3 minute read

Van scheut tot bos:

do’s-and-don’ts voor je prille aanplant

Als beheerder van een jong bos ben je de bevoorrechte getuige van een prachtig, oeroud proces. Maar dat kwetsbare bos brengt ook de nodige vragen met zich mee. Wanneer grijp je in en wanneer laat je de natuur haar werk doen?

Wat is je doel?

Omschrijf je beheerdoelstellingen. Beheerwerken zijn vooral nodig als er de eerste jaren veel ruigtekruiden of pionierssoorten opduiken tussen de geplante bomen, als je ”zwakkere” soorten in gemengde aanplantingen wilt behouden en als je mooie bomen met lage kruinen en kwaliteitshout in je bos wilt. Als er geen mooie bomen in je bos groeien, heeft het geen zin om te dunnen. Je laat dan beter alles staan en kapt gaten om kloempen in te brengen of kapt alles in de winter om opnieuw te beginnen met de scheuten.

Wat met natuurlijke zaailingen?

Waar voldoende zaadbomen zijn, planten de Bosgroepen steeds vaker groepen op ruime afstand met daartussen ruimte voor de spontane vestiging van natuurlijke zaailingen. Massale verjonging van berk en vooral wilg kan vervelend zijn, maar vaak zijn de voordelen op termijn groter dan de nadelen. Ze maken een aanplant diverser en dus weerbaarder, maar ook ondoordringbaar voor reeën, die de eerste jaren veel schade kunnen aanrichten. Ze ver- snellen bovendien het ontstaan van een bosklimaat, dat ongewenste kruidgroei tegengaat. Zolang de kruiden of spontane zaailingen de toppen van de geplante boompjes niet overgroeien, raden we een gedoogbeleid aan. Kennis van het groeitemperament van boomsoorten helpt om in te schatten wanneer je moet ingrijpen. Klop gerust aan bij de Bosgroep voor advies.

Bramen zorgen in stikstofrijke regio’s voor een ware uitdaging. De kunst is om een evenwicht te vinden tussen het tolereren van de bramen, de boompjes in leven houden en een minimale werklast.

Inboeten

Inboeten is het herplanten van afgestorven bomen. Dit is pas zinvol bij een uitval van min. 10 à 20 %. Pro- beer de oorzaak te achterhalen. Was het voorjaar uitzonderlijk droog? Of plantte je de verkeerde soorten?

Snoeien

Een boom zit niet te wachten op jouw snoeischaar. Indien de bomen voldoende dicht bij elkaar staan, zullen er vanzelf voldoende kwaliteitsbomen groeien. Wil je toch snoeien, begin dan met een vormsnoei. Dunne, horizontale takken onderaan de kruin sterven vanzelf af. Beperk je tot de dubbele toppen en zuigers (zware zijtakken die mee met de top omhoog groeien) en snoei niet meer dan 20 % van de kruin in één keer.

Het tijdig wegsnoeien van dubbele toppen bij de beste bomen is zeker zinvol. Lage takken afsnoeien van kromme bomen is bezigheidstherapie.

Vrijstellen van onkruid

Ook hier geldt de ”niet overdrijven”-regel. Denk eraan dat bomen vooral in april, mei en juni groeien. Daarna moeten ze enkel in leven blijven. In het voorjaar staat het kruid meestal nog niet zo hoog dat het echt concurreert met de bomen. Vervelend is kruid dat je bomen omver trekt, zoals kleefkruid, bramen en adelaarsvaren.

De standaardmethode is maaien met een bosmaaier of tractor, maar bezint eer ge begint. In droge periodes vermijdt de kruidvegetatie directe zonnestralen op de bodem. Bovendien zijn bosmaaiers niet de beste vrienden van jonge bomen, aangezien een kleine foute beweging grote schade kan veroorzaken.

Het kan soms zonder machines: loop door je aanplant en trap het onkruid plat, of gebruik een machete of snoeischaar. Hardnekkige bramen vereisen eerder een bosmaaier.

Ongewenste boomsoorten kun je ”afknakken”. De boom leeft nog, maar groeit niet voluit. Er bestaan zelfs speciale snoeischaren voor. Zodra de aanplant na 2-3 jaar goed is vertrokken, moet je er zoveel mogelijk afblijven zodat de kronen zich zo snel mogelijk kunnen sluiten. Na de kroonsluiting is soms een zuivering nodig, waarbij je ongewenste soorten (zoals invasieve exoten) verwijdert.

Dunnen

In de natuur staan jonge zaailingen meestal heel dicht bij elkaar en beconcurreren ze elkaar voor licht, water en nutriënten. Ze groeien recht omhoog en de onderste takken sterven af. Zo krijg je vanzelf rechte, takvrije stammen. Vroeg of laat moet je echter selectief bomen kappen zodat sommige exemplaren dikker kunnen worden of de soortenmenging behouden blijft. Dit noemen we dunnen. Tegenwoordig weten we dat vrij vroeg dunnen beter is. Veel hangt af van de boomsoorten. Dunnen kan heel eenvoudig door het ringen van concurrenten, zonder machines of grote kosten. Zo breng je meteen dood hout in het bos, wat je bos weerbaarder en biodiverser maakt. Zo wennen de toekomstbomen er ook aan om steeds volledig vrijgezet te worden bij het dunnen en behoud je mooie, diepe kruinen, ook midden in het bos. Wie houdt van doorkijkbossen zonder onderetage wacht beter wat langer met dunnen.

Toekomstbomen van lichtboomsoorten zoals berk, boskers, es, esdoorn en linde stel je vroeg en sterk vrij. Als je te lang wacht, kunnen deze bomen ombuigen of hun groeikracht verliezen.

Samengevat

Denk goed na over het gewenste eindbeeld. Maai de kruidlaag enkel als het nodig is voor de overleving van je bomen. Na een tiental jaar stel je de toekomstbomen vrij en niet veel later kan het echte dunnen beginnen (bij twijfel: raadpleeg steeds je Bosgroep). Reserveer je inspanningen voor de (kandidaat-)toekomstbomen, observeer wat er jaar na jaar gebeurt en bovenal: geniet van al die natuurontwikkeling en groei!

Tekst gebaseerd op een artikel uit ‘Het Boomblad’ van de West-Vlaamse Bosgroepen.

This article is from: