Natuur in Drenthe - zicht op biodiversiteit - deel 14

Page 1

3.13 Poelen

3.13.1 Inleiding

Branddobbe op de brink van Dwingeloo

Hans Dekker

Onder poelen worden hier alle door de mens gegraven kuilen met water verstaan. In het plaatselijke dialect worden poelen ook wel ‘dobben’ genoemd. Dit schept echter verwarring, want met deze benaming worden ook de natuurlijke laagten aangeduid die beter bekend staan als vennen, of in het Drents ‘veenties’ (zie Vennen en veentjes, paragraaf 3.6.1). Andere namen die gebruikt worden voor poel zijn drinkkoel, drinkerskoel en zoepgat. De meeste poelen zijn ondiep en hebben een doorsnede van minder dan 15 meter. Ze zijn gegraven vanaf het begin van de twintigste eeuw, toen op de droge zandgronden op grote schaal heide werd omgevormd tot grasland. Op de laagste plekken in deze graslanden werden poelen aangelegd als drinkplaats voor het vee. In veel smalle beekdalen ontbreken poelen omdat het vee hier uit het beekje kon drinken. Soms werd een uitstulping aan de beek gegraven en op diepte gebracht om ook in droge tijden voldoende water te houden. In de meeste dorpen was vroeger een poel voor bluswater aanwezig. Deze

Nieuw gegraven poel, nat element in de ecologische verbindingszone tussen het Oosterzand en het Dwingelderveld

Hans Dekker

cultuurhistorisch belangrijke branddobben zijn sterk in aantal afgenomen. In totaal zijn er in Drenthe nog negen over, onder andere in Taarlo, Dwingeloo, Zuidlaren, Orvelte en Eext. Nadat poelen hun oorspronkelijke functie hadden verloren, zijn er in de tweede helft van de twintigste eeuw veel verdwenen. Omdat ze vaak midden in het land lagen, werden ze door boeren als lastige obstakels gezien. Veel poelen zijn daarom dichtgeschoven, of dichtgestort met puin, kuilvoerresten, aardappelloof en allerlei ander afval. Andere zijn dichtgegroeid door gebrek aan onderhoud of verdroogd door verlaging van het waterpeil. Veel poelen zijn ook verdwenen door ruilverkavelingen. Vanaf de jaren zeventig zijn veel resterende poelen opgeschoond en ook nieuwe gegraven. Op dit moment liggen er in Drenthe zo’n 2.100 (figuur 3.13.1). Dit is ongeveer een kwart van het oorspronkelijke aantal. Poelen zijn ecologisch belangrijk. Ze dragen bij aan de soortenrijkdom in een gebied, vooral wanneer er meerdere dicht bij elkaar liggen en zo een ecologisch netwerk vormen. Voor verschillende soorten vormen ze een onmisbare schakel


in het leefgebied. Ze zijn vooral van belang als voortplantingsbiotoop en (tijdelijke of permanente) verblijfplaats van amfibieën. Door het verdwijnen van verbindingen met andere landschapselementen (onder andere bosjes en houtwallen) en door de drastische afname in aantal kunnen poelen geïsoleerd komen te liggen. Er treedt dan geen uitwisseling meer op tussen individuen van verschillende populaties en na een calamiteit kunnen deze poelen niet opnieuw bevolkt worden. Door ontwatering van de naaste omgeving vallen veel poelen droog in perioden met weinig neerslag en een hoge verdamping. Hierdoor wordt de voortplanting van amfibieën bemoeilijkt en verruigt de vegetatie. Tegenwoordig is er brede erkenning voor de ecologische waarde van poelen. Bij de aanleg van nieuwe natuur worden er veel nieuwe poelen (en andere plasjes) gegraven.

3.13.2 Vegetatie en flora Poelen liggen geïsoleerd van het oppervlaktewater. Ze worden gevoed met regenwater; sommige staan tevens onder invloed van het grondwater. In en rond poelen kan een groot aantal plantensoorten groeien (tabel 3.13.1). Er zijn echter grote onderlinge verschillen in flora en vegetatie, die vooral worden bepaald door de ligging in het landschap, de voedselrijkdom van bodem en water en de vorm van de oever. Bij poelen waarvan de randzone niet wordt onderhouden speelt ook de beschaduwing een rol. Zwarte els en wilgen kunnen hier rondom de poel groeien en op den duur geheel gaan domineren. Veel poelen liggen in landbouwpercelen, meestal op de laagste plekken. Daardoor ontvangen ze vaak oppervlakkig afstromend water met meststoffen. De vegetatie bestaat dan uit een klein aantal soorten die sterk op de voorgrond treden. Zo kan Klein kroos in deze verrijkte poelen het hele wateroppervlak bedekken. Grote lisdodde treedt dikwijls dominant op en langs de oever is vaak een rand van Pitrus en in het water drijvend Mannagras te zien. De taluds zijn meestal begroeid met grassen van overstromingsgraslanden, die fluctuerende waterstanden goed verdragen, zoals Ruw beemdgras, Fioringras en Geknikte vossenstaart. Het aantal bijzondere soorten van deze poelen is klein. Op een enkele door vee betreden oever wordt de in Drenthe vrij zeldzame Muizenstaart aangetroffen. Dit vroeg bloeiende plantje is lange tijd als zeldzaam beschouwd, maar

Figuur 3.13.1: Ligging van poelen in Drenthe (bronnen: provincie Drenthe en Landschapsbeheer Drenthe). Poel

347


Tabel 3.13.1. Plantensoorten van poelen in Drenthe (bron: Natuurinformatie provincie Drenthe). Status Rode Lijst

Bijlage Floraen faunawet

Trend

aantal vegetatieopnamen

32

planten van relatief voedselrijk water Brede waterpest

Bijlage Floraen faunawet

soorten van kleine zeggenmoerassen Melkeppe

Gevoelig

-

Trend

=

Moerasbasterdwederik

Gevoelig

--

Kwetsbaar

=

Draadwier

?

Moeraskartelblad

Drijvend fonteinkruid

=

Moerasmuur

=

Fijne waterranonkel

-

Moerasstruisgras

-

Gewoon sterrenkroos

-

Moeraswederik

=

Grof hoornblad

=

Schildereprijs

=

Grote waterranonkel

=

Snavelzegge

=

Grote waterweegbree

=

Veelbloemige veldbies

--

Kikkerbeet

+

Wilde bertram

-

Klein kroos

=

Zompzegge

=

++

Zwarte zegge

=

Puntkroos

=

soorten van overstromingsgraslanden

Smalle waterpest

=

Fioringras

=

Veelwortelig kroos

++

Geknikte vossenstaart

=

Witte waterlelie

++

Kruipende boterbloem

=

Mannagras

= =

Krabbenscheer

348

Status Rode Lijst

Poelen

Gevoelig

planten van relatief voedselarm water Getand vlotgras

--

Ruw beemdgras

Knolrus

=

soorten van vochtige hooilanden

Naaldwaterbies

=

Echte koekoeksbloem

=

Rossig fonteinkruid

=

Gestreepte witbol

=

Veenmos meerdere soorten

?

Gewone brunel

Waterviolier

=

Gewone dotterbloem

natte pioniers

++ 1

-

Gewone hoornbloem

=

Blaartrekkende boterbloem

=

Gewoon reukgras

=

Borstelbies

++

Gladde witbol

=

Egelboterbloem

=

Grote vossenstaart

=

Geelgroene zegge

=

Grote wederik

=

Gewone waternavel

-

Hazenzegge

=

Gewoon haarmos

?

Kale jonker

=

Greppelrus

=

Kleine klaver

=

Knikkend tandzaad

-

Lidrus

=

Moerasdroogbloem

=

Moerasrolklaver

=

Moeraskers

=

Paardenbloem

?

Parapluutjesmos

?

Penningkruid

=

Veenwortel

=

Pinksterbloem

=

Waterpeper

=

Rood zwenkgras

=

Waterpostelein

=

Ruige zegge

=

Zachte duizendknoop

=

Ruwe smele

=

Zilverschoon

=

Scherpe boterbloem

=

Zomprus

=

Smalle weegbree

=

soorten van natte heiden en vochtige heischrale graslanden

Veldbeemdgras

=

Blauwe zegge

=

Veldrus

=

Biezenknoppen

=

Veldzuring

=

Blauwe knoop

Gevoelig

--

Vertakte leeuwentand

=

Bosdroogbloem

Gevoelig

++

Vogelwikke

=

Gewone dophei

=

Witte klaver

=

Trekrus

=

Zachte dravik

--

Pijpenstrootje

=

Zompvergeet-mij-nietje

=

Moeraswolfsklauw

Kwetsbaar

Ronde zonnedauw

Gevoelig

++ 2

=

Veenpluis

=

Tormentil

=

Poelen


Status Rode Lijst

Bijlage Floraen faunawet

Trend

Status Rode Lijst

Poelen

soorten van laagveenmoerassen

Bijlage Floraen faunawet

Trend

onkruiden en tredplanten

Blauw glidkruid

=

Akkermelkdistel

Gele lis

+

Akkermunt

-

Gele waterkers

=

Beklierde duizendknoop

=

Gewone engelwortel

=

Gekroesde melkdistel

+

Gewone waterbies

=

Gewone hennepnetel

-

Grote egelskop

--

Gewoon varkensgras

=

Grote kattenstaart

=

Grote weegbree

=

Grote lisdodde

=

Kantige basterdwederik

=

Hoge cyperzegge

=

Liggende vetmuur

=

Kleine egelskop

=

Perzikkruid

=

Kleine lisdodde

-

Ringelwikke

++

Moerasvergeet-mij-nietje

=

Straatgras

=

Moeraswalstro

=

Uitstaande melde

=

Moeraszegge

=

Vogelmuur

=

Pijlkruid

+

Pluimzegge

=

Riet

=

Smal tandzaad

+ -

Veerdelig tandzaad

=

Viltige basterdwederik

++

Watermunt

=

Watertorkruid

-

Wolfspoot

=

-

349

Stijve zegge

soorten van ruigten Akkerdistel

=

Echte valeriaan

=

Framboos

=

Gewone berenklauw

+

Gewone braam

=

Gewone smeerwortel

+

Grote brandnetel

=

Haagwinde

+

Harig wilgenroosje

=

Hondsdraf

=

Koninginnenkruid

=

Late guldenroede

++

Moerasspirea

=

Pitrus

=

Ridderzuring

=

Rietgras

=

Speerdistel

=

Wilgenroosje

=

soorten van wilgenstruwelen Bitterzoet

=

Geoorde wilg

=

Grauwe wilg

=

Hennegras

=

Koningsvaren

1

=

Mannetjesvaren

+

Schietwilg

+

Sporkehout

=

Wijfjesvaren

=

Zwarte els

=

Presentie in opnamen + = kenmerkende soort, niet in opnamen

Poelen

1–10 %

11–25 %

26–50 %

51–75 %

> 75 %


Figuur 3.13.2

Hans Dekker

Poel bij het Smalbroekenloopje (Drentsche Aa-gebied) met oeverbegroeiing van Grote lisdodde en Pitrus Muizenstaart

blijkt vooral te gedijen op verdichte, natte en open plaatsen in cultuurgrasland. Wielsporen, ingangen van weilanden en droogvallende oevers van poelen vormen ideale kiemplekken. Vaak heeft Muizenstaart haar levenscyclus al voltooid voordat er kans bestaat overgroeid te raken door andere pioniers en grassen. Binnen Drenthe komt ze vooral voor in het veenweidegebied in het noorden van de provincie en in het noordelijk deel van het Hunzedal (figuur 3.13.2). Tegenwoordig worden poelen vaak in natuurgebieden aangelegd. De bouwvoor is daar meestal verwijderd, waardoor de uitgangspositie minder voedselrijk is. De vegetatie (en daarmee ook de fauna) van deze poelen is meestal veel rijker en gevarieerder dan die van poelen in cultuurlandschap. Het water is beduidend minder voedselrijk maar bevat vaak wel voldoende voedingsstoffen voor waterplanten als Drijvend fonteinkruid en Grote waterranonkel. Het water is vaak helder; zonlicht kan dieper doordringen, zodat ook ondergedoken planten als Brede waterpest en Puntkroos er kunnen gedijen. In een enkele poel die onder invloed van grondwater staat komen zelfs Rossig fonteinkruid en Waterviolier voor.

Bert Oving

1990 - 2008 (43) 1970 - 1989 (57)

Muizenstaart

Hans Dekker

350

De begroeiing in de oeverzone bestaat meestal uit soorten van laagveenmoerassen met enkele hoog opgaande soorten zoals Gele lis, Gewone engelwortel en Grote kattenstaart en een aantal laagblijvende zoals Gele waterkers, Watermunt, Blauw glidkruid en Wolfspoot. Bij poelen in vochtige halfnatuurlijke graslanden groeien op de taluds soorten van vochtige hooilanden als Echte koekoeksbloem, Moerasrolklaver en Pinksterbloem. De combinatie van moerasplanten en hooilandplanten is erg aantrekkelijk voor nectarzoekende insecten. Van het voorjaar tot in de herfst komen er bloeiende planten voor die druk bezocht worden. Poelen in halfnatuurlijke droge graslanden en heischrale graslanden zijn nog voedselarmer. Hier groeien in de oeverzone vaak planten van kleine zeggenmoerassen: weinig concurrentiekrachtige soorten zoals Moerasstruisgras, Zompzegge en Moeraswederik, die zich alleen maar kunnen handhaven in laagblijvende vegetaties. Door het graven van nieuwe poelen wordt een geschikt biotoop geschapen voor pioniers van vochtige grond. Daartoe behoren soorten van kleine zeggenvegetaties als Geelgroene

Grote waterranonkel


Figuur 3.13.3

Borstelbies

Joop Smittenberg

1990 - 2008 (213) 1970 - 1989 (233)

zegge, Schildereprijs en Egelboterbloem. Zij zijn overigens niet beperkt tot de oeverzone van poelen, maar groeien evengoed bij andere gegraven plasjes. Een andere pionier, Borstelbies, treedt ook dikwijls op, met name op enigszins lemige plaatsen. Daarnaast groeit ze veel op de onderzijde van sloottaluds en op slootbeddingen. Zij heeft duidelijk geprofiteerd van de aanleg van nieuwe natuur en is in Drenthe flink toegenomen ( tabel 3.13.1 en figuur 3.13.3). Vaak vestigen zich ook pioniersoorten van natte heiden zoals Moeraswolfsklauw en Ronde zonnedauw, twee soorten van de Rode Lijst. Moeraswolfsklauw is in Drenthe sterk toegenomen (zie Heiden en stuifzanden, paragraaf 3.4.2). Ook van enkele voorheen zeldzame mossoorten van pioniergemeenschappen op kalkarme en voedselarme bodem zoals Klein rimpelmos en Flesjesmos is het aantal bekende vindplaatsen toegenomen. Deze zeer concurrentiezwakke mosjes zijn afhankelijk van een minerale bodem die (nog) niet geheel door vaatplanten wordt ingenomen. Door de stikstofdepositie verloopt de successie in veel natuurontwikkelingsterreinen sneller dan vroeger. Daardoor zal het positieve effect voor deze mosjes ‘van het eerste uur’ de komende jaren waarschijnlijk beperkt blijven. Mossen die karakteristiek zijn voor oudere successiestadia krijgen minder kans door concurrentie met vaatplanten.

Borstelbies

351

Tabel 3.13.2. In poelen in Drenthe aangetroffen zeldzame tot zeer zeldzame soorten sieralgen met hun milieuvoorkeur en kieskeurigheid volgens de Kaderrichtlijn Water: (1) matig kieskeurig, (2) kieskeurig. Naam

Voorkeur voedselrijkdom

Voorkeur zuurgraad

Kieskeurigheid

Closterium rostratum

matig voedselrijk

zuur

2

Closterium setaceum

voedselarm tot matig voedselrijk

zuur

2

Cosmarium corbula

voedselarm tot matig voedselrijk

zuur tot neutraal 2

Cosmarium dilatatum

matig voedselrijk tot voedselrijk

zuur tot neutraal 1

Cosmarium pachydermum var. aethiopicum

matig voedselrijk

zuur

2

Cosmarium regnesii

matig voedselrijk

zuur

2

Euastrum elegans

matig voedselrijk

zuur

2

Gonatozygon brebissonii

matig voedselrijk

zuur tot neutraal 2

Micrasterias americana

matig voedselrijk

zuur tot neutraal 2

Penium spirostriolatum

matig voedselrijk tot voedselarm

zuur

Staurastrum hollandicum

voedselrijk

zuur tot neutraal 1

Staurastrum spongiosum

voedselarm tot matig voedselrijk

zuur

2

2

Er zijn twaalf locaties bemonsterd die tot de poelen gerekend kunnen worden. Alle onderzochte poelen waren soortenarm tot vrij soortenarm. In totaal zijn 84 soorten aangetroffen. De meeste hiervan (60%) zijn maar op één locatie gevonden. Er zijn geen sieralgsoorten bekend die exclusief in poelen voorkomen. Wel zijn in deze poelen verscheidene zeldzame soorten aangetroffen (tabel 3.13.2), zoals Micrasterias americana. Deze soort werd tot de jaren vijftig van de vorige eeuw niet in Nederland gevonden. De laatste tien jaar wordt zij algemener. De vindplaatsen van Micrasterias americana zijn geconcentreerd in Drenthe, het Vechtplassengebied, Wieden/ Weerribben en een gebied rond Breda.

Christophe Brochard

3.13.3 Sieralgen

De sieralg Micrasterias americana is een kieskeurige soort van matig voedselrijke, zwak tot sterk gebufferde wateren, die steeds vaker wordt aangetroffen, af en toe ook in poelen


3.13.4 Vogels Er zijn geen vogelsoorten die specifiek gebonden zijn aan poelen. Wanneer een oevervegetatie aanwezig is, komen Wilde eend, Waterhoen, Bosrietzanger, Kleine karekiet en/ of Rietgors tot broeden (zie Beken en bronnen, tabel 3.7.3). Doortrekkende steltlopers, in het bijzonder Oeverloper, Witgatje en Watersnip, en Witte kwikstaarten foerageren vaak langs de slikkige oevers van poelen. Poelen bij bos of een houtwal worden door veel vogels gebruikt om te drinken en te baden.

Edo van Uchelen

Ook voor een jonge Kamsalamander is een Kleine watersalamander een smakelijk hapje

Knoflookpad

aan de lichte knoflookgeur die hij produceert als hij wordt bedreigd. In Drenthe is hij alleen met zekerheid bekend uit de omgeving van Valthe (de Vries et al. 2004). Hier leeft vermoedelijk de grootste populatie van Nederland. Daarmee herbergt dit deel van Drenthe landelijk gezien een van de meest levensvatbare populaties van deze moeilijk te inventariseren soort. De Knoflookpad staat als bedreigd op de Rode Lijst en gaat nog steeds achteruit (Creemers en Van Delft 2009). Voor de Ringslang zijn kikkerrijke poelen belangrijk als voedselgebied. Andere Drentse reptielsoorten worden vrijwel niet bij poelen gesignaleerd.

Boomkikker

Edo van Uchelen

352

Poelen zijn van groot belang als voortplantingsplaats voor amfibieën, zowel voor algemene als zeldzame en bedreigde soorten (tabel 3.13.3). Door de geïsoleerde ligging zijn er geen vissen die de eitjes, larven en volwassen dieren opeten. Salamanders worden in Drenthe vooral in poelen aangetroffen en slechts zelden in sloten. In het Reestdal (omgeving Rabbinge) en bij Vledder komt de Boomkikker voor, die op de Rode Lijst de status bedreigd heeft. Tot 1986 kwam deze tropisch ogende zonaanbidder ook voor in de omgeving van Havelte, maar hier zijn, ondanks intensief speuren, nadien geen Boomkikkers meer gevonden (van Uchelen 2010). De uiterst kwetsbare, kleine en geïsoleerde populatie bij Rabbinge is in het laatste decennium versterkt door het uitzetten van exemplaren van elders. Na de aanleg van nieuwe poelen is hier in 2006 ook, en daarmee voor het eerst in Drenthe, voortplanting vastgesteld (Creemers en Van Delft 2009). De Kamsalamander, ook een Rode Lijstsoort en opgenomen in de Europese Habitatrichtlijn, komt vooral voor in Zuidwest-Drenthe, en daarnaast op een aantal plaatsen op de Hondsrug in de omgeving van Odoorn en in de buurt van het Ballooërveld (figuur 3.13.4). Deze soort heeft in de genoemde gebieden sterk geprofiteerd van het herstel van bestaande en de aanleg van vele nieuwe poelen. Vermeldenswaard is verder het voorkomen van Knoflookpad. Deze heeft zijn naam te danken

Edo van Uchelen

3.13.5 Amfibieën en reptielen


Figuur 3.13.4

Tabel 3.13.3. Kenmerkende amfibieĂŤn van poelen. aandeel waarnemingen (%) in poelen

voorkomen in Drenthe

trend in Drenthe

Alpenwatersalamander

>50

VZ

+

Kamsalamander

>50

VZ

++

Kleine watersalamander

<20

VA

++

Gewone pad

<10

A

+

Boomkikker

>50

UZ

=

Groene kikker (Bastaardkikker, Poelkikker)

<10

ZA

+

Rode Lijst

Kamsalamander 1990 - 2009 (109) 1970 - 1989 (31)

Kwetsbaar

Bedreigd

Figuur 3.13.4. Waarnemingen van de Kamsalamander in Drenthe in 1990-2009 vergeleken met 1970-1989 (bronnen: WARD, RAVON en Natuurinformatie provincie Drenthe).

353

3.13.6 Insecten

Vrouwtje (rechts) en mannetje (links) Platbuik rustend in de vegetatie

Nachtvlinders Bij de oeverzones van poelen kunnen dezelfde soorten nachtvlinders worden aangetroffen als bij slootkanten, randen van wijken en kanaaltaluds; zie verder Sloten, wijken en kanalen, paragraaf 3.12.9.

Bert Oving

Bert Oving

Libellen Libellen zijn zeer mobiel en in staat om binnen een paar jaar na aanleg een poel te koloniseren. Een uitgesproken pionier als de algemeen voorkomende Platbuik is meestal al vrij snel na de aanleg aanwezig. Ook daarna zijn bij de meeste poelen vooral algemene en wijd verspreide libellensoorten aan te treffen. Grotere poelen met flauw aflopende oevers en met een gevarieerde water- en oevervegetatie herbergen in het algemeen de meeste soorten. Zij bieden ook een geschikt biotoop aan schaarsere soorten als Glassnijder en Vroege glazenmaker, waarvan de larven een verlandingszone van enige omvang nodig hebben. Hoewel het aantal bijzondere soorten in poelen relatief gering is, verdient het aanbeveling om met libellen rekening te houden bij de aanleg van nieuwe poelen.


3.13.7 Macrofauna

Mollusken Mollusken zijn in staat om zich te vestigen in nieuwe biotopen, onder meer door verplaatsing door vogels. Over het algemeen doen ze er echter in verhouding tot veel andere diersoorten lang over om een nieuwe poel te koloniseren. Vaak verschijnen dan eerst landelijk gezien algemene, zich snel vermeerderende en snelgroeiende soorten als Ovale poelslak, Vijverpluimdrager en het in Drenthe nog relatief schaarse Jenkins’ drijfhorentje. De zeldzame, op de Rode Lijst als bedreigd vermelde, min of meer als pioniersoort bekend staande Gladde schijfhoren is enkele malen gemeld uit Drenthe, maar is meer een soort van de kustregio. In grotere poelen in Drenthe kan na meerdere jaren, afhankelijk van de zuurgraad en de begroeiing, een gezelschap van om en nabij de tien molluskensoorten worden verwacht, wat landelijk gezien een laag aantal is. In het algemeen is het aantal bijzondere soorten in poelen gering.

Larve (links) en volwassen exemplaar (rechts) van de Geelgerande watertor, een algemene soort van stilstaand, ondiep water.

Periodiek droogvallende biotopen Drenthe is verhoudingsgewijs rijk aan periodiek uitdrogende poeltjes, greppels en sloten. Vooral greppels en met bladafval gevulde, grotendeels uitdrogende poelen bevatten vaak een molluskengezelschap dat zich hieraan speciaal heeft aangepast. Dit gezelschap bestaat in heel Nederland uit kleine tweekleppigen als Stompe, Gemaskerde en Gewone erwtenmossel en slakken als Leverbotslak, Slaapslak en Geronde schijfhoren. Ook de zeldzame, voornamelijk op hogere zandgronden voorkomende Slanke poelslak is in dit milieu te vinden. Deze soort wordt vooral aangetroffen in kalkarme poelen, greppels en vergelijkbare wateren met organische ijzerafzetting in de oostelijke helft van Nederland. Plaatselijk kunnen in Drenthe grote populaties van deze in Europa zeldzame soort gevonden worden. De eveneens Europees gezien erg zeldzame Grootmondpluimdrager, die als ernstig bedreigd op de Rode Lijst staat, komt voor in iets grotere, stilstaande, vaak eveneens periodiek uitdrogende wateren. Er zijn geen recente waarnemingen uit Drenthe bekend. Dat de soort er voorkomt valt echter zeker niet uit te sluiten; het geschikte biotoop is nog aanwezig.

Geert de Vries

De macrofauna van poelen vertoont sterke overeenkomsten met die van andere stilstaande ondiepe en langzaam stromende wateren. Geelgerande watertor, Bootsmannetje en muggen(larven) kunnen in grote aantallen voorkomen. Al deze soorten kunnen zich ook vliegend verplaatsen en dus snel een poel koloniseren. Kenmerkend voor poelen is de grote ecologische dynamiek; ze kunnen met enige regelmaat droogvallen. Dit vergt specifieke aanpassingen van de organismen die in poelen leven. Aanpassingen van macrofauna zijn: · Een droogteresistente levensfase. Dit geldt bijvoorbeeld voor de eieren van steekmuggen van het geslacht Aedes en van waterkevers van het geslacht Rhantus; · Een fase van de levenscyclus die de droogte ontwijkt. Een voorbeeld vormen waterkevers met terrestrische larven; · Regulatie van de ontwikkelingssnelheid. De steekmug Aedes communis vertoont bijvoorbeeld een versnelde ontwikkeling in een klein watervolume;

Geert de Vries

354

· Fysiologische aanpassingen, bijvoorbeeld weerstand bieden tegen uitdroging of verminderde waterafgifte; · Gedragsaanpassingen. Waterkevers van het geslacht Hydroporus kruipen weg onder stenen of bladeren. In Drenthe wordt geen regulier onderzoek uitgevoerd naar de samenstelling van de macrofauna in poelen. Over de aanwezigheid van bijzondere soorten is daarom weinig bekend. Opvallend is de waarneming van de beschermde kokerjuffer Limnephilus stigma. Behalve in diverse vennen in Drenthe wordt deze soort aangetroffen in een poel in het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Ze is kenmerkend voor tijdelijk droogvallende wateren. De zeldzame kokerjuffer Limnephilus vittatus wordt landelijk gezien als een kenmerkende soort voor poelen. In Drenthe is deze soort op acht locaties waargenomen, waaronder Vledder Aa, Tilgrup, Lieverensche Diep en een ven.


355


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.