Kunst op Niveau
Colofon Titel: ISBN:
Kunst op Niveau 3e herziene editie, 1e druk, 2010 978.94.6062.008.9
Auteurs / redactie: P. den Hertog, E. Angel, J. Marttin Grafische vormgeving: Prezns, Marco Bolsenbroek Afbeelding omslag: Dorothee Golz: ‘Der Perlenohrring’ 2009. C-Print/Diasec, 188x140 cm.
© 2010 Uitgeverij LAMBO bv, Arnhem Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens bestand of openbaar gemaakt in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo, het Besluit van 20 juli 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht. Voor het overnemen van gedeelten uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. © 2010 c/o Beeldrecht Amsterdam Van werken aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatie rechten geregeld met Beeldrecht te Amsterdam.
Inhoudsopgave Inleiding
5
Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr. Grieken Romeinen Vroegchristelijke kunst 50-500
7 8 14 18
Middeleeuwen 405-1453 Byzantijnse kunst 500-1453 Karolingische kunst 800-900 Romaanse kunst 900-1150 Gotiek 1100-1400
22 24 28 30 35
Renaissance, barok, neoclassicisme Renaissance 1400-1530 ManiĂŤrisme 1530-1600 Barok 1600-1720 Rococo 1720-1750 Neoclassicisme 1760-1840
41 43 49 52 57 59
De negentiende eeuw Romantiek 1800-1840 Realisme 1840-1880 Impressionisme 1870-1905 Pointillisme en postimpressionisme 1884-1905 Postimpressionisme Symbolisme 1885-1900
64 65 69 73 77 79 80
Modernisme Arts and Crafts 1875-1900 Jugendstil 1890-1910 Art deco 1910-1940 Expressionisme 1905-1920
82 83 83 88 89
Kubisme 1907-1914 Futurisme 1909-1916 De Stijl 1917-1931 Constructivisme 1917-1924 Functionalisme in de architectuur vanaf 1900 Bauhaus 1919-1933 Dada 1916-1923 Surrealisme vanaf 1924 Nieuwe zakelijkheid en magisch realisme 1920-1950
95 98 101 105 108 111 116 119 123
Kunst na 1945 Abstract expressionisme in Amerika 1943-1959 Schilderkunst Action painting 1940-1955 Colorfield painting vanaf 1951 Hard-edge (post painterly abstraction) vanaf 1955 Abstract expressionisme in Europa 1940-1959 Pop-art 1955-1970 Nouveau rĂŠalisme 1960-1970 Foto- of hyperrealisme vanaf 1965 Op-art 1955-1980
124 125 126 127 128 129 132 136 137 139
Postmoderne kunst Architectuur na 1945 Schilderkunst Expressionistische beeldhouwkunst Textielkunst Hedendaagse modevormgeving Conceptuele Kunst Toegepaste vormgeving en grafisch ontwerp Nieuwe Media
140 141 145 148 152 153 155 159 162
Index
166
Kunst op Niveau | inleiding
Inleiding In Kunst op Niveau wordt de kunstgeschiedenis vanaf de klassieke Oudheid tot de huidige ontwikkelingen behandeld. De verschillende culturen en stijlen komen in chronologische volgorde aan bod. Kunst op Niveau is opgedeeld in zeven blokken over samenhangende periodes in de kunstgeschiedenis. Elk blok begint met een korte introductie van de desbetreffende periode en is verdeeld in hoofdstukken voor de kunststromingen. Hiermee biedt Kunst op Niveau een globaal overzicht van de belangrijkste kunst- en cultuurÂhistorische ontwikkelingen in met name de Westerse wereld. De belangrijkste begrippen (naar aanleiding van de exameneisen) zijn gecursiveerd en, waar nodig, uitgelegd. De index achter in het boek verwijst naar de uitleg van die begrippen op de plaats in het boek waar ze voor het eerst worden genoemd. Van de stromingen worden met name de algemene ontwikkelingen op gebied van architectuur, textiel- en schilderkunst, besproken. Elk hoofdstuk is vervolgens onderverdeeld in voorstelling, vormgeving en functie. Onder de functie wordt de beeldende, decoratieve, symbolische, praktische of gebruiksfunctie verstaan. Ook is er brede aandacht voor kunsthistorische en kunstbeschouwelijke aspecten van tenminste ĂŠĂŠn exemplarisch kunstwerk per stroming/stijl. Tot slot wordt aan het eind van elk hoofdstuk worden de belangrijkste kenmerken van de besproken stroming kort samengevat.
5
7
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 2. Het Romeinse Rijk, ca. 400
Afbeelding 1. Alexander de Grote, detail mozaïek, ca. 330 v. Chr.
Afbeelding 3. Capitolijnse wolvin, 5e eeuw voor Christus. De tweeling is er later bijgevoegd door Antonio Pollaiuolo in de 15e eeuw
Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr. | Algemene Inleiding De Griekse cultuur heeft veel aanzien verworven in de kunstgeschiedenis. Griekenland bracht grote leiders, filosofen en kunstenaars voort. Ook kende ze een grote wetenschappelijke vooruitgang die vandaag de dag nog steeds veel betekenis heeft, denk maar eens aan wiskunde en sterrenkunde. Democratie is een Griekse uitvinding die zijn oorsprong vindt tijdens de klassieke periode in Athene. Griekenland kende geen centrale regering, maar bestond uit verschillende stadstaten (een polis, hier komt ook het woord politiek vandaan). Athene was een van de eerste stadstaten waar een democratie werd ingevoerd. Alle vrije mannen kregen er het recht om te stemmen. Vrouwen en slaven hadden dit recht niet, het was dus nog niet een democratie zoals wij die nu kennen. Door de veroveringen van Alexander de Grote (356-323 v. Chr.) werden de Griekse taal en cultuur over een groot gebied verspreid. De beeldende kunst raakte beïnvloed door de diverse culturen die met elkaar in contact kwamen in dit rijk. Op afbeelding 1 zie je een detail van een mozaïek waarop Alexander de Grote is afgebeeld tijdens een gevecht. Na de dood van Alexander de Grote werd het rijk opgesplitst in kleinere koninkrijken. De hoofdsteden, zoals Alexandrië, werden grote centra van handel, industrie, wetenschap en kunst. In de Griekse oudheid speelt godsdienst een belangrijke rol in het dagelijks leven van de Grieken. De Grieken kenden vele goden die ze vereerden in grote tempels. Er werden sculpturen gemaakt van de goden en ze werden geschilderd op vazen. De verhalen omtrent de Griekse goden hebben grote aantrekkingskracht gehad op latere generaties kunstenaars die zich hierdoor steeds lieten inspireren. Ondanks dat er een groot bijgeloof heerste onder de Grieken
was er ook behoefte aan een meer rationele verklaring voor diverse verschijnselen. De Griekse filosofen zochten naar een nieuwe wereldvisie. De bekendste filosofen uit de Griekse oudheid waren Socrates, Plato en Aristoteles. Deze filosofen legden de basis voor het denken in onze tijd en zijn van grote invloed geweest op de ontwikkelingen in de kunsten, met name het theater. Naast de Griekse beschaving komt een andere beschaving op die steeds machtiger wordt, de Romeinen. In de 8e eeuw v. Chr. woonden in een gedeelte van het tegenwoordige Italië (toen Latium geheten) de Latijnen, een volk van herders en boeren. Een van de belangrijkste dorpen in dit gebied was Rome. Aan de naam van de stad Rome is een oud volksverhaal verbonden. Volgens dit verhaal werd er in de oudheid een tweeling, Romulus en Remus, te vondeling gelegd. Een wolvin redde hen van de verdrinkingsdood en voedde de tweeling op. Op een gegeven ogenblik doodde Romulus zijn broer Remus en stichtte hij de huidige stad Rome, die naar hem vernoemd werd. Aan de naam van deze stad danken de Romeinen hun naam (afb. 3). In de loop der eeuwen werd de macht van Rome steeds groter. Bijna heel Italië kwam in handen van de stadstaat Rome. In enkele eeuwen tijd veroverden de Romeinen grote delen van Europa, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en diverse gebieden rond de Middellandse Zee, waaronder Griekenland. De kracht van de Romeinse veroveringspolitiek lag in het respecteren van de cultuur van de overwonnen volken. De Romeinen lieten de bestaande cultuur, zoals ze die aantroffen in de veroverde gebieden, intact en voerden daar niet de Romeinse cultuur in. Dat is één van de redenen waardoor het Romeinse Rijk wel 1000 jaar heeft kunnen bestaan, ondanks de enorme uitgestrektheid en de gebrekkige communicatie.
8
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 1. Gouden dodenmasker uit Mycene
Afbeelding 2. Grieks theater in Delphi
Grieken | Inleiding Vanaf ongeveer 200 na Chr. brokkelde de macht van de Romeinse keizers en het Romeinse Rijk af. In 395 na Chr. werd het Rijk gesplitst in het West-Romeinse en Oost-Romeinse Rijk (afb. 2). Het West-Romeinse Rijk werd door invallende gotische stammen (barbaren) in 476 ten val gebracht. Het Oost-Romeinse Rijk heeft als hoofdstad Constantinopel. Deze stad heette eerder Byzantium, maar werd door keizer Constantijn verkozen tot nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk. Hij veranderde de naam van de stad naar Constantinopel, deze naam is afgeleid van de voornaam van de keizer. Het Oost-Romeinse Rijk gaat over in het Byzantijnse rijk en zal tot maar liefst 1453 een keizerrijk blijven. De Byzantijnse cultuur staat bekend om haar grote rijkdom en heeft een invloed die reikt tot in Italië. De Italiaanse stad Ravenna staat onder grote invloed van de Byzantijnse cultuur, wat terug te zien is in haar culturele rijkdom. Tegen het einde van het Romeinse Rijk komt het christendom sterk op. In eerste instantie worden christenen vervolgd door de Romeinen, maar later wordt die godsdienst juist omarmd. Keizer Constantijn laat zich in de vierde eeuw zelfs bekeren tot het christendom en wordt hierdoor de eerste christelijke Romeinse keizer.
De oude Grieken hebben een rijke beschaving. In de kunsten ligt de nadruk op schoonheid en harmonie. De Grieken zoeken in al hun kunstuitingen naar de ideale verhoudingen en streven naar perfectie. In de beeldhouwkunst wordt het menselijk lichaam bestudeerd en in de architectuur zoekt men naar de juiste maatverhoudingen. Filosofen zoals Plato en Aristoteles leggen in hun werken hun ideeën over de kunsten vast. Hun ideeën zijn met name belangrijk voor het theater en dat neemt een heel belangrijke plaats in binnen de Griekse cultuur. Er worden veel openluchttheaters gebouwd; deze gebouwen zijn halfrond en worden tegen heuvels aangebouwd (afb. 2). In Athene wordt vanaf ongeveer 500 v. Chr. elk jaar een driedaagse wedstrijd georganiseerd voor de beste theatermakers. Iedere dag worden er twee tragedies en één komedie gespeeld. Alle Atheners komen tijdens deze wedstrijddagen naar het theater. Behalve de openluchttheaters bouwen de Grieken tempels, concertzalen, raadszalen, badhuizen (thermen), markthallen (stoa’s), sportscholen (gymnasia) en zuilenhallen voor rechtspraak en het houden van toespraken. Veel van de Griekse schilderkunst is in de loop der jaren verloren gegaan. De oude tempels en beeldhouwwerken waren kleurrijk versierd en in huizen werden muurschilderingen aangebracht. Ook van de Griekse beeldhouwkunst is het merendeel verloren gegaan of verscheept naar Engeland, Duitsland en Frankrijk. Toch kennen we veel van de Griekse werken, doordat de Romeinse kunstenaars veel Griekse beelden hebben gekopieerd.
9
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 3. Parthenon in Athene, 447-438 v. Chr.
Afbeelding 4. De gulden snede, a en b
Grieken | Architectuur A. Vormgeving Op afbeelding 3 is een beroemde Griekse tempel, het Parthenon afgebeeld. Deze tempel is gebouwd voor de verering van de godin Athena, de beschermgodin van de stad Athene. De tempel is op een podium gebouwd, dat rondom via enkele hoge treden bereikbaar is. Op het podium staan zuilen, die bekroond worden met kapitelen. Op afbeelding 5 kun je zien dat het kapiteel zich aan de bovenzijde van de zuil bevindt. De ruimte tussen de verschillende zuilen wordt overbrugd door architraven (liggende balken). De bouwkundige constructie van deze tempel wordt daarom architraafbouw genoemd. Op de architraven rust het flauw hellend zadeldak. De voor- en achterzijde van het dak zijn afgesloten met een driehoekig gevelveld, het timpaan, dat versierd is met beeldhouwwerk. De oudste tempels zijn van hout gemaakt en in heldere kleuren beschilderd. De zuilen bestaan oorspronkelijk uit samengebonden rietstengels. Vanaf 600 v. Chr. worden de tempels van steen en marmer gebouwd. Sommige onderdelen van deze stenen tempels herinneren nog aan het materiaal dat voor de oudste tempels werd gebruikt. Zo verwijzen de groeven in de zuilen naar de structuur van de samengebonden rietstengels. De trigliefen, de stenen met verticale groeven onder het zadeldak, doen denken aan de uiteinden van de balken van de oudere tempel. In de koppen van deze balken die het dak van de oude tempel moesten dragen, werden altijd drie gleuven aangebracht. Vandaar de naam trigliefen (drie gleuven). De vorm van de zuilen en de groeven in de zuilen zijn afgeleid van de rieten zuilen van de oude tempel. Kenmerkend voor de Griekse tempels is de eenvoud en de harmonie van de bouwwerken. De Grieken gaan bij het bepalen van de maten van de tempels uit van vaste maatverhoudingen.
Deze verhoudingen komen overeen met de verhoudingen van het menselijk lichaam. Lengte, breedte en hoogte van de tempel hebben bijvoorbeeld dezelfde onderlinge verhouding als bepaalde lichaamsdelen ten opzichte van elkaar hebben. Uit de verhoudingen van het menselijk lichaam leidden de Grieken de ‘gulden snede’ af; de verdeling van een lijnstuk in twee delen in een ideale maatverhouding. Daarbij verhoudt het grootste (M) van de twee delen zich tot het kleinste (m), zoals het gehele lijnstuk (M + m) zich verhoudt tot het grootste (M). Ofwel M : m = (M+m) : M. De bedoelde verhouding M : m wordt het gulden getal genoemd en aangeduid met de Griekse letter φ (phi) = 1,63 (zie afb. 4). De Griekse architecten zijn meesters in het aanbrengen van allerlei correcties in de vormen en maten van onderdelen van de tempels. Deze correcties moeten de fouten die het menselijk oog meent te zien (gezichtsbedrog) weer goed maken. Om te voorkomen dat de zuilen een plompe indruk maken, is de zuil vanaf het midden van de schacht naar boven toe iets smaller gemaakt. De zuilen op de hoek van de tempel worden iets dikker gemaakt en dichter bij elkaar gezet dan de andere zuilen. Deze correcties zijn nodig om de indruk weg te nemen dat de zuilen op de hoek te dun zijn. Doordat die zuilen het meeste licht krijgen, lijken ze dunner dan de andere. In de Griekse bouwkunst onderscheiden we verschillende stijlen of orden. Met name in de tempelbouw komen de verschillen tussen de diverse bouwstijlen duidelijk tot uitdrukking. De oudste is de Dorische stijl, zoals je die kunt zien bij het Parthenon. Deze komt rond 700 v. Chr. tot ontwikkeling. De vorm van de gebouwen die in deze stijl zijn gebouwd, komt tamelijk zwaar en massief over. Het kapiteel heeft de vorm van een kussen (afb. 5a). Vandaar dat het Dorische kapiteel ook kussenkapiteel genoemd wordt. De
10
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
1= timpaan 2= fries 3= triglief 4= metope 5, 6= regula met guttea 7= architraaf 8= kapiteel
9= 10= 11= 12= 13= 14=
Dorisch
abacus echinus zuil cannelures treden basement
Ionisch
Korintisch
Afbeelding 5. Klassieke bouworden
Afbeelding 6. Het Erechteum in Athene, 421-405 v. Chr.
zuilen hebben geen voetstuk. Vanaf 570 v. Chr. komt de Ionische stijl in zwang. De bouwwerken in deze stijl maken een sierlijker indruk dan de architectuur in Dorische stijl. Het kapiteel bestaat uit twee gekrulde vormen (voluten) die de zuil omklemmen en met elkaar verbonden zijn (afb. 5b). Het Ionische kapiteel heeft daarom de naam krulkapiteel gekregen. De zuilen zijn ranker dan de Dorische zuilen en staan op een voetstuk. De Korintische stijl wordt toegepast vanaf 400 v. Chr. Kenmerkend voor deze bouworde is het kapiteel dat bestaat uit een samengesteld geheel van bladvormen (afb. 5c). Een andere naam voor deze kapiteelvorm is bladerkapiteel. In tegenstelling tot de Dorische stijl bestaat de architraaf in de Korintische orde uit drie lagen steen boven elkaar. Een ander voorbeeld van een typisch Grieks bouwwerk is het theater. Het theater in Epidaurus is een van de grootste theaters die ooit is gebouwd in Griekenland. Het theater heeft een doorsnede van 118 meter en kan plaats bieden aan maar liefst 14.000 toeschouwers. Het theater is gebouwd naar oud Grieks model. Het theater bestaat uit een rond middenpunt, de orchestra. Hier voert het koor haar danspassen uit. Hierachter is een rechthoekige ruimte waarop een klein rechthoekig gebouw staat, dit zijn het proskenion en de skene. Het proskenion dient als podium, de skene heeft een dubbele functie, enerzijds fungeert ze als kleedruimte, anderzijds als decor. Links en rechts van het podium bevinden zich de parodoi, via deze toegangen kunnen het publiek en de acteurs het theater binnen. Het theatron is de halfronde tribune waar de toeschouwers zich bevinden. Alle Griekse theaters zijn op deze manier opgebouwd.
B. Functie Het Parthenon is niet bedoeld voor rituele handelingen: het altaar staat voor en niet in de tempel. Het altaar is een stenen tafel waarop offers aan de goden worden aangeboden. Het gebouw dient als onderdak voor de beelden van de godin Athena die van buitenaf te zien zijn. Niet iedereen mag de tempel ingaan: alleen de priesters mogen het gebouw betreden. De bouw van indrukwekkende tempels is voor de grote steden een prestigekwestie. Door de enorme bedragen die in de tempelbouw gestoken worden, zijn de tempels symbolen van religiositeit, rijkdom en macht. De Griekse theaters zijn in eerste plaats gebouwd ter vermaak van het volk. Het theater was zeer populair bij alle lagen van de bevolking. Hiernaast waren de Grieken er ook van overtuigd dat men door naar de voorstellingen te kijken zelf heel wat kon leren over het leven.
11
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 7. Axekias: amfoor, 540-530 v. Chr.
Afbeelding 8. Roodfigurige vaas, vijfde eeuw v. Chr.
Grieken | Schilderkunst en toegepaste vormgeving A. Voorstelling De afbeeldingen op de vazen (afb. 7 en 8) stellen figuren uit de Griekse godenwereld voor. Behalve figuren uit de Griekse mythologie (verhalen over goden) en heldensagen, worden ook taferelen uit het dagelijks leven steeds vaker gebruikt. De oudste vazen zijn beschilderd met mens- en dierfiguren en geometrische motieven, deze bestaan uit driehoeken, cirkels, (haken)kruizen en zigzagvormen. (900-700 v. Chr.). B. Vormgeving Kenmerkend voor de geometrische, archaïsche stijl zijn de hoekige mens- en dierfiguren. De vaas op afbeelding 7 is een voorbeeld van de latere Attische stijl in de Griekse vaasschilderkunst. De afgebeelde mens- en dierfiguren zijn realistischer en dynamischer (meer waarheidsgetrouw en beweeglijker) uitgebeeld dan in de periode ervoor. De vormen zijn met zwartbakkende glazuur op de lichtrode scherf (ondergrond) van de vaas aangebracht. Glazuur is een stof die kleur geeft aan de vaas en ervoor zorgt dat de vaas waterdicht wordt. Door de zwartbakkende glazuurlaag weg te krassen, is de rode ondergrond weer zichtbaar geworden en zijn rode lijnen ontstaan. De figuren zijn zwart gebleven, daarom wordt deze stijl zwartfigurige keramiek genoemd. De vaas op afbeelding 8 is vervaardigd in de vijfde eeuw v. Chr. Op deze vaas is een andere schildertechniek toegepast: de mensen dierfiguren op deze vazen hebben een rode kleur, terwijl de achtergrond zwart is in plaats van rood. Deze roodfigurige keramiek is tot stand gekomen door de vaas met een zwarte laag te bedekken en de figuren uit te sparen. De zwarte lijnen zijn er met een dun penseeltje op geschilderd.
C. Functie De schilderkunst staat bij de oude Grieken in dienst van het dagelijks leven (gebruiksaardewerk) of de godsdienst (beschilderde tempels, beelden en vaatwerk) en neemt in het oude Griekenland een belangrijke plaats in. Amfora’s (eivormige vazen met twee oren), potten, schalen en vazen maken deel uit van het Griekse gebruiksaardewerk. Aan de vorm van de vaas is te zien welke functie deze heeft. Het aardewerk dient voor de sier, als drink- (afb. 8) en toiletgerei, geschenk, ereprijs (amforen), grafversiering en om voorraden in te bewaren.
12
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 9. Peplos korè, ca. 540 v. Chr.
Afbeelding 10. Kouros uit Tenea, ca. 570 v. Chr.
Afbeelding 11. Discuswerper van Myron, ca. 450 v.Chr.
Grieken | Beeldhouwkunst A. Voorstelling De vrouwenfiguur op afbeelding 9 en de naakte man op afbeelding 10 zijn voorbeelden van de Griekse beeldhouwkunst uit de zesde eeuw v. Chr. Behalve gewone mannen- en vrouwenfiguren worden ook goden en helden uit de Griekse mythologie in de beeldhouwkunst afgebeeld (afb. 13). Omdat de Grieken tal van goden en godinnen kennen, is er sprake van grote variatie in de afgebeelde figuren. Na verloop van tijd gaat de afbeelding van de mens als individu een steeds belangrijker plaats innemen in de Griekse beeldhouwkunst. De afbeeldingen worden steeds meer levensecht. B. Vormgeving Op afbeelding 9 en 10 zijn beelden uit de archaïsche periode (zesde eeuw v. Chr.) zichtbaar. De gestileerde (vereenvoudigde) mannenfiguren en vrouwenfiguren zijn frontaal weergegeven, dat wil zeggen dat ze recht van voren zijn afgebeeld. Het statische (onbeweeglijke) zijaanzicht van de beelden benadrukt de stramme houding. Kenmerkend zijn de starende ogen en de bevroren archaïsche glimlach. De vormgeving van de archaïsche mensfiguren doet denken aan Egyptische beelden. De vrouwenfiguur wordt ‘korè’ genoemd, de mannenfiguur draagt de naam ‘kouros’. De atleet op afbeelding 11 is een beeldhouwwerk uit de klassieke periode (500-350 v. Chr.). In deze tijd bereikt de Griekse beschaving haar hoogtepunt. De beeldhouwer heeft de anatomie van de atleet nauwkeurig bestudeerd. De figuur van de atleet heeft perfecte vormen en ideale verhoudingen. Zoals op afbeelding 12 te zien is, maakt de stramme houding van de kourosbeelden plaats voor een veel soepelere houding: de contrapost. Kenmerkend voor de contrapost is het gestrekte been waar het lichaam op rust en
een licht gebogen been dat losjes is neergezet. ‘De Doryphorus’ (de speerdrager) van de beroemde beeldhouwer Polykleitos is een prachtig voorbeeld van de toepassing van contrapost. Dit beeld is eeuwenlang het grote voorbeeld en ideaal van vele beeldhouwers geweest. Het beeldhouwwerk op afbeelding 13 is gemaakt in de laatste fase van de ontwikkeling van de Griekse beeldhouwkunst. Deze fase wordt de hellenistische periode (350-50 v.Chr.) genoemd. De beeldhouwer heeft de Trojaanse priester Laocoön en zijn twee zoons uitgebeeld. Volgens de Griekse mythe wilde de priester de Trojanen ervan weerhouden om het Griekse geschenk (het Trojaanse paard) aan te nemen. Hij vertrouwde dit geschenk niet en zou daarin later gelijk krijgen. De Griekse God Poseidon werd zo kwaad op de priester dat hij twee slangen naar de priester en zijn zoons stuurde, die de drie mannen verslonden. De afgebeelde mensfiguren zijn realistischer en verfijnder uitgebeeld dan in vroegere periodes. De houdingen van de figuren zijn ingewikkeld, beweeglijk en dramatisch. De gezichten en gebaren drukken emotie en strijd uit. In vergelijking met de beeldhouwkunst tijdens de klassieke periode is dit beeldhouwwerk theatraal, (overdreven dramatisch). Aan de anatomie van de lichamen is veel aandacht geschonken: de spieren en botten zijn zeer gedetailleerd weergegeven. De beeldhouwers streven in hun kunstwerken naar de weergave van een ideale mensfiguur. De goden beelden zij uit als onsterfelijke mensen met perfecte vormen en verhoudingen. De meeste beeldhouwwerken worden in marmer uitgevoerd. Sommige beelden zijn in brons afgegoten. Voor 350 v. Chr. zijn de beelden beschilderd en de ogen, lippen en nagels met glas, kristal en andere materialen ingelegd. Deze bewerkingen geven de witte marmeren beelden een zekere levendigheid. Van deze toevoegingen
13
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 12. Polykleitos: De Doryphoros, Romeinse kopie, ca. 440 v. Chr.
Afbeelding 13. Hagesandrus e.a.: Laocoön en zijn zoons, eerste eeuw na Chr.
is echter maar weinig bewaard gebleven. De beeldhouwers geven blijk van een uitstekende beheersing van de toegepaste materialen en technieken. Van de meeste Griekse beelden zijn geen originelen bewaard gebleven. Wat er nog aan Griekse beeldhouwkunst overgebleven is, zijn kopieën die Romeinse beeldhouwers van de oorspronkelijke Griekse beelden gemaakt hebben. C. Functie Kourosbeelden zoals afgebeeld op de afbeeldingen 9 en 10, dienen als versiering van de tempels of als grafmonument. Verondersteld wordt ook dat deze beelden gewijd zijn aan de god Apollo, de god van de schone kunsten en het toonbeeld van de mannelijke schoonheid. De beelden en reliëfs (halfruimtelijke afbeeldingen, meestal vooraan driedimensionaal, de achterkant vlak) van de goden maken deel uit van de Griekse tempels en spelen een rol bij de offerdiensten. De beeldhouwwerken van de sporthelden op de afbeeldingen 11 en 12 zijn onder andere bedoeld als dankbewijs aan de goden voor de geleverde prestaties. Kenmerken Griekse kunst −− Nadruk op schoonheid en harmonie −− Zoeken naar ideale verhoudingen −− Bestudering van het menselijk lichaam −− Verhoudingen in de architectuur komen overeen met verhoudingen van het menselijk lichaam −− Vormgeving van beelden wordt steeds realistischer en dynamischer −− Griekse mythologie, dierfiguren en geometrische vormen zijn uitgangspunten bij vaasschilderingen
Invloed op latere stromingen De Romeinen hebben de Korintische bouwstijl verder uitgewerkt en hebben combinaties van de Dorische, Ionische en Korintische bouwstijlen toegepast. De Griekse beeldhouwkunst heeft de Romeinse beeldhouwkunst sterk beïnvloed. De bronzen Griekse beelden zijn door de Romeinen meegenomen en nagemaakt in marmer. Verschillende Griekse beeldhouwers verhuizen naar Italië en werken daar in opdracht van de Romeinen. Thema’s (onderwerpen) uit de Griekse mythologie blijven door de hele geschiedenis een inspiratiebron voor kunstenaars. Met name vanaf de Renaissance ontstaat er een grote interesse in de klassieke oudheid. De democratieën die in de negentiende eeuw opkomen bouwen hun overheidsgebouwen graag in classicistische stijl. Het gedachtegoed van de Griekse filosofen is zelfs nu nog merkbaar, met name in het theater wordt nog regelmatig teruggegrepen op bijvoorbeeld Aristoteles en Plato. Ook de Griekse tragedies worden vandaag de dag nog steeds opgevoerd door diverse theatergezelschappen.
14
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 1. St. Lazarus aquaduct in Merida, ca. 100
Afbeelding 3. Boog van Constantijn in Rome, 312
Afbeelding 2. Romeins theater in Bosra (Jordanië), 106
Romeinen | Inleiding Het leven van de Romeinse burger wordt veraangenaamd door de praktische toepassing van bouwkundige constructies. De thermen (badhuizen) bieden de Romeinen de gelegenheid een koudwater-, heetwater- of zweetbad te nemen. In de thermen wordt gediscussieerd, men ontmoet er elkaar en men wisselt er de laatste nieuwtjes uit. De Romeinen leggen complete rioleringssystemen aan in de steden, waarop onder andere de openbare toiletten aangesloten zijn. Met behulp van aquaducten wordt het water aangevoerd voor de badhuizen en om te drinken (afb. 1). Bruggen en wegen bevorderen de bereikbaarheid van de verschillende gebieden in het uitgestrekte Romeinse Rijk. Deze kennis van techniek zorgt ervoor dat het Romeinse rijk ook over een grote afstand blijft werken. Steden zijn goed bereikbaar, voorzieningen werken en de burgers zijn (meestal) tevreden. Om het volk te vermaken bouwt men theaters (afb. 2). De Romeinse architecten nemen de halfronde vorm van het Griekse theater als uitgangspunt. Hier worden zangstukken en toneelstukken opgevoerd. In de ovaalvormige amfitheaters (dubbele theaters, zoals het Colosseum) vinden spelen en gladiatorengevechten plaats. Julius Caesar organiseert als eerste keizer een groot evenement voor de Romeinse burgers. Tijdens dit evenement hebben alle burgers vrij, mogen ze komen kijken naar wedstrijden en gevechten en krijgen ze gratis brood. Deze ‘brood en spelen’ zorgt ervoor dat de bevolking tevreden is over de keizer en minder de neiging heeft om in opstand te komen. Gladiatoren zijn in eerste instantie krijgsgevangenen, maar later worden ook slaven ingezet als gladiator. Ook bestaan er scholen waar vrije mannen opgeleid worden tot gladiator. Deze bloederige gevechten zijn erg populair onder de Romeinse burgers. Wanneer de verliezer nog leeft, mag het publiek beslissen of de man gedood moet worden door zijn
tegenstander, of dat hij de arena levend mag verlaten. Ook kunnen de Romeinen ontspannen bij de paardenraces. Hele buurten trekken uit om hun favoriete team aan te moedigen. De teams van de verschillende wijken racen tegen elkaar, elk met een eigen kleur. De Romeinen zijn trots op hun vele veroveringstochten. Om het volk blijvend te herinneren aan hun wapenfeiten richten de keizers en veldheren triomfbogen op. Op afbeelding 3 zie je een triomfboog met drie doorgangen. Oorspronkelijk was de triomfboog een eenvoudige houten constructie waar de soldaten na een overwinning triomfantelijk onder door mochten lopen. Na afloop van de ceremonie werd de constructie weer weggehaald. Behalve triomfbogen worden ook erezuilen opgericht, ter ere van de overwinnaars. Reliëfs zijn de halfruimtelijke afbeeldingen die zijn aangebracht in het steen van de triomfbogen en erezuilen. Het reliëf op de erezuil van Trajanus te Rome (afb. 4) stelt de heldendaden van Trajanus voor. Zijn talrijke heldendaden zijn in de vorm van een stripverhaal, dat van beneden naar boven als een spiraal om de zuil heen slingert, afgebeeld.
15
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 5. Pantheon in Rome (interieur), 118-125
Afbeelding 4. Zuil van Trajanus in Rome
Afbeelding 6. Tempel van Fortuna Virillis in Rome, eind tweede eeuw v. Chr.
Afbeelding 7a, b. Tongewelf, kruisgewelf
Romeinen | Architectuur A. Vormgeving Het Pantheon op afbeelding 5 is letterlijk een ruimte voor alle goden. Het gebouw is voorzien van een enorme koepel die de hele ruimte overspant. In het midden van de koepel is een opening waardoor het daglicht naar binnen kan vallen. Deze opening heeft een doorsnee van 9 meter en is de enige opening waardoor het daglicht naar binnen kan. Aan de binnenzijde van het Pantheon zijn in de muren zeven halfronde nissen, zogenoemde absides (enkelvoud: absis), aangebracht. In deze absides stonden oorspronkelijk de zeven hemelgoden die de Romeinen vereerden. De enorme koepelconstructie is één van de gewelfsoorten die de Romeinen toepasten in hun architectuur. Hier is nog heel wat onderzoek aan vooraf gegaan. In eerste instantie namen de Romeinen de Griekse architraafbouw over (afb. 6). Het nadeel aan architraafbouw is dat er veel ruimte verloren gaat aan de dragende zuilen. Bovendien is er een grote kans op een breuk in de liggende balk die op twee dragende zuilen rust. De Romeinse architecten zijn daarom op zoek gegaan naar andere constructies. Ze nemen van de Etrusken het tongewelf over. Een voorbeeld hiervan is te zien op afbeelding 7a. Bij een tongewelf wordt de druk van de overkapping naar de dragende muren verlegd. De muren die het enorme gewicht moeten dragen van het tongewelf zijn daarom behoorlijk dik. Ook werken de Romeinen regelmatig met een soort beton wat tussen de gemetselde muren wordt gegoten om deze te verstevigen. Om de muren te ontlasten construeren de Romeinen het kruisgewelf. Dit zijn twee tongewelven die elkaar kruisen, zie afbeelding 7b. Voor lange badhuizen en rechtszalen plaatsen de Romeinen een aantal kruisgewelven achter elkaar. Met het koepelgewelf, zoals in het Pantheon, kunnen de Romeinen nog grotere ruimten overdekken. Deze koepel die een diameter heeft van 43,3
meter is eeuwenlang de grootste koepel ter wereld, tot in de vijftiende eeuw de Dom in Florence wordt voltooid met een koepel die een diameter heeft van 45,5 meter. B. Functie In tegenstelling tot de Griekse bouwkunst, waar het accent vooral op de schoonheid van de gebouwen ligt, valt in de Romeinse architectuur meer de nadruk op de praktische functie van het gebouw. Het Pantheon werd opgericht als een ruimte voor godenverering. In de middeleeuwen wordt het een christelijke kerk en vanaf de Renaissance fungeert het gebouw tevens als begraafplaats voor bekende personen. Nu is het Pantheon een toeristische trekpleister voor de vele toeristen die naar Rome trekken. Naast het Pantheon zijn ook veel andere gebouwen uit de Romeinse tijd nog te bezichtigen in Rome. Er staan nog badhuizen, woonhuizen, villa’s en basilica’s. Van elk van deze gebouwen is de functie gemakkelijk af te zien. Je ziet meteen waar het huis in de Romeinse tijd voor gebouwd is.
16
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 8. Muurschildering Villa Boscoreale in Pompeii, eerste eeuw
Afbeelding 9. Muurschildering in de villa der MysterieĂŤn
Romeinen | Schilderkunst A. Voorstelling Het fresco (muurschildering) op afbeelding 8 is aangebracht op een muur van een villa in Pompeii. Deze Romeinse stad is in de eerste eeuw door een uitbarsting van de vulkaan Vesuvius onder een dikke laag as en lava bedolven. Deze muurschildering is onder de lava intact gebleven en aangetroffen tijdens opgravingen in 1784. Het tafereel op afbeelding 8 is verdeeld in verschillende vakken of panelen. Elk paneel bevat een waarheidsgetrouwe afbeelding met gebouwen. Behalve architectuur worden op de muren in Pompeii ook andere voorstellingen aangetroffen: onderwerpen uit de mythologie, stillevens, landschappen en taferelen uit het dagelijks leven. De mensfiguren en portretten in de Romeinse schilderkunst maken een levensechte indruk. B. Vormgeving Het fresco is tot stand gekomen door het aanbrengen van kleurstoffen op de natte kalk van de muur. In de muurschildering zijn verschillende ruimtelijke illusies toegepast. De zuilen in het middelste paneel zijn zo geschilderd dat je het gevoel krijgt dat je door een venster kijkt. De gebouwen op de panelen zijn in perspectief geschilderd. De Romeinse schilder heeft ernaar gestreefd de werkelijkheid zo realistisch mogelijk weer te geven. Men noemt deze manier van schilderen ook wel trompe l’oeil. Dit betekent dat de muur- en plafondschilderingen zo waarheidsgetrouw zijn weergegeven dat het net lijkt alsof het gaat om een echt uitzicht.
C. Functie De muurschildering in de villa van Pompeii op afbeelding 8 dient ter verfraaiing van het grote muuroppervlak. Het kleurgebruik, de perspectief en de licht- en schaduwwerking dragen bij aan het ruimtelijke effect van de doorkijkjes. Daardoor lijkt deze ruimte in de villa veel groter dan hij in werkelijkheid is.
17
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 10. Augustus van Prima Porta, 20 v. Chr.
Afbeelding 11. Portret van een Romein uit Osimo
Romeinen | Beeldhouwkunst A. Voorstelling In de Romeinse beeldhouwkunst worden portretbustes of complete figuren gemaakt van voorouders en belangrijke personen, zoals keizers en ambtenaren. Bij portretbustes is slechts het hoofd en een deel van de schouders zichtbaar, complete figuren laten de persoon van top tot teen zien. Een goed voorbeeld hiervan is het beeld van keizer Augustus op afbeelding 10. Deze hoogwaardigheidsbekleder, hier in volle wapenrusting, is naar Grieks voorbeeld afgebeeld als een goddelijk heerser. Dat kun je zien aan de afbeelding van Cupido: het kleine figuurtje tegen het been van Augustus. De Romeinen gaan ervan uit dat deze keizer een afstammeling is van Venus, de moeder van Cupido en de godin van de liefde. Aan zijn opgeheven rechterhand te zien, staat Augustus op het punt het volk toe te spreken. Dat spreekgebaar is bij de Romeinen zeer bekend. Houding, kleding en vormgeving zijn ontleend aan Griekse beelden van mensfiguren. De grote invloed van de Griekse beeldhouwkunst is te verklaren uit het feit dat diverse beeldhouwers uit Griekenland afkomstig waren en de Romeinse beeldhouwers de Griekse beelden kopieerden. B. Vormgeving Vergeleken met de idealistische Griekse portretten ziet het portret van de Romeinse keizer Augustus er tamelijk levensecht uit. Om zijn status en goddelijke afkomst te benadrukken, zijn de vorm en de gelaatsuitdrukkingen van zijn portret enigszins geïdealiseerd. Het portret van Augustus maakt echter een persoonlijker indruk dan de Griekse portretten. De beelden worden in marmer uitgehakt of in brons gegoten. Aan de stofuitdrukking (de weergave van stof) wordt veel aandacht besteed. In het marmeren beeld van Augustus zie je heel goed het
verschil in stofuitdrukking tussen de plooien van de kleding, de franje aan de wapenrok en de haarlokken van zijn hoofd. C. Functie De voorstellingen op de rijkelijk bewerkte kleding van Augustus en de speer in zijn hand drukken de macht van de keizer uit. Dergelijke beelden van hoogwaardigheidsbekleders dienen om het volk te imponeren. De Romeinse beeldhouwer heeft meer aandacht besteed aan de juiste weergave van het portret van Augustus, dan aan de rest van zijn lichaam. De Romeinen zijn van mening dat de persoonlijkheid van de mens in het hoofd besloten ligt. Kenmerken Romeinse kunst −− Gebaseerd op Griekse voorbeelden −− In de architectuur ligt de nadruk op de praktische functie van gebouwen −− Romeinen maken gebruik van het tongewelf en kruisgewelf −− Gebruik van koepelconstructies −− Schilderkunst dient ter verfraaiing −− Schilderijen maken een levensechte indruk −− Beeldhouwers maken portretten van prominente figuren −− Beeldhouwers besteden veel aandacht aan de weergave van het gezicht en de stofuitdrukking
18
Kunst op Niveau | Klassieke oudheid 800 voor Chr.-400 na Chr.
Afbeelding 1. Catacombe in Rome, ca. 350
Afbeelding 2. De Goede Herder, ca. 300
Vroegchristelijke kunst 50-500 | Inleiding Invloed op latere stromingen De Romeinen hebben een grote invloed op latere culturen. In de vroegchristelijke kunst zijn verschillende culturele verworvenheden van de Romeinen toegepast. De invloeden zijn terug te vinden in de architectuur, moza誰ekkunst en de beeldhouwkunst. De architectonische constructies als tongewelven en rondbogen worden overgenomen in de Romaanse kerken. Tijdens de Renaissance vindt een bestudering en herwaardering plaats van de Griekse en Romeinse kunst en cultuur. Vanaf de Renaissance tot op de huidige dag vinden talloze architecten, schilders, beeldhouwers en vormgevers hun inspiratie in de klassieke Romeinse kunst. De Romeinse cultuur heeft veel invloed gehad op het hedendaagse Europa. De Romeinse rechtspraak dient als voorbeeld voor de huidige Europese rechtspraak. We hebben het Romeinse alfabet overgenomen en in onze taal zijn veel woorden afkomstig van het Latijn. De invloed van de Romeinse kleding is terug te vinden in de gewaden die tijdens de rooms-katholieke kerkdienst gedragen worden.
Na de dood van Christus vindt een snelle verbreiding van het christendom plaats. Aanvankelijk zien de Romeinen de christelijke godsdienst als een bedreiging voor de rust en eenheid in hun rijk. Ze proberen het christendom uit te roeien en onderdrukken de christenen. De christenen moeten daarom in het geheim hun godsdienst vormgeven en zoeken hun toevlucht in de catacomben even buiten Rome. Deze catacomben zijn onderaardse gangenstelsels met een totale lengte van 200 kilometer die naar grafruimten leiden (afb. 1). Onder het bewind van keizer Constantijn komen er positieve veranderingen voor de christenen. In 313 krijgen ze vrijheid van godsdienst. In 337 laat Constantijn zich als eerste keizer bekeren tot het christendom. Omdat het christendom de nieuwe staatsgodsdienst is geworden, ontstaat een grote behoefte aan kerkgebouwen en attributen voor de christelijke eredienst. Dat geeft de vroegchristelijke kunst een enorme impuls. De christenen ontwikkelen hun eigen cultuur, maar nemen verschillende verworvenheden van de Romeinen over. Vormen en gebouwen die in direct verband staan tot het Romeinse geloof nemen ze echter niet over. Toen het christendom nog verboden was, gebruikten de christenen Griekse en Romeinse motieven (vormen die gebruikt worden in de kunst) zoals druiven, vissen en lammeren als geheime symbolen voor hun geloof. De vis bijvoorbeeld verwijst naar Christus en de lammeren staan voor de apostelen. Deze symbolen worden op den duur opgenomen in de christelijke kunst. Op afbeelding 2 is de Griekse god Orpheus (god van de zang die eruitzag als herder) uitgebeeld als de Goede Herder, een personificatie van Christus. Een personificatie is een manier om niet-menselijke begrippen of levensvormen toch te kunnen afbeelden. Zo weet niemand hoe Christus eruit ziet, maar als herder kan je hem herkennen. Hij wordt vaker als herder afge-