http://www.psgroningen.nl/foliolum/februari2006

Page 1

nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:35

Pagina 1

G.F .F.S.V .S.V.. P HARMACIAE S ACRUM U NIVERSITAIR C ENTRUM V OOR FARMACIE

Foliolum

J AARGANG XIX E DITIE III

Geschiedenis in de Farmacie

In samenwerking met:

‘Commissie voor de geschiedenis van de farmacie’

FEBRUARI

2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:35

Pagina 2


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:36

Pagina 3

G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum in samenwerking met het Universitair Centrum voor Farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen

Foliolum Jaargang XIX Editie III Februari 2006 foliolum@fmnsedu.rug.nl

Farmacon: Geschiedenis in de farmacie 13

Inleiding; De Farmaceutisch Historische dag

14

Ontwikkeling van de farmacie Dr. B.K.P. Griffioen

15

Delfse apothekerspotten in museum Boerhaave Dr. T. Huisman

20

Materia Medica in perspectief; van chinchona officinalis naar chloorpromazine Prof. Dr. Toine Pieters

27

Een Haagse simpliciakast met inhoud Dr. R.W.J.M. van der Ham

34

Materia Medica in historisch perspectief Dr. A.I. Bierman

39

Genezen met Alcali en Acidum Prof. Dr. H. Beukers

Redactie:

Jacomijn Dijksterhuis, Marika Sommen, Rory Habich, Karin Beld, Roelof Oosterhof en Sietse Aukema

Vul/Bindmiddel: 4 5 6 7 9 10 44 44 47 50 52 55 58

Redactioneel Praesespraat Promoties PS-agenda Visitatie farmaceutische opleidingen AIO-onderzoek belicht Oplossingen Foliolum ed. II Rectificatie Verslag Dies Natalis Student in het buitenland Zoutjes eten met de BEC Commissiesoap Achterkrant

Copyright 2006: niets mag van deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm,of welke andere wijze dan ook zonder toestemming van de Redactiecommissie der Foliolum.

ab-actiaat M. Sommen adres: Beethovenlaan 106 9714 EK Groningen telefoon: 06-47446429

Drukkerij: Weissenbach BV, Sneek oplage 1150 stuks


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:37

Pagina 4

4

e v i S S E R P im Geachte lezer, Voor u al weer het derde Foliolum van ons commissiejaar. Dit keer een heel speciaal nummer. In samenwerking met de Commissie voor de geschiedenis van de farmacie van de KNMP is dit mooie nummer tot stand gekomen. Het thema bedraagt 'Geschiedenis in de Farmacie'. Zoals de heer Griffioen terecht opmerkt: 'Wie zijn geschiedenis niet kent, zal zijn toekomst niet weten'. Daarom misschien toepasselijk de voorkant van ĂŠĂŠn van de eerste Pharmacopoea van Nederland uit het jaar 1738 op de voorpagina van dit Foliolum. Begin september reisden Sietse en ik door het mooie landschap dat Nederland rijk is naar de stad Arnhem waar we in het congresgebouw Kumpulan Bronbeek warm onthaald werden. Er stond ons een interessant symposium te wachten met als thema: 'Materia medica in historisch perspectief'. Naast het publiek dat dit uitje jaarlijks meemaakt, waren wij verrast daar twee net afgestudeerde Groningse Farmaceuten tegen te komen. Je ziet ze ook overal! Speciaal voor ons hebben de sprekers van deze dag hun verhaal in geschreven woord aan ons aangeleverd. De onderwerpen varieerden van genezende beelden uit het Usambara gebergte tot de zoektocht naar de herkomst van een oude simpliciakast. Kortom; voor ieder wat wils. Wat betreft de commissiepraat hebben we de commissies eens zelf hun creativiteit laten gebruiken. Ze ontvingen van ons een mail met de vraag; 'Met wat voor soapserie zouden jullie je commissie willen identificeren?'. De resultaten van de imPRESSive soaptalk kunt u verderop lezen. Ook vindt u een verslag van Maurits de Rotte die zich voor de studie in Ohio bevindt. Tot slot mag in dit nummer natuurlijk een verslag van de goed verlopen Dies Natalis activiteiten van december niet ontbreken.

Redactioneel

Onderstaand ziet u onze commissie geheel in stijl van dit thema. Wij waanden ons voor een ogenblik in een tijd die niet meer de onze is. Een kleine terugblik om u als vast de sfeer te laten proeven waarin u zich de komende uren, al lezende, kunt wanen.

4

Jacomijn Dijksterhuis Praeses Redactiecommissie '05-'06

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:37

Pagina 5

5

Scheper

s

Geachte leden, Hier zijn we dan, alweer het eerste Foliolum van 2006. Zo begin februari zijn we al ver over de helft van het verenigingsjaar. Het begin van het einde is voor ons als bestuur dan ook nabij en de nieuwe besturen, jaja volgend jaar zal Groningen ook onderdak bieden aan het K.N.P.S.V.-bestuur, beginnen zich al te vormen. Op het moment van dit schrijven is alles gelukkig nog een goed bewaard geheim, of dat halverwege februari nog zo is‌ Ik hoop het. Onze nieuwe P.S.-bestuurders zullen zich in ieder geval officieel gaan presenteren op de Maart ALV. Tot die tijd zullen jullie geduld moeten hebben‌ Voor nu even wat anders, dit Foliolum staat namelijk in het teken van geschiedenis. Iets waar wij als oudste vereniging van Nederland meer dan genoeg van in de kast hebben staan. Maar hoeveel is er eigenlijk echt bekend bij de leden. Niet veel denk ik en om eerlijk te zijn kan ik dat niemand echt aanrekenen. Het archief is groot genoeg, maar dat is dan ook gelijk het probleem. Toegankelijk is het niet echt. Ik ben dan persoonlijk dan ook echt benieuwd wat de Redactie commissie ons nog leren kan over het farmacie of Pharmaciae Sacrum van vroeger. In het vorige Foliolum werd de spits al afgebeten door Professor Jonkman die wat leuke anekdotes wist te vertellen. In tussentijd heeft de archiefcommissie al een duik genomen in het archief. Zij gaan namelijk proberen alle ereleden die Pharmaciae Sacrum tot nu toe gekend heeft in kaart te brengen. Dit zal dan vervolgens op het wereld wijde web geplaatst worden zodat een ieder hier meer over lezen kan. Daarnaast is het natuurlijk ook een niet meer dan gepast eerbetoon aan deze belangrijke P.S.-leden. Het bestuur is zelf ook druk bezig de geschiedenis van P.S. wat dichter bij huis te halen door de oudleden ook een lidmaatschap aan te bieden. Hierdoor blijft de kennis van deze mensen beter bereikbaar, iets wat de vereniging alleen maar ten goede zal komen. En uiteraard zal het komende jaar geschiedenis geschreven worden, dan zal de oudste studievereniging van Nederland namelijk haar 25e lustrum vieren. Een heugelijk feit wat ongetwijfeld zal resulteren in een spetterende Lustrumjaar met veel gezelligheid en plezier. Maar voor dat zover is, is het nu tijd voor een korte geschiedenisles door de Redactiecommissie. Namens het bestuur, Met vriendelijke groet,

Praesespraat

Emiel Schepers h.t. praeses

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:37

Pagina 6

6

Promovendi

FWN

Hulpstoffen voor tabletten met gereguleerde medicijnafgifte Verreweg de meeste medicijnen dienen oraal te worden ingenomen in de vorm van een tabletje. Dit is niet alleen gebruiksvriendelijk, de tabletten zijn ook relatief eenvoudig te produceren. Een deel van de tabletten voor oraal gebruik geeft het farmacon (de werkzame stof) gedurende een langere periode (meestal 4 tot 16 uur) af. Deze tabletten bevatten speciale hulpstoffen die de afgifte van het farmacon reguleren. Bij de matrix-tablet bijvoorbeeld is het farmacon ingebed in een matrix van een polymere hulpstof. Promovendus Rob Steendam bestudeerde twee polymere hulpstoffen, het op zetmeel gebaseerde amylodextrine en het bio-afbreekbare polymelkzuur. Zijn onderzoek geeft meer inzicht in het mechanisme van medicijnafgifte van matrix-tabletten met deze hulpstoffen. Hierdoor is het in de toekomst mogelijk eenvoudiger om deze matrix-tabletten (op industriĂŤle schaal) te fabriceren. Rob Steendam (Veendam, 1969) studeerde scheikunde in Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de vakgroep Farmaceutische Technologie en Biofarmacie van de RUG en de onderzoeksschool GUIDE. Steendam, een van de oprichters van InnoCore Drug Delivery Technologies te Groningen, is nu Director Technology & Development bij dit bedrijf.

Promovendi

Datum en tijd vrijdag 16 december 2005, 16.15 uur Promovendus R. Steendam Proefschrift Amylodextrin and poly(DL-lactide) oral controlled release matrix tablets. Concepts for understanding their release mechanisms Promotor prof.dr. H.W. Frijlink Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen Plaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen Informatie R. Steendam, tel. (050) 368 07 71, e-mail steendam@innocore.nl (werk)

6

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:38

Pagina 7

7

Receptor-assays verbeterd Aan de buitenkant van biologische cellen zitten receptoren voor het opvangen van chemische signalen van buiten. Ze reageren op hormonen of neurotransmitters (chemische stoffen die worden afgegeven door zenuwcellen) die in de buurt van de cel komen. Nadat de receptoren zijn geactiveerd, zal in de cel een reeks biochemische processen van start gaan. Ook sommige geneesmiddelen reageren met de receptoren. De interactie tussen receptoren en deze middelen en signaalstoffen kan worden onderzocht met behulp van zogenaamde receptorassays. Het onderzoek van Lutea de Jong is erop gericht om deze assays verder te verbeteren. Ze werkte daarbij onder andere met de dopamine-D2S-receptor, die betrokken is bij ziekten als schizofrenie en Parkinson. Lutea de Jong (Franeker, 1976) studeerde farmacie in Groningen. Het onderzoek werd uitgevoerd bij de werkgroep Analytische Biochemie (afdeling Farmacie). De Jong is nog bezig met de apothekersopleiding en werkt momenteel bij Brains-on-line.

Datum en tijd Promovendus Proefschrift Promotores Faculteit Plaats Informatie

vrijdag 27 januari 2006, 16.15 uur mw. L.A.A. de Jong Development and application of receptor assays for bioanalysis and toxicology prof.dr. R. Bischoff, prof.dr. J.P. Franke en prof.dr. D.R.A. Uges Wiskunde en Natuurwetenschappen Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen mw. L.A.A. de Jong, e-mail l.a.a.de.jong@rug.nl

P.S. -agenda Mei

Maart

April

03.STOF-vergadering 04.P.S.-borrel 06.FAC-feest 20.EJC-feest 20.SSS Ouderejaars Symposium 22.Batavierenrace 26.FTO-dag

Foliolum Ed. III februari 2006

01.STOF-vergadering 02.P.S.-borrel 04.t/m 8 mei BEC 16.VVAA Discussieavond 20.RWPT 24.t/m 27 mei KNPSV congres

Promovendi

06.STOF-vergadering 07.P.S.-borrel & BEC onthulling 08.OPG eerstejaarsexcursie 11.Beroependag K.N.P.S.V. + feest 14.ALV 16.Gangfeest 25.Voorjaarsdag K.N.P.S.V.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:38

Pagina 8


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:39

Pagina 9

9

Visitatie farmaceutische opleidingen Van 15 tot en met 17 februari 2006 zullen de opleidingen Farmacie (doctoraal "oude stijl" met apothekersopleiding; bachelor en master), Farmaceutische Wetenschappen (bachelor) en Medisch Farmaceutische Wetenschappen (master) onder auspiciën van de QANU (Quality Assurance Netherlands Universties) door een externe commissie worden bezocht (sitevisit) en beoordeeld. Deze visitatie is binnen de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen de eerste volgens het nieuwe QANU-kader voor de externe kwaliteitsbeoordeling van wetenschappelijke bachelor- en masteropleidingen ten behoeve van accreditatie. De visitatie bestrijkt de periode van 2000 tot 2005. Naast een retrospectief karakter zal de beoordeling een aanzienlijk prospectief aspect hebben. Op 1 oktober 2005 is, geheel volgens schema, de zelfevaluatie Farmacie in Focus ingeleverd bij de QANU. Op basis hiervan zal de visitatiecommissie haar sitevisit voorbereiden. De zelfevaluatie beschrijft een periode die is gekenmerkt door een groot aantal veranderingen. In 2000, vlak na de vorige visitatie, werd bij Farmacie een nieuw studieprogramma ingevoerd. Nu, in 2005, staan we voor een volgende visitatie en weer een nieuw onderwijsprogramma: de flexibele bacheloropleiding. Daarnaast is door de invoering van TRIPOS de facultaire organisatie van het onderwijs sterk veranderd. Het QANU-kader schrijft voor dat in de zelfevaluatie zes onderwerpen, elk weer onderverdeeld in een aantal facetten, moeten worden besproken. Het betreft de volgende onderwerpen: · doelstellingen van de opleiding; · programma; · inzet van personeel; · voorzieningen; · interne kwaliteitszorg; · resultaten. Deelonderwerpen (facetten) zijn onder andere: · relatie onderwijs met onderzoek; · afstemming met het beroepenveld; · docentprofessionalisering. Ieder onderwerp wordt afgesloten met een sterkte-zwakte analyse.

Herman Woerdenbag Beleidsmedewerker onderwijs Farmacie

Foliolum Ed. III februari 2006

Visitatie

Kwaliteitszorg

Met Farmacie in Focus wordt een zo helder mogelijk beeld gegeven van wat er zich in de afgelopen vijf jaar met betrekking tot het farmaceutisch onderwijs in Groningen heeft afgespeeld en waar in de toekomst op wordt gefocusseerd.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:39

Pagina 10

10

Poriestructuur en mechanische sterkte van tabletten Yu San Wu, Farmaceutische technologie, RuG

Voor tabletten is de mechanische sterkte (de kracht die nodig is om een tablet te breken) een van de belangrijkste eigenschappen. In een promotie onderzoek bij de basiseenheid Farmaceutische Technologie en Biofarmacie wordt gekeken naar de invloed van de poriestructuur op de mechanische eigenschappen van tabletten.

Onderzoek belicht

Onder poriestructuur kan worden verstaan de totale porositeit, de grootte van de poriën, de vorm van de poriën en de verdeling van de poriën in de tablet. Er is veel bekend over het verband tussen de totale porositeit van een tablet en de tensile strength (een maat voor de mechanische sterkte); een hogere porositeit hangt samen met een lagere mechanische sterkte. Ook de invloed van de grootte van de poriën is eerder onderzocht. Over de relatie tussen de porievorm en de tabletsterkte is echter veel minder bekend. Wel is uit eerder onderzoek gebleken dat dit zeker een rol speelt. Daarnaast is ook de verdeling van de porositeit in de tablet belangrijk. Sommige verschijnselen gebeuren namelijk steeds op min of meer dezelfde locatie in de tablet en op steeds dezelfde manier. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld kappen of lamineren, waarbij een tablet tijdens of vlak na het tabletteren uiteen 'barst' in twee of meer horizontale lagen. Dit suggereert dat de (porie) structuur in een tablet niet homogeen is. Om meer te weten te komen over de porie structuur en het effect hiervan op de mechanische sterkte, is dit onderzoeksproject gestart. De huidige technieken die gebruikt worden om de poriën te analyseren, zoals bijvoorbeeld kwikporosimetrie, kijken echter niet naar de verdeling van de porositeit in de tablet of naar de vorm van de poriën. Daarom wordt er in dit (promotie) onderzoek veel gebruik gemaakt van imaging oftewel beeld analyse. Op dit moment wordt er gewerkt aan de foto's van een kubusvormig natriumchloride tablet. Grofweg valt het onderzoek te verdelen in de volgende stappen. Eerst moeten er uiteraard tabletten geslagen worden. Er is gekozen voor een kubusvormige tablet omdat een kubus van alle kanten aan de buitenkant dezelfde afmetingen heeft. Als de sterkte in de ene richting anders is dan de sterkte in de andere richting, moet dit dus haast wel te wijten zijn aan de interne structuur.

10

Van deze tabletten zijn foto's gemaakt. Deze foto's moeten voldoende contrast laten zien tussen de zoutkorrels en de poriën en daarnaast moet de resolutie ook voldoende hoog zijn om ook kleinere structuren te kunnen onderscheiden. Met een elektronen microscoop (SEM) zijn uiteindelijk foto's gemaakt die aan deze criteria voldoen. Op de foto's is goed te zien waar de zoutkorrels zich bevinden en wat deel uitmaakt van de poriën. Het is ook gelijk duidelijk dat de poriestructuur niet zo eenvoudig te beschrijven is (zie figuur 1). De volgende stap is dan ook de karakterisering van de poriestructuur. In eerste instantie is gekeken naar de totale porositeit per foto door te bepalen hoe groot het percentage pixels is dat tot de porie ruimte gerekend kan worden. Daarnaast is ook gekeken naar de richting van de poriën door een van de sterologie, afgeleide methode te gebruiken. Fig. 1: SEM foto van het oppervlak van een natriumchloride tablet.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:39

Pagina 11

11

Hierbij worden met de computer denkbeeldige horizontale en verticale lijnen getrokken over de foto en wordt langs elk van deze lijnen geteld hoe vaak een 'grensovergang' van poriefase naar zoutkorrel of vice versa gekruist wordt. Als de poriën voornamelijk van boven naar beneden lopen, zal in een foto die een zijaanzicht van de tablet laat zien, het aantal overgangen langs de verticale lijnen duidelijk kleiner zijn dan het aantal overgangen langs de horizontale lijnen (zie figuur 2). Dit is een geschikte methode om een indicatie te krijgen van de richting van de poriën, maar hiermee valt nog niet zoveel te zeggen over de porievorm. Daarom wordt ook gewerkt aan andere methoden om meer informatie te krijgen uit de SEM foto's. Hiervoor wordt samengewerkt met de 'quantitative imaging group' van de universiteit Delft die gespecialiseerd is in beeldverwerking. Daarna is het de bedoeling om de resultaten voor de porievormen/porie- verdelingen terug te koppelen naar de mechanische eigenschappen van de tablet. Wellicht is het ook mogelijk om meer inzicht te krijgen in het tot stand komen van de bepaalde porievormen en om te kijken wat de invloed is van verschillende poedermengsels hierop.

Fig. 2: Schematisch zijaanzicht van de tabletstructuur. Wanneer de poriën voornamelijk van boven naar beneden georiënteerd zijn, zijn er langs de horizontale lijnen zijn meer fase overgangen dan langs de verticale lijnen.

Onderzoek belicht

Foliolum Ed. III februari 2006


Evaluatiecommissie

nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:39

Pagina 12


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:39

Pagina 13

13

De Farmaceutisch Historische Dag

Inhoud van het themanummer ‘Materia medica in historisch perspectief’ Met Materia medica, of in goed Nederlands geneesmiddelen en de leer daarvan,2 houden zich in onze tijd onder andere farmacologen, farmaceuten, biofarmaceuten en geneeskundigen bezig. We weten inmiddels ook heel veel van geneesmiddelen, we kennen hun farmacodynamische eigenschappen, met andere woorden we weten wat het geneesmiddel met het lichaam doet, en we kennen ook hun farmacokinetische eigenschappen, met andere woorden we weten wat het lichaam met het geneesmiddel doet. Deze kennis is ontwikkeld op basis van het natuurwetenschappelijk denkmodel dat in de 19de eeuw zijn intrede deed, en waarop de geneeskundige en farmaceutische wetenschappen nog altijd gegrondvest zijn. Maar geneesmiddelen worden al eeuwenlang gebruikt, en ook in de tijd dat er nog geen sprake was van een natuurwe-

tenschappelijk denkmodel zoals wij dat nu hanteren waren er ideeën over ziekte en gezondheid en daarvan afgeleid richtlijnen voor de toepassing van geneesmiddelen. In de bijdragen van BIERMAN en BEUKERS, die elkaar op dit punt aanvullen, wordt een overzicht gegeven van geneeskundige en therapeutische theorieën die het gebruik van geneesmiddelen in Europa hebben beïnvloed. De bijdrage van PIETERS geeft een levendig beeld van de spanning die kan ontstaan bij de introductie van een nieuw geneesmiddel wanneer de therapeutische werking van het nieuwe middel niet verklaard kan worden met de vigerende opvattingen. Ook vindt U in deze bijdrage een beschrijving van de ondergang van de term Materia medica. Tenslotte wordt aan de hand van de geschiedenis van de introductie van chloorpromazine in Nederland de herijking en herinrichting van het therapeutische landschap in de tweede helft van de 20ste eeuw geïllustreerd. Kunsthistorische aspecten van Materia medica komen aan bod in de bijdrage van HUISMAN, met als onderwerp de indrukwekkende collectie apothekerspotten van het Leidse museum Boerhaave. Er is onder meer aandacht voor chronologische ontwikkelingen, zoals in de versiering en de vorm van de pot, die van een fraai gedecoreerde opvolger van de Italiaanse albarello evalueerde tot een sober gedecoreerde pure cilindervorm in de 19de eeuw. ‘Last but not least’ geeft de bijdrage VAN DER HAM de lezer inzicht in het fenomeen simpliciakast, met een overzicht van de simpliciakasten die wij in Nederland nog bezitten. Hoe fascinerend de zoektocht naar de geschiedenis van zo’n kast kan zijn en hoe al speurend een stukje farmaciegeschiedenis tot leven komt kunt U lezen in het verslag van de zoektocht van de schrijver naar de herkomst van de Haagse simpliciakast met inhoud die hij via een veiling in zijn bezit kreeg. We wensen U veel leesplezier! Namens de Commissie voor de geschiedenis van de farmacie KNMP Dr Annette I. Bierman, voorzitter

1

Bosman-Jelgersma H.A. [red.] Tien jaar Farmaceutisch Historische Dagen 1982-1991. Rotterdam, Erasmus Publishing, 1992 2 Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Veertiende, herziene uitgave. Utrecht/Antwerpen, Van Dale Lexicografie.

Foliolum Ed. III februari 2006

De farmaceutisch historische dag

De Farmaceutisch Historische Dag werd in 2005 voor de 23ste keer gehouden. Het initiatief voor deze jaarlijkse bijeenkomst is indertijd genomen door professor dr H.A. Bosman-Jelgersma, die in 1982 was benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de geschiedenis van de farmacie aan de Universiteit Leiden. Professor Bosman heeft met het voor haar zo kenmerkende enthousiasme de eerste tien historische dagen georganiseerd en daarmee een traditie gevestigd.1 Vanaf 1992 is de organisatie van de historische dag in handen van de Commissie voor de geschiedenis van de farmacie van de KNMP. In 2005 is gekozen voor een thema: Materia medica in historisch perspectief. Dit thema werd door de sprekers van verschillende zijden belicht, er was aandacht voor historische concepten van ziekte en therapeutisch handelen, en voor het spanningsveld tussen theorie en praktijk bij de introductie van nieuwe geneesmiddelen, een spanningsveld dat zich tot ver in de 20ste eeuw manifesteert. Maar ook kunsthistorische aspecten kwamen aan bod, zoals de apothekerspot waarin de gereedgemaakte farmaceutische bereidingen -oftewel composita- werden bewaard, en de simpliciakast, waarin de simplicia - de medicinale grondstoffen uit het planten- dieren- en mineralenrijk - waren uitgestald. De combinatie van deze twee aandachtsgebieden resulteerde in een afwisselend programma dat zeer in de smaak viel bij de aanwezigen. De Commissie is dan ook bijzondere verheugd over het aanbod van de Foliolumredactie om de lezingen die op deze dag zijn gehouden te publiceren in een apart nummer van Foliolum. We kunnen zo nog eens in alle rust nagenieten van de boeiende voordrachten over dit voor farmaceuten zo belangrijke thema.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:39

Pagina 14

14

Ontwikkeling van de farmacie

Dr. B.K.P. Griffioen

Wie zijn geschiedenis niet kent zal zijn toekomst niet weten!

14

Dr. B.K.P. Griffioen

en afleveringsvormen zo zeer toe dat de apotheker als een aparte beroepsgroep ontstond. De enige hanDe geschiedenis van de farmacie gaat al terug tot de deling die hij zelf bij de patiënt deed was het zetten Egyptenaren. Nadat de god Osiris door zijn broer van de clysteer. Hij was namelijk in bezit van een was gedood, heeft zijn zoon Horus de dood van zijn clysteerspuit en maakte ook het geneesmiddel hiervader gewroken, maar verloor daarbij zijn oog. De voor klaar. god Thot legde dit oog op de tong van Osiris, die Aanvankelijk was de geneesheer ook voor de fardaarmee weer tot leven kwam. In de welbekende macie verantwoordelijk. In 1240 bracht Frederik Papyrus Ebers werden verschillende voorschriften Hohenstaufen, koning van Napels en Sicilië, hierin gevonden die allemaal beginnen met het Horusteken verandering door het beroep van apotheker van de dat lijkt op een oog. De Romeinen namen dit over medicus te scheiden. en wij vinden dit teken nog steeds terug in de R van Aangenomen wordt dat in ons land Anselmus de Recipe, waarmee elk medisch recept begint. eerste apotheker was. Jan van Nassau gaf hem in Van de Egyptenaren zijn nog veel medische voor1276 de kelder onder zijn huis naast de Heilige schriften bekend die een grote hoeveelheid grondKruiskapel in gebruik. stoffen bevatten, veelal uit het plantenrijk afkomIn de gildentijd was het aantal apothekers te klein stig. Op dit gebied is vooral Theriac bekend met om een eigen gilde te vormen. Meestal waren zij tientallen ingrediënten, dat als tegengif werd voormet de kruideniers lid van het kramersgilde, want geschreven. behalve geneesmiddelen verkochten zij ook suikerDe Griekse god Asklepios (1200 v.C.) heeft een wijn, kaarsen e.d. In de zevengrote invloed op de Voordien hanteerde men een goed, tiende eeuw verenigden de apothekers geneeskunde gehad. handgreep en een vingergreep zich met de medici in het Collegium Zijn dochter Hygieia om de hoeveelheid te bepalen Medico Pharmaceuticum. gaf haar vader uit een Om eenheid te scheppen in de verschillende voorofferschaal te drinken. Deze schaal met de slang is schriften werd van overheidswege een wetboek de oorsprong van het hedendaagse apothekerssymvastgesteld. Het eerste voorschriftenboek in bool. Nederland was het Antidotarium Nicolai dat in 1550 Hippocrates, een afstammeling van Asklepios, heeft in Amsterdam werd ingevoerd en in 1636 door een een groot aantal voorschriften ontwikkeld, gebaplaatselijke Farmacopee werd vervangen. Daarna seerd op de humoraaltheorie: een evenwicht van kwam in verschillende steden een eigen bloed, slijm, gele en zwarte gal. Dit evenwicht werd Farmacopee in gebruik. In 1805 gaf de Nederlander o.a. beïnvloed door aderlaten en purgeren. Allart de Pharmacopoea Batava uit en in 1851 De overname van de wereldheerschappij door de kwam de eerste editie van de Pharmacopoea Romeinen was ook van invloed op de geneeskunde, Neerlandica op de markt, die sinds 1983 door de zo kreeg Aesculapius zijn Latijnse naam. Een negende editie is vervangen. belangrijke schakel tussen deze twee werelden was Galenus, geboren in Pergamon en later naar Rome Dit wetboek bestaat nog steeds maar geldt meer verhuisde. Hij was de man die als eerste gewichten voor de farmaceutische industrie dan voor de apoinvoerde om een recept volgens exact voorschrift te theker. kunnen bereiden. Voordien hanteerde men een Vroeger was handgreep en een vingergreep om de hoeveelheid te immers sprabepalen. In de dertiende eeuw voerde Nicolaus ke van een Salernitanus de medicinale gewichtenreeks in: van productieapogrein tot het ons. In de kloosters hielden de monnitheek in ken zich, naast mediteren en bidden, ook bezig met tegenstelling tuinieren. In hun hof werden allerlei medicinale tot de hedenkruiden gekweekt, die zij aan zieken gaven. daagse distriNa de vele plantaardige stoffen in allerlei samenbutieapostellingen werd meer en meer gebruik gemaakt van theek. andere zaken zoals mineralen, edelstenen en stoffen van dierlijke oorsprong. Zelfs levende bloedzuigers hadden een heilzame werking. In de loop der tijden nam het aantal geneesmiddelen Bloedzuigerpot

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:40

Pagina 15

Tegenwoordig ligt de Pilvergulder nadruk op efficiency en veiligheid, nu worden de technieken zijn van grote geneesmiddelen in grote invloed geweest op de hoeveelheden fabrieksmaontwikkeling van de tig bereid, hetgeen zonder geneeskunde. Met danktwijfel de kwaliteit ten baarheid mogen we nu goede komt. De ontwikhierop terug zien. Met dit kelingen gaan zo snel dat al is de romantiek van de wij tijdens één mensenle‘pillendraaier’ uit het verven allerlei veranderingen leden verdwenen. meemaken. Wie herinnert zich niet de oude apo******* theek? Klein en schaars verlicht, met een opstand In Delft is in het Medisch Farmaceutisch waarin sierlijke, vaak blauwgekleurde zalfpotten Museum ‘De Griffioen’ nog een oude apotheek en bruine flessen met een ingebrand etiket stonmet een collectie farmaceutische gebruiksvoorden. Enkele apothekersassistenten in een mooi werpen te bewonderen. Het bestuur van de schort maakten op de recepteertafel de recepten Stichting stelt zich ten doel verouderd instrumenklaar. Op de balans wogen zij heel nauwkeurig tarium voor vernietiging te behoeden. Zij rekent de ingrediënten af. Zij mengden deze in een het tot haar taak het medisch cultureel erfgoed bronzen vijzel of een mortier van aardewerk om voor de toekomst te bewaren, te conserveren, zo ze bijvoorbeeld daarna op de pillenplank tot pilnodig te restaureren en waar mogelijk te exposelen te verwerken, die voor de particuliere patiënt ren. Velen zullen bij het zien van zo’n oude apowerden verzilverd of verguld. Drankjes werden theek een gevoel afgeleverd in een flesje met een rood kapje over de kurk Achter een houten schot stond de van herkenning en voor de rijken ging daar apotheker, gekleed in pandjesjas krijgen. In exposities en artikelen een goud kapje overheen. wordt het verschil tussen de schoonheid van het Het flesje met een vloeibaar medicijn voor uitverleden en de doelmatigheid van het heden duiwendig gebruik werd afgesloten met een blauw delijk gemaakt. kapje, eventueel daaroverheen nog een zilver Het museum is gevestigd in een oud grachtenkapje. Achter een houten schot stond de apothepand in de binnenstad van Delft. Het is op ker, gekleed in pandjesjas, die de recepten op afspraak toegankelijk voor groepen van 10-25 naam in een groot boek schreef, dat tegenwoorpersonen, voor een rondleiding van anderhalf uur. dig door de computer is vervangen. De robot Voor nadere informatie kan men zich wenden tot heeft ook in de apotheek zijn intrede gedaan en de heer B.K.P. Griffioen, voorzitter Stichting de functie van apotheker en assistent zijn sterk Medisch Farmaceutisch museum ‘De Griffioen’, gewijzigd. Het accent ligt nu op voorlichting aan Meermanstraat 158, 2614 AN Delft. Tel: 015de patiënt en het houten schot is verdwenen 2134888 of 06.55.907301. e-mail: bkpgrifomdat de patiënt mondig is geworden en alles fioen@wanadoo.nl. mag weten. Kennis en inzicht van de moderne

Een Nationaal Product in de Farmacie Dhr. T. Huisman Naar aanleiding van de publicatie van een overzichtscatalogus van de verzameling apothekerspotten van Delfts aardewerk van Museum Boerhaave (Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen en de Geneeskunde te Leiden), hield Tim Huisman op 13 september 2005 een voordracht op de jaarlijkse

Farmaceutisch Historische Dag. Het onderstaande artikel is een bewerking van dit praatje. Het artikel valt uiteen in twee delen. Het eerste deel behandelt de collectie apothekerspotten als geheel: haar ontstaan, hoe ze bij Museum Boerhaave terechtkwam en de omvang van de

Foliolum Ed. III februari 2006

Dr. B.K.P. Griffioen

Delfse apothekerspotten in museum Boerhaave

15


nummer3_geheelzonderk.qxp

16

13-2-2006

14:40

Pagina 16

collectie. Het tweede deel gaat dieper in op de objecten zelf. Hier zal aandacht worden besteed aan vragen als: zijn er chronologische ontwikkelingen te signaleren? Zijn er verschillen tussen vroege en late potten? En hebben de apothekerspotten kenmerken aan de hand waarvan je ze kunt dateren? Het Medisch Farmaceutisch Museum Om met de collectie te beginnen: Museum Boerhaave bezit een behoorlijk omvangrijke verzameling apothekerspotten (fig.1). De vroegste zijn 16de Fig. 1 Een aantal apothekerspotten uit de collectie van Museum Boerhaave

eeuws, en de verzameling loopt chronologisch door tot in de jaren dertig van de 20ste eeuw. Het zwaartepunt van de collectie ligt

echter tussen de vroege 18de eeuw en de eerste helft van de 19de eeuw. En dit belangrijkste col-

Dhr. T. Huisman

lectiedeel bestaat vooral uit Nederlandse apothekerspotten, voornamelijk geproduceerd in de Delftse pottenbakkerijen.

16

In aantallen uitgedrukt telt het totale bestand aan apothekerpotten in de museumcollectie zo’n driehonderd objecten. Honderdvijftig daarvan zijn producten van de Delftse aardewerkindustrie. Hierin zijn alle mogelijke variëteiten vertegenwoordigd: cilindrische potten in grote en kleine maten, stroopkannen en waterflessen. Potten met monochrome decoraties (het karakteristieke Delfts blauw) en potten met polychrome decoraties. De apothekerspottencollectie die Museum Boerhaave in zijn bezit heeft is representatief voor de ontwikkeling van de Delftse apothekerspot vanaf de zestiende eeuw. Museum Boerhaave heeft deze collectie voor een deel verworven via de gebruikelijke en geleidelijke wegen: aankopen, bruiklenen van andere musea (onder andere is er in de jaren vijftig vrij veel van het Museum Kröller Müller naar Boerhaave gekomen) en schenkingen en legaten van particulieren. De collectie nam echter enorm in belang en omvang toe in 1982. In dat jaar werd de collectie

van het Amsterdamse Medisch Farmaceutisch Museum door de gemeente Amsterdam in bruikleen geschonken aan het Museum Boerhaave. Het Medisch Farmaceutisch Museum Amsterdam was een eerbiedwaardige instelling, die zijn begin vond in de beslissing van de Nederlandse Vereniging ter Bevordering van de Farmacie in 1887 om een museum in te richten met objecten van belang voor de geschiedenis van de farmacie. Deze medisch farmaceutische verzameling was vanaf 1902 voor het publiek te zien in vier kabinetten in het Amsterdamse Stedelijk Museum. En dat zou zo blijven tot 1947, toen de nieuwe directeur Willem Sandberg het Stedelijk omvormde tot een museum voor hedendaagse kunst. Hier was voor de geschiedenis van de farmacie geen plaats meer. Voor het medisch farmaceutisch museum volgde toen een ware odyssee langs verschillende locaties in Amsterdam, waaronder De Waag op de Nieuwmarkt. Deze reis eindigde uiteindelijk in 1982 bij Museum Boerhaave te Leiden. Het Medisch Farmaceutisch Museum is overigens onlosmakelijk verbonden met de figuur van Dr. D.A. Wittop Koning, de apotheker en farmaceutisch historicus, die al sinds de jaren dertig over de geschiedenis van de farmacie en de collectie van het Medisch Farmaceutisch Museum publiceerde. Wittop Konings studies, met name die op het gebied van het farmaceutisch aardewerk, vormen dan ook een basis waarop veel later werk, ook de catalogus van de verzameling apothekerspotten van Museum Boerhaave, kon verder bouwen. Fabrieksmerken Tot zover de wordingsgeschiedenis en de achtergronden van de collectie. Laten we nu maar eens de collectie induiken en kijken wat er zoal aan bijzonders te zien is. Zoals al vermeld bij de inleiding van dit artikel: de reden dat ik me met apothekerspotten ben gaan bezig houden is primair de wens van Museum Boerhaave om een beschrijvende catalogus van dit deel van zijn collectie te publiceren. Een van de eerste vereisten voor zo’n catalogus is natuurlijk een ordenend principe. Een principe dat de volgorde bepaalt waarin de objecten behandeld worden. Voor de Boerhaavecatalogus is als ordenend principe gekozen voor de verschillende pottenbakkerijen – of fabrieken – van Delfts aardewerk. Bij dit ordenend principe draait

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:40

Pagina 17

het vooral om de merktekens op de onderkanten van de potten: de fabrieksmerken. Deze fabrieksmerken zijn terug te vinden op twee derde van de Delftse apothekerspotten in de collectie van Boerhaave. Ze maken het mogelijk om de potten in kwestie toe te schrijven aan een van de Delftse pottenbakkerijen. Zoals De Porcelijne Lampetkan, De Klaauw of De Porcelijne Fles, met als merkteken een gestileerd flesje en de letters PC, waarbij PC staat voor Henricus Piccardt, de eigenaar van het bedrijf tussen 1804 en 1849 Fig. 2 Het fabrieksmerk van De (fig.2). Porceleyne Fles

Het is dus duidelijk dat er verschillende typen fabrieksmerken zijn te onderscheiden. Sommige zijn afkortingen van de fabrieksnaam, zoals LPK of LPKan voor De Porcelijne Lampetkan. Andere zijn beeldmerken: een gestileerd klauwtje voor De Klauw, of een flesje voor de Porcelijne Fles. Een ander fabrieksmerk is het persoonsgebonden merk. Dit verwijst naar de eigenaar of bedrijfsleider van de pottenbakkerij. Zo’n merk is natuurlijk een goede houvast in het dateren van apothekerspotten. Hiermee kan het tijdvak bepaald worden waarin een bepaalde pot gemaakt is.

Fig. 3 Het fabrieksmerk van De Porceleyne Schotel, Johannes Pennis 1723-1764 1764 de pottenbakkerij ‘De Porcelijne Schotel’ in bezit had. Dit soort fabrieksmerken moet je dus ook niet beschouwen als een signatuur zoals de naam van

17

Het merkteken onder op de pot was dus niet de signatuur van een scheppend kunstenaar, maar een kwaliteitswaarborg waarmee eventuele kopers de fabriek, en dus de reputatie die daarbij hoorde, konden identificeren. De apothekerspot in het assortiment van de pottenbakkerijen Iets waar de benadering van het Delftse farmaceutisch aardewerk via de fabrieksmerken ook aanleiding toe geeft, is het besef dat de apothekerspotten maar een klein segmentje vormen van het totale aanbod van de verschillende aardewerkfabrieken. In het assortiment van bijvoorbeeld De Porcelijne Schotel zitten naast sier- en gebruiksservies ook heel veel gepolychromeerde plastiekjes: een engeltje, komedianten, hondjes, een hert of een drinkkan in de vorm van een aap (fig.4). Er waren geen in apothekerspotten gespecialiseerde pottenbakkerijen. Wel vormde het farmaceutisch aardewerk een standaard segment in het productenscala van de verschillende fabrieken. Op inventarislijsten van pottenbakkerijen (die bijvoorbeeld werden opgemaakt als de boedel van eigenaar veranderde) komen altijd wel zalfpotten, Fig. 4 Hondjes door De stroopkannen en Porceleyne Schotel (Foto waterpotten in verGemeentemuseum Den schillende maten Haag) voor.

Foliolum Ed. III februari 2006

Dhr. T. Huisman

Een voorbeeld van zo’n persoonsgebonden merk is dit merkje: een P met een punt erboven (fig.3). Dit is een samentrekking van de letters J en P, de initialen van Johannes Pennis, die van 1723 tot

een schilder op een schilderij. Johannes Pennis was niet actief betrokken bij het maken van de apothekerspotten. Hij was de bedrijfsleider/eigenaar van een vroege vorm van industrieel bedrijf. Het Delfts aardewerk was een voortbrengsel van een soort lopende bandwerk avant la lettre, waarbij verschillende gespecialiseerde handwerkers steeds een stapje in het proces voor hun rekening namen: iemand vormde de ruwe klei tot een pot, iemand anders stopte dat in de oven, een derde dompelde de halfbakken pot in de glazuur en weer iemand anders schilderde in de natte glazuur de decoratie, waarna weer een andere specialist het product geglazuurd en voorzien van decoratie in de oven plaatste om te worden afgebakken. De apothekerspot, evenals de meeste andere voortbrengselen van de Delftse pottenbakkersindustrie hadden in eerste aanleg geen betekenis als kunstvoorwerp maar als gebruiksvoorwerp.


nummer3_geheelzonderk.qxp

18

13-2-2006

14:40

Pagina 18

Het mag dus duidelijk zijn dat de apothekerspotten niet door gespecialiseerde bedrijven werden gemaakt, maar één soort product vormden in een breed en gevarieerd aanbod. Wat nu precies de rangorde was van deze verschillende producten in het assortiment is moeilijk te zeggen. Waren de figuurtjes een exclusief, weinig verkocht luxeproduct en waren de apothekerspotten een massagoed dat voor het basisinkomen zorgde? Of was het apothekersgoed een lucratieve niche in het totaalpakket? En nog zo’n moeilijke vraag: waren de apothekerspotten inderdaad standaard aanwezig in de voorraad van de pottenbakkerijen, zoals de inventarislijsten suggereren? Of werden ze op bestelling geleverd? De aard van het productieproces zou voor het laatste pleiten: de opschriften op de potten moesten worden meegebakken met de glazuurlaag, evenals de rest van de decoratie. De opschriften konden er niet achteraf naar behoefte worden opgezet. Ook is het zo dat het eenmaal gebakken halffabrikaat niet lang bewaard kon worden: als de half afgebakken potten vuil werden dan zou het glazuren en afbakken misgaan. Dus dat sluit uit dat half gebakken potten op voorraad werden gehouden en naar behoefte werden voltooid. Een andere mogelijkheid is dat een apotheker een volledige set apothekerspotten bestelde. Inderdaad toont Wittop Koning in zijn boek Apothekerspotten uit de Nederlanden (1991) een rekening uit het Leidse gemeentearchief uit het midden van de 17de eeuw voor een assortiment

Dhr. T. Huisman

potten geleverd aan de Stadsapotheker Nicolaes Chimaer door de Haarlemse pottenbakster Duyfgen Steffens.

18

Decoraties Een ander opvallend kenmerk van de Delftse apothekerspotten is natuurlijk de decoratie. Als je een ensemble van zo’n 150 potten, afkomstig uit twee eeuwen, achter elkaar ziet – bijvoorbeeld bij het werk aan een collectiecatalogus – dan zijn daar een aantal

interessante ontwikkelingen in waar te nemen. Tot halverwege de 18de eeuw zijn de apothekerspotten – nagenoeg zonder uitzondering – versierd met een bepaald motief: een cartouche met afgeronde uiteinden en met in het midden een halfcirkelvormige uitstulping. In Fig. 6 Vroeg potje van De die cartouche staat Grieksche A 1675-1700 dan in afgekort Latijn de inhoud van de pot. Verder is de cartouche versierd met een fruitmand, guirlandes, onderaan een engelenkopje en links en rechts van de fruitmand twee pauwen. We noemen deze versiering daarom het pauwenmotief. Dit pauwenmotief, uitgevoerd in blauw, zien we standaard op de Delftse apothekerspotten tot halverwege de 18de eeuw; zonder variatie en vrijwel zonder ontwikkeling door de decennia heen. De enige variatie die er te zien is, is dat de pauwen af en toe vervangen worden door engeltjes of vinkjes. Halverwege de 18de eeuw begint er echter meer variatie te komen in de decoratie. Dat had misschien te maken met een zekere teloorgang in de afzet van de Delftse aardewerkindustrie. En wellicht moeten we deze toename in versieringsmotieven zien als een poging om het product te vernieuwen en de interesse van de klant te herwinnen. In ieder geval zien we na 1750 nieuwe motieven op de apothekerspotten, beïnvloed door de contemporaine mode in de toegepaste en decoratieve kunsten. Ook zijn de versieringen niet langer alleen in blauw uitgevoerd. Steeds vaker zien we polychrome versieringen, zoals zwierige cartouches met florale motieven en speelse lijnen, beïnvloed door de rococo. Of later, deze strakkere ornamenten met classicistische elementen als lauwerkransen en festoenen. Een beeldtaal die doet denken aan het neoclassicisme eind 18de eeuw,

Fig. 5 Pot met classicistische ornamenten, De Porceleyne Lampetkan 1750-1800

het iets latere empire of de vroeg 19de eeuwse Biedermeyer (fig.5). Een andere bron van motieven is de farmacie zelf. Het hert, waarvan hoeven en gewei verwerkt

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:40

Pagina 19

werden in medicijnen, of aloëplanten, exotisch en geneeskrachtig, komen we veelvuldig tegen in de ornamentiek van de cartouches. Tenslotte lijkt ook nog te gelden: hoe verder je naar het einde van het tijdperk van het Delfts aardewerk gaat – en dat einde situeer ik zo rond 1840 – hoe soberder de decoraties worden. Vormevolutie Maar niet alleen de decoraties zijn aan een zekere ontwikkeling onderhevig. Ook de vorm van de pot zelf, in ieder geval die van het meest voorkomende cilindrische model, vertoont een zekere evolutie. Het hier als figuur 6 afgebeelde potje behoort bijvoorbeeld tot het vroegst gedateerde Delfts aardewerk in onze collectie: eind 17de eeuw. Als je goed kijkt heeft het nog veel kenmerken van zijn voorvader: de albarello. De bekervormige voet, de concave romp, de duidelijk geprononceerde schouder en de trechtervormige opening. De ernaast afgebeelde pot is iets later gedateerd (begin 18de eeuw) en heeft nog steeds veel albarellokenmerken, Fig. 7 Potje met resten van vermaar deze zegeling. 1700-1750 zijn toch al veel minder geprononceerd (fig.7). Overigens wordt door dit plaatje ook duidelijk dat de karakteristieke trechtervorige mond van deze vroege potten een functie had. In deze tijd werden de potten afgesloten met een varkensblaas met een touwtje eromheen gesnoerd, verzegeld met was.

zullen terugvinden. De voet en de schouder zijn van het middendeel van de pot duidelijk afgescheiden door twee ribben of insnoeringen. In de loop van de 18de eeuw evolueert dit middendeel van de pot ook van een concave naar een volmaakt cilindrische vorm. De hier als figuur 8 afgebeelde pot geeft het standaard type cilindrische apothekerspot van de hele 18de eeuw.

potten compleet met aardewerken deksel ziet (fig.9). Fig. 9 Cilindrische Opschriften pot van De Klaauw Het laatste kenmerk van (1825-1850), sobere de apothekerspot dat de vormgeving aandacht vraagt is natuurlijk het opschrift, in Latijn en vaak afgekort. Maar over dat onderwerp durf ik als kunsthistoricus voor een lezerspubliek van farmaceuten eigenlijk niet teveel te zeggen. Behalve dan dat het opschrift een zeer bruikbaar hulpmiddel kan zijn bij het dateren van apothekerspotten. Ook de annotatie van de medicijnen is immers onderhevig aan veranderingen in de loop van de tijd, waardoor bepaalde opschriften in bepaalde perioden te plaatsen zijn. Samenwerking tussen farmacie- en kunsthistorici zou op dit gebied tot vruchtbare resultaten kunnen leiden. Tot zover deze tour de horizon door apothekerspottenland, een interessant specialisme in de geschiedenis van het Delfts aardewerk. En een specialisme waarin vooralsnog meer vragen dan antwoorden voorradig zijn. Tim Huisman is kunsthistoricus en als wetenschappelijk medewerker verbonden aan Museum Boerhaave (wetenschap@museumboerhaave.nl) De collectiecatalogus waarvan in het artikel sprake is: Tim Huisman, Delft Apothecary Jars, a Descriptive Catalogue (Leiden 2005), is te koop of te bestellen bij:

Fig. 8 Karakteristieke pot uit de 18de eeuw, De Drye Porceleyne Flesschen 1770

Foliolum Ed. III februari 2006

Museum Boerhaave, postbus 11280, 2301 EG Leiden, 35 euro (excl. verzendkosten).

Dhr. T. Huisman

Verder heeft deze vroeg 18de eeuwse pot een kenmerk dat we de hele 18de eeuw standaard

19

Na 1800 treedt er in de vorm van de potten – net zoals bij de decoraties – een duidelijke versobering op, eindigend bij een pure cilindervorm. Dit valt vooral op als je de 19de eeuwse


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:40

Pagina 20

20

Materia medica in perspectief: Van cinchona officinalis naar chloorpromazine Naam: prof. dr. Toine Pieters Functie: Bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de farmacie Werkgroep: Sociale farmacie en farmacoepidemiologie Faculteit: Farmacie, Rijksuniversiteit Groningen

Prof. Dr. Toine Pieters

Introductie Volgens het geneeskundig zakwoordenboek ‘de Coëlho’ staat materia medica voor de kennis van de geneesmiddelen, hun samenstelling en toepassing in de geneeskunde.i Kennis mag dan een

20

kneedbaar en vluchtig begrip zijn maar door de materialisatie van kennis in de vorm van instrumentarium, geneesmiddelen en voorschriften wordt kennis geconsolideerd en geconserveerd. Dit proces van conservatie kan een specifieke plaatsgebonden invulling krijgen door de toepassing van die gematerialiseerde kennis in het laboratorium, apotheek of in de behandelkamer van de arts. Deze toepassing is op haar beurt weer verbonden met context-afhankelijke routines, gewoonten en gebruiken. Dit betekent dat in de dagelijkse farmacotherapeutische praktijk een intrinsieke spanning besloten ligt tussen nieuw en oud, tussen conservatie en verdringing maar ook tussen collectief gedachtegoed en individueel handelen. In dit artikel zal ik aan de hand van enkele historische voorbeelden laten zien dat vanaf de zeventiende eeuw deze spanning onlosmakelijk verbonden is met het begrip materia medica. Tevens wordt duidelijk gemaakt dat bij de competitie tussen oude en nieuwe medicijnen resultaten behaald in het verleden geen garantie zijn voor de toekomst. Het proces van conservatie en verdringing op de geneesmiddelmarkt is aan voortdurende verandering onderhevig. Van kinabast naar kinine Begin 17e eeuw zien

Fig 1. Cinchona Officinalis L., Kinabast

we kort na de Europese zegetocht van het nieuwe exotische wondermiddel tegen koortsen, Cortex Kinae Kinae, pulvis Peruanus of het Jezuïeten poeder (verkregen uit kinabast, zie figuur 1), problemen optreden bij het inpassen van het nieuwe middel in de materia medica. Hoe kon de therapeutische werking verklaard worden op basis van het dominante zeventiende eeuwse medische kennismodel; humoraal theorie en Galenische kwaliteiten? Artsen (doctores medicinae) hadden moeite te begrijpen hoe een medicijn met veronderstelde hete en droge kwaliteiten een koorts kon genezen die traditioneel werd gezien als resultaat van een verstoorde gele gal: een lichaamsvloeistof met hete en droge kwaliteiten. Ook meer in algemene zin hadden geleerde artsen moeite met het concept om koortsen te behandelen met een hete stof. Zij handelden in overeenstemming met het grondbeginsel van de contraria contrariis curantur: het tegengestelde wordt door het tegengestelde genezen. De therapeutische werking werd in eerste instantie toegeschreven in de klassieke zin van een vochtafdrijvende stof. Maar dit bleek niet houdbaar. Zonder waarneembaar vochtafdrijvend effect moest de werking op een andere wijze verklaard worden.ii Toen de eerste euforie over de therapeutische werking was weggeëbd - het effect was slechts van tijdelijke aard en de stof minder onschuldig dan men aan had genomen – had kinabast moeite om zich te handhaven in competitie met de traditionele Galenische koortswerende middelen als gentiaan. In Parijs was gedurende korte tijd de reputatie zelfs zodanig slecht bij de conservatieve medische elite dat het vrijwel niet meer werd voorgeschreven. Uiteindelijk veroverde het poeder van de kinabast als specifiek middel tegen intermitterende koortsen begin achttiende eeuw een vaste plaats in de materia medica. Honderd jaar later zien we soortgelijke inpas-

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:41

Pagina 21

singsproblemen in de materia medica bij de introductie van de zuivere stof kinine (zie figuur 2).

Fig 2. De Franse apothekers Pierre Pelletier en Joseph Caventou ontwikkelden rond 1818 een chemische methode om het zuivere alkaloïde kinine te isoleren uit kinabast.

waren voor het succes of falen van de nieuwe preparaten op de medische markt. Het goedkopere en mildere Laudanum hield lange tijd de overhand. Belangrijk voor het uiteindelijke succes van morfine als geneesmiddel is de ontwikkeling en introductie in de geneeskunde van een nieuwe medische techniek, de injectiespuit in 1853.

21

Merck´s materia medica handboek Aan de vooravond van de twintigste eeuw zien we op een andere wijze de intrinsieke spanning tussen collectief gedachtegoed en individueel handelen in de materia medica tot uitdrukking komen in het voorwoord van de eerste druk van Merck´s Materia Medica handboek uit 1899 (Merck’s Manual of the Materia Medica, zie figuur 3)iii: “…Memory is treacherous. It is particularly so with those who have much to do and more to think of. When the best remedy is wanted, to meet indications in cases that are a little out of the usual run, it is difficult, and sometimes impossible, to recall the whole array of available remedies so as to pick out the best… But a mere reminder is all he needs, to make him at once master of the situation and enable him to prescribe exactly what his judgement tells him is needed for the occasion.” Door zich te profileren en te afficheren als moderne hoeders van het collectieve erfgoed van de materia medica probeerden Merck en andere farmaceutische bedrijven zich te onderscheiden op een uitpuilende geneesmiddelmarkt. De vanzelfsprekende inpassing van hun producten in de materia medica vormde hier onderdeel van. Het primaire doel was het creëren van een betrouwbaar medisch-wetenschappelijk imago.iv Deze stra-

Foliolum Ed. III februari 2006

tegie legde geen windeieren getuige de verscheidenheid aan materia medica handboeken uitgegeven door de jonge bedrijfstak van de chemisch-farmaceutische industrie in de periode 1900-1940 - met als meest bekende representanten Merck´s Manual of the Materia Medica dat vervolgens omgedoopt werd in The Merck Manual of Therapeutics and Materia Medica, en Bayer´s Materia Medica (zie fig 4).

Prof. Dr. Toine Pieters

Aan het begin van de negentiende eeuw is het dagelijkse gebruik van geneesmiddelen nog grotendeels verbonden met de klassieke traditie van het gebruik van simplicia (enkelvoudige grondstoffen uit het dieren- en plantenrijk die als zodanig of in combinatie als geneesmiddel konden dienen) en composita (samengesteld geneesmiddel op basis van mengsel van simplicia [noot 1][noot2]. Kinabast en opium behoorden tot de meest frequent verwerkte grondstoffen voor geneesmiddelen. Het nieuwe chemische, experimenteel fysiologische en farmacologische onderzoek speelde een belangrijke rol bij het propageren van het gebruik van zuivere stoffen met een fysiologisch meetbaar effect in de geneeskunde. Het probleem was dat vooralsnog weinig bekend was over hoe ze precies gedoseerd moesten worden en wat de precieze therapeutische effecten ervan waren. Men moest letterlijk door schade en schande ondervinden wat de voordelen en nadelen waren van de zuivere stof kinine ten opzichte van het niet gezuiverde kina poeder. Pas toen chemische zuiverheid in therapeutische zin een plaats had gekregen in de materia medica was het pleit beslecht voor kinine. Overigens laat de competitie tussen morfine en het opiumdrankje Laudanum zien dat de medische conceptualisering van zuiverheid en een precieze dosering niet vanzelfsprekend van doorslaggevende betekenis Fig 3 Merck´s 1899 Manual


nummer3_geheelzonderk.qxp

Prof. Dr. Toine Pieters

22

22

13-2-2006

14:41

Pagina 22

Na de tweede wereldoorlog raakt het begrip materia medica in de reguliere geneeskunde uit de mode. Een van de mogelijke redenen voor het marginaliseren van het gebruik van het woord Materia Medica is de definitieve wisseling van de macht tussen het latijn en het engels als lingua franca van de geneeskunde. Mogelijkerwijs is ook de associatie van de term met het vlaggeschip van Duitse chemisch-farmaceutische industrie, Bayer van invloed geweest. In 1950 verschijnt in ieder geval de Amerikaanse Merck Manual onder de geheel vernieuwde titel ‘The Merck Manual of Diagnosis and Therapy. Voorts zou het kunnen zijn dat het snel groeiende marktaandeel van de aanzwellende stroom van specialités met steeds weer wisselende en nieuwe namen in combinatie met de cyclische ontwikkelingsdynamiek van de farmaceutische industrie een rol hierbij speelt. Dit betekende dat de vervanging van bestaande en vertrouwde receptuur van toenemend belang werd geacht boven het consolideren van ‘in de praktijk’ bewezen heilzame medicamenten. Het gebruik van het begrip materia medica had in dit verband geen meerwaarde Fig 4. of sterker nog werd als ongewenst beschouwd. In plaats van aan te sluiten bij de gevestigde praktijk van de koppeling en integratie van oude en nieuwe therapieën koos de farmaceutische industrie voor een nieuwe strategie. De experimenteel-farmacologische en chemische wetenschappelijke benadering werd geplaatst tegenover de klassiek empirische materia medica invalshoek. In de beeldvorming werd materia medica in toenemende mate synomiem met de gedateerde galenische geneesmiddelleer en geassocieerd met de irreguliere natuurgeneeswijzen en homeopathie. Modern geneesmiddelonderzoek stond garant voor een groeiende stroom van wetenschappelijk geteste geneesmiddelen met een nieuwe of sterk verbeterde werking naar de geneeskundige praktijk. De vraag, ‘Is nieuw beter?’ leek hiermee gereduceerd tot

een retorische vraag. Echter de vraag is hoe deze industriële retoriek van oud versus nieuw in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zich verhield tot de dagelijkse praktijk van diagnose en therapie. Zorgde de bekoring van het nieuwe inderdaad voor een snelle vervanging van nieuwe door oude middelen of liep het allemaal zo´n vaart niet? In woord mocht materia medica dan uit beeld zijn verdwenen maar dit betekende nog niet dat het weerbarstige proces van conservering en verdringing in de alledaagse materia medica praktijk ophield te bestaan. Aan de hand van de Nederlandse carrière van chloorpromazine in de zorg voor de gestoorde psyche zal ik laten zien hoe artsen en andere professionals in de gezondheidszorg, en patiënten omgaan met de veranderingen in het aanbod van therapeutische kennis respectievelijk de gematerialiseerde kennis en de toepassing hiervan in de alledaagse praktijk. Largactil op proef De eerste klinische testen met Largactil® (chloorpromazine) in de Nederlandse psychiatrie vonden eind 1952 plaats. In de psychiatrische geschiedschrijving ligt tot op heden de nadruk op de snelle introductie van de eerste generatie antipsychotica (o.a. Largactil®) en anti-depressiva (o.a. Tofranil® met als werkzame stof imipramine).v Binnen korte tijd namen deze moderne psychofarmaca een centrale plaats in in het psychiatrisch behandelrepertoire. Door de komst van de nieuwe geneesmiddelen ondergingen de psychiatrische ziekenhuizen een gedaanteverwisseling. Voorheen moeilijk in toom te houden schizofrene en psychotische patiënten op de ‘chronische onrust’ afdelingen veranderden van de ene op de andere dag in ‘makke schapen’. Zij gingen als vanzelfsprekend rustig en kalm hun gang. Afgezien van incidentele kritiek op de vervelende bijwerkingen zijn artsen en verpleging eensgezind in hun positieve oordeel en houding ten aanzien van de nieuwe medicijnen. Het onmogelijke leek beproefd. Met de nieuwe middelen kon men therapeutische effecten bereiken bij voorheen onbehandelbare chronische aandoeningen als endogene psychosen, schizofrenie, en manisch-depressieve psychosen. Veel historici hebben deze periode betiteld als de psychofarmaceutische revolutie in de psychiatrie.vi Maar in hoeverre doen zij daarmee recht aan het proces van introductie en gebruik van chloorpromazine in de Nederlandse psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg. In Nederland vonden de eerste testen in de psy-

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

chiatrie met het nieuwe Franse preparaat, het phenothiazinederivaat met de code-naam 4560RP (zie figuur 5), plaats in het Provinciaal Ziekenhuis Duinenbosch te Bakkum in het najaar van 1952. Slechts enkele maanden eerder hadden de Franse psychiaters Pierre Deniker en Jean Delay tijdens het 50ste congres van

14:41

Pagina 23

Fig 5. Informatiebrochure van de firma Specia over het nieuwe geneesmiddel Largactil (chloorpromazine)

de Franse vereniging voor psychiatrie en neurologie in Luxemburg hun veelbelovende resultaten met 4560 RP bij de behandeling van zeer onrustige psychiatrische patiënten bekend gemaakt.vii

Fig 6. Phenergan geneesmiddelreclame

Overigens verslechterde haar toestand onmiddellijk toen een zending ampullen niet tijdig arriveerde. Voorts bleek bij langdurige toediening dat

Foliolum Ed. III februari 2006

23

Prof. Dr. Toine Pieters

Met slechts een handvol toehoorders in de zaal vonden de onderzoeksresultaten in eerste instantie slechts in kleine kring gehoor. Maar in combinatie met andere beloftevolle berichten over mogelijke medische toepassingen van chloorpromazine onder andere op het gebied van de chirurgie en anaesthesie bleek er voldoende nieuwswaarde om door de Franse pers opgepikt te worden. Als enthousiast lezer van Franse kranten bereikte in de zomer van 1952 het nieuws ook de geneesheer-directeur van Duinenbosch P. Teenstra. Hij zocht vervolgens direct contact met de Nederlandse wetenschappelijke afdeling van het Franse bedrijf Specia (Société Parisienne d´Expansion Chimique) – de farmaceutische divisie van chemie bedrijf Rhône-Poulenc. De artsenbezoekers van Specia, vrijwel allemaal gesjeesde medicijnen studenten, hadden na de oorlog een reputatie opgebouwd met een degelijke wetenschappelijke informatievoorziening en een uitdijend arsenaal aan beloftevolle medicijnen. Het paradepaardje was het krachtig werkende antihistaminicum Phenergan® met als werkzame stof promethazine (zie figuur 6). Naast talrijke toepassingsmogelijkheden bij allergische aandoeningen werd het middel vanwege de slaapverwekkende en rustgevende werking ook gebruikt als co-medicatie bij de slaaptherapie in

psychiatrische ziekenhuizen. Teenstra had in de loop der jaren een goed contact opgebouwd met een van Specia´s artsenbezoekers, de heer D. Cannoo. Zonder veel omhaal stelde laatstgenoemde een aantal ampullen voor testdoeleinden beschikbaar van het destijds nog niet in de handel zijnde preparaat. Tot haar eigen verbazing viel aan de pas afgestudeerde vrouwelijke arts N. van de Wardt-Kikkert de eer te beurt om het Franse preparaat uit te testen op enkele probleemgevallen op de Afdeling ‘Onrust’ van het vrouwenpaviljoen. De eerste patiënte was een 32 jarige schizofrene vrouw, die hallucinaties en waandenkbeelden had en zo onrustig was dat zij bij voortduring in een dwangjak in de isolatiecel zat. Noch sedering, noch een insulinekuur en meerdere electroshockkuren vermochten haar toestand verbeteren. De behandelend artsen hadden reeds besloten tot een leucotomie toen Chloorpromazine beschikbaar kwam. In een laatste poging een psychochirurgische ingreep te voorkomen werd zij bovenaan de lijst geplaatst van chloorpromazineproefpersonen. Na toediening 4560RP bleek sprake van een opmerkelijke verbetering. Zelfs ‘normaal’ contact met de patiënte was mogelijk en na enige tijd kon de leiding over een therapie-zaaltje aan haar worden overgelaten. Vanwege het tekort aan verplegend personeel werd afgeweken van het Franse gebruiksprotocol om chloorpromazine als slaapkuur met bedverpleging toe te dienen. Alleen de eerste paar dagen bleef de patiënte in bed. Vervolgens werd zij geacht alleen kort na iedere injectie rust te nemen en gewoon deel te nemen aan het gestichtsleven. Het logistieke verpleegprobleem resulteerde op deze wijze in een verpleegtechnische vereenvoudiging van de largactil-kuur.viii


nummer3_geheelzonderk.qxp

Prof. Dr. Toine Pieters

24

24

13-2-2006

14:41

Pagina 24

op de injectieplaatsen zich harde, pijnlijke infiltraten vormden. Maar door de komst van chloorpromazine in tabletvorm inmiddels getooid met de merknaam Largactil - in alle bescheidenheid afgeleid van Franse woorden ‘large’ en ‘action’was dit probleem van voorbijgaande aard. Ook bij de andere vrouwelijke en mannelijke proefpersonen op de respectievelijke afdelingen ‘onrust’ werd na toediening van chloorpromazine een opmerkelijke verbetering van de klinische toestand gerapporteerd. Mevrouw van de WardtKikkert kan nauwelijks haar enthousiasme bedwingen bij haar evaluatie van de therapeutische resultaten in de Geneeskundige Gids in november 1953: “Over de hele lijn waren de successen dermate frappant voor onszelf en de familie van de betrokken patiënten dat wij zeer verheugd zijn over deze belangrijke therapeutische aanwinst.” Zij typeert daarbij het werkingsmechanisme als een soort “pharmacologische lobotomie”. Een vergelijkbaar aanstekelijk enthousiaste rapportage over de therapeutische waarde van het nieuwe geneesmiddel Largactil treffen we aan in het twee weken eerder in de Geneeskundige Gids gepubliceerde verslag van de studiereis naar Parijs van de Eindhovense zenuwarts P. Holtzer. Naar aanleiding van verschillende artikelen over klinische en poli-klinische testresultaten met chloorpromazine in de Franse medische pers had hij een verzoek ingediend om de werking van het nieuwe preparaat te mogen bestuderen in enkele Parijse psychiatrisch klinieken. Van een assistent van Jean Delay in het Hôpital St. Anne vernam hij dat 4560 RP op verschillende manieren bij psychiatrische patienten toegepast kon worden. Er waren artsen die het middel in hoge dosering voorschreven als onderdeel van een procedure met kunstmatige afkoeling ook wel ‘Hiberno- therapie’ of ‘Hibernation artificielle’ genaamd. De “hibernation artificielle” of kunstmatige winterslaap was een door de Franse chirurg Henri Laborit (1914-1995) in 1948 ontwikkelde methode om tijdens de operatie het metabolisme van ernstig verzwakte of extra gevoelige patiënten zoveel mogelijk te verlagen. Hij beoogde hiermee ernstige traumatische shockreacties zowel tijdens als postoperatief te voorkomen. De procedure hield in een cocktail van sedatieve middelen (‘lytische geneesmiddel cocktail’ met o.a. (Largactil, Phenergan, Dispadol, Novocaïne) in combinatie met afkoeling van het lichaam gedurende 2 tot 3 dagen op een temperatuur van 33/35 graden celsius met behulp van ijskappen en/of een speciaal afkoelapparaat. Gedurende de gehele hibernatie-procedure was er sprake van

een verlaagd metabolisme en verkeerde de betrokken patiënt in een sluimertoestand zonder pijn, braken of opwindingstoestanden. De procedure werd door Jean Delay en Pierre Deniker eind 1951 in enigszins aangepaste vorm gebruikt bij hun eerste testen met chloorpromazine bij patiënten met ernstige lichamelijke onrust (gevaaropleverende agressies).ix Al snel stapten ze af van de gecompliceerde afkoelingsprocedure en kozen voor de standaard slaapkuur methode. Dit betekende dat patiënten gedurende een periode van 7 à 10 dagen sterk kalmerende medicatie in combinatie met volledige bedrust kregen voorgeschreven. Hierbij werd in eerste instantie chloorpromazine toegepast in combinatie met klassieke slaapkuur-middelen zoals Luminal® (fenobarbital) en Somnifeen® (injectio barbamini). Op het moment van het bezoek van Holtzer waren Delay en Deniker echter al overgestapt op monotherapie met chloorpromazine. Hoewel de patiënten in tegenstelling tot in Duinenbosch geacht werden tijdens de kuur bedrust te houden stelde Holzer vast dat weinig patiënten zich hieraan hielden. En zonder al te veel problemen. ‘Zoonodig kan men tijdens de kuur rustig electroshocks geven, die een volkomen normaal verloop hebben.’ Over de werkzaamheid van chloorpromazine bij vrijwel alle vormen van onrustig gedrag merkt Holzer enthousiast op dat ‘hij zelf heeft kunnen constateren hoe rustig het in de kliniek was, zelfs in de salle d’inquiétude’. Maar dit liet volgens hem onverlet dat het dringend nodig kon zijn dat een patiënt behalve met Largactil – om de vicieuze cirkel van angst en depressie te doorbreken - ook psychotherapeutisch werd behandeld. Terwijl Holtzer in de zomer van 1953 bezig is met zijn studiereis zijn de twee psychiaters-inopleiding Maarten Cohen Stuart en Piet Stolk in opdracht van geneesheer directeur Frederik Tolsma, druk doende met het opzetten van klinische testen met chloorpromazine in Maasoord, het latere Delta ziekenhuis. Ze hadden de opdracht om bij de toepassing van chloorpromazine te werken volgens de Franse methode van de ‘hibernation artificielle’ of winterslaap. Zover is het echter nooit gekomen. Cohen Stuart en Stolk hadden het gevoel dat de afkoelprocedure wel eens risicovoller zou kunnen uitpakken dan de notoir beruchte insulinetherapie en besloten na raadpleging van de literatuur de gangbare slaapkuur procedure te volgen. De therapeutische resultaten mochten dan verbluffend zijn maar dit nam niet weg dat Tolsma bij terugkomst van vakantie zichtbaar teleurgesteld was over de methode van toepassing. De door hem voor dit

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:41

Pagina 25

doel speciaal aangeschafte grote stalen kast waar de patiënten op moesten liggen voor de kunstmatige koeling stond werkeloos in de hoek. Tolsma had zozeer zijn zinnen gezet op het uitbouwen van Maasoord tot modern psychiatrisch onderzoekscentrum dat hij moeite had te accepteren dat de eenvoudige slaapkuur methode, hoe werkzaam ook, volstond voor het uittesten van wat hij zag als een revolutionair nieuw Frans therapeutisch concept van ‘neuroplegie’. Methodologisch ging het hierbij volgens Tolsma om een Copernicaanse wending in het medische denken. Nooit eerder was het mogelijk geweest om op controleerbare wijze het neurovegetatieve stelsel zodanig uit te schakelen dat een op de psyche weldadig werkend verlaagd metabolisme tot stand gebracht werd. Bij neuroplegie zou het gaan om een benadering die bij de reductie van complexiteit niet verviel in een eenvoudig reductionisme. Maar, zo betoogde Tolsma werd rekening gehouden met de samenhang tussen de verschillende physiologische en pathologische processen binnen een op homeostasis gebaseerd systeemconcept met als kernbegrippen adaptatie, harmonie en disharmonie. Wat de praktische toepasbaarheid betrof was volgens hem sprake van een belangrijke therapeutische aanwinst, waarbij “soms een voorheen haast ondenkbare harmonisatie van de patiënt optreedt, of anders gezegd: een rehumanisatie”.

terugval te voorkomen. Over de werkzaamheid en werking melden ze dat patiënten aantoonbaar rustiger en toegankelijker werden. Ze voegden hieraan toe dat de hoeveelheid rustig makende middelen, die voorheen op de afdelingen moest worden gegeven, aanzienlijk was gedaald. Ter illustratie van het therapeutisch effect werd onder meer de volgende patiëntencasus opgevoerd:

25

Patiente H, een vrouw van 30 jaar, werd 10 januari 1942 wegens psychopathie opgenomen. Zij was zeer druk en agressief, kreeg gilbuien, was “de schrik van de afdeling”. Zij was op de weefkamer tewerkgesteld. Wij behandelden haar twee maal daags met ½ ampul largactil, waarop zij rustig en onverschilliger werd. Haar activiteit op de weefkamer is echter niet verminderd.

Foliolum Ed. III februari 2006

Prof. Dr. Toine Pieters

Het was de combinatie van rust en onverschilligheid die chloorpromazine leek te onderscheidden van de klassieke kalmeringsmiddelen als de broomzouten, paraldehyde en de zeer krachtige combinatie van morfine/scopolamine. Patiënten zagen er niet zoals gewoonlijk suffig uit maar afwezig en bleek op een wijze die deed denken aan het in de Franse literatuur gebruikte begrip ‘lobotomie pharmacologique’. Tolsma typeerde het als een ingrijpend middel waarmee vanwege bijwerkingen als onregelmatige bloeddrukdalingen en veranderingen in het bloedbeeld zorgvuldig omgegaan moest worden. Ondanks deze Largactil krijgt voet aan de grond waarschuwende woorden had de boodschap van Tolsma´s gepolijste retrobelofte en hoop de overhand (zie spectieve theoretische figuur 7). bespiegeling over de werDe grootschalige verspreiding van king van chloorpromazine gratis artsenmonsters door de stond echter veraf van de heren Specia zorgde voor een weerbarstige testpraktijk. extra stimulans om het nieuwe Na zes maanden was geneesmiddel te gaan gebruiken in chloorpromazine getest op de psychiatrie. In navolging van 70 van de meest hopeloze Maasoord en Duinenbosch gingen gevallen van Maasoord. Op steeds meer artsen in psychiatribasis van de resultaten consche ziekenhuizen chloorpromazicludeerden Tolsma en zijn ne voorschrijven als een verbetermedewerkers in een artikel de vorm van slaaptherapie. in het Nederlands Chloorpromazine mocht dan als Tijdschrift voor een nieuw soort van neuroleptiGeneeskunde dat Largactil cum geadverteerd worden in de inderdaad als een therapeumeeste gevallen werd het vooralstische aanwinst voor de nog voorgeschreven als het meest psychiatrie beschouwd geavanceerde sedativum. Meestal diende te worden. Maar zij werd largactil gecombineerd in tekenden daarbij aan dat een cocktail met een of meer werkelijke genezingen tot andere kalmerende middelen, bijde uitzonderingen behoorvoorbeeld met een barbituraat of Fig 7. Largactil advertentie in het den en onderhoudsdoses met promethazine. Nederlands Tijdschrift voor geneesnoodzakelijk bleken om De opvallende wijze waarop kunde, maart 1954.


nummer3_geheelzonderk.qxp

Prof. Dr. Toine Pieters

26

26

13-2-2006

14:41

Pagina 26

chloorpromazine bijdroeg aan de vermindering van zeer ernstige onrust en spanning bij de meeste patiënten tot een niveau waarop zelfs persoonlijke en sociale contacten konden ontstaan bezorgde het middel een goede naam. Afhankelijk van de lokale behandelingscultuur verwierf het nieuwe middel een reputatie als de meest humane vorm van chemische onderdrukking van de gestoorde psyche of als een middel tot rehumanisatie en resocialisatie van geesteszieken. Maar in geen van beide gevallen werd chloorpromazine geduid als een psychoactieve ‘magic bullet’, een moderne vorm van chemotherapie in de psychiatrie, met een specifieke en veilige werking. De verpleging speelde een centrale rol bij de integratie van chloorpromazine in het dagelijkse geneesmiddelmenu in psychiatrische ziekenhuizen. In de alledaagse zorg voor de gestoorde psyche zorgde chloorpromazine voor een nieuw therapeutisch optimisme. Het enthousiasme werd aanvankelijk nauwelijks beïnvloed door het optreden van bijwerkingen. De verpleging had reeds ervaring met het regelmatig optreden van bijwerkingen bij de klassieke somatische en medicamenteuze therapieën. Chloorpromazine onderscheidde zich daarmee niet in negatieve zin. Het signaleren en binnen de perken houden van bijwerkingen in de vorm van de aanschaf van zonnehoeden tegen zonne-allergie of het scheren van vrouwelijke patiënten in reactie op hirsutisme. Het moniteren van bijwerken werd door de verpleging op de koop toe genomen. Daar stond tegenover een positief ervaren verschuiving in de bezigheden van het bestrijden van onrust naar sociale begeleiding van patiënten en hun familie. Vanaf 1957 zien we dat zowel buiten als binnen de muren van de instellingen chloorpromazine geleidelijk als neurolepticum of major tranquilizer een eigen plaats toebedeeld krijgt in de materia medica. Conclusie Net als 300 jaar eerder in het geval van kinabast zien we bij de introductie chloorpromazine een intrigerende tango plaatsvinden tussen oude en nieuwe therapeutische praktijken. Als nieuwkomer moest chloorpromazine zich eerst bewijzen tegenover bestaande therapieën en een plaats bevechten in het therapeutisch arsenaal. Uiteindelijk resulteerde het oplopen van de spanning tussen de integratie in oude medicatiepraktijken en de exponentiële groei van nieuwe therapeutische ervaringen in een herijking en herinrichting van het therapeutische landschap. Chloorpromazine verwierf de status van hoofd van een nieuwe groep van geneesmiddelen: de

neuroleptica (later omgedoopt tot antipsychotica). Wederom was een nieuwe loot ontsproten aan de vitale stam van de materia medica.

Noot 1: Dit lijkt wel erg kort door de bocht, er zou ook iets in moeten staan over iatrochemische concepten, mechanistische en het stelsel van Broussais en het classifcatie system van Friedrich Hoffmann. Noot 2: Is dat wel zo? Aderlaten was in de therapie niet populair in Nederland, braken is onsmakelijk en heel vervelend, maar als we –in de 19e eeuw voor clysteren purgeren lezen klopt dat wel!

Literatuur

i Jochems AAF., Joosten FWMG (2000) Coëlho; Zakwoordenboek der geneeskunde. Arnhem: Elsevier, P.506. ii Maehle AH. (1999) Drugs on trial: Experimental pharmacology and therapeutic innovation in the eighteenth century. Amsterdam: Clio Medica, 223-233. iii Morowitz HJ. (1976) “The Merck of Time,” Hospital Practice, December, 25-30 ; Pieters T. (2004), Historische trajecten in de farmacie: Medicijnen tussen confectie en maatwerk. Hilversum: Verloren, 15-18. iv Heymans C. (1967) Pharmacology in Old and Modern Medicine, Annnual Review of Pharmacology, 7, 1-15. v Grob G. (1994) The mad among us: A history of the care of America´s mentally ill. Cambridge: Harvard University Press, 226-231; Shorter E. (1997) A history of psychiatry: From the era of the asylum to the age of Prozac. New York: John Wiley & Sons, 239-262; Healy D. (2002) The creation of psychopharmacology. Cambridge: Harvard University Press, 178-276. vi Pieters T. Snelders S. (2005) Mental ills and the ‘hidden history’ of drug treatment practices. In Psychiatric cultures compared. Psychiatry and mental health care in the twentieth century: Comparisons and approaches. Amsterdam University Press: Amsterdam, 381-401. Scull A (1994) Somatic treatments and the historiography of psychiatry. History of Psychiatry 5: 1-12; Shorter E. (1997) A history of psychiatry: From the era of the asylum to the age of Prozac. New York: John Wiley & Sons, 248-255. vii Swazey JP (1974) Chlorpromazine in psychiatry: A study of therapeutic innovation. Cambridge (MA): MIT Press, p. 134 viii Wardt-Kikkert van de N.M. Rentmeester J. (1953) Het largactil en zijn toepassing in de psychiatrie. Geneeskundige Gids 24, 499-507. ix Revol L. et al (1956) La therapeutique par la chloorpromazine en pratique psychiatrique. Paris: Masson&Cie, 13-17.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:42

Pagina 27

27

Een Haagse simpliciakast met inhoud Raymond van der Ham, Nationaal Herbarium Nederland, Postbus 9514, 2300 RA Leiden

Nederlandse simpliciakasten Een simpliciakast is in z’n eenvoudigste vorm een kast(je) met een aantal ingedeelde laden

Foliolum Ed. III februari 2006

Fig. 2. De gerestaureerde ‘Haagse kast’ deels geopend.

Dr. R.W.J.M. van der Ham

In 1994 stond in het februari-nummer van de Muurkrant, het personeelsblad van het toenmalige Rijksherbarium/Hortus Botanicus in Leiden (nu de Leidse vestiging van het het Nationaal Herbarium Nederland, maar zonder de hortus) een opmerkelijke aankondiging: “Voor alle medewerkers van het RH/HB zal op woensdag 16 februari een ‘bazaar’ gehouden worden ... Tegen aantrekkelijke prijzen zullen div. overtollige artikelen uit de Economisch Botanische collecties verkocht worden. In de aanbieding gaan o.m. cacaobonen, koffiebonen, volle en lege stopflessen en div. andere botanische en niet botanische zaken. Voor de hoogste bieder is er een antiek simplicia-kastje met inhoud (moet gerestaureerd worden). De verkoop start om 11.00 uur”. In hetzelfde nummer verklaarde Cees Kalkman, auteur van Planten voor dagelijks gebruik (2003) en destijds emeritus hoogleraar-directeur van het RH/HB, hoe onderdelen van de economisch botanische collectie overtollig konden worden. Hij schetste de collectie als een verzameling van onderdelen van planten en plantaardige producten die door de mens worden of werden gebruikt. Het grootste deel was afkomstig uit het Laboratorium voor Technische Botanie van de Technische Universiteit in Delft en het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam (sommige voorwerpen waren al aanwezig in de voorloper van het KIT, het Koloniaal Museum in Haarlem). Het materiaal was een waardevolle aanvulling, maar het moest wel geordend worden en er Fig. 1. De gerestaureerde moesten keuzes ‘Haagse kast’. worden gemaakt.

Een belangrijk criterium voor bewaren was de tentoonstellingswaarde en het leek daarbij niet zinvol om “driehonderd monsters cacao-zaden” en “elk rolletje cocostouw” in de verzameling op te nemen. Blijkbaar voldeed ook het simpliciakastje niet aan de criteria. Maar, ik zag er wel iets in: het zou een mooi bergmeubel voor m’n fossielencollectie kunnen zijn. Om de inhoud bekommerde ik me niet zo. Voor zover de laden open gingen zag ik alleen wat gedroogd plantenmateriaal en ander onduidelijk spul. Als hoogste bieder op de intekenlijst was ik aan het eind van de bazaar voor een habbekrats de nieuwe eigenaar van de kast. Gaandeweg werd het me in de daarop volgende weken echter duidelijk dat het eeuwig zonde zou zijn om de inhoud te wisselen voor mijn fossielen. Uit allerlei voorwerpen, opschriften etc. bleek dat ik in het bezit was gekomen van een eeuwenoude simpliciakast die grotendeels nog gevuld was met simplicia. Ik ben me toen gaan verdiepen in het verschijnsel simpliciakast en de wereld van de historische farmacie, waarbij mijn eerste doel was om de herkomst van de kast vast te stellen. Ik denk nu vrij zeker te weten waar de kast vandaan komt, maar de tijd is nog niet rijp voor een degelijk verhaal. Daarvoor moet nog wat meer archiefwerk worden verzet. Ook ben ik nog op zoek naar de catalogus, die blijkens de nummering bij de vakjes ongetwijfeld ooit aanwezig moet zijn geweest. Dit verhaal, geschreven naar aanleiding van mijn bijdrage aan de ‘farmaceutisch historische dag’ in 2005 (Arnhem), moet dan ook gezien worden als een voorlopige stand van zaken.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:42

Pagina 28

28

Dr. R.W.J.M. van der Ham

Fig. 3. Lade 6, met vooral simplicia uit het plantenrijk.

28

waarin een verzameling simplicia is ondergebracht. Simplicia zijn de enkelvoudige bestanddelen, afkomstig uit het planten-, dieren- en mineralenrijk, die apothekers door de eeuwen heen volgens nauwkeurig in een farmacopee beschreven recepten tot medicijnen (composita) verwerkten. Vroeger zullen veel apothekers een simpliciakast gehad hebben en waarschijnlijk had ook ieder (medisch-)farmaceutisch gilde ‘n eigen (representatieve) kast. De simpliciaverzameling was niet een handelsvoorraad, maar vertegenwoordigde een referentiecollectie, voor eigen gebruik en voor studie en examens van aspirant assistenten en apothekers, want de opleiding vond tot ruim na de gildetijd in de apotheek plaats (Bosman-Jelgersma, 1983; Bierman, 2002). Oorspronkelijk zal een verzameling afgestemd zijn geweest op de lijst met simplicia in de vigerende farmacopee, maar van lieverlee zullen veel kasten door persoonlijke toevoegingen of het bewaard blijven van obsoleta een afwijkende inhoud hebben gekregen, zeker als ze niet meer voor hun eigenlijke doel werden aangewend. In de afgelopen jaren heb ik geprobeerd een overzicht te krijgen van het heden en verleden van simpliciakasten in Nederland. In hoeverre dergelijke kasten ook elders werden gebruikt is me niet bekend, maar ik heb de indruk dat het een typisch Nederlands verschijnsel was. Ik zeg met opzet was, want simpliciakasten zijn al geruime tijd niet meer in gebruik en alleen nog in musea en enkele privé-collecties te vinden. In totaal ben ik 17 kasten op het spoor gekomen, maar welhaast zeker zijn er nog die ik niet ken. Het volgende chro-

nologische overzicht van de mij bekende simpliciakasten geeft per kast(je) bijzonderheden over de herkomst, huidige standplaats, inhoud, het al of niet aanwezig zijn van een catalogus en zo mogelijk verwijzingen naar beschrijvingen en afbeeldingen in de literatuur. 1. Collegium Pharmaceuticum, ‘s-Gravenhage (c. 1660). Museum Boerhaave, Leiden. Gildekast. Aanvankelijk bijna leeg, later opgevuld door Wittop Koning (pers. meded.), catalogus afwezig. Wittop Koning (1947), Wittop Koning & Lunsingh Scheurleer (1960), Wiechmann (1992). 2. ‘Utrechtse kast’ (17de-eeuws). Centraal Museum, Utrecht. Legaat Wolterbeek; verdere herkomst onbekend. Inhoud aanwezig (18−19deeeuws), catalogus afwezig. Bergvelt & Kistemaker (1992a, b). 3. Collegium Medico Pharmaceuticum, Delft (c. 1730). Rijksmuseum, Amsterdam. Gildekast. Inhoud aanwezig, catalogus afwezig. Wittop Koning & Lunsingh Scheurleer (1960). 4. Chirurgijnsgilde, Rotterdam (c. 1730). Historisch Museum, Rotterdam. Gildekast. Inhoud aanwezig, catalogus afwezig. Wittop Koning & Lunsingh Scheurleer (1960), BosmanJelgersma (1983). 5. Apotheek Anthoni d’Ailly, Amsterdam (c. 1765). Amsterdams Historisch Museum, Fig. 4. Lade 7, met vooral simplicia uit het mineralenrijk.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:42

Pagina 29

29

Amsterdam. Inhoud en catalogus aanwezig. Wittop Koning & Lunsingh Scheurleer (1960), Wittop Koning (1986). 6. ‘Haagse kast’ (c. 1790). Deze kast wordt hieronder beschreven. 7. Pharmaceutische Handelsvereniging, Amsterdam (18de-eeuws). Medisch Farmaceutisch Museum De Griffioen, Delft. Volgens Wittop Koning (pers. meded.) mogelijk van Willem Brocades (apotheker te Meppel) geweest. Inhoud en catalogus aanwezig. Algera-van der Schaaf (2001). 8. ‘Haarlemse kast’ (18de-eeuws). Teylers Museum, Haarlem. Legaat uit 1996; verdere herkomst onbekend. Inhoud en catalogus aanwezig. 9. Departement Rotterdam van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (c. 1800). Museum Boerhaave, Leiden. Inhoud en catalogus aanwezig. Van der Spek (2002). 10. Apotheek Van Spanje, Utrecht (c. 1800). Apothekersmu-seum Kisters, Doorwerth. Inhoud en (deel)catalogi aanwezig. 11. ‘Pharmacopoea Batava’ (1805). Museum Boerhaave, Leiden. Afkomstig uit het voormalig Geschiedkundig Medisch-Pharmaceutisch Museum in Amsterdam. Verdere herkomst onbekend. Inhoud en catalogus afwezig. Wiechmann (1992).

Fig. 5. Lade 11, met vooral simplicia uit het dierenrijk.

16. Apotheek Sneltjes, Haarlem (19de-eeuws?). In 1994 in de collectie van Wittop Koning. Vrijwel leeg en zonder catalogus. 17. Apotheek Baljet, Arnhem (c. 1900). Nederlands openluchtmuseum, Arnhem. Oorspronkelijk uit een apotheek in Maarssen? Inhoud aanwezig, catalogus afwezig. De bovengenoemde, nog bestaande kasten vormen waarschijnlijk maar een klein deel van wat er ooit geweest is. In de tweede helft van de 19de eeuw bestond er nog een ‘levendige’ handel in simpliciakasten. Doorbladeren van het Pharmaceutisch Weekblad (1864−1901) leverde vele tientallen advertenties op van te koop aangeboden/gevraagde kasten. Daartussen zaten op het laatst ook aanbiedingen van in serie vervaardigde

13. Apotheek Reyst, Leiden (c. 1880). Museum Boerhaave, Leiden. Inhoud aanwezig, catalogus afwezig. 14. Universiteit Utrecht (19de-eeuws). Apothekersmuseum Kisters, Doorwerth. Inhoud aanwezig, catalogus afwezig. 15. Apotheek Van Giffen, Purmerend (19deeeuws). Collectie H.J. Boersma, Sassenheim. Inhoud aanwezig, catalogus afwezig.

Fig. 6. Glazen potjes met opschrift: Bals Copaiv (l) en Terebinthina communis 1769 (r).

verzamelingen, zoals die van C. Stephan (apotheker te Dresden) met 250 simplicia voor 24 gulden (Ph.W. 28/2, 1891) en die van F.J. Struijkenkamp (custos bij het Botanisch Laboratorium in Leiden) voor 30 gulden (Ph.W. 33/23, 1896). Het Nationaal Herbarium Nederland (Leiden) bezit nog een kist (met schuifdeksel) van Stephan met een “Pharmacognostische Verzameling” die blijkens een lijst van Pharmaceutische

Foliolum Ed. III februari 2006

Dr. R.W.J.M. van der Ham

12. Hendrik de Bosch, arts te Amsterdam (c. 1835). Museum Boerhaave, Leiden. Inhoud (18de-eeuws) en catalogus aanwezig. Wiechmann (1992).


nummer3_geheelzonderk.qxp

Dr. R.W.J.M. van der Ham

30

30

13-2-2006

14:42

Pagina 30

schrijfblad, onder de bovenste lade, bevinden zich zes brede laden, twee open vakken en vier smalle laden. Achter beide deurtjes bevinden zich nog tien brede laden, die in tegestelling tot de bovenste zes, voorzien zijn van notenhouten frontjes. De lade boven het schrijfblad is niet ingedeeld en gevuld met allerlei ongeregeld spul (lege spanen doosjes, houtmonsters etc.). De smalle laden, ook niet ingedeeld, zijn leeg. De 16 brede laden zijn ingedeeld in vakjes van divers Fig. 7. Diverse aardewerken bakjes en zalfpotjes uit de simformaat, in totaal 1170, waarvan er 945 nog pliciakast. gevuld zijn met simplicia. De meeste vakjes zijn op de rand genummerd. De simplicia bevinden Verzamelingen in 1906 door Dr. M. Greshoff aan zich in op maat gevouwen papieren bakjes in de het Koloniaal Museum in Haarlem werd geschovakjes. De bovenste zes ken. De producten van laden bevatten voornaStephan en melijk plantaardige simStruijkenkamp werden plicia. In lade 6 liggen uitgebreid besproken in in een lang vak enkele het Pharmaceutisch addergraten en apotheWeekblad (27/37, 27/42, kers-skinken (Fig. 3). 28/7, 32/12). In 1925 De laden 7 tot 10 bevatwerd melding gemaakt ten vooral mineralen van een practische sime.d. (Fig. 4). Lade 11 is plicia-verzameling met grotendeels gevuld met c. 170 simplicia die leerdierlijke simplicia (Fig. lingen van de 5), terwijl in de laden “Haagschen Assistenten12 tot 16 weer plantaarCursus” voor 20 gulden dige simplicia te vinden werd aangeboden, het Fig. 8. Uitnodiging tot het bijwonen van een lezing in het zijn. De simplicia geheel in een kartonnen Koloniaal Museum. Vermoedelijk werd dit papiertje door maken niet de indruk Greshoff zelf tot een passend bakje voor vakje 11/52 in de doos met practische simpliciakast gevouwen. een samenhangende klepsluiting verpakt verzameling uit één (Ph.W. 62, p. 299). In bepaalde periode te vormen. De handschriften ieder geval tot in de zestiger jaren werd bij het zijn oud tot vrij modern en de aangetroffen jaarApothekers(staats)examen 1ste deel nog uitgetallen variëbreid pharmacognosie geëxamineerd. In dit ren van 1664 kader moeten we de bovengenoemde Utrechtse tot 1910. Universiteitskast plaatsen. Op het examen moest Behalve de men niet alleen de simplicia kunnen benoemen simplicia zijn maar ook hun samenstelling en toepassingen er ook voorkennen. Daarnaast moesten mengsels van simpliwerpen die cia, de zogenoemde haksels en poeders, worden eerder thuis geanalyseerd, de eerste op het oog, de tweede horen in de met behulp van een microscoop (pers. meded. categorie H.J. Kisters). Omstreeks 1970 stelde de rariteiten, Brocades-ACF Groothandel NV nog een zoals een “Simplicia-verzameling voor Pharmaceutische stukje bot Studenten” beschikbaar met daarin zo’n 95 simmet het plicia (NHN, Leiden). Evenwel is duidelijk dat (17de-eeuwhet herkennen van simplicia in de loop der jaren se?) opschrift steeds minder belangrijk werd gevonden. “meermins Fig. 9. Fragment van een in het Frans ribbe”. De Haagse kast (met inhoud) gestelde brief in maart 1664 onderteOpmerkelijk De ‘Haagse kast’ (Fig. 1 en 2) is 149 cm hoog, kend door Destrades. Het werd gebruikt zijn verder om enkele namen van simplicia op te 83 cm breed, 40 cm diep en is bijna geheel van enkele glazen schrijven: geel silpey (?) en Sem: eikenhout. Qua stijl is hij als een Louis XVI Sebadillios. potjes (Fig. secretaire (c. 1790) te karakteriseren. Achter het

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:42

Pagina 31

Tot de tweede groep behoren teksten die voorkomen op stukjes papier die werden gerecycled om namen van simplicia op te schrijven of om de inhoud van een bakje wat omhoog te brengen, zoals: een fragment van een in het Frans gestelde brief in 1664 ondertekend door Destrades, destijds Frans gezant in Den Haag (Fig. 9), gedrukte maar verder niet Fig. 10. Niet ingevulde uitnodiging voor een vergadering, gericht aan ingevulde uitnodigingen voor vergade“Gecommiteerdens tot het Defensie Weesen”. Op de achterkant is geschreven: Sem: Cichor. ringen gericht aan leden van regeringsinstanties (Fig. 10 en 11) en een frag6) en aardewerken bakjes en zalfpotjes met ment van een geschrift opgesteld “Uit Naam van inhoud (Fig. 3, 5 en 7). Regenten voorn.” door Corn. Flok (Fig. 12). De kast verkeerde in 1994 in een deplorabele Dr. M. (Maurits) Greshoff (1862−1909, Fig. 13) toestand. Een deel van het hang- en sluitwerk was van 1895 tot aan zijn dood scheikundige en was verdwenen en de meeste laden gingen maar (onder)directeur van het Koloniaal Museum in moeilijk open. In 2002 is de kast (excl. laden) Haarlem. In 1925 verhuisde deze instelling naar vakkundig gerestaureerd door Le Singe Violet Amsterdam en ontwikkelde zich daar tot het hui(Leiden), waarbij o.m. het beslag is aangevuld en (oude) sloten zijn aangebracht. Alle laden schuiven nu weer soepel in en uit. Bij de restauratie is geen makersmerk aangetroffen.

31

Fig. 11. Niet ingevulde uitnodiging voor een vergadering, gericht aan “Hun Hoog Mogende”, en in opgevouwen toestand gebruikt om de inhoud van een bakje wat omhoog te brengen.

dige Koninklijk Instituut voor de Tropen. Cruciaal bij het reconstrueren van de geschiedenis van de kast waren de vaststellingen dat Corn. Flok apotheker was op het Buitenhof in Den Haag (Bierman et al., 1992) en dat Greshoff in zijn jeugd op enkele adressen vlakbij het Buitenhof woonde. Bij wijze van voorlopige conclusie geef ik hieronder mijn laatste ideeën over de herkomst van de kast. Ik denk dat de ‘Haagse kast’ ooit in het bezit was van Cornelis Flok (1761−1830). Deze legde in 1791 zijn apothekersexamen af, was daarna apotheker te Wassenaar en vestigde zich in de periode 1800−1805 in Den Haag, in het pand Buitenhof 50, een strategisch punt langs de route van het Binnen-/Buitenhof naar de Grote Kerk (Fig. 14). Voor dat pand (De Vliegende Leeuw) stond in 1800 nog de apotheker Hendrik Pieter van den Ende voor de verponding genoteerd (Ter Meer Derval, 1941). Het zou kunnen dat Flok de kast van hem heeft overgenomen. Flok (ook wel geschreven als Flock) was ouderling bij de Nederduitse Kerk, regent van het Pest- en Dolhuis (1807−1830) en had nauwe banden met de plaatselijke elite. Hendrik van Royen (Buitenhof 41), een broer van Flok’s echtgenote, was staatsraad, en een zus van Flok was

Foliolum Ed. III februari 2006

Dr. R.W.J.M. van der Ham

Herkomst Gelet op sporen die iets over de herkomst van de kast kunnen vertellen, zijn er twee groepen te onderscheiden: 1. teksten die verwijzen naar het Koloniaal Museum in Haarlem, en 2. teksten die verwijzen naar het centrum (Binnen-buitenhof) van Den Haag. Tot de eerste groep behoren o.m.: Koloniaal Museum Haarlem Yzerhart Suriname” (etiket op blokje hout), “Fruct. Daphne mezereum Aug. 1908 Dr. M. Greshoff” (op een zakje met inhoud) en een uitnodiging voor een lezing in het Koloniaal Museum, ondertekend door M. Greshoff, op enkele Fig. 12. Fragment van een geschrift “Uit tot bakjes Naam van Regenten voorn.” opgesteld gevouwen door Corn. Flok. Het betreft hier waarbriefjes schijnlijk de regenten van het Pest- en (Fig. 8). Dolhuis.


nummer3_geheelzonderk.qxp

Dr. R.W.J.M. van der Ham

32

32

13-2-2006

14:43

Pagina 32

getrouwd met terug naar Den George Michiel Haag, waar hij in ‘t Hoen, belas1895 een tentoontingontvanger. stelling over Deze connecgeneeskrachtige ties, en de en nuttige planten nabijheid van organiseerde (Fig. het regerings15) en de Flora centrum, zouHagana publiceerden de aanwede (Greshoff, zigheid van de 1895). Over de regerings-geretentoonstelling lateerde teksten kon men van offiin de kast kunciëele zijde (Ph.W. nen verklaren. 31/43), waarNa het overlijschijnlijk Greshoff Fig. 15. Kaft van de in 1895 door Fig. 13. Dr. M. (Maurits) Greshoff Greshoff georganiseerde tentoon(1909). den van Flok is zelf, vernemen: stelling over geneeskrachtige en de apotheek “Bij den wereldnuttige planten. voortgezet door achtereenvolgens D.M. van wedstrijd die Deinse, A. May van Vollenhoven, B.T.M. van gevoerd wordt Marle, J. Lehman de Lehnsfeld en J.L.F.C. door chemische industrieelen om voor de lang Snabilié. De laatste is omstreeks 1882 met de beproefde en als werkzaam erkende geneesmidapotheek naar Buitenhof 49 (Fig. 14) verhuisd en delen uit het plantenrijk chemische lichamen in omstreeks 1885 naar Buitenhof 21, waar hij de plaats te stellen ... is door de medici het zoo werd opgevolgd door J.W.C. Reijth. Mej. S. belangrijk deel, dat het plantenrijk aan de theraFaber (examen 1893, vermoedelijk een van de pie levert, verwaarloosd en hebben vele werkelijk eerste vrouwelijke apothekers) verhuisde de apodeugdelijke middelen niet die erkenning ondertheek in 1895 naar Koningsplein 32, ver buiten vonden, waarop zij van oudsher aanspraak kunhet centrum. Greshoff was in de nen maken”. Dit sluit nauw aan tijd dat hij bij het Buitenhof woonbij de tekst die ik op het schrijfde bij twee apotheken in opleiding blad van de kast aantrof (Fig. voor apotheekbediende. Een daar16): “Multa renascentur quae jam van was de apotheek van F.R. cecidere. Cadentque quae nunc Vechtman(n) en het zou me niets sunt in honore”, hetgeen zoveel verbazen als de andere die van betekent als: veel dingen die Snabilié is geweest, waar hij, gevallen zijn zullen herboren gezien zijn belangstelling, misworden (de plantaardige middeschien kind aan huis was. “Reeds len), en veel dingen die nu in ere vroeg schijnt hij zich tot de scheizijn zullen vallen (de chemische kunde aangetrokken gevoeld te middelen). Hieruit leid ik af dat hebben, want als jongen had hij op de kast voor Greshoff een belangzolder zijner ouderlijke woning rijke rol speelde bij de tentooneen hoekje, waar hij met potjes stelling, en daar misschien wel chemicaliën bezig was” (Bosz & stond opgesteld als illustratie van Van Iterson, 1910). Van 1879 tot het thema. Mijns inziens zijn er 1880/81 was hij in dienst bij F.R. drie momenten waarop de kast in Vechtman(n), die hem voor zijn het bezit van Greshoff gekomen Fig. 14. Het Buitenhof tussen 1882 examen ook les had gegeven in kan zijn: de verhuizingen van de en 1885, in westelijke richting (rug naar het Binnenhof, gezicht naar de warenkunde, de wetenschap, waarapotheek omstreeks 1882, 1885 Grote Kerk), met rechts de apotoe Greshoff zich steeds zo aangeen in 1895. Verhuizingen zijn bij theek van J.L.F.C. Snabilié. Links trokken heeft gevoeld (Bosz & Van daarvan, aan het steegje (de tegenuitstek momenten van opruimen Iterson, 1910). In 1885 legde hij in en bedenken wat wel of niet meewoordige Halstraat), het pand De vliegende Utrecht het apothersexamen af en gaat. Bij alle verhuizingen was Leeuw, waar de apotheek tot in 1887 promoveerde hij in Jena, Greshoff in het land, en bij de omstreeks 1882 was gevestigd. Let waarna hij als militair apotheker eerste twee kan hij getipt zijn op het hofleverancierswapen op de naar Java vertrok. Om gezonddoor Snabilié. Mogelijk heeft hij gevel van de apotheek. Foto: Haags heidsredenen keerde hij in 1892 gereageerd op de volgende adverGemeentearchief.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:43

Pagina 33

tentie in Literatuur Pharmaceutisch Algera-van der Schaaf, Weekblad 22/24 uit M.A.W., 2001. 1885 (Fig. 17): Magnificum si quaeris “Voor f 70. wordt te opus ... Kring voor de Geschiedenis van de koop aangeboden Pharmacie in Benelux, eene secretaire, Bulletin 50/101: 8−17. ingericht tot simpliciakast, volgens de Bergvelt, E. & handleiding van Dr. Kistemaker, R., 1992a. De wereld binnen handOudemans”. Zou Fig. 17. Advertentie in Pharmaceutisch Weekblad 22/24 (1885). bereik. Nederlandse dit onze ‘Haagse kunst- en rariteitenverzakast’ betreffen? De melingen, 1575−1735. Waanders, Zwolle. vermelding van de handleiding van Oudemans Bergvelt, E. & Kistemaker, R., 1992b. De wereld binnen (1865) biedt weinig houvast, mogelijk omdat de handbereik. Nederlandse kunst- en rariteitenverzamelingen, simpliciaverzameling later min of meer ingrij1575−1735. Catalogus. Amsterdams Historisch Museum. pend gereviseerd is (Greshoff heeft allerlei sporen in de kast achtergelaten). Na het overlijden Bierman, A.I., 2002. De apotheker. Mededeling 295: 7−16. van Greshoff (kinderloos, ongehuwd) is de kast, Museum Boerhaave, Leiden. waarschijnlijk samen met diverse andere gelegaBierman, A.I., Van Lieburg, M.J. & Wittop Koning, D.A., teerde bezittingen, in het Koloniaal Museum 1992. Biografische index van Nederlandse apothekers tot terecht gekomen. Omdat op de kast geen regi1867. Erasmus Publishing, Rotterdam. stratienummer is aangetroffen, heeft hij waarBosman-Jelgersma, H.A., 1983. Poeders, pillen en patiënten. schijnlijk geen deel uitgemaakt van de collectie, Sijthoff, Amsterdam. ook niet in het Koninklijk Instituut voor de Tropen. De kast komt ook niet voor in de eerder Bosz, J.E.Q. & Van Iterson, F.K., 1910. Dr. M. Greshoff. genoemde lijst van Pharmaceutische Chem. Weekbl. 7: 231−249. Verzamelingen van het Koloniaal Museum. Greshoff, M., 1895. Flora Hagana. Proeve eener lijst van Omstreeks 1984 is veel botanisch en zoölogisch naam en vindplaats der wildgroeiende planten van ‘smateriaal, inclusief de kast, verhuisd van het KIT Gravenhage. W.P. van Stockum & Zoon, ‘s-Gravenhage. naar het Natuurhistorisch Musem in Leiden. In 1989 is het botanische deel overgebracht naar de Kalkman, C., 2003. Planten voor dagelijks gebruik. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Hortus Botanicus aldaar. Eind 1989 fuseerde de hortus met het Rijksherbarium, waardoor de kast Oudemans, C.A.J.A., 1865. Handleiding tot de pharmacogin de collectie Economische Botanie terecht nosie van het planten- en dierenrijk. Kruseman, Haarlem. kwam. De rest van het verhaal is bekend. Ter Meer Derval, A., 1941. Namen van de opeenvolgende eigenaars der huizen, staande aan de noord-, west- en oostzijde van het Buitenhof van 1600 tot circa 1830. Die Haghe, Jaarboek 1941: 123−142. Van der Spek, T.M., 2002. Medicijnen door de eeuwen heen. Mededeling 295: 19−31. Museum Boerhaave, Leiden. Wiechmann, A., 1992. De verzameling medicijnen van een Amsterdamse stadsdokter. Mededeling 253. Museum Boerhaave, Leiden. Wittop Koning, D.A., 1947. De simpliciakast van het Haagsche Collegium Pharmaceuticum. Pharm. Weekbl. 82: 185−188. Wittop Koning, D.A., 1986. Compendium voor de geschiedenis van de pharmacie van Nederland. De Tijdstroom, Lochem/Gent.

Fig. 16. Tekst die op het schrijfblad van de kast was geprikt.

Wittop Koning, D.A. & Lunsingh Scheurleer, T.H., 1960. De simpliciakast van het Collegium Medico Pharmaceuticum te Delft. Bulletin Rijksmuseum 8: 69 82.

Foliolum Ed. III februari 2006

Dr. R.W.J.M. van der Ham

Met dank aan: Jard Baljet (Arnhem), Annette Bierman (Rotterdam), Henk Boersma (Sassenheim), Constance Eikelenboom (Oegstgeest), Bob Griffioen (Delft), Ben Kieft (NHN, Leiden), Huub Kisters (Doorwerth), Le Singe Violet (Leiden), Museum Boerhaave (Leiden) en het Haags Gemeentearchief.

33


nummer3_pieters.qxp

19-4-2006

12:58

Pagina 34

34

Materia medica in historisch perspectief Dr A.I. Bierman, Universiteit Leiden.

Dr. A.I. Bierman

Het begin In het antieke Griekenland, de bakermat van onze westerse beschaving, zijn al 600 jaar voor Christus filosofieën geformuleerd over het ontstaan van de wereld en alles wat zich daarin bevindt. De Griekse filosoof Empedokles (ca 490-430 v.Chr.) formuleerde de theorie dat alles

34

op de wereld bestaat uit vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. Uit deze elementen zijn ook de levende wezens opgebouwd. Elementdeeltjes kunnen onder invloed van twee tegengestelde kosmische krachten, Philia (liefde) en Neikos (haat), tijdelijke verbindingen aangaan en die ook weer verbreken. Zo dacht men zich het ontstaan van planten en dieren, maar ook van de mens. Men onderscheidde vier grondkwaliteiten: warm, koud, droog en vochtig. De elementen bezaten twee grondkwaliteiten, aarde is koud en droog, water is koud en vochtig, lucht is warm en vochtig en vuur is warm en droog. De elementen corresponderen ook met de seizoenen, lucht met lente, vuur met zomer, aarde met herfst en water met winter. Dit concept werd later ook op de mens toegepast: het menselijk lichaam bevat vier vochten (humores): bloed, slijm (flegma), gele gal en zwarte gal (melan chole). De humores hebben ook grondkwaliteiten: bloed is warm en vochtig, slijm is koud en vochtig, gele gal is warm en droog en zwarte gal is koud en droog. De humores corresponderen met de organen, bloed met het hart, slijm met de hersenen, gele gal met de lever en zwarte gal met de milt. In fig. 1. is dit schematisch weer gegeven.

Wanneer de vier humores in evenwicht waren was de mens gezond, bij een verstoord evenwicht of wanneer een of meer van de humores verontreinigd waren werd men ziek. In ons spraakgebruik zijn nog vele overblijfselen van deze klassieke theorie: het woord humeur en de uitdrukking ‘in je humeur zijn’ zijn rechtstreeks van deze humoraalleer afkomstig, en datzelfde geldt voor het woord ‘temperament’ dat eigenlijk menging (temperare = mengen) betekent. Ook woorden als flegmatiek en melancholiek verwijzen naar de opvattingen van de humoraalleer. Galenus (129-199). De Romeinse arts Galenus heeft op basis van de humoraalleer een sluitend geneeskundig systeem ontworpen. Galenus had hele duidelijke opvattingen over fysiologie, die eeuwenlang als een dogma in de medische wereld hebben gegolden. Voor de Materia medica is belangrijk dat Galenus op basis van de humoraalleer ook een uitgebreid therapeutisch systeem heeft ontwikkeld. Een correctie van een verstoord evenwicht tussen de humores kon plaats vinden door te proberen het overtollige vocht kwijt te raken òf door het gebruik van geneesmiddelen die het evenwicht weer konden herstellen of de verontreiniging van één of meer humores konden opheffen. Manieren om een overmaat aan vocht kwijt te raken waren aderlaten, braken of het toedienen van een klysma. Deze zogenaamde ABC-therapie (Aderlaten, Braken, Clysteren) is tot in de negentiende eeuw een belangrijk onderdeel geweest van het therapeutisch handelen. Voor een therapie met geneesmiddelen bij een verstoord humoraal evenwicht was het natuurlijk noodzakelijk de eigenschappen van die geneesmiddelen te kennen. En die eigenschappen moeten dan gezocht worden binnen het concept van de humoraalleer. Dus werkzame bestanddelen of een werking zoals we die tegenwoordig definiëren zijn hier niet aan de orde, maar er moet gekeken worden naar de vier grondkwaliteiten koud, warm, droog en vochtig. Galenus heeft dat ook gedaan, en hij heeft de in zijn tijd gebruikte planten geclassificeerd volgens de vier kwaliteiten, waarbij die kwaliteiten ook nog werden onderverdeeld in verschillende kwa-

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_pieters.qxp

19-4-2006

12:58

Pagina 35

vruchteloos gezocht naar de planten die Dioskorides beschreven had, en omgekeerd trachtte men de plaatselijke flora terug te vinden in de beschrijvingen van Dioskorides. Pas toen de Renaissance hier afstand van genomen had kon de plantenwereld in Europa objectiever beschreven worden. Maar bij de beschrijving van de therapeutische eigenschappen van de planten bleef men zich baseren op de humoraalleer en de classificatie van Galenus.

Fig. 1. De vier elementen, de vier grondkwaliteiten, de vier humores en de corresponderende organen

liteitsgraden. Galenus was er namelijk van overtuigd dat planten met dezelfde kwaliteit die eigenschap niet in dezelfde mate bezaten. In fig. 2 is dit schematisch weergegeven. Galenus kon voor een overzicht van de planten die hij moest classificeren beschikken over het werk van de Romeinse arts Pedianos Dioskorides.

Theophrastus Bombastus Philippus von Hohenheim: Paracelsus (1493-1541) De 16de eeuwse arts Paracelsus deed een eerste aanval op het stevige bolwerk van de humoraalleer. Paracelsus verwierp deze leer volkomen. Volgens Paracelsus zijn er slechts drie elementen (principia): kwik (mercurius), zwavel (sulfur) en zout (sal). (Paracelsus bedoelt hier overigens niet de elementen in de moderne zin mee!). De opvattingen over Materia medica zijn bij Paracelsus dan ook fundamenteel anders. Paracelsus introduceerde de chemie in zijn drie-elementen concept, maar ook in de therapie, want hij was er van overtuigd dat er een universeel geneesmiddel gevonden kan worden langs chemische weg, analoog aan de gedachte dat de steen der wijzen alle metalen in goud kan veranderen, een gedachte die bij de alchemisten leefde. In zijn therapie maakte Paracelsus ook veel gebruik van metalen zoals kwik en antimoon. Kwik moet een grote indruk gemaakt hebben, het is vloeibaar, het is deelbaar en wanneer het verhit wordt blijft er niets over. En een behandeling met kwik bleek resultaten af te werpen bij de nieuwe geheimzinnige ziekte die juist in die tijd haar intrede had gedaan in Europa: de syfilis. De kwiktherapie ten tijde van Paracelsus bestond eruit dat de patiĂŤnt een zweetkuur moest ondergaan en tijdens die kuur aan kwikdampen werd blootgesteld [fig. 3].

Foliolum Ed. III februari 2006

Fig. 2. Kwaliteitsgraden volgens Galenus

Dr. A.I. Bierman

Pedianos Dioskorides (1ste eeuw) Dioskorides was 0militair arts en heeft onder andere in het leger van keizer Nero gediend. In zijn boeken De Materia medica libri quinque heeft hij de Materia medica die gebruikt werd in de landen waar het leger doortrok vastgelegd. Behalve planten heeft Dioskorides ook therapeutica van dierlijke en minerale oorsprong beschreven. Dioskorides gaf in zijn beschrijving van de Materia medica ook het gebruik van de geneesmiddelen zoals hij dat ervaren of gehoord had. Alle latere overzichten van de Materia medica en ook de eerste kruidenboeken zijn in eerste instantie gebaseerd op het werk van Dioskorides. Dat leverde in latere eeuwen overigens wel problemen op want Dioskorides beschrijft de Materia medica die hij op zijn reizen tegen gekomen was, en die reizen maakte hij in het gebied dat wij nu als het MiddenOosten aanduiden. Er worden dus alleen planten beschreven die in dit gebied groeien. Het gezag van Dioskorides was tot ver in de 16de eeuw nog zo groot dat men aannam dat hij alle planten had gekend en dat die planten dus overal te vinden moesten zijn. Er werd dus in de natuur en in de kloostertuinen vaak

35


nummer3_pieters.qxp

19-4-2006

12:58

Pagina 36

36

tingen van Paracelsus en de humoraalleer. De laatste tracht afwijkingen te corrigeren door met het tegengestelde te behandelen, een teveel aan droogte met vocht, een teveel aan warmte met koude. Bij Paracelsus speelt het gelijkheidsbeginsel juist een grote rol, voor de ziekte moet je een gelijksoortig geneesmiddel zoeken. Dit zal ook wel de reden zijn dat zijn naam nog altijd met veel waardering wordt genoemd in alternatieve kringen zoals de antroposofie en homeopathie.

Dr. A.I. Bierman

Fig. 3. Therapie bij syfilis (Mal de Naples)

36

De kwiktherapie heeft Paracelsus overigens tot ver in de 20ste eeuw overleefd: het bekende Therapiecompendium van De Haan beveelt nog in de uitgave van 1961 het inzalven met kwikzalf aan bij de behandeling van syfilis.1 Antimoon stond in hoog aanzien in alchemistische kringen omdat dit metaal zo gemakkelijk legeringen vormt met ‘de koning der metalen’, het goud. Men noemde antimoon dan ook wel ‘Regulus’ (koninkje). Een andere belangrijke bijdrage van Paracelsus aan de geneesmiddelleer is de signatuurleer. Paracelsus was een diepgelovig mens, en het was zijn overtuiging dat God de mens weliswaar ziekten kan bezorgen maar dat diezelfde God ook een geneesmiddel voor die ziekten op aarde heeft gebracht. Dit geneesmiddel is te herkennen door te letten op de kenmerken die onthullen voor welke kwaal een product uit het planten- of dierenrijk van nut is. Zo zou het longkruid bij longziekten werkzaam zijn, want de gevlekte bladeren van deze plant doen aan longweefsel denken. De papaver, met zijn typische vrucht zou werkzaam zijn bij ziekten van het hoofd, de walnoot met zijn frappante gelijkenis met de hersenen is te gebruiken bij hersenziekten, en reigervet was een probaat middel tegen reuma. Reuma heeft men lang geassocieerd met koude en vochtigheid en de reiger staat immers altijd met zijn poten in het water zonder daar merkbaar last van te ondervinden! En wanneer door de juiste interpretatie van de signaturen een werkzaam middel gevonden was diende men daar nog de ‘Quinta essentia’, de kwintessens, in te vinden, de goddelijke kracht die boven alle andere krachten staat. En hiertoe moest volgens Paracelsus de alchemie gebruikt worden, die op vergelijkbare manier zocht naar de Steen der wijzen, die alle metalen in goud zou kunnen veranderen. We zien hier een ander fundamenteel verschil tussen de opvat-

Analogieën tussen macrokosmos en microkosmos Paracelsus zocht ook naar analogieën tussen de macrokosmos en de microkosmos. Die gedachte vinden we overigens ook terug in de humoraalleer, ook al zijn de uitgangspunten hiervan zoals gezegd volstrekt anders dan de ideeën die Paracelsus er op na hield. De gedachte van die relaties tussen microkosmos (de mens) en macrokosmos (het heelal) werd steeds verder uitgewerkt en aangevuld. Zo ontstond uiteindelijk een schema waarin de stand van de zon, de maan en de sterren, de sterrenbeelden, de tijd van de dag, de leeftijd van de mens, de seizoenen, de temperatuur, de vier windstreken, vier smaken, vier kleuren en de vier humores allemaal met hun onderlinge samenhang konden worden ondergebracht. [fig. 4] In het middeleeuwse wereldbeeld had alles met alles te maken! De zeventiende eeuw: nieuwe theorieën over fysiologie en therapie De Griekse natuurwetenschap die tot in de 16de eeuw zo’n duidelijk stempel had gedrukt op de ziekteleer en de therapie was sterk rationalistisch. Aan de rede werd een grotere waarde gehecht dan aan de empirie. Wanneer waarnemingen of experimenten gegevens opleverden die in strijd waren met de heersende opvattingen gaf het verstand de doorslag: dit kon niet waar zijn. De Renaissance vormde een opmaat voor een eruptie van wetenschappelijke activiteiten, die gekenmerkt werden door een kritische instelling (Paracelsus!), een grote behoefte aan kennis en toenemend gevoel voor het experiment. Deze activiteiten bereikten in de eerste decennia van de 17de eeuw haar hoogtepunt. Dit 17de eeuwse empirisme werd op haar beurt weer verdrongen door een nieuwe rationele denkrichting: het mechanicisme. De filosofie van de Fransman René Descartes (1596-1650) maakte ook de weg vrij voor een verklaring van de fysiologische processen uit mechanische principes. De richting in de geneeskunde die deze opvattingen aanhangt noemt men iatromechanica (ook wel iatrofysica.) Daarnaast ontwikkelde zich de iatrochemische richting, die de fysiologische

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_pieters.qxp

19-4-2006

13:03

Pagina 37

processen trachtte te verklaren door gebruik te maken van scheikundige principes. Deze richting borduurde voor een deel voort op de ideeën van Paracelsus, maar ook de Arabische geneeskunde en het door de Arabieren ontdekte destillatieproces zijn van grote invloed geweest op de iatrochemie. Dat deze ideeën konden gedijen en tot ontwikkeling konden komen heeft alles te maken met de nieuwe ontdekkingen die volgden op de vele experimenten in de geneeskunde. In 1628 publiceerde de Engelse arts William Harvey (1578-1657) zijn traktaat over de bloedsomloop. Harvey’s stelling dat het bloed in een gesloten systeem van aders en slagaders circuleert stuitte aanvankelijk op veel weerstand, want deze stelling was lijnrecht in tegenspraak met de fysiologische opvattingen van Galenus. Maar Harvey’s stelling werd uiteindelijk algemeen aanvaard, en het postulaat dat het hart hierbij als pomp fungeert om het bloed door de aderen te pompen was een fraai voorbeeld hoe mechanische principes fysiologische processen kunnen verklaren. Beide richtingen, de iatromechanica en de iatrochemie hebben ook duidelijke richtlijnen voor het toepassen van geneesmiddelen geformuleerd. Voor het gebruik van Materia medica in de iatrochemie wordt verwezen naar de bijdrage van professor Beukers in deze Foliolum.

Friedrich Hoffmann’s Therapia rationalis systematica (1718-1724)2 Hoewel Hoffmann de humoraalpathologische principes volstrekt afwees, spelen vochten toch een rol in zijn iatrofysisch concept. Volgens Hoffmann is de oorzaak van elke ziekte een afwijking van de juiste hoeveelheid beweging. Hij maakt dan onderscheid tussen de beweging van de deeltjes èn de materie die bewogen wordt, de vloeistoffen in het lichaam. Ziekte kan dus als oorzaak hebben een afwijking in de vloeibare delen van het lichaam (de lichaamsvloeistoffen) òf een afwijking in de beweging van de vaste deeltjes in het lichaam die voor de juiste stroomsnelheid van de vloeistoffen moeten zorgen. Vochten die niet voldoende stromen kunnen te dik worden en raken ook verontreinigd. Hoffmann deelde de Materia medica in twee hoofdgroepen, middelen die een werking uitoefenen op de lichaamsvloeistoffen en middelen die een werking uitoefenen op de vaste deeltjes. In beide hoofdgroepen maakte hij een onderverdeling en zo kwam zijn classificerings systeem er als volgt uit te zien: I Middelen die werken op de lichaamsvloeistoffen

De iatromechanica Het belangrijkste aspect in de opvattingen van de iatromechanica is ‘beweging’. De lichaamsvochten bestaan uit deeltjes, en door beweging van die deeltjes gaan de vochten stromen. Volgens de iatrofysici was onvoldoende stroming een oorzaak van ziekte, en dat gebeurt wanneer er te

I A Alterantia, die de kwaliteit van de vloeistoffen verbeteren IA1 IA2 IA3 IA4

Foliolum Ed. III februari 2006

Absorbentia Temperantia Incidentia en Attenuantia Demulcentia en Emollientia

37

Dr. A.I. Bierman

Fig. 4. Analogieën tussen macro- en microkosmos.

weinig beweging is, maar ook wanneer er teveel beweging is wordt de mens ziek. Bij te weinig stroming wordt het vocht te dik, -of stroperig zoals men dat ook wel uitdrukte- en dat leidt weer tot verstoppingen met alle ellende van dien. De therapie moest er dus op gericht zijn de deeltjes weer in de juiste beweging te krijgen waardoor de vochtstroom weer op gang gebracht werd. Koude is ook iets dat vermeden moet worden, door koude wordt een beweging immers minder. Deze opvattingen hebben grote invloed gehad op de indeling van de Materia medica. Net als Galenus indertijd gedaan had diende men de geneeskrachtige stoffen te classificeren, maar nu niet meer volgens de vier grondkwaliteiten van de humoraalleer, maar volgens de mechanicistisch-causale principes van de iatromechanica. De Duitse arts en hoogleraar Friedrich Hoffmann (1660-1742) zou men als een 18de eeuwse Galenus kunnen beschouwen, want ook Hoffmann is er in geslaagd de gehele Materia medica van zijn tijd onder te brengen in één systeem.


nummer3_pieters.qxp

38

19-4-2006

13:03

Pagina 38

I B Evacuantia, die de kwantiteit van de vloeistoffen verbeteren IB1 IB2 IB3 IB4 IB5 IB6

Emetica Laxantia en Purgantia Sudorifera en Diaphoretica Diuretica Expectorantia, Errhina, Sternuatatoria Aphophlegmatica en Salivantia

II Middelen die werken op de vaste deeltjes II A Roborantia, die de beweging versterken II A 1 Analeptica, Cordiala, Cardiaca II A 2 Balsamica II A 3 Stomachica, Carminativa, Aromatica, Visceralia II A 4 Adstringentia en Vulneraria II B Sedantia, die de beweging afzwakken

Dr. A.I. Bierman

II B 1 II B 2 II B 3 II B 4

38

Anodyna Antispasmodica Hypnotica Narcotica

De Alterantia –in het Nederlands vertaald als ‘veranderende middelen’ of ook wel als ‘omstemmende middelen’ brengen een verandering te weeg, waardoor de lichaamsvloeistoffen dunner vloeibaar worden (groep I A 3 en I A 4, de zogenaamde ‘verdunnende middelen’ of ze heffen verontreinigingen in de lichaamsvloeistof op (groep I A 1 en I A 2, middelen die bijvoorbeeld een teveel aan zuur door absorptie verwijderen). De Evacuantia zorgen dat een teveel aan vloeistof verwijderd wordt. Dat kan door braken (I B 1), laxeren (I B 2), zweten (I B 3), door diurese (I B 4), via de longen en de neus (I B 5) of via het speeksel (I B 6). De Roborantia versterken de beweging van de deeltjes in de vloeistoffen. Hier vinden we onder andere de zogenaamde ‘opwekkende middelen’ en de hartversterkende middelen (II A 1). Ook middelen die de maag en darmen tot rust brachten (II A 3) en aromatische stoffen (II A 3 en II A 2) hadden een versterkend effect op de beweging van de deeltjes. Dat is ook het geval bij de adstringentia, de samentrekkende middelen (II A 4). Hier was de voorstelling dat je als het ware een elastiek korter maakt, waardoor het aan stevigheid wint. De Sedantia zwakken een teveel aan beweging af. Hier vinden we de pijnstillers (II B 1), de krampstillende middelen (II B 2), de slaapmiddelen (II B 3) en de verdovende middelen (II B 4).

Hoffmann heeft de gehele Materia medica van de 18 eeuw onder weten te brengen in zijn systeem. En het is eigenlijk frappant dat die geneesmiddelvoorraad sinds de tijd van Galenus nauwelijks veranderd was. Wel waren er nieuwe middelen bijgekomen na de ontdekking van Amerika in 1492 (zoals de kinabast, het guajakhout en de tabak). In de bestaande geneesmiddelvoorraad kwamen echter nauwelijks wijzigingen. Kwantitatief gezien bleef de Materia medica dus eeuwenlang ongeveer op hetzelfde peil. En de veranderingen op kwalitatief gebied (d.w.z. de aan een middel toegeschreven therapeutische werking) bestonden er in hoofdzaak uit dat het middel, afhankelijk van de vigerende ziekteleer, in een andere klasse werd ingedeeld. Dit zou pas veranderen in de 19de en 20ste eeuw, toen de eerste werkzame bestanddelen uit plantaardige grondstoffen werden geïsoleerd, en de vorderingen in de fysiologie en later de farmacologie het mogelijk maakten de Materia medica op andere wijze beoordelen. Een sterke reductie van de historische geneesmiddelvoorraad was hiervan het gevolg. In de 20ste eeuw werd die voorraad weer aangevuld, maar niet meer met natuurproducten. Een zich sterk ontwikkelende farmaceutische industrie breidde de Materia medica uit met een grote hoeveelheid synthetische geneesmiddeFig. 5; Friedrich Hoffmann (16601742) len.

Referenties 1 Haan H.R.M. de. Therapie Compendium. Leiden, Stafleu, Negende druk 1961, p.472. 2 Een zeer aan te bevelen artikel over Hoffmann’s Therapia rationalis is: Rotschuh Karl E. Therapia rationalis systematica bei Friedrich Hoffmann (16601742). In: Dilg P. [red] Perspektiven der Pharmaziegeschichte. Festschrift für Rudolf Schmitz zum 65.Geburtstag. Akademische Druck-u. Verlagsanstalt, 1983, p.269-80.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_pieters.qxp

19-4-2006

13:03

Pagina 39

39

Genezen met Alcali en Acidum Prof. Dr. H. Beukers1 In de loop van de zestiende eeuw ontstaat een nieuw concept dat het functioneren van het menselijk lichaam in gezondheid ziekte verklaart, de zogenaamde iatrochemie of chemiatrie. Aanhangers van die opvatting beschouwen levensverschijnselen als fenomenen van scheikundige aard. Anders gezegd de processen in levende wezens zijn chemisch bepaald en laten zich dus ook chemisch beïnvloeden. Ook in de zeventiende eeuw speelt de iatrochemie een belangrijke rol. Voor de praktijk is de iatrochemie in feite farmaceutische chemie. De Leidse praefectus laboratorii chymici en latere hoogleraar scheikunde Jacobus le Mort (1650-1718) definiëert iatrochymia of chymiatrica als dat deel van de scheikunde dat de verborgene geneesmiddelen tracht voor den dag te brengen, en dezelve op verscheide manier te verschicken, aangenamer en van meerder krachten te bereiden.i De belangrijkste bewerkingen zijn de destillatie en de maceratie. Die bewerkingen hadden tot doel de separatio puri ab impuro, het verborgen, zuivere en werkzame geneesmiddel te scheiden van de inerte stof. Dergelijke verborgen stoffen worden aangeduid met termen als quintessens, magisterium, elixer of arcanum. Zij vormen een nieuwe groep van geneesmiddelen, de spagyrica, ter onderscheiding van de van oudsher bekende galenica.

1600-1700 , vangt voor de geneeskunde de chemiatrie aan met het werk van Paracelsus (1493-1541). Die vertraging hangt samen met het gebruikte bronnenmateriaal: farmacopeeën en officiële prijslijsten. De opname van nieuwe farmaca in deze bronnen is niet alleen afhankelijk van wetenschappelijke overwegingen, maar ook van legalisatie door stedelijke overheden. Een vergelijkbaar fenomeen zien we bij het gebruik van de nadere specificering van farmacopeeën met de term Galeno-chymica. Voor de Lage Landen wordt die term voor het eerst gebruikt bij de Antwerpse farmacopee van 1661. Overigens neemt slechts een beperkt aantal farmacopeeën dat gebruik over. Franciscus dele Boë, Sylvius (1614-1672) Eén van de bekendste Nederlandse iatrochemici is de Leidse hoogleraar Franciscus dele Boë, Sylvius. Hij werd in 1632 ingeschreven aan de Leidse Universiteit als student geneeskunde. Na zijn studie in Leiden maakte hij een studiereis naar Zuid-

Tabel 1. 'Chemische' geneesmiddelen in de Pharmacopoea Amstelredamensis

Foliolum Ed. III februari 2006

Prof. Dr. H. Beukers

Weergave in farmacopeeën Naast geneesmiddelen van plantaardige oorsprong gaan de ‘chemische’ geneesmiddelen (afkomstig van metalen en mineralen) een steeds grotere plaats innemen. Een dergelijke verschuiving wordt weerspiegeld in de stedelijke farmacopeeën, zoals de vergelijking van verschillende edities van de Amsterdamse farmacopee laat zien (tabel 1). In de eerste Amsterdamse farmacopee (1636) komen als chemische geneesmiddelen voor mineralen als Alumen (aluin) en Sal gemmae (steenzout), metalen als Antimonium en Argentum, gedestilleerde oliën en een tiental pulverus chymici: Cremor tartari (wijnsteen), Crystalli tartari, Flores sulphuris (zwavelbloem), Lapis prunellae (kaliumnitraat), Magisterium corallorum (calciumcarbonaat), Magisterium margaritarum (calciumsulfaat), Magisterium oculorum cancri (calciumcarbonaat), Mercurius dulcis (calomel), Mercurius praecipitatus [rubeus] (kwik(II)oxide), en Tartarum vitriola-

tum (kaliumsulfaat). De toename in de laatste categorie laat zich duidelijk demonstreren in de vergelijking met de hernieuwde uitgave van de Amsterdams farmacopee ( 1726). De toename van het aantal chymica is deels toe te schrijven aan de invoering van nieuwe bereidingen, zoals balsems, extracten, spiritus en tincturen van plantaardige oorsprong, deels ook aan de invoering van nieuwe chemische preparaten zoals Antimonium diaphoreticum (zweetdrijvende spiesglanskalk), Butyrum antimonii (antimoontrichloride) en Sal febrifugum Sylvii (kalium- en ammoniumchloride). De introductie van de nieuwe geneesmiddelen in farmacopeeën geschiedt met een zekere vertraging ten opzichte van het gebruik in de geneeskundige praktijk. Terwijl voor de farmaceutische chemie de periode van de chemiatrie zich uitstrekt van ca.


nummer3_pieters.qxp

Prof. Dr. H. Beukers

40

40

19-4-2006

13:03

Pagina 40

Duitsland om zich te bekwamen in de scheikunde. Op die reis promoveerde hij in 1637 aan de Universiteit van Bazel. Na terugkeer in Leiden in 1638 verwierf faam als privaatdocent voor anatomie. In die periode wist hij de Leidse hoogleraren te overtuigen van de juistheid van Harvey’s theorie over de circulatie van het bloed. Drie jaar later vestigde Sylvius zich in Amsterdam, waar hij zijn wetenschappelijk werk voortzette, met name op het gebied van de anatomie en de fysiologie. Dat laatste in nauwe samenwerking met de chemicus J.R. Glauber. In 1658 aanvaardde Sylvius de benoeming tot hoogleraar in de geneeskunde aan de Leidse Universiteit. Hij was een begenadigd docent en trok veel studenten aan uit alle delen van Europa. Hij onderwees de ‘geneeskundige praktijk’, zowel theoretisch (Praxis medica) als in de praktisch aan het ziekbed in het St. Caeciliagasthuis. Sylvius trachtte fysiologische en pathologische fenomenen te verklaren in toenmalige chemische concepten. Anders dan zijn voorgangers als Paracelsus en Van Helmont beriep hij zich daarbij niet op metafysische speculaties. In tegendeel, de benadering van Sylvius is meer positivistisch: de verschijnselen die hij waarnam werden verklaard in termen die relatief dicht bij de ervaring bleven. Hij probeerde zijn veronderstellingen te onderbouwen met experimenten die hij tezamen met zijn studenten verrichtte. Geheel in de traditie van die tijd publiceerde Sylvius niet een afzonderlijk boek over de door hem ontwikkelde fysiologie, maar gebruikte hij daarvoor een reeks van negen disputaties verdedigd door zijn studenten in de periode 1659-1661. (fig. 1) Sylvius baseert zijn fysiologie op de circulatie theorie van Harvey en op recente ontdekkingen in de anatomie, zoals de ontdkking van het lymfevaatstelsel en van de afvoergangen van klieren. De kern van zijn theorie vormen de begrippen fermentatie en effervescentie. Iatrochemische interpretatie Sylvius beschouwt de fermentatio in de maag als een voorbereidend proces in de spijsvertering, dat plaats vindt in aanwezigheid van een zuur ferment uit het speeksel, voldoende water en een matige warmte. Hij omschrijft het zelf als een vinculi dissolutio, het oplossen van een binding. Het gaat een speciaal type binding, de ‘zout-binding’, die verbroken kan worden door water. Dit in tegenstelling tot de ‘olie-binding’, die slechts door vuur verbroken kan worden. In de maag is voldoende water en warmte aanwezig om de banden zodanig te veranderen dat zij gemak-

kelijk de volgende bewerking in het darmkanaal kunnen ondergaan. De tweede bewerking is een effervescentia, een opbruising, door Sylvius gedefiniëerd als een ‘scheiding van hetgeen verbonden was en een verdichting van hetgeen verbonden wordt, met daarbij opgewekte beroering.’ In principe gaat het hier om de heftige reactie die optreedt als een zuur – in toenmalige terminologie - een spiritus acidus of zure geest, reageert met een alkali, een sal lixiviosum of loogzout. Sylvius verklaart de reactie als volgt. Zowel een zuur als een base zijn door ‘vuur’ gemaakt, dat betekent dat ‘vuurpartikels’ een intrinsiek deel zijn van zuren en basen. Deze partikels zijn verantwoordelijk voor de scherpte van die verbindingen. Tijdens de reactie komen de ‘vuurpartikels’ vrij en werken heftig in op de andere delen. Die delen gaan daardoor heftiger bewegen en zullen uiteengaan en nieuwe bindingen vormen. Sylvius neemt aan dat in het duodenum een vergelijkbaar proces plaats vindt. In de twaalfvingerige darm komen drie vloeistoffen samen: het ‘dunvloeibare deel’ van het speeksel, de gal en het pancreassap. Zij vormen met elkaar een ‘driemanschappelijk vocht’, de humor triumviratus. Essentiëel is de reactie tussen gal en pancreassap, die volgens Sylvius, alkalisch respectievelijk zuur zouden reageren. Het resultaat van de effervescentie in het duodenum zou een ‘sub-zure’ lymfe zijn, die geabsorbeerd wordt door de – in 1622 door Aselli ontdekte – chylusvaten. Het alkalische karakter van de gal werd algemeen aanvaard. De moeilijkheid was nu aan te tonen dat het pancreassap zuur is. Twee studenten van Sylvius zorgden voor experimentele bevestiging van die hypothese. Reinier de Graaf verdedigde in 1664 een disputatie ‘Over de aard en het nut van het alvleessap’. Het bijzondere van die disputatie is dat het een verslag is van een experimenteel fysiologisch onderzoek, waarbij door middel van een pancreasfistel bij een hond pancreassap wordt verzameld. De smaak van dat kliervocht bleek wisselend: “somwylen seer aangenaam suur, somwijlen bykans smakeloos, somwijlen wrang, meermaals sout, en seer dikmaals suur-agtig sout.” Bij de obductie van dodelijk verwonde schipper kon De Graaf vaststellen dat het pancreassap zuur was: “Wij seggen rond uyt, dat wij noyt in honden een aangenamer suur hebben opgespeurt.” Een andere leerling van Sylvius, Florentius Schuyl, publiceerde enige jaren later een aanvullend experiment om aan te tonen dat er in vivo een Fig. 1. Eerste onder Sylvius' opbruising in de twaalf-vingerige voorzitterschap verdedigde disputaties: 'Over de fermentatie darm optreedt.v Daartoe bond Schuyl van het voedsel in de maag' bij een hond het duodenum op twee

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_pieters.qxp

19-4-2006

13:03

Pagina 41

Ziekte en behandeling Gezondheid berust volgens Sylvius in het algemeen op een evenwicht tussen zuur en alkali. Afwijkingen van dit evenwicht veroorzaken een ‘scherpte’, een acrimonia. Als die scherpte in het bloed doordringt, ontstaat ziekte. De scherpte kan zowel zuur als alkalisch zijn. In de meeste gevallen is er sprake van een ‘zure scherpte’, een acrimonia acida. De oorzaak van een acrimonie is veelal een abnormale afscheiding, bijvoor-

Fig. 3. Experimenten van De Graaf (1664) en Schuyl (1670)

Foliolum Ed. III februari 2006

41

Prof. Dr. H. Beukers

plaatsen af: bij de maaguitgang beeld van een abnormaal en onder de uitmondingen van scherp pancreassap, een overde galgang en van de alvleesmaat gal of een taai speeksel. klier. Toen Schuyl na drie uur Afscheidingen met een abnorde buik van de hond opende male samenstelling maken in vond hij het duodenum sterk het hart meer ‘vuurpartikels’ gezwollen. Bij opensnijden vrij dan normaal. Daardoor van de darm kwam een stinnemen de hartactie en de pols kend en bruisend vocht tevoortoe. De versnelde pols is schijn. Die gasvorming duidde pathognomisch voor koorts. Fig. 2. Effervescentie in het duodenum door inwerking op de spijsbrij van alkalische gal en er volgens Sylvius en zijn leerBij abnormale effervescenties zuur pancreassap lingen op dat een effervescenontstaat een overmaat aan tie had plaats gevonden. ‘dampen’. Als die alkalisch Gegeven het alkalische karakter van de gal, moest zijn dan veroorzaken zij een continue warmte, het alvleessap dus zuur zijn. d.w.z. een continue koorts. Als die ‘dampen’ zuur Naast de effervescentie in het duodenum vindt nog zijn dan veroorzaken zij bovendien een gevoel van koude en is er sprake van een intermitterende een tweede effervescentie plaats, namelijk de efferkoorts. vescentia vitalis in het hart. Deze is verantwoordelijk voor de contractie van het hart en dus ook voor De medicamenteuze behandeling bestaat bij Sylvius de voortbeweging van het bloed. Ook hier veronprimair uit het herstel van het evenwicht: de overderstelt Sylvius de reactie tussen een alkali en een maat wordt gecorrigeerd door toediening van zuur, die zou plaatsvinden in de rechter hartkamer. geneesmiddelen van tegengestelde aard. Zo wordt De bij de effervescentie ontstane warmte zorgt voor de zure scherpte bestreden met vluchtige zouten als een expansie van het hart. Die expansie stimuleert het Sal febrifugum Sylvii. Naast specifieke alterantia dan weer als reactie de contractie van het hart. schreef Sylvius in het algemeen specifieke evacuanProbleem was welke vloeistoffen voor de vitale tia voor. Deze dienen tot verdunning van het bloed, effervescentie verantwoordelijk waren. Volgens matiging van de abnormale effervescentie, interfeSylvius vervoeren de onderste holle ader en de rentie met de flatusvorming en stimulatie van de bovenste holle ader – beide uitmondende in de perspiratie. Al die effecten tezamen worden toegerechter hartshelft – bloed van verschillende samenschreven aan het door Sylvius veelvuldig voorgestelling. (De onderste holle ader, die in contact schreven opium. Omdat hij veronderstelde dat het staat met de lever, zou een alkalisch, olieachtig bloed direct gecorrigeerd kan worden door ‘chemische manipulatie’ is Sylvius – in tegenstelling tot vluchtig zout (sal volatilis oleosi) bevatten, afkomstig uit de gal. Sylvius neemt namelijk aan dat de veel tijdgenoten - zeer terughoudend met aderlatingal gevormd wordt in de galblaas en van daar gen. zowel naar het duodenum als naar de lever (en de Uiteraard maakt Sylvius nog gebruik van geneesonderste holle ader) afvloeit. middelen uit de pre-iatrochemische periode. Als De in 1649 door Pecquet ontdekte ductus thoracivoorbeeld dient het recept dat Sylvius meestal voorcus verzamelt volgens Sylvius de bij de spijsverteschrijft bij een intermitterende koorts veroorzaakt ring ontstane ‘sub-zure’ lymfe en brengt die op de door een zure acrimonie. Uit de pre-iatrochemische plaats waar de linker inwendige halsader en de linperiode komen voor: Aqua foeniculi, Aqua theriaker ondersleutelbeenader samenkomen in de bloedcalis simplex, Oculi cancri en Syrupis quinque radibaan. Vandaar wordt de spiritus acidus via de cum. Iatrochemische bestanddelen zijn: Aceta stillabovenste holle ader naar de rechter hartkamer vervoerd om daar met de alkali uit de gal te reageren.


nummer3_pieters.qxp

Prof. Dr. H. Beukers

42

42

19-4-2006

13:03

Pagina 42

koude, want hoe meer hemels bolletjes door het selver pijpjes komen te gaan, hoe minder hitte die ons maken.” Daar Blankaart uitgaat van het idee dat ziekten ontstaan door verstopping van sappen, is het voor hem vanzelfsprekend dat geneesmiddelen alleen effectief zijn door de beweeglijkheid van hun deeltjes. Zware en trage deeltjes zouden niet in staat zijn de obstructie tegen te gaan. Uitgaande van die opvatting neemt Fig. 4. Effervescentie in de rechter Blankaart een duidelijke positie in hartkamer door samenkomen van sal bij de kwestie of opium koud of volatilis oleosi uit de gal en spiritus warm is of dat het bloed verdikt of acidus uit de lymfe verdunt. Opium moet volgens hem wel warm zijn: “hoe soude die soo Navolgers vaardig sijn werkinge verrigten, indien de selve uit De Amsterdamse medicus Steven Blankaart (1650geen beweeglijke deelen bestond.” De sterke ‘reuk’ 1704) behoort tot de aanhangers van Sylvius’ iatrovan opium wijst op “fijne werkelyke deeltjes, die chemische theorie. Hij is vooral bekend als een door het snel bewegend vuur des hemels daar uit productief schrijver van geneeskundige werken in gedreven worden.” Verder duidt de bittere smaak op het Nederlands. Hij werkt de theorie van Sylvius een “beweeglijk sout en swavel.” Ook de destillatie verder uit in een corpusculaire, iatromechanische van opium – waarbij een “stinkende olie en een goed gedeelte vlug sout” ontstaan - ondersteunt de richting, bijvoorbeeld in zijn Kartesiaanse vi opvatting dat opium bestaat uit veel beweeglijke Academie ofte Institutie der Medicyne (1683) . deeltjes en dus warm moet zijn. Volgens Blankaart Eigenlijk is hier sprake van een tendens, waarvoor bestaat opium uit reeds bij Sylvius aanzetten te vinden zijn. Zo meent “… een vlug-sout en korte olie takjes, die temperen Blankaart dat ziekten meestal het gevolg zijn van het suur, en omvatten het selve soodanig, dat het “een dik en traag loopend vogt, dat verstopping geen magt heeft om sig te konnen reppen.” maakt.” De oorzaak is gelegen in deeltjes “die met Ook de Antwerpse medicus Aegidius Daelmans was de figuur, groote en beweginge der deeltjes des een aanhangers van de iatro-chemische theorie van bloeds niet accorderen, als daar is het suir, sout, en Sylvius, zoals blijkt uit zijn boek De Nieuw-heral wat slym maakt.” vormde Geneeskonst, gebouwd op de Gronden van In het vierde deel van de Kartesiaanse Academie het Alcali en het Acidum (1687). Ook hier is sprake gaat Blankaart dieper in op de geneesmiddelleer. van een invloed van iatromechanische opvattingen: Hij verwerpt nadrukkelijk de klassieke opvatting ziekten ontstaan als de sappen te dik en te lijmig dat aan farmaca bepaalde kwaliteiten toegekend zijn. Volgens Daelmans bestaat het menselijk kunnen worden. Hij spreekt van “onnut geklap der lichaam uit “pijpen en sappen”. Er is sprake van vier hoedanigheden, van dat het eene kruid, wortel, gezondheid als de ‘pijpen’ open staan, heel en ongesaad &c soude heet, koud, droog of vochtig broken zijn en als de sappen dun en vloeibaar zijn. wesen.” Als de sappen trager bewegen of stagneren – bijGeneesmiddelen die bijvoorbeeld hitte opwekken voorbeeld door een tekort aan spijsverteringssappen hebben die eigenschap niet van zichzelf, maar van – dan ontwikkelt zich een ziekte. Zo ontstaat koorts zogenaamd ‘hemels vuur’ of ‘hemels bolletjes’. uit Deze ijle materie kan andere stoffen – Blankaart “… zeekeren trap van zurigheyd, den welken men spreekt hier van “de pijpjes van de heet makende lichtelijk komt te verkrijgen door verstopping van stoffen” – in beweging zetten. Naarmate die bewehet Pancreas, als zijnde de plaatse daar een aangeging minder of meer sterk is spreekt men van koud naam zuir van het bloed gescheiden wort; het welk of heet, naar de mate van die beweging zijn dan zig mengende in het begin der darmen met de gal weer verschillende graden van koude en hitte te en den gijl alkanderen bequaam maakt, om in de onderscheiden. Blankaart legt uit dat anijs-zaad zeer kleine melk-aderen geperst te worden.” minder heet is dan gember of peper: De medicinale therapie van Daelmans kent twee “… om dat de pijpjes van den anijs bequaam sijn strategieën, namelijk de sappen weer dun en vloeimeer hemels bolletjes door te laten, welke het baar maken en de verstopte pijpen ontlasten. Voor hemels vuur van een spreide en belette dat er soo de laatste aanpak wijst hij aderlatingen en ‘buykveel niet door heen kan stralen als wel anders, … suyverende middelen’ als te krachtig af. In plaats hier van daan komen dan de graden van hitte en titium, Antimonium diaphoreticum en Laudanum opiatum. De alkalische kreeftsogen bestrijden de overmaat zuur. De gedestilleerde azijn dient om de Oculi cancri op te lossen. Als zweetmiddel bevordert de antimoonverbinding de afvoer van de overmaat vocht. Het venkelwater is winddrijvend. De siroop lost alle constipaties door slijmerige vloeistoffen op. Belangrijk zijn Laudanum en theriakwater. Beide zijn opium-houdend en hebben daardoor algemene effecten: zij matigen de ‘zure scherpte’, zij houden de effervescentie binnen de perken (met name Laudanum) en stimuleren de perspiratie.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:44

Pagina 43

daarvan schrijft hij meestal solfer van Antimonie als braakmiddel voor. Om sappen te veranderen gebruikte hij het sal volatile oleosum en het afweijkzel van Apteekers-dood ofte Thee. Het olieachtige vluchtige zout – verkregen door droge destillatie van bijvoorbeeld hertshoorn - wordt in de iatrochemie beschouwd als ‘het vlugtigste van de alderfijnste genees-middelen.’ Het wordt door iatrochemici naast opium beschouwd als het ideale genees-middel. Zoals alle vluchtige zouten kan het zuren neutraliseren, de perspiratie stimuleren en het dikke slijm oplossen. De meeste vluchtige zouten zijn echter te scherp en daardoor onplezierig om voor te schrijven. Bij het olieachtige vluchtige zout tempert de olie-component de scherpte van het zout en maakt het geneesmiddel dus aangenamer om in te nemen.

Tabel 2. Materia medica door Sylvius toegepast volgens de Casus medicinalis 1659-1661 in Nosomio Leydensis

43

1

Geschiedenis der Geneeskunde LUMC/Universiteit Leiden. i Jac. le Mort, Chymia medico-physica, dat is genees- en natuurkundige scheikonst (Amsterdam, 1696). ii W. Schneider, Geschichte der pharmazeutischen Chemie (Weinheim, 1972). iii Franciscus dele Boë Sylvius, Disputationum medicarum decas (1663). iv R. de Graaf, Disputatio medica de Natura et Usu Succi pancreatici (1664). v F. Schuyl, Pro veteri medicina (1670). vi s. Blankaart, De Kartesiaanse Academie ofte Institutie der Medicyne, behelsende de gansche Medicyne, bestaande in de leere der gesondheid en des zelfs bewaringe, als ook der ongesondheid en haar herstellinge

Foliolum Ed. III februari 2006

Prof. Dr. H. Beukers

Tot slot: de praktijk Blankaart en Daelmans zetten zich in hun werken af tegen charlatans, door Daelmans Klisterizieders en Sijropkokers genoemd. Hij beklaagt zich over zijn collega’s en hun voorschrijfgedrag “… dat ik wel moeste staan met de bedervers van de geneesmiddelen het welk nochtans niet en koste geschieden als met heele potten mengelmoes van alderley kruyden, wortels en saaden onder malkanderen voor te schrijven, en wat meer is van sulken slag van , en ‘s morgens een buyksuyverend middel en ‘s avonds een amandel-melk …” Klaarblijkelijk was nog niet iedereen overtuigd van de reductie van het geneesmiddellen-arsenaal dat de iatrochemische aanpak impliceerde. Immers ziekte-oorzaken worden in principe teruggebracht tot een tweetal, namelijk een te veel aan zuur of een te veel aan alkali. De rationele therapie volgens iatrochemische principes zal dus bestaan uit het voorschrijven van alkalische en zure middelen. In het voorwoord tot zijn boek schrijft Daelmans dan ook “… ziende, zoo zij rechte Waarheyd schreeven, dat’er zeer weinige genees-middelen van nooden zijn zouden, om alle zoorten van ziekten te genee-

sen (ja zelver die voorheenen aan alle de Geneesheeren ongeneeslijk scheenen).” De vraag is natuurlijk of de iatrochemici zelf afzagen van het gebruik van Galenica. Daartoe staan ons de recepten ter beschikking die Sylvius voorschreef bij zijn onderwijs in de geneeskundige praktijk in het Nosocomium Leydensis, de twaalf bedden in het Leidse St. Caeciliagasthuis. Voor de periode 1659-1661 gaat het om 263 recepten. Hun samenstelling is samengevat in tabel 2. Nog steeds blijkt 84 % van de ingrediënten van deze recepten tot de Galenica te behoren. Weliswaar is de 16 % aan chymica relatief laag, maar gezien het nagenoeg ontbreken van dergelijke farmaca bij de voorgangers van Sylvius, moet dit getal met enige welwillend-heid geïnterpreteerd worden. Bovendien slaan de in de tabel opgenomen percentages op het totale aantal ingrediënten. Beschouwt men de verdeling over de afzonderlijke recepten dan blijkt meer dan de helft van die recepten een chemisch geneesmiddel te bevatten. Daaronder komt het Antimonium diaphoreticum bijna exclusief als antimoon-preparaat voor. Onder de simplicia overheersen de plantaardige, onder de composita de gedestilleerde waters. Hierbij valt op dat de veronderstelde werking van de Galenica wordt ingepast in de theorie van de iatrochemie, zoals we eerder gezien hebben bij de interpretatie van de therapeutisch werking van opium als zodanig en van de opium-houdende aqua theriacalis. Hier past de opmerking van die Sylvius’ leerling F.rederik Dekkers in zijn oratie (1694) maakte: “Laat een vegetabile Galenicus uw waagen zijn, den Voerman een Stoffscheider, op dat uw Middelen des te sneller werken!”


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

44

14:45

Pagina 44

Antwoorden Foliolum editie II ‘Wie is Wie?’ v.l.n.r.: Meneer Zaagsma, Meurs, Grol, Niederländer, Westerink, Sheurink, Muskiet, Proost, van Doorne, Schoonen, Hinrichs en mevrouw Verpoorte.

Oplossing Sudoku

Oplossingen

5 3 2 4 1 8 9 6 7

7 8 9 6 5 2 3 1 4

1 4 6 9 7 3 5 8 2

9 5 3 8 6 7 4 2 1

8 2 1 3 4 9 7 5 6

4 6 7 1 2 5 8 3 9

6 7 8 2 3 4 1 9 5

2 9 5 7 8 1 6 4 3

3 1 4 5 9 6 2 7 8

Rectificatie

Rectificatie

44

In de december editie van het Foliolum had bij het artikel van Prof. Dr. A.J.W. Scheurink bij figuur 1 dit plaatje moeten staan.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:45

Pagina 45


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:45

Pagina 46


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:46

Pagina 47

Ve r s l a g

Foliolum Ed. III februari 2006

Verslag Dies Natalis ONDEREWERP

Op woensdag 7 december was het zover: de eerste dag van de Dies Natalis. 's Ochtends om half negen kwamen we bij de ingang van het UCF. Dit zou de dag worden waar we het meest zouden moeten doen. We zorgden ervoor dat de Boeringzaal er goed uitzag en de bloemen, die de sprekers na afloop zouden krijgen, in water stonden. Ook hebben we voor de koffie, thee en cake gezorgd. Dat was dus behoorlijk stressen, niet echt dus. Zelf hebben we niet zo veel van de sprekers meegekregen, maar buiten de zaal was het des te leuker. Ik kende de anderen van de HC nog niet zo goed, dus onder het symposium heeft iedereen elkaar volgens mij wel beter leren kennen. Het symposium had als onderwerp 'Obesitas: zonde of ziekte', wat natuurlijk heel goed paste in het thema van de Dies. Verschillende sprekers bekeken elk vanuit hun eigen invalshoek de zonde vraatzucht. Het symposium eindigde later dan verwacht, omdat er zoveel vragen tussendoor werden gesteld, en door de vele discussie tussen de sprekers en het publiek. We moesten nog enkele dingen opruimen en toen snel haar huis een kant en klare maaltijd in de magnetron drukken om zo snel mogelijk weer bij Huis "De Beurs" te zijn waar de receptie plaats zou vinden. Als ik hier zo op terugkijk, was dit toch wel een van de leukste gedeeltes van de Dies, vanuit het HC oogpunt. Iedereen die daar komt gaat het bestuur feliciteren onder het genot van een glaasje jenever. Hierbij gaat het bestuur van het 'bestuur', naar het 'dronken' bestuur, naar het 'te lam voor woorden' bestuur, tot aan het 'HC aanvallende bestuur omdat ze nog meer jenever willen' bestuur. Dit was natuurlijk prachtig om te zien. Wij, als HC, bleven natuurlijk schenken, al werd er natuurlijk wel op water overgegaan. Ook kreeg het bestuur allerlei merkwaardige cadeaus. Aan de andere kant van Huis "De Beurs" probeerden de sterkste onder ons te helpen met het beschermen van het receptieboek, wat achteraf erg goed is gelukt, aangezien er maar één poging is gedaan tot het stelen van het receptieboek. Achteraf gezien was dit waarschijnlijk een van de leuke activiteiten tijdens de Dies. Na deze vermakelijke receptie gingen we met een paar van ons alvast vooruit om de Diesgangers te verwelkomen in Villa Volonté waar het openingsfeest 'Gangsta Rappin'' werd gehouden. Hier hebben we de namen van de bezoekers genoteerd en er zelf natuurlijk ook een mooi feestje van gemaakt, ik heb me in ieder geval prima vermaakt!

Dies Natalis

De festiviteiten van de 124e Dies liggen al weer een maand achter ons. Iedereen is weer hard aan het werk. Andere eerstejaars farmacie en ik in ieder geval wel, want we zijn hard aan het stressen om de eerste practicumweken te overleven. Misschien is het daarom wel heel leuk om in deze hectische weken, waarin je alleen maar denkt aan buretten en bekerglazen, pipetten en reactievergelijkingen, terug te denken aan de dagen waarin iedereen zich kon toegeven aan 'De zeven zonden'. Wij, als HC, hebben erg ons best gedaan om alle activiteiten van de Dies zo goed mogelijk te laten verlopen. En wij hopen natuurlijk dat iedereen het naar hun zin heeft gehad. Dit is het verhaal van de 'Huishoudelijke Commissie' van de 124e Dies. Op het EIK-weekend was een van de activiteiten borrelen met de verschillende commissies. Daarbij ging je bij de commissies aan een tafel zitten en na een praatje een drankspel doen. Bij de tafel van de HC werd al heel snel duidelijk gemaakt dat het vooral om de gezelligheid ging, en de Dies zijn de feestdagen van het jaar. Het leek me wel wat om daar bij te helpen en dat eens van dichtbij mee te maken. Eind oktober werden we allemaal gebeld of we nog bij de HC wilden, en kort daarna werden we uitgenodigd door Loes en Sophie om eens gezellig bij elkaar te zitten. Hier werd duidelijk dat de HC zou bestaan uit elf eerstejaars. Oftewel uit Andrie, Anne Marijn, Carian, Herma, Kristian, Marrit, Floor, Rosalie, Maarten, Nicole, Cynthia, en natuurlijk de hoofd HC Loes en Sophie. Toen werd ons verteld wat ons allemaal te wachten stond. Ons hoofddoel was om de activiteiten die waren georganiseerd door de Dies Commissie op rolletjes te laten verlopen. Daarnaast moest je er vooral een feest van maken, en er werd aangeraden om vooral geen drank te laten staan. Nou, dat beloofde natuurlijk wat.

47


nummer3_geheelzonderk.qxp

48

13-2-2006

14:46

Pagina 48

Donderdagochtend was het al vroeg opstaan voor degenen die zich op hadden gegeven voor de buitendag. De golfclinic bij De Golferij in Eelde was perfect gekozen door de Diescommissie om de zonde luiheid aan te koppelen! Om half tien 's ochtends verzamelden we bij het MWF voor de buitendag. Toen we aankwamen op het golfterrein werden we ontvangen met een kopje koffie. Het was een hele leuke ervaring, en ook was duidelijk te zien wie al wel eens had gegolfd en wie niet. Op de verschillende onderdelen, bijvoorbeeld verste slag, werd gekeken wie het het best onder de knie had en Emiel, Wâtse en Frederiek van de K.N.P.S.V. vielen in de prijzen en wonnen een lidmaatschap. We aten nog een kleine lunch en vertrokken toen weer richting Groningen. 's Avond bij de culturele avond kwamen we met z'n allen weer bijeen in "Huize Maas", waar we voornamelijk konden genieten van de optredens en eigenlijk niet zoveel hoefden te doen. We moesten eigenlijk alleen de kaartjes van de gasten controleren en de piano het podium op tillen, de stoelen waren al klaargezet door het personeel. Toen konden we onderuit gaan zitten onder het genot van een drankje en kijken naar fijne hiphop en theatersport. De culturele avond stond dit jaar namelijk in het teken van jaloezie en dat werd je ook zeker als je de dansers van The Underground Dance Class Company de hipste moves zag maken! Het enthousiasme spatte er vanaf en je kreeg echt zin om mee te doen. Daarna werd er gelachen met Ulteam, een theatersportvereniging uit Groningen. Zo speelden ze bijvoorbeeld het PS-hok en het commissiehok, maar ook de dag van Wâtse, wat toch echt tot hilarische grappen leidde! Vrijdag 9 december was de laatste dag dat we HC waren. Met het galadiner en het galabal voor de boeg zou ook dit een geslaagde avond worden. Bijna vanzelfsprekend was het galadiner gekoppeld aan de zonde lust. En terwijl de aanwezige praesides een afsluitend praatje hielden, genoten de aanwezigen van allerlei overheerlijke spijzen. Vervolgens bedankte Anne de hoofd HC- ers en haar commissiegenootjes Daniël, Wai-Ping, Gertruud en Maarten en natuurlijk kreeg zijzelf ook een cadeau van haar commissie. Het eten was heerlijk en het diner in zijn geheel absoluut geslaagd!

Verslag Dies Natalis

Onze taak van deze avond was om alle galagasten netjes de bus in te krijgen en vervolgens snel naar Harkstede te vertrekken. De bus kwam ongeveer een half uur te laat, dus liep dit op rolletjes omdat iedereen wilde gaan feesten. We gingen op weg naar "Two Brothers" waar iedereen werd verwelkomd door de Dies Commissie. Nu kon het feest natuurlijk echt beginnen. Jammer genoeg waren er niet zo heel veel eerstejaars, maar dit kon de pret niet drukken. Het hele feest ging als een flits voorbij. Het ene moment stond je nog te dansen, te kletsen of aan de bar, en zo zat je weer in de bus richting Groningen. De Dies was over en ik kon mijn bed op gaan zoeken, wat na zo'n week vol activiteiten en feesten natuurlijk ook wel heel lekker was. In deze dagen van het practicum kan ik natuurlijk alleen maar dromen van de Dies.

48

Hopelijk wordt het volgend jaar net zo'n succes als dit jaar, want wij vonden het in ieder geval heel erg leuk, en een onvergetelijke ervaring. Groeten van de HC 'De heilige boontjes' Cynthia Nijenhuis

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:47

Pagina 49


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:47

Pagina 50

50

Maurits de Rotte in Cincinnati

Cincinnati 1/22/2006

V oor het onderzoek hier moet ik een analysemethode ontwikkelen voor de activiteit van Inosine 5'monophasphate dehydrogenase (IMPDH). Dit enzym zorgt voor de 'novo' synthese van guanosine nucleotiden. Lymphocyten zijn afhankelijk van deze synthese route voor purine. Wanneer dit enzym geremd wordt resulteert dit in een blokkade van de proliferatie van T en B cellen. Dit wordt gebruikt om het afstoten van getransplanteerde organen tegen te gaan. In mijn geval gaat het om kinderen met een getransplanteerde nier. Het geneesmiddel Mycophenolate mofetil (MMF) wordt na opname snel omgezet in Mycophenolic acid (MPA). MPA is een remmer van IMPDH. Er is al een goede analyse methode voor MPA uit plasma waar hier therapeutic Drug Monitoring (TDM) mee wordt gedaan. Er is alleen een grote inter- en intrapatiënt variabiliteit voor de relatie tussen dosis MMF en concentratie in plasma van MPA. Daarom ontwikkel ik nu een analysemethode om de IMPDH activiteit te kunnen bepalen. In Berlijn (BEC 2004 super mooi!!!!) aan de Humboldt University is er al een analyse methode ontwikkeld voor de IMPDH activiteit. Ik heb dan ook veel contact met Berlijn over het opzetten van de methode hier in Cincinnati. De analyse wordt gedaan met een HPLC methode. Dus ik ben dagelijks bezig met HPLC. Ik ben op het moment de methode nog aan het optimaliseren. Binnenkort hoop ik te kunnen beginnen met de validatie.

Student in het buitenland

In het begin hier moest ik wachten op chemicaliën die nog binnen moesten komen. In die tijd heb ik de MPA TDM gegevens van de afgelopen 3 jaar geanalyseerd. Ik heb gekeken hoe vaak de informatie over dosis, tijd en hoeveelheid mist. Ook heb ik alle MPA concentraties van de afgelopen 3 jaar ingevoerd in MW-pharm om te kijken of dit programma de gevonden concentraties kon voorspellen. Het blijkt dat lang niet altijd alle dosisinformatie wordt meegegeven. Ook komt het voor dat er informatie mist. Hierover heb ik al een presentatie gehouden voor de farmacologie research groep van Children's Hospital Medical Center.

50

Als mijn analyse methode af is hoop ik wat onderzoek te kunnen doen op bloedmonsters van echte patiënten. Hiervoor moet ik nu een ethiek cursus volgen. Elke maandag krijg ik een college over ethiek. Ik haal dus ook een paar Amerikaanse studiepunten. Het lab waarin ik werk is het Laboratory of Applied Pharmacokinetics and Therapeutic Drug Monitoring. Het is een vrij klein lab met 2 dames. Ze helpen mij veel bij het stoeien met HPLC. Van hen leer ik veel over wat er nodig is om een HPLC methode op te zetten. Het lab is gevestigd in het Cincinnati Children's Hospital Medical Center. Dit is een groot ziekenhuis met 9000 werknemers en een aantal vestigingen verdeeld over de stad. Af en toe merk je wel wat van de Amerikaanse op je eigen schouderklop mentaliteit. Nadat er in een bus met 50 kinderen een traangas patroon was afgegaan, kreeg iedereen in het hele ziekenhuis twee mailtjes over hoe ontzettend goed het ziekenhuis dit afgehandeld had en dat het echte ziekenhuis spirit boven was gekomen.

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:47

Pagina 51

In huis heb ik het best getroffen hier. Er wonen hier o.a. een Duits meisje, een Amerikaanse Vietnamees en een Rus. Ook trek ik veel op met Marie Malgaz en Marjolein Moes die hier natuurlijk ook zitten. PS is mooi op locatie!!!! We koken regelmatig samen. Ook hebben we al een aantal leuke weekend trips ondernomen. Zo zijn we naar Chicago geweest met een gehuurde auto. Dat was wel een mooi project, zonder van tevoren iets geregeld te hebben gewoon die grote stad binnen gereden. Met mijn Amerikaanse huisgenoot zijn Marjolein en ik mee geweest naar een American Footbalwedstrijd in Detroit (zie foto). Daar wordt dit jaar ook de Superbowl gespeeld. Ik had het nooit verwacht, maar ik vind het best leuk om dat te volgen. Als je de regels uitgelegd krijgt kan een wedstrijd erg spannend zijn. Ik heb al een aantal mooie wedstrijden gezien. Met kerst ben ik met mijn huisgenoten en de hele PS delegatie gaan skiĂŤn in de Apalachen Mountains. Dit was een groot succes. We hadden een 'cabin' in de bergen waar je zelf de haard moest stoken om het warm te houden (zie foto). Op de heen weg kregen we een lekke band. Alle bagage moest aan de kant van de weg om de band eruit te halen (zie foto). De reserve band ging ook meteen lek en we moesten hulp bellen om een nieuwe band te regelen. Maar na deze start toch een fantastische kerstweekend gehad.

51

Intussen heb ik mijn rijbewijs moeten halen hier. Ik wil samen met Marjolein een auto kopen en de verzekering wil dan dat je een Amerikaans rijbewijs haalt. Het examen kost niks en je betaald alleen 23 dollar administratiekosten voor het kaartje. Tijdens het examen moet je in je eigen auto een rondje rijden met een sheriff naast je waar je niet tegen mag spreken. Het is hier wel een stuk makkelijker en goedkoper om je rijbewijs te halen. Na mijn onderzoek ben ik van plan in juni met de auto nog wat rond te gaan reizen hier. Het is een fantastische ervaring om 7 maanden in het buitenland je onderzoek te doen. Het gedwongen in het Engels over farmacie communiceren is soms best lastig, maar ik leer er echt heel veel van en merk de verbeteringen. Ook is het wonen in een huis met veel internationale studenten erg gezellig. Maurits de Rotte

Student in ONDEREWERP het buitenland

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:48

Pagina 52

52

nt

do or Fe

mke

Zoutjes eten met de BEC

ce Vin

Foliolum (met name Jacomijn) in de stress, vergadering uitgelopen, iedereen nog moeten pinnen‌. We hadden verwacht dat de BEC natuurlijk stipt op tijd zou zijn.. Immers, de BEC moet straks allemaal soepel verlopen en reis en tijdschema's zitten natuurlijk in hun bloed. Foliolum komt de "Lazy Frog" binnen gerend, neemt plaats en "wacht" nonchalant op de BEC die een minuut later binen komt. Foliolum, enigszins gehandicapt zonder Roelof, is benieuwd wat Femke, Manon, Vincent, Astrid en Job ons allemaal te vertellen hebben. Femke is enigszins verbaasd, zelfs bijna teleurgesteld, als Jacomijn zegt dat er voor vanavond geen regels zijn. De rest van Foliolum kijkt elkaar verbaasd aan; hoezo nu geen regels terwijl we er normaal onder gebukt gaan?.

rV o o

Zoutjes eten met de BEC

As tr i d

d

Ook de BEC krijgt deze keer de mogelijkheid om te laten zien of al dan niet aanwezig tekentalent een graadmeter is voor wat me mogen verwachten tijdens de BEC. Astrid, assessor 1 terwijl ze door Vincent getekend wordt: "Is dit ware grootte??". Vicent zegt dat Astrid weliswaar de kleinste is, maar er komt veel uit. Daarnaast is ze ook nog sportief, leuk en spontaan. Zo genoeg?

52

Foliolum Ed. III februari 2006

nt ce n i


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:48

Pagina 53

53

n

Een veelvuldig terugkerend thema deze avond is het drankgebruik van de diverse commissie leden. Terwijl Vincent nog druk aan het vertellen is over Astrid's toestand tijdens het gala is Job angstvallig stil. Hij houd wijselijk z'n mond omdat ie niks mag zeggen. Als Astrid kennelijk genoeg heeft van het verhaal over haar overmatige drankgebruik op het gala gaat ze over op Job. Hij is namelijk na een wild hockeyfeest in Zevenaar dronken in de berm naast de weg door de politie gevonden. Verder is ie een keer slaapwandelend in z'n no a M boxershort voor de Media Markt aangetroffen. Job: "Ik was or o op weg naar de Tap! Jullie gaan nooit!". Dit blijkt Job grootste ed Femk ergernis te zijn. Zijn hoogte punt met de commissie moet nog komen (Foliolum: de BEC zeker?) met z'n vijven lam in de Tap. Gelukkig voor Job houdt Vincent ook van bier.

Maar door de BEC wordt ook hard gewerkt. Onder leiding van preases Manon worden alle puntjes netjes afgewerkt en ab-actis Femke maakt hier vervolgens héle mooie notulen van. Femke heeft trouwens ook de stem van Nijntje ingesproken voor een CD-rom waarvoor ze ineens een konijn van drie moest spelen. We hebben hier ook met een slimme commissie te maken. Niemand heeft ooit een hertentamen gemaakt behalve Astrid. Job: "Je denkt gewoon in een ander denkraam dan wij.". Het is dan ook Job die zichzelf de slimste vindt. We vroegen af met wie juist de BEC wel zou willen BEC-en. Job wilde wel met onze praeses Jacomijn BEC-en, Manon met de hele BEC, Astrid met zoveel en Femke met alle Jaspers (Lodder's?) van farmacie.

b Jo

Tenslotte wilde we nog weten wat de P.S.-ers die mee gaan met de BEC allemaal in hun koffer mee moeten nemen, vandaar de "Ik ga op vakantie en neem…" topic. Dit nemen onze reis experts allemaal mee; veel geld, teddy beer, goudvis, Astrid: "wat zijn m'n taken?????" oh do eeeuhhhh…….telraam, hoestsnoepjes, goudvissenvoer, fustje bier, poker dobor belsteen, waxinelicht voor romantisch diner in de Mac. 2 persoons bec slaapzak, As trid plattegrond van de stad waar we heen gaan, kotsemmer voor Job, pyjama, tandenborstel, w.c. rol en natuurlijk de hele BEC!

Man

on

b Jo r o do

Foliolum Ed. III februari 2006

Zoutjes eten met de BEC ONDEREWERP

De bestemming van de BEC bleef een mysterie, maar die van vanavond wilde ze wel verklappen; het werd de tapperij.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:49

Pagina 54


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:49

Pagina 55

s o a p p a p o a s soa o s o s ap p

55

Eerstejaars Introductie Commissie; de EIK Meneer Harmsen zit te zuchten. Zijn leventje was de afgelopen tijd net als een tornado. Zaken regelen is wel aan hem besteed. Zo was hij de afgelopen tijd druk met het regelen van de Dies. Nu dat met succes afgerond is, zit hij net als een oude man achter de geraniums. Vervolgens zijn er een paar psychiaters die denken dat meneer Harmsen weer wat nodig heeft om zijn eenzame leventje op te fleuren. Hij krijgt de opdracht om voorzitter te worden van een introductiecommissie, genaamd de EIK. Hij ziet het weer helemaal zitten en gaat direct aan de slag. Als Harmsen door het Oosterpark loopt, komt hij Florien Fischer tegen. Wanneer hij met haar aan de praat raakt, komt hij erachter dat ze nog een commissie nodig heeft. Ze blijkt perfect te zijn voor in het assessoraat. Eén ding staat als een paal boven water: meneer Harmsen staat altijd voor iedereen klaar. Tja, na een flinke wandeling gaat er wel een borreltje in. Hij loopt door naar café De Koning. Dennis Tuinman staat daar achter de bar en zit zoals gewoonlijk achter een biertje. Hey, dat zou een perfecte appie 2 zijn! Charlie Fischer komt op dat moment ook De Koning binnen. Als huisgenote van meneer Harmsen gaat zij natuurlijk direct een praatje maken met de oude man. Zo enthousiast als Charlie altijd is, zegt ze direct ja op de vraag of ze in de commissie wil . Dan komt Dian Alberts De Koning binnenstormen. Ze vliegt direct Dennis om de hals en vraagt of hij vanavond druk is. Dennis zegt dat hij druk is met een introductiecommissie, maar uiteraard mag ze mee! Zo gezegd, zo gedaan! Een pittige dame, die het harde zakenleventje wel aankan, is altijd welkom. Dian belt direct haar vriendin Linda Dekker op. Meis, moet je eens horen! Ik zit in de introductiecommissie! Lijkt jou dat ook niet wat? Meneer Harmsen vindt het allemaal best. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd! En die Linda is wel een aanwinst voor de commissie. Zij weet van wanten en kan door haar charme van heel wat mannelijke sponsoren geld los peuteren. Zo is de Eerstejaars Introductie Kommissie tot stand gekomen. Meneer Harmsen heeft door de commissie voorlopig weer genoeg jeugd om over te moederen.

Commissiepraat in soapvorm

Eerstejaars Commissie

Foliolum Ed. III februari 2006

Commissiesoap ONDEREWERP

Renée droomt nog vaak over die ene wilde nacht die ze met Roeland heeft gehad, na een heftig avondje stappen. Het probleem is dat Renée al 4 maand verloofd is met Dennis. Die heftige nacht is ondertussen al 4 weken geleden. Nu zit ze samen met Linda, in het appartement van Linda en Joost, in de badkamer al 30 seconden zenuwachtig naar een staafje te kijken. "Het is tijd": zegt Linda. "Kijk jij maar!": zegt Renée gespannen terug. Het blijft even stil. "Hij is blauw, dat betekent dus dat je zwanger bent": zegt Linda opgetogen. Ineens begint Renée te huilen en biecht op dat ze niet weet van wie het kind is. Dan horen ze Joost thuis komen en de dames proberen zo snel mogelijk in de huiskamer te komen. In hun haast vergeten ze de zwangerschapstest. "We gaan even naar het café": zegt Linda tegen Joost. "Oké, ik ga even douchen". Terwijl Linda en Renée de deur uitlopen gaat Joost naar de douche. Daar ziet hij de zwangerschapstest liggen. Hij kijkt naar de test en ziet de uitslag. Terwijl Renée, Linda, Roeland en Dennis in het café zitten te praten komt Joost binnen met een rammelaar in zijn hand en rent naar Linda toe, tilt haar op en kust haar. "Ik weet het van de baby": zegt Joost. "Welke baby": vraagt Linda zich af. "Onze baby!": schreeuwt Joost. "Ik ben helemaal niet zwanger, Renée is degene die zwanger is": floepte Linda eruit. Plotseling zijn alle ogen op Renée gericht. Joost gooit de rammelaar naar Renée en Roeland vliegt van zijn kruk af en loopt naar buiten. Dennis zit ondertussen al vijf minuten glazig voor zich uit te kijken. Dan staat hij op, loopt naar Renée en omhelst haar innig. "Eindelijk!": schreeuwt hij. Ondertussen kijkt Renée Linda aan met een wanhopige blik.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:49

Pagina 56

56 Als Joost en Linda later samen naar hun appartement lopen zegt Linda dat Renée ook met Roeland naar bed is geweest. Joost realiseert zich nog niet dat Renée hierdoor ook zwanger kan zijn van Roeland en zegt: "Klasse, Roeland". Dan slaat Linda Joost voor de kop en zegt: "Wanneer heb je nou door dat Renée dus ook zwanger kan zijn van Roeland?" "Wat ben ik blij dat ik Roeland niet ben": zegt Joost daarop. Plotseling horen Linda en Joost sirenes naderen. Als ze de politieauto's op hun af zien komen begint Linda keihard te rennen. Maar al snel heeft de politie Linda te pakken. Ze wordt gefouilleerd en de politie vindt in haar binnenzak een zakje met wit poeder. Linda wordt de politieauto ingedrukt en de auto rijdt weg. Joost staat totaal overdonderd alleen op de stoep te kijken naar de wegrijdende auto. Als Dennis Renée even alleen in het café heeft gelaten om te bellen, komt Roeland opeens weer binnen. "Ik eis een DNA-test": zegt hij. "Dat begrijp ik, volgende week ga jij met mij mee naar het ziekenhuis en dan doen we zo'n test. Als blijkt dat jij de vader bent wil ik heel graag met jou verder!" "Maar ik wil absoluut geen vader worden": zegt Roeland "Als dat kind van mij is dan wil ik helemaal niets meer met jou te maken hebben." Een week nadat Renée een test heeft gedaan wordt ze gebeld door het ziekenhuis. De uitslag is bekend. Op dat moment is Roeland toevallig bij Dennis en Renée op bezoek en hij zit dus samen met Dennis naar voetbal te kijken. Dan roept Renée Roeland bij zich en Dennis ziet Roeland twee minuten later compleet overstuur het huis uitlopen. Dennis die niet begrijpt wat er precies gebeurd is, loopt naar Renée en ziet haar huilend op bed liggen. "Wat is er?": vraagt Dennis. "Ik moet je iets vertellen": stamelt Renée uit. "Zes weken geleden ben ik met Roeland naar bed geweest en na een DNA-test te hebben gedaan blijkt dat hij de vader is." Dennis reageert hier niet op. Hij gaat staan. Ook Dennis loopt na precies twee minuten bij Renée in de kamer te hebben gezeten compleet overstuur het huis uit.

Commissiesoap

Lustrum Commissie; Een avond vol Lust en Rum! Maandagavond19.00 uur - De vergadering is nog geen eens begonnen en Jelmer vertelt direct dat hij Marieke maar een lelijke doos vindt. Volgens hem ziet ze eruit als een lesbienne. Achteraf blijkt dat Francien eigenlijk de enige lesbienne bij Lustrumcommissie is. Bart geeft later nog wel toe dat hij twijfelt over zijn sexuele geaardheid. Stiekem heeft hij een oogje op Jelmer. Tijdens het eten - Iedereen is verzeild geraakt in een heftige discussie over de werkverdeling voor de komende weken. Bart voert de spanning wat verder op door te zeggen dat de vrouwen bij Lustrumcommissie te weinig moeite doen en lui van aard zijn. Reinier twijfelt niet en geeft hem een klap op zijn hoofd met de grote lustrumhamer. Hiermee is de vergadering geopend. Na het eten - Het assessoraat krijgt de opdracht van Reinier- ze moeten de keuken poetsen. 'We hebben er al meerdere malen rottende bami ontdekt en ondanks de verschillende waarschuwingen werd hier tot op heden nog niets aan gedaan,' aldus Reinier. Jelmer komt al aandraven met een halve winkel reinigingsmiddelen en wordt onmiddellijk getrakteerd op een kwade blik van Marieke. 'Ik ben allergisch voor poetsproducten,' zegt Bart, 'daar krijg ik altijd jeuk van aan mijn ingegroeide konthaar'. Jelmer kan zijn lach niet inhouden en laat zich volledig gaan, hij danst nu door de kamer als een olifant op speed. De vergadering - De keuken is weer spik en span, totdat Bart - die ondertussen toch al bekend staat als de meest luie kloot van het hele stel - de emmers waar al het vuil in zit, omstoot. Judith gaat compleet uit haar dak en gooit het lustrumvaandel naar zijn hoofd maar raakt Reinier vol in het gezicht. Het wordt nu toch wel tijd dat er wat belangrijke zaken worden besproken………(#%$@%$^*(*( = censored))….. Einde vergadering - Uiteindelijk toch weer een productieve avond omwille van het 25e Lustrum die natuurlijk moet worden besloten in de Tap. Eenmaal in de Tap belandt roept de hele commissie: "Ik lust geen bier, ik LUST-RUM!" Na goed wat rum onderneemt Bart zijn eerste versierpoging en legt *** op zijn Rappange's op de bar. De Barman, alias Brummelhuis, gaat echter niet op Bart zijn avances in. Peter en Yke hebben echter alleen maar oog voor elkaar. Bart wordt getroost door de dames en krijgt een flinke aai over zijn bol. Volgende week beter… Wordt vervolgd in januari 2011

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:49

Pagina 57

ST OF

57

Lieve soap-liefhebbers, Jullie zitten natuurlijk al klaar voor alle smeui誰ge verhalen die uit dit stukje naar voren zullen komen over de avontuurtjes van onze commissieleden. Helaas voor jullie houden we alle roddels (voor zover aanwezig, daar moet je natuurlijk nooit te veel mededelingen over doen...) keurig binnenskamers, maar we kunnen jullie gerust stellen met het feit dat je GTST-achtige taferelen als zoenen met de zoon van je buurvrouw die stiekem jouw broer blijkt te zijn en die tevens net je beide grootouders heeft opgelicht met het dreigen om het feit dat je achterneef de moord op je tante op zijn geweten heeft, openbaar te maken bij ons niet zult tegenkomen. Saai? Nee, dat is onze commissie zeker niet! We houden op onze eigen manier onze STOF-soap draaiende. Zo hebben we bijvoorbeeld ons eigen 'soapscript' in de vorm van het evaluatieforum, waar alle acteurs binnen farmacie hun sappige opmerkingen over vakken, docenten, computerzalen etcetera in kwijt kunnen, mits 't natuurlijk een beetje netjes gebeurt... Deze opmerkingen worden goed bestudeerd en waar nodig wordt het script dan aangepast of worden er andere experts ingeschakeld om de kwaliteit van onze soap optimaal te houden. Eens per maand gaan wij als soapdirectie met onder andere producenten, acteurs en kijkers om de tafel zitten om de laatste roddels en nieuwtjes te bespreken, nieuwe verhaallijnen te ontwikkelen en om te bekijken hoe onze soap hogere kijkcijfers zou kunnen gaan trekken in de toekomst. Hiervoor hebben we onlangs een heuse soap-site ontwikkeld om onze kijkers op de hoogte te kunnen houden over de laatste verhaallijnen. Deze site is te vinden op www.psgroningen.nl/stof. We hopen op deze manier onze kijkers tevreden te houden en in de toekomst op primetime het best bekeken programma te zijn en te blijven. Verder willen we al onze acteurs en andere betrokkenen nog maar weer een keertje vragen om zich vooral met de soap te komen bemoeien; zoals bekend iedere eerste maandag van de maand. Bellen of mailen mag natuurlijk ook, uw soapdirectie staat voor u klaar!

Foto Commissie

Foliolum Ed. III februari 2006

Commissiesoap ONDEREWERP

Er is een kamer, 5 stoelen, 1 tafel. De deur gaat open en Martin komt binnen en gaat zitten. De deur gaat open en Christine komt binnen en gaat zitten.Vervolgens gaat de deur weer open, Jasper komt binnen, doet de deur achter zich dicht en gaat zitten. Dan gaat de deur alweer open, huppelen Sophie en Arthur de kamer binnen, laten de deur op staan en gaan ook zitten. Arthur vraagt: "Wat moeten we precies doen voor het Foliolum???" Martin antwoordt: "Een soap." Jasper zegt: "Ow zo'n loze bedoeling met allerlei neppe emoties, slechte dialogen en overdreven situaties met miserabele acteurs?" Martin antwoordt bevestigend. Christine wordt kwaad en schreeuwt: "Ik weiger hier aan mee te werken!" en ze loopt boos weg en smijt de deur dicht! BOEM!!! De rest blijft beduusd achter. "Moeten wij het dan nu met z'n vieren gaan verzinnen?" vraagt Sophie verbijsterd. "Nee hoor", zeggen Jasper en Arthur sarcastisch en ook zij lopen de deur uit. Lopen tegen de deur op, openen de deur en vertrekken. "Nou dan ga ik ook!" roept Sophie en verlaat de kamer. "Tja dan zal ik het maar alleen moeten doen" zegt Martin tegen niemand in het bijzonder, maar wel hardop anders kunnen de kijkers thuis het natuurlijk niet horen. Martin neemt de pen ter hand en produceert de meest slechte teksten ooit op papier gezet.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:50

Pagina 58

58

Happy Vale Het is weer bijna valentijnsdag en daarom geven wij jullie even wat nuttige tips. Dit zodat jullie je op je valentijn kunnen focusen, want de rest kun je aan ons overlaten.

De 3 beste eet-dates: Een gezellig romantisch diner voor twee op je kamer. - Privacy boven alles Kleine Kastelijne - Klein maar fijn (en dus knus) d’Italia - Low budget En natuurlijk niet vergeten te reserveren hè...

De 3 mooiste cadeau’s voor je Valentijn: Rode roos - Cliché gaat lang mee

Achterkrant

Lingerie - Plezier voor twee als je natuurlijk de goede maat hebt Oefenbaby - Maak duidelijk dat je toch echt met elkaar verder wilt

Foliolum Ed. III februari 2006


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:50

Pagina 59

e ntine’s day!

59

De 3 leukste activiteiten met je Valentijn: Het bronnenbad in Nieuweschans - bijkomen van alle stress Samen studeren en vooral veel punten scoren - meer quality time met elkaar doorbrengen Heb je geen Valentijn zoek er eentje in de ski-bar van de 3 gezusters -lekker makkelijk

En wat natuurlijk niet mag missen in deze tijd is een intieme dans met je valentijn. Daarom raden wij aan om eens lekker met je valentijn een Rumba te gaan dansen. De dans van de verleiding. Dus ga die dansvloer op, doe je ding en laat je verassen.

Rumba In deze dans is de invloed te merken van de Afrikaanse negers, die ongeveer 4 eeuwen geleden als slaven naar Cuba werden gebracht. Zij namen evenals de Spanjaarden hun dansen en gezangen mee. Beide trokken wederkerig voordeel uit hun muziek. In 1850 is hierdoor de rumba ontstaan. Pas in 1950 werd de rumba populair, door de invloed van de muziek die 'in' was in die tijd. De Rumba wordt nu vaak uitgebeeld als de verleidingsdans. Het is de bedoeling van de dame de heer tijdens de dans te verleidt.

Passen van de vrouw: Met links 1 stap zijwaarts. Met rechts 1 stap achteruit(gewicht op rechts en daarna terug op links). Met rechts 1 stap zijwaarts. Waarna er 1 tel gewacht wordt. Met links 1 stap vooruit(gewicht op links en daarna terug op rechts). Met links 1 stap zijwaarts.

Foliolum Ed. III februari 2006

Achterkrant

Passen van de man: Met rechts 1 stap zijwaarts. Met links 1 stap vooruit(gewicht op links en daarna terug op rechts). Met links 1 stap zijwaarts. Waarna er 1 tel gewacht wordt. Met rechts 1 stap achteruit(gewicht op rechts en daarna terug op links). Met rechts 1 stap zijwaarts.


nummer3_geheelzonderk.qxp

13-2-2006

14:50

Pagina 60


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.