http://www.psgroningen.nl/foliolum/december2004

Page 1

G.F.S.V. PHARMACIAE SACRUM UNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FARMACIE

Foliolum

JAARGANG XVIII EDITIE II DECEMBER 2004

Polyfarmacie een risicofactor? Aanpak in verzorgingstehuizen Polyfarmacie bij ouderen Psychofarmaca

Dies-Themanummer:

Polyfarmacie



G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum in samenwerking met het Universitair Centrum voor Farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen

Foliolum Jaargang XVIII Editie II December 2004 foliolum@fmnsedu.rug.nl

Farmacon: Polyfarmacie 10

Riks factors for the development of adverse drug events Dr. Patricia van den Bemt, ziekenhuisapotheker

17

Aanpak van ongewenste polyfarmacie in verzorgingstehuizen Dr. M. Nelissen-Vrancken, apotheker en Ir. G.P. Schouten

21

Polyfarmacie bij ouderen: eigenlijk dan wel oneigenlijk! Dr. L.J.G. Veehof

24

Psychofarmaca / Psychiatrische patientenzorg Dr. E.R. Heerdink

16 20 23 Redactie:

Polyfarmacie in de praktijk: drie meningen Openbare apotheek Helpman Openbare apotheek Paddepoel (levert aan verzorgingstehuis) Ziekenhuisapotheek Martiniziekenhuis Stefan Vegter, Nadine Hofman, Anouk Rademaker, Manon Fouchier, Eveline Richert, Femke de Velde

Vul/Bindmiddel: 4 5 6 8 29 30 32 34 35 36 39

Ab-actiaat: N. Hofman email: foliolum@fmnsedu.rug.nl

Redactioneel Praesespraat Vakgroepen Belicht Promovendi Verenigingslied “Pharmaciae Sacrum� Student in Zweden Column Rondje met de Dies Verslag EIK-weekend Commissiepraat De Achterkrant: Liefdesmix

Drukkerij: W. Scholma Copyright 2004: niets mag van deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm,of welke andere wijze dan ook zonder toestemming van de Redactiecommissie der Foliolum.

oplage 1100 stuks


Foliolum Ed.II December 2004

Onbeschrijfelijk Lectori Salutem, De Groningse Farmaceutische Studentenvereniging “Pharmaciae Sacrum” wordt dit jaar 123 jaar oud. Een vereniging, door en voor studenten, diezowel zijn tradities hooghoudt als met zijn tijd meegaat. Het Foliolum is hier een goed voorbeeld van. Zoek in de archieven op het bestuurshok maar eens naar een van de eerste nummers van dit blad, ook al weer 18 jaar geleden. Met de huidige computer- en drukkertechniek ziet het blad er nu heel wat moderner uit. De lay-out van het blad wordt ook elk jaar weer aangepast door de nieuwe commissie. Maar ook dit jaar blijven oude tradities voortbestaan. Zo moeten zowel het Foliolum logo als het P.S. wapen in elk blad hetzelfde blijven. Het Foliolum logo is dan nog maar 3 jaar oud, het zal nog vele jaren hetzelfde blijven. Het P.S. Wapen is vele malen ouder, maar bestond ook niet altijd in zijn huidige vorm. Zie ook bladzijde 29. Ook sommige rubrieken zijn al eerder gepubliceerd of ook traditie geworden. Ouderejaars zullen de rubriek 'Farma-koppels' wel herkennen van eerdere jaargangen. Ook was er al eerder een column, toen Conny's Corner genoemd, geschreven door een bekende kantinemedewerkster. Een andere bekende traditie is het zingen van het verenigingslied op activiteiten. Kent u dit lied niet en wilt u toch uit volle borst kunnen meezingen, kijk dan op bladzijde 29.

Nieuwe tradities kunnen ook gemaakt worden. De rubriek "rondje met…", dit keer uiteraard met de Dies-commissie, is een voortzetting van het "eten met…" van vorig jaar. Zal het een traditie worden? We zullen het vanzelf zien. Dit nummer is het themanummer van de viering van de 123e Dies Natalis. Het symposium op 8 december zal namelijk over polyfarmacie gaan. Ik hoop in ieder geval dat het maken van een Dies-thema nummer een traditie zal worden. Het geeft de Diesviering en het symposium in het bijzonder naar mijn idee namelijk een meerwaarde door de bezoeker een thema-blad in handen te geven.

Een definitie zal ik niet geven, laat een casus dit voor mij doen. Mr. X heeft een klein overgewicht en een daar-

44

Redactioneel

door ontwikkelde Diabetes Type II. Hij krijgt op 73 jarige leeftijd een herseninfarct. Door toegediende bloedverdunners kreeg hij 1 week later een hersenbloeding, wat een tijdelijke verlamming aan de rechterkant van zijn lichaam veroorzaakt. Inmiddels is Mr. X 74 jaar oud, woont thuis met mantelzorg en kan door revalidatie weer bewegen en (met een looprek) lopen. Sinds zijn infarct heeft hij slaapproblemen en is hij wat depressief geworden. Het lijstje medicijnen die Mr. X elke dag moet nemen is niet gering: -

Ascal 38 mg (carbasalaatcalcium) Lactulose 20 ml Gliclazide rectaal 80 mg (3 maal daags) Lanoxin (digoxine) 0.25 mg Metformine 850 mg (2 maal daags) Norvasc 10 mg (amlodipine) Paracetamol 500 mg Persantin rectaal 150 (dipyridamol) (2 maal daags) Seroxat 20 mg Temazepam 10 mg Tenormin 50 mg (atenolol) Tramal rectaal 100 mg (tramadol) (2 maal daags) Zocor 20 mg (simvasetine) Tramadol 50 mg

Opdracht: Zoek van elk medicijn zijn eigenschappen (kort) en indicatie op, toegepast op de genoemde casus. Mail dit vóór 10 januari naar Foliolum@fmnsedu.rug.nl en win een onbeschrijfelijk mooie prijs!


Foliolum Ed.II December 2004

Rexwinkel Geachte leden, Het 123e jaarfeest staat weer voor de deur. Elk jaar is dit jaarfeest, Dies Natalis genaamd, weer een groots gebeuren. 123 Jaar geleden op de 12e van de 12e kon men waarschijnlijk niet voorzien dat de toen gestichte vereniging nu nog altijd zou bestaan; en hoe. Nog altijd is Pharmaciae Sacrum bloeiende en kan zij ieder jaar weer vele enthousiaste studenten verwelkomen. Als bestuur hopen wij ook dit jaar voor Pharmaciae vele studenten actief te krijgen; opdat P.S. een nog hogere leeftijd zal mogen bereiken! Ook dit jaar is er weer voor gekozen om het themagedeelte, door de redactiecommissie tot “farmacon” omgedoopt, te koppelen aan het thema van het symposium van de Dies. Het thema dit jaar is “polyfarmacie”. In de door de Dies-commissie gebruikte slogans als 1,2,3 polyfarmacie komt in ieder geval de leeftijd van P.S. goed naar voren. De Dies-commissie snijdt met het onderwerp “polyfarmacie” een zeer praktijkgerichte kwestie aan. Verschillende sprekers zullen ingaan op polyfarmacie in de openbare apotheek en bijvoorbeeld de polyfarmacie bij ouderen. Deze laatste groep patiënten wordt de laatste tijd steeds beter op haar wenken bediend. Zo worden er tegenwoordig rollen met plastic zakjes met de medicijnen voor de dag aan deze groep patiënten geleverd. Op het zakje staat een beschrijving van de kleur en of grootte van de in te nemen tablet en ook wanneer en hoe het ingenomen dient te worden. In de praktijk blijkt dat er zo veel minder fouten optreden en het is voor de “ouderen” wel zo gemakkelijk. Een ander bijkomend probleem vormen uiteraard de interacties tussen de te gebruiken medicijnen, hierover zal ook op het symposium worden gesproken. Het Foliolum zal dezelfde informatie bevatten, en ongetwijfeld nog veel meer, en zal als handige ondersteuning dienen tijdens het symposium. Ook kunt u zich zo van te voren helemaal op de hoogte brengen van hetgeen dat tijdens het symposium besproken zal worden. Dan rest mij nog te vermelden dat ik u allen hoop te mogen verwelkomen op de activiteiten van de Dies Natalis. Verder wil ik bij voorbaat de redactiecommissie bedanken voor haar bijdrage aan de Dies en uiteraard de Dies Commissie zelf die ongetwijfeld uitgeput maar voldaan hun week af zal sluiten.

Met vriendelijke groet, Namens het 123e bestuur der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum” Erik Rexwinkel h.t. praeses December

Februari 05. Stof-vergadering 05. PS-nieuwjaarsborrel 22. EJC Feest 27. ALV Pharmaciae Sacrum 29. AV K.N. P.S.V

02. Stof-vergadering 03. PS-borrel 10. INTERPHARM excursie

Praesespraat 55

01. Real Life Game 06. STOF vergadering 07. P.S. - Borrel 08. Dies 09. Dies 10. Dies

Januari


Foliolum Ed.II December 2004

Kijken naar het leven door een vergrootglas: Analytische Biochemie De basiseenheid Bioanalyse en Toxicologie, o.l.v. prof. dr. R. Bischoff, heeft sinds eind augustus 2004 een nieuwe naam: Analytische Biochemie. Deze naamsverandering is het gevolg van het innoverende karakter van het onderzoek waarvan het zwaartepunt niet bij toxicologie ligt maar bij de analyse van eiwitten in een biologische matrix. Het is een eenheid die zich kenmerkt door samenwerking onderling, met ziekenhuizen en met industrie. Centraal staat het analyseren van het leven. In onze wetenschappelijke kijk op het leven proberen we organismen te simplificeren tot een punt waarop we ze kunnen bestuderen (bijv. eiwitten in een biologische matrix) en zo kwalitatieve en kwantitatieve informatie achterhalen over de regulatie van het geheel op moleculair niveau. Het is duidelijk dat analyse van losse onderdeeltjes een beperkt soort informatie oplevert, maar lang geleden al schreef een zekere fysioloog, Claude Bernard: "... if we break up a living organism by isolating its different parts, it is only for the sake of ease in analysis and by no means in order to consider them separately. Indeed, when we wish to ascribe to a physiological quality its value and true significance, we must always refer to its whole and draw our final conclusions only in relation to the effects in the whole." Anders gezegd: door een vergrootglas blijven facetten van een organisme buiten het blikveld, maar een vergrootglas heeft de capaciteit dingen te belichten die anders niet opgevallen waren. We beseffen dat een uiteindelijke conclusie alleen getrokken kan worden in relatie tot het geheel. Waar is ons vergrootglas op gericht? Ons vergrootglas bestaat vooral uit capillaire hogedruk-vloeistofchromatografie gevolgd door massaspectrometrie (LC/MS). In de eiwitanalyse hebben we bewust gekozen te focussen op bepaalde klassen van eiwitten en peptiden. We kijken naar enzymen die weefsel afbreken, zogenaamde MatrixMetalloProteases (MMPs), of ze door hun affiniteit met een bepaald molecuul te zuiveren zijn uit biologische matrices. We proberen biomarkers (bijv. een uniek peptide) te identificeren die aanwijzingen opleveren over ziektebeelden en voortgang. Voorbeelden van veelvoorkomende aandoeningen waar we aan werken zijn Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) en baarmoederhalskanker (Cervixcarcinoom). Bij COPD kijken we naar de afbraak van extracellulaire matrix in de longen en het effect van oxidatieve stress door sigarettenrook op redox-gevoelige eiwitten. Sera van Cervixcarcinoom-patienten wordt gescreend op kenmerkende peptiden. Ook is er onderzoek naar psychiatrische aandoeningen en hun relatie tot het soort voedsel wat gegeten wordt ("food-mood" interactie). Uiteraard is er meer onderzoek dan hier beschreven staat, voor een uitgebreidere indruk zie www.biomac.nl. U bent vanzelfsprekend van harte welkom om u te komen oriënteren als bovenstaand verhaal u aanspreekt.

66

Vakgroep Belicht

Gedeeltelijk uit de oratie van prof. dr. R. Bischoff. Drs. Maria de Vries

Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg, door Vokaline Vroomg Mij is gevraagd een stukje te schrijven in het nieuwe item 'vakgroep belicht'. Misschien handig als ik mezelf eerst even voorstel. Mijn naam is Fokaline Vroom, ik ben afgestudeerd in de farmacie en sinds maart van dit jaar doe ik onderzoek bij de vakgroep Sociale farmacie, Farmaco-epidemiologie en Farmacotherapie, oftewel SFF. De afdeling staat onder supervisie van Prof. Lolkje de Jong-van den Berg en Prof. Koos Brouwers. Onze afdeling houdt zich op zeer veel verschillende manieren bezig met onderzoek naar geneesmiddelen nadat deze eenmaal op de markt beschikbaar zijn gekomen. Op het gebied van de Farmaco-epidemiologie wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar geneesmiddelgebruik bij zwangere vrouwen, kinderen en ouderen. Ikzelf doe onderzoek naar DMARDs (Disease Modifying Anti-Rheumatic Drugs) en zwangerschap. Op het gebied van de Farmacotherapie en Farmaceutische patiëntenzorg neemt het onderzoek naar farmacogenetica een steeds belangrijkere plaats in. Daarnaast doet de afdeling onderzoek naar farmacoecomische aspecten van geneesmiddelen en ook de geschiedenis van de farmacie komt aan bod. Belangrijk voor alle onderzoeksgebieden is de InterActie DataBank (IADB). In deze databank wordt, in samenwerking met circa 50 apotheken in Noord-, Midden- en Oost-Nederland, informatie verzameld over geneesmiddelgebruik. De databank bevat inmiddels de medicatiegegevens van zo'n 500.000 personen en je kunt je voorstellen dat hier veel informatie uit te halen is. Ikzelf kan bijvoorbeeld nagaan welke vrouwen zwanger zijn geweest en welke geneesmiddelen er zijn gebruikt tijdens de zwangerschap. Maar er kan ook gekeken worden wat er gebeurt wanneer een geneesmiddel uit patent is geraakt. En dat is nog maar een kleine stukje van de mogelijkheden die we hebben met de IADB. Dit was in een vogelvlucht wat er binnen ons afdeling zoal gebeurt op het gebied van onderzoek. Wil je meer weten of lijkt het je leuk om mee te lopen in ons onderzoek kijk dan eens op onze site (http://www.farm.rug.nl/sff/) of stuur een mailtje (secsff@farm.rug.nl). En wie weet tot ziens, Fokaline (F.Vroom@farm.rug.nl) P.S. We zijn afgelopen zomer verhuisd en wonen nu op Bloemsingel 1.



Foliolum Ed.II December 2004

Promovendi FWN C.F. Sio - Biotechnologie verbetert productieproces antibiotica Cefalosporine antibiotica zijn belangrijke geneesmiddelen bij het bestrijden van infecties. In Nederland worden ze vooral gebruikt als reserve voor infecties die resistent zijn voor gangbare middelen, maar in andere delen van de wereld zijn ze inmiddels al eerste keus. Daarom is het noodzakelijk dat ze grootschalig en milieuvriendelijk geproduceerd kunnen worden, zodat deze geneesmiddelen betaalbaar blijven. Het nu gebruikelijk chemische proces is niet erg efficiënt en levert veel duur afval op. Biotechnologisch, dat wil zeggen met enzymreacties, kan het beter, maar dat proces is nog niet klaar voor industriële toepassing.

Charles Sio onderzocht of een van de enzymen uit het proces verbeterd kon worden. Dat bleek inderdaad het geval: door een combinatie van gerichte en willekeurige mutaties werd het enzym 36 keer beter. Sio concludeert dat de ontwikkeling van een industrieel bruikbaar enzym dus zeker mogelijk is. Tijdens zijn onderzoek stuitte Sio ook op een gen dat een eiwit aanmaakt waarmee de bacterie Pseudomonas aeruginosa letterlijk onschadelijk gemaakt kan worden. Deze bacterie kan levensgevaarlijke ontstekingen veroorzaken bij mensen die brandwonden hebben of lijden aan cystische fibrose.

Charles Sio (Hengelo, 1974) studeerde farmacie in Groningen. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de vakgroep Farmaceutische Biologie en werd gefinancierd door STW. Sio werkt als postdoc door bij dezelfde vakgroep. Datum en tijd Promovendus Proefschrift Promotor Faculteit Plaats

vrijdag 12 november 2004, 13.15 uur C.F. Sio, tel. (050)363 76 69, fax (050) 363 30 00, e-mail: c.f.sio@farm.rug.nl (werk) Mutants and homologs of cephalosporin acylase: for antibiotics and antibiosis prof.dr. W. Quax wiskunde en natuurwetenschappen Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

88

Promovendi

A. Tramarin - HIV/AIDS zorg in Italië kan financieel beter De Italiaan Andrea Tramarin onderzocht welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan bij de zorg, kosten en kwaliteit van leven van de Italiaanse HIV/AIDS-patiënt in de jaren negentig. Ook berekende hij de financiële baten van mogelijke interventies in de huidige zorg, met name de thuiszorg, en medicatie met HAART (Highly Active AntiRetroviral Therapy).

Tramarin reikt beleidsmakers onder andere een methode aan om op een rationele manier financiële middelen voor HIV/AIDS-patiënten te verdelen over diverse typen gezondheidszorg. Uit gegevens over aanbod en gebruik van vier typen zorg bij AIDS - ziekenhuisverpleging, dagbehandeling, thuiszorg en beschermde woonvormen - concludeert hij dat er relatief teveel thuiszorg wordt aangeboden. Hij schat dat een rationele herverdeling van het aanbod een potentiële besparing van 9,2 % met zich meebrengt.


Door vervolgens de Italiaanse nationale context in een multinationale scenario analyse in te brengen maakte

Ook de epidemiologische, klinische en economische veranderingen die plaatsvonden rondom de introductie van HAART in Italië analyseerde Tramarin; met name de impact op zorggebruik, kosten, beperkingen, afhankelijkheid en kwaliteit van leven bij patiëntencohorten uit 1994 en 1998. Overall mat hij grote verschillen in mortaliteit, ziekenhuisopnames, verpleegduur en directe kosten. Het 1998-cohort had een betere kwaliteit van leven na 6 maanden wat betreft emotionele reactie en energie, en het percentage volledig afhankelijke patiënten was lager in 1998 dan in 1994 (1,4 % versus 6,8 %). Tot slot analyseerde Tramarin de impact van diarree op de kwaliteit van leven en de potentiële effecten ervan als bijwerking van HAART.

Foliolum Ed.II December 2004

Tramarin het mogelijk om toekomstige impacts op zorggebruik en kosten te berekenen voor de EU in haar geheel. De methodologie illustreerde dat bij schattingen van toekomstig zorggebruik voor AIDS-patiënten rekening gehouden moet worden met de stadia van ernst (chronisch of laat).

Andrea Tramarin (Padua, Italië, 1958) studeerde geneeskunde aan de universiteit van Padua. Zijn promotieonderzoek deed hij bij het San Bortolo Hospital in Vicenza (Italië) - waar hij nog steeds werkt als arts- in samenwerking met de afdeling Sociale Farmacie, Farmaco-epidemiologie & Farmacotherapie (SFF) van de RUG. Het onderzoek maakt deel uit van een tweetal grotere projecten: 1) EU-Concerted Action for Multinational Scenarios on HIV/AIDS en 2) Analysis of observational data on HIV/AIDS hospital care and quality-of-life in two European centres for HIV-treatment (Vicenza and Groningen). Financiers zijn: Italiaanse overheid, farmaceutische industrie, EU en Johns Hopkins University. Datum en tijd Promovendus Proefschrift Promotor Faculteit Plaats

vrijdag 19 november 2004, 13.15 uur A. Tramarin, tel. 00 39 444 993 789, fax 00 39 444 993 998, e-mail: tramarin@gpnet.it (werk) The changing economic burden of HIV/Aids in Italy: from hospital care to pharmaceutical care prof.dr. J.R.B.J. Brouwers wiskunde en natuurwetenschappen Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

H. Westers - Bacillus subtilis gestript Het onderzoek van Helga Westers was erop gericht de bacterie Bacillus subtilis te optimaliseren voor de productie van eiwitten die kunnen dienen als geneesmiddel. Genetisch materiaal dat de bacterie niet nodig heeft om onder laboratoriumcondities te overleven, werd verwijderd. De bacterie maakt dan minder eigen eiwitten, wat de zuivering van het gewenste eiwit makkelijker maakt. Ook bestudeerde Westers de stressrespons, die onder andere ontstaat als de bacterie niet-eigen eiwit aanmaakt. De intensiteit van die respons bleek handig als maat voor de productieniveaus van bepaalde eiwitten.

Helga Westers (Ten Boer, 1976) studeerde biologie in Groningen. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de afdeling Farmaceutische Biologie (onderzoekschool GUIDE) en gefinancierd door de EU. Westers gaat verder in het onderzoek als postdoc bij de afdeling Moleculaire Genetica. vrijdag 5 november 2004, 13.15 uur mw. H. Westers, tel. (050)363 21 07, fax (050)363 23 48, e-mail: h.westers@biol.rug.nl (werk) Genome engineering and protein secretion stress in the BACELL factory prof.dr. W.J. Quax en prof.dr. J.M. van Dijl wiskunde en natuurwetenschappen Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

Promovendi 99

Datum en tijd Promovendus Proefschrift Promotor Faculteit Plaats


Foliolum Ed.II December 2004

Risk factors for the development of adver Vormt polyfarmacie een risico voor de patient? Dr. van den Bemt verrichtte een onderzoek naar de risicofactoren voor schadelijke bijwerkingen. De invloed van leeftijd, geslacht, soort medicijn en het aantal medicijnen werd onderzocht. De conclusie geeft een duidelijk antwoord.

, en Bemt d n a v ricia Dr Pat otheker p a s i u h Zieken

In this study, the most important risk factors are Abstract Adverse drug events in hospitalised patients lead to increased morbidity, mortality and costs. Early detection of adverse drug events could aid in the prevention of these adverse outcomes. A cost-effective system for the early detection of adverse drug events should focus on high risk patients. A study was set up with the primary aim to identify characteristics that are associated with the development of adverse drug events (ADEs) in hospitalised patients.

ADE reports were gathered from physicians and

10 10

Dr. P. van den Bemt

nurses (spontaneous reports) and from patients after intensive ward interviews by hospital pharmacists. All patients admitted to the internal medicine wards of two Dutch hospitals, during a two month period, were included.

The following characteristics were analysed for their potential relationship to the occurrence of ADEs: age (categorised), gender, number of drugs prescribed during hospital stay, types of drugs used and changes in drug use on admission. Age was found to be inversely associated with the development of ADEs. Furthermore, statistically significant associations were found for the number of drugs prescribed per hospitalised patient, for newly prescribed drugs and for the cessation of drugs on hospital admission. The use of gastrointestinal drugs, central nervous system drugs and antibiotics was associated with the development of ADEs, when compared to all other drugs taken by the patients.

the number of drugs used per patient and the starting of a new drug during hospitalization. As most hospitalised patients start new drug therapies while in hospital, this seems an inappropriate focus. However, careful monitoring of patients using more than 7 drugs at a time may be possible in a costeffective system for the early detection of ADEs.

Introduction Adverse drug events (ADEs) frequently occur in hospitalised patients. Two recently published studies report rates of 0.7% [1] and 2.4% [2], while a recent meta analysis reports an incidence of 10.9% of both serious and non serious adverse drug events [3]. Classen et al. have shown that these ADEs lead to excess mortality, morbidity and costs [2]. Early detection of ADEs would aid in the prevention of these adverse outcomes. For this purpose, spontaneous reporting is commonly used, but it has the disadvantage of substantial underreporting. Intensive monitoring probably has overcome this problem. It is, however, not a very efficient method for the detection of ADEs. It consumes a lot of time and results in the reporting of a large number of minor ADEs. A system that focuses on certain patients who are at high risk for the development of ADEs is likely to be more efficient in the prevention of ADEs. Therefore, one would like to identify risk factors that lead to adverse drug events, but especially in Europe there is a paucity of studies on risk factors for the development of ADEs in hospitalised patients. Such a study was set up, with the objective to identify risk factors that are related to the development of adverse drug events in hospitalised patients.


Methods Setting The study was conducted in the internal medicine wards of two Dutch general hospitals (in Tilburg and Delft). Study Design

The study was of a follow-up design. The duration of the study was two months. It was conducted from October 1, 1996 to November 30, 1996 in Tilburg and from May 1, 1997 to June 30, 1997 in Delft. An ADE was defined as any noxious, unintended, and undesired effect of a drug (possibly causally related), which occurs at doses used in humans for prophylaxis, diagnosis, or therapy. Reports of ADEs were collected from three sources, namely from doctors and nurses (spontaneous reporting) and from patients (intensive ward interview by hospital pharmacists). The use of three sources enabled us to identify adverse drug events with a relatively high degree of sensitivity. Population and sampling All patients admitted to the specified wards (including geriatric patients) during the two months period, were included. Exclusion criteria were not applicable to the spontaneous reporting of doctors and nurses, because adverse drug event reporting by doctors and nurses is part of daily care and therefore applies to all patients. For the collection of patiĂŤnt reports, the patients had to be interviewed by the hospital pharmacists. Patients were included in this daily ward interview, when they gave oral informed consent and when they could understand the questions.

Before the study started, the doctors and nurses of

macy. The investigator (a hospital pharmacist) then responded to the reporter by giving information or advice concerning the reported adverse drug event.

Patient reports were collected during a daily ward round by the investigator. The investigator asked the patient whether he/she experienced an adverse drug event. If so, the investigator asked information about the time relationship. Both questions were printed on a special form (different from the doctor/nurse form), which also contained patient characteristics such as age and gender. Adverse drug events were only recorded when the patient could link it to a suspected drug, when the time relationship between drug and adverse drug event was appropriate and when it had occurred during hospital stay. Four investigators (hospital pharmacists) participated in the daily visits in the wards. By using the above mentioned form, the investigators made sure to collect the necessary information in a consistent manner.

Age and gender of the patients admitted to the specified wards were recorded, as well as their length of hospital stay. Adverse drug events were classified according to the World Health Organization (WHO) code, which classifies adverse drug events into system-organ classes and into preferred terms for the ADE [4]. The drugs prescribed to the patients before (by using the records of the community pharmacies of the patients) and during admission (by using the records of the hospital pharmacies) were recorded. The drugs were classified according to the Anatomical Therapeutic Chemical (ATC) code [5]. The changes in drug use on admission to the hospital were also recorded (again by using the records of the community pharmacies of the patients).

The study was approved by the medical ethics committees of the participating hospitals. Data Analysis The following variables were analysed for their potential relationship to the occurrence of ADEs: age, gender, number of drugs prescribed during hospital stay, types of drugs used (both before and during hospital stay; classified according to the ATC code; only the five most frequently prescribed classes of drugs were analysed for their relationship with the reporting of adverse drug events, because these

11 Dr. P. van den Bemt 11

the specified wards were given instructions regarding the procedure for reporting adverse drug events. They were asked to report all adverse drug events (both serious and non serious) on special forms. Data on this report form include gender and date of birth of the patient involved, information about the suspected medicine (name, dose, frequency, route of administration), concomitantly used medication, and other available information considered relevant by the reporter (including diseases, factors possibly related to the event and laboratory findings).

All reporting forms were sent to the hospital phar-

Foliolum Ed.II December 2004

rse drug events in hospitalised patients.


Foliolum Ed.II December 2004

five classes contained 80% of all prescribed drugs and the other 20% of drugs belonged to 11 classes) and changes in drug use. Changes in drug use were defined as the cessation of drugs used before hospital admission or the prescription of new drugs on hospital admission or during hospital stay.

The type of adverse drug events, classified by

The data were analysed using Statistical Package

Table 3 shows the association between the deve-

for Social Sciences (SPSS) version 9.0. Logistic regression analysis was used to determine the relationship between the development of an adverse drug event and age, gender, number of drugs prescribed during hospital stay, classes of drugs used before and during hospital stay (compared to all other drugs the patient used) and changes in drug use on admission. By using multiple logistic regression an adjustment was made for possible confounders (e.g. the relationship between age and the development of an adverse drug event was corrected for gender, length of hospital stay and number of drugs prescribed).

lopment of an adverse drug event and the characteristics age (categorised), gender, number of drugs prescribed during hospital stay (categorised), newly prescribed drug, cessation of drug on hospital admission and class of drugs, as well as their confidence intervals, both without adjustment for possible confounding factors (odds ratio's) and with adjustment for possible confounders (adjusted odds ratio's). Age was found to be inversely associated with the development of ADEs. Furthermore, statistically significant associations were found for the number of drugs prescribed per hospitalised patient, for newly prescribed drugs, for the cessation of drugs on hospital admission and for the use of gastrointestinal drugs, central nervous system drugs and antibiotics. Gender and use of drugs acting on the blood and cardiovascular drugs were not statistically significantly associated with the development of ADEs, but after adjustment for possible confounders the use of drugs acting on the blood was statistically significantly associated with ADEs.

Logistic regression analysis was used to be able to estimate the magnitude of the association between individual risk factors and the probability of developing an ADE. This is a follow-up study and therefore these associations could also have been expressed as risk ratio's instead of odds ratio's by means of simple 2x2 table analysis. However, we also wanted to adjust for several possible confounding variables, ie perform a multivariate analysis, so we chose to use logistic regression analysis. This is a convenient and the most common used approach in such instances.

12 12

Dr. P. van den Bemt

Results Nine patients refused to participate in the study and were therefore excluded. The remaining 538 patients were included in the study, of which 149 (27.7%) experienced one or more adverse drug events. Most adverse drug events were reported during the intensive ward visit (85%) and the remaining 15% of the adverse drug events was reported by doctors and nurses. There was a small overlap in ADEs reported by the three sources (11 reports). Table 1 shows some general characteristics of the study population. A total of 460 patients received newly prescribed drugs on hospital admission or during hospital stay, while 211 patients had one or more of their medications cessated on hospital admission. The five classes of drugs that were most frequently prescribed before and/or during hospital stay were: gastrointestinal drugs (396 patients), central nervous system drugs (376 patients), cardiovascular drugs (312 patients), drugs acting on the blood (294 patients) and antibiotics (183 patients).

system-organ class, can be found in table 2. Most adverse drug events were gastro-intestinal effects, followed by psychiatric disorders and central & peripheral nervous system disorders and disorders of skin and appendages.

Discussion When the incidence of adverse drug events in this population is compared with the results of the meta analysis of Lazarou et al. [3], it is rather high: 27.7% versus 10.9% in the meta analysis. Three reasons can explain this result. First, all possible adverse drug events were included, while Lazarou et al. included probable and definite adverse drug events only. Secondly, most of the reports were obtained by asking the patient for any adverse drug events that he or she had noticed (i.e. intensive monitoring). It has been shown in older studies that this increases the number of reports [6]. This study aimed to collect adverse drug events with a high degree of sensitivity, so three sources of reports were used (doctors, nurses, patients), without applying a formal causality assessment. In this manner, adverse drug events were collected with a high degree of sensitivity, but the method lacks specificity. Because risk factors were studied that can possibly lead to adverse drug events in hospitalised patients, a high degree of sensitivity seemed more important than a high degree of specificity. However, even this method of asking patients for any experienced ADEs still results in some underreporting, because patients are of course unable to


Table 1:General characteristics of the study population (n=538) 68.7 jaar

system-organ class:

number of ADE's (%)

43.5 % 56.5%

gastro-intestinal system disorders psychiatric disorders skin and appendages disorders central & peripheral nervous system disorders

108 (43.5) 28 (11.3) 22 (8.9) 22 (8.9)

21.0 % 27.9 % 23.8 % 27.3 % 16.5 dagen

body as a whole - general disorders 20 (8.1) platelet,bleeding & clotting disorders 9 (3.6) other 39 (15.7)

Foliolum Ed.II December 2004

Gemiddelde leeftijd Geslacht: Man Vrouw Aantal medicijnen voorgeschreven: <4 4-6 7-9 >9 Gemiddelde opnameduur

Table 2:Type of adverse drug events, classified by system-organ class (WHO)

Table 3:Association of the development of adverse drug events with the characteristics age, gender, number of drugs prescribed, newly prescribed drug, cessation of drug on hospital admission and type of drug characteristic

a) b) c) d)

Adjusted Odds Ratio a) (95% C.I. b) )

1 (ref.c) ) 0.69 (0.42 0.56 (0.31 0.36 (0.21 1.20 (0.82

1.11) 1.02) 0.61) 1.76)

1 (ref.c)) 0.70 (0.43 1.14) 0.54 (0.30 0.99) 0.34 (0.20 0.59) 1.30 (0.89 1.92)

1 (ref.c)) 2.61 (1.32 3.50 (1.76 5.01 (2.58 6.65 (2.63 1.50 (1.02

5.18) 6.96) 9.76) 16.81) 2.20)

1 (ref.c)) 4.00 (1.91 8.39) 5.55 (2.62 11.76) 8.50 (4.03 18.19) 8.17 (3.16 21.13) 1.84 (1.23 2.76)

2.13 (1.32 1.66 (1.07 0.70 (0.48 1.33 (0.91 2.44 (1.65

3.45) 2.57) 1.03) 1.95) 3.60)

2.38 (1.44 3.91) 1.88 (1.19 2.95) 1.02 (0.65 1.60) 1.73 (1.14 2.62) 2.71 (1.81 4.06)

Adjusted for possible confounding factors (age, gender, number of drugs prescribed, length of hospital stay) C.I. = Confidence Interval ref. = reference category For each drug class the reference category was the total of all other drug classes

13 Dr. P. van den Bemt 13

age < 60 years 60 74 years 75 80 years > 80 years gender number of drugs prescribed <4 46 79 10 or more newly prescribed drug cessation of drug on hospital admission Type of drug gastrointestinal drugs central nervous system drugs cardiovascular drugs drugs acting on the blood antibiotics

Odds Ratio (95% C.I. b))


Foliolum Ed.II December 2004

recognize e.g. laboratory abnormalities and because they may forget to tell certain ADEs. This may result in selection or recall bias. Thirdly, the length of hospitalization in this study was relatively long, so there may have been simply more time for ADEs to occur. The length of hospitalization in this study can be explained by the inclusion of geriatric patients. In the Netherlands they often have to wait for admission to a nursing home; time they unjustly spend in a hospital bed.

Though it is generally stated that the incidence of adverse drug events increases with increasing age, there is still much debate about age as an independent risk factor for adverse drug events in literature [7-15]. Factors such as the number of drugs used per patient, the number of clinical diagnoses and the length of hospital stay are considered to be responsible for the increase in adverse drug reactions with increasing age. Carbonin et al. showed that age was not an independent risk factor for adverse drug events in hospitalised patients [16]. In a recent study of Moore et al. patients with an adverse drug event during hospital stay were not older than those without an adverse drug event [17]. In this study an inverse relationship was found between age and adverse drug events. Patients older than 80 years of age were significantly less likely to have adverse drug events than younger patients. This may be due to underreporting by both health care professionals and patients, which has been stated to increase with increasing age [10]. A study of reporting rates of adverse drug events to the Committee on Safety of Medicines showed that reporting rates were highest in the fifth and sixth decades and declined thereafter [18]. In this study, the decline in ADEs with increasing age may have been partly due to problems of comprehension and hearing in communicating verbal ADE reports.

14 14

Dr. P. van den Bemp]t

Adverse drug events were reported in slightly more women than men in this study, although this difference did not reach statistical significance. In general, adverse drug events are stated to occur more often in women than in men [7,9,17,19].

This study showed two risk factors that were strongly associated with the reporting of adverse drug events. The first of these, the number of drugs used per patient during hospitalization, is a well known risk factor from literature [7-15]. The second one has not been described before, but seems very logical from a pharmacological point of view. The starting of newly prescribed drugs during hospitalisation was strongly associated with the reporting of adverse drug events. This can be explained by the pharmacological actions of newly started drugs: most adverse drug events will occur shortly after starting a drug.

Thereafter, either tolerance for the adverse drug event develops or the patient discontinues the medication.

The cessation of a drug on hospital admission was also found to be associated with the reporting of adverse drug events. In this case, there may very well have been a causal relationship. The drug may have been stopped because it was thought to be the cause of an adverse reaction.

This study showed that patients who used gastrointestinal drugs, central nervous system drugs and antibiotics were more likely to report an adverse drug event. After adjustment for age and gender this was also found for drugs acting on the blood. It is worth noting, however, that the association between ADEs and the five most prescribed classes of drugs (as compared to all other classes of drugs the patients used) was determined. The fact that these classes are prescribed so often may be related to the occurrence of ADEs.

Finally, the overlap in the three sources (doctors, nurses, patients) could have influenced the results. However, this overlap was very small (11 reports) compared to the total number of ADE's, so the influence is probably not substantial.

Conclusion Adverse drug events in hospitalised patients lead to excess morbidity, mortality and costs [2,3,17]. Therefore, measures to prevent these adverse drug events are likely to have a positive influence on patient care, both directly (less morbidity and mortality due to adverse drug events) and indirectly (cost savings). By focusing a system for the detection of ADEs on patients with risk factors the early detection and prevention of ADEs may be possible in a cost effective manner. In this study, the most important risk factors are number of drugs used per patient and the starting of a new drug during hospitalisation. As most hospitalised patients start new drug therapies while in hospital, this seems an inappropriate focus. However, careful monitoring of patients using more than 7 drugs at a time may be possible in a cost-effective system for the early detection of ADEs. Future studies should look into the effect of interventions, aiming at reducing the number of drugs used per patiĂŤnt, on the frequency of adverse drug events in hospitalised patients.

Acknowledgement We wish to thank the participating community pharmacists, doctors, nurses and patients for their contribution to this study.


References 1.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9. 10.

11.

12.

13.

14. 15.

16.

17.

18.

19.

Gurwitz JH, Avorn J. The ambiguous relation et ween aging and adverse drug events. Ann Intern Med 1991;114:956 66. Lindley CM, Tully MP, Paramsothy V, et al. Inappropriate medication is a major cause of adverse drug events in elderly patients. Age and Ageing 1992;21:294 300. Atkin PA, Shenfield GM. Medication related a adverse reactions and the elderly: a literature review. Adverse Drug React Toxicol Rev 1995;14:175 91. Holland EG, Degruy FV. Drug induced disor ders. Am Family Physician 1997;56:1781 88. D'Arcy PF. Adverse drug events in hospital and in the community. Adverse Drug React Toxicol Rev 1997;16:95 101. Carbonin P, Pahor M, Bernabei R, et al. Is age an independent risk factor of adverse drug events in hospitalised medical patients? J Am Geriatr Soc1991;39:1093 99. Moore N, Lecointre D, Noblet C, et al. Frequency and cost of serious adverse drug events in a department of general medicine. Br J Clin Pharmacol 1998;45:301 08. Mann RD, Rawlins MD, Fletcher P, et al. Age and the spontaneous reporting of adverse reacti ons in the United Kingdom. Pharmacoepidemiology and Drug Safety 1992;1:19 23. Kando JC, Yonkers KA, Cole JO. Gender as a risk factor for adverse events to medica tions. Drugs 1995;50:1 6.

Foliolum Ed.II December 2004

2.

Leape LL, Brennan TA, Laird N, et al. The nature of adverse events in hospitalised patients. Results of the Harvard Medical Practice Study II. N Engl J Med 1991. Classen DC, Pestotnik SL, Scott Evans R, et al. Adverse drug events in hospitalised patients. JAMA 1997;277:301 06. Lazarou J, Pomeranz BH, Corey PN. Incidence of adverse drug events in hospitalised patients. A metaanalysis of prospective studies. JAMA Anonymous. International monitoring of adver se reactions to drugs. Adverse reaction termino logy. Uppsala: WHO Collaborating Centre for International Drug Monitoring, 1995. Anonymous. Anatomical Therapeutic Chemical (ATC) classification index. Oslo: WHO Collaborating Centre for Drug Statistics Methodology, 1994. Mitchell AS, Henry DA, Sanson Fisher R, et al. Patients as a direct source of information on adverse drug events. BMJ 1988;297:891 93. HoignĂŠ R, Lawson DH, Weber E. Risk factors for adverse drug events epidemiological approaches. Eur J Clin Pharmacol 1990 Brawn LA, Castleden CM. Adverse drug events an overview of special considerations in the managege ment of the elderly patient. Drug Safety 1990 Denham MJ. Adverse drug events. Br Med Bull 1990;46:53 62. Lamy PP. Adverse drug effects. Clin Geriatr Med 1990;6:293 307.

15 Dr. P. van den Bemt 15


Foliolum Ed.II December 2004

In de Praktijk: Polyfarmacie in de openbare apotheek Door Annette Schmidt-Sanderink, Apotheker, Apotheek Helpman AG Een stukje over 'polyfarmacie', met de 'gewone patiënt' aan de balie in het vizier… Tja, wat is in de eerste plaats polyfarmacie? Eigenlijk is het helemaal geen goede benaming en zou 'polymedicatie' een betere keuze zijn. En hoe groot is die 'poly' dan volgens de officiële definitie, als die er al is? Tien meningen over polyfarmacie leveren evenveel verschillende definities op. De meest gangbare definitie is volgens mij 'het gebruik van vijf of meerdere medicamenten tegelijkertijd'.

En wat wordt bedoeld met een 'gewone patiënt'. Is een patiënt die slechts één medicijn gebruikt (singlefarmacie, wat een raar woord) gewoon? De jonge pilgebruikster buiten beschouwing gelaten is 'singlefarmacie' eerder uitzondering. Nee, laten we het maar niet hebben over de 'gewone' (gemiddelde) patiënt. Elke patiënt is anders en verdient zorg op maat.

Natuurlijk worden er door de jaren heen steeds meer medicijnen voorgeschreven; het geneesmiddel-gebruik stijgt naarmate de vergrijzing toeneemt. Bij het ouder worden nemen de kwalen toe; er is meestal geen sprake meer van één chronische aandoening, maar van twee of nog meer. Elke aandoening (astma/COPD, diabetes, hypertensie, hartfalen om maar een paar te noemen) wordt op zijn minst met één maar vaak met meer medicijnen behandeld en daar is weer de zoveelste 'polyfarmacie-patiënt'.

Praktijk: De openbare apotheek

Polyfarmacie klinkt negatief, alsof het altijd 'teveel' is. Dat klopt voor medicatie die onnodig gebruikt wordt. Elk medicijn dat niet persé (meer) nodig is, is er één te veel. Vaak wordt door de voorschrijver verzuimd om na een bepaalde periode het gebruik van een medicijn te heroverwegen. Het herhalen via de receptenlijn gaat gemakkelijk, de arts heeft geen overzicht meer. Een ander voorbeeld van onnodig geneesmiddelgebruik is dubbelmedicatie (bijv. na een ziekenhuisopname) of het gebruik van een geneesmiddel tegen een kwaal die door een ander geneesmiddel geïnduceerd wordt ('het behandelen van een bijwerking'). Dit laatste is niet altijd per definitie verkeerd, denk maar aan het (verplicht) voorschrijven van een laxans bij het gebruik van een opiaat.

Toch is polyfarmacie niet altijd te voorkomen. Er zijn nu eenmaal aandoeningen die een waslijst aan geneesmiddelen vereisen. Of richtlijnen die een gecombineerd gebruik van geneesmiddelen voorschrijven. Een voorbeeld hiervan is de behandeling van de huidige type II diabeet: als op (meestal) oudere leeftijd diabetes wordt geconstateerd is er vaak al veel meer aan de hand dan alleen een te hoge bloedsuikerwaarde: de bloeddruk moet (streng) onder controle gehouden worden en de lipidenspiegel moet omlaag met een cholesterolverlager (statine).

En kijkt de openbare apotheker dan alleen maar toe? Nou, nee. Door het actief controleren van medicatiebewakingslijsten en het bestuderen van bijbehorende geneesmiddelprofielen worden bij ons elke dag interventies gepleegd met de voorschrijvers. Deze controle zou veel beter tot zijn recht komen als de diagnose van de betreffende patiënt bekend was bij de apotheker. Daar is het laatste woord nog lang niet over gezegd. Zo zijn er ook een aantal specialismen die (in ieder geval bij mij) regelmatig tot frustraties leiden: patiënten van cardiologie en psychiatrie zijn meestal polyfarmacie-patiënten waar ik niet veel van begrijp. Hoe kan de specialist nu het effect van een middel evaluaeren als er meteen minimaal vijf tegelijkertijd worden voorgeschreven? Er zal wel sprake zijn van gecombineerde aandoeningen, maar dan nog.

16 16

Verder is bekend dat in den lande her en der speciale polyfarmacie-projecten zijn opgezet. Geselecteerde patiënten worden dan uitgebreid onder de loep genomen door een apotheker en een huisarts. Als er voldoende tijd, geld, en motivatie bij beide partijen aanwezig is, moeten we daar nog maar eens de kunst gaan afkijken…..


Polyfarmacie wordt niet alleen als probleem erkent. Er wordt ook daadwerkelijk onderzoek naar gedaan. Dr. Marjorie Nelissen-Vrancken, apotheker, en Ir G.P. Schouten aan het woord over opgezette proeftuinen met betrekking tot polyfarmacie bij ouderen.

Foliolum Ed.II December 2004

Aanpak van ongewenste polyfarmacie in verzorgingstehuizen

Inleiding Het onderwerp polyfarmacie krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht mede door de toenemende vergrijzing en de daarmee gepaard gaande toename van chronische ziekten en chronisch geneesmiddelengebruik. Uit cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) blijkt dat circa 80% van de medicatie bij 65-plussers chronisch gebruikt wordt [1]. Formeel is er sprake van polyfarmacie bij gelijktijdig gebruik van twee of meer geneesmiddelen. In de praktijk spreekt men echter gewoonlijk van polyfarmacie bij gelijktijdig gebruik van vijf of meer geneesmiddelen. Polyfarmacie komt in Nederland voor bij 8 tot 22% van de thuiswonende ouderen [2]. Bij bewoners van verzorgingshuizen - in totaal circa 110.000 ouderen - ligt dit percentage aanzienlijk hoger, tot zo'n 40%.

De problematiek rond polyfarmacie is helder: de

gezegd helder, maar het vinden van een oplossing is helaas een stuk minder duidelijk. Men dient niet uit het oog te verliezen dat polyfarmacie vaak geïndiceerd is en veilig kan zijn. Voorwaarde is wel dat er een adequate therapiekeuze plaats vindt, waarbij rekening gehouden wordt met de prognose van de patiënt, co-morbiditeit en de te verwachten bijwerkingen: dus behandeling met de juiste geneesmiddelen in de juiste dosering. Essentieel bij het maken van een goede therapiekeuze is dat de behandelaar van een patiënt op de hoogte is van alle voorgeschreven medicatie. De geneesmiddelenzorg rond ouderen is echter vaak complex. De complexiteit van de zorgvragen, de betrokkenheid van meerdere voorschrijvers (en andere zorgverleners) en de wijze waarop herhaalreceptuur wordt afgehandeld zijn enkele factoren die ondoelmatig voorschrijven vaak sluipend doen ontstaan. De apotheker kan in de praktijk dan ook een centrale rol spelen bij het voorkómen, signaleren en verhelpen van problemen die het gevolg kunnen zijn van polyfarmacie.

Aanpak in verzorgingstehuizen Medio 2001 zijn in diverse regio's proeftuinen Ouderenzorg gestart, die gericht waren op het verbeteren van de geneesmiddelenzorg rond ouderen. DGV, Nederlands instituut voor verantwoord medicijngebruik, is betrokken geweest bij de proeftuinen Ouderenzorg in Eindhoven en in Tilburg [6,7]. In deze proeftuinen stond het verbeteren van de onderlinge afstemming tussen de verschillende zorgverleners betrokken bij de geneesmiddelenzorg in vijf verzorgingshuizen centraal. De geneesmid-

17 Dr. Nelissen, Ir Schouten 17

toename van gelijktijdig gebruik van meerdere geneesmiddelen verhoogt de kans op ongewenste interacties en bijwerkingen en de therapietrouw is moeilijker te realiseren. Bij ouderen heeft deze problematiek een extra dimensie, aangezien reacties op geneesmiddelen veranderen met het ouder worden. Niet alleen is het risico van bijwerkingen door interacties verhoogd, maar ook de wijze van presenteren van de bijwerkingen kan verschillen met die van jongeren. Het kan daarom in de praktijk soms moeilijk zijn vast te stellen of er sprake is van een bijwerking, waardoor het risico bestaat dat een bijwerking ten onrechte wordt toegeschreven aan de aandoening. Uit enkele Nederlandse en buitenlandse onderzoeken blijkt dat circa 15% van de ziekenhuisopnamen van ouderen in verband wordt gebracht met ernstige bijwerkingen [3,4]. Tevens kan het gebruik van bepaalde medicatie bij ouderen als riskant aangemerkt worden. Hoe meer middelen tegelijk worden voorgeschreven, hoe groter de kans is dat er ongewenste medicatie tussen zit [5].

Verantwoorde Polyfarmacie De problematiek rond polyfarmacie is zoals


Foliolum Ed.II December 2004

delenzorg van ouderen in verzorgingshuizen is door de betrokkenheid van verzorgend personeel nog complexer dan die van zelfstandig wonende ouderen. Het verzorgend personeel speelt namelijk een belangrijke rol bij de distributie van geneesmiddelen, de herhaalreceptuur en het monitoren van (ongewenste) effecten van geneesmiddelen. De aanpak Door het opzetten van een nieuwe overlegstructuur (het FTO-plus of polyfarmacie-overleg) is getracht een betere onderlinge afstemming en een betere medicatiebewaking in de betrokken verzorgingshuizen te realiseren. De medicatie van de bewoners werd besproken in een overleg tussen de eigen apotheker, de eigen huisarts en een vertegenwoordiger van het verzorgingshuis. Hierbij werden actuele, door de apotheker uitgedraaide medicatieoverzichten gebruikt. In het algemeen werd alleen de medicatie besproken van bewoners met gelijktijdig gebruik van vijf of meer geneesmiddelen. Belangrijke speerpunten bij het screenen en optimaliseren van de medicatie waren: *preventie en aanpak van ongewenste polyfarmacie *voorkomen van over- en onderdosering (hanteren geriatrische dagdosering) *optimaliseren van de therapietrouw (kiezen van adequate toedieningsvormen) *monitoren van eventuele bijwerkingen.

Tijdens het overleg formuleerden de drie disciplines (apotheker, huisarts, vertegenwoordiger verzorgingshuis) gezamenlijk de gewenste medicatieveranderingen. Hierna besprak de huisarts deze met de patiënt en pas na diens goedkeuring werden de voorgestelde veranderingen geëffectueerd door het informeren van de apotheker en het verzorgingshuis. Indien nodig observeerde de verzorging de bewoner(s) en bracht zij de huisarts op de hoogte van ongewenste ontwikkelingen, waarna tussentijds bezoek aan de bewoner(s) en eventueel bijstelling van de medicatie kon plaatsvinden. Na drie tot zes maanden vond een tweede overleg plaats, waarbij de oorspronkelijke interventie en eventuele tussentijdse medicatieveranderingen door huisarts of specialist werden geëvalueerd.

18 18

De apotheker speelde hierbij een centrale rol: de huisarts en de vertegenwoordiger van het verzorgingshuis werden voor het overleg op de hoogte gebracht van het actuele medicatiegebruik en eventuele bijzonderheden van de te bespreken bewoners. In onderling overleg werden eventuele medicatiewijzigingen besproken en vastgelegd, waarna de apotheker zorgde voor een adequate uitvoering van de vastgelegde wijzigingen.

Effectmeting Alle medicatiegegevens van de besproken bewoners werden vastgelegd met speciale formulieren die tijdens het medicatieoverleg werden ingevuld. Deze gegevens werden na de interventieperiode geanalyseerd en zo nodig aangevuld met gegevens van de apotheek. Er werd gekeken naar medicatiewijzigingen, veranderingen in de geneesmiddelkosten (onderzocht in één verzorgingshuis) en ervaringen van de deelnemende zorgverleners. Ook is onderzocht hoe groot de inspanning was die de zorgverleners geleverd hebben en is middels een enquête geïnventariseerd wat de succesfactoren en knelpunten waren van de interventie. Resultaten In totaal zijn 281 bewoners besproken (142 in Tilburg en 139 in Eindhoven). Het gemiddelde aantal uitgevoerde medicatiewijzigingen per bewoner was 1,79 (Tilburg) en 2,15 (Eindhoven). Er was een duidelijke relatie tussen het aantal gebruikte middelen en het aantal voorgenomen interventies: gemiddeld werden 0,3 interventies voorgenomen per gebruikt geneesmiddel.

De meest voorkomende medicatiewijziging was het stoppen van een geneesmiddel (zie tabel 1). De meest gestopte geneesmiddelen waren paracetamol (6%), temazepam (5%) en ipratropium (4%). Andere wijzigingen waren het omzetten naar een ander geneesmiddel, het wijzigen van de dosering, het toevoegen van een geneesmiddel en het wijzigen van de toedieningsvorm. In de verzorgingshuizen in Tilburg werd 23% van voorgenomen wijzigingen niet doorgevoerd, met name door het niet akkoord gaan van de patiënt met de voorgestelde wijziging. Andere redenen waren geen overleg tussen huisarts en bewoner of het ontbreken van de benodigde informatie over indicatiestelling door de specialist.

Het stoppen van een geneesmiddel is verantwoordelijk voor een daling van 10-14% van het aantal gebruikte geneesmiddelen na de interventie (zie tabel 2). In Eindhoven bleek het ontbreken van de indicatie voor het geneesmiddel de belangrijkste

Tabel 1: Uitgevoerde medicatiewijzigingen Type wijziging Stoppen Starten Omzetten Doseringswijzigingen Wijziging toedieningsvorm

Tilburg 46 % 3% 31 % 16 % 4%

Eindhoven 57 % 6% 17 % 18 % 2%


Tabel 2. Gemiddeld aantal chronisch gebruikte geneesmiddelen per bewoner Aantal chronische geneesmiddelen vóór interventie na interventie na 3 maanden

Tilburg

Eindhoven

8,1 5,7 7,3 (-9,9 %) 4,6 (- 13,8 %) 7,7 (-4,9 %) --

De tijdsinvestering voor het bespreken van de eerste screening van de medicatie bedroeg gemiddeld 10,6 minuten per patiënt en voor de follow-upbijeenkomst gemiddeld slechts 3,2 minuten. Het bijhouden en bewaken van de bewonersmedicatie kost dus beduidend minder tijd dan een eerste screening.

Uit de enquête bleek dat de zorgverleners de toege-

Conclusies Medicatieoverleg tussen huisarts, apotheker en vertegenwoordiger van het verzorgingshuis biedt

De ondervonden weerstand van de patiënt voor medicatieveranderingen onderstreept het belang van goede voorlichting aan de patiënt. Hierbij dient de zorgverlener zich af te vragen: welke informatie over geneesmiddelengebruik is belangrijk voor ouderen en hoe zorg ik dat de informatie overkomt? Een goede taakverdeling tussen de zorgverleners onderling over de voorlichting aan individuele ouderen is zowel bij de preventie als bij de interventie van ongewenste polyfarmacie onontbeerlijk. Een goede afstemming tussen de verschillende zorgverleners zorgt voor een beter beklijven van de informatie en leidt tot minder weerstand en verwarring die veelvuldig optreedt bij de oudere patiënt bij het wijzigen van de medicatie (denk hierbij ook aan wijzigingen na ontslag uit ziekenhuis en omzettingen van specialité naar generiek).

Vervolgactiviteiten Momenteel ondersteunt DGV zes (andere) verzorgingshuizen bij het opzetten en uitvoeren van een dergelijk polyfarmacieproject. De werkwijze is onder de aandacht gebracht bij de zorgverleners en overige verzorgingshuizen in Nederland en in 2005 zal de interventie in tenminste 15 verzorgingshuizen worden toegepast. Ter ondersteuning van het bevorderen van verantwoorde polyfarmacie wordt tevens gewerkt aan de verdere ontwikkeling van hulpmiddelen. Vanaf eind 2004 zijn bij DGV herziene FTO-modules over polyfarmacie beschikbaar. Deze FTO-modules kunnen gebruikt worden voor het bespreken en aanpakken van de problematiek bij zowel thuiswonende ouderen als bewoners van verzorgingshuizen (zie www.medicijngebruik.nl voor nadere informatie). Vanaf begin 2005 is tevens het praktijkprogramma 'Polyfarmacie' bij de SFK beschikbaar ter ondersteuning van het opsporen van de individuele patiënten met polyfarmacie uit de eigen apotheekgegevens (zie www.sfk.nl voor nadere informatie). Tevens is er een lezing 'Polyfarmacie bij ouderen' en schriftelijk voorlichtingsmateriaal beschikbaar voor patiënten en hun familie (zie www.medicijngebruik.nl).

19 Dr. Nelissen, Ir Schouten 19

paste werkwijze in de proeftuinen goed realiseerbaar vonden. De proeftuin heeft geleid tot een heldere verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende betrokken partijen. Positieve neveneffecten waren duidelijkere afspraken ten aanzien van de geneesmiddelendistributie binnen de verzorgingshuizen en een toename van het gebruik van een lokaal formularium. Als belangrijke succesfactoren voor het slagen van de interventie werden de samenwerking/het overleg tussen de drie disciplines en ieders bereidheid om mee te werken, een strakke agenda tijdens het overleg, het voorwerk door de apotheker, een financiële vergoeding (als stimulans), het doorzettingsvermogen van de projectleider en de motivatie van het projectteam genoemd. De belangrijkste belemmerende factoren vond men de tijdsinvestering/werkdruk, de administratieve rompslomp (voor de effectevaluatie) en de weerstand van de patiënt voor medicatieveranderingen.

goede mogelijkheden om de kwaliteit en de doelmatigheid van de farmaceutische zorg in verzorgingshuizen te verbeteren. Deze realistische en haalbare werkwijze kan op eenvoudige wijze ingepast worden in de bestaande werkwijze van de huisarts, de apotheker en het verzorgingshuis. De resultaten van beide projecten pleiten ervoor om de medicatie van de gehele populatie ouderen - dus ook de thuiswonende ouderen - in de huisartsenpraktijk periodiek te screenen (periodiek onderhoud). Met name het checken of de indicatie voor het medicijngebruik nog aanwezig is, blijkt erg zinvol.

Foliolum Ed.II December 2004

reden (77%) om een geneesmiddel te stoppen. Overige redenen waren dubbelmedicatie (4%), contra-indicatie (2%) en medicatie niet in overeenstemming met gehanteerde formularium (3%). In Tilburg nam het gemiddeld aantal geneesmiddelen binnen drie maanden weer enigszins toe, grotendeels door het starten van nieuwe medicatie, maar ook door het terugdraaien van enkele uitgevoerde interventies. Ten gevolge van de daling in het geneesmiddelgebruik zijn tevens de geneesmiddelkosten gereduceerd. Uit de analyse van de geneesmiddelenkosten (inclusief receptregelvergoeding) in een verzorgingshuis in Eindhoven bleek een reductie van circa €150 per bewoner per jaar gerealiseerd te zijn.


Foliolum Ed.II December 2004

Literatuur (behorend bij voorgaande artikel) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Recept vaak op herhaling. Pharm Weekbl 2002;137(15):535. Heerdink ER. Polyfarmacie bij ouderen in Nederland. Een overzicht van beschikbare gegevens. Pharm Weekbl 2002;137(36):1257-9. Jansen PAF. Valkuilen bij medicatiegebruik door ouderen. Geneesmiddelenbull 2000;34(5):53-9. Beijer HJM, de Blaey CJ. Hospitalization caused by adverse drug reactions (ADR): a meta-analysis of observational studies. Pharm World Science 2002;24:46-54. De Vries HR. Van oude mensen de dingen die verkeerd gaan. Med Farm Med 2004;42(7):98-9. Hopman JM. Projectverslag Proeftuin Ouderenzorg Eindhoven, mei 2002. Casti M, Eimers M. Projectverslag Proeftuin Ouderenzorg Tilburg, juni 2002.

In de Praktijk: Polyfarmacie in de openbare apotheek (verzorgingstehuis) Door Hans Roelevink, Apotheker, Apotheek Paddepoel

20 20

Praktijk: Verzorgingstehuis-apotheek

De medicatie die door onze apotheek wordt afgeleverd aan ons verzorgingstehuis wijkt niet wezenlijk af van wat wij gemiddeld afleveren. Echter, doordat verzorgingstehuizen voornamelijk worden bewoond door ouderen worden er gemiddeld wel meer medicijnen per persoon gebruikt. Ook is het geen uitzondering dat een enkele persoon tien verschillende geneesmiddelen naast elkaar gebruikt. Het gebruik van al die verschillende geneesmiddelen naast elkaar kan in de praktijk ongewenste interacties opleveren. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het gelijktijdige gebruik van verschillende diuretica, soms in combinatie met digoxine, de combinatie van NSAID's en bloeddrukverlagende middelen, het gelijktijdige gebruik van ibuprofen en acetylsalicylzuur in lage dosering, NSAID's in combinatie met SSRI's, en ga zo maar door.

Het gevaar dat hierbij op de loer ligt is de mogelijkheid dat een bijwerking die optreedt als gevolg van het combineren van twee geneesmiddelen wordt behandeld met weer een extra geneesmiddel. Het is daarom van belang dat het geneesmiddelgebruik van bewoners van een verzorgingstehuis goed wordt gecontroleerd. Daartoe worden in steeds meer verzorgingstehuizen de medicijnen via het zogenaamde baxter-systeem verstrekt. Met dit systeem worden alle medicijnen per inname-tijdstip verpakt. Op deze manier wordt er zorg voor gedragen dat precies de juiste hoeveelheden op het juiste moment worden ingenomen. Bijkomend voordeel is dat elke week door de apotheek bestanden moeten worden aangeleverd waarin het actuele geneesmiddelgebruik van de verschillende bewoners van het verzorgingstehuis staat. Tijdens het aanleveren van die bestanden wordt er systematisch controle uitgevoerd, en kan er direct worden ingegrepen als er bijvoorbeeld in de dienst medicijnen worden voorgeschreven die een interactie hebben met bestaande medicatie. Concluderend kan worden gezegd dat het gebruik van veel geneesmiddelen naast elkaar op zich geen probleem is, er moet echter wel actief op worden toegezien dat ongewenste interacties zo veel mogelijk achterwege blijven. Tevens kan het gebruik van veel verschillende geneesmiddelen met name de oudere gebruiker in de war brengen. In een verzorgingstehuis kan het gebruik van een baxter-systeem in beide gevallen helpen bij het beperken van deze problemen.


Polyfarmacie komt vooral voor bij ouderen. Dr. L.J. G. Veehof constateerd twee vormen van polyfarmacie bij ouderen: eigenlijke, waarbij meerdere medicijnen ook werkelijk een betere behandeling inhouden en oneigenlijke, die natuurlijk moeten worden voorkomen. In dit artikel de verschillen tussen deze groepen en de manier waarop de oneigenlijke groep kan worden tegengegaan.

Het onderwerp polyfarmacie spreekt tot de ver-

Polyfarmacie - gedefinieerd als het chronisch

beelding. Veelal wordt aan dit begrip een negatieve betekenis toegekend, te weten: te veel, te lang, te vaak, onnodig, niet rationeel, gevaarlijk etc. Zowel in de wetenschappelijke als ook in de lekenpers wordt polyfarmacie zeer verschillend geinterpreteerd. Naast de negatieve effecten bestaan er ook positieve. Onder andere bij ouderen met ernstige cardiale of pulmonale problematiek draagt het gebruik van meerdere geneesmiddelen bij aan de kwaliteit en mogelijk zelfs aan de verlenging van leven.

gebruik van twee of meer middelen tegelijkertijd komt voor bij ongeveer 35% van de ouderen. Nog geen 5% van de ouderen gebruikte vijf of meer geneesmiddelen chronisch. In een gemiddelde huisartsenpraktijk gaat het om ongeveer 30 ouderen.

Bij

het meervoudige medicijngebruik bij ouderen zijn een aantal vragen cruciaal: Hoe erg is het ? Komen er veel problemen uit voort ? Kan het ook minder ? Of moet het juist meer ? Is het nog nodig?

Ondanks uitgebreid onderzoek bestaat er nog

Globaal gebruiken thuiswonende ouderen 1,5 - 4,5 geneesmiddelen tegelijkertijd, ouderen in een verzorgingshuis 2,3 - 5, ouderen die een polikliniek van een ziekenhuis bezoeken 2,1 - 4,7 middelen en ouderen in een verpleeghuis gebruiken gemiddeld 3 - 7,2 middelen. Duur van gebruik varieert hierbij.

Bij polyfarmacie gaat het vooral om cardiovasculaire middelen - vooral diuretica - en psychofarmaca. Ontwikkeling van polyfarmacie doet zich vooral voor bij mensen met diabetes, coronaire ischemie en hypertensie, waarbij toename van geneesmiddelengebruik samen gaat met het optreden van boezemfibrilleren, hartfalen of hypertensie. Als het om meervoudig geneesmiddelengebruik gaat, zien we de laatste jaren een toename van antidepressiva en maagmiddelen. De protonpompremmers staan bovenaan in de toptien van meest gebruikte geneesmiddelen en paroxetine steeg in de geneesmiddelen top-10 van de tiende plaats in 2000 naar de vierde plaats in 2001.

Als het om interacties tussen geneesmiddelen gaat betreft het voornamelijk psychofarmaca ( benzodiazepinen en antidepressiva), NSAIDs en diuretica. Globaal kunnen ten aanzien van polyfarmacie twee patientenprofielen onderscheiden worden: ouderen met hart- en vaatziekten gebruiken veelal meerdere middelen tegelijk, vaak noodzakelijk uit oogpunt van kwaliteit en verlenging van leven.

21 Dr. L.J.G. Veehof 21

steeds onvoldoende inzicht in de epidemiologie van "adverse effects" van geneesmiddelen bij ouderen. De beschikbare methoden om het voorkomen van "adverse effects" te meten schieten tekort.Over het algemeen wordt er een grote spreiding gevonden in meetmethoden en onderzochte populaties. In veel onderzoeken is gekeken naar de combinaties van geneesmiddelen welke potentieel tot interacties leiden. Vaak blijft onduidelijk in hoeverre deze combinaties dit ook daadwerkelijk doen en hoe klinisch relevant of hoe ernstig deze zijn. In de literatuur wordt vaak een percentage van 1315% genoemd; het heeft betrekking op 13 tot 15% van de ziekenhuisopnames waarbij een verband wordt verondersteld met geneesmiddelen.

Foliolum Ed.II December 2004

Polyfarmacie bij ouderen: eigenlijk dan wel oneigenlijk!


Foliolum Ed.II December 2004

Ouderen die chronisch psychofarmaca gebruiken vormen de andere patientengroep. De indicaties voor chronisch gebruik van deze middelen zijn vaak niet duidelijk of rationeel. Preventie van chronisch psychofarmacagebruik bij ouderen is van belang.

Herbeoordeling van chronische medicatie en redenen van voorschrijven is geen gemeengoed in de huisartspraktijk. Het feit dat polyfarmacie een overzichtelijk probleem is en er in Nederland verschillende vormen van samenwerking tussen huisartsen en apothekers bestaan maakt het mogelijk om op het niveau van de individuele huisartspraktijk of in huisartsengroepsverband (HAGRO) strategieën te ontwikkelen gericht op het individuele welzijn van patiënten. Deze aanpak leidt tot verbetering van de kwaliteit van zorg door arts en apotheker. Daarbij kan de deskundigheid van de apotheker beter dan nu het geval is benut worden. Het accent dient dan te liggen op de risicogroepen.

NIEUW!

Tot slot: Het begrip polyfarmacie leidt tot verwarring. Beter is te spreken van doelmatig of ondoelmatig geneesmiddelengebruik bij ouderen. Bij ondoelmatig voorschrijven gaat het vooral om langdurig en steeds bij herhaling voorschrijven van geneesmiddelen, waarvoor mogelijk geen indicatie meer is. Bij ouderen dient dan ook tevens gelet te worden op te hoge doseringen.

Voorzichtige conclusie uit het weinige onderzoek over interventies ter reductie van ondoelmatig geneesmiddelengebruik is dat toch het meeste succes geboekt wordt door feedback op voorschrijfgedrag door oa de apotheker. Overleg en samenwerking met de apotheker is dus onontbeerlijk. De apotheker kan daarbij meer dan nu het geval is huisartsen feedback geven op grond van "evidence-based" richtlijnen en literatuur.

Het Foliolum wordt niet alleen gelezen door studenten en onderzoekers. Vanaf dit nummer telkens een foto van het Foliolum op een plek waar je hem niet zou verwachten. Dit keer: Truus en Katrijn!

22 22

Dr. L.J.G. Veehof

Truus (80) en Katrijn (92) met dé tip om gezond te blijven: “Het foliolum, drie maal daags!”


Door Annemarie van der Aart, Ziekenhuisapotheker, Martineziekenhuis

Foliolum Ed.II December 2004

In de Praktijk: Polyfarmacie in de ziekenhuisapotheek De farmacotherapie van patiënten in het ziekenhuis is vaak gecompliceerd. Veel patiënten zijn ouderen, die bij opname soms al veel geneesmiddelen gebruiken, en voor de aandoeningen waarvoor ze zijn opgenomen worden vaak nog meer medicijnen voorgeschreven. Polyfarmacie komt in het ziekenhuis dan ook veel voor.

In een steekproef van tien patiënten, genomen op het moment dat ik dit stukje schrijf, gebruiken er vier (40%) 5 of meer geneesmiddelen. Op bepaalde afdelingen, bijvoorbeeld interne geneeskunde, cardiologie en pulmonologie is zelfs bij 80% van de patiënten sprake van polyfarmacie. Vaak is dit onvermijdelijk. Bij veel van de aandoeningen waarmee mensen op dit soort afdelingen belanden, is therapie met meerdere medicijnen nodig. Bovendien is er ook vaak sprake van een combinatie van ziektebeelden, zoals bijvoorbeeld bij een diabeet die na een hartinfarct op de hartbewaking wordt opgenomen.

Dit neemt niet weg dat er bij iedere patiënt kritisch naar het geneesmiddelgebruik gekeken moet worden. Indicaties voor een medicijn bestaan soms niet meer, interacties kunnen leiden tot bijwerkingen en niet-herkende bijwerkingen kunnen leiden tot het voorschrijven van meer geneesmiddelen. Een goede arts schrijft niet alleen voor, maar durft ook te schrappen!

Het terugdringen van het aantal geneesmiddelen dat een patiënt gebruikt is geen doel op zich. Polyfarmacie is vaak noodzakelijk. Telkens moet de arts zich echter afvragen of de medicijnen die de patiënt gebruikt (nog steeds) noodzakelijk zijn. De apotheker kan hierin de nodige ondersteuning bieden.

23 Praktijk: ziekenhuisapotheek 23

Wat is de rol van de ziekenhuisapotheker in dit geheel? Naar aanleiding van relevante medicatiebewakingsignalen neemt de ziekenhuisapotheker contact op met de arts. Soms is het voldoende een arts te attenderen op een interactie, zodat hij of zij de effecten herkent als ze optreden en zo nodig actie kan ondernemen. Andere keren wordt in overleg gekozen voor een ander geneesmiddel of wordt een geneesmiddel gestopt. Daarnaast beoordeelt de ziekenhuisapotheker dagelijks in de computer de medicatieoverzichten van alle patiënten waarbij iets in de medicatie is veranderd. Omdat je hierbij een compleet beeld hebt van de actuele medicatie van zo'n patiënt, is het mogelijk het gebruik van geneesmiddelcombinaties te interpreteren en te letten op rationeel voorschrijfgedrag. Waar nodig wordt naar aanleiding van deze overzichten ook weer overleg gepleegd met de arts. Ten slotte geven de ziekenhuisapothekers farmacologie-onderwijs aan co-assistenten en arts-assistenten. Tijdens deze lessen worden o.a. casussen besproken waarbij sprake is van polyfarmacie en waarbij ze het geneesmiddelgebruik moeten beoordelen en rationaliseren. Er wordt daarbij veel aandacht besteedt aan 'evidence based medicine', hetgeen inhoudt dat de keuzes die gemaakt worden bij het voorschrijven van geneesmiddelen mede gebaseerd zijn op goed wetenschappelijk onderzoek.


24 24

Dr. E.R. Heerdink Foliolum Ed.II December 2004


Foliolum Ed.II December 2004

25 Dr. E.R. Heerdink 25


26 26

Dr. E.R. Heerdink Foliolum Ed.II December 2004


Foliolum Ed.II December 2004

27 Dr. E.R. Heerdink 27



Wij Pharmaceuten uit Groningen verheffen onze stemmen nu saam als studenten zeer trots en trouw zijn wij vereend door één naam genietend van studie en sfeer schalt door Néerland ons clublied weer

Foliolum Ed.II December 2004

Verenigingslied “Pharmaciae Sacrum”

Pharmaciae Sacrum, mannen, vrouwen, hand in hand Pharmaciae Sacrum, oudste van Nederland Al in achttieneenen tachtig werd in het hoge noorden op de twaalfde van de twaalfde zij gesticht met vele woorden voor onze club werd fier geleefd en steeds naar uitbreiding gestreefd Pharmaciae Sacrum, mannen, vrouwen, hand in hand Pharmaciae Sacrum, oudste van Nederland

Pharmaciae Sacrum, mannen, vrouwen, hand in hand Pharmaciae Sacrum, oudste van Nederland

Wapen PS 1963

Wapen PS 1965

Wapen PS 1968

Huidig PS wapen

29 Verenigingslied “Pharmaciae Sacrum” 29

Elk jaar weer in december gaan poeders en pillen opzij vierend de Dies Natalis is ieder lid van de partij en houden nog immer in ere hetgeen dat wij zo begeren


Foliolum Ed.II December 2004

Studeren in het buitenland, dat kun jij ook!

Door Hans J.C. Buiter

Voordat ik het besefte zat ik in het vliegtuig, weg van mijn vertrouwde omgeving, weg van Groningen, weg van Nederland op weg naar het onbekende. Het onbekende was een 4 maanden durend onderzoeksproject in Stockholm, Zweden. De Reis naar het onbekende

Financiering

Zaterdag 28 februari jl. was het dan zover, na afscheid genomen te hebben van mijn vriendin en familie, ben ik vertrokken vanaf Schiphol met het vliegtuig naar Stockholm. Twee uren later lande ik temidden van een hevige sneeuwbui op Arlanda, de internationale luchthaven van Zweden. Na mijn koffer opgehaald te hebben en de douane gepasseerd te zijn stond ik buiten in de kou, dus op zoek naar de bus richting Stockholm. Deze had ik snel gevonden en een verbazingwekkende busrit van 40 minuten volgde. Verbazingwekkend zowel door de met sneeuw bedekte mooie omgeving die aan mij voor bij flitste en over van de snelheid van de bus, met dik 90 kilometer per uur. Over een besneeuwde autosnelweg rijden was voor mij toch wel een beetje een shock. En dan ben je er en uit de bus en sta je zo midden in Stockholm, in een woord geweldig! Mijn hotel was snel gevonden, het bleek toch een beetje af te wijken van de brochure. Voor de komende 4 maanden had ik de beschikking over een geheel in retro stijl ingerichte kamer. Kortom een kamer met een bed en een eigen badkamer in een appartement van een 82-jarige oude dame.

Even voor 4 maanden naar het buitenland dat kost toch wel een aardige duit. Zweden staat er toch om bekend dat het een vrij prijzig land is. In Stockholm is alles zo'n beetje anderhalf maal zo duur als in Nederland. Voor een biertje betaal je in daar omgerekend toch al gauw zo'n 5 euro voor 0.4 l en een komkommer koop je niet per stuk, nee dat gaat per gram. Gelukkig hoefde ik niet alles zelf te bekostigen en kon ik aanspraak maken op een aantal algemene fondsen, het Marco Polo fonds van de universiteit en het stipendiafonds van de KNMP. Daarnaast heb ik bijdragen gekregen van andere fondsen, die meer betrekking hadden op mijn onderzoeksproject. Zoals de Saal van Zwanenberg stichting, Prinses Beatrix fonds en Solvay Pharmaceutical B.V..

De voorbereiding

30 30

Student in Zweden

Drie maanden eerder was ik nog druk bezig met mijn bijvak (afstudeerproject), dat gericht was op de synthese van nieuwe dopaminerge verbindingen, bij de vakgroep Farmacochemie. Ik wilde eigenlijk ook nog meer onderzoek gaan doen dat betrekking zou hebben op radiochemie en PET en daarom heb ik geĂŻnformeerd bij mijn begeleider Prof. Dr. H.V. WikstrĂśm naar een onderzoeksproject in het buitenland. Na overleg met een mede student die reeds in Zweden was geweest kwam ik tot de beslissing dat ik ook graag naar Zweden zou willen en wel naar het PET-centrum van het Karolinska Instituut te Stockholm. Via mijn begeleider kwam ik in contact met het hoofd van de radiochemie vakgroep van het PETcentrum, Prof. C. Halldin. Na enig overleg per e-mail werd ik uitgenodigd om 4 maanden onderzoek te komen doen in het PET-centrum.

Het laboratorium in Stockholm


Het Karolinska Instituut Het Karolinska Instituut is een van Europa's grootste

Foliolum Ed.II December 2004

medische universiteiten en werd opgericht in 1810. Een van de mede oprichters was Jöns Jacob Berzelius, een van de eerste Zweedse wetenschappers. Zijn vele opvolgers hebben ervoor gezorgd dat het Karolinska Instituut op 's werelds medische kaart werd gezet. Dit deden zij door de onderzoekstraditie en de wetenschappelijke expertise van het Karolinska Instituut te continueren en te verbeteren. In 1895 verkoos Alfred Nobel het Karolinska Instituut als de organisatie die de winnaar van de Nobel prijs voor de geneeskunde zou nomineren.

De Vakgroep en het PET-centrum Maandag ochtend 1 maart was het dan zover, de dikke schoenen aan getrokken en door de sneeuw naar het instituut gelopen alwaar ik om 9 uur een ontmoeting had met professor Halldin. Hij stelde mij tijdens het werkoverleg voor aan de leden van de vakgroep, de voertaal was hoofdzakelijk Engels omdat het een vrij internationale groep was. Na het werkoverleg werd ik naar mijn werkplek gebracht, dit was in de kelder, op een kamer tezamen met een biologe. Het bleek dat de kelder gereserveerd was voor onderzoekers, hier bevonden zich dan ook diverse laboratoria. Maar geen PET-centrum te bekennen, deze bleken ze verstopt te hebben in de kelder van een ander gebouw waar je door middel van een tunnelstelsel kon komen.

Hans Buiter in Zweden

lijk bar weinig Zweeds verstaan, het was voor mij meer een mengelmoes van Engels, Fries, Duits en Nederlands met een aantal rare klinkers die ook in Knäckebröd voor komen. Na enige tijd kon ik redelijk omgaan met de taal en je leert Bijkomen in de “Bastu”, ook deze taal vaak zoals je elke Het Onderzoek dat is sauna in het Zweeds vreemde taal eigenlijk niet zou Mijn project was gericht op het moeten leren. Wat me wel op viel synthetiseren en radioactief labellen van verschillende is het feit dat Zweden zeer gesteld zijn op hun pridopaminerge verbindingen, om zo studie te kunnen vacy en je niet snel zullen uitnodigen om een keer doen naar ziekten als Parkinson en schizofrenie. Het is bij hun thuis langs te komen, pas als zij de kat reeds namelijk gebleken dat het labellen van dit soort verbinmeerdere malen uit de boom gekeken hebben ben je dingen kan zorgen voor een zeer geschikte radio trawelkom bij hun thuis. Dit proces kun je wel een cers met een hoge affiniteit voor de dopamine D2 beetje versnellen door aan te bieden om een fles met receptoren. Deze tracers kunnen worden gebruikt in 'lekkers' mee te nemen. Echter kleeft er wel een PET voor het tracen van dopamine D2 receptoren. Ook maar aan het betreden van hun 'walhalla', je moet je heb ik meegewerkt aan de ontwikkeling van het nieuschoenen uit doen. Of dit nu traditie is of dat ze we geautomatiseerde fluorinatie systeem van de PET gewoon zuinig zijn op hun mooie houten vloeren is groep. mij niet duidelijk geworden in die 4 maanden.

Vrije tijd en cultuur Door de weeks was ik ieder dag druk bezig. De werk-

Voordat ik er erg in had waren de 4 maanden voorbij en zat ik weer in het vliegtuig terug naar Nederland, terug naar mijn vriendin en familie. Nog even vakantie en dan begint de beroepsopleiding. Het was een onvergetelijke tijd, iets wat ik niet graag gemist zou hebben en als ik de kans weer krijg zou ik het zeker weer doen.

31 Student in Zweden 31

tijden varieerden, de ene keer van 8 tot 5 of van 9 tot 5 en soms werd het echt laat, e-mailen en msn'en met het thuisfront. Ik wilde eigenlijk niet iedere avond stil zitten en via een AIO regelde ik toegang tot de fitness ruimte met sauna. Dus 2 keer per week even lekker sporten en dan bijkomen in de "Bastu", ja dat is sauna in het Zweeds. Vrijdagavonden werden door mij zeer goed besteed dan was het namelijk tijd voor ijshockey, samen met een Rus gingen we bij een Zweed thuis lekker op de bank zitten 'gamen' onder het genot van een lekker Zweeds biertje met 3,5% alcohol. In het weekend deed ik de was en ging ik naar musea en 's avonds lekker de stad in met vrienden. In het begin van mijn verblijf in Zweden kon ik eigen-

Aan alles komt een eind


Foliolum Ed.II December 2004

Glaswerk Goed,

‘Het is tijd voor het tweede deel.’

We zijn weer 2 maanden verder in het jaar. Wij zitten nu tussen twee blokken in. Wat is er nu aan pluimage voorbij gekomen? Zeer gevarieerde soorten. Dat kan het spannend maken. Het vak dat liep is opgedeeld in 2 elementen; Farmaceutische Chemie & BioAnalyse. Bij Farmaceutisch Chemie, proberen de prakticanten er achter te komen met welke stoffen ze te maken hebben. Dit kan op allerlei manieren, maar hoe?? Hier kom je achter als je zelf het vak komt lopen. Dat moet je gewoon meegemaakt hebben. We hebben wel een gezellige foto toegevoegd. Voor de sfeer impressie. Dat het enerverende weken zijn, merk je aan een ieder. Dachten, wij, dat sommige items, alleen weggelegd zijn voor onervaren practicanten in het eerste jaar. NOT! Ook 2de en 3de jaars studenten mengen “gif” als de beste. Dit kan in verschillende kleur varianten met of zonder rokende dampen. Het wordt wel opgelost, maar een ieder staat wel even weer strak op de beentjes. De meeste van de groep, hadden een stabiele handgreep, er sneuvelde weinig glaswerk, voor deze keer dan! Dat kan bij het volgende practicum zo snel weer andersom zijn. ‘Ook 2de en 3de jaars studenten mengen “gif” als de beste.’ Dit Farmaceutisch blokje wordt afgelost met een weekje naar BioAnalyse. Hier wordt behalve veel van je opgebouwde kennis gevraagd ook het vermogen te hebben om met zeer geavanceerde apparatuur om te gaan. En hier ook nog goed resultaat mee te boeken. Niet alleen producten wordt getest, maar de student zelf ook. Voornamelijk op creativiteit, doorzettingsvermogen en discipline. Als je deze test doorstaan hebt, krijg je hier helaas geen studiepunten voor.

32 32

Column: Glaswerk

Als dit gehele vak achter de rug is, hebben we het toetje voor het laatst bewaard. Gezamenlijk met goede moed en zin, wordt er collectief gesopt, geschrobt en ook gelachen. In principe heeft iedereen het vak gehaald. Dus dit levert een ontspannende sfeer op. Als beloning voor gedane arbeid, krijgt een ieder zijn borg terug. Is toch weer 10 euro in de knip. In deze periode loopt er nog een keuzevak, dit wordt door het lage aantal deelnemers, nu bij de basiseenheid zelf gegeven. De locatie is Farmaceutisch Biologie. Hier lopen ze mee, met het lopende onderzoek. Dat is natuurlijk een mooie manier om direct te “proeven” aan dit vakgebied. Dat betekent natuurlijk niet, dat wij dan niet bestaan. Ook voor keuzevakkers zijn we een vraagbaak en/of uitleenservice, mits het niet te gek wordt. Het volgende blok staat weer bij ons op de gang te trappelen om binnen te komen. Dat zullen we dan gaan behandelen. Hopelijk heeft iedereen die de afgelopen 7 weken bij ons het practicum hebben gelopen, het tentamen ook zo succesvol afgesloten. Vast wel! Tot de volgende keer. Het Practicumbeheer.



e . ..

et d

Foliolum Ed.II December 2004

je m

R on d

de Dies commissie

Natuurlijk hebben we voor dit nummer weer een rondje met een commissie gehad. Met de Dies in het vooruitzicht zijn we gaan borrelen met de Dies commissie in The Lazy Frog. In deze uiterst drukke kroeg onderwierpen we de commissie aan een paar pittige vragen, waarop we uiteraard zeer interessante antwoorden hebben gekregen. Zo is bijvoorbeeld volgens Anneliene het verband tussen pindakaas en kerstmis dat in pindakaas nootjes zitten en dat met kerst nootjes op de bar ook heel belangrijk zijn... Na een rondje van onze commissie begonnen we met het stellen van de vragen. Allereerst waren we benieuwd hoe hard de Dies commissie al had gewerkt. Oorspronkelijk was het plan om paaldanseressen tijdens het gala in te huren, maar dit bleek later toch niet geschikt. Gelukkig kan er wel worden gedronken tijdens het gala. Volgens Dario wordt Anneliene het meeste lam (wie anders?). Vervolgens constateert Jacomijn dat ze als eerste lam is en is Marianne om 7 uur ’s ochtends nog niet lam. Gelukkig voor hen is het hoofd van de HC de BOB (he Manon?). Wanneer Jacomijn zou moeten kiezen tussen doof, blind of stom, zou ze kiezen voor doof omdat ze dan haar biertje nog kan zien en kan zeggen dat ze het lekker vond. Op de vraag wie ze stiekem als date zou willen voor het gala had Anneliene een ingewikkeld antwoord. Eerst noemde ze Rexwinkel, maar dit kon niet omdat hij aan een andere tafel zit en ze dan niet naar hem toe kan lopen. Hier plaatsen wij grote vraagtekens bij. Haar tweede keus was Rene, op wie ze stiekem altijd al verliefd is geweest en wederzijds. Dit hebben ze vorig jaar gevierd met een etentje en doen ze dit jaar weer. Op het moment van schrijven is het thema nog niet algemeen bekend, maar voor 1023 euro wil Marianne het thema van de 123ste Dies wel verklappen. Dit vindt Anneliene een beetje naief maar wel lief. Vervolgens was de

34 34

Rondje met de Dies

opdracht aan Dario om een vraag aan een commissielid te stellen. Het origineelste wat hij kon vragen aan Anneliene was wat ze zou doen voor 2000 euro... Na lang overleg vroeg hij aan Jan: ‘Hebben we wel genoeg geld?’. Waarschijnlijk was de oorzaak van het gebrek aan fantasie dat hij de hele avond cola dronk. Anneliene dronk duidelijk geen cola; haar favoriete drankje is (geheel in thema) een aardbeiencocktail gemixt met meloen. Nu we het toch over eten en drinken hebben: na een vraag aan Jan bleek dat Jacomijn de keukenprinses van de commissie is. Haar pannenkoeken met fruit zullen altijd in zijn geheugen gegrift blijven staan! Zoals bij het vorige rondje met de Almanak de smurfen aan bod kwamen, waren deze keer de kippen aan de beurt. Jacomijn vond zichzelf de stresskip, Anneliene het haantje de voorste, Jan het ei (hij was zeer vereerd), Marianne het chickie en Dario ging met de kippen op stok. Aan/op het einde van de avond was Anneliene nog steeds in een kippensfeer. Op de vraag wie het thema had bedacht, antwoordde zij: “We hebben het samen opgebroed. 1, 2, 3 Dies knipoog en toen was het er”. Uiteraard!!! Ook Marianne betrok de schijnbaar belangrijke Dies knipoog in haar antwoord op de vraag of ze een leuke anekdote wist binnen haar commissie. Vlak daarna had Jacomijn het weer over knipogen. Zij ergert zich namelijk aan Dario omdat hij een foto voor de Almanak heeft uitgezocht waar zij met een halfdicht oog opstaat. Pas op de onthullingsborrel begrepen we waar dit over ging... Vooral het mannelijke deel van onze commissie was erg benieuwd naar het ondergoed wat Jacomijn droeg. Ze heeft haar voorkeur voor een losse boxer en daarom komen er geen Dies themastrings. We vragen ons ook af wat Dario draagt als hij ’s middags (nee niet ’s ochtends...) 123 seconden voor de spiegel staat! Het getal 123 was een steeds terugkerend thema tijdens de avond. Marianne wist zeker dat ze 12300 dagen oud was. Dit is volgens ons ruim 33 jaar... Jan, alias Janus of Janneke, was niet erg blij met alle slijmvragen die hij kreeg. Hij moest het Foliolum eerst een cijfer tussen de 8 en de 10 geven, waarop hij een ontwijkend antwoord gaf: “8, 9, 10 december!”. Ook wilde hij onze commissie niet roemen in 10 woorden. We zijn pas een volwaardige commissie als we allemaal op de Dies komen. Gelukkig vinden wij Jan ook erg lief. ;) Natuurlijk zijn we allemaal aanwezig op de onbeschijfelijk mooie verjaardag van onze studievereniging!


EJC ‘Farma Sutra’ pannen, maar ook een zelf-ingezongen ringtone van Evangeline: “ Wake up! Word wakker! Always look at the bright site of life! “(En dit allemaal in een zwaar Brabants accent he!). Gelukkig had onze zorgzame KOOK een heerlijk ontbijt voor ons klaargemaakt. Na het ontbijt was het tijd om onze krachten te meten op de stormbaan en rond te rennen in een 4-broekenpak. Er werd veel gelachen, gevallen en toegekeken. De beste groep won een lekkere slagroomtaart. Na een (iets te lange) pauze begon het drankspel met de commissies. Alle commissies hadden een eigen drankspel verzonnen om gezellige, enthousiaste eerstejaars te charteren voor hun commissie. De fotocommissie en Dies vielen erg in de smaak (nou ja.. het spel wel, de drank wat minder). Mocht je rond deze tijd nog honger hebben, er was ontbijtkoek genoeg! En was je nog niet draaierig van de drank, dan zorgde de draaimolen daar wel voor. Tijdens het drankspel van de EIK kreeg je een kaartje met daarop de helft van een bekend duo. Op zoek naar de andere helft dus! Zo vond Tom Jerry, Ushi vond Van Dijk en Marc Anthony kon Jennifer Lopez in zijn armen sluiten. Samen met zijn of haar date zocht iedereen een plaatsje aan de mooi gedekte tafel. Het 5gangenmenu kon beginnen! In tropische sferen werd er gesmuld van tapas, gourgettesoep, wraps, ijs en tot slot sangria. Na een paar uurtjes op bed te hebben gelegen om wat energie op te doen was iedereen er klaar voor om in hawaii-outfit te verschijnen op de dansvloer. Samen met de commissies werd er flink gefeest en ging het gratis fust er sneller doorheen dan de avond ervoor. Onverwachts danstalent kwam los toen Nirvana door de speakers schalde. De eerstejaars waren niet te stoppen en bleven lang wakker. De keercommissie had het deze avond dan ook niet zo druk. Om 06.00uur verstoorde het brandalarm nog onze welverdiende nachtrust, maar daarna kon iedereen echt zijn bed(of voor een enkeling de greppel, opzoeken). De volgende ochtend stond er na weer een prima ontbijt nog één puntje op het programma: De EJC-verkiezing! Na een spannende strijd met de geduchte concurrentie, zijn wij dat dus geworden en hadden wij de eer dit stukje te schrijven, dus bij deze! Tot op het eerste EJC feest! EJC 2004-2005 ’ Farma Sutra’

35 Verslag van het EIK-weekend 35

Na een zwaar tentamen waren we allemaal toe aan een knallend feestweekend, door de EIK georganiseerd. Vandaar dat we vrijdagmiddag 15 oktober met bijna alle eerstejaars naar Appelscha vertrokken om de tentamenstress eruit te drinken. Dat was natuurlijk ook de ideale situatie om elkaar beter te leren kennen. Toen we aankwamen kregen we de gelegenheid om onze bedden op te maken en onze spullen te dumpen. Hierna konden we aanschuiven voor een voedzame maaltijd, bereid door de KOOK. Vooral Erik Rexwinkel liet zijn complimenten blijken door een tweede keer op te scheppen! De meeste eerstejaars hielden het slechts bij één bordje… (maar ja, Erik is al wat langer student). Onder het eten vroeg Petra de aandacht om mee te delen dat we die avond levend Stratego gingen spelen, georganiseerd door de toenmalige EJC. En zo stapten we, bewapend met zaklamp of telefoon, het bos in om zo de glow-inthe-dark-vlag van elkaar te vinden. Veel vlaggen werden er niet gevonden maar grappige situaties deden zich genoeg voor: er werden hoofden gestoten, er werd gestruikeld over boomstronken en de rode vlag verdween op mysterieuze wijze (voor nadere uitleg neem contact op met Gertruud H. en Matthijs vd K.). Na twee uur in het bos rondbanjeren waren we wel toe aan een verfrissend biertje. Gelukkig ging de tap snel open, vloeide het bier rijkelijk en kon het feest beginnen. Na drie uur feesten en dansen hield de helft het al voor gezien. Voor de gelukkigen die door bleven feesten ging er een gratis fust in. Door overmaat aan alcohol kwamen er al snel leuke roddels in het dagboek. Volgens de ouderejaars ging het fust er echter niet snel genoeg doorheen. Toch ging het bier niet bij iedereen altijd de goede kant op… In de kleine uurtjes hielden de ouderejaars zich bezig met het keren van de vroege slapers. Vooral Martin maakte zich hierdoor snel populair onder de eerstejaars. Op de Tukkerslaapzaal hielden de mensen zich met hele andere dingen bezig….. er werd met winegums gesmeten en het eerste Farma-koppel werd gevormd. Zaterdagochtend werd iedereen brak wakker. We werden niet alleen gewekt door het gekletter van

Foliolum Ed.II December 2004

Verslag van het EIK-weekend


Foliolum Ed.II December 2004

Commissiepraat H et EIK weekend was dit jaar ook weer een groot succes. Een mooi verslag daarvan kun je elders lezen in dit Foliolum. Maar niet alleen de eerstejaars waren aanwezig op het weekend, ook de commissies vermaakten zich er prima. De interviews die de praeses van het foliolum met hun hield, laten dit ook duidelijk zien. Terugkomende vragen waren wat het commissie spelletje was en wat de commissieleden mee zouden nemen op een onbewoond eiland. Lees hier de interviews!

SSS Sur Sum Sutra, de commissie voor farmaceutische wetenschappers, was natuurlijk ook aanwezig op het EIK-kamp. Oud SSS lid Annemarie had het volste vertrouwen in de nieuwe commissie: "ja natuurlijk, want wij hebben het goede voorbeeld gegeven!". Dorieke, een nieuw SSS lid, had al aardig wat gedronken, maar wist nog te melden dat er al was vergadert en een De almanak maakte er een mooi feest van op het EIK-kamp. naam bedacht. Zelfs de kleur van de Ezeltje prik met een glossy poster uit de Playboy was hun commissiekleding was al bepaald! De spel. Deze poster is overigens zoekgeraakt volgens Loek. SSS hoopte op het kamp de laatste leden De eenzame eerstejaars die deze diefstal op zijn geweten voor hun team te vinden. Het commissieheeft kan anoniem contact opnemen met de spel leek daar niet echt voor gemaakt. Redactiecommissie (foliolum@fmnsedu.rug.nl). Volgens Volgens Dorieke was het een memoryspel, Alex gaat de Almanak over twee weken naar de drukker, "met hele vieze blauwe mint wodka met sju. het boekwerk is dan ook bijna klaar. Hoe druk de almaNet vloeibare tandpasta, heel goor!". Na deze nak het heeft? Volgens Rory "teringdruk!". Alex zou wijze woorden werd het interview helaas een hele grote boot meenemen naar een onbewoond afgebroken omdat ze heel nodig naar de wc eiland. Alex: "om weer terug te komen". Of Rory nog moest (waggelde). gaat regelen op het EIK-kamp? Rory: "Nee, want mijn moeder leest het Foliolum ook!" Gelukkig voor jou levert het Foliolum geen beeldmateriaal he Rory! Tot BEC slot de wijze woorden van Alex: "Kom 9 december naar de almanakonthulling!". Ook met de BEC gaat het goed volgens Sander. Ze liggen goed op schema, zelfs een beetje voor. Volgens Sander wordt het niet de minste BEC. De Questrix van de BEC, Annemieke, heeft dan ook een uiterst geniale tactiek om dit voor elkaar te krijgen. Annemieke: "We winkelen allemaal bij de AH voor de Airmiles. Als we geluk hebben dan halen we Belgie!". De eerstejaars zijn volgens de BEC heel gezellig, ze hebben er vertrouwen in dat het goed actieve leden worden. Het spel van de BEC was BexxenŠ. De vraag wat BEC leden mee zouden nemen op een onbewoond eiland hoefde natuurlijk niet gesteld te worden, want dat leek de Redactiecommissie wel duidelijk. De rest van PS natuurlijk, om er een mooie BEC te vieren!

38 38

Commissiepraat

Almanak


Praeses Emiel was druk bezig te integreren met de eerstejaars. Naar eigen zeggen legde hij uit hoe belangrijk de Internetcommissie is. De internetcommissie is natuurlijk ook erg belangrijk. Volgens Emiel zijn er grootste plannen voor de toekomst. Het drama dat de site down was en problemen met het fotosysteem zijn gelukkig opgelost. De bedoeling van het spel van de Internetcie was om blind toetsen in een toetsenbord te zetten. Dat bleek nog niet zo makkelijk met drank op. Wat Emiel mee zou nemen op het onbewoonde eiland? "mn laptop! Die plug ik in in een palmboom" Kijk, zulke commissie-spirit zien wij graag. Emiel vindt het jammer dat de commissie af en toe het imago van Nerds heeft, dat is zeker niet het geval. Ook Anouk is het hier mee eens. Anouk: "Ben ik een nerd?". Ze heeft het erg naar haar zin bij de internetcommissie, maar neemt toch liever Brad Pitt mee op het eiland.

Foliolum Ed.II December 2004

InternetCie

RWPTC De nieuwe Rij-Wiel-Prestatie-Tocht-Commissie was helaas niet te fiets naar het kamp gekomen maar vermaakte zich toch prima. Toch Jammer dat Dafne twijfelde aan de schrijfkwaliteiten van de interviewer van het Foliolum: "kun je dit zelf nog lezen morgen?". Ja natuurlijk! Het spel van de RWPTC heette Titanic, een groot glas bier met daarin een klein glaasje, die langzaam volgeschonken moet worden met apfelkorn. De persoon bij wie het kleine glaasje zinkt, moet adten. Dafne: "Jammer alleen dat ik zelf twee keer moest adten". Ondanks het hoge alcoholpromillage wist ze toch nog te vertellen dat de RWPTC erg mooi wordt. "Waarom?", wou de redactiecommissie graag weten. Dafne: "is dit een diepte interview ofzo?" Gelukkig was met Daniel wel een normaal gesprek te voeren, hij was namelijk tapper van dienst op het kamp. Ook de RWPTC hoopt op dit kamp het laatste zadel van hun vierpersoons-tandem te vullen. In afwachting daarvan is er nog niet veel vergaderd, maar dat gaat zeker wel gebeuren. Daniel wil zn surfplank meenemen op het onbewoonde eiland. Dat vinden wij toch wel een beetje raar voor een fietscommissie!

Fotocommissie Helaas werd de feestsfeer ook de interviewer van

39 Commissiepraat 39

het Foliolum op een gegeven moment te veel. De fotocommissie is daardoor niet ge誰nterviewd. Uiteraard hoef je maar op de site van PS te kijken en het fotoboek in te zien om te weten dat het met de fotocommissie ook erg goed gaat. Bovendien had de fotocommissie erg weinig tijd voor een interview, omdat Yu Su jarig was op het EIKkamp en dat vierde door uitgebreid te break-dancen.



Peter & Lous DESSEN elkaar nog steeds Michiel R. & Rianne Te oud om op te noemen José & Johannes Op Congres slapend bij elkaar gekomen Thomas & Mirthe Friends forever Kirsten & Sander De Almanak wordt nog steeds bestuurd Wendy & Reinier KNPSV vs PS Marlies S. & Djoek Sinds 1881

Foliolum Ed.II December 2004

STEM NU!! Wat is je favoriete farmakoppel? Is het een goede mix of niet...

Bernadine & Lex Albertus Atque Polit Mariët & Bastiaan De EJC feesten hebben toch nog hun doel bereikt… EJC olé olé olé! Jon & Marlies Geneeskunde heeft toch weer de overhand Bart & Marloes Samen supporters van FC Twente Anne & Jelmer Take a cute picture Tessa & Joost Fresh and fine (alleen) op EJC

De zoetsappige EIK regelaars... Rory & Anne Kristin Lebberen op blote voeten

Ebian & Sophie Wannabe en real EJC

Het kan zijn dat deze lijst verouderd is. Betrokkenen kunnen enige veranderingen aan ons doorgeven. Verder zijn we uiteraard heel benieuwd naar nieuwe ontwikkelingen. RegelTap??? Aankomende Dies??? EJC feestjes??? Het volgende nummer zal een bijgewerkte lijst bevatten.

39 Achterkrant: Liefdesmix 39

Dorieke & Mark Koffiemelk adje


Raadpleeg alvorens deze producten voor te schrijven de volledige productinformatie

VIOXX, FOSAMAX, PROSCAR, MAXALT, SINGULAIR & ARCOXIA zijn geregistreerde handelsmerken van Merck & Co., Inc., Whitehouse Station, NJ, USA COZAAR is een geregistreerd handelsmerk van E.I. du Pont Nemours and Company, Wilmington, Delaware, USA EZETROL is een geregistreerd handelsmerk van: MSD Singapore Company, LLC Merck Sharp & Dohme BV, Postbus 581, 2003 PC Haarlem, Tel. 023-5153153, www.msd.nl, 1104GEN03NL652EX1103


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.