Begraafplaats van sint gillis de stilte en de graven

Page 1

DE STILTE EN DE GRAVEN

D E B E G R A A F P L A AT S VA N S I N T- G I L L I S


EEN PLEK UIT HET LEVEN GEGREPEN Stilstaan bij een begraafplaats is mijmeren over wie er zijn laatste rustplaats kreeg, over wie de plek ontwierp, over de graven en monumenten als spiegel van de tijd, of nog, over het verlangen om de herinneringen aan een geliefde levendig te houden. Op begraafplaatsen duik je onder in intieme sferen waarin de bijzondere relatie tot de persoon die niet langer is, centraal staat. Een ervaring die ook collectief kan worden beleefd. Een begraafplaats vervult een belangrijke sociale functie; het is de plek waar nabestaanden ingetogen kunnen samenkomen. Maar een begraafplaats is nog zoveel meer. Haar paden en lanen oefenen een grote aantrekkingskracht uit op wandelaars. Of zoals Philippe Landru, een van de beroemde gidsen van Père Lachaise, het formuleert: “Wie denkt dat begraafplaatsen er zijn voor de doden, heeft het mis. Ze zijn er net voor de levenden en houden hen een spiegel van het leven voor”. Sommige bezoekers komen hier voor kalmte en sereniteit. Weg van tijd en ruimte zijn het plaatsen waar je tot rust kan komen, kan nadenken. Anderen kunnen dan weer moeilijk weerstaan aan de lokroep van de schoonheid. Wie zich niet laat afschrikken door het hellend vlak van de begraafplaats van Sint-Gillis, wordt bovenaan beloond met een panoramisch zicht over de hoofdstad. De begraafplaats is een openluchtmuseum waar grafkapellen en beeldhouwwerken elkaar opvolgen, waar klaagvrouwen voor de eeuwigheid ontroeren, portretten een gezicht geven aan een overleden militair, of verderop, aan een overleden kunstschilder. Zelfs voor huisdieren is hier plaats: een prachtige, in brons

2

gegoten, hond, blijft zijn baasje trouw... tot in het graf. Grote kunstenaars plaatsten hun signatuur net zo goed op graven van vooraanstaanden die tot buiten de grenzen van Sint-Gillis naam en faam verwierven, als op de rustplaatsen van overledenen van wie we vandaag alleen maar weten dat ze voor iemand heel dierbaar waren. Die, nu eens, majestatische en dan weer originele of intrigerende meesterwerken beroerden hun tijd en houden ons ook vandaag nog bezig. Het was mijn uitdrukkelijke wens om eens stil te staan bij die begraafplaats, bij haar geschiedenis en haar graven die, hoewel uit vervlogen tijden, vandaag nog levendig zijn. Charles PICQUÉ Burgemeester


GESCHIEDENIS Bij de oprichting in 1216 verkreeg de parochie Sint-Gillis het recht om op de plaats van het huidige Voorplein een kerk te bouwen met een kerkhof er rond. Dat bleef zes eeuwen lang in gebruik, maar moest in de tweede helft van de 19e eeuw plaats ruimen voor de stedelijke transformatie.

3


EEN BEGRAAFPLAATS VOOR DE SOLDATEN VAN DE SLAG BIJ WATERLOO

De gemeentelijke begraafplaats was niet de enige op het grondgebied van Sint-Gillis. Om het plaatsgebrek in de Stad Brussel op te vangen kwamen er andere begraafplaatsen bij. Eind 18e eeuw werden de begraafplaatsen in de Stad buiten gebruik gesteld; op de plek waar nu de Koningslaan loopt, kwam de begraafplaats van de Kapellekerkparochie. In 1815 trok het leger van Wellington op weg naar Waterloo door Sint-Gillis. Verschillende soldaten kregen in de gemeente hun laatste rustplaats. De Overwinningsstraat verwijst naar de gunstige afloop van de Slag voor de tegenstanders van Napoleon. Een deel van de begraafplaats was voorbehouden voor protestanten, een ander voor Joden; het verhaal ging dat de laatste rustplaats van de Joden misschien wel de kleinste, maar dan toch de meest weelderige was. In 1877 werd de begraafplaats uit gebruik genomen. Om plaats te ruimen voor de nieuwe kerk werd de gemeentelijke begraafplaats van het Voorplein overgebracht naar de De ingang van de begraafplaats van Sint-Gillis die zich aan de huidige Gisbert Combazstraat bevond.

toenmalige Bosstraat, vandaag de Gisbert Combazstraat. De 67 are grote begraafplaats werd op 10 mei 1862 ingehuldigd; 2 dagen later had de eerste begrafenis er plaats. Anders dan wat in die tijd gebruikelijk was, werden er geen aparte zones voorbehouden voor de verschillende cultussen. Daarmee was Sint-Gillis de eerste gemeente die een “neutrale” begraafplaats had, zonder onderscheid naar geloofsovertuiging. Door de explosieve bevolkingsaangroei (van 7.000 inwoners in 1860 naar 33.000 in 1880) zag de gemeente zich verplicht om voor het begraven van de doden een nieuw terrein aan te kopen; de keuze viel op een perceel van twee hectare langs de Alsembergsesteenweg in Ukkel. De eerste begraafplaats extra muros die in 1881 werd ingehuldigd, moest in 1895 alweer de poorten sluiten omdat de vochtige leemgrond en de bestemming niet verenigbaar bleken. Het water sijpelde bij het delven van de graven in de grond en lijkkisten zakten weg in het grondwater, wat het ontbindingsproces niet bepaald bevorderde. Zelfs de grondwerkers riskeerden er door de onstabiele bodem hun leven. De plek werd omgevormd tot de latere Roseraie waar mensen samen cultuur komen beleven of hun vrije tijd doorbrengen. De stoffelijke overschotten werden overgebracht naar de nieuwe begraafplaats.

STILLELAAN

De nieuwe begraafplaats verscheen langs de Stillelaan, nagenoeg pal tegenover de oude. Op 28 januari 1895 werd tegen de heuvel, op een terrein van twaalf hectare, de huidige begraafplaats van Sint-Gillis ingehuldigd; op het hoogste punt kan je genieten van een prachtig uitzicht over de Zennevallei en de naburige gemeenten. Net als de toegangspoort in Etruskische stijl is de bochtig aangelegde begraafplaats een ontwerp van de gemeentelijke architect Edmond Quétin. Op de toegangspoort prijkt een fraai marmeren beeld van Julien Dillens, De Stilte van het Graf.

4


Binnen de muren van de necropolis van Sint-Gillis verscheen het eerste crematorium van België. Deze inrichting mag dan al binnen de muren van de begraafplaats liggen, toch is het enige crematorium van het Brusselse Gewest volledig autonoom en behoort het toe aan de Intercommunale Coöperatieve Vennootschap voor Crematie. Hoewel het in 1933 in de eerste plaats als antwoord diende op de aangroei van de Brusselse bevolking, kwam het crematorium ook tegemoet aan de vraag van vrijzinnigen, wat

voor wrevel onder de kerkleiders zorgde. Het zou nog tot 1963 duren tot de Katholieke Kerk zich officieel bij de crematie kon vinden. Vergeleken met de 200.000 lichamen die er sinds 1895 werden begraven, zijn “teraardebestellingen” vandaag veeleer uitzondering; de luttele honderd begrafenissen op jaarbasis staan in schril contract met de jaarlijks 5.500 crematies in het Brussels Gewest (2015).

5


6


ONDERAARDSE EN BOVENGRONDSE GALERIJEN

Sint-Gillis kan zich beroemen op een van de zes bestaande grafgalerijen in Brussel. Als je weet dat Wallonië twee en Vlaanderen helemaal geen grafgalerijen telt, werd Sint-Gillis bezwaarlijk stiefmoederlijk behandeld. De eerste galerijen van Laken (1878) dienden als voorbeeld voor de andere gemeenten, die zich bij hun beslissing vooral door economische aspecten lieten leiden. Grafgalerijen konden nu eenmaal relatief snel en goedkoop worden aangelegd en waren een belangrijke bron van inkomsten voor de gemeenten. Anderzijds boden ze ook een oplossing die aansloot bij de demografische ontwikkeling. De galerijen van Sint-Gillis zijn het werk van de architect van de begraafplaats en van de gemeente, Edmond Quétin. Fernand Bernier beschrijft ze in zijn monografie met de volgende bewoordingen: Net als in Laken zijn de galerijen van de begraafplaats van Sint-Gillis volledig ondergronds; op het hoger gelegen terras dat het dak vormt van een of meerdere rijen van vijf opeen geplaatste vakken staan familiemonumenten of collectieve monumenten. De onderaardse galerijen bevatten in totaal 540 cellen”. De galerijen zijn toegankelijk langs twee ingangen. Op het punt waar de twee aflopende lanen samenkomen, staat een open galerij. Die werd de laatste rustplaats van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog die het leven lieten in de strijd of overleden aan verwondingen of aandoeningen opgelopen tijdens de oorlog. Om veiligheidsredenen werden de ondergrondse grafgalerijen gesloten voor het publiek. Tussen 1930 en 1954 kwamen er nieuwe, open galerijen bovenaan de begraafplaats en langs de muur links van de ingang bij.

OORLOGEN, SOLDATEN EN VERZETSSTRIJDERS

Aan de ingang trekt het immense monument voor de gesneuvelden van de oorlog 1914-1918 meteen de aandacht. Het is een creatie van beeldhouwer René De Winne en van architect Edmond Deswarte, de twee laureaten van een nationale wedstrijd voor kunstenaars en beeldhouwers. Enkele maanden nadat de wapens tot zwijgen werden gebracht, wilde de gemeente voor haar inwoners die vielen voor het Vaderland een grafmonument laten oprichten. De centen hiervoor kwamen deels van de gemeente zelf en van subsidies van het Ministerie van Wetenschappen en Kunst en van de Gouverneur van Brabant. Het monument beantwoordt aan het voorgestelde project: “Het monument dient 11 meter lang en 5 meter hoog te zijn. Het wordt uitgevoerd in natuursteen en in witte steen van Euville. De groep links bestaat uit twee vrouwen, “Erkenning” en “Pijn”; in het midden ondersteunt het “Vaderland” een stervende soldaat: de groep rechts stelt een adolescent voor die door een oude man, symbool voor de “Wijsheid”, richting toekomst wordt getrokken. In de zijmuren worden de namen gegraveerd van de inwoners van Sint-Gillis die voor het Vaderland stierven” (Gemeentebulletin, 1921, p. 872). Terwijl sommige soldaten begraven liggen in de grafgalerijen (zie hierboven), brengt het perk 14-18 hulde aan alle strijders van de Groote Oorlog. Midden in het in 2016 volledig vernieuwde perk ligt vandaag het stoffelijk overschot van generaal Tombeur van Tabora begraven. Ook de strijders van de Tweede Wereldoorlog hebben een eigen perk. Verschillende aparte graven herinneren aan het militaire verleden van de overledenen (zie verderop). Tot slot werden hier ook vele verzetsstrijders en verzetsstrijdsters begraven (zie verderop).

7


14-18 Oorlogsmonument van de hand van beeldhouwer RenĂŠ De Winne en architect Edmond Deswarte.

8


Het ereperk voor de soldaten van de Groote Oorlog.

9


AFSPRAAK MET KUNSTENAARS EN POLITICI

Graf van kunstenaar Léopold Speeckaert

Op de begraafplaats zijn er heel wat monumenten van artistieke of historische waarde. Zes daarvan zijn vandaag beschermd. Al even fascinerend is de opeenvolging van uiteenlopende stijlen. Zo zijn er werken van grote kunstenaars van het begin van de vorige eeuw, die onder meer het Stadhuis met hun beeldhouwkunst tooiden; Julien Dillens, Jef Lambeaux, of nog, Eugène Canneel zijn daar enkele voorbeelden van. Een wandeling op de begraafplaats voert langs de graven van de burgemeesters Paul Dejaer, Fernand Bernier, Maurice Van Meenen, langs de Graf van kunstenaar Pierre Paulus.

rustplaatsen van de drie burgervaders uit de familie Vanderschrick, en langs het graf van Lucien Cooremans, oud-burgemeester van Brussel. Hier liggen ook de medeoprichter van de Belgische Werkliedenpartij, Antoine Delporte, kunstenaars zoals Pierre Paulus, André Hennebicq, Franz en Jean-Jacques Gailliard, Julien Dillens of Léopold Speeckaert, de sportman Victor Boin, en de grote Belgische historicus, Henri Pirenne, begraven. De eenvoud van de grafsteen van Jef Lambeaux, een van de meest opzienbarende beeldhouwers die België ooit heeft gekend, is gelet op de weelderigheid van zijn artistieke nalatenschap in ieder geval verbazend. 10


EEN BEZOEK

Wie onder de auspiciën van het majestueuze “De Stilte van het Graf” van Julien Dillens het toegangshekken voorbijloopt, komt bij een eerste rotonde. Daar staat een jonge klaagvrouw die gebukt gaat onder haar kruis. De kleine, volmaakte cirkel is het eerste referentieteken van de begraafplaats van Sint-Gillis. Iets verderop trekt het imposante Monument voor de Overledenen automatisch de blik van de bezoeker. Langs weerszijden van het bouwwerk vertrekt een laan naar de crypte. Die is vandaag weliswaar niet meer toegankelijk voor het publiek. In het verlengde daarvan loopt een rechte strook naar het hoogste punt van de site dat zich aan het einde van laan 1, vaak ook centrale laan genoemd, schuil houdt. Die strook scheidt de ereperken waar, rechts, de soldaten van 14-18 liggen. Hun graven kregen onlangs een grondige opknapbeurt. Links, onderaan perk 3, liggen de gesneuvelde soldaten van de tweede Wereldoorlog. Bovenaan het perk werden onbemiddelde of volledig vereenzaamde overledenen in “gewone grafkuilen” begraven. De open grafgalerijen bevinden zich hoofdzakelijk links van de ingang, langs de ringmuur; dit is ook de plek waar recente overledenen worden begraven. Op het hoogste punt van de begraafplaats krijgt de bezoeker zicht op de Zennevallei die de stad in al haar diversiteit toont. Laat je op de top, vlakbij de Horzelstraat, de blik diagonaal afdwalen, dan stoot je op het fraaie witte beeld van de naakte klaagvrouw op het graf van de familie Walschaerts. Van

onderaf is het kunstwerk goed zichtbaar; de zwarte en grijze tinten van de omgeving versterken enkel de indruk dat wit het licht is van alle kleuren. De alleroudste graven, die er ietwat verlaten bij liggen, zijn overwegend helemaal aan het einde van de begraafplaats terug te vinden. Hier ligt ook het soberste graf: een eenvoudige zerk met daarop een voornaam: Walter; of het meest ondoorgrondelijke graf, dat van de schilder J.-J. Gailliard. Op zijn graf staat een stoel met op de rugleuning het volgende opschrift: “jrcommence”; of nog, het meest originele graf, opgedragen aan Joseph Jacquemotte, de oprichter van de Kommunistische Partij van België. Op weg naar beneden springen een in brons gegoten hond, een indrukwekkende, door art nouveau geïnspireerde sarcofaag, en een van de meest aangrijpende klaagvrouwen op de graftombe van de familie Smits-Mulier in het oog. De perken 6 en 18 onderaan zijn strooiweiden. Het columbarium van de begraafplaats van Sint-Gillis kreeg een plaats op perk 18. Het vlakbij gelegen perk 8 is voorbehouden voor kinderen; dit is het “sterrenperk” met onder meer de art deco graftombe van de kleine Henry Brutsaert. Terug richting uitgang kan je niet om de fraaie rotsgraven heen; een daarvan, dat van Anna Vandenbergen, heeft het oudste grafschrift van de begraafplaats.

Ingang van de begraafplaats

11


1

2

3

1. Recentere teraardebestellingen voor de grafgalerijen. 2. Prachtig voorbeeld van een rotsgraf. 3. Grafsteen uit azulejo's, typisch voor de Portugese grafsierkunst. 4. De aandacht wordt ogenblikkelijk getrokken door de witachtige beeltenis van de klaagvrouw op het graf van de familie Walschaerts. Rechterpagina: werk van Nat Neujean voor het graf van JeanJacques Gailliard.

4

12


13


De "gewone putten" waar onbemiddelden of mensen zonder familie worden begraven.

14


Op het kinderperkje, het art-decograf van Henry Brutsaert.

15


GEDREVEN DOOR DE WIND

Door de nabijheid van het crematorium werden op de begraafplaats ook de assen van beroemdheden uitgestrooid. Zo bijvoorbeeld van de violiste Édith Volckaert (1949-1992), laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd, tekenaar Peyo (Pierre Culiford, 1928-1992), geestelijke vader van Steven Sterk, Johan en Pirrewiet, en niet in het minst van De Smurfen, of nog, van Jacques Ledoux (1921-1988) de man die in 1962 het Filmmuseum oprichtte. Ook de assen van sommige ex-bewoners van de gevangenis van Sint-Gillis werden hier uitgestrooid. Patrick Haemers, die achter de ontvoering van Paul Vanden Boeynants zat, zal bij velen nog een licht doen opgaan. Liefhebbers van jazz of van het Brusselse nachtleven herinneren zich ongetwijfeld de indrukwekkende snor van Léopold Lenders (1917-2000), de Pol van Pol’s Jazz Club en van de Bierodrome. Hij haalde de grootste namen, gaande van Basie tot Sadi, over Dexter Gordon en Keith Jarrett naar Brussel. Naar verluidt zijn ze soms te horen rond perk 6.

16

Beeldhouwwerk aan de ingang van de strooiweide.


Beeldhouwwerk aan de ingang van de strooiweide.

17


De dood van anderen sterkt ons in de idee dat ons leven kostbaar, belangrijk, essentieel, uniek is. Onze doden geven meer waarde aan ons eigen leven. We overleven hen en beloven om zeker aan hen te denken; een prijs die beslist niet te hoog is voor het geschenk dat ze ons geven, namelijk hen te mogen overleven. En telkens we terugkeren van hun graf kunnen we alleen maar opgelucht vaststellen dat het, althans deze keer, nog niet onze beurt was. François Weyergans, Trois jours chez ma mère (Grasset)

18


19


HET GRAF VAN DE INCIVIEKEN Na de bevrijding van Brussel in september 1944 werd de klopjacht op de collaborateurs ingezet. Vele incivieken werden ter dood veroordeeld en in de gevangenis van SintGillis terechtgesteld. Een aantal van hen werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats. Al vrij snel rezen er vragen bij de aanwijzingen op hun graven; vele graven van collaborateurs werden beschadigd. Dat blijkt uit het verslag dat de directeur van de Burgerlijke Stand van Sint-Gillis op 21 september 1945 overmaakte aan de Burgemeester na een vraag van de weduwe van een ter dood veroordeelde collaborateur “Zijn weduwe vraagt toestemming om een grafteken op het graf te plaatsen bestaande uit een ceramiek met de inscriptie: 19101945. Op het graf staat een voorlopig kruis. Dat is beklad met hakenkruisen. Het kruis op het graf van Dhr., ook een gefusilleerde, werd vernield en is verdwenen. Te vrezen valt dat een definitief grafteken ook snel zal worden beklad met inscripties of hakenkruisen of anderszins zal worden beschadigd. In overeenstemming met artikel 12 van het decreet van de 23ste van de weidemaand van het jaar XII op de graven, heeft iedere particulier, zonder daarvoor toestemming te vragen, het recht om op het graf van een verwant of vriend een grafsteen of een ander grafteken aan te brengen. Krachtens het hem toegekende politierecht mag de Burgemeester echter verbieden dat op graven tekens worden aangebracht die vroeg of laat de orde en rust kunnen verstoren die op een begraafplaats moeten heersen. Ik stel dan ook voor om het overgemaakte verzoek af te wijzen. Een houten kruis, zonder verdere gegevens, volstaat. Een genummerd plaatje aangebracht door de Bewaarder van de begraafplaats, volstaat als identificatie. Plaatst de familie tegen het verbod in toch een grafteken, stel ik voor dat u de dienst van de begraafplaats gelast dat teken te verwijderen.”. De Directeur

20

Het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente besliste “dat er op de graven van ter dood veroordeelde collaborateurs geen graftekens of inscripties mochten worden aangebracht.”.

DE BEGRAAFPLAATS VAN SINT-GILLIS IN CIJFERS: 11,6 hectare 3 km paden 6 beschermde monumenten 200.000 teraardebestellingen sinds 1895 97 in 2015.

DE KLAAGVROUWEN De gebeeldhouwde klaagvrouwen die vanaf de jaren 1870 hun intrede in de dodentuin deden, zijn op de begraafplaats van Sint-Gillis bijzonder goed vertegenwoordigd. Ze symboliseren de pijn van de scheiding. Ze staan rechtop, zitten, knielen of liggen op de graftombe. Op de begraafplaats huilt alleen de vrouw. Nu eens verbergt ze haar gezicht omdat de pijn ondraaglijk is, dan weer kijkt ze naar de horizon als symbool van de eeuwigheid. De klaagvrouw plengt een traan, bidt, klaagt, schreeuwt haar pijn uit. Ze draagt bloemen, vaak rozen, en zit ingetogen, soms lezend, bij haar echtgenoot. Uiterst zelden wordt ze naakt afgebeeld; doorgaans draagt ze een sluier, alsof ze zich wil beschermen; of is het misschien een lijkwade waarin ze haar geliefde kan vervoegen?


21


DE ROTSGRAVEN Er zijn heel wat graven die uit ruwe rotsblokken bestaan en verwijzen naar de verwantschap met de voorvaderlijke graven in steen, zoals de cromlechs. Vaak staan er gebeeldhouwde stronken van afgestorven bomen bij. Die monumenten “naar het evenbeeld van de natuur� waren tijdens de tweede helft van de 19e eeuw sterk in trek. De terugkeer naar de natuur in haar meest oorspronkelijke, lees, eeuwigdurende, zuiverheid verwijst naar de tijdeloosheid waarin men de overledenen wil vatten.

22


DE BEELTENISSEN VAN DE OVERLEDENE De sculpturen van de overledene, bas-reliëfs, borstbeelden en medaillons, stammen uit een duizend jaar oude traditie die vooral bij de notabelen aanhang vond. Halverwege de 19e eeuw wordt dit ritueel van de troon gestoten door de opkomst van de fotografie die algemeen ingang vindt. Na de eerste wereldoorlog ruimde het beeldhouwwerk op de graven plaats voor het porseleinen of metalen medaillon met

foto. Nagenoeg alle graven van de soldaten die op het 1418 perk in Sint-Gillis liggen, hadden een medaillon. Een foto op graven toont de spanning die rond de dood hangt: het afwijzen van rouw door foto’s te kiezen die lang voor het overlijden werden genomen; de aanvaarding door het portret op het graf te plaatsen en tot slot de idealisering van de afgestorvene, omdat het portret op de steen een intensiteit bezit die bij leven onmogelijk kan worden weergegeven (C. Ziolko, Le photographique mémoriel: dire la mort et son contraire,… http///id.erudit.org/iderudit/1004020ar).

23


DE VERHALEN BIJ BEGRAAFPLAATSEN De begraafplaats is het toneel van verbijsterende, trieste of onwaarschijnlijke verhalen, levensverhalen die we graag van naaldje tot draadje willen kennen, maar waarvan we nauwelijks een paar flarden kennen Op 12 februari 1906 stelt de verantwoordelijke van de begraafplaats de Burgemeester in kennis van het feit “dat er zich die ochtend omstreeks 11.30 u een drama heeft afgespeeld op de vroegere begraafplaats. Een van de kinderen van de grafdelver die op de oude begraafplaats woont, schoot zijn 14-jarige broer dood. De 16-jarige moordenaar verklaarde het wapen onder bladeren op een van de perken van de begraafplaats te hebben gevonden. Niet beseffend dat het geweer geladen was, nam hij zijn broer die op een afstand van 4 tot 5 meter stond, in het vizier en haalde de trekker over. Die kreeg de volle lading (loden) hagel die zijn linkerlong en hart doorzeefden. Het slachtoffer was op slag dood. De ouders hadden totaal geen verklaring voor de herkomst van het wapen dat hun zoon had gebruikt”. Op 5 maart 1945 stortte een vliegtuig neer op de begraafplaats. Was het een militair vliegtuig dat terugkeerde van een operatie in Duitsland? De kans is groot. We weten niet meer dan dat de eigenaars de toestemming kregen om de graven te herstellen. Dienstnota van 16 augustus 1963 van de Bewaarder van de begraafplaats aan de Hoofdcommissaris van Politie: “Vandaag, 18 augustus 1963, riep ik om 14 uur een ziekenwagen op om een vrouw die liggend op een graf werd aangetroffen over te brengen naar I.M.C. aan de Molièrelaan; ze beefde over haar hele lichaam en kon onmogelijk recht”. Op 20 oktober 1929 maakt de Bewaarder van de begraaf24

plaats een rapport over aan de schepen van burgerlijke stand over een zelfmoord: “Ik constateerde dat iemand zich in de rechterslaap had geschoten; de persoon in kwestie hield een revolver van klein kaliber in de hand. Bij het slachtoffer lag een brief waarin hij zich verontschuldigde voor de last die hij me berokkende”. Op 18 juni 1968 meldde de Schepen van Burgerlijke Stand in een verslag aan het college dat hij zich zorgen maakte over de gemeentefinanciën. Het transport van de lijkkisten was een bevoegdheid van de gemeente en de nieuwe lijkwagen voor klasse 1 (de duurste) bracht geen geld op: “Het aantal begrafenissen van eerste klasse is gekelderd. In 1966 waren er zeven, in 1967 zes en sinds 1 januari 1968 tot op vandaag geen enkele. Begrafenisondernemers opperden om vederbossen voor de eerste klasse aan te kopen. Immers de lantaarns (op de lijkwagen) zijn overdag nauwelijks zichtbaar en het verschil in pracht en praal tussen de eerste en tweede klasse is miniem, terwijl die respectievelijk 5.000 en 3.200 Fr. kosten.” Om begrafenissen van klasse 1 op te waarderen, stelt de schepen voor om vederbossen van het type “Vautour” aan te kopen, gemaakt van veren van witte gieren. En zo geschiedde (foto’s).


ECOLOGISCH BEHEER VAN DE BEGRAAFPLAATS Enkele jaren geleden besloot de gemeente Sint-Gillis het beheer op de begraafplaats over een meer ecologische boeg te gooien; concreet wordt het gebruik van bestrijdingsmiddelen daardoor aan banden gelegd; die zijn, op alle openbare plaatsen van de gemeente en op haar begraafplaats in Ukkel immers een bron van verontreiniging. De begraafplaats is zowat 11 hectare groot terwijl de lanen en paden zich, aaneengeregen, over een lengte van 3 km uitstrekken. De gemeente ging daarbij geleidelijk aan te werk: ze plantte en verving meer dan 200 bomen, honderden meters haag en een massa winterharde planten en struiken. De grindpaden maakten plaats voor met gras begroeide lanen; dit beperkt niet alleen het gebruik van chemische onkruidverdelgers, maar verhindert ook dat het grind

wegspoelt en in de riolering belandt. Hier en daar wordt de wildgroei van planten aangemoedigd: zo ontstaat een tapijt van wilde tijm, wildklaver, sedum, klaprozen, wilde orchideeĂŤn, margrieten, akelei, paardenstaart, enz. Al die planten vormen een steuntje in de rug voor de biodiversiteit en verfraaien de landschappelijke aankleding van de begraafplaats. Een speciale vermelding verdient het ereperk 14-18, met 1650 graven van oud-strijders. Bij de operatie werd een dubbel doel voor ogen gehouden: het behoud van een prachtig funerair erfgoed en ecologisch beheer. De graven die vroeger schuilgingen onder een laag grind, kregen een grondige opknapbeurt. Ze werden beplant met grasachtigen die vrolijk flirten met klaprozen, korenbloemen en margrieten. De lanen werden omgetoverd tot een grastapijt. De begraafplaats van Sint-Gillis is voorbestemd om een natuurpark te worden waar het, stil en ingetogen, aangenaam vertoeven is.

25



DE GRAFTOMBES Een vijftigtal graven in Sint-Gillis zijn echt belangwekkend; dat kan zijn omwille van hun esthetische eigenschappen of omwille van de bekendheid van de persoon die er begraven ligt; prima voorbeeld daarvan is het sobere graf van Jef Lambeaux.

MONUMENTS CLASSÉS

Le cimetière de Saint-Gilles compte six monuments classés par la Région bruxelloise, entre 1991 et 1997, en raison de leur valeur historique et/ou esthétique.

BOSQUET, GUSTAVE (1801 – 1876)

Zie rubriek “Politici”

DEFNET, GUSTAVE (1858 – 1904)

Zie rubriek “Politici”

DUMORTIER VALÈRE (1848 – 1903)

Zie rubriek "Vooraanstaanden en onbekenden"

DILLENS JULIEN (1849 – 1904)

Zie rubriek "Kunstenaars"

SPEECKAERT LÉOPOLD (1834 – 1915)

Zie rubriek "Kunstenaars".

STAPPERS, FAMILIE

Zie rubriek "Vooraanstaanden en onbekenden" 27


KUNSTENAARS BERNIER, GÉO (1862 – 1918) EN HOPPE, JENNY (1870 – 1934)

34 / C5

DILLENS JULIEN (1849 – 1904)

49 / D3

De broer van burgemeester Fernand Bernier (zie verderop) was een befaamd kunstschilder van landschappen en tekenaar van dieren. Hij portretteerde vaak paarden, maar maakte net zo goed affiches voor de paardenrennen in die tijd. Zijn echtgenote, Jenny Hoppe, maakte impressionistische schilderijen.

Julien Dillens werd geboren op 8 juni 1849 in Antwerpen en overleed in 1904 in Sint-Gillis; bij zijn tijdgenoten stond hij aangeschreven als de grootmeester van de Belgische beeldhouwkunst. Van zijn hand zijn het monument voor Everard t'Serclaes op de hoek van de Charles Bulsstraat en de Grote Markt van Brussel, en de Waterdraagster, die een symbool is van de gemeente. Het monument in steen van Euville is een creatie van de architect Eugène Dhuicque uit 1908. De klassieke portiek wordt aan weerszijden geflankeerd door Korintische zuilen. Het borstbeeld in wit marmer van de beeldhouwer werd ontvreemd. Het was geciseleerd door een van zijn vroegere leerlingen, Jules Lagae. De Stilte van het Graf, die waakt over de ingang van de begraafplaats zet aan tot ingetogenheid. Het is een perfect voorbeeld van het symbolisme dat aan het einde van de 19e eeuw gegeerd was in Brussel. “Een rijzige en sombere, ingetogen en indrukwekkende vrouw die gehuld in sluiers, op de drempel van een van onze begraafplaatsen zo sereen De Stilte van het Graf” symboliseert (Paul Hymans, Hommage à Julien Dillens, L’art moderne, n°1, januari 1905). Een van de pleinen in Sint-Gillis draagt zijn naam.

GAILLIARD FRANS (1861 – 1932)

20 / E1

Deze volgeling van de impressionistische school studeerde aan de Beaux-Arts waar hij optrok met James Ensor, Léon Frédéric en Fernand Khnopff. Later zou hij directeur worden van de Academie van Sint-Gillis. De straat waar hij woonde, kreeg later zijn naam. Op zijn graf staat een geometrisch kunstwerk dat zowel een kruis als een geknield persoon met gestrekte armen voorstelt.

28


KUNSTENAARS GAILLIARD JEAN-JACQUES (1890 – 1976)

24 / F2

Voordat deze schilder en zoon van Frans Gailliard een van de Belgische abstracte schilders werd, liet hij zich inspireren door het symbolisme en het impressionisme. “De fundamentele originaliteit en de moderniteit van het werk van J.-J. Gailliard hangen ongetwijfeld samen met die zo vreemde brug die hij slaat tussen een vorm van vrijpostig en ironisch scepticisme met dadaïstische inslag, en de mystieke betrachtingen die een metaforische visie van de wereld en de symbolische expressiemiddelen in de hand werken” (Serge Goyens de Heusch, Nouvelle biographie nationale, tome 4, Koninklijke Academie, 1997). De Academie van Sint-Gillis werd naar de kunstenaar vernoemd. De merkwaardige stoel op zijn graf met de al even vreemde inscriptie “jrcommence”, vatten perfect samen wie hij was.

HENNEBICQ, ANDRÉ (1836 – 1904)

48 / D4

André Hennebicq werd in Doornik geboren en was graveur en beeldhouwer. Hoewel hij aanvankelijk het academisme aanhing, doen zijn reizen naar Spanje en NoordAfrika hem evolueren naar een voorstelling die nauwer aansluit bij de dagelijkse realiteit. Hij woonde aan de Bronstraat in Sint-Gillis waar hij ook zijn kunstenaarsatelier had. Tegen de gevel hangt een plaat met daarop zijn portret in medaillon. Zijn grafmonument is geïnspireerd op de architectuur van de Middeleeuwen. Grafschrift van de hand van Jenny Hoppe, impressionistisch schilder.

LAMBEAUX JEF (1852 – 1908)

2 / A5

Geen tegenstelling zo groot als tussen de eenvoud van de grafzerk van de legendarische beeldhouwer en het exuberante van zijn artistieke creaties. Maar dat is geen teken van bescheidenheid. Net als Titaan en Canova die dicht bij hun kunstwerken in de Dei Frari rusten, wilde Jef Laumbeuax begraven worden in het Hortapaviljoen aan het Jubelpark waar zijn grootste werk hangt: De menselijke driften. Die wens werd hem echter ontzegd. De Nimf van de Bocq, een schitterende expressie van vrijheid die op het binnenplein van het Stadhuis prijkt, is een kunstwerk dat onze gemeente dankt aan Lambeaux. 29


KUNSTENAARS PAULUS DE CHÂTELET, PIERRE, BARON (1881 – 1959)

47 / D4

SPEECKAERT LÉOPOLD (1834 – 1915)

35 / C5

Pierre Paulus is afkomstig van Châtelet, vlakbij Charleroi en is de schilder bij uitstek van de industrialisering. De industriële ontwikkeling rond de Samber, die zich een weg baant door de rook, valt niet los te denken van Turner die een belangrijke invloed zal uitoefenen. In 1911 tekende hij de befaamde haan die de Waalse vlag siert. In 1916 treedt hij toe tot de artistieke legerafdeling. In 1928 staat hij mee aan de wieg van de kunstenaarsgroep Nervia; de hernieuwde kennismaking vandaag toont het belang van die Waalse kunstenaars. In 1951 verhief koning Boudewijn hem in de adelstand. Pierre Paulus de Châtelet hield zich in Sint-Gillis actief bezig met de ontwikkeling van de kunst. Hier was het ook dat hij in 1959 overleed. Een van de parken en scholen van Sint-Gillis werden naar de baron vernoemd. De buste voor zijn graf is een werk van Adolphe Wansart.

Het monument is beschermd. Speeckaert schilderde landschappen, allegorische, historische en mythologische taferelen en stillevens. Op heel jonge leeftijd legde hij zich toe op het sociaal realisme. Samen met Félicien Rops maakte hij deel uit van een avant-gardistische groep die de zogenaamde “realistische” principes van Gustave Courbet overnam, een man die Speeckaert enorm bewonderde. Vele van zijn werken hangen in het Stadhuis van Sint-Gillis. Zijn oeuvre werd geschonken aan de gemeente Sint-Gillis. Op zijn graf staan een koffertje, twee paletten, penselen en vooraan laurierstruiken.

30


HET WERK VAN BEELDHOUWERS Heel wat kunstenaars creëerden interessante werken voor vroegere vooraanstaanden die vandaag in de vergetelheid zijn geraakt. Zo denken we aan:

SYLVAIN NORGA (1862 – 1968)

Deze beeldhouwer legde zich toe op de grafsierkunst wat hem de bijnaam “de grafsierder” opleverde. Op de begraafplaats zal zijn sierlijke klaagvrouw de aandacht trekken. Zij siert al sinds 1928 de zerk waaronder de leden van de familie Croughs-Schollaert liggen begraven. Norga tekende ook deze verwonderlijke hond op de sarcofaag van de familie GreimansDe Neuter ( 71 / D4) die vandaag in de anonimiteit is verdwenen. Voor de intussen eveneens in de vergetelheid geraakte familie Huylebroeck-Ney ( 61 / E2) ciseleerde de “grafsierder” het bronzen reliëf van een gesluierde klaagvrouw die met een heel opmerkelijke emotie, enkele rozen legt op de grafkelder.

PAUL DUBOIS (1821 – 1905)

53 / D3

FRANZ VAN HOOF (1873 – 1963)

62 / E6

Voor de familie Fourneaux-Liénart maakte de befaamde Franse beeldhouwer en tijdgenoot van Auguste Rodin, in 1930 een aangrijpende, halfnaakte klaagvrouw. Haar verwarde kleding en dito haren zetten haar ontreddering volop in de kijker.

Voor het echtpaar Jeanne Tolleneer en Gustave Eylenbosch, die respectievelijk in 1946 en 1943 overleden, maakte de beeldhouwer uit Schaarbeek een verbluffende klaagvrouw in wit marmer die op een blauwe steen van het type petit granit werd geplaatst. Als een boetvaardige zit zij geknield en onder smart gebukt onder de trotse beeltenis van haar echtgenoot van wie zij alleen door de dood is gescheiden.

31


HET WERK VAN BEELDHOUWERS HENRI PUVREZ (1893 – 1971)

22 / E2

De beeldhouwer creëerde een Afrikaans aandoende en onschuldig ogende “Bloemendraagster” die hulde brengt aan de families Meunier-Lambillotte en Losseau-Stevens. Henri Puvrez wordt samen met Oscar Jespers, Jozef Cantré en Charles Leplae, beschouwd als een van de voornaamste Belgische beeldhouwers van zijn tijd.

ANONIEME KUNSTENAARS

Een aantal ronduit prachtige monumenten voor overledenen van wie er geen spoor meer overblijft, zijn niet gesigneerd. De scène waarin de man afscheid neemt van zijn vrouw en kind is heel aangrijpend (Antoine Bolongaro en Marie d’Ester - 51 / D3). Een jonge vrouw kronkelt van smart op het graf van de familie Evrard-Bougeau ( 66 / C3). Maar er zijn niet alleen klaagvrouwen op de begraafplaats. De jonge man op het graf van de familie Huart-Tegelbeckers ( 27 / F3), met een roos in de hand, wekt een ijzige huivering op. 32


ONDER DE WAPENS TOMBEUR DE TABORA, CHARLES (1867 – 1947)

58 / D3

De Openbare Weermacht van Belgisch Congo nam onder aanvoering van generaal Tombeur in 1916 voor het eerst deel aan grootscheepse operaties. Einde juni 1916 bezette dat leger het volledige Rwandees grondgebied. Op 19 september 1916 werd de beslissende overwinning binnengehaald tijdens de slag om Tabora, een belangrijke stad in Oost-Afrika die toebehoorde aan de Duitsers. Generaal Tombeur werd door Koning Albert in de adel verheven onder de naam Tombeur de Tabora. Hij overleed in 1947 en werd in de galerij van de crypte bijgezet. In september 2016 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het midden van het ereperk 14-18. In 1951 werd een monument met een bronzen buste van Jacques Marin aan de Parklaan van Sint-Gillis aan hem opgedragen.

DEMEY, JOSSE (1892 – 1921)

8 / B4

EMPAIN, MARIUS (1896 – 1918)

6 / B4

Deze kapitein van het 9e Linie regiment en oorlogsinvalide overleefde de Wapenstilstand nauwelijks drie jaar. Beeldhouwer Norga creëerde dit reliëf waarop een gedecoreerde jonge soldaat staat afgebeeld met op de voorgrond zijn vaandel, helm, sabel en bajonet. De eiken- en laurierbladeren aan zijn voeten vervolledigen dit tableau.

Deze oorlogsvrijwilliger en onderluitenant is een telg van een familie industriëlen uit de streek van Binche. Hij kwam tijdens de vijandige bombardementen op Nieuwpoort om het leven. Zijn ouders lieten “en honneur à notre glorieux fils” (“ter ere van onze roemrijke zoon”) een standbeeld voor hem optrekken. Een vrouw die uit de Oudheid lijkt op te rijzen schrijft het grafschrift; in haar andere hand draagt ze een krans. Paginas 34-35 : Op een gedenksteen, centraal in het ereperk voor gesneuvelde soldaten van de Eerste Wereldoorlog, werden hun medaillons samengebracht. 33


34


35


ONDER DE WAPENS FOULON, FÉLIX (1864 – 1937)

33 / E5

Commandant op rust en oud-kolonist. Op het graf ligt hij afgebeeld in zijn galatenue voorzien van alle decoraties. Zijn echtgenote werd na haar overlijden in 1955 naast hem begraven.

MAES, ALBERT (1859 – 1915)

46 / C4

Deze generaal-majoor van de artillerie was van 1910 tot 1914 adjudant van koning Albert 1 en opperbevelhebber van het belegerde Antwerpen tot de stad na twee maanden heldhaftig verweer op 10 oktober 1914 viel. Net voordat de laatste forten vielen en de burgemeester van Antwerpen de vijand liet weten te capituleren, had de Koning de militaire staf en de meerderheid van de militairen gelast om de stad te verlaten en op te trekken naar het IJzerfront. De commandeur uit de Kroonorde keerde door ziekte verteerd terug naar Sint-Gillis waar hij op 31 augustus 1915 stierf. Zijn echtgenote, Louise Thiery (1865 – 1934), liet deze indrukwekkende kapel in neoromaanse stijl van de hand van architect Maurice Van Ysendyck oprichten ter nagedachtenis van haar echtgenoot en hun dochter Suzanne die in 1914 aan een ziekte overleed. Ook de Sint-Suzannakerk in Schaarbeek met het nog steeds modern ogende beton is een eerbetoon door Louise Thiery aan haar dochter.

MULS, CHARLES (1896 – 1917)

74 / D5

Medaillon als eerbetoon aan deze korporaal van het 5e Linie regiment, gesneuveld aan het IJzerfront.

36


VERZETSSTRIJDERS EN VRIJWILLIGERS DUCHAINE, CHRISTINE (1902-1985)

5 / A4

Christine Duchaine, die in Sint-Gillis werd geboren, was arts in het sanatorium Prince Charles van Oudergem. Al bij het uitbreken van de oorlog redde zij Joodse kinderen door hen onder een valse identiteit in het sanatorium op te nemen. Zo konden ze aan de Duitsers ontsnappen. Tussen 1942 en 1944 redde ze een honderdtal kinderen. De vrouw overleed in Vorst op 21 maart 1985.

HET FRAITEUR MONUMENT

45 / C4

Arnaud Fraiteur (1924-1943) was verbindingsagent van het Onafhankelijkheidsfront (OF). Hij was betrokken bij verschillende operaties waaronder de moord op de journalist Paul Colin, notoir collaborateur en pro-Duits journalist. De man werd actief gezocht, verraden, gefolterd en op 10 mei 1943 in het Fort van Breendonk opgehangen. Hij was 19 jaar. Aanvankelijk lag Arnaud Fraiteur begraven op het Ereperk der Gefusilleerden aan de Kolonel Bourgstraat in Schaarbeek. Later werd hij opgegraven en op 7 juni 1945 bijgezet in de familiekelder. Zijn verklikkers werden als echte verraders in de gevangenis van Sint-Gillis in de rug gefusilleerd. Een van hen, Paul Herten, die op 13 november 1944 werd terechtgesteld, zal op enkele meter van het Fraiteurmonument worden begraven.

MICHEL, JOSEPH-JEAN (1890 – 1974)

57 / D3

J.-J. Michel ging al op 10 jarige leeftijd als fabrieksarbeider aan de slag en belandt op zijn 24ste aan het front waar hij zwaar gewond raakt. Na de oorlog wordt hij zakenman, maar blijft zich inzetten voor de oud-strijders en sluit zich tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bij het verzet. Als Voorzitter van het Nationaal Eenheidsfront der Oud-strijders nam hij het initiatief om in Sint-Gillis een ereperk voor de strijders van 14-18 aan te leggen. Omdat de overheid hem hierin niet volgde, bestormde hij op een mooie avond samen met zijn vrienden de zaal van de Gemeenteraad. Hij zou de zaal niet verlaten voor hij een stemming verkreeg. De school aan de Bordeauxstraat is aan hem opgedragen. Zijn stoffelijk overschot werd begraven aan de voet van de eremast van het perk 14-18.

RABINOWICZ, LEIB (1918-1943)

68 / C3

Als lid van het Belgisch Partizanenleger, dat voortsproot uit de communistische partij, was Rabinowicz betrokken bij tal van gewapende feiten, waaronder de sabotage van fabrieken en de executie van Duitse soldaten of collaborateurs. Tijdens een van die acties liep hij fatale verwondingen op.

37


VERZETSSTRIJDERS EN VRIJWILLIGERS JACQUEMOTTE, JOSEPH (1883 – 1936) 29 / F4 De jonge Joseph Jacquemotte groeide op in een arbeidersgezin en sluit zich al heel vroeg aan bij de militanten. Als stichtend-lid, nadien algemeen secretaris van de Kommunistische Partij van België (PCB), directeur van de Roode Vaan, was hij de gangmaker van alle sociale en politieke disputen van de eerste helft van de 20ste eeuw. Het monument is van de hand van de progressieve architecten, Fernand en Maxime Brunfaut, die ook de zetels van de socialistische kranten de Vooruit in Gent en Le Peuple, in Brussel, ontwierpen. Het borstbeeld is van de hand van Dolf Ledel. Het eerbetoon aan de militant is behoorlijk bombastisch. Twee vertegenwoordigers van het volk dragen het symbool van het communisme, de ster die een zuil omsluit waarop het borstbeeld van de communistische leider staat. In de grafzuil zijn een sikkel en een hamer gegraveerd.

VRIJWILLIGERS VAN DE INTERNATIONALE BRIGADES

28 / F3

In 1976 werd een grafzuil geplaatst ter nagedachtenis van de vrijwilligers van de internationale Brigades die naar Spanje trokken om er tegen de legers van generaal Franco te strijden. Radicaal links dat sterk vertegenwoordigd was in de gemeente, steunde vanaf 1936 het Frente Popular en was tijdens de Tweede Wereldoorlog een drijvende kracht achter de grootste verzetsorganisatie, het befaamde OF (Onafhankelijkheidsfront). Al in 1976 riepen verschillende vroede vaderen van de gemeente die krachtig weerstand boden tegen de wrede dictatuur van de “Caudillo” op om het monument op te richten. Het monument verbindt zes palen met daarop de namen van de slagen van de Spaanse burgeroorlog: Caspe-Ebro, Guadalajara, Guadarrama, Jarama, Huesca, Madrid.

38


DE POLITICI VAN SINT-GILLIS

BERNIER, FERNAND (1864-1929)

70 / D4

Deze journalist en schrijver publiceerde in 1904 het eerste werk over de geschiedenis van Sint-Gillis (Monographie de la commune de Saint-Gilles, uitgegeven door P. Weissenbruch, 1904). In zijn voorwoord drukt hij de hoop uit zijn werk te kunnen aanvullen. We moeten nog 110 jaar wachten voordat een nieuw algemeen boek over de gemeente het daglicht ziet (SintGillis, Acht eeuwen geschiedenis(sen), uitgegeven door Mardaga, 2016). Fernand Bernier was lange tijd gemeenteraadslid en schepen en werd uiteindelijk de burgemeester met het kortste mandaat: hij overleed op 8 september 1929, het jaar waarin hij tot burgemeester werd benoemd. Hij is de broer van de schilder Géo Bernier. Een van de straten in de gemeente is naar hem vernoemd.

BOSQUET, GUSTAVE (1801 – 1876)

21 / E2

Het monument is beschermd. Liberaal afgevaardigde en schepen van Sint-Gillis in 1836. De kapel in natuursteen (uit de steengroeve van Nutons, bij Spontin) die aan hem is opgedragen, is klassiek geïnspireerd; getuigen daarvan de Dorische zuilen, het kroonwerk en een driehoekig fronton. Ze is van de eclectische architect Hubert Marcq. Een van de straten in de gemeente is naar hem vernoemd.

BRÉART, ANTOINE (1851-1935)

54 / D3

Deze liberale politicus was eerst schepen van Financiën en later, met name tijdens de periode van de bezetting van de Groote Oorlog, burgemeester van Sint-Gillis. Een van de straten in de gemeente is naar hem vernoemd.

39



COENEN, LOUIS (1881 – 1965)

26 / F2

Als socialistisch militant van het eerste uur zal Coenen vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog hiervoor een prijs betalen. Hij werd in 1912 gemeenteraadslid en zou blijven zetelen tot 1959. Intussen was hij ook schepen van Openbare werken en droeg van 1947 en 1953 de burgemeesterssjerp. Als actief verzetsstrijder wordt hij door het bezettingsleger gearresteerd en gevangen genomen. Een van de straten van SintGillis draagt zijn naam.

DEFNET, GUSTAVE (1858 – 1904)

4 / B4

Defnet trok als 14-jarige in de leer bij een letterzetter. In 1890 trad hij toe tot de gemeenteraad van Sint-Gillis. Later bekleedde hij ook een schepenambt en in 1894 werd hij een van de eerste socialistische afgevaardigden in de Kamer. Het Defnet monument werd opgericht door de Alliance des Carriers van Modave. De stijl is art nouveau geïnspireerd. Een van de straten van Sint-Gillis draagt zijn naam.

DEJAER PAUL (1840 – 1893)

41 / B5

Deze landmeter van opleiding vervoegde al vrij snel de liberale partij. Eerst was hij gemeenteraadslid, vervolgens werd hij schepen en van 1882 tot 1893 was hij burgemeester van Sint-Gillis. Hij zette zich politiek sterk in voor de ontwikkeling van het openbaar onderwijs en was ook pleitbezorger voor de bouw van ziekenhuizen. Een van de straten in de gemeente is naar hem vernoemd. <

C2/D2

41


DE POLITICI VAN SINT-GILLIS VANDERSCHRICK, FAMILIE

MORICHAR, LOUIS (1858 – 1939)

69 / C4

Deze advocaat en humanist werd al heel vroeg opgenomen in de rangen van de liberale partij. Morichar maakte naam en faam als schepen van het Openbaar Onderwijs en Schone Kunsten (1893 en 1920). Verder was hij ook provincieraadslid en onvoorwaardelijk voorvechter van het openbaar onderwijs; hij liet basisscholen bouwen en riep het eerste netwerk van het gemeentelijk secundair en de “4e” graad in het technisch en beroepsonderwijs in het leven. Ook de Muzieken tekenacademies en het volwassenonderwijs zijn instellingen die Sint-Gillis aan hem te danken heeft. Een van de pleinen in Sint-Gillis draagt zijn naam.

42

40 / B5

Als telg van een familie grootgrondbezitters was Égide Vanderschrick burgemeester van 1825 tot 1840. Datzelfde jaar nog volgde zijn zoon Jean hem op die zou aanblijven tot 1860. Van 1896 tot 1899 nam zijn kleinzoon Ferdinand de fakkel over. Dit trio drukte zijn stempel op de stedenbouwkundige ontwikkeling van de gemeente. Een van de straten in de gemeente is aan hen opgedragen.

VAN MEENEN, MAURICE 65 / C3 (1848 – 1909) Deze grote figuur uit de geschiedenis van Sint-Gillis zetelde als afgevaardigde van de liberalen in de gemeenteraad. Al vrij snel trok hij het ambt van schepen van Openbaar onderwijs naar zich toe. Vanaf 1893 droeg hij de burgemeesterssjerp. Onder impuls van Van Meenen breidt de gemeente uit. Er worden nieuwe gronden aangekocht en de terreinen ten zuiden van Sint-Gillis worden verstedelijkt. Tijdens zijn ambtstermijn als burgemeester wordt op het gemeenteplein dat zijn naam draagt het imposante Stadhuis ingehuldigd.


DE SPORTERS BOIN, VICTOR (1886 – 1974)

60 / E2

Victor Boin werd al heel jong kampioen; de latere veelzijdige sportman sleepte op de leeftijd van twee jaar een eerste prijs binnen: die van een schoonheidswedstrijd. Als zwemmer en schermer mocht hij tijdens de Olympische Spelen van Londen in 1908 een zilveren medaille in ontvangst nemen. In 1912 kreeg hij in Stockholm de bronzen medaille voor waterpolo omgehangen. Hij was de eerste Olympische atleet ooit die de Olympische gelofte aflegde; dat gebeurde tijdens de OS van Antwerpen in 1920. “Wij zweren als loyale sporters deel te nemen aan de Olympische spelen, ons nauwgezet te houden aan de reglementen, en ons ridderlijk te gedragen ter ere van onze landen en ter glorie van de Sport”. Op die Spelen behaalde hij met zijn degenteam de zilveren medaille. Het zwembad aan de Wipstraat is aan hem gewijd.

MASUY, MARCEL (1909 – 1955)

25 / F2

De kampioen motorsport kwam bij een sidecarrace tijdens de Grote Prijs van Senigallia (Italië) om het leven. In het Zwitserse dagblad L’impartial van 2 augustus 1955 stond te lezen: “De Belgische motorrijder Marcel Masuy kwam om het leven tijdens de sidecarrace die zondagnamiddag plaats vond op het circuit van Senigallia. De motor van Marcel Masuy, een Norton 500, ging onderuit in de bocht van Molinella en belandde in een weide. Marcel Masuy was op slag dood; de Italiaan Marino Saguato, die in de sidecar zat, raakte slechts lichtgewond en werd overgebracht naar het ziekenhuis van Sanigalia”. Op zijn graf prijkt zijn palmares.

43


VOORAANSTAANDEN EN ONBEKENDEN CASQUINHA -MARRO (1931-2013)

12 / B2

Dit recente graf is door de typisch Portugese azulejos (faïencetegels) niet alleen bijzonder mooi, maar is ook heel kenmerkend voor het feit dat vrijwel alleen nog Zuid-Europeanen hun geliefde begraven.

DEJONCKER, JEAN-PHILIPPE

39 / B5

Deze mecenas en eigenaar van heel wat vastgoed liet de gemeente een enorm legaat na. Samen met Gustave Bosquet en Jean-Baptiste Jourdan was hij de stuwende kracht achter de verstedelijking van de Louizawijk medio 19e eeuw. Geruime tijd na zijn dood, in 1869, werd te zijner nagedachtenis een “tempel” in antieke stijl opgetrokken. Die bestaat uit een dikke sokkel met zuiltjes rond een urne die schuil gaat onder een kapiteel met helemaal bovenaan een recht opstaand kruis. Een van de straten in de gemeente is aan hem opgedragen.

44

DUMORTIER, VALÈRE (1848 – 1903)

HOGUET, FAMILIE 64 / D3

Het monument is beschermd. Als hoofdarchitect van de provincie Brabant en voorzitter van de oudste professionele beroepsvereniging voor architecten in België (de société centrale d’architecture de Belgique) ontwierp Valère Dumortier het Justitiepaleis van Nijvel en twee neogotische huizen aan de Ducpétiauxlaan in Sint-Gillis. In 1899 legt hij een voorstel voor om het Noord- en Zuidstation te verbinden. Zijn monument werd na een internationale inschrijving verwezenlijkt. Het medaillon met de beeltenis van de overledene is van Charles Samuel, Belgisch beeldhouwer en penningsnijder De Brabançonne, Surlet de Chokierplein te Brussel). De overledene rust in het gezelschap van de symbolen van de architect en de vrijmetselaars: een waterpas en een passer.

52 / D3

“Hoguet vous plaît! “. Dit moet een van de oudste reclamespots voor een familiebedrijf uit de Belgische radiogeschiedenis zijn. Maison Hoguet vestigde haar hoofdkwartier in 1929 aan de Romestraat in Sint-Gillis. De toenmalige baas, Jean Hoguet, liet er een schitterend gebouw in art deco optrekken waar hij de spinnerij, zijn kantoren en het privé-appartement van de directeur onderbracht. De opslagplaatsen lagen langs de Waterloosesteenweg. De erfgenamen van de familie Hoguet lieten dit schitterende bouwwerk in 1970 na aan de gemeente op voorwaarde dat het voor culturele activiteiten zou worden bestemd. Vandaag zijn de gemeentelijke bibliotheek en het Maison du Livre hier gevestigd. Alfred Courtens, Brussels beeldhouwer graveerde in 1937 het profiel van de patriarch, Alexandre Hoguet (1888 – 1935), op het graf. Zijn vele familieleden rusten aan zijn zijde.


VOORAANSTAANDEN EN ONBEKENDEN JANSON, MARIE (1873-1960)

63 / D2

Marie Janson had uit haar huwelijk met de dramaturg Paul Spaak vier kinderen onder wie Paul-Henri Spaak en de grote scenarist, Charles Spaak. De vrouw was heel actief tijdens de Eerste Wereldoorlog en trad toe tot de Belgische Werkliedenpartij. In 1921 werd ze lid van de Gemeenteraad. Op een ogenblik dat vrouwen zelfs nog geen stemrecht hadden, verkoos de top van de BWP haar tot gecoöpteerd senator. Zij zette zich voornamelijk in voor onderwijs, kinderwelzijn en kwam op voor de vrouw. Verder richtte ze de Socialistische Vooruitziende Vrouwen op. Haar lichaam werd in de “gewone grafkuilen” op perk 6 begraven. Er is dus sinds lange tijd geen spoor meer van haar graf.

JANSSEN, LÉON (1849 – 1923)

73 / D5

Léon Janssen was van 1888 tot 1921 directeur-generaal van de Tramways bruxellois. Onder zijn leiding breidde het net aanzienlijk uit. Om de verdere ontwikkeling van de stad in de hand te werken trok hij het door tot de wijken van de voorstad. Als hoofd van de spoorwegen of trammaatschappij in Argentinië, in Oostenrijk, in Italië, in Spanje, in Frankrijk, in Syrië, in China en in Congo, is hij een van de sterkhouders van het elan van de Belgische transportindustrie. De bevallige, gesluierde vrouw die op de trappen van dit enorme familiegraf ligt, is van de hand van een anonieme kunstenaar.

PIRENNE HENRI (1862 - 1935)

19 / E2

Henri Pirenne is auteur van het monumentale werk Histoire de Belgique en daarmee vermoedelijk de meest befaamde historicus van België. Als inspirator van de Franse historische school Les Annales, was hij ook een van de grote namen van het geweldloos verzet tijdens de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlog verschenen zijn “Souvenirs de captivité en Allemagne”.

45


VOORAANSTAANDEN EN ONBEKENDEN SCHOOVAERTS, FRANÇOIS (1864 – 1921) 11 / C3 De parochianen van Sint-Gillis droegen de kanunnik die van 1911 tot aan zijn overlijden pastoor was in Sint-Gillis op handen. Op hun vraag maakte een anoniem beeldhouwer een prachtig mausoleum in blauwe hardsteen.

SMITS – MULLIER, FAMILIE

42 / C4

De grootte van dit monument is symptomatisch voor een periode waarin smart en rouw centraal stonden. Adrien Smits opende een zijdefabriek aan de Munthofstraat 124. Bij de dood van zijn vrouw vroeg hij de burgemeester de toestemming om een monument op te 46

richten dat een van de meest kunstzinnige en voornaamste monumenten van de begraafplaats werd. Het monument stelt een jonge vrouw voor die in een sluier gehuld gaat. Heel bevallig richt ze haar blik op de einder, alsof ze kijkt naar de eeuwigheid. Op het monument staat het volgende te lezen: “A une mère. L’amour et le travail partagèrent sa vie. Son cœur fut simple et bon, généreux et charmant. Elle dort hélas ! Elle nous est ravie et ses enfants en pleurs l’appellent vainement.” (Aan een moeder wier leven bestond uit liefde en werk. Ze was eenvoudig, goed, hartelijk en charmant. Helaas slaapt ze nu. Zij maakte ons heel gelukkig. Haar kinderen roepen

haar tevergeefs). Het werk in brons is van de beeldhouwer en inwoner van SintGillis, Eugène Canneel, (1888 -1966). Hij maakte onder andere ook beelden voor het stadhuis van Sint-Gillis.

STAPPERS, FAMILIE

10 / C3

Het monument is beschermd. Dit monument werd opgericht voor een welgestelde familie van Sint-Gillis en wijst op de drang om zich te onderscheiden. Het monument bestaat uit een hoge sokkel van acht zuiltjes in wit marmer, een kroonwerk in natuursteen en daarboven een koepel. Tussen de zuiltjes schuilt een engel in een roestkleurige terracotta.


VOORAANSTAANDEN EN ONBEKENDEN WISKEMANN, FAMILIE

VANDENBERGEN, ANNA 37 / C5 (1841 – 1887) Wie de vrouw was, zullen we wellicht nooit achterhalen, maar op haar graf prijkt het oudste grafschrift van de begraafplaats. Bovendien getuigt haar sarcofaag van rotsblokken gehuld onder een sluier, van een bijzondere eenvoud. Bovenop haar graf staat een kruisbeeld.

WALSCHAERTS, EGIDE (1820 – 1901)

59 / D3

huidige Heldenplein) produceerde Walschaerts drijfwerk en mechanische machines. Op zijn graf, een creatie van de Brusselse beeldhouwer Ernest Salu (1909-1987), graveerde Pierre Theunis (1883 – 1950), een penningsnijder uit Schaarbeek, een reliëf in wit marmer. De naakte jonge vrouw zit geknield te mediteren. Maar zelden zie je wit marmer dat zo schittert. Een van de straten in de gemeente is naar hem vernoemd.

WALTER

43 / C4

Deze hele oude familie edelsmeden was gespecialiseerd in zilverwerk en vestigde zich in 1873 in Brussel. Ook vandaag is deze familie nog actief. Aan de voet van een grafzuil ligt een elegante vrouw in brons. Verder wordt de zuil gesierd met een bloemenkrans en instrumenten van de edelsmid. Dit is een werk van beeldhouwer Hippolyte Le Roy, uit 1909.

23 / E2

Niet meer dan een voornaam op een graf, Walter. Walter: de liefde moet groot zijn geweest.

Dit is de ingenieur van de Belgische spoorwegen die een revolutionaire uitvinding op zijn naam schreef. Vanaf 1870 zouden de meeste stoomlocomotieven ter wereld worden uitgerust met de Walschaertsstoomverdeling: een overbrenging die de openingsduur van de in- en uitlaatkleppen regelde. In de ateliers op het nummer 62 van het toenmalige Constantinopelplein (het 47


Is het niet ongepast toe te geven dat je iets met begraafplaatsen hebt? Wel, ik beken dat begraafplaatsen me al lang bekoren. En dat om verschillende redenen: Omwille van de stilte, de kalmte, de rust, de ingetogenheid. Omwille van de poëzie die uitgaat van heel wat graftombes. Omwille van de vele pagina’s lectuur en de foto’s, de namen en de data. Omwille van de graftombes, de eenvoudige grafheuveltjes of de kelders. Omwille van de geschiedenissen die ze schetsen of die je er zelf kan bij kan verzinnen. Omwille van de verbittering die ze uitstralen (“Waarom zoveel haat" las ik op een graf ) Omwille van de gebogen, onhandig gelaste kruistekens die de gebaren van de makers oproepen. Omwille...Omwille...Mijn liefde voor begraafplaatsen is eindeloos... Les balades de Lison, http://balades-lison.blogspot.be/

48


30 / F4

44 / C4

Een grafsteenboek, een eenvoudig, pakkend gedicht, een klaagvrouw die in het lezen is verdiept, sieren de art-nouveaugrafkelder van Eugène Verheggen. Links, de radeloze blik, ontzetting en smart tegelijk, van de klaagvrouw op de grafzerk van de familie Smits-Mullier.

13 / C3

14 / D2

49


Als ik aan de marmeren of granieten graven sta die hun overblijfselen verbergen, praat ik niet met hen, stel ik hen geen enkele vraag. Ik praat dan tegen mezelf,... over hen. Bertrand Beyern, MÊmoires d’entre-tombes (Cherche-Midi Uitgeverij)

50


Ontwerp en coördinatie: Pierre Dejemeppe Redactie Pierre Dejemeppe et Jean-Pierre De Staercke Foto’s Roberta Saviane Design Teepee/Thierry De Prince Vertaling Erik Springael Verantwoordelijke uitgever Charles Picqué, 39 Van Meenenplein, 1060 Saint-Gillis. Met dank aan Michel Hecq en de personneel van de begraafplaats : Georges Angeli, David Baligand, Alain Coomans, Georges Casellas, Jacques Menu, Tobie Moimont, Alain Norre en Lucas Van Lancker ; Catherine Avakian, Jean-Jacques Bouchez, Julien Casimir, le Centre des Archives du communisme en Belgique ; le collectif Garcia Lorca ; Anne De Cannière ; Guy Delepeleere ; José Delsaute ; Maggy De Pootere ; José Gotovitch ; Marie-France Hannon ; Hélène Philippart ; Jean Puissant ; Cecilia Vandervelde ; Lucas Van Lancker ; Amandine Verheyleweggen ; Martine Wille. De begraafplaats van Sint-Gillis ligt aan de Stillelaan 72 in Ukkel. Ze is van maandag tot vrijdag van 08.00 tot 16.00 uur geopend voor het publiek; op zaterdag, zondag en feestdagen is ze telkens toegankelijk tussen 09.00 en 16.30 uur. Telefoon: 02/376.45.49. Bewaarder : Michel Hecq.

BIBLIOGRAFIE Bernier, Fernand, Monographie de Saint-Gilles, P. Weissenbruch, Bruxelles, 1904. Dejemeppe Pierre (dir.), Saint-Gilles, huit siècles d’histoire(s), Mardaga, Bruxelles, 2016. Jaumain, Serge (dir.), Dictionnaire d’Histoire de Bruxelles, Prosopon, 2013. Kempeneers, Joseph, Histoire d’Obbrussel Saint-Gilles, éditions Publimonde, Bruxelles, 1962. Vandervelde, Cecilia, Les champs de repos de la Région bruxelloise, édition de l’auteur, Bruxelles, 1997. Verhofstadt, Tom, Les galeries funéraires, une particularité des cimetières bruxellois, in Bruxelles Patrimoines, n°008, novembre 2013, pp. 50-67.

51


De begraafplaats van Sint-Gillis strekt zich achter het crematorium van het Brussels Gewest over een oppervlakte van 11 hectare uit langs de Stillelaan. Hoewel nog veel te weinig is gekend, loont het beslist de moeite om er even stil te staan bij de schoonheid van de locatie en van de graven. De begraafplaats telt heel wat artistiek of historisch belangwekkende monumenten; zes daarvan zijn intussen beschermd. Hier wisselen de meest uiteenlopende stijlen zich af, gaande van gotisch over art deco, maar hier vallen net zo goed monumenten met een Etruskisch of art nouveau tintje te ontdekken. Het is een heus openluchtmuseum waar grafkapellen afwisselen met kunstige beeldhouwwerken, klaagvrouwen die eeuwig treuren, portretten die ons daar aan een soldaat herinneren en ginder aan een schilder. Zelfs voor huisdieren is hier plaats: een prachtige, in brons gegoten, hond, blijft zijn baasje trouw... tot in het graf.

Zo zijn er graven en werken van grote kunstenaars van het begin van de vorige eeuw, die onder meer het Stadhuis met hun kunst tooiden; Julien Dillens, Jef Lambeaux of nog Eugène Canneel zijn daar enkele voorbeelden van. Een wandeling op de begraafplaats voert langs het meest ondoorgrondelijke graf, dat van de schilder J.-J. Gailliard. Op zijn graf staat met stoel met op de rugleuning het volgende opschrift: “jrcommence”; of nog, langs het meest verrassende graf opgedragen aan Joseph Jacquemotte, oprichter van de Kommunistische Partij van België, en tot slot langs het meest eenvoudige, een steen en een voornaam: Walter. Onder leiding van Pierre Dejemeppe


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.