nodig hebt om die stoel vorm te geven. STAP 5 P lak deze stukken in de uitgeknipte vorm van de stoel met lijm vast. Er mag geen wit papier meer te zien zijn. STAP 6 A lle ontworpen stoelen worden op een muur gehangen in de klas/school. Een kleurige verzameling stoelachtige vormen. BIJLAGE 4: Gedicht ‘Zetel gezocht’ NODIG – schetspapier, potlood – zelf geschilderde collage vellen – A3 tekenpapier – scharen, lijm – memoryspel met foto’s van stoelen

Denken

De Ruziestoel is gemaakt van verschillende materialen: bont, staaldraad en brons. Er zit een gat in de stoel met daaronder scherpe boompjes. Tegenstellingen: zacht/hard, comfort, gevaar, klein/groot. 1 Waar kunnen stoelen nog meer van gemaakt worden? Zitten doe je op een stoel of op een bank. Maar je kunt natuurlijk ook op een trapje zitten, of een boomstam. 2 Bedenk allemaal ‘dingen’ waar je op kunt zitten en schrijf ze op. 3 Schrijf er achter van welk materiaal dat is gemaakt. 4 Wat is zitten eigenlijk? 0 leunen op je gat 0 leunen op je schouders 0 als je wilt uitrusten 0 is alles tussen staan en liggen 0… 5O p welke manieren kun je zitten? (lees nogmaals het gedicht ‘Zetel gezocht’: hoe zit je op een fauteuil, stoel, hoe op een kruk?) Kun je de volgende manieren van zitten uitbeelden? 0 deftig zitten 0 sloom zitten 0 aandachtig zitten (terwijl je luistert naar iets waarin je geïnteresseerd bent) 0 hangend zitten (zitzak, tv kijkend) 0 zitten terwijl je schrijft kunstkwartet

7

23


2 Margriet Luyten

OPDRACHTEN BOVENBOUW 1

Kijken

De Ruziestoel ziet er uit als een echt stoeltje. Toch kun je hem niet gebruiken 1. Wat is er vreemd aan? 0 hij heeft geen zitting 0 hij heeft een andere vorm 0 hij is van bont 0 er ligt een landschap onder 0 hij is te klein 2O nder de stoel ligt een landschap. Wat is het verschil met een echt landschap? 0 dit landschap is van brons 0 de bomen zijn hier plat 0 dit landschap is veel kleiner 0 een landschap ligt niet onder een stoel 3 Er zitten verschillende tegenstellingen / contrasten in het kunstwerk. Welke zie jij? 0 warm / koud 0 groot / klein 0 licht / donker 0 hard / zacht 0 zoet / zout 0 scherp / stomp (kruis er twee aan) Kun je het uitleggen? 4W aarom heeft de stoel geen zitting, denk je? Wat zou de kunstenaar daarmee bedoelen? 5 Wat vind je van het kunstwerk? Leg uit.

3

2

Doen

Opdracht (groeps): beeldend BOUW JE EIGEN (RUZIE)STOEL. Maak van een oude stoel of fauteuil een Ruzie (of Chill-) stoel. STAP 1 L ees het boek van Imme Dros: De blauwe stoel, de ruziestoel. STAP 2 G roepje van 5 leerlingen zoekt oude stoel (bij grof vuil; of via ouders) STAP 3 D enk na over: vorm, materiaal, kleur en hoe je het gaat maken/bevestigen: MAAK EEN PLAN. (voor wie is de stoel bedoeld; is het een vriendelijke of agressieve stoel en hoe verbeeld je dat; wat moet worden toegevoegd; wat moet er af etc.) Maak tekeningen en aantekeningen! STAP 4 P resentatie van de stoelen aan de klas en iedereen op de foto in zijn/haar stoel. Bekijk ook de powerpoint: Stoelen Zie cd in leskoffer NODIG – A4 tekenpapier /potlood – boek Imme Dros (zie leskoffer) – oude stoel of fauteuil – gereedschap (hamer, schroeven, boormachine, zagen) – touw, plakband, tie-ribs, lijm

Denken

De Ruziestoel is gemaakt van verschillende materialen: bont, staaldraad en brons. Er zit een gat in de stoel met daaronder scherpe boompjes. Tegenstellingen: zacht/ hard, comfort, gevaar, klein/groot. 1W aar kunnen stoelen nog meer van gemaakt worden? Stoelen zijn er niet alleen om op te zitten. Ze hebben ook een bepaalde functie en/of status in een bepaalde omgeving (een stoel in een fast food restaurant is niet bedoeld om je heel comfortabel te laten zitten (waarom eigenlijk niet?). De troonrede wordt niet voorgelezen vanaf een keukenkrukje (waarom eigenlijk niet?). En natuurlijk heeft de keuze voor een stoel heeft ook met smaak te maken (klassiek, traditioneel, modern et.) 2W elke soorten stoelen heb je? (schoolstoel, troon, krukje, zonnestoel, tandartsstoel, directeursstoel, barkruk, theaterstoel etc.) 3 Kun je bij elke stoel de omgeving en de functie erachter zetten? 4 Is een fietszadel eigenlijk ook een stoel? En het muurtje waar je op kan zitten? 5 Of de omgekeerde emmer? Is de emmer dan een stoel geworden? 6 Wanneer is iets een stoel? Kunnen we samen tot een definitie komen? BIJLAGE 2: Socratisch gesprek (Socratisch gesprek in kleine groepjes? Zie bijlage 2)

kunstkwartet

7

24


6 KUNSTWERKEN EN OPDRACHTEN 3 Panamarenko 1940 Versneller 1979 Multiple / 5 – 20,4–20,6 cm

Wat denk je dat er gebeurt er als je op het knopje zou kunnen drukken? Inderdaad: helemaal niks! Deze zogenaamde versneller ziet er sneller uit dan hij is. Het kleine wieltje met de moertjes eraan komt echt niet in beweging. De kunstenaar die dit heeft gemaakt, heet Panamarenko. Zo heet hij niet echt, het is zijn kunstenaarsnaam. Panamarenko doet denken aan Pan American Airlines, een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij van vroeger. En die naam vindt hij prima passen bij de kunstwerken die hij maakt: vliegtuigen, zeppelins, vliegfietsen, ruimtestations, luchtkussenboten, catamarans en duikboten. Hij bouwt ze zo groot dat je er echt in kunt. Maar… de meeste machines werken niet echt. Echt niet. Alleen in je fantasie! Is dat erg? Misschien wel een beetje. Hoewel, met een beetje fantasie kun je van alles. Je fantaseert gewoon dat je de Tour de France wint. Leuk toch? Hoef je niet eens voor te fietsen. Nee, een beetje fantasie is niet gek. Echt niet. Dit kunstwerk heet ‘Versneller’, Zie je wat er allemaal in beweging moet komen? Volg met je vingers maar eens alle onderdelen en bedenk wat er gebeurt als het begint te bewegen. Panamarenko heeft het gemaakt om te onderzoeken of je energie kunt winnen uit niets. Hij denkt dat hij een machine kan maken die steeds sneller gaat draaien zonder dat het meer energie kost. Dat zou het ei van Columbus zijn. Want dan kun je naar de sterren reizen of nog verder het heelal in. Dan hebben raketten niet meer van die enorme brandstoftanks nodig. Kernenergie hoeft dan ook niet meer! Stel je voor! Dat zou toch fantastisch zijn. Volgens geleerden en professoren kan het absoluut niet wat Panamarenko wil. Een of andere kunstenaar zal hen wel eventjes vertellen hoe ze naar de maan kunnen… kom nou wie heeft er nou eigenlijk voor doorgeleerd? Zulke kritiek zal Panamarenko een rotzorg zijn. Als hij zegt dat het werkt, dan werkt het. Punt uit! En niet alleen die versneller. Ook dat ding dat erboven hangt, een soort helikopter. Zijn schetsboek zit vol met zulke fantastische tekeningen.

kunstkwartet

7

25


3 Panamarenko

kunstkwartet

7

26


3 Panamarenko

OPDRACHTEN ONDERBOUW 1 Kijken In het glazen kastje zie je een apparaatje dat uit verschillende onderdelen bestaat. 1W at valt je het eerst op aan dit kunstwerk? 2 Er zijn drie kleuren draad te zien. Welke kleuren zijn dat? 3 Wat gaat er gebeuren als je op het knopje drukt? (niet doen overigens!) 4 Kruis de onderdelen aan die niet bij het apparaat horen (zie bijlage 5). 5 De titel van het kunstwerk is: ‘De Versneller’; wat zou er sneller gaan als het apparaatje zou werken? 0 de tijd, zodat ik eerder jarig ben 0 ikzelf, zodat ik harder kan lopen 0 mijn fiets 0… 6 Z ou jij er nog iets bij willen zetten? Wat zou dat zijn? 7 Ik vind het kunstwerk: 0 grappig 0 mooi 0 raar 0 lief

3 Denken Glijden (zie doe opdracht) 1 Wat is glijden? 2W at glijdt makkelijk? (een glijbaan; sneeuw; ijs; water; gras; de vloer in de klas; een trapleuning) of (een knikker; een glad voorwerp; schaatsen; ski’s; een brandweerman (langs de paal glijden) 3W anneer gaat glijden het best? (glad oppervlak; als het van boven naar beneden gaat; als er geen hobbels in zitten;…) 4W aar kun je glijden voor gebruiken? (om snel naar beneden te komen (brandweerman); omdat het leuk is (glijbaan, skiën) etc.)

2 Doen Opdracht (individueel/groepjes): GLIJBAAN De ‘Versneller’ van Panamarenko zou er voor moeten zorgen dat er ‘iets’ sneller gaat. Als je op een glijbaan glijdt, merk je dat je heel hard naar beneden gaat. Dat is eigenlijk ook een versneller. Hoe kunnen wij een glijbaanversneller maken? Vooraf: ga met de leerlingen naar een glijbaan en laat ze het glijden ervaren. STAP 1 B espreek in de groep het begrip glijden: 0 Wat is glijden? 0 Hoe maak je iets dat glijdt? 0 Wat heb je nodig om iets te maken dat kan glijden? STAP 2 D e leerlingen maken eerst een tekening van iets dat geschikt is om te glijden (bv. om een knikker doorheen te laten rollen). STAP 3 Z org voor veel kosteloos materiaal, plakband, ijzerdraad, touw, kurk, cocktailprikkers etc. en laat de leerling de keuze: of individueel of in een groepje. STAP 4 G eef de leerlingen de ruimte en de tijd om te experimenteren. Neem foto’s om het proces vast te leggen. Probeer uitspraken van leerlingen te noteren. STAP 5 L aat de kinderen bij de nabespreking uitleggen hoe hun glijbaan werkt. Tip: Verdeel de momenten van werken over meerdere dagen. NODIG: – papier, potlood – kosteloos materiaal – plakband, lijm, elastiek, touw, houtjes, stokjes

kunstkwartet

7

27


3 Panamarenko

OPDRACHTEN MIDDENBOUW 2 Doen Opdracht (individueel/groepjes): 1 Kijken GLIJBAAN In het glazen kast je zie je een apparaatje dat uit verschillende onderdelen bestaat. Het ziet er technisch uit, maar is dat ook zo? 1W at valt je het eerst op aan dit kunstwerk? 2 E r zijn drie kleuren draad te zien. Welke kleuren zijn dat? 3W at gaat er gebeuren als je op het knopje drukt? (niet doen overigens!) Leg uit. 4K ruis de onderdelen aan die niet bij het apparaat horen (zie bijlage 5). 5O p het gele plaatje staat bij de handtekening: 9/50. Weet je wat dat betekent? (Er zijn 50 exemplaren van dit kunstwerk gemaakt en dit is nr. 9.) 6 Ik word van het kunstwerk: 0 vrolijk 0 kriebelig 0 nieuwsgierig 0 actief (ik wil zelf ook een machine maken) 0 zenuwachtig Leg uit.

3 Denken Glijden (zie doe opdracht) 1 Wat is glijden? 2W at, glijdt makkelijk? (een glijbaan; sneeuw; ijs; water; gras; de vloer in de klas; een trapleuning) of (een knikker; een glad voorwerp; schaatsen; ski’s; een brandweerman (langs de paal glijden) 3W anneer gaat glijden het best? (glad oppervlak; als het van boven naar beneden gaat; als er geen hobbels in zitten;) 4W aar kun je glijden voor gebruiken? (om snel naar beneden te komen (brandweerman); omdat het leuk is (glijbaan, skiën) etc)

De ‘Versneller’ van Panamarenko zou er voor moeten zorgen dat er ‘iets’ sneller gaat. Als je op een glijbaan glijdt, merk je dat je heel hard naar beneden gaat. Dat is eigenlijk ook een versneller. Hoe kunnen wij een glijbaanversneller maken? Vooraf: ga met de leerlingen naar een glijbaan en laat ze het glijden ervaren. STAP 1 B espreek in de groep het begrip glijden: 0 Wat is glijden? 0 Hoe maak je iets dat glijdt? 0 Wat heb je nodig om iets te maken dat kan glijden? STAP 2 D e leerlingen maken eerst een tekening van iets dat geschikt is om te glijden (bv. om een knikker doorheen te laten rollen). STAP 3 Z org voor veel kosteloos materiaal, plakband, ijzerdraad, touw, kurk, cocktailprikkers etc. en laat de leerling de keuze: of individueel of in een groepje. STAP 4 G eef de leerlingen de ruimte en de tijd om te experimenteren. Neem foto’s om het proces vast te leggen. Probeer uitspraken van leerlingen te noteren. STAP 5 L aat de kinderen bij de nabespreking uitleggen hoe hun glijbaan werkt. Tip: Verdeel de momenten van werken over meerdere dagen. NODIG: – papier, potlood – kosteloos materiaal – plakband, lijm, elastiek, touw, houtjes, stokjes Opdracht 2 (individueel): literair DRIE DINGENDUIK Deze eenvoudige en fantasieprikkelende schrijfopdracht levert snel een verrassend resultaat op: een tekst met inhoud en vaak poëtisch klinkend. Bij deze driedingenduik gaat het om het associëren bij drie voorwerpen. STAP 1 I n de leskoffer zit een kistje met drie zes voorwerpen. STAP 2 K ies er drie uit en haal de voorwerpen één voor één uit hetkistje en vraag de leerlingen een associatiewoord op te schrijven (een woord dat bij je opkomt als je het voorwerp ziet, bv: vogelje: natuur; vogelgeluiden; voederbakje; zangzaad). STAP 3 V raag de leerlingen met de drie woorden een korte tekst te schrijven STAP 4 L aat een paar teksten voorlezen. NODIG: – kistje met zes voorwerpen (zie leskoffer) – pen en papier

kunstkwartet

7

28


3 Panamarenko

OPDRACHTEN BOVENBOUW 1 Kijken In het glazen kast je zie je een apparaatje dat uit verschillende onderdelen bestaat. Het ziet er technisch uit, maar is dat ook zo? 1 Wat valt je het eerst op aan dit kunstwerk? 2 E r zijn drie kleuren draad te zien. Welke kleuren zijn dat? 3W at gaat er gebeuren als je op het knopje drukt? (niet doen overigens!) 4K ruis de onderdelen aan die niet bij het apparaat horen (Zie bijlage 5). 5D e titel van het kunstwerk is: ‘Versneller’; wat zou er sneller gaan als het apparaatje zou werken? 6 I k vind dat de kunstenaar WEL/NIET netjes heeft gewerkt. Dat zie ik aan de volgende onderdelen: Leg je mening bij elk punt uit. 7 Ik zie dat de kunstenaar 0 met plezier heeft gewerkt 0 van techniek houdt 0 humor heeft 0 heel precies werkt Leg je mening bij elk punt uit. 8 Ik wordt van het kunstwerk: 0 vrolijk 0 kriebelig, geïrriteerd 0 nieuwsgierig 0 actief (ik wil zelf ook een machine maken) 0 zenuwachtig Leg uit.

2 Doen Opdracht (groeps): beeldend ONTWERP JE EIGEN ROBOT OF MACHINE. De machine, ‘Versneller’, van Panamarenko is ontstaan in zijn fantasie. Het ziet er technisch uit, maar het werkt niet. Dat maakt voor deze kunstenaar ook niet uit. Als de buitenkant er maar goed uit ziet. Kun jij de buitenkant van een kleurige machine of robot bedenken? Maak gebruik van de gekleurde vellen die je hebt geschilderd bij de doe-opdracht van het kunstwerk van Arjen Lancel. STAP 1 T eken op een schetsvel een zelfontworpen machine of robot (laat je inspireren door de strips met robots of (tijd)machines). STAP 2 T eken het ontwerp daarna zo groot mogelijk op een A3 formaat. Knip de omtrek uit. STAP 3 S cheur, knip of snijd uit de gekleurde collagevellen de stukken die je nodig hebt om de machine vorm te geven. STAP 4 P lak deze stukken in de uitgeknipte vorm van de machine met lijm vast. Er mag geen wit papier meer te zien zijn. Breng met zwarte verf lijnen/contouren aan om vormen te verduidelijken. STAP 5 A lle ontworpen machines worden op een muur gehangen in de klas/school. Een kleurige verzameling stoelachtige vormen NODIG: – schetspapier, potlood – zelf geschilderde collagevellen – A3 tekenpapier – scharen, lijm BIJLAGE 3: Robot

3 Denken Ook het kunstwerk van Panamarenko werkt niet. Hij heeft ook niet geprobeerd je iets anders te laten denken. Deze machine is als machine gewoon NEP! Maar… elk onderdeeltje van de machine is wel echt. Maar wanneer is iets echt en wanneer is het niet echt? 1 Vul in, echt of niet echt: 0 een boom in de tuin 0 een foto van die boom 0 een foto op papier 0 een schilderij van Rembrandt 0 een nageschilderd schilderij van Rembrandt 0 op vakantie zijn 0 een gedachte aan een vakantie 2K un je aangeven wanneer iets voor jou echt is en/of wanneer het niet echt is? 3 Bestaat ‘niet echt’ eigenlijk wel? 4 I s wat je in de advertenties en op televisiereclames ziet echt? Hoe laten ze de producten zien? (reclamemakers laten producten er mooier uit zien - in een mooie omgeving, met mooie mensen - dan in de werkelijkheid.) 5 Waarom doen ze dat?

kunstkwartet

7

29


MEER WETEN?


7 KIJKEN NAAR KUNST ‘KORTE CURSUS’ KIJKEN NAAR KUNST De hier onderstaande informatie is bedoeld voor de leerkracht die iets meer wil weten over hoe naar kunst te kijken. Het pretendeert niet volledig te zijn, maar geeft de nodige structuur bij het kijken. Er wordt verondersteld dat kunst mooi moet zijn. Dit is een misverstand, omdat ‘mooi’ een eigenschap kan zijn van veel dingen (een auto, een boeket, een theorie etc.). Maar mensen houden van mooie dingen; we kijken liever naar iets moois dan naar iets lelijks. Ook van kunst willen we graag dat die mooi is. Maar mooi hoeft niet per sé kunst te zijn, en omgekeerd, kunst kan ook lelijk zijn. De vraag is welk verhaal kunst ons te vertellen heeft. Normaal kijk je in het dagelijks leven vrij oppervlakkig om je heen: probeer maar eens uit je hoofd de weg naar school voor te stellen! Deze manier van kijken is vaak niet geschikt om kunst te ervaren. Je kunt het beste met een bepaalde bedoeling en wat gedetailleerder kijken. Bijvoorbeeld naar het materiaal, de structuur, het gebruik van kleuren en de werking ervan, de vormen en hun ordening of de werking van licht. Het leren kijken naar kunst is als het leren van een andere taal, in dit geval de taal van het waarnemen. We zien in eerste instantie de dingen die we kennen en baseren daarop ons oordeel. Wanneer je bij het kijken naar kunst het oordeel zo lang mogelijk uitstelt en op zoek gaat naar wat er nog meer te zien is, valt er veel te ontdekken. Door jezelf vragen te stellen (wat zie ik, wat wil de kunstenaar vertellen en hoe heeft hij dat gedaan?) en daardoor intensiever te kijken, helpt kunst je inzicht te krijgen in onszelf. Door die inzichten te delen, ontstaat er een rijke interpretatie van dat ene kunstwerk.

kunstkwartet

7

31


DE ‘GRAMMATICA’ VAN DE KIJK-TAAL IS IN DRIEËN TE DELEN: DE VOORSTELLING Wat zie ik? (het beschrijven van het kunstwerk, het verhaal, de idee, de functie) DE VORMGEVING Welke beeldende middelen zijn gebruikt om het kunstwerk vorm te geven: vorm, kleur, licht, ruimte, compositie; zie schema hieronder DE INTERPRETATIE Wat is voor jou het verhaal van het kunstwerk? Waar zou je het kunstwerk willen ophangen? Wat zou je er aan willen toevoegen? Vind je het mooi? Etc.

VORMGEVINGSBEGRIPPEN BEELDENDE ASPECTEN MIDDELEN VORM Vorm Vormsoort

KLEUR

Kleursoort Kleurverzadiging Kleurintensiteit Kleurcontrast

AANVULLINGEN Hoekig

rond

vierkant kegel

symmetrisch asymmetrisch

tweedimensionaal geometrisch grillig (plat) driedimensionaal organisch strak (ruimtelijk) Primair: rood – geel – blauw (de hoofdkleuren) Secundair: oranje – groen – paars (de mengkleuren) Zuiver (primaire kleuren mengen zonder zwart of wit) Onzuiver (vermenging kleuren met zwart of wit) Licht / donker Licht-donker Koude kleuren: blauw, paars, groen Warm kleuren: rood, geel, oranje Complementair contrasten: rood < - > groen, oranje < - > blauw, geel < - > paars

LICHT

Lichtrichting Lichtcontrast Schaduw

dynamiek

Meelicht / tegenlicht / zijlicht Klein-groot / zacht-hard / licht-donker (clair obscure) Eigen schaduw (schaduw op het object) Slagschaduw (schaduw van het object op haar omgeving) Hoogte / breedte / diepte Groot-klein / overlapping / afsnijding / perspectief / atmosferisch perspectief / verkorting / standpunt horizontaal / verticaal / diagonaal / driehoek / overall statisch – dynamisch

RUIMTE

Dimensie Ruimtesuggestie

COMPOSITIE

grondvorm

symmetrie

symmetrisch / asymmetrisch

ritme

herhaling

SYMMETRISCH

CENTRAAL

DRIEHOEK

OVER-ALL

GEOMETRISCH

kunstkwartet

7

32


8 ALGEMENE INFORMATIE KUNSTENAARS OP SCHOOL Wanneer u rond het thema van deze mini-tentoonstelling de hulp in wilt roepen van een kunstenaar, vindt u op www.kunstenaarsindeklas.nl een keur aan bik-kunstenaars. Dit zijn professionele kunstenaars die samen met groepsleerkrachten projecten uitvoeren op basisscholen.

LITERATUURLIJST FIANNE E.M. KONINGS Culturele instellingen en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs 2011 BAREND VAN HEUSDEN Cultuur in de spiegel; naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs 2010 MARIËT LEMS Weten waar de woorden zijn 2010 TINEKE HAANDRIKMAN Nulmeting cultuuronderwijs V.O. i.h.k.v. Cultuur in de Spiegel 2011 ROB BARTELS, MARJA VAN ROSSUM Filosoferen doe je zo 2009 CAROLIEN EUSER, MADELINDE HAGEMAN Hoor de zon 2011 PIET MEEUSE Ex Nihilo – De kunstenaar 2009 FOLKERT HAANSTRA Leren zien als doel en effect van kunsteducatie 1995 AAP VELSERBOER, ELLIE VAN DEN BOMEN Handleiding Beweging 2007

kunstkwartet

7

33


9 INHOUD KOFFER MET LESMATERIAAL CD met interactieve powerpoint 1 stoelen 2 Eric Carle filmpje

BOEKEN De blauwe stoel, de ruziestoel, Imme Dros De krekel die niet tsjirpen kon, Eric Carle Wat is schoonheid? Filosofie voor kids, Oscar Brenifier – memoryspel met stoelen – kistje met 3 voorwerpen – gelamineerd gedicht: Versje om te rappen (zonder einde), Frank Adam – 9 werkbladen – lesopzet Nutteloze noodzaak

kunstkwartet

7

34


10 COLOFON Idee – Ellie van den Bomen Samenstelling docentenhandleiding: – Kees Admiraal Samenstelling lesmateriaal: – Kees Admiraal, Marjorie van Beekum, Evelien Andrée Wiltens (stagiaire) Redactie en coördinatie – Marjorie van Beekum, Vormgeving lesmateriaal – Curve Fotografie – Ton Voermans Vormgeving koffers – Willem Bakkum Met dank aan – Marjo Berendsen – Rein Ory - Maartje van Ewijk

Dit Kunstkwartet is tot stand gekomen met steun van de Provincie Noord-Holland. Alkmaar, augustus 2012 Cultuurcompagnie Noord-Holland Bergerweg 1 1815 AC Alkmaar 072 850 28 00

kunstkwartet

7

35


BIJLAGE


BIJLAGE 1 (OPDRACHT DOE1-MB)

kunstkwartet

7

37


BIJLAGE 2 (OPDRACHT DENK2-BB) SOCRATISCH GESPREK Stappenplan Spelregels Begeleider

Welke stappen onderneem je bij een Socratisch gesprek? Waar moet je afspraken over maken? Wat zijn de taken voor de begeleider?

Filosofische vraag: een Socratisch gesprek is een groepsgesprek over een fundamentele, liefst filosofische, vraag. De deelnemers gaan daarbij gezamenlijk op zoek naar een antwoord op die vraag. Het Socratisch gesprek is geen resultaatgericht gesprek en geen discussie, het gaat juist om consensus - en vooral om het gezamenlijk zoeken zélf. Doel: Wat is het doel ervan? Een Socratisch Gesprek is bedoeld om de vooronderstellingen van de deelnemers te expliciteren. Deze vooronderstellingen kunnen te maken hebben met definities van kernbegrippen in activiteiten of de interpretaties van de waarden en normen van de groep. De wijze waarop deelnemers met elkaar omgaan in een Socratisch gesprek is op zich zelf een toonbeeld van een morele gemeenschap. Wanneer gebruik je het? Deze reflectietool kun je gebruiken in de volgende situatie – De reflectiegroep telt 6 tot 16 deelnemers. – De reflectiesessie duurt ongeveer 90 minuten. Het zoeken naar een antwoord op de fundamentele vraag kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld – Op basis van een ervaring van een deelnemer. Deze ervaring mag niet zijn verzonnen en moet goed uit te leggen zijn. – Op basis van definities. Elke deelnemer stelt zijn eigen definitie of antwoord op. De deelnemers zoeken vervolgens samen naar onderlinge verschillen. De deelnemers mogen zelf de methode kiezen of andere methoden aandragen, zolang ze het maar eens zijn over de te volgen weg. De spelregels Om te voorkomen dat het Socratisch gesprek een discussie wordt, is het gesprek gebonden aan een aantal regels. Deze regels zijn niet bedoeld om de deelnemers te beperken of te sturen, maar juist om het gesprek goed te laten verlopen. Er zijn twee soorten regels: constitutieve en regulatieve.

kunstkwartet

7

38


De constitutieve regels (zijn essentieel, zonder deze regels is er geen sprake van een Socratisch gesprek. – Zet je actief in voor het gesprek. De deelnemers moeten bereid zijn actief deel te nemen aan het gesprek. Ze moeten daarbij ook bereid zijn zich te houden aan de regels die de gespreksleider stelt. – Stel een fundamentele vraag die voor iedereen betekenisvol is. De vraag moet zoeken naar voorwaarden of beginselen. Probeer een ja-of-nee-vraag te voorkomen door in zo’n geval een voorafgaande vraag te zoeken. Voorbeelden van ‘goede’ vragen: Wat is leren? In welke mate moeten scholen normen en waarden overbrengen? Voorbeeld van een ja-of-nee-vraag: Kun je een student vertrouwen? Een voorafgaande vraag: Wat is vertrouwen? – Doe geen beroep op autoriteit. Om zelfstandig denken te bevorderen, mogen de deelnemers alleen gebruik maken van hun eigen ervaringen. Zij mogen geen onderzoeken of boeken als kennis aanhalen. Een eigen ervaring mag geen hypothetisch voorbeeld zijn. Deze ervaring mag niet zijn verzonnen en moet goed uit te leggen zijn. – Luister naar elkaar. Om geen discussie te krijgen en het gesprek voor iedereen begrijpelijk te houden, is deze regel erg belangrijk. De begeleider kan deelnemers bijvoorbeeld vragen om te herhalen wat er is gezegd of om twee verschillende standpunten te vergelijken. – Streef naar consensus. De deelnemers hoeven het niet met elkaar eens te zijn. Als zij verschillende standpunten hebben, zoeken zij door naar de grondslagen van dat verschil. Het is niet het doel om de ander te overtuigen. De regulatieve regels (laten het gesprek alleen soepeler verlopen. Ze hoeven niet vooraf te worden genoemd, maar kunnen worden toegelicht als dat nodig blijkt te zijn.) – Begin een vraag of opmerking niet met ‘Ja, maar…’. Zulke formuleringen maken van een Socratisch gesprek al snel een discussie. – Houd geen monoloog. Het Socratisch gesprek moet een gesprek blijven. Al één van de deelnemers te vaak of te lang aan het woord is, kan de begeleider het gesprek vertragen door een ander te vragen om te herhalen wat er is gezegd. – Denk niet voor jezelf, maar voor de ander. De deelnemers moeten proberen mee te denken met degene die aan het woord is. Kunnen ze volgen wat hij zegt? Kunnen ze het herhalen? Begrijpen ze wat hij bedoelt? – Maak geen opmerkingen die niets met de vraag te maken hebben of die over een ander voorbeeld gaan dan het gekozen voorbeeld. Als de reflectiegroep werkt vanuit een casus (bijvoorbeeld een ervaring van een van de deelnemers), dan is dát voorbeeld het uitgangspunt. De deelnemers mogen geen andere voorbeelden aandragen. – Schrijf zo min mogelijk. Deze regel voorkomt dat de deelnemers drukker zijn met schrijven, dan met luisteren. Het hangt van de deelnemers af of deze regel wet moet worden. De begeleider Als begeleider van een Socratische gesprek tref je de volgende voorbereidingen – Je oefent zelf met Socratische gesprekken. – Je kiest een geschikt moment in de opleiding. Tijdens de reflectiesessie zorg je als begeleider voor het volgende – Je legt de gespreksregels uit. – Je leidt het gesprek. – Je bemoeit je niet inhoudelijk met het gesprek. Je legt je mening niet op tafel, ook niet als er om wordt gevraagd.

kunstkwartet

7

39


VOORBEELD Een Socratisch gesprek met zeven studenten In een Socratisch gesprek gaat het erom zicht te krijgen op onze aannames, redeneringen en zienswijzen en die gezamenlijk te toetsen op hun geldigheid. Het is geen debat of discussie, maar deelnemers gaan gezamenlijk voor henzelf en anderen duidelijk maken, wat ze eigenlijk met de woorden en de concepten die hierachter liggen bedoelen. In dit Socratisch gesprek van vijf kwartier namen zeven studenten deel. De studenten hadden twee hoofdvragen: – Wat is het doel van het leven? – Wat is leren? Ze kozen ervoor de tweede vraag te behandelen. Om tot een definitie van het concept leren te komen, gingen ze subvragen zoals ‘Hoe kun je het beste leren?’ en ‘Wat leer je?’ verder onderzoeken. Een eerste beginstelling was leren is jezelf ontwikkelen, en er werd onderscheid gemaakt tussen leren uit ervaring en leren uit de verhalen van anderen, zoals in boeken. Daarna kwamen de motivatie voor het leren en het belang van leren ter sprake, en deelnemers vroegen zich af, in hoeverre leren instinctief gedrag is. Het gesprek werd met een rondvraag besloten. De deelnemers waren erg enthousiast: ze vonden dat ze erg veel van het gesprek geleerd hadden, en dat het voor ieder van hen nu duidelijker was wat ze met leren bedoelen en waarom het voor hen belangrijk is. Ze spraken de wens uit, vaker door dit soort oefeningen de tijd te nemen om over leren na te denken, omdat het toch de hoofdzaak is van studeren. Ook waren ze erg onder de indruk van de constructieve manier van praten met elkaar, in een omgeving waarin ze zich veilig vonden om hun ideeën uit te diepen en te delen.

kunstkwartet

7

40


BIJLAGE 3 (OPDRACHT DOE3-BB) ROBOT

kunstkwartet

7

41


BIJLAGE 4 (OPDRACHT 2DOE-MB) GEDICHT

Zetel gezocht Ik loop de winkel in, de winkel uit, dicht achter mijn moeder aan. Zij koopt en koopt een broek, een vest, een trui. Terwijl ik één verlangen heb: een prettige fauteuil Ik slenter voet voor voet in hete schoenen achter mijn moeder aan. Zij koopt en koopt hoeden, sjaals, een heleboel Terwijl ik zwijgend hunker naar een zachte stoel

Ik sleep mij voort meter voor meter ver achter mijn moeder aan. Zij koopt en koopt Ik ben volledig stuk En zoek in stille wanhoop naar desnoods een harde kruk C. de Langhe 2011

kunstkwartet

7

42


BIJLAGE 5 (OPDRACHT KIJK3-OB/MB/BB) Kruis de onderdelen aan die niet bij het apparaat horen

kunstkwartet

7

43


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.