AccreDidact Psychiaters 2018

Page 1



Van solk naar somatisch-symptoomstoornis

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 1

12-02-18 15:00


Colofon Missie AccreDidact streeft ernaar kennis en inzicht bij medische beroepsbeoefenaren te verhogen en de ontwikkeling van het professioneel handelen te bevorderen door middel van onafhankelijke, geaccrediteerde nascholing. Verschijningsfrequentie De AccreDidact-programma’s voor psychiaters verschijnen viermaal per jaar. Accreditatie Dit programma is door de nvvp voor drie punten geaccrediteerd onder id 310643. Accreditatie geldt tot 22 februari 2020. Redactie Dr. K.P. (Koen) Grootens, hoofdredacteur Dr. C.S. (Carien) de Kloet Dr. R.F.P. (Remco) de Winter Auteur Prof. dr. C.M. van der Feltz-Cornelis, psychiater en epidemioloog Didactische adviesraad

Dr. A.N. Goudswaard Dr. F. A. van de Laar Drs. C.J. in ’t Veld

Uitgever

Léonie Kroos

Zetwerk

Coco Bookmedia, Amersfoort

Omslag

Verzweiflung van Edvard Munch (1894)

© 2018 AccreDidact, Houten Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enig andere manier, z­ onder voorafgaande toestemming van de uitgever. Algemene voorwaarden Leveringen en diensten geschieden volgens de Algemene Voorwaarden van AccreDidact, gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Utrecht op 12 mei 2014 onder nummer 30232746. Een exemplaar van deze voorwaarden zal op verzoek worden toegezonden. De voorwaarden zijn te raadplegen via www.accredidact.nl.

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 2

12-02-18 15:00


Inhoudsopgave Inleiding  4 blok a Diagnostiek a1 Somatisch-symptoomstoornis (sss) als nieuwe diagnostische categorie in plaats van solk  9 a2 Klinische presentatie  13 a3 (Differentiële) diagnostiek  18 blok b Behandeling b1 Psycho-educatie, shared decision-making en casemanagement  25 b2 Farmacologische behandeling  29 Actie en verantwoording Nadere bespreking van vragen en casuïstiek  33 Literatuur  36 Toets voor psychiaters 2018/1, Van solk naar somatisch-symptoomstoornis  40 Bijlagen  44 In uw online nascholingsdossier op www.accredidact.nl vindt u onder Aanvullende content en in de eLearning de volgende bijlagen:

– introductie op de nascholing door auteur Christina van der Feltz-Cornelis (video); – Christina van der Feltz-Cornelis bespreekt aan de hand van vier vragen de wijziging in de dsm-classificatie en wat de psychiatrie voor patiënten met somatisch-symptoomstoornis kan betekenen (video); – ssd-12 vragenlijst (pdf).

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 3

12-02-18 15:00


Inleiding De somatisch-symptoomstoornis is een nieuwe dsm-5-classificatie van lichamelijke klachten die gepaard gaan met onwel bevinden en disfunctioneren. Het is de opvolger van solk en somatoforme stoornissen, de dsm-iv-voorganger.{1 Waar bij solk en somatoforme stoornissen vooropstond dat de lichamelijke klachten waarmee de patiënt zich bij de arts presenteerde lichamelijk onverklaard moesten zijn, is dat vereiste bij de somatisch-symptoomstoornissen vervallen. Lichamelijke klachten zijn altijd wel op een of andere wijze te verklaren. Het onverklaard zijn werd vaak door verschillende artsen verschillend opgevat of zelfs onderling bestreden, en de omschrijving leidde nogal eens tot conflicten met de patiënt, die zich niet serieus genomen voelde. De dsm-5-commissie die de dsm-iv-sectie somatoforme stoornissen moest herzien, was zich hiervan zeer bewust en koos ervoor, na vele discussies met de beroepsgroep, om centraal te stellen hoe de patiënt omging met de lichamelijke klachten. Wat waren de emoties, cognities en het gedrag in relatie tot de lichamelijke klacht? Als die disfunctioneel waren, was dat een criterium om de klachten te classificeren als somatisch-symptoomstoornis. En dat kon zowel het geval zijn bij klachten die niet door een lichamelijke ziekte werden verklaard, zoals bij stressequivalenten, als bij lichamelijke klachten in het kader van een lichamelijke ziekte zoals diabetes en/of hart- en vaatziekten. Daarmee is het een frequent optredende aandoening die ook zeker in de psychiatrische praktijk voorkomt. Sterker nog, nu er geen strijd meer gevoerd hoeft te worden om de verklaring van de klachten, hoeft een verwijzing naar de psychiater voor de patiënt geen nederlaag meer te zijn. De mededeling dat zijn klachten onbegrepen zijn, hoeft niet meer te worden gedaan. De psychiater en de patiënt kunnen nu samen bedenken hoe de klacht het minst tot lijden kan leiden. Bovendien is de incidentie van deze nieuwe classificatie naar verwachting hoger dan die van de somatoforme stoornissen, omdat nu ook patiënten met gediagnosticeerde lichamelijke ziekten in aanmerking komen voor deze classificatie. Hierdoor is de kans dat de psychiater met deze klachten te maken krijgt toegenomen. De nieuwe classificatie somatisch-symptoomstoornis is in 2013 geïntroduceerd. De multi­ disciplinaire richtlijn solk en somatoforme stoornissen uit 2011{2 is daarmee verouderd, maar de zorgstandaard solk uit 2017{3 behandelt de somatisch-symptoomstoornissen helaas nog niet. Er is behoefte aan een richtlijn voor het omgaan met deze problematiek vanuit de nieuwe insteek, maar er is tot op heden geen nieuwe richtlijn voor somatisch-symptoomstoornissen ontwikkeld. Dit is in het licht van het belang van de hiervoor beschreven ontwikkeling een lacune. Daarom wordt in deze nascholing aandacht besteed aan de diagnostiek en behandeling van somatischsymptoomstoornissen, waarbij recente wetenschappelijke studies worden aangehaald en toegelicht. Nagebootste stoornissen zijn in de dsm-5 aan deze sectie toebedeeld, maar zullen niet in deze nascholing worden behandeld.{4

4

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 4

12-02-18 15:00


Inleiding

Doelstellingen van dit nascholingsprogramma Na afloop van deze nascholing: • kunt u een somatisch-symptoomstoornis definiëren, inclusief de verschillende subtypen; • bent u in staat de noodzakelijke diagnostiek te verrichten of onderzoek naar de achter­ gronden te indiceren; • kunt u relevante differentiaaldiagnostische afwegingen te maken; • bent u op de hoogte van de actuele evidentie voor de verschillende behandelinterventies; • bent u in staat gerichte keuzes te maken voor de meest passende behandeling van de patiënten met een somatisch-symptoomstoornis en bijkomende comorbiditeit. Opmerking Dit nascholingsprogramma is in twee gedeelten, blok a en blok b, door te werken. U zult daar ruim drie uur voor nodig hebben, waarbij wordt geadviseerd twee derde van de tijd aan blok a en een derde van de tijd aan blok b te besteden. Mogelijk beklijft de stof beter als u het programma in twee gedeelten doorwerkt Toets U krijgt voor deze nascholing punten toegekend als u de afsluitende toets succesvol (≥ 70% correct beantwoord) hebt afgerond. De toetsvragen zijn achter in deze uitgave te vinden. U kunt de antwoorden online invullen op www.accredidact.nl, onder Mijn dossier. Het besloten deel van de website is na inloggen bereikbaar. Nota bene Houd bij hoe lang u met dit programma bezig bent geweest. Het is voor de redactie van AccreDidact en voor de Accreditatiecommissie Bij- en Nascholing (abna) van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (nvvp) nuttig te weten hoeveel tijd u in totaal nodig hebt gehad om het gehele programma door te werken, de opdrachten uit te voeren, de vragen te beantwoorden en ten slotte alle vragen van de toets volledig en adequaat te beantwoorden. Als u de toets volledig hebt ingevuld, ga dan na hoeveel tijd u in totaal aan dit programma heeft besteed. Vul de totaal bestede tijd in bij de betreffende vraag na de toets. Over de auteur Christina van der Feltz-Cornelis, psychiater en epidemioloog, promoveerde in 2002 op onderzoek naar somatoforme stoornissen en het effect van psychiatrische consulten in de huisartsenpraktijk daarop. Zij was redacteur van het Handboek Somatisatie (2003, 2008).{5 Van de Multidisciplinaire Richtlijn solk en Somatoforme Stoornissen, die in 2011 uitkwam, was zij vicevoorzitter van de werkgroep.{3 Zij participeerde aan de discussie over de dsm-iv somatoforme stoornissen en leverde een actieve bijdrage aan het tot stand komen van de nieuwe criteria voor de dsm-5 sectie Somatisch-symptoomstoornissen.{6,7 Zij is medeauteur van het recent verschenen boek Behandeling van solk{8 en schreef samen met prof. Van den Eede het hoofdstuk over somatisch-symptoomstoornissen in het nieuwe Leerboek psychiatrie.{9 Sinds 2010 is zij bijzonder hoogleraar aan Tilburg University en leidt in die hoedanigheid ook het Topreferent Centrum voor Lichaam, Geest en Gezondheid, dat in 2014 het predicaat

5

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 5

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

topklinische zorg heeft gekregen van de Stichting topggz. Dit centrum is een last resort voor patiĂŤnten met somatisch-symptoomstoornissen. Zij beschrijft de samenhang tussen stress en lichamelijke klachten in haar boek Het stressbeeld.{10 Per 1 juli 2018 is zij benoemd tot hoogleraar psychiatrie en epidemiologie aan University of York. Belangenconflicten: Christina van der Feltz-Cornelis heeft in de periode 2009-2014 een trial uitgevoerd waarin de algoritmes zijn ontwikkeld die in deze nascholing worden beschreven. Die trial is gefinancierd door ggz Breburg, ggz InGeest, Arkin en Eli Lilly and Company. Het betrof een investigator initiated trial, cc:paindip. Eli Lilly and Company heeft geen invloed gehad op design, uitvoering, analyses en rapportage.

6

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 6

12-02-18 15:00


BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 7

12-02-18 15:00


BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 8

12-02-18 15:00


Diagnostiek a1  Somatisch-symptoomstoornis (sss) als

nieuwe diagnostische categorie in plaats van solk

Opdracht Beantwoord de vragen bij de casus met de kennis die u nu hebt, dus voordat u dit gedeelte van het nascholingsprogramma verder doorwerkt. Het is gebruikelijk dat u (nog) niet alle vragen (volledig) kunt beantwoorden.

Casus 1 Mevrouw Van Dongen De internist verwijst mevrouw Van Dongen naar u. Zij is 54 jaar, woont alleen en heeft diabetes mellitus die moeilijk instelbaar is. Zij heeft zich lange tijd goed aan de leefregels gehouden, maar de diabetesverpleegkundige heeft gemerkt dat zij zich de laatste maanden niet goed meer houdt aan de instructies voor haar dieet, bloedsuikerspiegelcontrole en het spuiten van insuline. Zij heeft minstens één keer per week een hypoglykemie, meestal ’s nachts, en klaagt over ernstige moeheid, waardoor zij tot niets komt. Zij maakte een sombere indruk en de internist verwijst haar naar u met de vraag daar wat aan te doen. Op uw spreekuur praat patiënte met monotone stem, kan moeilijk concreet worden bij specifieke vragen over de instructie die zij heeft gekregen over haar insulinegebruik, en klaagt over moeheid. Zij maakt zich verwijten dat zij ziek is geworden; volgens haar kwam dit door een doorgemaakte infectie op jonge leeftijd, waarmee zij niet naar de dokter is gegaan. Later bleek zij diabetes te hebben. Zij zegt tussen neus en lippen dat het voor haar allemaal niet meer zo hoeft, en dat zij denkt dat zij ten dode is opgeschreven. Op uw vraag of zij wel eens aan zelfdoding heeft gedacht, merkt ze schamper op dat dat met alle insuline in huis een fluitje van een cent zou zijn. Als u bij de internist informeert, blijkt de verwachting van patiënte, dat het snel met haar afgelopen zou zijn, niet overeen te komen met de inschatting van de internist. Zij heeft nog geen complicaties. Bij goede therapietrouw zou zij nog vele jaren kunnen leven met redelijke kwaliteit van leven. 9

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 9

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

a Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

b Noem drie mogelijke oorzaken voor dit toestandsbeeld.

Diabetes mellitus Diabetes mellitus komt veel voor en gaat gepaard met zowel lichamelijke als psychische complicaties. Lichamelijk kunnen zich bij diabetes retinopathie, polyneuropathie, renale schade en hartinfarcten voordoen. Psychische complicaties zijn een depressie maar ook cognitieve stoornissen. Ook in de fase dat er nog geen complicaties zijn opgetreden, kan zich bij diabetes mellitus de zogeheten ‘vermoeidheid der chronisch zieken’ voordoen. Er is veel kennis over diabetes en over de leefwijze die tot de minste klachten leidt. Patiënten kunnen een gevoel van autonomie ten opzichte van hun ziekte ontlenen aan het goed opvolgen van de leefinstructies. Bij goed ingestelde diabetes treden complicaties minder of later op, maar diabetes kan moeilijk instelbaar zijn. Wanneer een patiënt met diabetes één keer per week een hypoglykemie heeft, kan dat al tot chronische vermoeidheid leiden. Maar deze kan ook bij goed ingestelde diabetes optreden. Bekijk op www.accredidact.nl de video waarin auteur Christina van der Feltz-Cornelis ­antwoord geeft op de vraag wat de wijziging van de dsm-classificatie inhoudt. U vindt de video in uw online nascholingsdossier onder Aanvullende content en in de eLearning.

Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: van versie iv naar 5 De somatoforme stoornissen zoals omschreven in de dsm-iv hangen samen met begrippen als hypochondrie, conversie en somatisatie,{11 die een lange historie hebben. Ze hebben alle de gedachte gemeen dat een lichamelijke klacht voortkomt uit een onderliggend psychisch probleem,{12 waarover de patiënt vanuit weerstand niet zou kunnen praten, en waarvoor geen medische verklaring zou zijn. In de loop der jaren zijn er hierover grote controversen ontstaan,{13 tussen artsen onderling, en tussen patiënten en artsen. Artsen spraken elkaar nogal eens tegen over het al dan niet lichamelijk verklaard zijn van de klachten, wat tot verwarring leidde bij de patiënt. De uitleg dat de klachten onverklaard zouden zijn, leidde vaak tot een beledigd gevoel bij de patiënt, die zich niet serieus genomen voelde.{14 Ook merkten psychiaters dat dit concept moeilijk uit te leggen was aan collega-medisch specialisten.{15 Vanuit de huisartsgeneeskundige hoek werd er bovendien op gewezen dat somatiseren iets was wat de

10

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 10

12-02-18 15:00


a1  Somatisch-symptoomstoornis (sss) als nieuwe diagnostische categorie in plaats van solk

huisarts ook kon doen, door op zijn spreekuur alleen lichamelijke klachten serieus te nemen en snel naar medisch specialisten door te verwijzen.{16 Al met al was de beroepsgroep aan een revisie toe in de dsm-5. De somatoforme stoornissen zijn in de dsm-5 afgeschaft ten faveure van de somatischsymptoomstoornissen en aanverwante stoornissen.{1 Het onderscheid dat bij de somatoforme stoornissen werd gemaakt tussen de somatisatiestoornis, de ongedifferentieerde somatoforme stoornis en de somatoforme stoornis nao werd niet gehandhaafd in de dsm-5, omdat deze categorieën vaak bleken te overlappen. De oude somatisatiestoornis zou men nu classificeren als somatisch-symptoomstoornis, persisterend en ernstig. De oude ongedifferentieerde somatoforme stoornis als somatisch-symptoomstoornis, persisterend en licht en de oude somatoforme stoornis nao zou nu geclassificeerd worden als somatisch-symptoomstoornis, niet-persisterend en licht. De pijnstoornis als zodanig is vervallen, omdat het onderscheid tussen pijn vanwege psychologische factoren en vanwege somatische factoren, dat in de dsm-iv werd gemaakt, onhoudbaar is. De moderne onderzoeksbevindingen zijn dat pijn, of die nu ontstaat door psychische dan wel biologische factoren, in de hersenen op dezelfde plaats wordt gerepresenteerd. In de dsm-5 spreekt men in geval van chronische pijn als lichamelijke hoofdklacht van een somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn. Bij de nieuwe categorie somatisch-symptoomstoornissen ziet men de verklaring voor lichame­ lijke klachten in een bestaande lichamelijke aandoening, of in stress, die zowel lichamelijke als psychische klachten kan verklaren. Het in Nederland in 2011 geïntroduceerde gebruik van de term somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (solk) is om die reden niet zinvol meer, aangezien die term werd gebruikt in relatie tot het niet of onvoldoende verklaard zijn van de lichamelijke klachten. Vanuit het ziektebegrip{7 dan wel het stressconcept{8,17 is er voor deze klachten altijd een verklaring. Bij het classificeren als somatisch-symptoomstoornis richten de diagnostiek en de behandeling zich op de vraag hoe de patiënt over zijn klachten denkt en voelt en hoe hij ermee omgaat, of dat lijdensdruk geeft en tot disfunctioneren leidt. Somatisch-symptoomstoornis bij bekende somatische aandoening Mevrouw Van Dongen uit casus 1 zou onder de dsm-iv niet het predicaat somatoforme stoornis gekregen hebben, omdat de lichamelijke klachten samenhangen met de diabetes waarmee zij bekend is. Zij voldoet echter wel aan de criteria van een somatisch-symptoomstoornis. Ook patiënten met een ziekte als diabetes mellitus kunnen een somatisch-symptoomstoornis hebben, wanneer zij maar voldoen aan het B-criterium, en als dit maar het hoofdprobleem is. Indien iemand bijvoorbeeld ook depressieve klachten heeft, maar die later ontstaan zijn en het omgaan met de ziekte toch op de voorgrond staat, dan is de hoofddiagnose de somatisch-symptoomstoornis (sss), en de depressie wordt als comorbide stoornis geclassificeerd. In zo’n geval is er dus sprake van een dubbele diagnose. De classificatiecriteria voor de sss zijn in het kader vermeld.

11

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 11

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

Classificatiecriteria voor somatisch-symptoomstoornissen volgens dsm-5 A. Een of meer lichamelijke klachten waar de betrokkene onder lijdt, of die het dagelijks leven in significante mate verstoren. B. Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen samenhangend met de lichamelijke klachten of de hiermee gepaard gaande zorgen over de gezondheid, tot uiting komend in minstens een van de volgende kenmerken: 1 disproportionele en persisterende gedachten over de ernst van de klachten; 2 een persisterend hoge mate van ongerustheid over de gezondheid of de klachten; 3 het excessief veel tijd en energie besteden aan deze klachten of aan de zorgen over de gezondheid. C. Niet elke afzonderlijke klacht hoeft steeds aanwezig te zijn, maar het hebben van klachten op zichzelf is wel persisterend (meestal langer dan 6 maanden). Daarbij kan als volgt gespecificeerd worden. Met voornamelijk pijn (voorheen pijnstoornis) Deze specificatie geldt voor mensen van wie de klachten vooral bestaan uit pijn. Let wel, het onderscheid dat er was bij pijnstoornis, namelijk op basis van psychische of somatische f­actoren, is vervallen. Uit onderzoek blijkt dat zowel begrepen als onbegrepen pijn in h­ ersenen en ruggenmerg op dezelfde wijze en in dezelfde netwerken worden gemedieerd, en dat b­ ehandeling met antidepressiva, cognitieve gedragstherapie en revalidatie in beide gevallen werkzaam is. Persisterend Een persisterend beloop wordt gekenmerkt door ernstige klachten, duidelijke beperkingen in het functioneren en een lange duur, namelijk langer dan zes maanden. Actuele ernst Licht: slechts een van de in criterium B genoemde symptomen is aanwezig. Matig: er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig. Ernstig: er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig, en er zijn multipele lichamelijke klachten (of één zeer ernstige lichamelijke klacht). Actuele ernst Licht: slechts een van de in criterium B genoemde symptomen is aanwezig. Matig: er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig. Ernstig: er zijn twee of meer van de in criterium B genoemde symptomen aanwezig, en er zijn multipele lichamelijke klachten (of één zeer ernstige lichamelijke klacht).

12

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 12

12-02-18 15:00


a2 Klinische presentatie

Comorbiditeit Comorbiditeit komt vaak voor bij de somatisch-symptoomstoornis, zowel psychische comorbiditeit als lichamelijke en deze moet bij de somatisch-symptoomstoornis als comorbide aandoening worden omschreven. Daarbij geldt dat als de somatisch-symptoomstoornis alleen optreedt tijdens bijvoorbeeld een depressieve episode, deze moet worden gelabeld als depressie; als de stoornis ook daarbuiten optreedt dan wordt deze omschreven als somatischsymptoomstoornis met comorbide depressie.

Vragen 1 Kunt u nagaan aan welke classificatiecriteria voor een somatisch-symptoomstoornis mevrouw Van Dongen uit casus 1 volgens dsm-5 zal moeten voldoen en kunt u de casus daarop aanvullen?

2 Welke criteria had de laatste patiënt in uw praktijk bij wie een somatisch-symptoomstoornis was gediagnosticeerd?

a2  Klinische presentatie Opdracht Beantwoord de volgende vraag met de kennis die u nu hebt, dus voordat u dit gedeelte van het nascholingsprogramma verder doorwerkt. Vraag 1 Welke psychische stoornissen kunt u noemen waarin lichamelijke klachten op de voorgrond staan in de diagnostiek en de behandeling?

13

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 13

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

Casus 1 Mevrouw Van Dongen (vervolg) Mevrouw Van Dongen is 54 jaar, woont alleen en heeft diabetes mellitus die moeilijk instelbaar is. Zij heeft minstens één keer per week een hypoglykemie, meestal ’s nachts, en klaagt over ernstige moeheid, waardoor zij tot niets komt. Patiënte praat met monotone stem, kan moeilijk concreet worden bij specifieke vragen over de instructie die zij heeft gekregen over haar insulinegebruik, en klaagt over moeheid. Zij zegt tussen neus en lippen dat het voor haar allemaal niet meer zo hoeft, en dat zij denkt dat zij ten dode is opgeschreven. Zij heeft nog geen complicaties. c Welk aanvullend onderzoek is geïndiceerd in het kader van de diagnostiek en behandeling van mevrouw van Dongen?

Lichamelijke klachten bij psychische stoornissen Veel psychische stoornissen gaan vergezeld van lichamelijke klachten zoals vermoeidheid en pijn; bijvoorbeeld bij depressieve stoornissen en angststoornissen. Deze klachten maken zelfs deel uit van de criteria voor sommige van deze stoornissen, bijvoorbeeld van vitale depressies en de gegeneraliseerde angststoornis.{1 Het verschil tussen de vermoeidheid bij depressie en die bij de gegeneraliseerde angststoornis is dat de vermoeidheid bij depressie meteen bij het ontwaken bestaat, terwijl dat bij de gegeneraliseerde angststoornis niet het geval is, maar de patiënt wel klaagt over snelle vermoeibaarheid. Pijnklachten komen zowel bij depressies als bij gegeneraliseerde angststoornissen voor, en hebben bij de laatste het karakter van spierspanningsklachten. Bij depressies kunnen ook andere pijnklachten opspelen, bijvoorbeeld pijn in de mond door een kunstgebit, waarvoor de orthodontist geen verklaring kan vinden. Een dergelijke klacht kan zelfs vaak duiden op een onderliggende depressie. Patiënten met alcoholafhankelijkheid presenteren zich vaak met lichamelijke klachten, die meestal samenhangen met de gevolgen van het alcoholgebruik, zoals maagpijn, hypertensie, polyneuropathie, maar ook bijvoorbeeld een hartinfarct. Vermoeidheid treedt vaak op bij chronische psychosen. Ook kunnen mensen met een beginnende psychose zich presenteren met moeilijk te duiden lichamelijke klachten. Hetzelfde geldt voor beginnende dementiële beelden. Neuropsychiatrische beelden, bijvoorbeeld bij de ziekte van Parkinson, gaan gepaard met de daarbij behorende lichamelijke klachten. Somatisch-symptoomstoornissen en verwante stoornissen Naast de somatisch-symptoomstoornissen zoals hiervoor beschreven, zijn er nog andere, verwante, somatisch-symptoomstoornissen.

14

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 14

12-02-18 15:00


a2 Klinische presentatie

Ziekteangststoornis De ziekteangststoornis werd in de dsm-iv hypochondrie genoemd. Deze ging van oudsher echter gepaard met hoogfrequent artsenbezoek. Bij de ziekteangststoornis kan de ziekte­angst ook leiden tot vermijding van doktersbezoek, uit angst voor het vaststellen van een ernstige ziekte. Zoals hierna bij de criteria te zien is, kan niet van een ziekteangststoornis worden gesproken wanneer het gepieker over de gezondheid alleen optreedt in het kader van comor­ biditeit, zoals bij een depressie of gegeneraliseerde angststoornis. Aangezien hypochondrie in 40% van de gevallen gepaard gaat met een depressie of angststoornis,{13 is dat wel een duidelijke verandering in de classificatiecriteria. De ziekteangststoornis hoort op zichzelf te staan in de dsm-5. De verwachting is dan ook dat ziekteangst minder vaak als zodanig zal worden geclassificeerd. Classificatiecriteria voor de ziekteangststoornis volgens de dsm-5 A. Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte. B. Lichamelijke klachten zijn niet aanwezig, of, als dit wel het geval is, slechts in lichte mate. Als er een somatische aandoening aanwezig is of er een hoog risico is om een somatische aandoening te ontwikkelen (zoals wanneer een ziekte veel in de familie voorkomt), is de preoccupatie duidelijk excessief of disproportioneel. C. Er is een hoge mate van angst over de gezondheid, en de betrokkene is snel verontrust over de eigen gezondheidstoestand. D. De betrokkene vertoont excessief gezondheidgerelateerd gedrag (controleert bijvoorbeeld herhaaldelijk zijn of haar lichaam op tekenen van ziekte) of maladaptieve vermijding ­(vermijdt bijvoorbeeld doktersafspraken en ziekenhuizen). E. De preoccupatie met ziekte is minstens zes maanden aanwezig, maar de specifieke ziekte die wordt gevreesd kan in die periode veranderen. F. De ziektegerelateerde preoccupatie kan niet beter worden verklaard door een andere ­psychische stoornis, zoals een sss, een paniekstoornis, een gas (gegeneraliseerde angststoornis), een dysmorfofobie, een ocs (obsessief-compulsieve stoornis), of een waan­ stoornis, somatische type. Specificeer Zorgzoekende type: er wordt veel gebruikgemaakt van somatische zorg, in de vorm van artsenbezoeken, of het ondergaan van tests en onderzoeken. Zorgmijdende type: er wordt zelden een beroep gedaan op somatische zorg.

Conversiestoornis De conversiestoornis uit de dsm-iv is gehandhaafd in de dsm-5. Het gaat hierbij om pseudo­ neurologische symptomen zoals loopstoornissen, vallen, spreekstoornissen. Bij deze stoornis is een belangrijk criterium dat het symptoom bij klinisch onderzoek incompatibel is met een bekende neurologische of andere somatische aandoening. Dat is dus niet helemaal hetzelfde als het vroegere ‘onverklaard zijn’ van de klachten, maar komt daar wel in de buurt. Een aantal andere criteria uit de dsm-iv is vervallen. In de eerste plaats is niet meer een vereiste dat een

15

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 15

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

psychologische factor, zoals een conflict of stressor, een aanwijsbare rol speelt bij het ontstaan van het symptoom. Als er een psychische stressor is, kan men dat wel specificeren. Tevens is het veinzen of nabootsen van de symptomen niet meer vereist als criterium bij conversie.{1 Het leven van de patiënt en zijn familie wordt ernstig ingeperkt door de aandoening. Classificatiecriteria voor de conversiestoornis volgens de dsm-5 A. Een of meer symptomen van veranderingen in de willekeurige motorische of de ­sensorische functies. B. Uit klinisch onderzoek blijkt dat het symptoom incompatibel is met een bekende ­neurologische of andere somatische aandoening. C. Het symptoom of de deficiëntie kan niet beter worden verklaard door een somatische of psychische stoornis. D. Het symptoom of de deficiëntie veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of ­beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen, of behoeft somatisch onderzoek. Het type symptoom moet als volgt worden omschreven: • met zwakte of paralyse; • met abnormale bewegingen (tremor, dystone beweging, myoclonus, loopstoornis); • met sliksymptomen; • met spraaksymptomen (zoals dysfonie, onduidelijk spreken); • met aanvallen of convulsies; • met anesthesie of sensibiliteitsverlies; • met speciale zintuiglijke symptomen (stoornissen van de visus, de reuk of het gehoor); • met gemengde symptomen. Specificeer Acute episode: symptomen korter dan zes maanden aanwezig Persisterend: symptomen zes maanden of langer aanwezig Met psychische stressor Zonder psychische stressor

Psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden Een nieuwe categorie in de sectie Somatisch-symptoomstoornissen en verwante stoornissen classificeert psychologische factoren die het beloop of de behandeling van lichamelijke ziekte kunnen verstoren, zoals slechte therapietrouw. De categorie is afgeleid van de oorspronkelijke dsm-iv v-code niet meewerken aan behandeling en is in deze sectie opgenomen omdat het hier gaat om lichamelijke klachten. Hierbij kan men, afhankelijk van de ernst van de klachten, denken aan inconsequent medicatie innemen, waardoor het risico op complicaties groter wordt; aan een astma-aanval die wordt verergerd door angst, en aan het niet-innemen van antibiotica bij een longontsteking, waardoor ziekenhuisopname of seh-bezoek nodig is. Bij de zeer ernstige categorie, zoals bij het negeren van de symptomen van een hartaanval, en weigeren naar het

16

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 16

12-02-18 15:00


a2 Klinische presentatie

ziekenhuis te gaan, kan iemand zelfs komen te overlijden. Er is veel kritiek gekomen op deze nieuwe classificatie, omdat men inadequaat ziektegedrag niet automatisch aan een psychische stoornis wil toeschrijven.{18 Het kan ook gaan om sluipende symptomen, waardoor iemand versuft, en daardoor te weinig medicatie neemt – bijvoorbeeld bij een longontsteking –, of om patiënten die niet goed zijn geïnformeerd over mogelijke risico’s; of om gebrekkige medicatieinstructies. Bij het bespreken van deze factoren is het van belang deze opties mee te nemen. Classificatiecriteria voor psychische factoren die somatische aandoeningen beïnvloeden volgens de dsm-5 A. Er is een somatisch symptoom of een somatische aandoening (dus geen psychische ­stoornis) aanwezig. B. Psychische of gedragsfactoren hebben een ongunstige invloed op de somatische ­aan­doening op een van de volgende manieren: 1. De factoren hebben het beloop van de somatische aandoening beïnvloed, zoals blijkt uit een sterk chronologisch verband tussen de psychische factoren en de ontwikkeling of verergering of een vertraagd herstel van de somatische aandoening. 2. De factoren interfereren met de behandeling van de somatische aandoening ­(bijvoorbeeld door een slechte therapietrouw). 3. De factoren leiden tot extra, aantoonbare gezondheidsrisico’s voor de betrokkene. 4. De factoren beïnvloeden de onderliggende pathofysiologie, ze versnellen het ontstaan van symptomen of verergeren deze, of maken medische aandacht noodzakelijk C. De psychische en gedragsfactoren in criterium B kunnen niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis (zoals een paniekstoornis, een depressieve stoornis, een ptss). Specificeer Licht: vergroot het somatisch risico Matig: verergert de onderliggende somatische aandoening Ernstig: resulteert in ziekenhuisopname of bezoek aan een spoedeisende hulppost Zeer ernstig: resulteert in ernstig, levensbedreigend risico

Epidemiologie Door de veranderde classificatiecriteria zijn de prevalentiecijfers aangepast door de dsm-5werkgroep van deze sectie. Voor de somatisch-symptoomstoornissen wordt een prevalentie van 5-7% in de algemene bevolking verwacht.{1 Dit lijkt echter een lage schatting, vooral als we willen weten hoe vaak deze patiënten in onze spreekkamer zouden kunnen komen. Escobar vond in epidemiologisch onderzoek dat drie of meer lichamelijke klachten tot hoge lijdensdruk leiden, artsenbezoek en disfunctioneren, en dat dit niet afhankelijk is van de vraag of de klachten al dan niet samenhangen met een bekende lichamelijke aandoening.{19 Ook in de Nederlandse populatie is aangetoond dat beide patiëntgroepen frequent een beroep doen op psychische hulpverlening.{20 Wanneer we kijken naar de cijfers voor de dsm-iv ongedifferentieerde somatoforme stoornis dan worden er percentages gevonden van 14-19% in de algemene

17

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 17

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

bevolking en van 20-50% in de huisartsenpraktijk of de polikliniek van het ziekenhuis. De verwachting is dat de somatisch-symptoomstoornis veel van dit soort klachten zal omvatten.{13 Chronische pijnklachten, zoals hoofdpijn, pijn in armen of benen en rugpijn, vallen nu ook onder de somatisch-symptoomstoornissen en komen frequent voor, waarvan circa 4% chronisch. Daarnaast blijven voor een aantal stoornissen de prevalenties staan zoals ze al bekend waren. De conversiestoornis heeft een prevalentie tot 5% in medische settingen.{13 Voor de ziekteangststoornis kunnen we uitgaan van de prevalentie van hypochondrie, die tot 5% kan bedragen in de huisartsensetting. In de huisartsenpraktijk en de ziekenhuissetting zal de prevalentie van de somatischsymptoomstoornissen en aanverwante stoornissen daarom naar verwachting beduidend hoger liggen dan de eerder geschatte 5-7%. Zeker wanneer men in ogenschouw neemt dat deze classificatie nu ook kan voorkomen bij patiënten met lichamelijke klachten door een bekende ziekte, wanneer zij disfunctionele emoties, cognities en gedrag hebben. Uit onderzoek in de ziekenhuissetting blijkt die prevalentie tot ongeveer 30% te kunnen oplopen van de gevallen in een ziekenhuissetting.{21 Recent onderzoek toont aan dat patiënten in de poliklinische ziekenhuissetting die van oudsher werden geclassificeerd met een somatoforme stoornis, ook aan de criteria voor een somatisch-symptoomstoornis voldoen. Daarnaast voldoen echter meer patiënten aan deze classificatie, vanwege de nadruk op de psychische lijdensdruk en disfunctioneren als vastgelegd in het B-criterium.{22 De hogere prevalentie zou kunnen samenhangen met het feit dat het criterium over het al dan niet verklaard zijn van de klachten is vervallen, en patiënten verwezen kunnen worden omdat ze zich zorgen maken over of niet goed kunnen omgaan met hun lichamelijke klachten. Dit maakt een verwijzing vanuit een positieve indicatie mogelijk, in plaats van het ontbreken van een verklaring. Daarmee wordt de hulpvraag aan de psychiater ook concreet en acceptabel voor de patiënt. Het is daarom te verwachten dat verwijzingen naar de psychiater vaker zullen plaatsvinden dan voorheen, en dat het opzetten van een behandeling van deze patiënten voorspoediger zal verlopen. Hetzelfde kan gelden voor verwijzing naar een medisch psycholoog of psychotherapeut.

a3  (Differentiële) diagnostiek Opdracht Beantwoord de volgende vraag met de kennis die u nu hebt, dus voordat u dit gedeelte van het nascholingsprogramma verder doorwerkt.

18

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 18

12-02-18 15:00


a3  (Differentiële) diagnostiek

Casus 2 Meneer Pietersen Meneer Pietersen, 43 jaar, wordt naar uw praktijk verwezen met het verzoek tot diagnostiek en behandeling. Hij heeft op zijn 33e een auto-ongeluk gehad, waarbij zijn been en heup klem hebben gezeten en sindsdien heeft hij pijnklachten in het linkerbeen. De pijn heeft het karakter van neuropathische pijn, hoewel er niets gebroken was op de foto’s en er ook geen aanwijzingen zijn voor een hernia of ander letsel dat de klachten kan verklaren. Ook een neuroloog kon op een emg geen afwijkingen vinden. Meneer Pietersen heeft door de jaren diverse soorten pijnstilling gekregen, sinds kort zijn daar opiaten aan toegevoegd, en een tens-apparaat bij een pijnpoli, maar geleidelijk zijn de klachten verergerd. Zijn baan als vorktheftruckchauffeur kan hij niet meer uitvoeren en hij is kortaf en prikkelbaar tegen zijn vrouw en kinderen. Hij maakt zich grote zorgen over zijn klachten en of hij zijn baan zal verliezen. Ook is hij bang dat zijn echtgenote genoeg zal krijgen van hem en een scheiding zal aanvragen. Hij probeert elke dag opnieuw zijn been te belasten om te testen of dat gaat, maar moet dat met meer pijn bekopen. Desgevraagd is hij snel gestopt met de opiaten, omdat hij dacht dat hij daarmee niet zou mogen rijden, maar nu kan hij door de pijn toch niet werken. Meneer Pietersen is nog steeds erg boos over het ongeluk dat hem, door een fout van een ander, is overkomen op zijn 33e. Hij vertelt dat hij daar nog elke dag aan denkt en er ook nachtmerries van heeft en er ’s nachts van wakker ligt, en van de pijn. Hij hoopt dat u hem kunt helpen. Desgevraagd zou hij het meest hebben aan minder piekeren en beter uit de voeten kunnen met zijn klachten. a Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

b Noem drie mogelijke oorzaken voor neuropathische pijn.

Om een beeld van de toestand van de patiënt te krijgen, is psychiatrische diagnostiek vereist die niet alleen de status mentalis in ogenschouw neemt, maar ook de presentatie en fysieke verschijning van patiënt. Daarbij valt te denken aan of iemand zelf kan lopen en hoe zijn looppatroon is wanneer hij naar uw kamer komt, hoe zijn contactname is, of zijn anamnese ten aanzien van zijn lichamelijke klachten overeenkomt met uw observaties van zijn fysieke verschijning en kunnen. Ook is van belang het medicatiegebruik zo helder mogelijk te krijgen, bijvoorbeeld door patiënt alle medicatie te laten meenemen, deze door te nemen en samen te bespreken wat hij daarvan gebruikt, hoeveel, hoe vaak en voor welke klachten. Dat kan een beeld geven van de mate waarin patiënt zelf overzicht heeft van zijn klachten en medicatiegebruik. Vooral bij pijnklachten

19

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 19

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

is consequent en tijdig innemen van de medicatie van belang.{23 Ook is belangrijk om in te schatten of er sprake kan zijn van een (iatrogene) opiaatafhankelijkheid. Daarnaast is het afnemen van een gedetailleerde slaapanamnese van belang, omdat pijnklachten en slechte slaap vaak met elkaar samenhangen. In dit geval zijn er tevens aanwijzingen dat er mogelijk sprake is van onverwerkte posttraumatische stressstoornis (ptss-)klachten met daarbij behorende nachtmerries en slaapproblemen. In verband met de prikkelbaarheid is een heteroanamnese van de echtgenote wenselijk, en ook uw observatie van hen beiden in het gesprek. Is zijn prikkelbaarheid dusdanig dat zij bang lijkt voor hem? Hoe gaan zij met zijn prikkelbaarheid om? Is er wel eens fysieke agressie? En, zo ja, hoe gaan ze daarmee om? Hoe is het gezinsleven, zijn er geldzorgen, hoe gaat het met de kinderen? Deze informatie kan een indruk geven of deze patiĂŤnt in staat is nog te functioneren met zijn klachten, en of hij nog in goed contact is met zijn gezin of dat zijn plaats daar wordt bedreigd door isolatie vanwege de klachten.

20

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 20

12-02-18 15:00


a3  (Differentiële) diagnostiek

Ondersteunend psychodiagnostisch en cognitief onderzoek Indien pijn al lang bestaat en zelfs verergert, is er post aut propter (daardoor) bijna altijd sprake van psychiatrische comorbiditeit.{24 In dit geval is het mogelijk dat patiënt ook last heeft van een posttraumatische stressstoornis (ptss) en een depressie. Ook kunnen vragenlijsten, al dan niet afgenomen in het kader van rom-metingen, uitsluitsel geven over de ernst van de klachten. Daarbij kan men denken aan de Brief Pain Inventory (bpi) {25 voor de ernst van de pijn, de Patient Health Questionnaire (phq9) voor depressie,{26 en de General Anxiety Disorder schaal (gad7){27 voor de mate van angstklachten. Bij chronische pijn kan het inventariseren van de copingmechanismen met bijvoorbeeld de ciss (Coping Inventory for stressful situations) zinvol zijn, omdat pijn door maladaptieve coping onderhouden kan worden. Deze vragenlijst onderscheidt drie vormen van coping: emotiegericht, taakgericht, en vermijdende coping.{28 Een vermoeden van persoonlijkheidsproblematiek kan met de scid (Structured Clinical Interview for dsm-iv personality disorders) worden geobjectiveerd.{29 Cognitief onderzoek is zinvol om in kaart te brengen of er subjectieve dan wel objectieve neurocognitieve tekorten en stoornissen bestaan. Bij chronische pijn is dit vaak het geval. Dit kan zowel komen door de pijn die de geheugenfunctie belast, als door eventuele pijnstillers, vooral opiaten. Zie tabel 1 voor tests die hiervoor geschikt zijn; voor het afnemen en interpreteren hiervan is samenwerking met een testpsycholoog zinvol. Tabel 1 Neurocognitieve domeinen en tests.

neurocognitief domein

neuropsychologische test

onderpresteren/symptoomvaliditeit

Amsterdam Short Term Memory Test (astm){30

volgehouden aandacht

d2 aandachts- en concentratietest{31,32

verdeelde aandacht

Trail Making Test (tmt) b{33,34

werkgeheugen

Digit Span Wechsler Adult Intelligence Scale – fourth edition (wais-iv){35

woordgeheugen

15 woorden test (ravlt-nl){36 Rivermead Behavioral Memory Test (rbmt){37

visueel geheugen

Rey Osterrieth Complex Figure Test (rocft){38

informatieverwerkingssnelheid

Symboolsubstitutie wais-iv, tmt-a

visuospatiële constructie

rocft copy

planning (executieve functie)

Zoo Map Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome (bads){39

mentale flexibiliteit (executieve functie)

Rule Learning Task bads, Trail making test, Wisconsin Card Sorting test

taal: verbale vloeiendheid

Fluency ‘N’ and ‘A’ 1 minute{40

21

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 21

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

Welk onderzoek te verrichten? In principe is bij elke patiënt met sss oriënterend lichamelijk onderzoek noodzakelijk, gericht op de lichamelijke hoofdklacht, evenals aanvullend labonderzoek, dat zowel mogelijk interne aandoeningen kan detecteren die vaak samenhangen met psychische stoornissen, zoals schild­ klierafwijkingen en tekenen van overmatig alcoholgebruik, als aandoeningen die met de gepresenteerde lichamelijke hoofdklacht kunnen samenhangen. Tevens is van belang met zowel de patiënt als met de verwijzend huisarts/medisch specialist te bespreken welk onderzoek is verricht naar de lichamelijke klachten, wat daarvan de bevindingen waren, en of hiermee het lichamelijk onderzoekstraject voor zowel u, de patiënt als de verwijzer afdoende is geëxploreerd. Indien er op dat vlak nog nieuwe gezichtspunten zijn, kan eventueel een tweesporenbeleid worden gevolgd, waarbij enerzijds de somatiek nog wordt geëxploreerd en anderzijds een psychiatrisch behandeltraject wordt aangevangen op geleide van de klachten gevonden bij het psychiatrisch onderzoek. Aard van de pijnklachten Voor het te volgen behandeltraject is van belang onderscheid te maken tussen nociceptieve pijn, die ontstaat door weefselbeschadiging of ontsteking; neuropathische pijn, die ontstaat door zenuwprikkeling; of gemengde pijn, die samenhangt met componenten van beide voorgaande. Voor dit doel is de paindetectTM vragenlijst zeer geschikt.{41 De Nederlandse versie van deze vragenlijst is ontwikkeld in het Radboudumc. De lijst kan door de patiënt in vijf minuten worden ingevuld en de score geeft inzicht in de waarschijnlijke soort pijn (bijlage 1). Tevens is het bestaan van een depressie een factor die door centrale modulatie de ernst van pijnklachten verhevigt. Dit is een van de vormen van centrale pijn. Screeners Sinds de introductie van de somatisch-symptoomstoornissen is een vragenlijst ontwikkeld die erop gericht is te screenen voor het B-criterium van de somatisch-symptoomstoornissen: Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen samenhangend met de lichamelijke klachten of de hiermee gepaard gaande zorgen over de gezondheid, tot uiting komend in minstens een van de volgende kenmerken:1. disproportionele en persisterende gedachten over de ernst van de klachten; 2. een persisterend hoge mate van ongerustheid over de gezondheid of de klachten; 3. het excessief veel tijd en energie besteden aan deze klachten of aan de zorgen over de gezondheid. Deze ssd-12 vragenlijst werd ontwikkeld in Duitsland{42,43 en is inmiddels ook gevalideerd voor Nederland.{44 De lijst bestaat uit twaalf vragen, is gemakkelijk af te nemen en blijkt de ernst van de klachten uit het B-criterium goed weer te geven. De ssd-12 heeft een goede sensitiviteit (80%), maar is niet specifiek genoeg (60%) voor het vaststellen van alleen de sss. Ook bij de ziekteangststoornis wordt namelijk een hoge score gezien op deze screener. Als screener voor zowel de sss als de ziekteangststoornis is de vragenlijst goed bruikbaar, zowel bij patiënten met lichamelijke klachten bij bekende lichamelijke aandoeningen, als bij patiënten met lichamelijke klachten zonder bekende lichamelijke aandoeningen. Hij geeft ook goed weer in welke mate de patiënt lijdt aan de klachten uit het B-criterium (bijlage 2).

22

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 22

12-02-18 15:00


a3  (Differentiële) diagnostiek

Differentiële diagnose Vraag 1 Kunt u een aantal differentiële diagnosen noemen bij een verdenking op een somatisch-symptoomstoornis?

Bij de differentiële diagnostiek van somatisch-symptoomstoornissen en verwante stoornissen moet allereerst benadrukt worden dat het moet gaan om iemand die op ervaren lichamelijke klachten reageert met disproportionele emoties, gedachten en gedrag. In de praktijk is van oudsher bij de diagnostiek en indicatiestelling voor behandeling de vraag naar de oorsprong van de lichamelijke klachten aan de orde. Uiteraard is het bij lichamelijke klachten altijd van belang te onderzoeken of daaraan een ziekte ten grondslag ligt die behandeling behoeft. Daarna, of, als dat onderzoekstraject langer duurt, tegelijkertijd, en ook als de ziekte al bekend is, is het van belang de diagnostiek te focussen op de wijze waarop de patiënt met deze lichamelijke klachten omgaat, en of daar behandeling dan wel begeleiding geïndiceerd is. Daarnaast is van belang bij de diagnostiek rekening te houden met de mogelijkheid van comorbiditeit. Deze komt veel voor. Depressieve stoornissen, angststoornissen, waaronder ptss, maar ook ontwikkelingsstoornissen zoals adhd en autismespectrumstoornissen op volwassen leeftijd zijn aandoeningen die vaak ook aanwezig zijn en die in de diagnostiek meegenomen moeten worden, omdat zij de behandelindicatie kunnen beïnvloeden. Bekijk op www.accredidact.nl de video waarin auteur Christina van der Feltz-Cornelis bespreekt wat het voor patiënten betekent om somatisch-symptoomstoornis te hebben. U vindt de video in uw online nascholingsdossier onder Aanvullende content en in de eLearning.

Opdracht Ga terug naar de vragen aan het begin van de onderdelen a1, a2 en a3 en vergelijk de antwoorden die u daar gaf met de informatie die daarna is gegeven. Welke leerpunten kunt u nu voor uzelf formuleren?

23

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 23

12-02-18 15:00


BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 24

12-02-18 15:00


Behandeling b1  Psycho-educatie, shared decision-making en casemanagement

Opdracht Beantwoord de vraag bij de casus met de kennis die u nu hebt, dus voordat u dit gedeelte van het nascholingsprogramma verder doorwerkt. Het is gebruikelijk dat u (nog) niet alle vragen (volledig) kunt beantwoorden.

Casus 2 Meneer Pietersen (vervolg) U dacht aan een ‘somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn, ernstig’. Daarnaast aan een comorbide ptss, ontstaan naar aanleiding van het ongeluk, en een depressief syndroom. U denkt dat de pijn neuropathisch van aard is, mogelijk door zenuwbeklemming als gevolg van spierspanning en verergerd door slaapgebrek en depressie. De paindetect-score bevestigt uw vermoeden. U denkt bij patiënt aan een copingprobleem vanwege dreigend verlies van zijn baan, en de cis-score geeft aan dat patiënt vooral vermijdende coping gebruikt. Als de stress oploopt, keert hij in zichzelf en isoleert zich, maar dat heeft dan wel weer tot gevolgd dat hij prikkelbaar is als thuis een beroep op hem wordt gedaan. Hoewel er geen klappen zijn gevallen, piekert patiënt wel erg over zijn klachten en daarbij heeft hij nogal wat catastrofale gedachten. Uit uw overleg met de pijnpoli blijkt dat patiënt een tens-apparaat heeft gekregen, dat weinig effect heeft; en opiaten, die hij dus niet goed inneemt. Dat bleek de anesthesioloog niet te weten. c Wat zou u nu als eerste niet-farmacologische behandelstap aan patiënt willen voorleggen?

25

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 25

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

Casus 1 Mevrouw Van Dongen (vervolg) U dacht aan een somatisch-symptoomstoornis bij diabetes mellitus en comorbide depressie. Als mogelijke oorzaak dacht u aan catastrofale gedachten en matige therapietrouw in het kader van een somatisch-symptoomstoornis. De ernstige vermoeidheid zou veroorzaakt kunnen worden door de frequente hypoglykemieën. De recenter ontstane problemen met het onthouden van de leefregels zouden veroorzaakt kunnen zijn door cognitieve stoornissen bij diabetes, vooral als er aanwijzingen zouden zijn voor microvasculaire complicaties. De catastrofale gedachten, vermoeidheid en cognitieve problemen kunnen echter ook samenhangen met comorbide depressie bij diabetes. Uit uw overleg met de internist komt naar voren dat er nu geen aanwijzingen zijn voor microvasculaire complicaties. Wel heeft patiënte wekelijks hypoglykemieën, wat zeker een deel van de vermoeidheidsklachten zou kunnen verklaren. De internist hoopt dat betere therapietrouw het aantal hypoglykemieën doet afnemen, en dat daarmee de vermoeidheid vermindert. De testpsycholoog vindt bij het neuropsychologisch onderzoek cognitieve tekorten, maar geen stoornissen. Deze kunnen samenhangen met de hypoglykemieën en de vermoeidheid. Ook lijkt een depressieve component aanwezig. De patiënte vertelt u dat zij de leefregels altijd goed kon volgen, maar sinds ongeveer een halfjaar voelt zij zich moe bij ontwaken en vergeet vaak de instructies van bloedspiegelcontrole en toediening van de insuline tijdig op te volgen. Zij maakt zich grote zorgen dat zij te maken heeft met complicaties van haar diabetes, en is bezorgd over haar mentale vermogens. d Wat zou u nu als eerste behandelstap aan patiënte willen voorleggen?

Bekijk op www.accredidact.nl de video waarin auteur Christina van der Feltz-Cornelis bespreekt wat de psychiatrie kan betekenen voor patiënten met somatisch-symptoom­ stoornis. U vindt de video in uw online nascholingsdossier onder Aanvullende content en in de eLearning.

Psycho-educatie De eerste stap in de behandeling van de somatisch-symptoomstoornis is het geven van psycho-educatie over oorzaak en prognose van de lichamelijke klachten, de rol van eventueel comorbide psychische of lichamelijke aandoeningen, en het schetsen van behandelopties daarvoor. Vervolgens is van belang bij de patiënt te checken of deze uw uitleg goed begrijpt, voordat u overgaat naar de volgende stap. Shared decision-making In het geval van comorbide lichamelijke en psychiatrische aandoeningen is het van belang deze samenhang te schetsen, en te exploreren hoe zich dat verhoudt tot de uitleg die de patiënt van

26

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 26

12-02-18 15:00


b1 Psycho-educatie, shared decision-making en casemanagement

de verwijzer heeft gekregen. Er kan sprake zijn van meningsverschillen of conflicten tussen patiënt en verwijzer. Dit komt geregeld voor bij somatisch-symptoomstoornissen. Het is van belang de relatie tussen patiënt en verwijzer proberen te versterken, omdat deze de patiënt in de toekomst, en mogelijk al tijdens uw behandeling, zal blijven begeleiden voor de lichamelijke klachten. Hiertoe is overleg met niet alleen uw patiënt maar ook met de verwijzer van belang. Vervolgens is het nodig met patiënt een stappenplan op te stellen voor de behandeling van de diverse problemen. Het kan zinvol zijn de stappen samen met patiënt op schrift vast te leggen, en patiënt daar ook zelf een rol in te laten vervullen. Belangrijk is de patiënt te laten aangeven welke klacht voor haar nu het meest storend is, en daarmee de behandeling van die specifieke klacht te prioriteren. Deze aanpak leidt op gestructureerde wijze tot gezamenlijke besluitvorming over het focus voor diagnostiek en behandeling bij een patiëntengroep waarbij gezamenlijke besluitvorming moeilijk kan zijn. Dit wordt shared decision-making genoemd. Er zijn goede resultaten mee behaald bij patiënten met somatisch-symptoomstoornissen in het Topklinisch Centrum voor Lichaam, Geest en Gezondheid.{45 Patiënte ziet de vermoeidheid als kern van haar probleem in het omgaan met haar diabetes. Het is belangrijk in uw aanpak uit te leggen dat de hypoglykemieën en de depressie daarin een rol kunnen spelen, en dat de behandeling zich dus in eerste instantie zal moeten richten op het doorbreken van de moeite met het volgen van de leefregels, en in tweede instantie op de depressieve klachten. Casemanagement De slechte instelling van de diabetes bij mevrouw Van Dongen uit casus 1 kan verdere onder­ steuning vereisen. Wellicht kan de diabetesverpleegkundige hierbij helpen, of kan tijdelijk een wijkverpleegkundige worden gevraagd om te helpen met de bloedsuikercontrole en het injecteren. Een casemanagement aanpak is in dit soort gevallen vereist. Deze vaardigheden behoren tot het competentiegebied van verpleegkundigen.{46 Psychiatrische consultatie van huisarts en diabetesverpleegkundige U kunt met de huisarts en internist afspreken wie dit gaat coördineren: kan de diabetes­ verpleegkundige patiënte op de huisartsenpraktijk zien, of kan de huisarts een wijkverpleeg­ kundige thuis laten langskomen? In dat geval kan de coördinatie bij hem/haar liggen. U kunt desgewenst ook in de functie van psychiatrisch consulent de huisarts adviseren over het hanteren van bepaalde problemen bij dit casemanagement. Psychiatrische consulten aan de huisarts zijn in dit opzicht effectief gebleken.{47,48 Als de internist de behandeling samen met een diabetesverpleegkundige oppakt, kunt u samen met hen de behandeling op gecoördineerde wijze oppakken. Regelmatig overleg is daarbij uiteraard essentieel. Casemanagement omvat de hierna volgende aspecten. Psycho-educatie en psychosomatische fysiotherapie Bij de somatisch-symptoomstoornis met overwegend pijn is een goede uitleg van de origine van de pijn van groot belang. Pijn die neuropathisch lijkt, kan wel degelijk verergeren door spierspanning, omdat in veel gevallen de betreffende zenuwen door de spieren lopen en dus geïrriteerd raken wanneer zij door spierspanning bekneld worden. Uitleg hiervan en dat dit dus

27

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 27

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

een reversibel, goed aan te pakken verschijnsel is, en niet een uiting van een neurodegeneratief proces, kan veel spanning en catastrofale gedachten wegnemen bij de patiënt, vooral wanneer dit gepaard gaat met psychosomatische fysiotherapie.{21 Tevens is de instructie om de pijn­ medicatie dagelijks te nemen, voordat de pijn ernstige vormen aanneemt, en toezien op het naleven daarvan van grote waarde. Dus niet de pijn af te wachten. Slaaphygiëne en advies De samenhang met slecht slapen bij chronische pijn is over het algemeen onvoldoende onderkend en onderwerp van behandeling. Patiënten slapen vaak slecht door de pijn, daardoor neemt de spierspanning toe, en daardoor de pijn. Het bespreken van de slaaphygiëne is van belang en vaak heeft het zin de partner hierbij te betrekken. Partnerrelatiegesprek Het is van groot belang ook met patiënt en partner gezamenlijk te spreken, om eventuele factoren die het beloop kunnen beïnvloeden op het spoor te komen en er wat aan te kunnen doen. Zaken die daarbij aan de orde kunnen komen zijn: elkaar ruimte geven zonder geïsoleerd te raken van elkaar; omgaan met prikkelbaarheid; het ondanks de klachten toch gezellig te kunnen hebben met elkaar, al is het maar af en toe. Tevens kan geïnventariseerd worden of de partner wellicht behoefte heeft aan extra begeleiding. Overleg met de bedrijfsarts Indien de patiënt daaraan behoefte heeft en er toestemming voor geeft, kan de psychiater contact opnemen met de bedrijfsarts om te inventariseren wat de mogelijkheden zijn om het werk te behouden, gezien de problematiek van patiënt. Deze toestemming dient op schrift te staan. Het is van belang om dit expliciet te bespreken met de patiënt, en er zodoende zeker van te zijn dat hij zich gesteund voelt door een dergelijke samenwerking met de bedrijfsarts. Indien er ook een letselschadezaak loopt, of een conflict met uwv, is de kans van slagen beperkt. Het advies is dit mee te nemen in de behandeloverwegingen en de inschatting van de prognose. Indien dat niet speelt, heeft een dergelijk psychiatrisch consult aan de bedrijfsarts, waarin mogelijkheden en beperkingen van de werkhervatting vanuit psychiatrisch oogpunt worden aangegeven, positieve effecten op de snelheid van werkhervatting.{49 Psychotherapie Psychotherapie en casemanagement in combinatie met de andere genoemde behandelvormen zijn in combinatie effectief voor de aanpak van angstige of depressieve emoties, catastrofale gedachten en moeite in het omgaan met de lichamelijke klachten bij somatisch-symptoom­ stoornissen.{50 Het effect van cgt is daarbij net zo groot als het effect van casemanagement en beide effecten zijn matig groot. De insteek bij cgt is het bespreken van de gevolgen van de klachten en de gedachten daarover in het dagelijks leven. Daarbij wordt van de klachten uitgegaan zoals ze zijn, niet van eventuele verklaringen. Daarnaast kan voor de herbelevingen in het kader van ptss emdr worden gegeven.

28

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 28

12-02-18 15:00


b2  Farmacologische behandeling

In het geval van mevrouw Van Dongen in casus 1 hangen de catastrofale cognities van patiënte samen met de somatisch-symptoomstoornis, maar mogelijk ook met de depressie. cgt is een goede manier om hiermee om te gaan, maar moet alleen geïndiceerd worden wanneer de inschatting is dat de therapie goed gevolgd kan worden, teneinde patiënte niet te demotiveren. Haar subjectieve cognitieve problemen kunnen dat in eerste instantie in de weg staan. In dat geval kunnen de cognities in het casemanagement en de antidepressieve behandeling door u worden geadresseerd en indien zij hardnekkig blijken na opklaren van de depressie en de cognitieve problemen, kan alsnog cgt geïndiceerd worden.

b2  Farmacologische behandeling Opdracht Beantwoord de vraag bij de casus met de kennis die u nu hebt, dus voordat u dit gedeelte van het nascholingsprogramma verder doorwerkt. Het is gebruikelijk dat u (nog) niet alle vragen (volledig) kunt beantwoorden.

Casus 2 Meneer Pietersen (vervolg) U heeft de non-farmacologische interventies ingezet en de eerste fase van uw casemanagement is gestart. In dat verband wilt u een aantal stappen zetten met patiënt aangaande de pijn en het slapen. U hebt vastgesteld dat de pijn neuropathisch van aard is, maar wordt verergerd door spierspanning. Patiënt slaapt erg slecht, slechts een paar uur per nacht. Er is geen dag zonder pijn. Hij wil geen opiaten gebruiken, omdat hij wil kunnen blijven werken als vorkheftruckchaufeur. d Wat zou u als pijnmedicatie adviseren?

e Wat zou u als slaapmedicatie adviseren?

f Wat zou u als medicatie adviseren tegen de prikkelbaarheid?

29

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 29

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

who-pijnladder In 2004 werd door de World Health Organisation voorgesteld pijn bij patiënten met pijn zonder comorbide psychische stoornis te behandelen in drie stappen: de zogenoemde whopijnladder. Stap 1 is paracetamol, stap 2 is paracetamol met codeïne en stap 3 is een opiaat. Daarnaast konden als zogeheten adjuvante medicatie antidepressiva, stemmingsstabilisatoren en pregabaline worden gegeven.{51 Deze who-pijnladder is internationaal gevolgd, maar recentelijk bleek dat er een opiatenepidemie is ontstaan in de Verenigde Staten door het op grote schaal voorschrijven van opiaten in het kader van de behandeling van chronische pijn. Deze gaat gepaard met mortaliteit door opiatenoverdosis{52 en opiatenverslaving.{53 Voor de behandeling van chronische pijn bij depressieve patiënten werd al voorgesteld om opiaten te mijden.{54 Depressie en chronische pijn komen erg vaak samen voor{55 en deze combinatie vermindert de respons op behandeling.{56 Vanuit het psychiatrisch perspectief ligt het voor de hand bij patiënten met chronische pijn de zogeheten adjuvantia uit de who-pijnladder op de eerste plaats te zetten, en de opiaten zover mogelijk achteraan te zetten. Antidepressiva waarvan het positieve effect op pijn bekend is zijn amitriptyline en duloxetine. Pregabaline is met name effectief bij neuropathische pijn. Daarnaast kunnen lamotrigine en topiramaat een pijnmediërend effect hebben. Een andere categorie pijnstillers die niet in de who-ladder is opgenomen, zijn de reversibele cox-remmers zoals celecoxib. Deze waren ten tijde van het opstellen van de who-ladder niet algemeen verkrijgbaar, maar hebben zeker een plaats in de behandeling van met name nociceptieve pijn. Cardiovasculaire aandoeningen zijn bij deze groep wel een contra-indicatie.{21 Een multicenter trial vond dat tijdig innemen van pijnmedicatie volgens de stappen paracetamol als eerste stap, celecoxib als tweede stap, duloxetine of pregabaline als derde stap en amitriptyline als vierde stap effectief was. Hierdoor was inname van opiaten meestal niet nodig.{57 Het te volgen algoritme is te zien in figuur 1.  Slaapmedicatie Bij chronische pijn is de slaap vaak verstoord. Deze verbetert bij inname van amitriptyline, te doseren tot 75 mg indien er geen depressie bestaat, of 150 mg a.n. indien wel een comorbide depressie aanwezig is.{67 Pregabaline is ook effectief, zeker wanneer dit voor het slapengaan wordt ingenomen. In geval van ptss kunnen de slaapproblemen echter zeer hardnekkig zijn en gepaard gaan met nachtmerries. In dat geval is het volgen van het Harvard algoritme voor ptss aan te bevelen. De nachtmerries worden dan behandeld met alfablokkers zoals doxazosine. Als tweede stap kan trazolan worden voorgeschreven.{58 De combinatie ptss en chronische pijn komt zeer vaak voor en aandacht voor de slaap is van groot belang om de behandeling op gang te krijgen. Farmacologische behandeling van prikkelbaarheid Indien de prikkelbaarheid bestaat in het kader van pijn, slaapgebrek of depressie, zal deze met de behandeling daarvan verbeteren. Wanneer dit niet speelt en/of de (gezins)situatie daarom vraagt, kan fluoxetine 20 mg daags,{59 propranolol 40 mg 2 dd, of lamotrigine 100 mg daags{60 effectief zijn.

30

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 30

12-02-18 15:00


b2  Farmacologische behandeling

afnemen painDETECTTM

score ≤ 12 nociceptieve pijn

score ≥19 neuropatische pijn algoritme voor neuropatische pijn

algoritme voor nociceptieve pijn score >12 en <19 volg beide takken

STAP 1: paracetamol 3dd1000 mg

ja

na 2 weken BPI met 2 punten afgenomen?

ja

ja

nee

STAP 2: etoricoxib 1dd60 mg indien de patiënt >70 jaar is of cardiovasculair belast is deze stap OVERSLAAN!

na 2 weken BPI met 2 punten afgenomen?

STAP 1: pregabaline 1dd75 mg

volgende stap als additie

ja

nee

na 2 weken BPI met 2 punten afgenomen?

nee

STAP 3: 2 weken na STAP 2 pregabaline ophogen naar 3dd75 mg

ja

na 2 weken BPI met 2 punten afgenomen?

nee

STAP 4: 2 weken na STAP 3 pregabaline ophogen naar 2dd150 mg

gestegen volgende stap als additie

nee

STAP 2: 2 weken na STAP 1 pregabaline ophogen naar 2dd75 mg

is de score op de BPI gelijk gebleven of gestegen?

gelijk gebleven

na 2 weken BPI met 2 punten afgenomen?

overstappen naar STAP 1 van algoritme neuropatische pijn!

STAP 3: tramadol retard 1dd50-200 mg

ja verder met STAP 2 van algoritme nociceptieve pijn (etoricoxib 1dd60 mg indien de patiënt >70 jaar is of cardiovasculair belast is deze stap OVERSLAAN)

na 2 weken BPI met 2 punten afgenomen?

nee

STAP 5: pregabaline indien 2 weken na STAP 4 geen effect: STOPPEN! en dit algoritme verder volgen

Figuur 1  Pijnalgoritme effectief bevonden in CC:PAINDIP trial. {23, 57

Antidepressiva bij diabetes Depressie komt veel voor bij diabetes mellitus, met een prevalentie van 11-33%,{61 en hangt vaak samen met minder goed ingestelde diabetes.{62 De kans dat de therapietrouw onvoldoende is, is drie keer zo hoog bij diabetes met comorbide depressie als bij diabetes alleen.{63 Bovendien is de ervaren lichamelijke symptoomlast bij patiënten met diabetes met een comorbide depressie bijna twee keer zo hoog als bij patiënten met diabetes alleen.{64 Naast casemanagement, zoals hiervoor beschreven, is medicamenteuze behandeling van de comorbide depressie zinvol en effectief.{65 Fluoxetine, sertraline en paroxetine zijn alle drie goed werkzaam tegen de depressieve klachten en verbeteren functioneren en kwaliteit van leven.{66, 67, 68 Fluoxetine is niet alleen effectief in het kader van de depressieve symptomen, maar is ook geassocieerd met

31

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 31

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

gewichtsverlies, lagere bloedsuikerspiegels en lagere vetspiegels.{69 Sertraline is effectief als terugvalpreventie voor depressie bij diabetes.{70 Farmacologische behandeling van somatisch-symptoomstoornissen De specifieke farmacologische behandelmogelijkheden voor de somatisch-symptoomstoornis met pijn en comorbide depressie en ptss zijn hiervoor beschreven. Daarnaast zijn er farma­ cologische behandelmogelijkheden voor de somatisch-symptoomstoornis zonder deze comorbiditeit. Een Cochrane review vond dat het ongericht geven van antidepressiva, zowel tricyclische als ssri’s en snri’s, niet effectief was bij lichamelijke klachten zonder bekende lichamelijke ziekte. De combinatie van ssri’s en antipsychotica was echter wel effectief.{71 Een lage dosis sulpiride is effectief tegen functionele dyspepsie.{13 Voor de ziekteangststoornis zijn zowel imipramine, amitriptyline, clomipramine als ssri’s, zoals paroxetine en fluoxetine, effectief.{13 Een recente trial toonde aan dat imipramine 25-75 mg in het kader van een behandeling voor multipele lichamelijke klachten zonder bekende ziekte meer dan drie keer betere uitkomsten gaf op de lichamelijke klachten dan placebo.{72 Er zijn dus diverse mogelijkheden op farmacologisch gebied voor deze patiënten. Bekijk op www.accredidact.nl de video waarin auteur Christina van der Feltz-Cornelis vertelt over haar eigen ervaringen met patiënten met somatisch-symptoomstoornis. U vindt de video in uw online nascholingsdossier onder Aanvullende content en in de eLearning.

Opdracht Ga naar de vragen aan het begin van de onderdelen b1 en b2 en vergelijk de antwoorden die u daar gaf met de informatie die daarna is gegeven. Welke leerpunten kunt u nu voor uzelf formuleren?

32

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 32

12-02-18 15:00


Nadere bespreking van vragen en casuïstiek

a1 Casus 1 Mevrouw Van Dongen a De meest waarschijnlijke diagnose is een somatisch-symptoomstoornis bij diabetes mellitus en comorbide depressie. b Drie mogelijke oorzaken: catastrofale gedachten, vermoeidheid en cognitieve problemen vanwege een comorbide depressie bij diabetes. Vragen 1 Patiënte lijdt onder hevige en invaliderende moeheid. Daarnaast heeft zij regelmatig hypo­ glykemie. Zij heeft disproportionele en persisterende gedachten over de ernst van de klachten en een persisterend hoge mate van ongerustheid over haar gezondheid. Zij lijkt te fan­ taseren over de mogelijkheid tot zelfdoding met insuline. Daarmee voldoet zij aan alle drie de onderdelen van criterium B en betreft het een ernstige somatisch-symptoomstoornis. Daarnaast heeft zij een comorbide depressie ontwikkeld, die echter minder langdurig aanwezig is dan de somatisch-symptoomstoornis. Of zij ook cognitieve problemen heeft anders dan door haar comorbide depressie, die het volgen van de leefregels moeilijk maken voor haar, zou nader onderzocht moeten worden. 2 Naar eigen inzicht.

a2 Vragen 1 Naar eigen inzicht. Casus 1 Mevrouw Van Dongen (vervolg) c Onderzoek naar cognitieve stoornissen, en naar depressie. Overleg met de internist over de ernst van de hypoglykemieën, de mate van het al dan niet ingesteld zijn van de diabetes, en eventuele nog niet opgemerkte microvasculaire complicaties.

33

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 33

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

a3 Casus 2 Meneer Pietersen a De meest waarschijnlijke diagnose: • somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn, ernstig; • depressief syndroom; • ptss naar aanleiding van het ongeluk. b Drie mogelijke oorzaken voor neuropathische pijn: 1. pijn mogelijk door zenuwbeklemming door spierspanning en verergerd door slaapgebrek en depressie; 2. probleem met coping, dreigend verlies van baan; 3. relatie- of gezinsproblemen die het beeld verergeren en catastrofale gedachten in de hand werken. 1 Naar eigen inzicht.

b1 Casus 2 Meneer Pietersen (vervolg) c • Casemanagement gericht op het adequaat omgaan met de pijn en het tijdig innemen van pijnmedicatie, uitleg geven over de samenhang tussen pijn en slaap en adviezen over slaaphygiëne aan patiënt en partner. Uitleg geven over de invloed van spierspanningsklachten op de pijn en de samenhang met algemene spanning bij patiënt. Psychosomatische fysiotherapie gericht op het leren onderkennen van de lichamelijke klachten, de spierspanning, en oefeningen om daarmee om te gaan. • Partnerrelatiegesprek over omgaan met prikkelbaarheid patiënt. • Cognitieve gedragstherapie gericht op het omgaan met de klachten en het uitdagen van de catastrofale gedachten. • Overleg met de bedrijfsarts over mogelijkheden tot werkhervatting gezien het toestandsbeeld, indien patiënt hiermee instemt. Casus 1 Mevrouw Van Dongen (vervolg) d Patiënte uitleg geven over haar toestandsbeeld, de waarschijnlijke oorzaken, de benodigde aanpak, en daarover overeenstemming bereiken met haar. Inventariseren of zij nog catastrofale gedachten heeft en wat zij voor ondersteuning nodig heeft voor het weer bereiken van therapietrouw. Haar comorbide depressie medicamenteus behandelen.

34

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 34

12-02-18 15:00


Nadere bespreking van vragen en casuĂŻstiek

b2 Casus 2 Meneer Pietersen (vervolg) d Uit een multicenter trial bleek dat tijdig innemen van pijnmedicatie volgens de stappen ­paracetamol als eerste stap, celecoxib als tweede stap, duloxetine of pregabaline als derde stap en amitriptyline als vierde stap effectief was. Hierdoor was inname van opiaten meestal niet nodig. e Als slaapmedicatie kan inname van amitriptyline geadviseerd worden: tot 75 mg indien geen depressie bestaat, of 150 mg a.n. indien er wel een comorbide depressie is. Alternatief is pregabaline, zeker wanneer dit voor het slapengaan wordt ingenomen. In geval van ptss: alfablokkers zoals doxazosine en als tweede stap trazolan. f Prikkelbaarheid in het kader van pijn, slaapgebrek of depressie verbetert met de behandeling daarvan. Eventuele medicatie: fluoxetine 20 mg daags, propranolol 40 mg 2 dd, of lamotrigine 100 mg daags.

35

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 35

12-02-18 15:00


Literatuur 1. American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5e versie) (dsm-5). Washington: American Psychiatric Press; 2013. 2. Blankenstein AH, Bouman TK, Feltz-Cornelis CM van der, Fischer ER, Horst HE van der, Swinkels JA (red). Multidisciplinaire richtlijn: somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten en somatoforme stoornissen. Utrecht: Trimbos-instituut; 2010. 3. https://www.zorginzicht.nl/bibliotheek/zorgstandaard-solk/Paginas/Home.aspx Geraadpleegd op 5 september 2017. 4. Feltz-Cornelis CM van der. Nagebootste stoornissen. Tweede druk, editie dsm-5. In: Franken I, Muris P, Denys D (red). Basisboek psychopathologie. Utrecht: De Tijdstroom; 2015. 5. Feltz-Cornelis CM van der, Horst H van der (Red.). Handboek Somatisatie. 2e druk. Utrecht: De Tijdstroom; 2008. 6. Feltz-Cornelis CM van der. Onverklaard of ondoordacht? Naar een dsm-5 voor somatoforme stoornissen. Commentaar op van Dieren en Vingerhoets. Tijdschr Psychiatr. 2007;49(11):839-42. 7. Feltz-Cornelis CM van der, Balkom AJ van. The concept of comorbidity in somatoform disorder – a dsm-V alternative for the dsm-IV classification of somatoform disorder. J Psychosom Res. 2010 Jan;68(1):97-9; author reply 99-100. doi: 10.1016/j.jpsychores. 2009.09.011. 8. Boer C den, Eck van der Sluijs J van, Feltz-Cornelis CM van der. Organisatie van zorg. In Spaans J, Horst H van der, Rosmalen J, Rood Y van, Visser S (Eds.). Handboek Behandeling van solk. Houten: Lannoo Campus; 2017. 9. Feltz-Cornelis CM van der, Eede F van den. Somatisch-symptoom stoornis en aanverwante stoornissen. In Hengeveld MW, Balkom AJLM van, Heeringen C van, Sabbe BGC (red). Leerboek Psychiatrie. 3e herziene druk. Utrecht: De Tijdstroom; 2016. 10. Feltz-Cornelis CM van der. Het Stressbeeld. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds; 2014. 11. Feltz-Cornelis CM van der, Dyck R van. The notion of somatisation: an artefact of the conceptualisation of body and mind. Psychotherapy and Psychosomatics 1997;66(3):117-27. 12. Freud S, Breuer J. Studien über Hysterie. Leipzig/Wien: Franz Deuticke; 1895. Neudruck: 6. Auflage. Frankfurt a. M: Fischer; 1991. 13. Mayou R, Kirmayer LJ, Simon G, et al. Somatoform disorders: time for a new approach in dsm-5. American Journal of Psychiatry 2005;162:847-55. 14. Houdenhove B van. Blijven we steken in het dualistisch keurslijf? Commentaar op Van Dieren en Vingerhoets. Tijdschrift voor Psychiatrie 2007;49:835-7. 15. Feltz-Cornelis CM van der, Eede F van den. Somatisch-symptoom stoornis en verwante aandoeningen. In Hengeveld MW, Balkom AJLM van, Heeringen C van, Sabbe BGC (red). Leerboek Psychiatrie. Derde gereviseerde druk. Utrecht: De Tijdstroom; 2016. 16. Grol RPTM. Huisarts en somatische fixatie. Theorie en praktijk van de preventie van somatische fixatie. Utrecht: Bohn, Scheltema en Holkema 1983. 17. Houdenhove B van, Luyten P, Kempke S. Het ‘stress-adaptatiemodel’ van het chronische­ vermoeidheidssyndroom/fibromyalgie: een update. Tijdschrift voor Geneeskunde 2013;69(19):905-11. 18. Frances A. The new somatic symptom disorder in dsm-5 risks mislabeling many people as mentally ill. British Medical Journal 2013;346:f1580. 19. Escobar JI, Cook B, Chen CN, Gara MA, Alegría M, Interian A, Diaz E. Whether medically unexplained or not, three or more concurrent somatic symptoms predict psychopathology and service use in community populations. J Psychosom Res. 2010 Jul;69(1):1-8. doi: 10.1016/j. jpsychores.2010.01.001. 36

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 36

12-02-18 15:00


Literatuur

20. Eck van der Sluijs JF van, Have M ten, Rijnders CA, Marwijk HW van, Graaf R de, Feltz-Cornelis CM van der. Mental health care use in medically unexplained and explained physical symptoms: findings from a general population study. Neuropsychiatr Dis Treat. 2016 Aug 16;12:2063-72. doi: 10.2147/NDT.S109504. eCollection 2016. 21. Mayou R. Somatization. Review. Psychother Psychosom. 1993;59(2):69-83. 22. Voigt K, Wollburg E, Weinmann N, Herzog A, Meyer B, Langs G, Löwe B. Predictive validity and clinical utility of dsm-5 Somatic Symptom Disorder – comparison with dsm-IV somatoform disorders and additional criteria for consideration. J Psychosom Res. 2012 Nov;73(5):345-50. doi: 10.1016/j.jpsychores.2012.08.020. [Epub 2012 Sep 20.] 23. Heer EW de, Dekker J, Eck van der Sluijs JF van, Beekman AT, Marwijk HW van, Holwerda TJ, et al. Effectiveness and cost-effectiveness of transmural collaborative care with consultation letter (tcccl) and duloxetine for major depressive disorder (mdd) and (sub)chronic pain in collaboration with primary care: a randomized placebo-controlled multi-centre trial. tcc:paindip. bmc Psychiatry 2013 May 24;13(1):147. 24. Heer EW de, Gerrits MM, Beekman AT, Dekker J, Marwijk HW van, Waal MW de, et al. The association of depression and anxiety with pain: a study from nesda. PLoS One. 2014 Oct 15;9(10):e106907. doi: 10.1371/journal.pone.0106907. eCollection 2014. 25. Tan G, Jensen MP, Thornby JI, Shanti BF. Validation of the Brief Pain Inventory for chronic nonmalignant pain. J Pain 2004;5:133-7. 26. Lowe B, Unutzer J, Callahan CM, Perkins AJ, Kroenke K. Monitoring depression treatment outcomes with the patient health questionnaire-9. Med Care 2004;42:1194-1201. 27. Lowe B, Decker O, Muller S, Brahler E, Schellberg D, Herzog W, et al: Validation and standardization of the Generalized Anxiety Disorder Screener (gad-7) in the general population. Med Care 2008;46:266-74. 28. Ridder DTD de, Heck GL van. ciss Coping Inventory for stressful situations. Nederlandse gevalideerde versie. Amsterdam: Pearson; 2004. 29. Weertman A, Arntz A, Dreessen L, Velzen C van, Vertommen S. Short-interval test-retest interrater reliability of the Dutch version of the Structured Clinical Interview for dsm-iv personality disorders (scid-ii). J Pers Disord. 2003 Dec;17(6):562-7. 30. Schagen S, Schmand B, Sterke S de, Lindeboom J. Amsterdam Short-Term Memory test: a new procedure for the detection of feigned memory deficits. J Clin Exp Neuropsychol. 1997 Feb;19(1):43-51. 31. Bates ME, Lemay EP Jr. The d2 Test of attention: construct validity and extensions in scoring techniques. J Int Neuropsychol Soc. 2004 May;10(3):392-400. 32. Brickenkamp R, Hängsen K, Merten T, Hängsen K. D2 Aandachts en concentratie test. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers; 2007. 33. Reitan RM. Trail Making Test: Manual for administration and scoring. South Tucson: Reitan Neuropsychology Laboratory; 1992. 34. Reitan RM. Validity of the Trail Making Test as an Indicator of Organic Brain Damage. Perceptual and Motor Skills 1958;8:271-6. 35. Wechsler D. Wechsler Adult Intelligence Scale – Fourth Edition (wais-iv). San Antonio: Pearson; 2008. 36. Saan R, Deelman B. De 15-WoordenTests A (manual). Groningen: Department of Neuropsychology, University of Groningen; 1986. 37. Wester AJ, Herten JC van, Egger JI, Kessels RP. Applicability of the Rivermead Behavioural Memory Test – Third Edition (rbmt-3) in Korsakoff ’s syndrome and chronic alcoholics. Neuropsychiatric Disease and Treatment 2013;9:875-81. doi:10.2147/ NDT.S44973. 38. Osterrieth P. The test of copying a complex figure: A contribution to the study of perception and memory. Archives of Psychology 1944;30:206-356.

37

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 37

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

39. Wilson BA, Alderman N, Burgess PW, Emslie H, Evans JJ. Behavioural assessment of the dysexecutive syndrome. St Edmunds: Thames Valley Test Company; 1996. 40. Deelman B, Koning-Haanstra M, Liebrand W, Burg W van der. Een afasie-test voor auditief taalbegrip en mondeling taalgebruik. Handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger; 1981. 41. Freynhagen R, Baron R, Gockel U, Tölle TR. paindetect: a new screening questionnaire to identify neuropathic components in patients with back pain. Curr Med Res Opin. 2006 Oct;22(10):1911-20. PubMed pmid: 17022849. 42. Toussaint A, Löwe B, Brähler E, Jordan P. The Somatic Symptom Disorder – B Criteria Scale (ssd-12): Factorial structure, validity and population-based norms. J Psychosom Res. 2017 Jun;97:9-17. doi: 10.1016/j.jpsychores.2017.03.017. Epub 2017 Mar 30. 43. Toussaint A, Murray AM, Voigt K, Herzog A, Gierk B, Kroenke K, et al. Development and Validation of the Somatic Symptom Disorder-B Criteria Scale (ssd-12). Psychosom Med. 2016 Jan;78(1):5-12. doi:10.1097/PSY.0000000000000240. 44. Vroege L de, Eck van der Sluijs JF van, Kamp RC, Kop WJ, Feltz-Cornelis CM van der. Validation of the Somatic Symptom Disorder-B Criteria Scale (ssd-12) in a Clinical Centre of Excellence in the Netherlands. J Psychosom Res. 2017;97:144. Doi:10.1016/j.psychosores.2017.02.225. 45. Feltz-Cornelis CM van der, Andrea H, Kessels E, Duivenvoorden HJ, Biemans H, Metz M. Shared decision making in combinatie met rom bij patiënten met gecombineerde lichamelijke en psychische klachten; een klinisch-empirische verkenning. Tijdschr Psychiatr. 2014;56(6):375-84. 46. Katon W, Feltz-Cornelis CM van der. Treatment of depression in patients with diabetes: Efficacy, effectiveness and maintenance trials, and new service models. In Katon W, Maj M, Sartorius N. (eds.). Depression and diabetes (p. 81-108). London: Wiley. 47. Feltz-Cornelis CM van der, Oppen P van, Adèr H, Dyck R van. Randomized controlled trial of collaborative care by psychiatric consultation for persistent medically unexplained symptoms in general practice. Psychother Psychosom. 2006;75(5):282-9. 48. Feltz-Cornelis CM van der, Os TW van, Marwijk HW van, Leentjens AF. Effect of psychiatric consultation models in primary care. A systematic review and meta-analysis of randomized clinical trials. Journal of Psychosomatic Research 2010;68(6):521-33. 49. Feltz-Cornelis CM van der, Meeuwissen J, Jong S de, Hoedeman R, Elfeddali I. Randomised controlled trial of a psychiatric consultation model for treatment of common mental disorder in the occupational health setting. bmc Health Services Research 2007;7:29. 50. Dessel N van, Boeft M den, Wouden JC van der, Kleinstäuber M, Leone SS, Terluin B, Numans ME, Horst HE van der, Marwijk H van. Non-pharmacological interventions for somatoform disorders and medically unexplained physical symptoms (mups) in adults. Review. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Nov 1;(11):CD011142. doi: 10.1002/14651858. cd011142.pub2. 51. Miller E. The World Health Organization analgesic ladder. J Midwifery Womens Health 2004;49:542-5. 52. Frieden TR, Houry D. Reducing the Risks of Relief — The cdc’s Opioid-Prescribing Guideline. Engl J Med. 2016;374(16):1501-4. doi: 10.1056/NEJMp1515917. 53. Volkow ND, McLellan AT. Opioid abuse in chronic pain – Misconceptions and mitigation strategies. N Engl J Med. 2016;374:1253-63. 54. Dowell D, Haegerich TM, Chou R. cdc Guideline for Prescribing Opioids for Chronic Pain. mmwr Recomm Rep (2016) 65(rr-1):1-49. doi: 10.15585/mmwr.rr6501e1. 55. Bair MJ, Robinson RL, Katon W, Kroenke K. Depression and pain comorbidity: a literature review. Arch Intern Med. 2003;163:2433-45. 56. Huijbregts KM, Feltz-Cornelis CM van der, Marwijk HW van, Jong FJ de, Windt DA van der, Beekman AT. Negative association of concomitant physical symptoms with the course of major

38

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 38

12-02-18 15:00


Literatuur

depressive disorder: a systematic review. Review. J Psychosom Res. 2010 Jun;68(6):511-9. doi: 10.1016/j.jpsychores.2009.11.009. [Epub 2010 Jan 21.] 57. Heer EW de. Treatment of depressive disorder and pain. Results of the CC:PAINDIP study. In: Pain and Psychopathology. Academic dissertation 2018, Tilburg University, pp 196-225. 58. Bajor LA, Ticlea AN, Osser DN. The Psychopharmacology Algorithm Project at the Harvard South Shore Program: an update on posttraumatic stress disorder. Review. Harv Rev Psychiatry 2011 Sep-Oct;19(5):240-58. doi: 10.3109/10673229.2011.614483. 59. Fava M, Rosenbaum JF. Anger attacks in depression. Review. Depress Anxiety 1998;8(Suppl 1):59-63. PubMed pmid: 9809215. 60. Hanrietta AT, Fogel BS. Drug therapy in neuropsychiatry. In: Schiffer RB, Rao SM & Fogel BS (Eds.) Neuropsychiatry. 2nd Ed. Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins; 2003. 61. Anderson RJ, Freedland KE, Clouse RE, Lustman PJ. The prevalence of comorbid depression in adults with diabetes. Diabetes Care 2001;24:1069-78. 62. Lustman PJ, Anderson RJ, Freedland KE, Groot M de, et al. Depression and poor glycemic control: a meta analytic review of the literature. Diabetes Care 2000;23:934-42. 63. DiMatteo MR, Lepper HS, Croghan TW. Depression is a risk factor for noncompliance with medical treatment: meta-analysis of the effects of anxiety and depression on patient adherence. Arch Intern Med. 2000;160:2101-17. 64. Ludman EJ, Katon W, Russo J, Von Korff M, et al. Depression and diabetes symptom burden. Gen Hosp Psychiatry 2004 Nov-Dec;26(6):430-6. 65. Feltz-Cornelis CM van der, Nuyen J, Stoop CH, Chan J, Jacobsen AM, Katon W. Effect of interventions for major depressive disorder and significant depressive symptoms in patients with diabetes mellitus: a systematic review and meta-analysis. General Hospital Psychiatry 2010;32(4):380-95. 66. Gulseren L, Gulseren S, Hekimsoy Z, Mete L. Comparison of fluoxetine and paroxetine in type ii diabetes mellitus patients. Archives of Medical Research 2004;36:159-65. 67. Paile-Hyvinen M, Wahlbeck K, Eriksson JG. Quality of life and metabolic status in mildly depressed women with type 2 diabetes treated with paroxetine: A singleblind randomised placebo controlled trial. bmc Family Practice 2003;4:1-6. 68. Echeverry D, Duran P, Bonds C, Lee M, et al. The effect of pharmacologic treatment of depression on A1C and quality of life in low income Hispanics and African Americans with diabetes: a randomized, double blind, placebo controlled trial. Diabetes Care 2009 Dec;32(12):2156-60. 69. Lustman PJ, Freedland KE, Griffith LS, Clouse RE. Fluoxetine for depression in diabetes. Diabetes Care 2000;23:618-23. 70. Lustman PJ, Clouse RE, Nix BD, Freedland KE, et al. Sertraline for prevention of depression recurrence in diabetes mellitus. Arch Gen Psychiatry 2006;63:521-9. 71. Kleinstäuber M, Witthöft M, Steffanowski A, Marwijk H van, Hiller W, Lambert MJ. Pharmacological interventions for somatoform disorders in adults. Review. Cochrane Database Syst Rev. 2014 Nov 7;(11):cd010628. doi: 10.1002/14651858.CD010628.pub2. 72. Agger JL, Schröder A, Gormsen LK, Jensen JS, Jensen TS, Fink PK. Imipramine versus placebo for multiple functional somatic syndromes (stress-3): a double-blind, randomised study. Lancet Psychiatry 2017 May;4(5):378-88. doi:10.1016/S2215-0366(17)30126-8.

39

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 39

12-02-18 15:00


Toets Geaccrediteerd tot 22 februari 2020

Van solk naar somatischsymptoomstoornis 1

Wat is van toepassing op de somatisch-symptoomstoornis? (Meerdere antwoorden mogelijk.) O betreft lichamelijke klachten als hoofdklacht O betreft excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen samenhangend met de ­lichamelijke klachten of de hiermee gepaard gaande zorgen over de gezondheid O niet elke afzonderlijke klacht hoeft steeds aanwezig te zijn, maar het hebben van klachten op zich is wel persisterend O betreft onverklaarde lichamelijke klachten

2

De pijnstoornis uit de somatoforme stoornissen is volledig verdwenen bij de somatisch-symptoomstoornissen. juist/onjuist

3 Een somatisch-symptoomstoornis gaat altijd over één lichamelijke klacht.

O juist, want het gaat alleen om het B-criterium O onjuist, er kunnen meerdere lichamelijke klachten spelen en dat telt mee in de classificatie 4 Psychische comorbiditeit bij de somatisch-symptoomstoornis, zoals depressie, is altijd

secundair. juist/onjuist 5

Lichamelijke comorbiditeit mag niet voorkomen bij de somatisch-symptoomstoornis. juist/onjuist

40

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 40

12-02-18 15:00


TOETS

6

Bij welke psychische stoornissen komen vaak lichamelijke klachten voor? O depressieve stoornis O angststoornis O alcoholafhankelijkheid O psychotische stoornis O dementieel syndroom O somatisch syndroomstoornissen O neuropsychiatrische beelden O alle antwoorden zijn juist

7

Wat is van toepassing op de ziekteangststoornis? (Meerdere antwoorden mogelijk.) O de patiënt kan doktersbezoek vermijden O de patiënt gaat juist altijd heel vaak naar de dokter O de patiënt is niet gerust te stellen door middel van gangbaar diagnostisch onderzoek en uitleg O in 40% van de gevallen komt psychiatrische comorbiditeit voor, zoals een depressie of angststoornis

8

Wat is van toepassing op conversie? (Meerdere antwoorden mogelijk.) O het gaat om pseudoneurologische symptomen zoals loopstoornissen, vallen, spreekstoornissen O het is een belangrijk criterium dat het symptoom bij klinisch onderzoek incompatibel is met een bekende neurologische of andere somatische aandoening O een psychologische factor zoals een conflict of stressor is niet vereist O veinzen of nabootsen van de symptomen zijn niet vereist als criterium

9

Voor de somatisch-symptoomstoornissen wordt een lagere prevalentie verwacht dan voor de somatoforme stoornissen. juist/onjuist

10

Hoe kan pijn worden ingedeeld? O nociceptieve pijn O neuropathische pijn O gemengde pijn O centrale pijn O alle antwoorden zijn juist

41

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 41

12-02-18 15:00


VAN SOLK NAAR SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS

11

Welke comorbide stoornissen komen bij de somatisch-symptoomstoornis voor? (Meerdere antwoorden mogelijk.) O depressieve stoornis O angststoornis O ptss O adhd O autismespectrumstoornis O Gilles de la Tourette

12

Welke stappen zet u voordat u begint met de behandeling van somatisch-symptoomstoornis? (Meerdere antwoorden mogelijk.) O psycho-educatie O shared decision-making O tweesporenbeleid

13

Wat is van toepassing op casemanagement bij de somatisch-symptoomstoornis? (Meerdere antwoorden mogelijk.) O is een noodzakelijk onderdeel van de behandeling O omvat psycho-educatie O omvat psychosomatische fysiotherapie O omvat advies voor slaaphygiĂŤne O omvat altijd consultatie aan bedrijfsarts

14

Volgens de who-pijnladder hebben opiaten de voorkeur bij de somatisch-symptoomstoornis met pijn. juist/onjuist

42

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 42

12-02-18 15:00


Bijlagen

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 43

12-02-18 15:00


Bijlage 1 paindetecttm pijnvragenlijst pain DETECT ™

PIJNVRAGENLIJST

Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Patiënt: Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voornaam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoe zou u uw pijn op dit moment beoordelen? 0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Geef hieronder uw belangrijkste pijngebied aan

10

geen

max

Hoe hevig was de hevigste pijn in de afgelopen 4 weken? 0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

geen

max

Hoe hevig was de pijn gemiddeld in de afgelopen 4 weken? 0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

geen

10 max

Kruis één afbeelding aan die het verloop van uw pijn het beste weergeeft: Aanhoudende pijn met lichte schommelingen Aanhoudende pijn met pijnaanvallen Pijnaanvallen, daartussen pijnvrij

Straalt de pijn uit naar andere gebieden van het lichaam? ja nee

Pijnaanvallen, daartussen pijn

Zo ja, teken dan de richting en de plaats waarheen de pijn uitstraalt.

Hebt u in de aangegeven gebieden last van een branderig gevoel (bijvoorbeeld als van brandnetels)? nooit

nauwelijks

weinig

matig

hevig

zeer hevig

Hebt u in het gebied van uw pijn een kriebelend of prikkelend gevoel (zoals mieren, zwakke stroom)? nooit

nauwelijks

weinig

matig

hevig

zeer hevig

hevig

zeer hevig

Is een lichte aanraking (kleding, beddengoed) in dit gebied pijnlijk? nauwelijks

nooit

weinig

matig

Hebt u in het gebied van uw pijn schietende pijnaanvallen, als elektrische scheuten? nauwelijks

nooit

weinig

matig

hevig

zeer hevig

hevig

zeer hevig

hevig

zeer hevig

hevig

zeer hevig

Is kou of warmte (badwater) in dit gebied wel eens pijnlijk? nooit

nauwelijks

weinig

matig

Hebt u in de door u aangegeven gebieden last van een doof gevoel? nooit

nauwelijks

weinig

matig

Wekt een lichte druk, bijvoorbeeld met de vinger, in dit gebied pijn op? nooit

nauwelijks

nooit x0=

nauwelijks x1=

Ontwikkeling/Referentie: Freynhagen R, Baron R, Gockel U, Tölle TR. pain DETECT: a new screening questionnaire to identify neuropathic components in patients with back pain. Curr Med Res Opin. 2006 Oct; 22(10): 1911-20

44

weinig

matig

(in te vullen door de arts)

weinig x2=

matig

x3=

Nederlandse vertaling: Timmerman H. et al. Cross-Cultural Adaptation to the Dutch Language of the PainDETECT-Questionnaire. Pain Practice, Volume 13, Issue 3, 2013 206–214

hevig x4= Totaalscore

zeer hevig x5= van 35

© Pfizer bv 2008. De licentierechten van de pain DETECT ™ Questionnaire in Nederland liggen exclusief bij Pfizer bv.

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 44

12-02-18 15:00


pain DETECT ™

Evaluatie van de pijnvragenlijst

Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Patiënt: Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voornaam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Neem hier de totaalscore over van de pijnvragenlijst:

Totaalscore Tel hierbij de volgende getallen op die horen bij de aangekruiste afbeelding van het pijnverloop en de uitstralende pijn. Bereken vervolgens de eindscore: Aanhoudende pijn met lichte schommelingen

0

Aanhoudende pijn met pijnaanvallen

-1

indien aangekruist, of

Pijnaanvallen, daartussen pijnvrij

+1

indien aangekruist, of

Pijnaanvallen, daartussen pijn

+1

indien aangekruist

Uitstralende pijn?

+2

zo ja

Eindscore

Uitkomst van de screening Eindscore

Negatief

Onduidelijk

Positief

| | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | | 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38

neuropathische pijncomponent onwaarschijnlijk ( < 15%)

uitkomst niet eenduidig, neuropathische pijncomponent kan toch aanwezig zijn

neuropathische pijncomponent waarschijnlijk ( > 90%)

Deze vragenlijst kan geen medische diagnostiek vervangen! Deze vragenlijst is bedoeld om te screenen op aanwezigheid van een neuropathische pijncomponent. Ontwikkeling/Referentie: Freynhagen R, Baron R, Gockel U, Tölle TR. pain DETECT : a new screening questionnaire to identify neuropathic components in patients with back pain. Curr Med Res Opin. 2006 Oct; 22(10): 1911-20 Nederlandse vertaling: Timmerman H. et al. Cross-Cultural Adaptation to the Dutch Language of the PainDETECT-Questionnaire. Pain Practice, Volume 13, Issue 3, 2013, 206–214 © Pfizer bv 2008. De licentierechten van de pain DETECT ™ Questionnaire in Nederland liggen exclusief bij Pfizer bv.

© Nederlandse versie painDETECTTM Questionnaire: 2012 Kris. C. P. Vissers. Pain Practice © 2012 World Institute of Pain. © Engelse versie painDETECTTM Questionnaire: 2008 Pfizer bv. Weergegeven met toestemming van de auteur en Pfizer bv.

45

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 45

12-02-18 15:00


Bijlage 2 ssd-12 vragenlijst ssd-12 Bijna iedereen heeft wel eens last van lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn, rugpijn, misselijkheid, of hartkloppingen. De volgende vragen gaan over uw gedachten en gevoelens bij deze lichamelijke klachten en hoe u met dit soort klachten omgaat. Gelieve bij elk van deze uitspraken een cirkeltje te plaatsen rond het cijfer dat het meest op u van toepassing is. Er zijn geen goede of foute antwoorden; we zijn geïnteresseerd hoe u zich voelt 0 = Nooit 1 = Zelden 2 = Soms 3 = Vaak 4 = Meestal of altijd 1.

Ik denk dat mijn lichamelijke klachten een teken zijn van een ernstige ziekte.

0

1

2

3

4

2.

Ik ben erg bezorgd over mijn gezondheid.

0

1

2

3

4

3.

Mijn zorgen over mijn gezondheid hinderen me in het dagelijkse leven.

0

1

2

3

4

4.

Ik ben ervan overtuigd dat mijn klachten ernstig zijn.

0

1

2

3

4

5.

Mijn lichamelijke klachten maken me bang.

0

1

2

3

4

6.

Mijn lichamelijke klachten houden me het merendeel van de dag bezig.

0

1

2

3

4

7.

Andere mensen vertellen me dat mijn lichamelijke klachten niet ernstig zijn.

0

1

2

3

4

8.

Ik maak me zorgen dat mijn klachten nooit zullen verdwijnen.

0

1

2

3

4

9.

Mijn zorgen over mijn gezondheid kosten mij energie.

0

1

2

3

4

10.

Ik denk dat artsen mijn lichamelijke klachten niet serieus nemen.

0

1

2

3

4

11.

Door mijn lichamelijke klachten kan ik me slecht op andere dingen concentreren.

0

1

2

3

4

12.

Ik maak me zorgen dat mijn lichamelijke klachten ook in de toekomst zullen blijven bestaan.

0

1

2

3

4

COPYRIGHT © 2016 Toussaint A, Murray AM, Voigt K, Herzog A, Gierk B, Kroenke K, Rief W, Henningsen P, Löwe B. Development and Validation of the Somatic Symptom Disorder-B Criteria Scale (SSD-12). Psychosomatic Medicine. 2016 Jan;78(1):5-12. doi: 10.1097/PSY.0000000000000240. Institut und Poliklinik für Psychosomatische Medizin und Psychotherapie, Universitätsklinikum Hamburg-Eppendorf: Translation: Willem J. Kop: Tilburg University, the Nethlerlands.

46

BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 46

12-02-18 15:00


BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 47

12-02-18 15:00


BW_PS2018_01_VAN_SOLK_v5.indd 48

12-02-18 15:00




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.