Decembernummer site

Page 1

G. F. S. V. “PHARMACIAE SACRUM” UNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FARMACIE

Foliolum JAARGANG XXIII EDITIE II DECEMBER 2009

Van innoveren naar registreren

Prof. dr. V. Rogiers

Drs. P. Wouters

Drs. I.T. Op ‘t Land & Dr. F. Nieuwmeyer

Stamcellen als alternatief voor proefdiergebruik

De rol van Nefarma in de Nederlandse farmaceutische industrie

De taken van een industrieapotheker



G. F. S. V. Pharmaciae Sacrum in samenwerking met het Universitair Centrum voor Farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Foliolum

En verder...

Jaargang XXIII Editie II December 2009

08 Hu mane levercellen als alternatief voor proefdieren In cultuur geproduceerde levercellen kunnen het gebruik van proefdieren terug gaan dringen

18 De industrieapotheker Wat is de rol van de apotheker in de industrie?

12 Interview over Nefarma Drs. Paul Wouters vertelt alles over de rol van Nefarma in de farmacie

22 RC on the Road De redactiecommissie is dit maal op bezoek geweest bij onderzoekscentrum Xendo

Redactioneel Praesespraat Voorwoord Diescommissie

04 05 07

Geneesmiddelenregistratie in Europa Omgaan met bijwerkingen Geneesmiddel belicht Actueel

14

Promovendus Afgestudeerden Mede mogelijk gemaakt door... Evaluatie cursussen Bacheloronderzoek belicht Onderzoek belicht Student in het buitenland

27 28 29 30 31 32 34

Alumnus EIK introkamp Mediq eerstejaarsexcursie P.S.-geschiedenis: Vaandeldrager Commissies Red de Cavia P.S.-Agenda Puzzelpagina Bas & Sil Wat een UITKOMST!

36 37 40 41 43 46 47 49 49 50

16 21 24

Redactiecommissie Naomi Teekamp Marieke Bagerman Frank Klont Niek Breg Frank Meijerink Sanne Geling Ab-actiaat Marieke Bagerman J. C. Kapteynlaan 27A 9714 CM Groningen 06-13096673 foliolum@rug.nl Drukkerij Weissenbach BV Sneek

Copyright 2009 Redactiecommissie “Schrijfwijzen� der G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van schrift, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteurs.

Oplage 1100 stuks


Schrijfwijzen Redactiecommissie 2009-2010

Geachte lezer, Toen ons eerste nummer uitkwam, zaten wij alweer midden in de hectiek van dit Dies themanummer. ‘Over de TOP’ was ons meegegeven. Het Traject Ontwikkeling Pharmaceutica is erg lang en zodoende kwamen wij op het thema ‘Van innoveren naar registreren’. Dit brede thema heeft voor een propvol nummer gezorgd, dus lees snel verder! Om dan maar bij innoveren te beginnen: in het interview met Paul Wouters wordt duidelijk wat de vereniging Nefarma in Nederland doet voor de innoverende farmaceutische bedrijven. Prof. Rogiers is met haar onderzoeksteam ook bezig met innovatie: in haar artikel schrijft zij over de methoden om vanuit dierlijke en menselijke stamcellen volledig gedifferentieerde hepatocyten te kweken met als doel deze voor toxicologische studies te gebruiken. Verder geven twee schrijvers vanuit het NIA verschillende praktijkvoorbeelden van wat een industrieapotheker in zijn of haar werk kan tegenkomen. Betreffende de registratie van geneesmiddelen is er een artikel te vinden over de European Medicines Agency (EMEA), geschreven door dr. Peter Mol, apotheker en onder andere werkzaam bij het CBG en de EMEA. Na de registratie is het verhaal van een geneesmiddel nog niet voorbij en in Nederland is daar de stichting Lareb voor. Hoe zij omgaan met bijwerkingen die voortkomen uit de praktijk is te lezen in hun artikel.

04

De meesten hebben de afgelopen tijd vast wel gemerkt dat het in apothekersland nogal onzeker en onrustig is. De KNMP doet verslag van de afgelopen tijd en vertelt wat hun (actie)plannen voor de toekomst zijn in ‘Actueel’. Natuurlijk is de redactiecommissie zelf ook weer op pad geweest en deze keer zijn we bij Xendo op bezoek geweest. Dit Groningse bedrijf doet fase I onderzoek in gezonde vrijwilligers en wij wilden wel eens weten hoe dat precies in z’n werk gaat. Het verslag is te vinden vanaf pagina 22. In het facultaire gedeelte worden vanaf dit nummer twee onderzoeken belicht: een bacheloronderzoek en een masteronderzoek. Beiden kunnen aan onze lezers een goed beeld geven van de diversiteit aan onderzoek dat mogelijk is binnen de farmacie. Gert Salentijn en Lisette Knuif zijn de gelukkigen die hun onderzoek presenteren. Verder heeft Solita van Duin, studieadviseur bij de opleiding, voor ‘Mede mogelijk gemaakt door…’ een persoonlijk stuk geschreven over haar werk en haar privéleven. In het P.S.-gedeelte is een nieuwe rubriek te vinden: ‘Bouwstenen van P.S.’. Kristian Pool zal u alles vertellen over het Vaandel en haar drager. In volgende nummers hopen we u meer te vertellen over belangrijke gebeurtenissen en voorwerpen van P.S. Daarnaast staan er natuurlijk weer verslagen in van activiteiten en vier commissies stellen zich aan u voor. Als laatste wil ik het bestuur der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum” van harte feliciteren met het 128-jarige bestaan van de vereniging. Veel leesplezier gewenst, Met vriendelijke groet, Namens de 23ste redactiecommissie “Schrijfwijzen”, Naomi Teekamp h.t. praeses

Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Kruizinga Praeses der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum”

Geachte lezer, Het is al weer enige tijd geleden dat het duo Geer en Goor door Nederland trok met een slapstickachtige show en later optrad samen met René Froger als ‘de Toppers’. Met uitspraken als “Ik heb er de kracht niet meer voor” en “Wat een verschrikking”, hun overdadig glimmende pakken en natuurlijk de uitbundige liedjes typeerden ze zich sterk. Het motto hierbij was ‘over the top’ gaan. Alles moest grootser, spectaculairder en sensationeler. Het is natuurlijk een kwestie van smaak of men houdt van ‘de Toppers’, men kan niet voorbij gaan aan het feit dat hun formule erg succesvol was. Dit jaar heeft de Diescommissie gekozen voor het thema ‘over the TOP’ voor het symposium, hierin betekent TOP: Traject Ontwikkeling Pharmaceutica. Tijdens het symposium wordt ingegaan op een aantal aspecten in de geneesmiddelontwikkeling. Dit jaar mogen we op het symposium een aantal grote namen ontvangen en het is de commissie dus zeker gelukt om groots en sensationeel een programma op te zetten. Zoals gebruikelijk wordt de decembereditie van het Foliolum aan het symposiumthema gewijd en heel passend hebben ze gekozen voor het thema: van innoveren naar registreren. Geneesmiddelontwikkeling wordt hier in verschillende stadia belicht; van de innovatieve farmaceutische bedrijven tot toxiciteittesten, van klinische studies tot de farmacovigilantie door het Lareb en ook de Europese registratie wordt behandeld. Zo wordt het grootste deel van het totale ontwikkelingstraject in beeld gebracht. Naast deze artikelen zal ook de actualiteit in de apothekerswereld worden uitgelegd door de KNMP. Het belooft al met al, net als het eerste nummer van deze commissie over groeistoornissen, weer een geslaagd nummer te worden. Het einde van het jaar 2009 komt weer in zicht en dit betekent dat het bestuursjaar weer op de helft is. De eerste ALV is geweest, de Mediq-eerstejaarsexcursie heeft weer plaatsgevonden en het eerste EJC-feest van het collegejaar kan ook worden bijgeschreven in het archief. Nog voor de Dies zullen we de Ziekenhuisfarmacie avond en de Real-life Game houden. De Dies geeft een passende afsluiting van deze drukke periode met een programma van woensdag 9 tot vrijdag 11 december. Woensdag zal de aftrap zijn met het symposium, de receptie en het openingsfeest. Donderdag vindt de buitendag plaats gevolgd door de culturele avond waarna de Almanakcommissie de 24e almanak zal onthullen. Vrijdag eindigt de Dies alweer, maar gelukkig is er eerst nog het galadiner en het gala. Ik hoop u op één of meerdere activiteiten tijdens deze Dies te mogen begroeten. Tot slot wil ik u veel leesplezier wensen bij het lezen van alweer de tweede editie van het Foliolum van Redactiecommissie “Schrijfwijzen” en wens ik u een goed 2010 toe! Met vriendelijke groet, namens het 128e bestuur der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum”, Tonnis Jan Kruizinga h.t. praeses

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

05



Ottenbros Diescommissie 2009-2010

Geachte lezer, Het decembernummer van het Foliolum is speciaal gewijd aan het thema van het symposium dat zal worden georganiseerd ter ere van het 128 jarig bestaan van Pharmaciae Sacrum. De dagen van 9 t/m 11 december 2009 zullen volledig in het teken staan van dit heugelijke feit en bij deze zou ik dan ook alle leden willen oproepen hier aan deel te nemen! Het thema van de 128ste Dies Natalis is: "128 karaat, alles in het kwadraat". Wij als Diescommissie zijn al maandenlang druk bezig om hier een grandioos feest van te maken, met, zoals ons thema al doet vermoeden, alles in het kwadraat. Op maandag 9 december wordt de Dies Natalis traditiegetrouw geopend met het symposium. Het thema van het symposium is "Over de TOP (Traject Ontwikkeling Pharmaceutica)". Wij zijn zeer vereerd dit symposium te kunnen organiseren met zeer bekende sprekers op dit vakgebied. Er zal onder andere worden gesproken over het geneesmiddelenonderzoek; gaat de farmaceutische industrie over de TOP? Er wordt fors meer geïnvesteerd in het ontwikkelen van nieuwe pharmaceutica, maar dit levert steeds minder op. Daarnaast wordt gesproken over oorzaken hiervan en de mogelijke oplossingen. Het symposium is dit jaar geheel gratis, met een heerlijke lunch en een borrel na afloop. Geef je wel even op door langs te gaan bij het P.S.hok of te mailen naar dies@psgroningen.nl. Na het symposium volgt de receptie voor genodigden in "Het Heerenhuis". Het bestuur kan worden gefeliciteerd met de benodigde hoeveelheden jenever. Na de receptie volgt het openingsfeest "Noppen en Naaldhakken" in de &Zo. Haal dus je meest decadente outfit uit de kast en feest tot in de late uurtjes door! De volgende dag is het tijd voor algehele ontspanning; de buitendag is dit jaar een heerlijk saunabezoek (badkleding verplicht), waar u optimaal kunt relaxen en weer energie op kunt doen voor de opvolgende activiteiten. Na de buitendag volgt de culturele avond in "Huize de Beurs", waar een wijnproeverij en stijldansworkshop georganiseerd zijn. De dansen zullen in het teken staan van de streken van de herkomst van de wijnen. Op vrijdag 11 december bent u van harte welkom in "’t Feithhuis" voor het galadiner met aansluitend het galabal in "The History" in Tynaarloo. Tot slot wil ik alle leden en het bestuur van harte feliciteren met het 128 jarig bestaan van onze studievereniging! Ik wens u veel leesplezier bij het lezen van dit themanummer en hoop u allen te mogen begroeten in december. Met vriendelijke groet, Namens de 128ste Diescommissie der G.F.S.V. "Pharmaciae Sacrum", Stefan Ottenbros h.t. praeses

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

07


Volwassen stamcellen als alternatief voor proefdierengebruik Prof. Vera Rogiers Hoofd van departement van Toxicologie, Dermato-Cosmetologie en Farmacognosie, VUB

De ontwikkeling van nieuwe moleculen (new chemical entities, NCEs), die zowel veilig als farmacologisch actief zijn, is van cruciaal belang voor de farmaceutische industrie. De kwaliteit, efficiëntie en veiligheid voor de mens en zijn omgeving moet voor ieder nieuw geneesmiddel, dat op de markt wordt gebracht, gewaarborgd zijn. Totnogtoe wordt de risico-evaluatie nog (te) veel uitgevoerd op levende proefdieren. Maatschappelijke kritiek blijft dan ook niet uit. Daarenboven is het onderzoek op proefdieren duur en tijdrovend en geeft het niet altijd een goede weergave van de humane situatie. In Europa bestaat de politieke en wetenschappelijke wil om in vitro technologie meer ruimte te geven. Het gebruik van betrouwbare in vitro modellen in een vroege fase van de geneesmiddelenontwikkeling kan tevens een bijdrage leveren om het aantal geneesmiddelen dat faalt tijdens de klinische fase terug te dringen.

8

Aangezien de lever het voornaamste metaboliserend orgaan is in het menselijk lichaam en ook een voornaam doelwit is van chemisch geïnduceerde toxiciteit, zijn in vitro modellen die ingezet worden ter bepaling van het toxiciteitsprofiel van NCE bij voorkeur afkomstig van menselijk leverweefsel. Ze moeten toelaten de veiligheid van NCEs te screenen, de voornaamste metabolieten en hun biotransformatiewegen te bepalen, en geschikt zijn om de potentiële farmacologische effectiviteit na te gaan. Vandaag bestaat er reeds een grote verscheidenheid aan cultuurmodellen die aangewend worden tijdens geneesmiddelenontwikkeling. Deze zijn echter meestal afkomstig van knaagdieren en zijn bijgevolg qua biotransformatiecapaciteit en toxiciteitstarget niet echt representatief voor de humane situatie. Kwalitatieve en kwantitatieve inter-speciesverschillen in biotransformatie van NCEs kunnen aan de basis liggen van toxicologische en farmacologische problemen die pas in een latere fase van de geneesmiddelenontwikkeling tot uiting komen. Tevens dedifferentiëren hepatocyten van knaagdieren meer dan humane cellen in functie van de cultuurtijd, en varieert daardoor het fenotype voortdurend. De ontwikkeling van humane stabiele en functionele levercelculturen zou dan ook een belangrijke stap vooruit betekenen. De dienst Toxicologie van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) heeft een jarenlange expertise opgebouwd in dit in vitro domein, en de laatste veelbelovende ontwikkeling situeert zich in het hermodelleren van het celkernchromatine van gecultiveerde rathepatocyten. Deze innovatieve techniek, die gebruik maakt van histon deacetylase inhibitoren (nieuwe antikankergeneesmiddelen), leidt tot een beter behoud van het gedifFoliolum Jaargang XXIII Ed II

ferentieerd hepatisch fenotype en functionaliteit van de gecultiveerde rathepatocyten. Deze innovatieve techniek verlengt dus niet alleen de levensduur van de culturen maar waarborgt ook een langer behoud van hun specifieke functies. Echter, door een beperkte beschikbaarheid van vers, gezond menselijk leverweefsel en extrapolatieproblemen van dier naar mens, werd de zoektocht naar een geschikt hepatisch in vitro model voortgezet. Een alternatieve weg werd gevonden in het domein van stamceltechnologie. Stamcellen hebben de unieke eigenschap dat ze zichzelf kunnen vernieuwen en cellen van een of meer weefsels kunnen aanmaken. Embryonale stamcellen worden nog steeds beschouwd als de meest plastische cellen (pluripotent tot totipotent). Aangezien het gebruik van (nieuw geïsoleerde) humane embryonale stamcellen voor wetenschappelijke doeleinden zowel binnen Europa (vb. Duitsland en Zwitserland) als buiten (vb. Amerika) sterk is ingeperkt als gevolg van ethische en politieke redenen, heeft het Lab Toxicologie van de VUB zich gefocust op de differentiatie van volwassen of postnatale stamcellen. Twee hypothesen werden uitgewerkt voor de productie een homogene populatie van functionele hepatocyten: Prof. Vera Rogiers is hoofd van het departement Toxicologie, Dermato-Cosmetologie en Farmacognosie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Ze is professor in de toxicologie en organiseert regelmatig internationale bijeenkomsten over cosmetische wetenschappen en Risk Assessment of Cosmetic Ingredients and Finished Products in Europa. Het hoofdonderwerp in haar onderzoek ligt op het gebied van in vitro experimentele toxicologie. Ze ontwikkelt met haar onderzoeksteam in vitro modellen voor farmaco-toxicologische doeleinden als proefdieralternatief in het onderzoek naar biotransformatie en toxicologie van geneesmiddelen, cosmetica en andere chemische verbindingen. En is auteur van meer dan 220 publicaties in internationale, peer-reviewed tijdschriften en ze is redacteur van meerdere wetenschappelijke boeken. Daarnaast heeft ze meerdere internationale wetenschappelijke prijzen gewonnen en is ze reviewer van een aantal internationale wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van toxicologie, farmacologie en dermatologie. Tenslotte is ze op Europees niveau actief in verschillende commissies.


Van innoveren naar registreren

Fig.1 Schematische voorstelling van de embryonale leverontwikkeling in ratten. Afkortingen: AFP ( -foetoproteïne), ALB (albumine), BMP (bot morfogenetische proteïne), CK (cytokeratine), E (embryonale dag), FGF (fibroblast groeifactor), HGF (hepatocyt groeifactor), OSM (oncostatine M) (1) De embryonale leverontwikkeling in vivo bestaat uit nauw gecontroleerde, opeenvolgende stappen waarin groeifactoren en cytokines een belangrijke rol spelen. De wederzijdse tijds-gerelateerde dialoog tussen stam- en niche cellen onderling en met hun natuurlijke omgeving is bepalenvoor het lot van de cellen in ontwikkeling. Zo worden stamcellen in een bepaalde richting gestuwd door opeenvolgende blootstelling aan cytokines en groeifactoren (fig.1). Uitgaande van deze redenering, werd de hypothese gesteld dat sequentiële behandeling van stam- en/of voorlopercellen met ‘lever’specifieke cytokines en groeifactoren zou leiden tot homogene en gerichte differentiatie. (2) Ook epigenetische modificatie, of het veranderen van chromatine in de celkern, draagt in belangrijke mate bij tot weefsel-specifieke genexpressie. Histone deacetylase inhibitoren (nieuwe anti-tumor geneesmiddelen) werken op het celkern-chromatine en maken het DNA meer toegankelijk voor leverspecifieke transcriptiefactoren. Dit dringt de spontane dedifferentiatie van hepatocyten in cultuur terug en zorgt voor een langer behoud van hun specifieke eigenschappen. Het hermodelleren van chromatine speelt ook een belangrijke rol tijdens de embryonale orgaanontwikkeling. Uitgaande van deze kennis, werd de hypothese gemaakt dat epigenetische modificatie, en histone deacetylase inhibitie in het bijzonder, eveneens van belang kon zijn bij de bepaling van het uiteindelijke lot van progenitorcellen. Kortom, 2 verschillende strategieën werden uitgewerkt om een homogene populatie van functionele hepatocyten te kweken uitgaande van postnatale progenitorcellen:

(1) Het nabootsen van de micro-omgeving waarin hepatische progenitorcellen zich bevinden tijdens de leverontwikkeling in vivo om zo de differentiatie te starten en te sturen tot een homogene productie van hepatische cellen. (2) Het veranderen van het epigenoom of de locale chromatinestructuur via blootstelling van de cellen aan histone deacetylase inhibitoren om zo de differentiërende cellen verder te dirigeren tot functionele hepatocyten. Door toepassing van deze methode is de dienst Toxicologie (VUB) er uiteindelijk in geslaagd om een ongelimiteerde bron van functionele hepatocyten te produceren. Zo ondergaan neonatale galwegepitheelcellen van ratten, beenmergstamcellen afkomstig van volwassen dieren, en mesenchymale stamcellen afkomstig van menselijk beenmerg, huid en vetweefsel hepatische differentiatie wanneer ze opeenvolgend blootgesteld worden aan verschillende specifieke factoren zoals ze afgescheiden worden tijdens de in vivo embryonale ontwikkeling van de lever. Zoals gehoopt, bevordert de additionele blootstelling van histone deacetylase inhibitoren de verdere ontwikkeling van humane mesenchymale beenmergstamcellen tot volwaardige, functionele hepatocyten. PERSPECTIEVEN De nieuwe ontwikkelde technologie biedt een belangrijke bijdrage tot het gebruik van in vitro modellen als alternatief voor proefdieren voor het onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen en toxicologische testen van chemische substanties in het algemeen. Daarenboven wordt niet Foliolum Jaargang XXIII Ed II

9


Van innoveren naar registreren alleen het leven van veel proefdieren gespaard, er zijn ook directe klinische toepassingen voor de mens. Zo sterven dagelijks nog steeds leverpatiënten aan ernstige leverziekten zoals hepatitis, levercirrhose, en leverkanker door een schrijnend tekort aan leverdonoren en afstoting van allogene levers. Een onbeperkte voorraad van functionele menselijke levercellen afkomstig van stamcellen van de patiënt zelf zou de oplossing kunnen betekenen voor de toekomst. KRITISCHE BEDENKINGEN Reeds vele jaren bestaat er een hype rond het stamcelonderzoek. De geslaagde isolatie en kweek van menselijke embryonale stamcellen eind jaren ’90 én de markante ontdekking dat stamcellen uit volwassen weefsel zich kunnen omvormen tot allerlei cellen van het menselijk lichaam, deed bij velen de hoop rijzen dat de “heilige graal” was gevonden. Plastische stamcellen zouden beschadigd, ziek of degenererend weefsel kunnen herstellen, vervangen en regenereren zodat ziektes zoals kanker, parkinson, enzovoort. voorgoed tot het verleden zouden behoren. Nu, een tiental jaar later weet men beter.

10

Stamceltechnologie bevindt zich nog steeds in de experimentele fase. Het onderzoek aan de VUB is slechts een stukje in de grote puzzel van de zoektocht naar de meest optimale condities om adulte stamcellen naar functionele hepatocyten te differentiëren. Het zal nog een aantal jaren duren vooraleer hepatocyten afkomstig van stamcellen echt kunnen dienen als een geschikt in vitro model voor de geneesmiddelenontwikkeling, en nog veel meer jaren vooraleer deze als veilig en volwaardig alternatief kunnen beschouwd worden voor levertransplantaties. Veel vragen zijn nog te beantwoorden. Een aantal volgen hier:

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

1) REPRODUCEERBAARHEID EN ROBUSTHEID VAN DE METHODE: Er bestaat tot nu toe geen gestandaardiseerde, uniforme methode om progenitorcellen uit verscheidene weefsels te isoleren, te kweken en te differentiëren. Ieder lab heeft zo zijn eigen ‘geheim’ recept, leidend tot problemen inzake reproduceerbaarheid van resultaten binnen en tussen verschillende onderzoeksgroepen. Vooral de differentiatie-efficiëntie vormt een probleem Zo bleek uit onderzoek van het lab Toxicologie, VUB dat slechts 25 % van alle geïsoleerde menselijke beenmergstamcellen uiteindelijk differentieerden naar functionele hepatocyten, hoewel alle cellen dezelfde cultivatieprocedure ondergingen. Een eenzijdige verklaring voor deze waargenomen variabiliteit tussen de verschillende stamcel-stalen is er niet. Mogelijk wordt de differentiatieefficiëntie beïnvloed door (i) de donor [leeftijd, geslacht, levensstijl (roker/niet-roker, gebruiker van alcohol, drugs, geneesmiddelen, enzovoort)], (ii) het startmateriaal (borstbeen, bot van bekken, tibia of femora) en (iii) de toegepaste technologie. Vooral het gebrek aan gepaste merkersbelemmert de ontwikkeling van gestandaardiseerde uniforme isolatieprocedures. Als gevolg hiervan worden mesenchymale stamcellen uit humaan beenmerg opgezuiverd en afgezonderd van hematopoïetische beenmergstamcellen (bloedcellen) door hun aanhechting aan plastieken kweekplaten. De dusdanig bekomen populatie is heterogeen en is ondanks een opzuiveringsstap nog dikwijls gecontamineerd met bloedcellen. Heterogeniteit verhindert niet alleen de ontwikkeling van een uniforme isolatieprocedure, maar belemmert tevens de vergelijking en correcte interpretatie van resultaten inter- en intra-onderzoeksgroep(en). Anderzijds wordt binnen de stamcelwereld gesuggereerd dat heterogeniteit en variërende fenotypes eigen zijn aan stamcellen aangezien zij een asymmetrische celdeling ondergaan. Dit zou betekenen dat zowel de micro-omgeving waarin de


Van innoveren naar registreren cellen zich bevinden pre- en postisolatie bepalend zijn voor het fenotype van de cellen. 2) TOEPASBAARHEID VAN DE ONTWORPEN METHODE Om commercieel toepasbaar te zijn moet het model volledig functioneel zijn, op grote schaal geproduceerd kunnen worden en economisch aantrekkelijk zijn. De ontwikkelde modellen moeten dus nog de nodige aanpassingen ondergaan. 3) FUNCTIONALITEIT De belangrijkste functie van hepatocyten is hun vermogen om zowel lichaamsvreemde als lichaamseigen stoffen om te zetten. Xenobiotica die de gastro-intestinale tractus en de lever passeren, kunnen in de parenchymale levercellen zowel fase I (vb. cytochroom P450 (CYP) afhankelijke monoöxygenase reacties) als fase II (koppelingsreacties) biotransformatie ondergaan met vorming van meer hydrofiele en dus beter excreteerbare metabolieten. Meestal leidt dit tot detoxificatie of bio-inactivatie. In bepaalde gevallen kan het ook resulteren in bioactivatie en toxificatie, waarbij de toxiciteit van de gevormde metabolieten groter is dan die van de moedermolecule. Sommige xenobiotica kunnen de activiteit van de biotransformatie-enzymen verhogen (verlagen), wat resulteert in een kortere (langere) werkingsduur en mogelijke toxiciteit. Bij het uitvoeren van een risico-evaluatie van nieuwe moleculen is het dus niet alleen van belang hun biotransformatiepatroon op te helderen, maar ook na te gaan of deze NCEs al dan niet inductoren of inhibitoren zijn van bepaalde CYPafhankelijke monoöxygenasen of van fase II reacties . De ontwikkelde sequentiële differentiatiemethode resulteert in een homogene populatie van functionele hepatocyten die beschikken over een induceerbare biotransformatiecapaciteit. Meer bepaald, blootstelling aan de inductoren fenobarbital en methylcholantreen leidt tot een verhoogde CYP2B6 en CYP1A1/2-activiteit. In de nabije toekomst dient verder onderzocht te worden of de cellen tevens de overige fase I CYP450 afhankelijke monoöxygenasen, zoals CYP3A4, CYP2D6, CYP2E1, CYP2C9 en CYP2C19, actief uitdrukken alsook de fase II biotransformatie-enzymen. De laatste jaren is het belang van actieve transporters, zoals organische anion-transport polypeptiden (OATP) en ‘ATP-binding cassette’ (ABC) transporters, duidelijk geworden. Uit onderzoek blijkt immers dat een heterogene expressie en/of activiteit (polymorfisme) van deze transporters (vb. MRP3) binnen de bevolking mogelijk mede aan de oorsprong ligt van chemisch geïnduceerde toxiciteit.

transplanteren in een immuundeficiënt muis-model dat lijdt aan een ernstige leverziekte. Zonder lever- of hepatocyten-transplantatie kunnen deze muizen niet overleven. Als eindpunt kan de repopulatie, organisatie en het functioneel gedrag van de cellen bestudeerd worden alsook het overlevingspercentage van de muizen. Als deze parameters positief uitvallen, dan kunnen de cellen inderdaad als volwaardige hepatocyten beschouwd worden. 4) PRODUCTIE OP GROTE SCHAAL Totnogtoe gebeurt de kweek van stamcellen en de daaruit geproduceerde cellen voornamelijk op kleine schaal. Om zowel farmaceutisch als klinisch interessant te zijn, dienen er nieuwe methodes ontwikkeld te worden die productie op grote schaal mogelijk maken. In deze context is humaan beenmerg zeker niet de ideale uitgangsbron. Traditionele beenmergisolaties zijn niet alleen pijnlijk en risicovol voor de patiënt, de uiteindelijke opbrengst van multipotente stamcellen afkomstig van beenmerg is ook vrij laag (0.01%). Omwille van deze redenen is het huidig onderzoek op de dienst Toxicologie (VUB) toegespitst op stamcellen, afkomstig van goed toegankelijke en gemakkelijke verkrijgbare humane weefsels zoals liposuctiemateriaal en huid. Preliminair onderzoek toont aan dat deze cellen in staat zijn om hepatische differentiatie te ondergaan na toepassing van de ontwikkelde sequentiële differentiatietechnologie. Echter meer onderzoek is nodig naar hun hepatische functionaliteit. 5) KOSTENPLAATJE Een groot nadeel van stamceltechnologie is het prijskaartje. De productie van 1 miljoen hepatocyten uit mesenchymale beenmergstamcellen kost gemakkelijk 1600 euro, hetgeen ongeveer 16 keer zo duur is als commercieel verkrijgbare hepatocyten, afkomstig van menselijke lever. Op grote schaal kan de prijs natuurlijk gedrukt worden, echter de groeifactoren blijven erg dure, maar zeer noodzakelijke ingrediënten Er moet dus nog heel wat onderzoek worden verricht vooraleer de commerciële productie van hepatocyten uit postnatale stamcellen afkomstig van verschillende menselijke weefsels realiseerbaar is. Niettegenstaande biedt de ontwikkelde sequentiële differentiatietechnologie veel perspectieven, daar het de basisprocedure vormt voor het produceren van een homogene populatie van functionele hepatocyten uit postnatale stamcellen.

De hepatocyten bekomen via sequentiële cultivatie van humane mesenchymale beenmergstamcellen drukken bepaalde transporters uit die behoren tot de ABC transporter familie. Echter, geen gegevens zijn beschikbaar over de activiteit van deze en andere transporters. Het ultieme bewijs van hepatische functionaliteit is de in vivo bevestiging van in vitro bekomen resultaten. Dit kan gebeuren door hepatocyten bekomen uit stamcellen te Foliolum Jaargang XXIII Ed II

11


Nefarma Interview met Paul Wouters Naomi Teekamp & Frank Klont

De vereniging Nefarma is onder de farmaciestudenten een tamelijk onbekende vereniging. Paul Wouters, hoofd communicatie, moet dan ook vaak uitleggen wat Nefarma doet. De vereniging is de belangenbehartiger van de innoverende farmaceutische bedrijven met een vestiging in Nederland. Al jarenlang hebben ze zo’n veertig leden, waarvan er de laatste tijd een paar zijn afgegaan door de vele fusies in de farmaceutische wereld. Naast ongeveer tien grote bedrijven zijn er ook veel kleine bedrijven lid. Dit kunnen biotech bedrijven zijn, maar ook bedrijven met bijvoorbeeld maar enkele producten op de markt. Niet alle farmaceutische innoverende bedrijven zijn echter lid van Nefarma; het lidmaatschap is vrijwillig.

12

TAKEN VAN NEFARMA De voornaamste taak die Nefarma voor zichzelf heeft gesteld ligt echter buiten de farmacie, namelijk de belangenbehartiging of lobby over zaken die de hele sector raken, zoals op het gebied van het onderzoeksklimaat in Nederland. Dit betekent dat zij niet zullen lobbyen om bijvoorbeeld een geneesmiddel in het vergoedingspakket te krijgen. Wel lobbyt Nefarma voor goede richtlijnen, bestrijding van namaakgeneesmiddelen, belasting op verpakkingen en de snelheid waarop geneesmiddelen worden toegelaten. Over deze onderwerpen heeft Nefarma soms een adviserende taak richting de Tweede Kamer. Dit is vooral om de kennis van de Tweede Kamerleden te vergroten, omdat zij niet altijd goed zicht hebben op hoe het werkt in de farmaceutische bedrijven. De bezigheden zijn onafhankelijk van de fabrikanten en de geneesmiddelen die zij maken, maar zijn wel van groot belang voor de fabrikanten en de geneesmiddelontwikkeling. Zo is Nefarma aan het lobbyen om de meerwaarde van nieuwe geneesmiddelen voor de patiënt te onderstrepen. Daarnaast vindt de vereniging het belangrijk dat het voor de consument duidelijker wordt welke verzekeraars eigenlijk alleen op de kosten letten en welke verzekeraars meer op de inhoud letten. Nefarma ontwikkelt zelf ook richtlijnen. Deze hebben betrekking op bijvoorbeeld cadeautjes en reisjes die de farmaceutische bedrijven in het verleden veel weggaven. Deze richtlijnen voldoen aan de eisen van de Code Geneesmiddelenreclame en gaan nog verder. Leden van Nefarma moeten deze richtlijnen verplicht overnemen. Naast de taken voor de farmaceutische bedrijven, kun je Nefarma ook in de apotheek tegenkomen. Zij sturen namelijk de Oranje Hand Enveloppen, waarin belangrijke informatie staat over geneesmiddelen die direct uit de schappen genomen moeten worden. Deze taak heeft de vereniging gekregen zodat de Oranje Hand Enveloppen Foliolum Jaargang XXIII Ed II

alleen worden gebruikt op gepaste momenten, namelijk bij een dringende waarschuwing betreffende een geneesmiddel. Dit doet de vereniging voor de gehele industrie, dus ook voor bedrijven die niet lid zijn. Nefarma vindt dat als je een rol wilt spelen in de vooruitgang over de kennis van het menselijk lichaam, het erg belangrijk is om onderzoek te blijven doen en nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen. Dit is in de breedste zin van het woord: van grote doorbraken bij een onbekend ziektebeeld tot aan kleine verbeteringen in het bijwerkingenprofiel, nieuwe toedieningsvormen en vermindering van de hoeveelheid hulpstoffen in een geneesmiddel. Dit zal de zorg voor mensen verbeteren en het aantal bijwerkingen verminderen. Een directe invloed op welk onderzoek wordt gedaan heeft Nefarma niet. Ze proberen wel het onderzoeksklimaat in Nederland zo goed mogelijk te maken zodat er veel onderzoek gedaan kan worden. Nederland heeft namelijk veel goede onderzoekers en van die kennis moet gebruik gemaakt worden. Een bijkomend voordeel is dat als er veel onderzoek wordt gedaan, meer patiënten gebruik kunnen maken van trials die in Nederland gehouden worden. DE NOODZAAK VAN ONDERZOEK Het geneesmiddelonderzoek komt onder andere voort uit een welzijnsaspect, meent Wouters. Doordat tegenwoordig steeds meer bekend wordt over het menselijk lichaam en ziekte in het menselijk lichaam, wordt het mogelijk om het gedrag van een geneesmiddel bij een patiënt te voorspellen. De geneesmiddelontwikkeling kan hier op inspringen door geneesmiddelen voor een meer individuele therapie te ontwikkelen. Ook voorkom je dat je een patiënt geneesmiddelen geeft die niet aan zullen slaan. Dit verhoogt het welzijn; er is namelijk een efficiëntere manier om een bepaalde ziekte te bestrijden. Daarnaast zal het een kostenbesparing opleveren. Wouters verwacht dat farmaceutische bedrijven het in de Na zijn studie sociale geografie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen volgde drs. Paul Wouters cursussen communicatie. Na gewerkt te hebben bij onder andere de Landelijke Huisartsen Vereniging, is drs. Wouters sinds 2006 werkzaam bij Nefarma als hoofd van de afdeling Communicatie


Van innoveren naar registreren

toekomst wel moeilijker gaan krijgen. Er is bijvoorbeeld een aantal bedrijven waarbij patenten in 2011 aflopen. Tegen die tijd zullen zij met een nieuw geneesmiddel moeten komen om dezelfde inkomsten te behouden. De voorspellingen zijn echter dat er in de toekomst minder doorbraken zullen komen dan in het verleden en dit kan het de bedrijven moeilijk maken. Er blijft ook altijd een noodzaak naar onderzoek naar weesgeneesmiddelen. Zeker in het verleden is hier weinig onderzoek naar gedaan, vanwege de lage opbrengsten. Door samenwerking tussen overheden en grote bedrijven kan kennis gedeeld worden en kunnen stappen gezet worden in de richting van zulk onderzoek. De toenemende kennis over het ontstaan van ziektes draagt ook bij. Tenslotte worden de bedrijven gestimuleerd met het vooruitzicht van tien jaar alleenrecht op de markt. Men probeert wel geneesmiddelen te ontwikkelen met een zo hoog mogelijk rendement. Omdat de kosten voor weesgeneesmiddelen erg hoog kunnen zijn, zullen overheden en verzekeraars eerder vergoeden als er een hoog rendement behaald kan worden. Zelfs de ontwikkeling van de zogenaamde me-too preparaten kan een bijdrage zijn. Patiënten kunnen immers op verschillende me-too preparaten anders reageren, denk maar aan bijwerkingen. Soms worden verbeteringen aan een bestaande verbinding bovendien ook me-too preparaten genoemd. De ontwikkeling van me-too preparaten is overigens niet tegen te houden. Dit komt onder andere door de lange ontwikkelingstijd van een nieuw geneesmiddel. Bedrijven ontwikkelen los van elkaar tegelijkertijd vergelijkende middelen. De eerste die patenteert wordt als origineel gezien, de volgende als volgend. Dat is een verkeerd beeld. VERANDERINGEN IN DE INDUSTRIE Veranderingen die plaatsvinden in het geneesmiddelonderzoek zijn het eerder genoemde onderzoek naar een meer individuele therapie, de opkomst van de biotechnologische producten en onderzoek naar moeilijke en minder vaak voorkomende aandoeningen. Grote bedrijven doen vaak onderzoek op verschillende gebieden. Dit heeft meestal een historische reden. Het opkopen van andere bedrijven, waardoor er meer takken bijkomen, is vaak strategisch. De risico’s worden verder gespreid door generieke en over-the-counter geneesmiddelen te gaan produceren.

goed was niet verbeterd hoeft te worden. Bijkomend voordeel is natuurlijk de lage kosten. Bedrijven krijgen hierdoor het gevoel dat er minder plek is op de markt voor nieuwe geneesmiddelen. Ze zijn hard bezig met grenzen verleggen in het onderzoek zodat patiënten beter geholpen kunnen worden, maar dit wordt door de overheid en de verzekeraars misschien wel gezien, maar omwille van de kosten niet meer zo gewaardeerd als eerder. Er wordt veel gedacht aan de korte termijn kostendrukking, terwijl (nieuwe) ontwikkelingen in de geneesmiddelindustrie veel kosten kunnen besparen, zoals ziekenhuisopname en een minder lang ziekteverlof. De subsidies voor het onderzoek hebben hier gelukkig niet onder te lijden, maar het gevoel ontstaat dat je meer moet doen om de meerwaarde van een nieuw geneesmiddel te bewijzen. Nefarma is dan ook bezorgd over het onderzoeksklimaat in de toekomst. Andere landen, zoals Frankrijk en Zwitserland, doen veel meer dan Nederland om het onderzoek in hun land te houden. Het lijkt alsof de overheid het vanzelfsprekend vindt dat er in Nederland toponderzoek wordt gedaan en dat dat ook zo blijft. Nederland is natuurlijk maar een klein land en buitenlandse bedrijven kunnen makkelijk gaan kiezen voor onderzoek in andere landen als het klimaat daar beter is. Ideeën over het voorkomen van deze ontwikkelingen heeft de vereniging ook. Om het onderzoeksklimaat te verbeteren zou de bureaucratie verminderd kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is dat een onderzoek op mensen door twee verschillende ethische commissies goedgekeurd moet worden. Hier komt een hele papierwinkel bij kijken en het kost bovendien veel tijd. De beoordeling door één ethische commissie zou wat dat betreft een hele verbetering zijn. De onder studenten redelijk onbekende vereniging Nefarma betekent in Nederland dus veel voor het geneesmiddelenonderzoek. Zij zijn de schakel tussen de industrie en de overheid en zorgverzekeraars. Het belang van geneesmiddelontwikkeling mag duidelijk zijn: voor ingewikkelde ziektes zullen goede geneesmiddelen beschikbaar moeten komen en daarnaast zal de verbetering en individualisering van bestaande therapieën het welzijn van patiënten kunnen vergroten . In Nederland hebben we toponderzoekers en het is belangrijk dat het onderzoeksklimaat in Nederland op peil blijft, zodat er onderzoek gedaan kan blijven worden. De overheid zou er wel iets harder aan moeten trekken om dat mogelijk te maken in de toekomst, temeer omdat er waarschijnlijk in de toekomst minder geneesmiddelen ontdekt zullen worden dan in het verleden.

Andere veranderingen zijn indirect het gevolg van het preferentiebeleid. Door dit beleid draagt de overheid een soort negatieve sfeer uit die invloed heeft op het onderzoeksklimaat. Het lijkt zo te zijn dat wat vroeger Foliolum Jaargang XXIII Ed II

13


Geneesmiddelenregistratie in Europa De European Medicines Agency (EMEA) Dr. Peter Mol Apotheker

Geneesmiddelen behoren tot de sterkst gereguleerde producten in de westerse wereld. Ze leveren een belangrijke bijdrage aan onze huidige therapeutische mogelijkheden, maar hebben soms ernstige bijwerkingen die kunnen leiden tot ziekenhuisopname of zelfs dood. Het gebruik maar ook de toelating van geneesmiddelen is altijd een afweging van de te verwachten baten versus de eventuele risico’s. Het is evident dat hier grote verschillen in bestaan. De afweging tussen baten en risico’s die wordt gemaakt bij een levensreddend middel voor terminale kankerpatiënten is nu eenmaal anders dan de afweging bij middelen voor erectiele dysfunctie.

14

Het fundamentele doel van de geneesmiddelregistratie autoriteiten is bescherming van de gezondheid van het publiek. Het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is in de jaren zestig van de vorige eeuw opgericht voor een belangrijk deel als reactie op het Softenon™ drama. Dit slaapmiddel met de werkzame stof thalidomide werd ook aangeprezen als middel tegen ‘morning sickness’. Het bleek echter bij gebruik tijdens de zwangerschap ernstige schade toe te brengen aan het ongeboren kind. Duizenden misvormde kinderen werden geboren met niet of nauwelijks ontwikkelde ledematen. Daartegenover staan de autoriteiten ook onder grote druk om geneesmiddelen tijdig toe te laten tot de markt, met name daar waar weinig therapeutische alternatieven bestaan. Denk hierbij aan de grote druk om antivirale middelen voor HIV/AIDS maar ook middelen voor de behandeling van kanker te registreren. Opmerkelijk genoeg is thalidomide nu weer op de markt voor de behandeling van multipel myeloom (M. Kahler), deels vanwege de remming van angiogenese (nieuwvorming van bloedvaten), het werkingsmechanisme dat ook verantwoordelijk is voor de misvormde ledematen. De registratieautoriteiten (inclusief het CBG) zijn dus verantwoordelijk voor de toelating van geneesmiddelen op de markt, waarbij wordt gekeken of de door de industrie aangeleverde onderzoeksgegevens voldoende aantonen dat de middelen werken en veilig zijn bij correct gebruik. Na registratie monitoren de autoriteiten de balans tussen (geclaimde) werkzaamheid en (nieuwe) geneesmiddelrisico’s (bijwerkingen). Foliolum Jaargang XXIII Ed II

GENEESMIDDELREGISTRATIE IN DE PRAKTIJK? Zoals gezegd is in Nederland het CBG de instantie die tot taak heeft geneesmiddelen op de markt toe te laten. Echter, steeds meer worden geneesmiddelen in Europees verband geregistreerd, door de Europese geneesmiddelenautoriteit (EMEA). Het CBG is vertegenwoordigd in de EMEA. Dit zijn zogenaamde ‘centrale’ aanvragen of procedures. In de praktijk worden deze aanvragen door de nationale autoriteiten beoordeeld, door twee landen - de Rapporteur en Co-Rapporteur - wordt een rapport voorbereid dat als basis dient voor de beslissing door alle landen om een middel te registreren. Het wetenschappelijke Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) van de EMEA besluit op grond van deze rapporten en nadat de fabrikant in staat is gesteld om eventuele problemen te weerleggen tot registratie of weigering van het geneesmiddel. Alle 27 EU en drie EEAEFTA landen hebben twee vertegenwoordigers in deze commissie waarvan slechts één stemrecht heeft. Zodra de Europese Commissie zo’n besluit heeft bekrachtigd, krijgt de fabrikant toestemming het middel in alle 27 Europese Gemeenschapslanden plus in Liechtenstein, IJsland en Noorwegen (EEA-EFTA landen) op de markt te brengen. De boven beschreven procedure is strikt vastgelegd, waarbij met name het tijdpad (de tijd die de registratieautoriteiten Peter Mol is klinisch / klinisch farmacologisch beoordelaar voor met name cardiovasculaire producten bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) sinds 2003. Hij is sinds 2008 vervangend lid van de wetenschappelijke adviesgroep (SAWP) van de Europese registratie autoriteiten (EMEA). Peter Mol is in 2005 gepromoveerd op een onderzoek naar het optimaliseren van antibioticagebruik aan de medische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. Sindsdien is hij – naast zijn werkzaamheden voor het CBG - eerst als post-doc en later als universitair docent werkzaam bij de afdeling klinische farmacologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zijn onderzoek is gericht op patiëntveiligheid (promotie Jasperien van Doormaal, september 2009), risicomanagement en -communicatie en ‘regulatory science’. Veel van dit onderzoek gebeurt in samenwerking met het CBG. Hij heeft tevens als apotheker gewerkt in Namibië (1996-1999), aan de faculteit diergeneeskunde (2000) en als openbaar apotheker in Amsterdam (1995). In 1995 is hij afgestudeerd als apotheker aan de Universiteit Utrecht.


Van innoveren naar registreren hebben om tot een beslissing te komen) en de beroepsmogelijkheden duidelijk zijn omschreven. Hoewel de geneesmiddelenautoriteiten in Europa nauw met elkaar samenwerken, nemen slechts een paar autoriteiten het leeuwendeel van het werk voor hun rekening. “In 2008 zijn er via de Centrale Procedure 106 producten aangemeld. In 12 gevallen was Nederland rapporteur, in 11 gevallen co-rapporteur. Samen met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden en Denemarken heeft Nederland een groot deel van het Europose regulatoire werk verricht. Daarmee heeft Nederland in 2008 haar positie in de Europese top vijf waargemaakt.” DE EMEA De EMEA is een gedecentraliseerd onderdeel van de EU dat haar hoofdkwartier heeft in Londen. Haar belangrijkste taak is evaluatie en supervisie van humane en veterinaire geneesmiddelen. DE CENTRALE PROCEDURE Steeds meer middelen worden in één keer in alle landen van Europa geregistreerd via de bovenbeschreven centrale procedure. Steeds minder wordt er van nationale registraties gebruik gemaakt. In ieder geval moeten alle aanvragen voor registratie van geneesmiddelen voor humaan en veterinair gebruik die worden verkregen via biotechnologische en andere hoog-technologische routes via deze centrale procedure worden ingediend. Hetzelfde geldt voor middelen voor HIV/AIDS, kanker, diabetes, neurodegeneratieve ziekten, auto-immuun en andere immuunziekten evenals voor virale infecties. Een speciale groep die ook centraal geregistreerd dient te worden zijn specifiek aangewezen ‘wees’geneesmiddelen voor zeldzame ziekten. Daarnaast geldt dit ook voor veterinaire middelen die als groeibevorderaars de opbrengst beogen te verhogen van productiedieren. Geneesmiddelen die niet in de bovenbeschreven groepen vallen kunnen centraal geregistreerd worden indien zij als een ‘significante therapeutische, wetenschappelijke of technologische innovatie voor de gezondheid van mens of dier’ kunnen worden beschouwd. Dit betekent dat in de huidige praktijk vrijwel alle nieuwe werkzame stoffen via deze route worden geregistreerd. Het voordeel voor de fabrikant is dat hij op deze wijze zijn geneesmiddelen binnen strikt omschreven termijnen in alle EU landen kan registreren. Het nadeel kan zijn dat als één of een beperkt aantal landen registratie niet ziet zitten, deze de registratie in alle landen kan/kunnen tegenhouden. GENEESMIDDELVEILIGHEID De veiligheid van geneesmiddelen wordt continu gevolgd door de EMEA via haar farmacovigilantie netwerk. De EMEA beheert een gekoppelde database (EudraVigilance) van door nationale registratie autoriteiten en geneesmiddelenfabrikanten geregistreerde spontane, in klinische of dierexperimentele studieverband gemelde (nieuwe) bijwerkingen. Daarnaast kan de EMEA via een Europees Netwerk van Pharmacoepidemiologie en Pharmacovigilantie Centra (ENCEPP) experts aanspreken bij specifieke problemen of om verdere opheldering vragen middels ‘database searches’ wanneer een bepaalde bijwerking wordt vermoed.

De EMEA neemt noodzakelijke regulatoire stappen indien rapportage van (spontane) bijwerkingen wijst op een belangrijke verandering van de op dat moment bekende balans veiligheid/risico van een geneesmiddel. De maatregelen bestaan uit – maar zijn niet beperkt tot – a) het aanpassen van de productinformatie van een geneesmiddel, b.v. aanvullende waarschuwingen of contra-indicaties, b) het publiceren van berichten die gezondheidszorgwerkers en publiek op de hoogte stellen van belangrijke geneesmiddelinformatie, c) in ernstiger gevallen kunnen inviduele gezondheidszorgwerkers middels ‘Direct Healthcare Professional Communication (DHPC)’ ook wel bekend als ‘dear doctor letters’ of ‘geachte collega brieven’ soms verstuurd in de bekende ‘oranje hand envelop’ geïnformeerd worden, d) uiteindelijk kan de registratie van een geneesmiddel worden doorgehaald. EMEA EN GENEESMIDDELONTWIKKELING De EMEA speelt ook een rol in het stimuleren van innovatie en onderzoek in de farmaceutische sector. De EMEA geeft wetenschappelijk advies en ondersteuning bij het ontwerpen van onderzoeksprotocollen aan farmaceutische bedrijven voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. In een maandelijkse vergadering worden zo’n veertig onderzoeksprotocollen besproken door experts van nationale registratieautoriteiten in de wetenschappelijke advies groep van de EMEA, de ‘Scientific Advice Working Party (SAWP)’. Daarnaast publiceert de EMEA wetenschappelijke richtlijnen met daarin eisen voor kwaliteit, effectiviteit en veiligheid waaraan bij de ontwikkeling van een geneesmiddel moet worden voldaan. REFERRALS – HARMONISATIE VAN GENEESMIDDELINFORMATIE IN DE EU Steeds meer worden ook voor producten die niet in Europees verband geregistreerd zijn zogenaamde ‘referral’ procedures opgestart. De aanleiding voor dit soort procedures is met name de behoefte aan harmonisering van geregistreerde indicaties van geneesmiddelen tussen verschillende EU landen. Ook heroverweging – door het beschikbaar komen van nieuwe data - van de balans van werkzaamheid en risico’s van een geneesmiddel kan aanleiding zijn om in Europees verband tot een eensluidend standpunt te willen komen. Dit soort procedures wordt door de EMEA begeleid. De EMEA is sinds haar officiële oprichting in 1996 gegroeid van 67 tot zo’n 530 medewerkers (uit alle EU landen) in 2008 die allen werkzaam zijn op het secretariaat in Londen. In het Europese netwerk van de 30 EU en EEA-EFTA nationale registratie autoriteiten werken dan nog eens zo’n 4500 (geneesmiddelen) experts. Bij het CBG werken 300 mensen, waar ook steeds meer wordt samengewerkt met externe experts van klinische of onderzoeksinstituten. De EMEA is ook betrokken bij verschillende andere internationale samenwerkingsverbanden op het gebied van geneesmiddelontwikkeling – en beleid; onder andere bij de Europese Farmacopee, de Wereldgezondheidszorg organisatie, en is vertegenwoordigd in de ICH overleggen waarin registratie eisen worden geharmoniseerd. Foliolum Jaargang XXIII Ed II

15


Omgaan met bijwerkingen Dr. J.L.M. Passier

Voor een veilig geneesmiddelengebruik is het belangrijk dat bijwerkingen worden gemeld bij Lareb. Het melden is een verplichting en is vastgelegd in de Nederlandse Apotheeknorm. Toch blijkt de meerderheid van de apothekers nooit bijwerkingen te melden. Tijdgebrek en het ontbreken van een heldere procedure spelen hierbij een belangrijke rol.

16

Apothekers melden veel bijwerkingen: 40% van de meldingen bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb is van openbare apothekers afkomstig. Het is opmerkelijk dat openbare apothekers vaker melden dan ziekenhuisapothekers, terwijl ziekenhuizen een rijke bron van meldingen van bijwerkingen zouden kunnen zijn. Tussen openbare apotheken verschilt het aantal meldingen fors; er zijn apotheken die wekelijks melden en apotheken die nog nooit gemeld hebben. De Inspectie voor de Gezondheidszorg controleert of apotheken zich aan de Nederlandse Apotheeknorm (NAN) houden. Uit een rapport van de inspectie blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse apotheken (52%) nooit bijwerkingen meldt. Onbekendheid en tijdgebrek spelen hierbij mogelijk een rol. In dit artikel willen we daarom aangeven hoe in een apotheek met bijwerkingen omgegaan zou moeten worden binnen de beperkte beschikbare tijd. WELKE BIJWERKINGEN Het spreekt vanzelf dat niet elke bijwerking die aan de balie wordt besproken, tot een melding bij Lareb hoeft te leiden. Veel voorkomende bijwerkingen die ook in de bijsluiter vermeld staan, behoeven niet te worden gemeld, behalve als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Zo nodig kan de officiële bijsluitertekst worden geraadpleegd op de website van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (www.cbg-meb.nl). Bij Lareb dienen in ieder geval gemeld te worden: -alle bijwerkingen van nieuwe geneesmiddelen, dat wil zeggen korter dan twee jaar op de markt; -ernstige bijwerkingen, bijvoorbeeld leidend tot ziekenhuisopname of overlijden, tot een aangeboren afwijking, tot blijvende arbeidsongeschiktheid of invaliditeit; -onbekende bijwerkingen, die niet in de officiële Foliolum Jaargang XXIII Ed II

Mevrouw J.L.M. Passier heeft farmacie gestudeerd. Na haar studie kreeg ze een promotieplek aangeboden en ze is vervolgens ook gepromoveerd. Sinds 2001 is zij werkzaam bij het Nederlands bijwerkingencentrum Lareb. bijsluitertekst staan. De apothekersassistent zal hier de eerste afweging maken en zo nodig met de apotheker overleggen. Het is belangrijk dat er een redelijk vermoeden is dat de bijwerking inderdaad door het geneesmiddel is veroorzaakt. Een duidelijke tijdsrelatie, een positieve de/ rechallenge en afwezigheid van andere mogelijke oorzaken zijn factoren die pleiten voor een verband met het gebruikte geneesmiddel. Deze zogenaamde causaliteit hoeft overigens niet ‘bewezen’ te zijn; in geval van twijfel wel melden. Ook meldingen van interacties of van polymorfisme zijn zeer welkom. Uiteraard kunnen ook bijwerkingen op vaccins en op vrij verkrijgbare geneesmiddelen worden gemeld. PROCEDURE IN DE APOTHEEK In het kader van farmaceutische patiëntenzorg wordt in veel apotheken aandacht gegeven aan de begeleiding bij eerste en tweede uitgifte van geneesmiddelen (EU/TUbegeleiding). Bij tweede uitgifte dient stelselmatig KADER 1 Minimum informatie nodig voor het melden van een bijwerking: BIJWERKING • klinisch verloop • zo mogelijk reden van voorschrijven • comorbiditeit GENEESMIDDEL • welk geneesmiddel is ‘verdacht’? Liefst inclusief fabrikant bij generieke middelen en batchnummer bij vaccins • comedicatie, ten minste over het afgelopen halfjaar • start- en eventueel stopdatum PATIËNT • leeftijd/geboortedatum • geslacht • eventueel uw registratienummer, zodat u de patiënt gemakkelijk terug kunt vinden. De patiënt dient voor Lareb anoniem te blijven; u bent de sleutel.


Van innoveren naar registreren gevraagd te worden naar eventuele bijwerkingen – dit is een goed moment om een melding te overwegen. Er is een minimale hoeveelheid informatie nodig om een melding te kunnen beoordelen. Deze minimale gegevens zijn weergegeven in kader 1 en komen overeen met de rubrieken op het meldformulier. Het kan zinvol zijn het gesprek over een bijwerking te verplaatsen naar de spreekkamer in de apotheek. De KNMP heeft een patiëntenfolder over bijwerkingen uitgebracht, die ter ondersteuning meegegeven kan worden. Het is belangrijk af te spreken in welke gevallen de apotheker wordt ingeschakeld bij vragen/klachten van de patiënt aan de balie. In ernstige gevallen zal dat direct gebeuren, terwijl in sommige situaties de apothekersassistent juist goed in staat is de bijwerking aan de patiënt uit te leggen en het verdere beleid te bespreken. De meeste gevallen zullen zich echter tussen deze twee uitersten bevinden; dan is overleg met de apotheker gewenst. Als regel zal de apotheker besluiten of de bijwerking bij Lareb gemeld moet worden. Zo nodig kan overlegd worden met de voorschrijvende arts en klinische informatie verzameld worden. De melding zal als regel door de apotheker gedaan worden, al is er geen bezwaar tegen dat een apothekersassistent of farmakundige de formulieren invult.

maar in geval van bijzondere meldingen kan aanvullende informatie essentieel zijn. De melding wordt opgenomen in de database van Lareb en doorgegeven aan het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, Eudravigilance (de Europese databank van bijwerkingen), en aan het WHO Monitoring Centre in Uppsala (Zweden). Zo kan uw melding een zwak signaal elders in de wereld versterken en bijdragen aan een veiliger geneesmiddelengebruik. Zo nodig neemt het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen maatregelen, al dan niet in Europees verband. Er kan een waarschuwing worden opgenomen in de bijsluitertekst, artsen en apothekers kunnen in een brief worden geïnformeerd over een mogelijk risico en in ernstige gevallen kan de registratie van een geneesmiddel worden ingetrokken.

WERKWIJZE MELDING Het melden van een bijwerking kan elektronisch (www.lareb.nl) of op papier. In sommige automatiseringssystemen is een meldmodule opgenomen, die tijdbesparend werkt. Ook kan soms tijd worden bespaard door het meesturen van een uitdraai van de medicatiehistorie en – indien beschikbaar – laboratoriumuitslagen en/of correspondentie van de behandelende arts. Dit laatste uiteraard geanonimiseerd, zodat de privacy van de betrokken patiënt gewaarborgd is. Het opslaan van de gegevens kan zowel in een computerbestand als schriftelijk. Het is overigens niet striktnoodzakelijk de meldingen aan Lareb te bewaren, want de Lareb-website (www.lareb.nl) geeft de mogelijkheid aan apothekers alle meldingen die eerder gedaan zijn in te zien. U voldoet hiermee aan de eis van de inspectie dat u inzicht heeft in de meldingen die u eerder deed. WAT GEBEURT ER MET DE MELDING De melding wordt door Lareb beoordeeld en binnen enkele weken na verzending stuurt Lareb een reactie, met daarin een inhoudelijke terugkoppeling over de gemelde bijwerking. Binnen de apotheek moeten afspraken gemaakt worden wat er gebeurt met de van Lareb verkregen informatie. Wellicht is het noodzakelijk of gewenst de betrokken patiënt nader te informeren. Zonodig kan een waarschuwing in de computer worden opgenomen, bijvoorbeeld in geval van een overgevoeligheidsreactie, zodat herhaling bij deze patiënt in de toekomst kan worden voorkomen. Mogelijk geeft de nieuwe informatie zelfs aanleiding tot een structurele aanpassing, bijvoorbeeld in de informatie die bij eerste uitgifte aan patiënten gegeven wordt.

17

TAAKVERDELING Het melden van bijwerkingen vanuit apotheken kan worden vergemakkelijkt door een goede taakverdeling tussen apotheker en apothekersassistenten, een kritische selectie van de te melden bijwerkingen en duidelijke afspraken over hoe de melding concreet uitgevoerd wordt. Gezamenlijke bespreking van dit artikel kan wellicht hiervan het begin zijn. Elke apotheek dient een heldere procedure te hebben, want het melden van bijwerkingen is belangrijk

Bij uitzondering komt Lareb met een verzoek om aanvullende informatie (telefonisch, elektronisch of op papier). Wij proberen dit tot een minimum te beperken, Foliolum Jaargang XXIII Ed II


De rol van apothekers bij onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen Drs. J.T. Op ‘t Land & dr. F. Nieuwmeyer

Bij onderzoek en ontwikkeling zijn veel apothekers betrokken. Na productie en kwaliteitszorg is dat het terrein waar je ze in de industrie het meest tegenkomt. Dat komt, denken wij, omdat de opleiding tot apotheker je met heel veel verschillende aspecten van geneesmiddelenontwikkeling in contact heeft gebracht. Nu is ook “onderzoek en ontwikkeling” een heel breed terrein en apothekers kom je vooral tegen in de wereld van farmaceutische ontwikkeling, farmacokinetiek, analyse, klinisch onderzoek en alles wat met klinisch proef materiaal te maken heeft. De volgende voorbeelden helpen om een beetje een beeld te krijgen van wat je zo van dag tot dag kunt meemaken in onderzoek en ontwikkeling. In het kader “Een lang traject” kan je zien waar ergens de verhaaltjes spelen. Een wat bredere indruk van wat er voor de apothekers in de industrie te doen is, kan je vinden in de NIA-uitgave: “Voor mensen, de wetenschap en gewoon omdat het leuk is; de vele gezichten van de industriële farmacie.”

18

ONTWERP VAN EEN TOEDIENINGSVORM Vanmorgen vroeg kwam de projectleider langs. “Er is een nieuw project gestart met Stofje X, en we willen zo snel mogelijk een klinische fase I studie beginnen. Wanneer zou dat wat jou betreft kunnen?”. Je denkt goed na, want je kent stofje X wel. Je hebt een tijdje terug de grootst mogelijke moeite gedaan om de toxicologen aan een formulering te helpen die nog een beetje meetbare bloedspiegel bij de proefdieren liet zien. Stofje X is een soort betonstof. Hoe ze het toch voor elkaar krijgen, weet je niet, maar de meeste nieuwe stoffen die uit de research komen, lossen minder dan 1 ppm in water op. Het was een hele klus voor die toxicologen, ook al omdat veel van die hulpstoffen die je moeten helpen een stof nog een beetje opgelost te krijgen, zelf ook niet zo onschadelijk zijn. En je wilde natuurlijk niet dat je proefdieren dood gingen van de hulpstoffen. Je aarzelt dus en zegt: “Ik ga eerst een oriënterend onderzoekje doen en vertel je over een week of tien waar je op kunt rekenen”. De projectleider is niet blij, maar hij kent de geschiedenis. Je gaat langs bij collega’s van de chemie, de analyse en van de preformulering en je zoekt uit wat er zoal mogelijk is. Gelukkig hebben zij ook niet stilgezeten en weten nu inmiddels dat stof X met ureum co-kristalliseert en dat dat

complex een 20 keer beter oplosbaarheid heeft in water. Je hebt nog wel een paar technieken achter de hand en je besluit om een paar prototypen te maken. Drie weken later staan er vier potjes met wit poeder voor je op je bureau. Je analytische vrienden hebben hun best gedaan en de analysegegevens zijn binnen. Je hebt ook resultaten van oplossnelheidsbepalingen en die zien er goed uit, maar je weet ook dat die mooie waarden vermoedelijk weinig zeggen over de werkelijke biobeschikbaarheid in de mens. Je collega van procesontwikkeling is even langsgekomen en zegt bij een kop koffie: “Ik hoop dat formulering C het niet wordt straks, want dat gaat bij de verdere procesontwikkeling narigheid geven. Veel te veel processtappen en ze kosten een hoop energie”. Je kunt hem inmiddels geruststellen: de kans is niet groot: formulering C is een luchtig poeder met een lage concentratie werkzame stof en de geschatte dagdosis past nauwelijks in de grootste maat capsules. “Ik denk niet dat deze het wordt”, zeg je daarom, “De indicatie waarvoor de stof wordt ontwikkeld, brengt slikproblemen met zich mee en dus is deze formulering niet zo geschikt”.

*

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

Morgen gaan de formuleringen naar je preklinische collega’s en die gaan een vergelijkende biobeschikbaarheidsstudie doen in minipigs. De resultaten zullen over vier weken binnen zijn, tegelijk met die van een versnelde houdbaarheidsstudie en dan moet op grond van al die gegevens maar eens een keus gemaakt worden. Je belt de projectleider en zegt: “Je hebt geluk: het ziet ernaar uit dat we je twee weken eerder dan gepland al uitsluitsel kunnen geven”. EEN BLINDERINGSPROBLEEMPJE Je komt terug van een projectgroepvergadering. De plannen voor een klinische fase II onderzoek zijn gepresenteerd. Jouw product Y, een injectie die bijge-

*


Van innoveren naar registreren te doen. Want zo zijn de regels: als je iets aan een formulering wijzigt, moet je minstens bewijzen dat die wijziging geen invloed heeft op de houdbaarheid ervan. Iemand oppert: “Kunnen we niet een paar duizend Effectamine® ampullen legen ze een factor 5 verdunnen en weer in 5 ml ampullen vullen?”. Dat wil je eigenlijk niet: openen moet in een kiemarme omgeving, er moet steriel gefiltreerd (dan raak je gelukkig wel weer de minuscule glassplintertjes kwijt die bij het openen van de ampullen rondvliegen) en de stappen van verdunnen, homogeniseren en uitvullen en opnieuw steriliseren… Je laat ampullen liever ongemoeid. En als je deze aanpak tóch zou volgen heb je van je aangepaste comparator houdbaarheidsgegevens nodig. Inderdaad: ook hier 3 maanden, want dat verdunnen geen invloed heeft op de stabiliteit is nog niet bewezen.

spoten moet worden in een infuuszak, zal worden getest tegen placebo en tegen de gangbare therapie Effectamine®. Dat is lastig want de dosis Effectamine® die als “comparator” wordt gebruikt, zit in een bruine ampul van 1 ml met een paarse breukrand. Het zal niet meevallen om deze studie te blinderen, want op dit moment heb je een formulering ontwikkeld waarvan de dosis met enige moeite in 5 ml oplost, en die ellendige bruine ampullen, waar moeten die nu weer vandaan komen? Nog lastiger is dat de vragen binnen 3 maanden opgelost moeten zijn want dan is de beoogde start van de studie. Je bedrijf verwacht veel van het product en wil de ontwikkeltijd zo kort mogelijk houden.

Uiteindelijk ga je terug naar de clinicus en samen besluit je de investigator op te zoeken. Daar valt de oplossing je zomaar in de schoot: “In onze ziekenhuisapotheek kunnen we zowel uw product als Effectamine® in de infuuszakken spuiten, coderen, op naam zetten van de te behandelen patiënt en aan de behandelaar ter hand stellen. Dat hebben we weleens vaker gedaan.” Ach ja… EEN EERSTE STAP OP WEG NAAR HET MARKPRODUCT Het groene licht is gegeven: onze stof werkt. De stof met codenaam NIA 1234 wordt goed verdragen en in een klinische fase II studie is bij een selecte groep patiënten de werkzaamheid aangetoond. NIA 1234 voldoet dus aan de hooggespannen verwachtingen. De actieve stof, voor de eerste klinische studies geformuleerd in een capsule,

*

Samen met je groepsleden verken je de opties. Het wijzigen van de formulering om het in 1 ml te krijgen is al moeilijk genoeg. Maar je moet ook opnieuw een houdbaarheidsstudie van 3 maanden doen voordat je maar toestemming kan aanvragen om je klinische proef KADER 1

19

Een lang traject…. Voordat een geneesmiddel klaar is om grootschalig geproduceerd en op de markt gebracht te worden is er een lange weg afgelegd. Terwille van het overzicht gaan we daar in grote stappen doorheen. 1.

2.

6.

7.

2. Drug design/ Discovery 3.

Preclinical Development

4.

Phase I

5.

Phase II

6.

Phase III

*

*

5.

Basic Research

Clinical Development

4.

1.

*

7. Chemical & Pharmaceutical Dev.

3.

Meestal begint het bij het ontdekken van een nieuw mechanisme waarmee een ziekte kan worden bestreden. Daarbij hoort dan een aangrijpingspunt (“target”) waarop invloed uitgeoefend kan worden. De volgende stap is dat er gezocht wordt naar chemische stoffen die op dat target de gewenste invloed hebben. Als die gevonden zijn, wordt er gezocht naar een diermodel van het ziektebeeld en als dat gevonden is kan het beste kandidaatgeneesmiddel geselecteerd worden en geoptimaliseerd. Daarna volgen ondermeer studies naar kinetiek en veiligheidsfarmacologie (vaak in cell-based modellen) en veiligheidsonderzoek in dieren (“toxicologie”). Dit heet de preklinische fase. Als dat allemaal goed is gegaan volgen de studies in gezonde vrijwilligers om te zien hoe goed te stof wordt verdragen, hoe de kinetiek is, en of die wordt beïnvloed door de aanwezigheid van voeding. Dit zijn de klinische fase I studies. Daarna wordt met een kleine groep patiënten het bewijs gezocht dat de stof die het in het farmacologiemodel zo goed deed ook bij de mens effectief is (fase II studies). En tenslotte wordt in grote fase III studies de effectiviteit bevestigd en het bijwerkingenprofiel onderzocht. Daarbij horen ook studies met specifiek groepen zoals kinderen, bejaarden, en, als daar vanuit de farmacologie of kinetiek aanleiding voor is, rokers, gebruikers van bepaalde andere geneesmiddelen etcetera. Parallel aan de stappen 3 tot 6 vindt ontwerp en ontwikkeling plaats van de productieprocessen voor de actieve stof en de formuleringen.

Tenslotte volgt registratie en aanvragen van toestemming om het product op de markt te mogen brengen. Bij veel bedrijven wordt dit als laatste onderdeel van development gezien.

Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Van innoveren naar registreren wordt goed opgenomen in het lichaam, heeft dus voldoende biologische beschikbaarheid en zal nu het volgende traject in gaan. De huidige formulering is niet voldoende geschikt voor een marktproduct. De kick-off meeting is daar; al snel wordt duidelijk dat jouw team mag werken aan een formulering voor een speciale doelgroep, namelijk kinderen. De beschikbare informatie wordt uitgebreid in je projectteam besproken. Direct wordt je duidelijk waar de problemen liggen: de dosering is behoorlijk hoog, de oplosbaarheid relatief laag en de stof is gevoelig voor zuur. Daarbij wordt de stof nogal snel door het lichaam afgebroken en omdat we liefst één keer per dag doseren willen, is een formulering met een verlengd afgifteprofiel gewenst. Jouw projectteamleden worden al wat nerveus over de consequenties. Je kan ze geruststellen. Een hoge dosering betekent echt niet altijd dat je de allergrootste capsules of tabletten nodig hebt. Kinderen en het doorslikken van grote capsules of tabletten is inderdaad niet zo’n beste combinatie. Daarbij is het aanbrengen van een maagsapresistente laag op een toedieningsvorm ook relatief eenvoudig. Het beste nieuws is echter die lage oplosbaarheid, dat kan wel eens de sleutel zijn tot je verlengde afgifteprofiel! Wanneer NIA 1234 eenmaal is opgelost wordt deze immers prima opgenomen. Een lage oplosbaarheid in water betekent dat je de hoeveelheid die voor opname beschikbaar is, zou kunnen manipuleren met de stof zelf. Door met de deeltjesgrootte van de stof te spelen, kan je de oplossnelheid direct beïnvloeden.

20

Eerst maar eens bekijken wat er gedaan is voor de ontwikkeling van het eerste testproduct. Je beoordeelt de fysisch chemische eigenschappen van de stof. Je vindt ook dat NIA-1234 een kristallijne stof is die zich gemakkelijk laat malen, ook tot zeer kleine deeltjes. Daarbij blijft de stof stabiel, zowel fysisch als chemisch! Dit is zeker goed nieuws, omdat je verwacht dat juist die deeltjesgrootte de sleutel tot je ontwerp gaat worden.

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

Vervolgens bekijk je de resultaten van een studie naar mogelijke interacties van NIA 1234 en veelgebruikte hulpstoffen. Er zijn gelukkig weinig interacties gezien. De stof lijkt ietwat instabiel in aanwezigheid van talk en magnesiumstearaat, maar daar zijn goede alternatieven voor. Met deze informatie stel je, als eerste stap van de ontwikkeling van je marktproduct, het volgende onderzoeksprogramma op: NIA-1234 wordt gemalen in verschillende fracties met verschillende gemiddelde deeltjesgrootte en deeltjesgrootteverdelingen. De fracties worden ieder verwerkt in tabletten met dezelfde hulpstoffen en allemaal gecoat met dezelfde maagsapresistente laag en vervolgens afgewerkt met een coating met een kleurtje. Om te voorkomen dat de tabletten eruit zien als smarties -en dus een te grote verleiding vormen voor kinderen- heb je alvast gekozen voor pasteltinten. Je organiseert ook meteen een stresstest (een kortdurende houdbaarheidsstudie bij hoge temperatuur en relatieve vochtigheid), in de te verwachten verpakking. Omdat je rekening moet houden met het toekomstig gebruik kies je daarvoor in overleg met je projectteam een... ...kinderveilige verpakking! Niet lang daarna komen de eerste resultaten binnen van de oplossnelheid van verse en “gestresste” tabletten. Je trakteert, want ze zijn precies zoals je hoopte: door gebruik te maken van fracties NIA 1234 met verschillende deeltjesgrootte kan je al een verlengd afgifteprofiel genereren. De eerste stap op weg naar het marktproduct is gezet! In de NIA-uitgave “Voor mensen, de wetenschap en gewoon omdat het leuk is; de vele gezichten van de industriële farmacie.” kunt u meer informatie vinden over welke rol apothekers spelen in de farmaceutische industrie. U kunt deze uitgave aanvragen door te e-mailen naar: promocie.nia@gmail.com


Geneesmiddel belicht Cervarix® Drs. M.A.J. Out Medisch Adviseur bij GlaxoSmithKline

In 2008 ontving Harald zur Hausen een gedeelde Nobelprijs voor de geneeskunde voor zijn bijdrage aan het onderzoek naar het humaan papillomavirus (HPV) als oorzaak van baarmoederhalskanker. Hij was de eerste die postuleerde dat dit ‘onschuldige’ virus weleens de oorzaak zou kunnen zijn van baarmoederhalskanker. Pas toen de techniek zover was dat het DNA van het virus aangetoond kon worden, kwam het onderzoek in een stroomversnelling. Uit grootschalig onderzoek bleek het virus in meer dan 99,7% van de gevallen in weefsel van baarmoederhalskanker aantoonbaar te zijn. Van de 15 hoogrisico-types geven HPV 16 en 18 het hoogste risico op het ontstaan van kanker. Samen zijn zij verantwoordelijk voor ruim 70% van de gevallen van baarmoederhalskanker. Deze rol is het startschot geweest voor de ontwikkeling van vaccins gericht tegen HPV 16 en 18.

zijn stoffen die aan een vaccin worden toegevoegd om de afweerrespons te verbeteren. Waar tot dan toe aluminiumzouten standaard waren, bleek het nu mogelijk om met toevoeging van een lipide (MPL), specifieke receptoren (TLR4) op de antigeenpresenterende cel te activeren. Bij gebruik van dit adjuvans werd na vaccinatie een langdurig hogere antistoftiter gezien, dan zonder deze toevoeging. Antistoffen gericht tegen de mantel van het virus kunnen alleen voorkomen dat het virus een nieuwe gastheercel kan infecteren en zijn derhalve per definitie profylactisch. Vandaar dat primair gericht wordt op meisjes voor hun sexarche. Maar hoe zit het met de immuniteit na een doorgemaakte infectie? Uit onderzoek blijkt dat slechts ongeveer 50% van de vrouwen na infectie aantoonbaar antistoffen heeft aangemaakt tegen het virus. Ook blijkt dat de kans op een herinfectie niet verschilt tussen vrouwen die wel en vrouwen die geen antistoffen na een infectie hebben aangemaakt. Dit leidt tot de conclusie dat het doormaken van een infectie onvoldoende immuniteit biedt om te beschermen tegen een nieuwe infectie met hetzelfde HPV-type en deze vrouwen steeds opnieuw besmet kunnen worden. Vaccinatie beschermt wel tegen infecties en de afwijkingen die hieruit voorkomen, doordat de antistoftiters na vaccinatie veel hoger zijn dan na natuurlijke infectie. Uit recent Nederlands onderzoek is gebleken dat het dragerschap voor HPV 16 en 18 bij vrouwen tussen de 18 en 30 jaar, respectievelijk 2,8% en 1,4% bedraagt. Dit tezamen met onvoldoende immuniteit na infectie, maakt dat vaccinatie ook interessant zou kunnen zijn voor veel meisjes en vrouwen na de sexarche. Nieuwe onderzoeken zullen hier meer inzicht in gaan geven.

Vaccins werden gemaakt met recombinant technologie waarbij het grootste manteleiwit (L1) werd gemaakt in een gastheercel. Wanneer dit eiwit na productie sterk werd opgezuiverd, bleken de eiwitten zich te associëren tot een bolvorm die qua vorm en grootte niet te onderscheiden was van het virus zelf. Deze deeltjes werden Virus Like Particles, ofwel VLPs genoemd. Uit dierexperimenteel onderzoek bleken vaccins met VLPs in staat om een afweerrespons op te wekken. Voor GlaxoSmithKline viel de ontwikkeling van dit vaccin samen met nieuwe mogelijkheden op het gebied van de vaccintechnologie, namelijk de adjuvantia. Adjuvantia Foliolum Jaargang XXIII Ed II

21


RC on the Road Op bezoek bij Xendo Frank Meijerink

22

Voor de tweede maal dit collegejaar zijn wij op pad geweest naar een interessant stukje farmacie in Nederland. Na een bezoek aan de farmaceutische historie in Doorwerth hebben we dit keer een plek bezocht waar men zich juist met de toekomst van de farmacie bezighoudt. Helaas werd ons bezoek ditmaal niet voorafgegaan aan een ontspannen trip over de Veluwe, maar hebben we ons zelf richting onze rondleiding gechauffeerd. Dat was gelukkig ook goed mogelijk gezien wij een bezoek brachten aan praktisch onze buurman: onderzoekscentrum Xendo. Xendo is ooit begonnen als biomedisch lab waar later de huidige kliniek bij is gekomen. Bij Xendo vindt fase 1 klinisch onderzoek plaats. Er komen bij Xendo dus gezonde vrijwilligers binnen die zich, voorafgegaan door lichamelijk onderzoek, een bepaalde tijd fulltime beschikbaar stellen voor onderzoek. Wie regelmatig een krantje leest, zal ook regelmatig stuiten op een advertentie van Xendo of één van haar concurrenten waarin zij een oproep doet naar vrijwilligers. Wij vonden het tijd om eens te gaan bekijken wat er nou precies gebeurt in zo’n onderzoekscentrum. We begonnen onze rondleiding met een kop thee in een recreatieruimte van de kliniek, die ons na enige uitleg uitgebreid werd gepresenteerd. Opvallend in deze ruimte was met name de keuken met sloten op ieder kastje waar voedsel te vinden was, inclusief de koelkast. Reden hiervoor is ervoor te zorgen dat de patiënten een

de deze ruimte wordt de patiënt medicatie toegediend, bloed afgenomen, gemonitord en slapen zij. Aan twee verschillende wanden waren in deze ruimte twee grote digitale klokken bevestigd. Ook deze waren in het hele gebouw te vinden. Deze vele klokken dienen ervoor, altijd overal snel en efficiënt de tijd aan te kunnen geven. Zo kan goed worden bijgehouden en opgeschreven wanneer een patiënt voedsel binnenkrijgt, medicatie wordt toegediend, bloed wordt afgenomen etcetera. Wat het proefpersoon zijn nog enigszins moeilijk maakt, is het feit dat je je normale gewoonten moet aanpassen. Zo is naar het toilet gaan niet meer even je broek los doen en de boel laten lopen. Eerst geef je bij een verpleegster aan dat je naar het toilet moet, vervolgens krijg je een opvangreservoir mee en wordt de deur van het toilet geopend, niet eerder. Vaak wordt alle urine van proefpersonen wordt geanalyseerd. De kliniek van Xendo bestaat uit twee delen. Een deel ingericht naar een Amerikaans model, waarin alle bedden overzichtelijk in de ruimte staan opgesteld, zodat iedere patiënt goed kan worden geobserveerd. Het andere deel is ingericht naar een vrijwilligersvriendelijk model, waarin de bedden elk in een aparte hoek staan opgesteld en de vrijwilliger meer privacy heeft.

constante afgepaste voedselinname behouden en niet gaan ‘snaaien’, wat invloed kan hebben op de kinetiek en dynamiek van lichaam en geneesmiddel. Wat verder opviel in deze ruimte was de antenne aan het plafond, die er voor diende patiëntgegevens zoals ECG continu te kunnen controleren. Deze antennes waren in alle patiëntruimtes te vinden. Zo ook in de beddenruimte. In Foliolum Jaargang XXIII Ed II

Het belangrijkste tijdens een onderzoek is dat de omgevingsinvloeden zo veel mogelijk beperkt worden. Dit houdt zoals reeds genoemd in dat er een constante afgepaste voedsel- en vochtinname is, maar ook dat patiënten niet buiten de muren van de kliniek mogen komen tijdens het onderzoek. Er is wel een binnenplaats waar de vrijwilligers buiten kunnen zitten, maar regel is dat men niet in de zon komt gezien ook UV-straling


Van innoveren naar registreren invloed kan hebben op de werking van het medicijn. Om deze reden heeft men boven de zithoek in de binnenplaats een groot zonnescherm opgehangen. Veiligheid is binnen de kliniek de belangrijkste norm. Dit is te zien aan de noodknoppen die overal naast de bedden te vinden zijn. Eén druk op de knop en een verpleegster is onderweg. Verpleegkundigen zijn zowel overdag als ’s nachts aanwezig. Overdag is er een arts aanwezig, de rest van de tijd is deze oproepbaar. Daarnaast is er de genoemde ECG bewaking en is de IC van het UMCG bij noodgevallen binnen drie minuten aanwezig. Wanneer er sprake is van een zogenaamd ‘first-into-man onderzoek’, oftewel de eerste menselijke inname van het geneesmiddel, wordt deze eerst door twee mensen getest, één middel en één placebo. Vervolgens komen er de volgende dag vier mensen bij. Deze manier wordt gehanteerd om de risico’s op ernstige bijwerkingen simpelweg te minimaliseren. De meeste protocollen voor onderzoek worden bij Xendo aangeleverd door de industrie, veelal bedrijven uit de VS en Londen. Xendo kan een deel van een onderzoek doen, bijvoorbeeld alleen patiëntopname. Echter kunnen ze ook alle aspecten van het onderzoek op zich nemen, waaronder de opzet en de analyse van lichaamsvloeistoffen en -waarden. Het meest toegepaste patiëntonderzoek is dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek. De apotheker, waarvan er overigens maar enkelen rondlopen bij Xendo, bereidt alle medicatie voor en weet als enige wie de placebo toegediend krijgt. Dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek mag alleen uitgevoerd worden op gezonde vrijwilligers. Het is gebleken dat het ‘dubbelblind’ houden van zo’n onderzoek niet altijd even makkelijk is. Zo was er kortgeleden een groep vrijwilligers

die gezamenlijk hun pil innamen, waarop een man luid riep: ‘Dat is zuur zeg!’. Natuurlijk konden, op één iemand na, de andere vrijwilligers dit bevestigen, aldus onze rondleider. Kenmerkend voor vrijwilligers is het feit dat ze vaker terugkomen voor onderzoek. Er is hier wel een maximum aan gesteld. Zo moet er drie maanden tussen de laatste en eerste toediening zitten. Heeft Xendo veel last van de concurrent aan de overkant, PRA? Wij vroegen het ons af en het antwoord was nee. Xendo ondervindt weinig last aan PRA. Natuurlijk is een stukje concurrentie altijd aanwezig, maar dit houdt het bedrijf juist scherp. Wij hebben een zeer interessante middag beleefd bij Xendo en willen bij deze Berry en Bernard bedanken voor de rondleiding en de vele informatie die we hebben gekregen.

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

23


Actueel Acties in apotheken, maar waarom? Afdeling Communicatie KNMP

Apotheken hebben te maken met de overgang van een door de overheid gereguleerd systeem naar een vrije markt. In het gereguleerde systeem bepaalt de overheid (via de Nederlandse Zorg Autoriteit, de NZa) de tarieven, contracteert de verzekeraar apotheken en wordt de door de overheid bepaalde prijs door de verzekeraar aan de apotheek betaald. In een vrije markt stelt de overheid geen tarief vast, maar komt dat tot stand in de onderhandeling tussen verzekeraar en apotheek. En in de overgang gaat het mis. Want voordat de overheid de tarieven niet meer vaststelt, gaan verzekeraars al de boer op om geneesmiddelen tegen een - soms extreem - lage prijs in te kopen. Omdat de korting die een apotheek kan bedingen alleen iets voorstelt wanneer de apotheek over de eigen inkoop gaat, dalen de inkoopvoordelen wanneer de verzekeraar op die inkoopstoel gaat zitten. Dat was niet erg, wanneer het tarief dan naar boven zou worden bijgesteld. Alleen dat laat de overheid, daarin door de NZa gesteund, na.

24

Apotheken komen dus in de knel tussen een door de overheid opgelegd prijsplafond en verzekeraarsbeleid. De jachthond verzekeraar was van de ketting voordat de apotheker diezelfde vrijheid kreeg. En aangebonden wild wordt makkelijk verschalkt. Over de transitie naar het nieuwe systeem is een afspraak gemaakt, die afspraak wordt dus niet nagekomen en het bedrijf glijdt langzaam maar zeker naar de afgrond. Dan wil je wel in actie komen. Want er is een grens aan de mogelijkheid personeel te ontslaan. Zorg verlenen kost tijd en kwaliteit doe je er ‘niet even bij’.

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

OP HET BINNENHOF… De demonstratie van 8 oktober was erop gericht om de aandacht van de politiek te vestigen op de grote problemen in de openbare farmacie. ‘Door Klinks beleid apotheek verleden tijd’, stond op het spandoek van Apotheek Allart in Alphen aan den Rijn. ‘Door al die administratieve rompslomp hebben we geen tijd meer om te doen wat we willen en moeten doen’, zei apotheker Dorien Hazelzet. Spotprenten ontworpen door apotheker Rene Veldmeijer (ook te downloaden via www.apotheekouderkerk.nl) trokken veel aandacht. Apotheker Peter Sollie verwoordde de frustratie van collega’s, toen hij voor het Tweede Kamergebouw de microfoon greep:‘Ik ben woedend omdat ik niet in de apotheek kan staan. Woedend omdat de politiek haar verantwoordelijkheid niet neemt en woedend omdat de zorgverzekeraars alleen maar aan geld denken!’


Van innoveren naar registreren

De actie had succes, in die zin dat de Kamerleden tijdens het overleg met Minister Klink uitgebreid stilstonden bij de problemen van apotheken. Ook vroegen en kregen de Kamerleden van de Minister de toezegging dat hij met apothekers en verzekeraars in gesprek zou gaan. ONDERTUSSEN IN HET LAND… Ook in de apotheek werd op 8 oktober actie gevoerd. Apotheekteams droegen actie T-shirts met de opdruk ‘Ik geef om zorg’ en gingen met patiënten in gesprek. Patiënten konden de actie van hun apotheker steunen door hun handtekening te plaatsen op een speciaal ontworpen medicijnzakje. De actie duurde ruim een week en resulteerde in een half miljoen steunbetuigingen die op 28 oktober aan minister Klink werden aangeboden. EN NU… Het meest recente wapenfeit van de NZa is het opleggen aan een apotheker van een contracteerverplichting. Dat betekent dat de apotheek het door de verzekeraar aangeboden contract niet mag weigeren. De marktmeester zegt daarmee ‘tekenen bij het kruisje graag’. Verdere

acties kunnen dan ook niet uitblijven. Want het is nog nooit vertoond, dat een overeenkomst moet worden getekend terwijl de te contracteren partij aangeeft de overeenkomst niet acceptabel te vinden. En de aangegeven argumenten snijden hout. Wanneer een apotheek nu een overeenkomst tekent waarin de omvang van de te leveren zorg wordt omschreven als ‘hetgeen in de polisvoorwaarden staat’, dan weet je niet wat dat inhoudt. De polisvoorwaarden zijn niet bekend en bieden in ieder geval verzekeraars de ruimte de aanspraak van verzekerden te beperken. Dat kan op elk moment ingaan met funeste gevolgen voor hetgeen de apotheek mag leveren. Dat beleid van het beperken van de afspraak heeft negatieve invloed op de bedrijfsvoering van een apotheek (je moet per verzekeraar het gewenste pakket op voorraad hebben), negatieve invloed op je bedrijfsresultaat (de verzekeraar koopt in en krijgt de inkoopvoordelen) en tot slot op de relatie met de patiënt. Die moet je uitleggen wat het ‘snoepje van dit kwartaal’ is. De acties zijn dus nog zeker niet voorbij.

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

25



Promovendus FWN Promotie: A.F.Y. Al Hadithy, 13 november 2009, 16.15 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen Proefschrift: Pharmacogenetics of antipsychotic-induced parkinsonism and tardive dyskinesia: a focus on AfricanCaribbeans and Slavonic Caucasians Promotor(s): prof.dr. J.R.B.J. Brouwers, prof.dr. A.J.M. Loonen Faculteit: Wiskunde en Natuurwetenschappen

Bijwerkingen antipsychotica afhankelijk van genetische aanleg Het onderzoek van Asmar Al Hadithy draagt bij aan het beter begrijpen van de rol van variatie in het menselijke DNA in relatie tot bewegingsstoornissen ten gevolge van behandeling met antipsychotica. De bevindingen van zijn onderzoek zouden in de toekomt dan ook gebruikt kunnen worden om de behandeling met antipsychotica te optimaliseren en dragen mogelijk bij aan het verder ontwikkelen van ‘farmacotherapie op maat’. In dit toekomstscenario kiest een arts een geneesmiddel voor een individuele patiënt op basis van zijn vooraf vastgestelde genetisch profiel. Eénderde van de psychiatrische patiënten die de oudere typen van antipsychotica gebruiken, kunnen ernstige bewegingsstoornissen ontwikkelen. Deze bewegingsstoornissen variëren van spontane, abrupte spierbewegingen in de mond en het gelaat tot spierstijfheid en -trillingen in de ledematen. Ons erfelijk materiaal (DNA) lijkt daarbij een belangrijke rol te spelen. Dit blijkt uit onderzoek van Al Hadithy bij twee etnische groeperingen: Antilliaanse negroïden uit Curaçao en blanke Russen uit Tomsk (Slavische Kaukasiërs). Al Hadithy toont aan dat bij deze twee etnisch verschillende groepen psychiatrische patiënten genetische variaties (polymorfismen) in bepaalde genen kunnen leiden tot een verhoogde gevoeligheid voor het ontstaan van bewegingsstoornissen. Dit is nooit eerder beschreven bij deze twee etniciteiten. Al Hadithy toont ook aan dat het ras of de etnische achtergrond een bepalende factor kan zijn in de manier waarop een genetisch polymorfisme aan het ontstaan van de bewegingsstoornissen bijdraagt. Hoewel onze genetische legpuzzel een aantal jaren geleden volledig in kaart gebracht is, is de precieze rol van vele mutaties die in het DNA voorkomen nog steeds onduidelijk. Al Hadithy toont alvast wel aan dat er duidelijke etnische verschillen bestaan in hoe de effecten van genetische variaties tot uitdrukking komen. Zo kan een bepaalde genvariant wel relevant zijn bij een bepaalde etnische groep maar niet bij een andere. En ook dat er duidelijke genetische verschillen bestaan tussen de verschillende sub-symptomen van de bewegingsstoornissen. Zo kan een bepaalde genvariant wel relevant zijn voor bewegingsstoornissen in het mond- en gelaatgebied maar niet voor bewegingsstoornissen in de spieren van de romp en ledematen. Een belangrijk deel van eerder uitgevoerde onderzoeken blijkt hiermee geen rekening te houden. Dat zijn essentiële tekortkomingen. Het onderzoek van Al Hadithy pleit daarom voor strikte scheiding bij de bestudering van de verschillende sub-symptomen. Asmar Al Hadithy (Sovjet Unie, 1977) studeerde farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij zijn promotieonderzoek uitvoerde bij de afdeling Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg (FTFPZ), maar ook bij de afdeling psychiatrie van het UMCG en de onderzoeksscholen SHARE en GUIDE van de RUG. Inmiddels is hij in opleiding tot ziekenhuisapotheker bij Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam.

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

27


Afgestudeerden November

De afgelopen maand zijn de volgende leden van Pharmaciae Sacrum afgestudeerd: Mw. M.W.C. Albrink Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg

Dhr. A.C.M. Broer Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie

Mw. E.M.C.J. Frencken Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg

Mw. M.J.G. Lucas Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg

Mw. A.I.R. Spanjer Moleculaire Farmacologie

Gefeliciteerd met het behalen van jullie bul!

28

Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Mede mogelijk gemaakt door... Solita van Duin Studieadviseur

Als je bij mij een kijkje in de keuken wilt nemen, moet je 14,8 kilometer vanaf ADL1 rijden tot halverwege de weg van Groningen naar Delfzijl. Daar bewoon ik samen met mijn man en twee kinderen een kleine woonboerderij met een heerlijke tuin. In dat huiselijke leven besteden we ’s avonds veel tijd aan muziek, lezen, en films kijken met de nodige huisdieren op schoot of aan de voeten. Overdag ben ik actief in de tuin, op de tennisbaan, langs de voetbalvelden (tegen wil en dank), rijdend op mijn bonte ros, en rennend in het bos met onze drie witte herders. Vakanties brengen we graag door aan het strand. Een dagje op mijn werk als studieadviseur is voor mij fysiek dan ook zeer ontspannend. Doch mentaal weleens slopend. Maar dan kom ik weer terug in dat huiselijke leven, waar de geest rust krijgt en het lijf in beweging komt.

In mijn studententijd combineerde ik mijn wetenschappelijke interesse met veel tennis, volleybal en zang. In 1992 studeerde ik af als medisch-bioloog, inclusief enkele farmacievakken, en een psychofarmacalogisch onderzoek over depressie (chemische stimulatie van serotonerge 1a- receptoren in de Paraventriculaire Nucleus van de Hypothalamus). Jaja, dit leidde tot een mooi artikel. Tuurlijk, ‘tis maar een heel kleine schakel in de hele zoektocht naar het mechanisme van de ziekte, maar toch een onmisbare. Hoe leuk en afwisselend mijn onderzoek ook was; ik wilde geen promotieonderzoek doen. Ik was dol op onderwijs en mocht graag werken met studenten. Zodoende heb ik nog jarenlang de practica anatomie rat, bloedglucose, gladde spieren gedraaid met zowel biologen als farmaceuten. Wat een verschillende studentenpopulaties! (de farmaceuten waren natuurlijk braver). Ook best confronterend, die dierproeven. Maar juist daarom.. beklijft het levenslang. Na een klein intermezzo van 2 jaar bij een Amerikaans bedrijf, een totaal andere cultuur, kwam ik terug bij de toenmalige vakgroep dierfysiologie om voor het Platform Alternatieven voor Dierproeven, dierproefvervangende onderwijsprogramma’s te maken. Ik begon daar net mee te draaien met de ‘grote jongens’, toen ik op een promotiefeest met Karen Voskamp in gesprek kwam. Zij werkte toen als studieadviseur bij Farmacie. Wow! De ingrediënten van deze baan waren een kolfje naar mijn hand. Ik hoefde niet lang na te denken toen daar een vacature vrij kwam, en wij in 2002 collega’s werden.

In 2002 kwam ik bij farmacie als “de nieuwe Yael Benjamins”. (Net zo als zij onlangs weer de "nieuwe Nynke Schuiling" is geworden). In februari 2010 werk ik hier alweer 8 jaar als studieadviseur. Lang? Saai? Welnee!! Never a dull moment! Tijd voor routine en afstomping is er niet. Net als ik de regelgeving feilloos onder de knie heb, verandert het OER, of anders wel het hele onderwijsprogramma. Ik begon indertijd nog met oudestijl doctoraalstudenten toen de nieuwe bama al voor de deur stond. Maar na 2006 werd deze nieuwe stijl alweer ‘oude-nieuwe stijl’ met de komst van de bachelor Levenswetenschappen… een nieuwe-nieuwe stijl zeg maar. En dat terwijl ik nu nog bezig ben de laatste doctoraalstudenten naar hun masterdiploma te escorteren! Van oorsprong geboren op Aruba (dat kun je wel zien) daarna getogen in Leek waar ik het VWO heb doorlopen. Met muziek (piano, zang, gitaar) in het eindexamenpakket heb ik nog met Ellen ten Damme op de planken gestaan.

Soms komen er studenten bij mij die de studie farmacie wel leuk vinden maar geen apotheker willen worden. Nou en? Je haalt een waanzinnig knap diploma, en er komen altijd wel dingen op je pad die je tevoren niet verzinnen kunt. Ik had er vroeger toch ook geen idee van dat ik studieadviseur ging worden? Het is een zeer bewogen baan. Niet alleen vanwege diverse neventaken, maar ook door wat de studenten allemaal meemaken. Als studieadviseur heb je een bepaalde gedragscode, en alles wat er met een student besproken wordt is vertrouwelijk. Alleen mijn collega Paul van Hutten wordt hierin gedeeld, en wat dat betreft hebben wij dan ook zeer ‘open lijnen’. Dat moet ook, want tenslotte moet het niet uitmaken bij wie je als student aanklopt. Ook al is Paul ongeveer 180o anders dan ik. Dat maakt juist dat we elkaar in het werk heel goed aanvullen. Dat is het mooie van teamwork. Het moeilijke van het studieadviseurschap is enerzijds je wens om mensen te helpen, maar anderzijds zijn wij ook Foliolum Jaargang XXIII Ed II

29


Facultair geketend aan de strenge regels van de opleiding. Best een uitdaging om dan tóch voor de student nog de best studeerbare optie eruit te vissen! Ik probeer altijd de student met een beter gevoel te laten vertrekken dan hij/zij kwam. Ontstressen en opluchting geven. Dat is echt het mooiste van mijn baan. Maar soms moet je streng zijn. Sommige studenten nemen het met de regels niet zo nauw, en rennen dan ook naar de studieadviseur. Om hulp. “Daar bent u toch voor?” Zo werkt het niet. Want na zo’n 6 jaar farmacieonderwijs is het ook de bedoeling dat er een verantwoordelijke houding wordt bijgebracht. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid, ook in omgangsregels. Tenslotte ga jij straks over de kwaliteit van levens!

over de studie doen vaak veel meer levenslessen hebben meegepikt dan zij, die het schoongeveegde paadje bewandelden. Ben je daar dan jaloers op? Als studieadviseur maak je ook heel veel verdriet mee. Gek genoeg went dat nooit. Pijn kan ik niet wegnemen. Maar je kunt wel enorm veel hulp bieden bij de acceptatie en het inkaderen van de situatie, om vervolgens het juiste pad te wijzen uit het doolhof van verdriet. Telkens weer verbaast mij de enorme veerkracht van deze jonge mensen. Een prachtige doelgroep waar ik bovendien dagelijks nog van bijleer.

De lange duur van de studie farmacie maakt het tevens mogelijk om studenten zo enorm te zien veranderen. Zoals die schuchtere eerstejaars die zich ontpopt tot zelfzekere apotheker. Die feestende student die eindelijk uit de goot kruipt en achter elkaar EC’s binnenfietst. Of de student die aanvankelijk met pipetten in de neus clownesk over de labzaal paradeerde, kan een jaar later best een verantwoordelijk practicumassistent zijn. Vaak komen studenten in paniek bij mij dat ze studievertraging oplopen, “En dan doe ik 3,5 jaar over mijn bachelor!”. Nou, da’s voor zo’n pittige opleiding toch helemaal zo gek nog niet? Maar met de portemonnee van de ouders hijgend in de nek, vergelijkt een student zich altijd met de beste, nominaal studerende. Het grappige is nu juist dat studenten die een jaartje langer

Evaluaties

30

Organisatie farmacie en patientenzorg januari 2009 De cursus wordt over het algemeen negatief gewaardeerd door de respondenten. De colleges sloten niet goed op elkaar aan en de relevantie van de colleges kwam ook niet altijd goed naar voren. Tevens werd de opzet van de cursus niet positief beoordeeld; een betere tijdsplanning voor het schrijven van de zorgplannen voor de colleges zou een goede verbetering zijn (brief 3). Organisatie farmacie en patientenzorg mei / juni 2009 Cursisten zijn met name ontevreden over de opzet van d cursus, de colleges als niet zinvol ervaren. Tevens werd de relevantie van het vak niet goed weergegeven. Een andere opzet met meer colleges aan het begin van de cursus en betere communicatie met de studenten zou de cursus wellicht verbeteren (brief 3). Biostatistiek 2008 – 2009 De colleges werden als niet zinvol gevonden, maar de samenhang van de colleges werd goed gevonden. Er was met name kritiek op de taalvaardigheid en begrijpelijkheid van één van beide docenten. Het tentamen was een goede afspiegeling van de stof, maar werd als zwaar ervaren en voor de voorbereiding op het tentamen werden meer oefenopgaven op prijs gesteld (brief 3). Farmaceutische Anorganische Chemie september 2009 Men is nu zeer te spreken over deze cursus. Studenten vinden nog steeds dat het vak moet verhuizen naar de Bachelor (brief 1).

Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Bacheloronderzoek belicht Scheiding van octanol en water in een gesegmenteerde stroom door gebruik te maken van een tweede waterstroom voor bepaling van verdelingscoëfficiënten Gert Salentijn

Microfluidics zijn in opkomst. Steeds meer toepassingen worden ontdekt en de mogelijkheden lijken nog lang niet uitgeput. Microfluidics behelst de techniek om op microschaal te werken met vloeistofstromen en deze voor jou te laten werken. Dé voordelen zijn hierbij: sterk gereduceerde tijd per analyse of experiment; verminderd materiaal en monster ge- en verbruik en zodoende minder kosten. Onder de genoemde toepassingen bevindt zich ook de bepaling van de verdelingscoëfficiënt, een maat voor de verdeling van een component over een waterfase en een organische fase (meestal octanol). Hiervoor zijn verschillende systemen ontwikkeld met microfluidics en bij een wezenlijk deel hiervan wordt de volgende basisopzet gehanteerd om verdeling te bewerkstelligen: twee kanalen staan haaks op elkaar, de eerste levert de aanvoer van octanol, de tweede van water. In één van de twee vloeistoffen is de component waarin we geïnteresseerd zijn opgelost. Het water wordt vanuit het aanvoerkanaal in het octanolkanaal gedrukt, maar tegelijkertijd wordt het nog vastgehouden door water uit het waterkanaal, dankzij oppervlaktespanning. Op een bepaald moment wordt de druk van de octanolstroom zo groot dat het water loslaat en als druppel hierin wordt meegevoerd. Een dergelijke octanolstroom met waterdruppels wordt een gesegmenteerde stroom genoemd. De component kan diffunderen vanuit de druppels naar de octanol of vanuit de octanol naar de druppels, afhankelijk van in welke vloeistof de component was opgelost.

De opdracht voor mijn bachelorproject was om een scheidingsmethode te ontwikkelen om deze druppels vervolgens weer uit de octanolstroom te krijgen, opdat de concentratie van de component in beide vloeistoffen bepaald kan worden. Er waren al wel oplossingen aangedragen in de literatuur, zoals membraanintegratie, of coating van de kanaalwanden, maar allemaal vereisten ze extra fabricatiestappen. Ik heb een methode opgezet waarvoor dit laatste niet geldt. Na een lang stuk kanaal waarin verdeling evenwicht kan bereiken, splitst het kanaal op in twee richtingen: één afvoer voor water en één voor octanol. Door tevens een extra waterstroom toe te voegen aan de kant van de waterafvoer vlak voor deze splitsing en door negatieve druk uit te oefenen op de afvoerkanalen bleek het mogelijk om de waterdruppels en de octanol gescheiden af te voeren. De tweede waterstroom vangt als het ware de druppels uit de gesegmenteerde stroom. Dit is te zien in Figuur 1. Hieraan moet wel de nuance worden toegevoegd dat het niet eenvoudig is om de scheiding te realiseren en dat deze erg gevoelig is, dus het systeem werkt nog niet optimaal.

xx 31

Figuur 1: microscopisch beeld van de scheiding. Fuchsine is opgelost in octanol en heeft zich op dit punt verdeeld over de twee vloeistoffen. Fuchsine kleurt paars in octanol en rood in water. In het afvoerkanaal voor water is slechts roodgekleurde vloeistof te zien en in het afvoerkanaal voor octanol slechts paarse. Dit betekent dat de twee vloeistoffen compleet van elkaar gescheiden zijn. Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Onderzoek belicht De implementatie van een farmacotherapeutisch behandelplan Lisette Knuif

Al vroeg wist ik dat ik mijn onderzoek graag wilde doen bij de vakgroep farmacotherapie en farmaceutische patiëntenzorg. Gedurende mijn studie farmacie ben ik altijd zeer patiëntgericht geweest, wat wellicht ook iets te maken heeft met mijn uitloting voor Geneeskunde. Farmacie was voor mij tweede keus, maar is inmiddels het vakgebied waar mijn interesse ligt. Vandaar dat ik al vroeg, voor de kerstvakantie van vorig jaar, een afspraak met professor de Gier gepland had. De professor heeft mij toen uitgelegd wat er voor mij allemaal mogelijk was binnen deze vakgroep. Hij vertelde mij toen onder andere over het farmacotherapeutisch behandelplan, een studie geleid door Marlies Geurts en Timothy Broesamle. Dit onderzoek is onder andere opgestart naar aanleiding van de resultaten van het HARM-onderzoek, waaruit bleek dat er elk jaar 41.000 medicatiegerelateerde ziekenhuisopnames zijn, waarvan maar liefs 19.000 potentieel vermijdbaar.

32

Het farmacotherapeutisch behandelplan is een samenwerking tussen huisarts en apotheker, waarbij de therapie van de oudere (60+), polyfarmaciepatiënt toegespitst wordt op het individu. Hierbij is het perspectief van de patiënt erg belangrijk, omdat hij/zij soms meer informatie kan hebben dan alleen arts of apotheker. Denk

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

hierbij aan problemen die ontstaan tijdens de therapie, moeilijkheden bij het gebruik, bijwerkingen enzovoort. Om het farmacotherapeutisch behandelplan op te stellen wordt er data uit het Apotheek Informatie Systeem (AIS) en uit het Huisarts Informatie Systeem (HIS) gebruikt. Gegevens over de voorgeschreven medicatie komt uit het AIS en informatie over diagnoses en labwaarden komt uit het HIS. Deze informatie samen maakt het plaatje van de medische en farmaceutische situatie van de patiënt compleet alvorens de zorgverlener het gesprek met de patiënt aangaat. Tijdens het gesprek met de patiënt kunnen er vervolgens aanvullende problemen aan het licht komen die alleen met de expertise van de zorgverleners niet aan bod zouden komen. Vervolgens gaan huisarts en apotheker op basis van het gesprek met de patiënt en op basis van de gegevens uit het AIS en HIS de therapie van de patiënt bespreken. De zorgverleners zullen op basis van deze gegevens problemen met de therapie ontdekken, welke geïdentificeerd worden als geneesmiddel gerelateerde problemen (Drug Related Problems, DRPs). Dit kan van alles zijn, bijvoorbeeld een bloeddruk die nog steeds te hoog is, maar ook het nodig zijn van een inhalatie-instructie voor een astmapatiënt is een DRP. De huisarts en apotheker zullen samen moeten beoordelen welke DRPs het meest urgent zijn en welke dus als eerste opgelost dienen te worden. Het zou immers zo kunnen zijn dat de zorgverlener meer dan 5 DRPs ontdekt. Deze


Facultair

kunnen nooit allemaal tegelijk opgelost worden, omdat dit gewoonweg te gecompliceerd is voor de patiënt. Het ontdekken en het oplossen van deze DRPs is de essentie van het farmacotherapeutisch behandelplan, met als doel de therapie van de patiënt te optimaliseren. Deze studie heeft als doel om te onderzoeken wat de invloed van de implementatie van het farmacotherapeutisch behandelplan op patiëntuitkomsten zoals DRPs is. Het onderzoek zal hopelijk ook de meerwaarde van de apotheker in de zorg rond patiënten weergeven, wat in deze tijd met het preferentiebeleid, de clawback en de lage receptregelvergoeding zo hard nodig is. Uit de pilotstudie, die hiervoor is uitgevoerd is gebleken dat het verzamelen van de patiëntgegevens uit het AIS en HIS erg tijdrovend is. Men moet dit met de hand uit deze systemen overbrengen naar het farmacotherapeutisch behandelplan en dit kost erg veel tijd. Om deze reden is er een WEB-based applicatie ontwikkeld die er voor zorgt dat alle informatie automatisch in het farmacotherapeutisch behandelplan ge-upload wordt via een koppeling met OZIS (Open Zorg Informatie Systeem). Dit bespaart aanzienlijk meer tijd en maakt het uitvoeren van het behandelplan een stuk makkelijker. Aan het onderzoek doen inmiddels vijf apotheken mee en je kunt je voorstellen dat een dergelijk groot opgezet onderzoek niet in 28 weken te realiseren is. Daarom zal ik verantwoordelijk zijn voor de nulmeting binnen deze studie. Dat wil zeggen dat ik de interventiegroepen en controlegroepen van elk van de deelnemende apotheken zal karakteriseren en vergelijken. De interventiegroep is overigens de groep patiënten waarbij het farmacotherapeutisch behandelplan wordt uitgevoerd, de controlegroep patiënten zullen de gebruikelijke zorg ontvangen. De patiëntkarakteristieken die ik zal onderzoeken zullen zijn: leeftijd, geslacht, therapietrouw, aantal medicijnen, aantal comorbiditeiten, aantal contra-indicaties, aantal

DRPs en kwaliteit van leven van patiënten door middel van een patiëntvragenlijst. Mijn doel is om de overeenkomst tussen interventie en controlegroep op het tijdstip 0 te bepalen. Hierbij verwacht ik dat er geen verschil is, zodat de onderzoekers aan het eind van de studie kunnen concluderen dat de resultaten toe te schrijven zijn aan de interventie en niet aan externe factoren. Ik onderzoek in principe of de controlegroep wel daadwerkelijk controlegroep genoemd mag worden. Voor de data betreffende de patiëntkarakteristieken zal ik een anonieme database gebruiken, zodat het voor mij onduidelijk is welke gegevens bij welke patiënt horen. Om de twee groepen per apotheek met elkaar te vergelijken gebruik ik statistische toetsen, gebaseerd op de verdeling van de verschillende variabelen. Ik zal daarnaast ook gaan kijken wat de verdeling van de DRP in de interventiegroep is en of er ook nog verschil bestaat in deze verdeling tussen apotheken onderling. Ook zal ik ook de beweegredenen van apothekers om deel te nemen aan deze studie onderzoeken door middel van een semigestructureerd interview. Tot slot probeer ik Marlies waar nodig te helpen binnen het gehele onderzoek, bijvoorbeeld bij de inclusie van patiënten. Door mijn masterproject binnen deze studie kom ik regelmatig in contact met apothekers en huisartsen door het land. Het is erg interessant om te zien hoe elke apotheek georganiseerd is en vooral hoe het contact met de huisartsen verloopt. Ik ben inmiddels 10 weken op weg en heb nog 18 weken te gaan. Wanneer ik klaar ben, is het onderzoek nog in volle gang en Marlies is altijd geïnteresseerd in hulp van masterstudenten. Mocht jij als farmaciestudent dus geïnteresseerd zijn in dit onderzoek, maak dan een afspraak bij deze vakgroep en bespreek wat de mogelijkheden zijn voor jouw masterproject binnen deze studie. Foliolum Jaargang XXIII Ed II

33


Student in het buitenland Nynke Jager

Hello! Ik kijk uit het raam; het is donker, koud en het regent. Inderdaad; ik ben in Nederland. Met weemoed denk ik terug aan Australië; een fijn zonnetje, veel strand, mooie natuur. Het is niet moeilijk om herinneringen op te halen aan ‘de goede oude tijd’ en na het bekijken van wat foto’s en het doorlezen van wat oude waarbenjij.nu’tjes ben ik weer helemaal in Australische sferen. In november 2008 stapte ik in het vliegtuig en twee dagen later kwam ik aan in Hobart, Tasmanië, klaar om acht maanden ‘down under’ door te brengen. Via professor Brouwers van de vakgroep Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg ben ik bij de University of Tasmania in Hobart terecht gekomen. Aldaar heb ik onderzoek gedaan bij de vakgroep Pharmaceutical Sciences. Mijn onderzoek betrof het identificeren van de flavonoïden van een plant die zich alleen in het zuiden van Australië bevindt, Carpobrotus rossii. Aboriginals, de oorspronkelijke inwoners van Australië, aten deze plant regelmatig, omdat zij geloofden dat het een helende werking had. Tevens gebruikten ze een soort papje van de bladeren en de stam om op de huid te smeren bij uitslag,

34

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

wratten en bijensteken. Sinds een aantal jaar worden in Australië de planten die gebruikt werden in de traditionele geneeskunst wetenschappelijk onderzocht. Naar Carpobrotus rossii was nog niet eerder onderzoek gedaan, de University of Tasmania is hier een aantal jaar geleden mee begonnen. Er is tot op heden nog geen bewijs gevonden voor de traditionele toepassingen, maar er zijn wel aanwijzingen dat de plant wellicht een cholesterolverlagend en/of bloedglucose verlagend effect heeft. Om verder onderzoek te kunnen doen, is het handig om te weten welke stoffen zich precies in de plant bevinden, hier ben ik mee bezig geweest. Met behulp van HPLC, NMR, LC-MS en GC-MS heb ik de basisstructuur van de flavonoïden bepaald en een begin gemaakt met de bepaling van de volledige structuur. Tevens heb ik aangetoond dat de flavonoïden een stof bevatten die de cholesterolsynthese remt. Momenteel wordt er meer onderzoek gedaan naar deze plant, met name naar de therapeutische mogelijkheden. Het is dus nog helemaal aan het begin van de keten; ik ben dan ook erg benieuwd wat er uit de volgende onderzoeken gaat komen.


Facultair

Het onderzoek was erg leuk; ik werd erg vrij gelaten maar er waren altijd gezellige Australiërs om me te helpen als dat nodig was. Ik had mijn eigen kantoor en mijn eigen lab, zelfs een eigen professor die me hielp met LC-MS en een scheikunde docent die me hielp met NMR. Tasmanië is een eiland in het zuiden van Australië en tevens een staat van Australië. Het eiland is anderhalf keer zo groot als Nederland, maar heeft slechts 500.000 inwoners! Hobart, de hoofdstad, is qua grootte te vergelijken met Groningen en heeft 200.000 inwoners. Er zijn veel National Parks op het eiland en aangezien deze meestal redelijk dichtbij elkaar liggen (gemiddeld twee uur rijden in plaats van een uurtje of 15 in Australië zelf) is het een ideaal eiland om een aantal maanden door te brengen. Australiërs zijn een erg gezellig volkje, ik werd overal warm ontvangen en iedereen was erg geïnteresseerd in Nederland en wat ik hier aan het doen was. Twee dagen na aankomst in Hobart had ik al een hockeyteam gevonden en had ik al ongeveer honderd keer een lift gehad van verschillende mensen. Iedereen in Australië heeft namelijk een auto, fietsen doen ze niet aan en lopen liever ook niet, vanwege de vele heuvels overal. Ik heb dus wekenlang spierpijn gehad in mijn Nederlandse beentjes die niets gewend zijn, gevolgd door een topconditie. De universiteit heeft wel wat weg van het Amerikaanse systeem; studeren is erg duur en veel studenten kunnen alleen naar de ‘uni’ met een beurs. Meestal is een voorwaarde hiervoor dat ze alle tentamens in 1 keer halen en vaak ook nog een bepaald gemiddelde moeten hebben. Er wordt daar dus iedere avond hard gestudeerd,

wel wat anders dan in Nederland! De studenten hebben echter een zeer lange zomervakantie; van november tot februari! Over het algemeen gaan ze dan naar hun ouders, waardoor mijn eerste periode een beetje saai was. Maar gelukkig is er in Australië genoeg te doen en heb ik in deze periode gesurft, kerst gevierd op het strand, naar de finale van de Australian Open geweest en een kampeertripje gedaan met mijn hockeyteam. Vanaf februari kwamen ze echter in grote getale terug naar Hobart en begonnen ook de internationale studenten binnen te druppelen. De meeste internationale studenten hoefden niet zo veel vakken te lopen en hadden dus veel tijd voor sightseeiing tripjes en party’s. Vanaf toen dus ieder weekend minstens 1 houseparty en veel tripjes in Tasmanië zelf. Ik wist niet dat ik het in me had, maar heb daar zelfs wandelschoenen aangeschaft en heb, samen met andere studenten, vele National Parks bezocht en zelfs de Overland Track gelopen (= zesdaagse wandeltocht). Na zeven heerlijke maanden was het dan toch echt tijd om afscheid te nemen van Tasmanië. Gelukkig hoefde ik nog niet naar huis, maar kon ik nog een maandje rondreizen op het ‘mainland’. Mijn onderzoeksperiode was geweldig, ik heb veel geleerd van het onderzoek, maar ook van het feit dat ik alleen naar de andere kant van de wereld ben gegaan. Ik heb veel nieuwe dingen gezien en ervaren en had dit nooit willen missen. Ik zou dan ook iedereen aanraden je onderzoeksperiode in het buitenland te doen, bij voorkeur in Australië! Cheers, Nynke Foliolum Jaargang XXIII Ed II

35


Alumnus Emma de Feijter

In augustus 1999 kwam ik aan in Groningen. Erg spannend: een huis zoeken, lid worden bij een studentenvereniging - en welke dan?-, de grote stad leren kennen, nieuwe vrienden maken. Maar op de trappen in de rij voor de introductiedagen van de EIK was het gelijk al gezellig. Het EIK-weekend was ook dikke lol en die lol is zeven jaar lang de rode draad gebleven. Farmacie en P.S. maakten mijn studiejaren fantastisch. Voor P.S. mocht ik in mijn tweede jaar de RWPT organiseren. Wij hadden van onze voorgangers begrepen dat we dan elke twee weken moesten vergaderen, maar vonden het zó gezellig dat we al heel snel besloten elke week te vergaderen. Dat was uiteraard niet altijd even serieus, dus met grote regelmaat waren we op de bowlingbaan te vinden. Daarnaast had ik ook de eer in het DES-bestuur plaats te mogen nemen, erg plezierig. In mijn derde jaar werd ik Assessor I van het bestuur van P.S. Ook dat was weer een prachtig jaar. Overdreven lang vergaderen, overdreven lange notulen, vele ritten met z’n vijven in de auto en natuurlijk heel veel verkleedpartijen (verkleedpartijen zijn er nooit teveel). Ten slotte heb ik in mijn vijfde jaar spokselfris –dit keer voor de ANPSV (ja, toen nog wel)– de sportdag georganiseerd.

36

In de tussentijd werkte ik elke zomervakantie in een openbare apotheek. Dit kan ik iedereen aanraden: als je daarna vakken als farmacotherapie volgt, heb je al iets meer een beeld in je hoofd van wat bijvoorbeeld naast elkaar geslikt kan worden en wat niet. Daarna kwam het onderzoek bij de faculteit diergeneeskunde in Utrecht en vervolgens een openbare farmaciestage, twee ziekenhuisstages en een industriestage. Ik had alleen één groot probleem: ik vond alles leuk! Onderzoek, industrie, ziekenhuis, openbare… hoe kon ik hiertussen kiezen? De industrie viel af, omdat een begeleider van mijn industriestage de visie had dat je beter eerst werkervaring op kon doen in de praktijk en dan pas naar de industrie moest overstappen. Een tweede ziekenhuisstage moest eraan te pas komen om zeker te weten dat ik dat net iets minder leuk vond dan de openbare apotheek. Onderzoek kan ik altijd nog gaan doen, dus uiteindelijk bleef de openbare farmacie fier als nummer één overeind staan. En dan sta je daar opeens op je eigen afstudeerborrel en vervolgens begint het leven als werkende vrouw. In mijn eigen auto elke dag van ’s-Hertogenbosch naar Veghel en weer terug. Mijn eerste salaris. Patiënten die je al snel leert herkennen en kennen. Een team waarmee het op drukke dagen toch gewoon weer zes uur wordt. Een baas die direct een week niet in de apotheek is omdat zijn vrouw bevalt van het eerste kind. Zo leer je heel snel, Foliolum Jaargang XXIII Ed II

maar het duurde toch minstens een half jaar voordat ik echt het gevoel had op de juiste plek te zitten. Ik werk nu, drie jaar later, nog steeds in Apotheek ’t Zuid en ik rij nog elke ochtend met plezier richting Veghel. Ik sta dagelijks mee te werken aan de balie omdat ik het contact met de patiënten zo ontzettend leuk vind. Daarnaast ga ik bijvoorbeeld regelmatig op huisbezoek als een patiënt uit het ziekenhuis komt en meerdere (nieuwe) medicijnen moet gebruiken. Tijdens die huisbezoeken kan je veel onzekerheden weghalen bij patiënten en ze nog beter overtuigen van het nut van het medicijn. Op deze manier kan je de therapietrouw positief beïnvloeden. Deze verschillende manieren van patiëntcontact op een dag maken het beroep zo boeiend. Sinds anderhalf jaar ben ik voorzitter van de Vereniging van Jonge Apothekers (VJA). De VJA komt op voor de belangen van de jonge apotheker en voor de toekomst van het vak openbaar apotheker. Op dit moment zijn het drukke tijden. Als VJA laten wij in Den Haag aan politici en beleidsmakers zo goed mogelijk zien waarom de openbare apotheek in de eerstelijns zorg een onmisbare schakel is door praktijkverhalen te vertellen en hen uit te nodigen in onze apotheken. Wij merken dat de beleidsmakers en politici vaak relatief gezonde mensen zijn die weinig te maken hebben met de apotheek. Hierdoor is voor hen ook veel minder duidelijk wat de waarde van de apotheek in de zorgketen is. Door gesprekken met hen te voeren en bezoeken in de apotheek worden zij zich veel bewuster van de functie van de openbare apotheek. De situatie is op dit moment nog erg onzeker, maar wij doen er alles aan om de minister en zijn beleidsmakers ervan te overtuigen dat de openbare apotheek de plek is waar alle medicijnen en de zorg daaromheen samenkomen. Zo kan de apotheek als beste de patiënt optimale zorg rondom het medicijn leveren: alleen wanneer een zorgverlener een patiënt kent en regelmatig ziet, ontstaat er een vertrouwensband. Hierdoor is bij elk bezoek de drempel weer laag om vragen te stellen over het medicijn en kan bij elk nieuw medicijn begeleiding worden gegeven zodat de therapietrouw zo goed mogelijk zal zijn. Verstrekking en begeleiding zullen voor optimale zorg altijd tegelijkertijd moeten plaatsvinden. Ik vecht ervoor dat dit mooie beroep nog lang zal blijven bestaan en wellicht zal het nog interessanter worden door bijvoorbeeld intensief gebruik van klinisch-chemische parameters en strakke therapietrouwmodules. Ik heb er zin in!


EIK introductiekamp Lotte Sebek & Hylke Waalewijn

Op 9, 10 en 11 oktober was het dan zover: het EIK-kamp 2009. We hebben er lang op moeten wachten maar het was het wachten meer dan waard. Vrijdagmiddag om vijf uur verzamelden we bij het Peerd van Ome Loeks. Toen iedereen al zijn spullen ergens had neergegooid en zelf ook een plekje in een van de bussen had kunnen vinden, konden we vertrekken. Na een heerlijke bus reis kwamen we aan in het bruisende Bakkeveen. Het was meteen al duidelijk: hier valt heel wat te beleven. Druk op zoek naar een slaapplaats best ormden we ons verblijf van dit weekend. Toen iedereen gesetteld was, konden we aanschuiven voor een heerlijk bordje andijvie. Iedereen at zijn buik vol van dit culinaire hoogstandje en was ook meer dan bereid zijn eigen troep af te wassen en op te ruimen. Tegen de tijd dat iedereen weer een beetje uitgebuikt was konden we het bos in voor een ouderwets gezellig potje levend stratego. Elk team had zo zijn eigen tactiek ontwikkeld en waardeoordelen daargelaten, kwam team zwart toch echt als winnaar uit de bus. Toen het stratego afgelopen was konden we dan eindelijk gaan doen waar we voor waren gekomen en kon het feest ‘Kings & Queens’ beginnen. Iedereen had zich flink uitgeleefd om toch vooral origineel aangekleed voor de dag te komen en terwijl sommigen niet verder kwamen dan een kroontje bleken anderen heel creatief te zijn als Queen Bee of the King of Pop. De stemming zat er goed in en het bier maar voor al ook de mixjes vlogen over de toonbank. Gelukkig kon dat allemaal nog bijgevuld worden want zoals we

allemaal weten was de drank ook de volgende dag erg geliefd. Zaterdag begon al véél te vroeg met de kwelling die opstaan heet, dit werd de wekkers niet geheel in dank afgenomen. Terwijl iedereen probeerde moed te verzamelen om tenminste te doen alsof ze fit genoeg waren voor een drukke dag vol lichamelijke inspanning, bleek het dat het pijpenstelen regende en de zeskamp waar we zo vroeg voor waren opgestaan ging niet door. Gelukkig werd er een film geregeld en kon er op een chille manier aan de dag begonnen worden. Na het rustig opstarten van de dag konden we ’s middags beginnen aan de commissierondes. Iedere commissie stelde zich voor en had zo zijn eigen leuke drankspel bedacht. Het gemis van de zeskamp van ’s ochtends werd goed gemaakt door de K.N.P.S.V. die ervoor zorgde dat iedereen met een adje jenever dan wel limonade (voor de afhakers en geheelonthouders) rondjes rende door de modder om een fles en daarna maar moest zien te proberen een hap te nemen van een al aangevreten plak ontbijtkoek, alvorens het thuishonk te bereiken. De culturele invloed van dit weekend werd verzorgd door het bestuur, waar de schorre stemmen aangespoord werden tot het zingen van het P.S.-lied. Gelukkig werden er ook wat minder intensieve spelletjes gedaan en verliepen de rondjes verder zonder veel problemen. Wel werd er duidelijk wie zich wel of niet durfde te wagen aan het EJC-schap.

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

37


Pharmaciae Sacrum Het werd de hoogste tijd voor het beloofde vijf gangen diner waarbij we een stevige bodem dienden te leggen voor het beloofde feest. De eerste gang, stokbrood met kruidenboter, ging er in zoals dat meestal gaat met uitgehongerde studenten die een keer niets hoeven te betalen voor een maaltijd. De tweede gang bestond uit pastasalade. Nu kwam echter het pièce de résistance: de burrito’s, rijk aan essentiële vetten en koolhydraten. Ook de afsluitende gangen werden niet met de nek aangekeken. Na het feestmaal, niet onverdienstelijk bereid door de huishoudelijke commissie, waren de meeste mensen toch echt toe aan een power nap. Om een uur of tien begon het ’Ik hou van Holland’-feest. Uitgedost met diverse attributen betrad men het strijdtoneel, hier werden diverse mensen nog opgeleukt met oranje veiligheidsjackjes. Het feest kon beginnen! Ook dit keer werden er weer grote hoeveelheden alcohol genuttigd en dit zorgde ervoor dat je overal kotsende mensen tegen kon komen. Sommige mensen vonden de trap een mooie plek om vanaf te kotsen, anderen hadden liever de bank, weer anderen kotsen netjes buiten en ook de douches werden niet geschuwd. Al deze drank zorgde er ook voor dat er flink werd geregeld, zoals te zien was op de ‘Geregeld? Melden!’ lijsten. De mensen die zich wel hadden weten in te houden konden nog tot vroeg in de ochtend doorfeesten, en als dat nog niet genoeg was, konden de vrijwilligers zich weer aanmelden bij de keercommissie, die nietsvermoedende slapers een bezoekje bracht.

38

Zondagochtend kon er gelukkig uitgeslapen worden. Uiteindelijk moest iedereen er toch aan geloven en moest de zure geur, die in de woonkamer hing, getrotseerd worden. Bij het ontbijt waren erg veel brakke hoofden te zien en er werd dan ook niet zoveel lawaai gemaakt als de dagen ervoor. Nadat iedereen had getest of zijn/haar maag het aangeboden voedsel kon verdragen, werd er dan toch ontbeten. Vervolgens ging iedereen zijn spullen inpakken, en er waren zelfs nog mensen die genoeg puf hadden om aan te bieden de verschrikkelijk gore jongens wc’s schoon te maken. Het bleek namelijk dat het wachten op een vrije wc voor de meesten teveel moeite was en iedereen dus maar gewoon in de wasbakken zijn behoefte deed. Voor deze mensen zou iedereen respect moeten hebben en ze mogen dus ook best even genoemd worden, hulde. Na het opruimen moest iedereen naar buiten gaan voor de EJC-verkiezing, waarmee het einde van het weekend werd ingeleid. De deelnemende groepjes hielden een speech, en daarna mochten de mensen letterlijk achter hun favoriet gaan staan. De mensen die het weekend in goede banen hadden geleid werden bedankt en kregen een cadeautje. Het weekend was afgelopen maar we gingen natuurlijk niet naar huis eer er een groepsfoto was genomen. Al met al was het een geslaagd weekend: EIK bedankt!

Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Pharmaciae Sacrum

Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Mediq eerstejaarsexcursie Ilse de Gier & Jan-Aike Noordermeer

Na vele goede foute moppen, geklaag over het weer en heel veel liedjes later kwamen we aan het in pittoreske Staphorst. Hier zouden 30 eerstejaars studenten 10 november een rondleiding krijgen in het OPG distributiecentrum van Mediq.

je min of meer een soort robot als je daar werkt. Ook in zo’n magazijn kennen ze ‘vaktermen’, zoals hondjes, inslaan, uitslaan en nog vele andere en als je niet uitkeek werd je omver gereden door een heftruck.

Op de tweede verdieping werden we hartelijk ontvangen onder het genot van broodjes kroket, kaas en ham. Doordat er uiteindelijk maar 30 eerstejaars studenten mee waren in plaats van de 65(!) opgegeven waren er dus broodjes en drankjes in overvloed. Met de mond nog vol restjes brood werd er een inleidend verhaal over de Mediq verteld en kregen we een informatief filmpje te zien over de werkwijze in het magazijn.

40

Bijgekomen van de informatie waarmee we zijn overspoeld werd de groep in tweeën verdeeld en gingen we onder begeleiding het magazijn in. Werkelijk alles ligt in zo’n magazijn; van nicotine kauwgom tot opiaten en van Rennie© tot Tena Lady©. De boxen die worden gebruikt om de medicijnen in te vervoeren worden gevuld door medewerkers die een ‘polsscanner’ dragen. Dit apparaat vertelt je precies welk medicijn er in welke box moet, hoeveel en in welke rij het medicijn te vinden is. Het werk wordt gedaan door mensen, maar eigenlijk ben

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

Aangekomen op de plek waar we binnen kwamen, gingen de studenten weer terug in de bus en werden vervoerd naar Hoogeveen. Daar aangekomen moesten we allemaal hard na gaan denken over een coureurnaam. Iedereen had een leuke, dan wel minder originele gevonden en toen kon de race van start gaan! In vier rondes werd er gereden, de twee beste rondetijden van elke groep gingen door naar de grote finale. Toen er niemand meer hoefde te rijden werden de eerste borrels genuttigd en werd er over van alles en nog wat gepraat. Ondertussen had iedereen best zin in wat eten en precies op tijd werd dan ook het buffet geopend. Soep, patat, salades, gehaktballetjes en kip, alles was aanwezig bij dit buffet. Na een half uurtje gegeten te hebben was iedereen verzadigd en voldaan en konden we beginnen aan de terugreis. Ook hier werd weer volop meegezongen met de Backstreet Boys, de Spice Girls en vele andere clichés. Kortom, de Mediq heeft ons een leuke, gezellige en ook nog een leerzame dag aangeboden met als hoogtepunt toch wel stiekem het karten.


Bouwstenen van P.S. Het Vaandel en haar drager Kristian Pool

Beste leden der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum”, geachte lezers, Een tijdje gelleden werd mij gevraagd om een stukje te schrijven omtrent het Vaandel. En ja, dat doe ik natuurlijk graag, want iedereen dient de geschiedenis van het paradepaardje van de vereniging kennen. Althans dat is mijn mening... esloten in navolging van Op 26 juni 1987 heeft de ALV be de buitenlandse besturen ook een Vaandel aan te schaffen. Tevens is er op deze ALV een ontwerp advvies ingediend, maar hier kom ik nog op terug. Tijdens de ALV van 26 oktober 1987 vertelde Tinka Bos dat er veel leden e willen helpen om het Vaandel te vervaarbereid waren te digen. De dames verzorgen het borduurwerk en de heren erd er bekommeren zich om de stok en de dwarsra. Ook we gemeld dat het Vaandel op de 106e Dies onthuld zou worden. Een ander zeer belangrijk punt betrof natuurlijk de Vaandeldrager zelf. Beslotten werd dat dit een mannelijk persoon uit de Vaandelcommissie diende te zijn en na stemming werd Dick Verbrugge de eerste Vaandeldrager van P.S. Een jaar later werd er op de ALV van 20 juni 1988 at de Vaandeldrager voor minieen motie aangenomen da maal 2 jaar aangesteld wordt. Dit met de motivatie dat aandel men 2 jaar nodig heeft om echte liefde voor het Va te kweken. In de jaren die volgden bleek een tweejarig terni mijn toch niet zo functioneel te zijn. Op de ALV van 18 jun 1996 werd besloten om de motie te herzien en de Vaandeldrager voor 1 jaar aan te stellen, dit om een betere participatie van de Vaandeldrager te bewerkstelligen. Terugkomend op het ontwerp van het Vaandel, hierbij was

el mocht er sllechts een essentiële beperking: het Vaande niet verward worden met een ander Vaandel. Het uiteindelijke ontwerp bestaat uit een combinatie van het wapen van Groningen, het wapen van P.S. en de Farmacie. Het n bestaat uit een officiële wapen van de stad Groningen schild van goud, beladen met een dubbele zwarte arend met uitgespreide vleugels en poten, met op de borst een schild van zilver beladen met een groene dwarsbalk. Dit wapen is overduidelijk te herkennen in het Vaandel, echter is de ene helft van de dubbel koppige adelaar vervangen door een aesculaap (god van de geneeskunst). In het schildje op de borst van de adelaar zijn de drie kenmerken van het wapen van P.S. terug te vinden, namelijk het heilige vuur (de waarde die gehecht wordt an onze mooie vereniging), de destillatiekolf (symbool aa voor de bereiding van geneesmiddelen) en een plant (farmacognostisch symbool). Tevens is de oprichtingsdatum van P.S. op het Vaandel terug te zien. Tot slot de kleuren, het groen en wit van het schildje zijn de Groningse kleuren en het blauw en goudgeel zijn de kleurren van P.S. diejaren op rij is er een mooie tendens Nu al vier stud gaande dat mannelijke oud-bestuursleden gevraagd worden als Vaandeldrager. En dit is uiterraard terecht, want wie zijn er beter geschikt voor dit erebaantje, wie weten er beter om te gaan met het Vaandel.. inderdaad, de lieden die er al een jaar hun leven voor gegeven hebben. Ik hoop dan ook dat er een mooie nieuwe traditie in gang gezet is! g wil ik afsluiten met het gedicht hieronder dat oudGraag voorzitter van P.S. Jacques van Rossum geschreven heeft et Vaandel. Dit gedicht ten tijde van de onthulling van he omschrijft niet alleen nauwkeurig de kwaliteiten van het Vaandel, maar haalt ook aan wat de rol van de vaandeldragerr moet zijn.

“Oh, Gij artistiek kunstwerk, Gij staat stevig, Gij staat sterk. Gij zijt van goud geweven, Hoog en lang zult Gij voortleven.”

Met gepaste trots groet ik u, Kristian Pool h.t. Vaandeldrager der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum”

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

41



Commissie Vacatures

Almanakcommissie

Eerstejaars Introductie commissie

Al 23 jaar is de almanak voor leden van Pharmaciae Sacrum bijna onmisbaar! Wie was die leuke jongen op de borrel? Wat is het telefoonnummer van die aardige practicumbegeleidster? Op welke manier heeft P.S. het afgelopen jaar geschiedenis geschreven? Wie is de praeses van de redactiecommissie? Wie wordt komend jaar redacteur van de 25ste almanak der G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum? Jij kan dit worden. Wil jij een jaargang van P.S. en haar leden vereeuwigen, dan is de almanakcommissie wat voor jou! Lever snel je interessestrookje in en wie weet staat volgend jaar jouw werk bij alle leden op de boekenplank!

De EIK, Eerstejaars Introductie Commissie, zorgt aan de ene kant voor een informatieve introductie voor de eerstejaars door middel van een introductiedag op de faculteit in het begin van het collegejaar. Aan de andere kant zorgt de EIK voor een sociale introductie door een introductieweekend te organiseren in oktober, waarbij kennis kan worden gemaakt met de commissies en vereniging, spelletjes worden gespeeld in een zeskamp en mooie feestjes worden georganiseerd. Zelf op introductiekamp gaan was natuurlijk hardstikke leuk, maar om dit alles nu eens te regelen is misschien nog wel veel leuker! Rondom je activiteiten zal het even veel geregel zijn, maar in principe is de EIK een commissie die niet onzettend veel tijd vraagt. Tijd genoeg om met je commissiegenootjes er een leuke commissieavond van te maken en samen van een drankje te genieten, ook op je eigen georganiseerde feestjes.

Buitenland Excursie Commissie De Buitenland Excursie Commissie organiseert iedere voorjaar een 4- of 6-daagse reis naar het buitenland om vanalles te weten te komen over het farmaceutische klimaat in dat land. Niet alleen bezoek je farmaciegerelateerde bezienswaardigheden, ook de cultuur en geschiedenis zullen uitgebreid aan bod komen. Natuurlijk zal er ook tijd overblijven voor ontspanning. Vind je het leuk om in de farmaceutische wereld van een ander land te duiken en dit te laten zien aan je medestudenten? Ga je de uitdaging aan om een superreis te organiseren voor zo’n 50 mensen? Zorg dan dat jouw interessestrookje zo snel mogelijk bij het bestuur ligt!

Diescommissie Zoals de naam al zegt, organiseer je als Diescommissie de Dies Natalis van Pharmaciae Sacrum. De Dies Natalis is het grootste feest van het jaar, drie dagen gevuld met zeer uiteenlopende activiteiten. Je organiseert een symposium, een receptie, een openingsfeest, een buitendag, een culturele avond en natuurlijk het galadiner en galabal. De Diescommissie bestaat uit zes leden, ieder met zijn eigen taken. Je wordt in maart geinstalleerd, dan wordt al begonnen met het zoeken van locaties en het regelen van het symposium. Het is een druk jaar, maar daardoor heb je wel veel leuke momenten met je commissie en heb je in december een feest dat jíj hebt neergezet, een week waar de hele vereniging naar uitkijkt. Wil jij graag de 129e Dies Natalis van P.S. organiseren? Vul dan nu het interessestrookje in voor deze supermooie commissie!

Lustrumcommissie Het lijkt misschien nog ver weg, maar in 2011 mag P.S. haar 130ste verjaardag vieren. Om dit 26ste lustrum tot een spetterend feest van een week te maken, wordt er dit jaar al een commissie voor aangesteld. Deze tweejarige commissie zal alles rondom het lustrum organiseren. Wil jij meewerken aan het mooiste feest van je studietijd? Wil je de leden van Pharmaciae Sacrum een week om nooit te vergeten bezorgen? Kook jij over van fantastische ideeën voor thema’s, symposia en andere activiteiten? Lever dan je interessestrookje in voor de lustrumcommissie!

Redactiecommissie De Redactiecommissie is bij uitstek een commissie voor de creatieve geesten onder ons. Thema’s bedenken en uitwerken, vormgeven van het blad, artikelen schrijven; voor elke creatieve geest is er wel wat. Vijf keer per jaar brengen de zes commissieleden het mooiste blad van Nederland uit, dat niet alleen gelezen zal worden door al je studiegenoten, maar ook alle medewerkers van de opleiding. De Redactiecommissie is een drukke commissie, maar er zullen ook genoeg gezellige avonden met je commissieleden zijn. Vind je het leuk om je te verdiepen in verschillende farmaceutische onderwerpen? Wilde je eigenlijk stiekem journalist worden? Of heb je ideeën om de vormgeving radicaal om te gooien? Schrijf dan je eerste artikel op je interessestrookje! Foliolum Jaargang XXIII Ed II

43


Commissie EJC 1 Lieve P.S.-ers,

Beste farmaceuten,

Ook hier willen wij ons graag even voorstellen als de nieuwe EJC van ’09 – ’10. Onze EJC bestaat uit 6 overenthousiaste mensen: Lotte Sebek (praeses), Serdar Kartal (ab-actis), Claudia Bekhuis (quaestor), Milou ter Avest (assessor I), Hylke Waalewijn (assessor II) en Danique Giesen (assessor III).

WielP PrestaEven voorstellen: wij zijn de RWPTC ofwel RijW Commissie. tieTTochtC In mei zullen wij voor jullie een sportieve maar bovenal supergezellige fietstocht organiseren door Groningen en omgeving. Je volgt als groepje een uitgestippelde route langs de mooie en onbekende plekjes van Groningen. Uiteindelijk heb je als groep één doel: het winnen van die prachtige RWPT-bokaal. Hoe doe je dat? Heel simpel door de vragen tijdens het fietsen goed te beantwoorden, raadsels op te lossen en een scherpe tijd neer te zetten. De juiste combinatie van kennis, vindingrijkheid en sportiviteit zal worden beloond.

Onze EJC is gevormd na de commissierondes op het EIKkamp. We hadden er allemaal veel zin in om in een commissie te gaan en de EJC leek ons de perfecte commissie om ons voor in te zetten, omdat wij zelf ook heel veel van feesten houden. Wij hebben ons allemaal ingezet voor de activiteiten commissies in de middelbare scholen. Hieruit vloeit ook ons interesse voor het vervolgen van onze missie: het feest bezorgen aan de feestgangers! We denken dat wij zelf ook een aantal leuke feesten kunnen organiseren. Tijdens het kamp probeerden we zoveel mogelijk zieltjes te winnen en gelukkig lukte ons dit aardig goed. Voor ons gevoel was het nog wel even spannend wat de uitslag van de verkiezing zou zijn, maar uiteindelijk bleek duidelijk dat wij de nieuwe EJC werden.

44

Commissie RWPTC 2

Dit is inmiddels alweer een tijdje geleden en in de loop van de tijd, tijdens onze commissie-etentjes, zijn er al een aantal plannen ontstaan. Bij de afgelopen ALV hebben we ook te horen gekregen dat we dit jaar 480 euro extra budget hebben en het is de bedoeling dat we dit rechtstreeks in feestvreugde om gaan zetten! Dit geld zou bijvoorbeeld besteed kunnen worden aan fluorescerende verf, een leuke dj of extra aankleding. Suggesties zijn altijd welkom! Hopelijk kunnen we een besteding vinden die iedereen het geld waard vindt en waar iedereen blij mee is. We hebben zin om onze feesten te organiseren en verwachten natuurlijk iedereen op ons eerste feest op 12 januari 2010! EJC ’09-‘10

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

Natuurlijk kunnen we jullie niet de hele dag laten fietsen. Er zal daarom een leuke groepsactiviteit plaatsvinden. De vraag is of deze ontspannend werkt of dat er ook gepresteerd moet worden. Daar kom je pas achter op de grote dag zelf. Na de activiteit wordt de fietstocht vervolgd om in Groningen terug te keren. In Groningen aangekomen zullen we gezamenlijk genieten van een heerlijk diner om zo te herstellen van de fysieke inspanningen die geleverd zijn. Deze zeer sportieve en gezellige dag zal in stijl worden afgesloten met een borrel en de uitreiking van de RWPT-bokaal. Wij dagen jullie uit om mee te doen aan de 37e RijWiel Prestatie Tocht! MEEDOEN IS WINNEN! RWPTC ’09-’10 ‘Overstuur’ Rinze Hofstra Anne van Kleef Jolande Koller Joost Jansen

Praeses Ab-actis Quaestor Assesssor


Commissie SSS 3

Commissie STERC 4

Geachte farmaceuten,

Beste lezers,

Ter introductie van onze commissie willen wij jullie kennis laten maken met de gedachtegang die achter de SSS schuilt. ‘’Sum Sur Scutra’’, oftewel ’op grote schaal’ zijn de drie essentiële woorden die jullie horizon zullen verbreden op verschillende vlakken binnen de Farmacie en Farmaceutische wetenschappen.

Voor de derde keer in de geschiedenis van Pharmaciae Sacrum staat er weer een STERC team voor jullie klaar. Wij doen dat met de intentie menig farmaceut uit de kroeg, boeken, bed of waar dan ook vandaan te halen en jullie weer lekker in beweging te krijgen. Dit doen wij middels het organiseren van 2 activiteiten, de sportdag en de Batavierenrace.

Als farmaceut is het van belang je kennis te vergroten door wetenschappelijke invloeden van buitenaf. Deze invloeden hebben mogelijk effect op je ruimdenkendheid en visie op het leven. Maak daarom gebruik van de kennis uit je omgeving, want geen gedachtegang is daadwerkelijk te peilen. De commissie SSS zal dit jaar onder meer twee symposia organiseren die betrekking zullen hebben op een interessant farmaceutisch onderwerp. Op deze symposia zullen verschillende sprekers komen om jullie meer inzicht te geven en jullie farmaceutische interesse te stimuleren. Ook zal er een BBB, oftewel het Binnenlands Bedrijven Bezoek georganiseerd worden. Tijdens dit tweedaagse evenement zullen farmaceutische bedrijven bezocht worden. Op deze manier krijgen jullie meer zicht op de mogelijke toekomstperspectieven binnen de farmaceutische industrie. Naast al deze serieuze plannen overdag zullen we ’s avonds gezellig de stad gaan verkennen om er ook dit jaar weer een groot succes van te maken. Twijfel daarom niet over het bijwonen van de door de SSS georganiseerde activiteiten. Hopende jullie te mogen begroeten bij een van onze activiteiten, Met vriendelijke groet, SSS 2009-2010 ’Niet Te Peilen’ Ton van Heugten Praeses Peywand Razavi Ab-actis Willemieke Mudde Quaestor Margot Vermeulen Assessor I Len de Nie Assessor II

Aankomend voorjaar gaan we voor jullie een sportdag organiseren waarbij we allemaal de beentjes los kunnen gooien, maar vooral met de intentie dat we er een gezellige dag van maken met mensen die je al kent en mensen die je op deze dag zult leren kennen. Jullie natuurlijke sporttalenten zullen op de proef worden gesteld en we zullen kijken wie zijn conditie nog bereSTERC is. Sinds 1974 lopen de deelnemers vanaf het Universitair Sportcentrum Nijmegen, via Duitsland en de natuurrijke Achterhoek naar de campus van de Universiteit Twente. De route is nauwelijks veranderd, het aantal deelnemers wel. Waren er de eerste loop 600 deelnemers, lopen er inmiddels bijna 8.000 studenten mee (een record in het Guiness Book of Records). De totale loopafstand bedraagt ruim 182 kilometer en is onderverdeeld in 25 etappes (17 heren- en 8 damesetappes). Het startschot klinkt in Nijmegen, het eindsignaal is op de atletiekbaan van de Universiteit Twente. Ook P.S. is hier ieder jaar bij en dit jaar gaan we de etappes weer verdelen onder 25 farmaceuten. Vanaf januari zullen er ruimschoots hardlooptrainingen georganiseerd worden voor de race opdat deelnemers zo goed voorbereid mogelijk aan de start van de etappe verschijnen. Het evenement duurt 2 dagen en zal worden afgesloten met een eindfeest waarbij je samen met ruim 7500 andere studenten uit heel Nederland een mooi feest zal bijwonen. We hopen dat je er bij bent! Michelle de Roo, Axel Haak, Mirna Hessels, Jasper Boonstra STERC 2009-2010 bereSTERC

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

xx 45


Red de Cavia Met de Diescommissie 2009-2010 Sanne Geling

Voor dit diesnummer hebben we natuurlijk gegeten met de commissie die de mooie taak heeft dit evenement te organiseren. Dit keer waren we met maar liefst twee voltallige commissies. Nadat we naar de andere kant van Groningen waren gefietst, werden we bij Rianne welkom geheten door de diescommissie. Erg uitgehongerd (het was inmiddels al acht uur) kregen we een heerlijke maaltijd van ravioli met rode saus, kaas en pijnboompitten voorgeschoteld. Het toetje was helemaal boven verwachtingen, Mira had zich namelijk die middag uitgesloofd om een goddelijke bokkepootjestaart te maken. Tijdens het eten werd de diescommissie uitgehoord over de aankomende Dies, want wij wilden wel weten wat ons te wachten staat. Zo ging de discussie over of we onze medestudenten naakt zouden willen zien tijdens de buitendag naar de sauna. Na het eten kon worden begonnen met het spel. Alhoewel de diescommissie al had aangegeven dat ze niet van spelletjes hielden, gingen we natuurlijk toch het welbekende ‘Red de Cavia’-spel spelen. Rogier kon er nog wel onderuit komen, omdat hij nog bezig moest met het programmaboekje voor de snel naderde Dies. Dit vond hij eigenlijk toch wel jammer, maar het moest echt de volgende dag af zijn. En zodoende waren we ook met een even aantal, zodat er duo’s konden worden gevormd.

46

Het spel werd uit de tas gehaald en de geliefde knuffelcavia werd door iedereen bewonderd. Helaas bleek dat wij de dobbelstenen waren vergeten, we waren deze avond namelijk nog zo druk bezig met vergaderen. Gelukkig kon Rianne ons uit de brand helpen, want na lang zoeken had ze toch nog ergens dobbelstenen vandaan weten te halen. Nu had Naomi de eervolle taak om de spelregels uit leggen, toen bleek echter dat deze niet alleen aan de diescommissie moest worden uitgelegd, maar dat Frank Meijerink deze ook nog niet helemaal onder de knie had door zijn opmerking: ‘Wat is

Foliolum Jaargang XXIII Ed II

een caviakaart?’. Het spel kon beginnen, de koppels werden gemaakt op functie. Alleen moesten twee van de Redactiecommissie bij elkaar, dit werd het duo Frank & Frank. Meteen al een duo om voor op te passen, omdat deze mannen goed op elkaar ingespeeld bleken te zijn. Aan het begin van het spel kregen Niek en Mira de opdracht om een mop te vertellen en ervoor te zorgen dat Frank Klont lacht. Dit was een mooie taak voor Mira: ‘Er komt een vent bij de hoeren’, en Frank begon al te lachen. Opdracht volbracht, maar nu werden wij natuurlijk nieuwsgierig naar de rest van de mop! Deze wilde ze dan toch nog wel even vertellen, maar de clou viel een beetje tegen, zoals bij de meeste moppen. De teams gingen gelijk op, alleen het duo Frank kon niet verder komen dan start. Ze bleven maar twee gooien, waarbij ze moesten liplezen, wat ze duidelijk allebei niet konden. Bij elke gefaalde poging moesten ze twee plaatsen terug en bleven dus op start staan. Ook zijn we tot de conclusie gekomen dat de mannen het toch erg moeilijk vinden om een cavia te knuffelen. Niek heeft het nog steeds niet geleerd dat je een cavia niet moet mishandelen en ook Stefan heeft moeite met het goed verzorgen van een cavia. Toen de cavia namelijk terug kwam van Stefan, bleek er geen vulling meer in zijn hoofd te zitten. Daar gaan zijn hersens! Vandaar dat de nieuwe naam van de cavia ‘Leeghoofd’ werd. Het uitbeelden ging deze keer erg goed. Zo kon Jessica perfect een muscarinereceptor uit beelden. Sanne wist aan Rianne duidelijk te maken dat ze FARP moest uitbeelden, door steeds op de cavia te wijzen. Alleen Frank Klont had toch er grote moeite met uitbeelden van Tamiflu© en gaf zijn eigen interpretatie aan het medicijn. Daarnaast verdient Stefan toch wel een schouderklopje door als enige het antwoord te weten op de caviavraag: ‘Wat doet een cavia met Waltzing disease?’; namelijk rondjes rennen! Natuurlijk kwam er ook weer de


Pharmaciae Sacrum

opdracht om iedereen te voeren, dit kon Mira heel goed door iedereen een handvol chips in de mond te duwen, zodat we zeker niet zouden verhongeren.

P.S. Agenda

Nadat er met twee dobbelstenen mocht worden gegooid, ging het erg snel. Rianne en Sanne waren al bijna bij de finish, totdat Stefan en Naomi de opdracht kregen om met het koppel rechts van hen te ruilen. Dit betekende dat Stefan en Sanne vooraan stonden, maar deze ruil pakte toch niet geheel positief uit, omdat zij, toen Stefan gooide, op het vakje kwamen dat ze weer terug moesten naar start. Jessica en Marieke waren ook goed op weg, maar werden door een niet nader te noemen tweetal terug gestuurd naar start. Op het laatst mochten we nog de zangkwaliteiten van Jessica en Mira bewonderen met het liedje ‘Piep klein konijntje had een vliegje op zijn neus’, compleet met dansje! Toen kwamen Frank en Frank ineens uit het niets op de finish. Ondanks dat de overwinning op z’n minst twijfelachtig genoemd mag worden, hebben zij de arme cavia gered en mogen zich de winnaars van het spel noemen!

December

Al met al was het een zeer geslaagde avond en wij kijken al uit om het spel met de volgende commissie te gaan spelen!

02. Borrel 20. STERC Sportdag

47

09. Diesviering 10. Diesviering Almanakonthulling 11. Diesviering

Januari 05. Borrel 12. EJC-Feest 26. ALV

Februari

Foliolum Jaargang XXIII Ed II



Puzzelpagina Sanne Geling, Naomi Teekamp, Frank Klont, Jeroen Kolkman

Indien u denkt de uitkomsten te hebben van de beide puzzels, kunt u deze per e-mail tot 20 januari sturen naar foliolum@rug.nl. De inzendingen worden eerst op juistheid en vervolgens op originaliteit beoordeeld. De beste inzending wordt beloond met een passende prijs.

Wat ligt er onder de elektronenmicroscoop?

100 x

20x Bas & Sil 49

Foliolum Jaargang XXIII Ed II


Pharmaciae Sacrum

SuperSudoku 3 6

9 8 2 4

1 2 3

7 5

5 7

1 2 3 4 7 6 8 2 8 3 9 3 6 5 8 1 3

6 3 9

1 1 5 3 2

5 7 50

7 9 4

6 4

2 6 8 7 8 5 1 9 6 4 9 7 3 5 4 2 9 2 8 5 1 7 3 8 9 4 1 8 5 2 8 6

7 9 1 3 7 9 6 8 4 7 6 4 7 9 1 8 9 2 9 3 4 3 7 3 2 5 4 2 7 9 5 3 7 2 1 7 4 3 8 9 7 6 3 2 8 6 4 1 8 6 6 5 2 9 5 1 7

De SuperSudoku is opgebouwd uit vijf over elkaar geschoven sudoku’s, waardoor elke sudoku een 3x3 vak gemeen heeft met de aangrenzende sudoku. Het oplossen gaat op de normale manier: vul op elke horizontale regel, verticale kolom en in elk groen omlijnd blok van 3x3 vakjes de cijfers 1 tot en met 9 in, die in elk van deze eenheden slechts één keer mogen voorkomen. De overlappende vlakken tellen mee voor de individuele sudoku’s waar ze onderdeel van uitmaken.

Wat een UITKOMST! Het antwoord van de puzzel uit de oktober editie 2009 De uitkomst van het cryptogram uit de vorige editie is: Dwerggroei. Onder de elektronenmicroscoop lag een panty. Deelnemers met een correct antwoord op het cryptogram zijn beoordeeld op originaliteit wat betreft de oplossing van de elekronenmicroscoop. De winnaar is geworden: Casper van der Hoeven. Gefeliciteerd met je prijs!

Over de uitslag wordt niet gecorrespondeerd. Foliolum Jaargang XXIII Ed II




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.