9 minute read

Seksuoloog

ken bij de uitzendingen. “Iedere uitzending hebben we gesprekken met cliënten over wat ze bezighoudt”, aldus Erwin. “Ze kunnen bij Severinus Live echt hun verhaal kwijt. Verder brengen cliënten onderwerpen in via de mail of een berichtje. Ook hebben we enquêtes uitgestuurd naar woonhuizen. De vraag was: hoe kunnen we de uitzendingen nog interessanter maken voor alle cliënten? Zo passen we de uitzendingen steeds aan.”

Severinus Live bereikte al snel de cliënten met een lichte tot matige verstandelijke beperking. Maar hoe maak je uitzendingen die ook aantrekkelijk zijn voor cliënten met een ernstige verstandelijke beperking? “Sanne van der Weegen van Vilans begeleidde vanuit de Innovatie-Impuls een student die hier onderzoek naar deed. Op vijf woonhuizen zijn toen theaterstukken uitgevoerd die we live streamden. Een deel van de bewoners beleefde het theater fysiek, een ander deel via de tv. Verder ontdekten we dat cliënten met een ernstige verstandelijk beperking het fi jn vinden om evenementen terug te kijken en mensen te zien die ze herkennen. Speciaal voor hen maken we ook zulke uitzendingen.”

Severinus Live is al met al een plek geworden waar bewoners elkaar kunnen vinden en uitgedaagd worden om nieuwe dingen te doen. “We geven mensen een podium waar ze kunnen schitteren, zodat ze beter in hun vel zitten.” Jos zit in ieder geval uitstekend in zijn vel bij Severinus Live. “Dj’en is waar ik voor ga. Als ik maar mensen blij kan maken.” |

Innovatie-impuls

Wil je meer weten over hoe Severinus de live-uitzendingen maakt? Neem dan contact op met Erwin Meinders via erwin.mein- e ders@severinus.nl. Lees meer over de ‘Innovatie-Route’, een hulpmiddel voor organisaties die zorgtechnologie willen inzitten, op www.kpgs.nl/ volwaardig-leven/innovatie-impuls. Innovatie-impuls is onderdeel van het programma Volwaardig Leven van het ministerie van VWS. Vilans en Academy Het Dorp helpen organisaties bij de vier fasen van de invoering van de technologie: verkennen, uitproberen, voorbereiden en in gebruik nemen: de ‘Innovatie-Route’.

ven van Volwaardig l

23

Welmoed Visser en Daphne Kemner bespreken seksuele onderwerpen uit de verstandelijk gehandicaptenzorg

Do roeien en ruiten

Erik zit zwaar ontevreden tegenover me. Ik nodig hem uit te vertellen wat er is. “Ben klaar met haar,” hij balt van boosheid zijn vuisten. Hij bedoelt Isa, waar hij nu ongeveer twee jaar een relatie mee heeft. Ze is niet mee dit keer.

Ik ken Erik al van voor zijn relatie met Isa. Hij meldde zich zo’n vijf jaar geleden, omdat er sprake leek van een seksverslaving. Hij kwam in problemen met porno kijken en vertoonde ongepast seksueel gedrag ten opzichte van vrouwen. Zijn diepe wens was om een echte seksuele relatie te krijgen. Daar hebben we het veel over gehad. Erik leerde hoe hij zijn opwinding door porno prettig voor zichzelf kon houden. Hij leerde wanneer porno kijken andere belangrijke activiteiten in zijn leven in de weg zat en wanneer niet. We werkten aan het vergroten van zelfwaardering. En hij leerde zich in sociale situaties zo te gedragen, dat er geen sprake meer was van ongepast seksueel gedrag. De behandeling kon met tevredenheid worden afgerond. Een half jaar geleden meldde hij zich opnieuw. Nu omdat er problemen speelden in de seksuele relatie. Een relatie krijgen was dus gelukt. Met Isa. Hun probleem zit in een verschil in verlangen. Isa houdt van eenvoudige seks en voor Erik kan het niet gek genoeg. Hij houdt van leren pakjes, samen porno kijken en dingen uitproberen. Het is geen eenvoudige behandeling, want alle twee komen ze nauwelijks van hun standpunt af. Isa vindt seks al snel viezig en Erik vindt gewone seks al snel saai. “Wat is er gebeurd?” vraag ik. Erik vertelt over de ruzies die ze steeds hebben. De ruzies ontstaan meestal over seksueel gedrag. Isa wil niet dat Erik haar zomaar aanraakt bij haar billen. Isa houdt van kriebelen op haar rug, dat vindt Erik saai. Erik wil geen gewone zoen, maar een tongzoen, dat wil zij niet. Isa gaat al slapen, terwijl hij nog samen seks wilde hebben. Uit frustratie is Erik weer meer porno gaan kijken. Hij voelt zich er slecht over. Isa heeft hem uitgescholden voor smerig mannetje. En nu wil ze helemaal niet meer aangeraakt worden door hem. Ik kijk naar hem. Van de zelfverzekerde man die hij zich voelde na de behandeling een aantal jaar geleden is weinig over. Ik zucht. Erik zijn diepste wens was het hebben van een echte seksuele relatie. Maar wat brengt het hem? Mijn gedachte is dat ze beiden beter af zijn zonder elkaar, maar ik weet dat dat niet aan mij is om te concluderen. Het is hun eigen proces. “Jullie zijn echt heel verschillend, hè?” merk ik voorzichtig op. Erik knikt en kijkt mij vastberaden aan. “Ja, precies. En daarom werken we er hard aan, want we passen bij elkaar.” Ik besef dat de relatie Erik nog altijd meer oplevert dan het hem kost. Mijn plek is om dat te respecteren en van daaruit beiden te blijven versterken. | Daphne Kemner, orthopedagoog-seksuoloog NVVS Prinsenstichting/Zodiak

24

Tekst Mariët Ebbinge Fotografie Eigen foto

Hondenbaasjes zijn gelukkiger

Het hebben van een hond kan het verschil maken voor mensen met een verstandelijke beperking. Uit een kleinschalig onderzoek bleek een opvallend hoge score in het psychologisch welbevinden van mensen met een verstandelijke beperking die een hond als huisdier hebben.

CCaroline Rosseel werkt als gedragsdeskundige bij Philadelphia. In 2013, toen nog werkzaam bij Arduin, analyseerde ze voor ‘Leren van casussen’ van het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) de casus van haar cliente: Evenwichtsdans met Elisabeth. Elisabeth vertoonde probleemgedrag. Het team dat zich om haar heen had verzameld, zocht een manier om dit gedrag te verminderen. De oplossing werd gevonden door de bejegening van de vrouw aan te passen en zaken in haar omgeving te veranderen. In diezelfde periode kreeg Elisabeth een hond, die achteraf ook een belangrijk aspect van dit succesverhaal bleek te zijn. Wat de invloed was van deze hond op het gedrag van Elisabeth heeft ze toen niet onderzocht. Een gemiste kans, vond Caroline. Toen ze twee jaar geleden de opleiding tot orthopedagoog-generalist begon, greep ze de mogelijkheid om dit wetenschappelijk te onderzoeken met beide handen aan. Voor haar studie onderzocht ze de invloed van het hebben van een hond op het psychologisch welbevinden van iemand met een verstandelijke beperking.

Wat is jouw eigen ervaring met honden?

“Ik ben een hondenmens. Wij hebben zelf een zwarte labrador. Ik ervaar dagelijks de weldadige invloed van haar op mij en mijn gezin. Dat geven veel mensen met een hond aan: door dat dier voelen ze zich gelukkiger.”

Hoe zag het onderzoek eruit?

“Ik legde 22 mensen met een licht verstandelijke beperking een gestandaardiseerde vragenlijst voor met 30 vragen die betrekking hebben op het psychologisch welbevinden. Dit waren mannen en vrouwen in verschillende leeftijden. Ze wonen in een 24-uurszorg woonvoorziening of krijgen ambulante zorg. Sommigen hebben een bijkomende aandoening, zoals een depressie, anderen niet. De vragenlijst vroeg naar hun ervaring op zes gebieden: autonomie, grip op omgeving, persoonlijke groei, betekenisvol leven, positieve relaties en zelfacceptatie. Er was ook een controlegroep van 22 mensen met een verstandelijke beperking zonder een eigen hond. Ook aan hen is de vragenlijst voorgelegd.”

Wat kwam er uit?

“Het onderzoek toont een statistisch verband aan tussen het hebben van een hond en het psychologische welbevinden van een persoon met een verstandelijke beperking. Ofwel: de mensen met een verstandelijke beperking met een hond gaven een significant (niet door het toeval bepaalde) hogere score op het psychologische welbevinden. Met zo’n kleine onderzoeksgroep is dat een opvallend resultaat, we hadden het daarom niet verwacht, maar wel gehoopt natuurlijk.

De vragenlijst vroeg naar hun ervaring op zes gebieden of subschalen: autonomie, grip op omgeving, persoonlijke groei, betekenisvol leven, positieve relaties en zelfacceptatie.

Alleen bij ‘grip op omgeving’ was er een significant verschil met de controlegroep. Bij de andere subschalen lijkt er wel een verschil te zijn, maar dat was niet opvallend. Volgens de regels van de statistiek kan je dan niet met

Onderzoekster en gedragskundige Caroline Rosseel met haar hond Diva

zekerheid zeggen dat dat verschil door de hond komt. Dat vond ik wel opvallend en kan ik niet verklaren. Ik had verwacht dat hondenbaasjes eerder een hogere score zouden geven aan ‘autonomie’ of ‘betekenisvol leven’.”

Kun je een voorbeeld geven waaruit het verband blijkt tussen hondeneigenaar zijn en iemands psychologisch welbevinden?

“Piet, een gefi ngeerde naam, is een goed voorbeeld. Hij is een man van 39 jaar die lijdt aan zware depressies. Op grond van de vragenlijst zou je denken dat de hond van Piet geen invloed heeft op zijn psychologisch welbevinden. Op alle zes subschalen scoorde hij negatief. Maar Piet gaf aan dat zijn hond het leven draaglijk maakt. Het is de enige reden dat hij op de been blijft en naar buiten gaat. Dit kwam niet naar voren uit de vragenlijst, maar zou je via andere onderzoeksmethoden kunnen meten. Daarom is er nu een kwalitatief onderzoek gaande met diepte-interviews bij 10 van de respondenten. Dit onderzoek doet een masterstudent van de Radboud Universiteit Nijmegen, onder leiding van Nienke Peters-Scheff er.”

Wat kunnen begeleiders leren van jouw onderzoek?

“Ik denk dat het goed is dat zij zich meer bewust worden van de positieve eff ecten die een hond kan hebben. Dat we vaker moeten nadenken over mogelijkheden. Een hond kan de stemming van mensen positief beïnvloeden, eenzaamheid en onvoorspelbaar gedrag verminderen. En mensen die in zichzelf teruggetrokken zijn, komen uit hun schulp en doen mee. Kortom: de kwaliteit van leven kan er door verbeteren.

Ik hoor iets soortgelijks ook van begeleiders die soms hun hond meenemen naar een woongroep of een dagbesteding. Zij vertellen mij dat door de aanwezigheid van de hond de sfeer gemoedelijker wordt. Mensen die gespannen zijn, worden rustiger. Ze maken contact met de hond en knuff elen hem. En ze gaan met elkaar over de hond praten. Via de hond kunnen ze soms ook makkelijker gedrag van clienten reguleren.”

Hoe belangrijk is jouw onderzoek?

“Het onderzoek toont aan dat hondenbaasjes met een verstandelijke beperking meer psychologisch welbevinden ervaren dan mensen met een verstandelijke beperking die geen hond hebben. Dat is een uitkomst waar de gehandicaptenzorg iets mee zou moeten doen. Daarnaast zie ik het verbeteren van de kwaliteit van leven als manier om probleemgedrag te verminderen, in plaats van een eenzijdige focus op het probleemgedrag zelf. Dit sluit ook aan bij de zelfdeterminatietheorie, die opgang maakt in de zorg. Deze zegt dat motivatie voor verandering alleen werkt als mensen autonomie, competentie en verbondenheid ervaren. Een hond kan invloed hebben op alle drie aspecten.”

Wil je hier verder mee?

“Zeker. Mijn onderzoek toont aan dat er verband bestaat tussen het hebben van een hond en psychologisch welbevinden. Het onderzoek toont niet aan dat er een oorzakelijk verband is: dus dat hondenbaasjes met een verstandelijke beperking door de hond gelukkiger zijn dan mensen met een verstandelijke beperking zonder een eigen hond. Het zou immers ook zo kunnen zijn, wat ik niet verwacht, dat gelukkige mensen een hond nemen. Ook heb ik niet onderzocht of het hebben van een hond probleemgedrag vermindert. Daar zou ik vervolgonderzoek naar willen doen.” |

Bij het onderzoek gebruikte Caroline Rosseel de Vragenlijst positief Psychologisch Welbevinden, Van Herwaarden & Peters-Scheff er uit 2021. Zoek op Klik.org op ‘Evenwichtsdans’ om het eerdere artikel over Elisabeth te lezen.

This article is from: