
2 minute read
Klimaatslim bosbeheer: microklimaat als geheim wapen
Het veranderende klimaat, met zijn hogere temperaturen, hitte, droogte, overvloedige neerslag en stormen, zet onze bossen onder druk. Bosbeheerders staan voor de grote uitdaging om hun bossen te wapenen tegen de grillen van de weergoden. Een gezond microklimaat is hierbij essentieel.
Macro en micro
De weersomstandigheden in een bos (microklimaat) verschillen van die buiten het bos (macroklimaat). Omdat het kronendak zonlicht filtert, neemt de lichtinval af naarmate we dieper het bos inlopen. Doordat er minder water verdampt, is de luchtvochtigheid ook hoger in een dicht bos. Bij koude is het onder een kronendak al snel een graad warmer. Daarom heeft verjonging onder een scherm vaak minder last van vorstschade. Bij warme temperaturen is het in het bos gemiddeld 1,7 tot zelfs 4 graden koeler. Door dit natuurlijke microklimaat in stand te houden, zijn de effecten van de klimaatverandering minder voelbaar in je bos.
Tips voor een goed microklimaat in je bos
De basisregels zijn: behoud de luchtvochtigheid, beperk de opwarming en de straling. Deze tips helpen daarbij.
Streef naar een gunstig intern klimaat
Hou het kronendak zoveel mogelijk gesloten om weersextremen en temperatuurschommelingen af te zwakken.
Behoud een onderetage
Creëer meer horizontale lagen in het bos door een onderetage van struiken te behouden.
Overweeg kleinschalig(er) kappen
Kies, indien je beheermodel het toelaat, voor het kappen van kleinere groepen of individuele bomen. Grote kapvlaktes of open plekken zijn nadelig voor het bosmicroklimaat: de temperatuur stijgt sneller en de luchtvochtigheid daalt. Dit kan tot 100 meter in het bos voelbaar zijn. Daarom vermijd je best kapvlaktes en open plekken in het centrale deel van je bos.
Maak een kapvlakte niet groter dan 1 tot 2 keer de boomhoogte. De meeste inheemse loofboomsoorten hebben dan nog voldoende licht om zich goed te verjongen. Door het herhalen van deze kleinere kapvlaktes, verspreid over enkele jaren, breng je op een geleidelijke en gedoseerde manier licht in het bos. Zo breng je de verjonging op gang zonder het microklimaat te verliezen.
Zorg voor een scherm bij herbebossing
Een grote, kale vlakte warmt vlot op en droogt snel uit. Wanneer dan ook de neerslag tegenvalt, komt jong bosplantsoen in de problemen. Een scherm kan deze extremen bufferen. Je kunt bijvoorbeeld snelgroeiende soorten bijmengen, louter voor hun schermfunctie.
Denk goed na over de gewenste dunning
Dunningstechnieken stimuleren de volumeaanwas. De juiste balans tussen licht en voldoende schaduw is cruciaal. Schaduwverdragende soorten zoals beuk, haagbeuk en linde hebben belang bij een lichte dunning.
Hou de bosrand gesloten
In scherpe en open bosranden krijgt wind meer kans. Hou de rand van je bos dus zo gesloten mogelijk. Leg een brede bosrand met struiken aan, of pas op de buitenste zone hakhoutbeheer toe. Een dergelijke bosrand is niet alleen een grote meerwaarde voor de biodiversiteit, maar zorgt er ook voor dat de rand- zone met een minder goed ontwikkeld bosmicroklimaat verkleint.
Praktijkvoorbeelden
Bij een herbebossing in midden Limburg zorgde de beheerder de eerste jaren met de bosmaaier voor vrijstelling tussen de geplante bomen. Zodra de bomen boven de braamstruwelen uitstaken, behield hij de bramen en berken zolang ze de jonge bomen beschermden tegen veegschade van de reeën. Onderzoek van Suzanne Simard bewijst dat natuurlijke verjonging de geplante bomen eerder helpt dan benadeelt, door hen mee op het mycorrhizanetwerk aan te sluiten. Een andere eigenaar behield bij een eindkap van erg imposante canadapopulieren centraal tien bomen. Voor de herbebossing werkt hij overwegend met groepen inheemse bomen, maar verjongt hij ook verspreid maximaal 30 canadapopulieren van oud wordende klonen om het bosklimaat en bosbeeld snel te herstellen.
