http://www.psgroningen.nl/foliolum/mei2005

Page 1

editieIV.qxd

27-4-2005

14:56

Pagina 1

G.F.S.V. PHARMACIAE SACRUM UNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FARMACIE

Foliolum JAARGANG XVIII EDITIE IV APRIL 2005

Dierproeven & Alternatieven


editieIV.qxd

27-4-2005

14:56

Pagina 2


editieIV.qxd

27-4-2005

14:56

Pagina 3

G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum in samenwerking met het Universitair Centrum voor Farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen

Foliolum Jaargang XVIII Editie IV April 2005 foliolum@fmnsedu.rug.nl

Farmacon: Dierproeven 12

Dierproeven in het Farmaceutisch onderzoek: een inleiding Dr. Catriene M.A. Thuring, proefdierdeskundige RUG

14

Dierproeven en alternatieven voor dierproeven Prof. dr. Coenraad Hendriksen

22

De Dierenexperimenten Commissie Prof. dr. Geny Groothuis

24

Ieder voordeel heeft z’n nadeel: proefdiermodellen in de praktijk Prof dr. Klaas Poelstra

28

Werken met in vitro en humaan weefsel aan de RUG Prof. dr. Geny Groothuis

32

Dierproeven binnen de farmaceutische industrie: hoe zit het bij Organon? Drs. Gerrit-Jan Wennink, proefdierdeskundige N.V. Organon

36

Bezoek aan het Biomedical Primate Research Centre in Rijswijk De redactie

44

Interview onder studenten: mening over dierproeven

Redactie:

Stefan Vegter, Nadine Hofman, Anouk Rademaker, Manon Fouchier, Eveline Richert, Femke de Velde

Vul/Bindmiddel: 2 3 5 9 10 31 48 51 52 54 56 60 63 64 68

Redactioneel Praesespraat F-Raad: Alexander / Agenda Basisgroepen belicht Promovendi Labyrinth-experiment Beleidsnota kandidaatsbestuur 2005-2006 Column: Glaswerk Student Buitenland Student en Sport Verslag van de BEC Rondje met de RWPTC Uitslag prijsvraag Commissiepraat De Achterkrant: Recepten

Copyright 2005: niets mag van deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm,of welke andere wijze dan ook zonder toestemming van de Redactiecommissie der Foliolum.

Ab-actiaat: N. Hofman email: foliolum@fmnsedu.rug.nl

Drukkerij: W. Scholma

oplage 1100 stuks


Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

27-4-2005

14:56

Pagina 4

Onbeschrijfelijk Lectori Salutem, 24 April staat officieus bekend als wereldproefdierendag. Geheel terecht dat deze dag bestaat, proefdieren mogen best geëerd worden. Proefdieren spelen namelijk een onmisbare rol in het onderzoek naar nieuwe en betere medicijnen. Bijna drie kwart van alle belangrijke biomedische vooruitgangen in de periode 1901-1975 zijn te danken aan het gebruik van proefdieren (Bron: Nicoll and Russell (FASEB,1991; 5)). Er zijn echter veel mensen die anders denken over de betekenis van deze dag. Deze mensen zijn van mening dat dierproeven zinloos en wreed zijn. Er zijn talloze websites en op dit moment zelfs tv-spotjes die dit idee propageren. Om ook de andere kant van de zaak te belichten, gaat dit Foliolum over dierproeven. Het onderwerp proefdieren wordt in dit Foliolum zeer breed belicht. Proefdierdeskundige van de RUG, dr. Catriene Thuring, verzorgde een inleidend artikel (blz. 12). Drs. Gerrit-Jan Wennink, proefdierdeskundige uit de industrie, vertelt hoe proefdieronderzoek er in de industrie aan toegaat (blz. 32). Prof. dr. Coenraad Hendriksen leverde een zeer interessant artikel over zowel de geschiedenis van dierproeven als de ontwikkeling van alternatieven (blz. 14). Voordat dierproeven mogen plaatsvinden, moeten de onderzoeken eerst worden goedgekeurd door de Dier Experimenten Commissie. Een lid van de DEC van de RUG schrijft over de gang van zaken binnen deze commissie (blz 22). Prof. dr. Geny Groothuis schrijft over het gebruik van alternatieven in wetenschappelijk onderzoek (blz. 28). Prof. dr. Klaas Poelstra behandelt juist het gebruik van in-vivo onderzoek (blz. 24). Op blz. 44 wordt verslag gedaan van de mening van Farmaciestudenten over dierproeven. Tot slot bracht de redactie voor dit nummer een bezoek aan het bekende primaten proefdieren centrum, het BPRC. Komen wij tot dezelfde conclusie als Willibrord Frequin in april 2001? Lees het op blz 36. Voor dit nummer hebben wij veel contact gehad met Proefdierdeskundige dr. Catriene Thuring. Wij willen haar hiervoor graag bedanken. Veel afbeeldingen in dit nummer komen van de interactieve cursus over dierproeven. Deze is te vinden op http://www.rug.nl/medewerkers/onderwijs/dierenExperiment/cursusProefdieren/index. Een kleine waarschuwing: de cursus richt zich op (aanstaande) biomedische onderzoekers (art. 9) en dierverzorgers/bio-technici (art. 12). Voor je kleine zusje is het misschien iets minder geschikt. TV-spotjes zal het Foliolum misschien nooit gaan maken, maar ik hoop toch dat we met dit nummer een eerlijker beeld over dierproeven kunnen bieden aan de lezer.

22

Redactioneel

Namens de redactiecommissie Foliolum 2004-2005 “Onbeschrijfelijk”, Stefan Vegter, h.t Praeses


editieIV.qxd

27-4-2005

14:57

Pagina 5

Beste leden, geachte lezer

Foliolum Ed.IV April 2005

Rexwinkel Bij het verschijnen van dit stukje zitten er weer een flink aantal activiteiten op dit jaar, althans dat is de bedoeling. Het heeft in ieder geval behoorlijk wat voeten in de aarde gehad om deze te organiseren en, ongetwijfeld, in goede banen te doen leiden. Tijdens de FTO-dag zijn er hopelijk vele studenten farmacie en studenten geneeskunde er bewust van gemaakt dat zij in hun latere beroepsuitoefening met elkaar te maken zullen krijgen en tijdens de FEDAp activiteit is hopelijk gebleken dat er nog vele onbekende wegen zijn naar het beheren van een eigen apotheek. Naast de discussie over het zelfstandig ondernemerschap en het reilen en zijlen in de apotheek is er dit jaar ook plaats voor discussie over de farmacie in het algemeen. 24 Mei aanstaande zal er namelijk een discussieavond georganiseerd worden. Deze avond is bedoeld voor zowel docenten als studenten en het is de bedoeling dat de confrontatie aangegaan zal worden met de verscheidene andere spelers op de markt zoals zorgverzekeraars en de overheid. Ik wil jullie vanaf deze plek van harte uitnodigen om aan deze avond deel te nemen, het avondeten zal worden verzorgd. Een andere veel gevoerde discussie binnen de farmacie is die met betrekking tot proefdieren. De redactiecommissie weet hiermee eveneens een beladen thema mee aan te snijden dat hopelijk geen activisten naar ons P.S.hok zal lokken. In tegenstelling tot hetgeen de meeste mensen zullen denken is er een streng toezicht op het gebruik van proefdieren. Een aanvraag voor het gebruik van proefdieren wordt altijd getoetst door een dierethische commissie, zo ook binnen deze universiteit. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de gang van zaken omtrent deze aanvragen en het beleid dat er gevoerd wordt. Tevens wordt er gewerkt aan vele proefdiermodellen. Hetzij om het leed van de proefdieren te verminderen hetzij om de meetgegevens beter te kunne extrapoleren naar de mens, hetgeen in sommige gevallen met dieren niet altijd even ideaal zal zijn. Feit is dat er niet meteen op mensen getest zal mogen worden zodat het gebruik van dieren onvermijdelijk zal zijn. Dan rest mij u veel leesplezier toe te wensen bij deze editie van het foliolum en hoop ik u weer tegen te mogen komen op een van onze vele activiteiten, met vriendelijke groet, namens het 123e bestuur der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum�, Erik Rexwinkel, h.t. praeses

Praesespraat 33

Het bestuur en de redactie bij een gezamelijk etentje. Van links naar rechts: Eveline, Erik, Manon, Kirsten, Anne Marie, Femke, Bart, Stefan, Anouk, Jelmer


editieIV.qxd

27-4-2005

14:57

Pagina 6


editieIV.qxd

27-4-2005

14:57

Pagina 7

Alexander Hamilton

Wat is de Faculteitsraad? De Faculteitsraad is het facultaire medezeggenschapsorgaan. De faculteitsraad komt eens per zes weken bijeen om als raad te vergaderen en om in overleg te treden met het faculteitsbestuur tijdens de overlegvergadering. Het faculteitsbestuur heeft instemming nodig van de faculteitsraad als het besluiten neemt over het faculteitsreglement, bijvoorbeeld bij wijzigingen. Daarnaast kan alles dat de faculteit aangaat aan de orde komen. De faculteitsraad bestaat uit twee fracties, een personeelsfractie en een studentenfractie, de FRAM. Beide fracties bestaan uit negen personen die door verkiezingen gekozen worden. Vanaf 9 mei tot 27 mei kan er weer gestemd worden voor de verkiezingen voor de studentenfractie van de faculteitsraad 2005-2006.

Foliolum Ed.IV April 2005

FACULTEITSRAAD VERKIEZINGEN

Wat speelt er nu in de Faculteitsraad? -

Bezuinigingen binnen de faculteit (structureel tekort van 6 miljoen euro) Graduate School Flexibele Bachelor, TRIPOS en de interne kwaliteitszorg Behandeling OER-en (Onderwijs- en Examen Regelingen) van alle studies van de faculteit

Wie ben ik en waarom wil ik volgend jaar in de faculteitsraad Ik ben Alexander Hamilton en ben derde jaars Farmacie. Momenteel ben ik ASO (Adviserend Student directeur Opleiding) en neem ik deel in de Raad van Advies van Farmacie en Farmaceutische Wetenschappen, waar ik o.a. advies geef aan dr. ir. H. van Doorne. Om de week komen alle ASO's van de faculteit samen en daar worden naast de problemen van de studies, ook zaken uit de Faculteitsraad besproken. Momenteel speelt er erg veel binnen het FWN en deze zaken hebben mijn aandacht gegrepen. Graag zou ik volgend jaar willen deelnemen in de Faculteitsraad, waar ik o.a. de farmacie en farmaceutisch wetenschappen studenten zal vertegenwoordigen en de het faculteitsbestuur van advies zal voorzien. Ik denk dat ik met mijn inzet en ervaring die ik in diverse commissies van Pharmaciae Sacrum en als ASO heb opgedaan, goed in staat ben om het beleid en de uitvoering van het faculteitsbestuur kritisch te bekijken en een nuttige toevoeging kan zijn voor de Faculteitsraad. Dus stem op nr. 4 Alexander Hamilton! Mail voor verdere vragen naar a.p.f.hamilton@student.rug.nl of bel 06-47914206.

05. P.S. - Borrel 06. Extra AV K.N.P.S.V. 07. FEDAp-activiteit 09. Extra activiteit KNPSV 12. FTO-dag 19. CenE cursus 19. SSS ouderejaars Symposium 21. EJC-feest 26. CenE cursus 27. OPG eerstejaars excursie

Mei Juni 03. P.S. - Borrel 03. CenE cursus 04. t/m 7 mei KNPSV congres 09. t/m 27 mei stemmen F-raad 11. Onderwijsborrel 24. Discussieavond ism VVAA 28. RWPT 31. Eerstejaars Symposium

07. overdrachts ALV 08. Buitendag 21. Ouderejaarsexcursie Interpham 23. EJC- feest

F-Raad: Alexander / Agenda 55

April


editieIV.qxd

27-4-2005

14:57

Pagina 8


editieIV.qxd

27-4-2005

14:57

Pagina 9

Een kijkje in de keuken van de afdeling Farmaceutische Biologie

Plantenbiotechnologie is gericht op de productie van biogene geneesmiddelen met behulp van planten en plan-

tencelcultures. Het betreft hier vooral bioactieve secundaire metabolieten. Het nieuwe antimalariamiddel Artemisinine staat op dit moment internationaal volop in de belangstelling en de opheldering van de biosynthese stappen is in volle gang. Een tweede verbinding Podophyllotoxine, wordt reeds toegepast bij verschillende kankertherapieën. Afgelopen jaren is binnen de afdeling een alternatieve route voor de synthese ontwikkeld. Nu kan deze stof gemaakt worden door extracten van fluitenkruid te bewerken met speciale enzymen.

Foliolum Ed.IV April 2005

De natuur als bron van farmaceutisch relevante producten staat centraal binnen het onderzoek van de werkgroep Farmaceutische Biologie. Voor de ontdekking en het ontwerp van nieuwe geneesmiddelen wordt zowel een divers palet van planten als ook een reeks van in het laboratorium "geëvolueerde" cellen gebruikt. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar het gebruik van de levende cel als "fabriekje" van nieuwe geneesmiddelen. De afdeling heeft zeer veel internationale contacten en je kunt kennis maken met de meest moderne farmaceutische en biotechnologische technieken zowel binnen als buiten Groningen. De PhF (Pharmaceutical Fun) groep zorgt ervoor dat iedereen zich snel thuis voelt binnen deze dynamische afdeling. Onderzoeksstages zijn te vinden binnen elk van de drie onderzoekslijnen.

Moleculaire biologie richt zich op het creëren van biologische diversiteit via in vitro evolutie technieken. Dit onderzoek wordt toegepast op enzym/substraat interacties en op receptor/ligand bindingen. DNA mutagenese en de methode van phage display worden gebruikt voor het maken van varianten van farmaceutisch relevante peptiden en eiwitten. Recentelijk zijn veelbelovend varianten van het apoptosis inducerende eiwit TRAIL ontwikkeld. Deze varianten worden momenteel geëvalueerd op hun potentie in verscheidene kankertherapieën. De derde onderzoekslijn, Celbiologie, is gericht op de bestudering van de productie en uitscheiding van farmaceutische eiwitten door gespecialiseerde gastheercellen. In het afgelopen decennium is een groot aantal farmaceutische eiwitten, die voortkomen uit de biotechnologie, als geneesmiddel geregistreerd. Binnen de werkgroep wordt onderzoek gedaan naar de expressie van deze humane eiwitten in heterologe gastheercellen, zoals bacteriën. Er wordt aandacht besteed aan de correcte vouwing, uitscheiding en modificatie van deze eiwitten. Studenten worden met deze afstudeerrichting voorbereid op verschillende maatschappelijke/wetenschappelijke functies: de industrie (farmacie, biotechnologie), de voedingsmiddelenindustrie, plantenveredelingsbedrijven en universitaire onderzoekslaboratoria. In de bijvakklapper op de site van Farmaceutische Biologie (www.farmbio.nl) staan heel veel projecten speci-

fiek beschreven. Hier krijg je dus een duidelijk beeld van de werkzaamheden verricht door de vakgroep. Er zijn erg veel gemotiveerde promovendi beschikbaar voor de begeleiding van jouw bijvakonderzoek. Heb je interesse voor onze onderzoeken dan nodigen wij jullie graag uit om een keer langs te komen bij één van onze docenten.

Basisgroep Belicht 77


editieIV.qxd

27-4-2005

14:58

Pagina 10


editieIV.qxd

27-4-2005

14:58

Pagina 11

Basiseenheid Biomonitoring en Sensoring meet tussen de cellen Een belangrijke techniek die de werkgroep onderzoekt en toepast is de microdialyse. Bij deze methode wordt een dun slangetje die bestaat uit dialysemembraan, in weefsel geïmplanteerd. Door het slangetje met fysiologische vloeistof te doorspoelen ontstaat een kunstmatig bloedvat. Op deze wijze kunnen continu endogene stoffen aan levend weefstel worden onttrokken of toegevoegd. Toepassingen zijn er op velerlei terreinen. Door de microdialyse-techniek toe te passen in hersenen van proefdieren kunnen allerlei chemische processen in het brein worden bestudeerd (prof Ben Westerink). Zo kunnen de effecten van psychofarmaca op de neurotransmitter afgifte worden onderzocht. Op deze wijze kunnen bestaande en experimentele geneesmiddelen bedoeld voor ziekten van het centrale zenuwstelsel - gekarakteriseerd worden. We onderzoeken op deze wijze geneesmiddelen tegen depressies en schizofrenie (drs Minke Jongsma; drs Kiran Rea; drs Marieke van der Hart; drs Gunnar Flik). Op dit moment wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel tegen depressie (onder leiding van dr Thomas Cremers).

Foliolum Ed.IV April 2005

De basiseenheid Biomonitoring en Sensoring werkt aan de ontwikkeling van biosensoren voor mens en dier.

Bij de humane microdialyse (dr Bert Schoonen en dr Klaas-Jan Wientjes) ligt het accent op de ontwikkeling van een glucosesensor die continu onderhuids kan meten. Deze sensor zou in de toekomst een insulinepomp kunnen aansturen. Vooral voor diabetes type 1 patiënten, die geen insuline meer kunnen aanmaken, zou dit een uitkomst zijn. We zijn nu bezig een sensor te miniaturiseren, zodat patiënten hem zelf gemakkelijk kunnen aanbrengen en dragen. Een nieuw onderzoeksgebied is het ontwerp van zeer fijne microsensoren die in levend hersenweefsel worden geplaatst (Drs Weite Oldenziel en drs Miranda van der Zeyden). Het gaat hier om zeer dunne koolstoffibers die met specifieke enzymen zijn beladen, waardoor met behulp van electrochemische reacties neurotransmitter concentraties in de hersenen gemeten kunnen worden. De dunste fibers die we gebruiken zijn 7 micrometer dik; ze zijn daarmee kleiner dan de cellichamen van zenuwcellen.

Daarnaast doet de werkgroep onderzoek - onder leiding van prof Rene Remie - naar chronische cannulatiemethoden bij muizen. In het kader van het onderzoeksproject kunnen studenten Farmacie zeer actief aan het onderzoek meedoen. De humane research vindt plaats bij patiënten en vrijwilligers. Wat het proefdieronderzoek betreft leert men o.m. het uitvoeren van stereotactische hersenoperaties bij de rat.

Basisgroep belicht 99

Van links naar rechts: Klaas-Jan Wientjes, Thomas Cremers, Ben Westerink, Margriet van der Velde, Marius Heiner, Gunnar Flik, Riejanne Seigers, Karola Jansen, Bert Schoonen, Sietske Vermaning en Marieke van der Hart


Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

27-4-2005

14:58

Pagina 12

Promovendi FWN Snelle uitschakeling 'geneesmiddelendrager' tegengaan Evenals haar collega Martin Bartsch die op dezelfde dag promoveert, verrichtte Xuedong Yan onderzoek naar dragers die geneesmiddelen op heel specifieke plekken in het lichaam kunnen afleveren. Haar proefschrift gaat vooral over de processen die liposomen (een soort vetbolletje dat als drager fungeert) uit de bloedbaan verwijderen, soms zelfs al voor de geneesmiddelen op de juiste plek zijn aangekomen. Dat verwijderen gebeurt ondermeer in de lever en milt. Daarvoor zijn ondermeer bepaalde levercellen verantwoordelijk, de hepatocyten. Yan ontrafelde het mechanisme dat deze cellen gebruiken om liposomen te verwijderen uit het bloed. Dat gebeurt efficiĂŤnter als de lipsomen bedekt zijn met bepaalde bloedeiwitten, zogeheten opsonines. De promovendus laat zien dat het vooral gaat om de bloedeiwitten apolipoproteine E en Ă&#x;2-glycoproteine I. Ook blijkt een bepaalde receptor op hepatocyten, de HDL receptor, van belang. Tenslotte kunnen ook de eigenschappen van het liposoom zelf een rol spelen, zoals de diameter en het cholesterolgehalte.

Xuedong Yan (Suileng, China, 1971) studeerde biochemie in Beijing. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij disciplinegroep Celbiologie (sectie Liposomenonderzoek) en Pathologie en Laboratorium Geneeskunde (sectie Medische Biologie) van het Universitair Medisch Centrum Groningen.

10 10

Promovendi

Datum en tijd Promovendus Proefschrift Promotores Faculteit Plaats Informatie

woensdag 23 februari 2005, 16.15 uur Mw. X. Yan Liposome-hepatocyte interactions. The role of plasma proteins prof.dr. G.L. Scherphof, prof.dr. D.K.F. Meijer en prof.dr. K. Poelstra Medische wetenschappen Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen Mw. X. Yan, tel. (050)361 42 91, e-mail: x.yan@med.umcg.nl (werk) Eddy Brand, wetenschapsvoorlichter UMCG, tel. (050) 361 40 15, e-mail: e.c.brand@bvl.umcg.nl


editieIV.qxd

27-4-2005

14:58

Pagina 13

Succes leflunomide bij reuma deels te voorspellen Foliolum Ed.IV April 2005

Eric van Roon deed onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van geneesmiddelbehandeling van reumatoïde artritis (RA), met name op het gebied van leflunomide en geneesmiddelinteracties. Hij stelde vast dat leflunomide effectief is bij reumatoïde artritis, maar dat in de dagelijkse praktijk een hoog percentage, ongeveer 56 procent, binnen 12 maanden stopt met de behandeling, vooral wegens bijwerkingen of onvoldoende effectiviteit. Patiënten die bij de start van de behandeling met leflunomide een lage bezinking van de rode bloedcellen hadden of gelijktijdig ook prednisolon gebruikten, bleken er langer mee door te gaan. Daarnaast bleek de behandelend reumatoloog van invloed op de duur van continueren van leflunomide. Patiënten met een bloedconcentratie kleiner dan 16 milligram per liter reageerden niet goed op de behandeling. Verder onderzoek kan duidelijk maken of met behulp van bepalingen van deze bloedconcentratie de resultaten van de leflunomidebehandeling verbeterd kunnen worden. Van Roon ontdekte bovendien dat reumatologen en ziekenhuisapothekers verschillen in hun beoordeling van geneesmiddeleninteracties: reumatologen neigen er naar om een interactie eerder relevant te noemen als de kans op bijwerkingen van het antireumageneesmiddel door de interactie toeneemt. De ziekenhuisapothekers neigen er naar om een interactie eerder relevant te noemen als het effect een mogelijk verminderd effect van het antireumageneesmiddel is. Eric van Roon (Voorschoten, 1968) studeerde farmacie aan de Universiteit Utrecht. Zijn promotieonderzoek deed hij aan de Rijksuniversiteit Groningen bij de Groningen University for Drug Exploration (GUIDE), Subdivision Pharmacotherapy and Pharmaceutical Care. Het werd gefinancierd door de Stichting KNMP fondsen en het Reumafonds. Van Roon is als apotheker werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden. Datum en tijd vrijdag 11 maart 2005, 16.15 uur Promovendus E.N. van Roon, tel. (058)286 66 08, fax (058)286 66 06, e-mail: e.roon3@chello.nl (werk) Proefschrift Practice research in the field of rheumatoid arthritis. Focus on leflunomide, parenteral gold and drug-drug interactions Promotores prof.dr. J.R.B.J. Brouwers en prof.dr. M.A.F.J. van de Laar Faculteit Wiskunde en natuurwetenschappen Plaats Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen

11 Promovendi 11


14:58

Pagina 14

er ererer er erer

27-4-2005

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

DIERPROEVEN IN HET FARMACEUTISCH ONDERZOEK: EEN INLEIDING

Dr Catriene Thuring, proefdierdeskundige RUG

er

De redactiecommissie heeft tijdens de planning en tijdens het maken van dit themanummer veel contact gehad met mevrouw Catriene Thuring. Van haar kregen wij nuttige tips over onderwerpen en auteurs. Hieronder schrijft mevrouw Thuring een inleidend artikel over proefdieren, ook wordt er kort gesproken over de nut en noodzaak ee daardoor er erer er r van dierproeven. Dr. Thuring is proefdierdeskundige van de RUGr tevens r e e r e e rerererer rer lid vanrdeeDEC. ereadviserend

er

De redactie van het faculteitsblad Foliolum heeft het initiatief genomen om deze editie het thema "Proefdieren" mee te geven. Ik juich dit initiatief van harte toe en wil dan ook graag ingaan op het verzoek een bijdrage te leveren aan dit themanummer. In mijn bijdrage wil ik een korte inleiding geven over het onderwerp dierproeven in de farmaceutische industrie.

12 12

Dr. Catriene Thuring

Allereerst een plaatsbepaling; Hoeveel dierproeven worden er eigenlijk in Nederland jaarlijks uitgevoerd? Welk aandeel nemen dierproeven in de farmaceutische industrie daarbij in? Welke diersoorten worden daarvoor gebruikt? De Voedsel en Warenautoriteit (ministerie van LNV) brengt jaarlijks het rapport "Zo Doende" uit.

In dit rapport wordt een uitgebreid overzicht gegeven van o.a. het aantal dierproeven, het doel van de verrichtte dierproeven en de mate van ongerief welke dierproeven bij proefdieren veroorzaakten. De meest recente beschikbare gegevens betreffen het jaar 2003. Zowel landelijk als binnen de RuG is de tendens een daling in het aantal dierproeven. Zo werden binnen de RuG in 1985 29.148 dierproeven verricht, in 2003 waren dat er 18.527. In 2003 werden in totaal in Nederland 620.875 dierproeven verricht. Voor het doel "De ontwikkeling van geneesmiddelen" en "Productie, controle of ijking van geneesmiddelen" werden respectievelijk 70.614 (11.4%) en 31.693 (5.1%) dierproeven verricht. Dat betekent dat ĂŠĂŠn op de zes dierproeven gewijd wordt aan deze specifieke


27-4-2005

14:59

Pagina 15

G

Foliolum Ed.IV April 2005

r r r r er erer rere r

er

editieIV.qxd

farmaceutische doelen. Voor de duidelijkheid: deze doelen betreffen toepassingen bij de mens, de gegevens over toepassingen bij het dier - een directe verwijzing naar de veterinaire farmaceutische industrie - laat ik hier buiten beschouwing. Voornamelijk werden (en worden) ratten en muizen gebruikt in deze dierproeven (in totaal 95.175 dieren in 2003). Daarnaast werden er ook bijna 3000 konijnen, ruim duizend cavia's, ongeveer 600 honden, en een beperkt aantal apen, varkens en katten voor ingezet. Al met al een hele veestapel.

Wat is eigenlijk het nut en wat is de noodzaak van

Hopelijk zal deze editie van Foliolum een bijdrage leveren aan bewustwording en genuanceerde beeldvorming van dierproeven in het farmaceutisch onderzoek.

Cirkel 1: Aantal gebruikte dierproeven. Bron: Zodoende 2000

Afbeeldingen: afkomstig van interactieve cursus over dierproeven, zie redactioneel. Afbeelding aap: BPRC

13 Dr. Catriene Thuring 13

het verrichten van deze dierproeven? Ik denk dat we bij de ontwikkeling van geneesmiddelen grofweg twee categorieën kunnen aanbrengen: ten eerste zijn er de nieuwe farmaca en ten tweede zijn er de farmaca die verfijnd kunnen worden bijvoorbeeld tav. de verhouding tussen werkzaamheid en optreden van bijwerkingen of het vertragen of juist bevorderen van de afgifte van de werkzame stof. Voor beiden geldt uiteraard dat ze veilig moeten zijn wanneer ze door patiënten gebruikt worden. Veel mensen zullen aanvaarden dat dierproeven nuttig en noodzakelijk zijn om dit doel - veilige farmaca - te bereiken. Meer discussie roept de volgende situatie op. Wanneer een octrooi op een geneesmiddel verloren

gaat of verouderd is komt het voor dat andere industrieën dit geneesmiddel ook willen gaan produceren. Welke dierproeven moeten dan herhaald worden van de registratieautoriteiten? Hebben déze dierproeven nut of een noodzaak? Zowel op nationaal als internationaal niveau werden hier vanuit de maatschappij zeer kritische kanttekeningen bij geplaatst. Nut en noodzaak van deze dierproeven staan en stonden niet duidelijk vast.


Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 16

Dierproeven en alternatieven voor dierproeven Prof. dr. Coenraad Hendriksen Dierproeven bestaan reeds vele jaren. Ook de ontwikkeling van alternatieven kent een interessante geschiedenis. In dit artikel wordt de aanloop naar het ontwikkelen van alternatieven duidelijk gemaakt. Ook de vormen van ‘alternatieven’ worden beschreven in dit zeer complete artikel. Het artikel is geschreven door: Prof. Dr. Coenraad Hendriksen, Nederlands Vaccin Instituut (NVI), Bilthoven en Nederlands Centrum Alternatieven voor dierproeven (NCA), Universiteit Utrecht.

er ere ere r rerer erererere Dierexperimenteel onderzoek in perspectief

14 14

Prof. dr. Coenraad Hendriksen

Al vanaf het moment dat de mens zich begon te interesseren voor zaken als gezondheid en ziekte zijn er dieren gebruikt om op vragen op dit terrein een antwoord te geven. Het eerste bekende document dat gedetailleerd verslag doet van onderzoek met dieren is het Corpus Hippocraticum uit circa 350 voor Christus. Het document beschrijft de resultaten van onderzoek in het varken naar de functie van het hart en het slikproces. Echter, tot aan de 17e eeuw stelde dit onderzoek zowel qua omvang als qua diepgang niet veel voor. Dat veranderde in de Renaissance. Onderzoekers als Vesalius, Harvey en Reinier de Graaf legden in die periode de basis voor ons huidige medisch wetenschappelijk denken en maakten het dierexperiment tot een onlosmakelijk onderdeel van die wetenschap. Dat laatste werd versterkt door de Italiaan Malpighi (1628-1694) die het 'analogie' principe introduceerde: lagere diersoorten kunnen op basis van vergelijkbaarheid als model fungeren voor hogere diersoorten. Tot op de dag van vandaag vormt dit principe de theoretische grondslag voor het gebruik van het dier als model voor de mens. Zeker zo belangrijk voor de verdere verankering van het dier in het biomedisch onderzoek is het werk van de Fransman Claude Bernard (18131878) geweest. Bernard wordt wel de vader genoemd van de methodologische benadering in

het dierexperimenteel onderzoek. Zijn ideeĂŤn over wetenschappelijke hypothese, proefopzet, het belang van standaardisatie en de keuze van een goed diermodel zijn tot op de dag van vandaag relevant. Toch was de omvang van het proefdiergebruik in de 1e helft van de 19e eeuw beperkt. Vanaf de 2e helft van de 19e eeuw kwam daar verandering in, in eerste instantie nog beperkt maar vanaf het begin van de 20e eeuw in versneld tempo. Dit had 2 belangrijke redenen. Allereerst verbeterde de kwaliteit van de proefdieren, dit door verhoogde aandacht voor de gezondheidstatus en genetische achtergrond van proefdieren. Maar vooral kwam de stijging door de toenemende specialisatie van de biomedische wetenschap en de steeds nadrukkelijker rol van het diermodel hierin. Bleef onderzoek tot het midden van de 19e eeuw vooral beperkt tot de anatomie en de fysiologie, vanaf de 2e helft van de 19e eeuw kwamen hier disciplines als microbiologie, immunologie en farmacologie bij, en vanaf de 2e helft van de 20e eeuw de toxicologie, moleculaire biologie, etc. Figuur 1 geeft een overzicht van het verloop van het proefdiergebruik vanaf het einde van de 19e eeuw met daarbij aangegeven de nieuwe wetenschapsdisciplines. De stijging in het proefdiergebruik leidde uiteindelijk in Nederland tot een omvang van meer dan 1,5 miljoen dieren midden jaren 70 van de vorige eeuw. Het was in deze dat er toenemend verzet vanuit de maatschappij kwam tegen het gebruik van proefdieren.


editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 17

Legenda: Moleculaire biologie Immunologie Toxicologie/oncologie Farmacologie

Foliolum Ed.IV April 2005

Figuur 1: Aantal proefdieren in de UK in de 20e eeuw

Microbiologie

Figuur 2: Procentuele verdeling van dierproeven naar wettelijke omschreven doeleinden (Bron: Zo doende 2003) Legenda: Biologische Productie en geneesmiddelen

Toxicologisch onderzoek Diagnostiek Onderwijs en training Wetenschappelijk onderzoek

DEC om het belang van het geplande onderzoek af te wegen tegen het te verwachten ongerief voor de dieren. Een belangrijk aspect in de afweging van de DEC is om na te gaan of er voor het experiment geen alternatieven bestaan.

15 Prof. dr. Coenraad Hendriksen 15

Uiteindelijk resulteerde dit in de aanname door het Parlement van de Wet op de dierproeven (Wod) in 1977. De Wod, die sinds 1977 een paar keer is aangepast, is van grote invloed geweest op de manier waarop wij met proefdieren om mogen gaan. Zo bepaalt de wet voor welke doeleinden proefdieren mogen worden gebruikt (Figuur 2), aan welke eisen van deskundigheid de personen moeten voldoen die verantwoordelijk zijn voor de verzorging van proefdieren en voor de planning en uitvoering van dierexperimenteel onderzoek en is het externe toezicht op de Wod geregeld. Belangrijk is ook het wetsartikel dat bepaalt dat een dierexperiment pas mag worden uitgevoerd nadat het een positief advies heeft gekregen van een Dierexperimentencommissie (DEC). Het is aan de


editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 18

Foliolum Ed.IV April 2005

Alternatieven voor dierproeven: wat verstaan we daaronder? Het begrip 'Alternatief' werd in 1978 voor het eerst genoemd in het boek 'Alternatives to Animal Experiments' van D.H.Smyth (Smyth, 1978). Een 'alternatief' volgens Smyth is elke methode die komt tot een Vervanging, Vermindering en/of Verfijning van het proefdiergebruik. Hij baseerde zich hierbij op het principe van de 3Vs, een principe dat in 1959 door de Engelse onderzoekers Bill Russell & Rex Burch was ge誰ntroduceerd1. Onder de 3Vs werd door Russell & Burch het volgende verstaan: Vervanging: het vervangen binnen een experiment van hogere (gewervelde) dieren door lagere (ongewervelde) dieren of door een onderzoeksmethode te gebruiken waarvoor geen (levende) dieren meer nodig zijn.

Aan de 3Vs zijn in latere jaren andere Vs toegevoegd, zoals de Vs van Verantwoording en van Verantwoordelijkheid, maar het blijven variaties op hetzelfde thema. Tegenwoordig zijn de 3Vs de rode lijn in alle bestaande wetgeving op het gebied van dierproeven in de westerse wereld. Naast de Wod zijn in Nederland ook de Europese Richtlijn2 inzake dierproeven en Europese Overeenkomst3 van de Raad van Europa van toepassing. Verder is het principe vastgelegd in beleidsdocumenten van bijvoorbeeld de European Science Foundation (ESF); de Europese overkoepelende organisatie van Academies van Wetenschappen of van de Europese Federatie van de Farmaceutische Industrie (EFPIA)4. Daarnaast kennen veel landen centra op het gebied van de 3Vs5, bestaan er specifieke fondsen voor 3V onderzoek6, en bezit de Hogeschool Utrecht de afstudeerrichting Alternatieven voor dierproeven.

Vermindering: het binnen een experiment verminderen van het aantal dieren dat nodig is om statistisch valide resultaat en te genereren. Verfijning: het verminderen binnen het experiment van de mate van ongerief of van de frequentie waarmee belastende handelingen worden uitgevoerd.

16 16

Prof. dr. Coenraad Hendriksen

Voetnoten: 1 Het Principe van de 3Vs werd voor het eerst genoemd in hun boek 'The Principles of Humane Experimental Technique'. Ten tijde van de uitgave bestond er nauwelijks belangstelling voor het boek. Die kwam pas in de jaren zeventig. De auteurs die inmiddels totaal andere werkzaamheden waren gaan doen werden pas begin jaren negentig opgespoord. Het feit dat het 3V principe uitgangspunt was geworden van alle westerse wetgeving op het gebied van dierproeven was volledig aan hen voorbij gegaan. 2 Richtlijn 86/609/EEG (Council Directive 86/609/EEC on the Approximation of Laws, Regulations and Administrative Provisions of the Member States Regarding the Protection of Animals Used for Experimental and Other Scientific Purposes (1986). 3 Europese Overeenkomst voor de Bescherming van Gewervelde Dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden (Raad van Europa, 1986) 4 "EFPIA believes that the number of animals required should be kept to a minimum by making maximum use of in vitro techniques and by using appropriate statistical methods. The animals used in experiments should be treated humanely and be subjected to the least stressful experimental methods and housing conditions" EFPIA, Policy statement on the use of animals in research and development (1999). 5 In Nederland is dit het Nationaal Centrum Alternatieven voor dierproeven (NCA), gevestigd binnen de Universiteit Utrecht 6 In Nederland is dit het Programma Alternatieven voor dierproeven van ZorgOnderzoek Nederland-Medische Wetenschappen (ZonMw)


editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 19

scala aan beschikbare alternatieven bijzonder groot. Bij Verfijningsalternatieven kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de huisvesting van proefdieren. Sommige diersoorten zoals de rat zijn sociale dieren die bij voorkeur niet alleen gehuisvest moeten worden. Andere mogelijkheden voor verfijning zijn het geven van analgetica indien het dier pijn ondervindt of juist het afmaken van een dier bij ernstig ongerief. Bij dit laatste wordt (eufemistisch) gesproken over 'humane' eindpunten. Verfijning komt vaak niet alleen het proefdier ten goede maar ook het experiment, dit vanuit het statement 'Happy animals make good research'. Mogelijkheden voor Vermindering liggen vaak op het terrein van het verminderen van de variatie in onderzoeksresultaten. Variatie kan verkleind worden door standaardisatie van de proefomstandigheden, bijvoorbeeld door inteelt stammen voor het experiment te gebruiken, dat willen zeggen dieren die genetisch identiek aan elkaar zijn in plaats van genetisch heterogene (zogenaamde outbred) dieren. Verder is het belangrijk om op basis van een statistische power analyse vooraf te bepalen wat het aantal dieren in een experiment moet zijn om statistisch significante resultaten te krijgen. Voor het berekenen van de power is het wel noodzakelijk om inzicht te hebben in de spreiding in onderzoeksresultaten. Mocht dit inzicht niet aanwezig zijn dan is het uitvoeren van een pilot studie aan te bevelen.

Foliolum Ed.IV April 2005

Welke typen alternatieven voor dierproeven bestaan er? Zoals gezegd gaat het om de 3Vs. Daarbij is het

Het gebruik van data systemen Te denken valt hierbij aan literatuursystemen maar ook aan data banken voor product gegevens. Raadpleging van literatuursystemen als Medline of PubMed is een voorwaarde om onderzoek te doen volgens de meest recente inzichten en onder de meest optimale condities. Data banken voor productgerelateerde onderzoeksgegevens worden steeds belangrijker voor de industrie. Het onder condities gebruiken van onderzoeksresultaten die reeds door een ander bedrijf zijn gegenereerd ('data sharing') bespaart geld en vooral veel proefdieren.

kan zijn dan Vervanging alleen, is het toch vooral deze V die door politiek en beleid centraal gesteld wordt. Grofweg worden Vervangingsalternatieven onderverdeeld in de volgende categorieĂŤn:

Fysischchemische-, biochemische- en immunochemische methoden Het scale aan mogelijkheden op dit terrein is de afgelopen decennia steeds verder uitgedijd en omvat o.a. de PCR en HPLC techniek, allerlei bindings-assays, het gebruik van monoclonale antistoffen, etc. Voorbeelden waarbij het proefdiergebruik vervangen is door deze technieken is bij de controle van recombinant hormoonpreparaten, zoals bijvoorbeeld het rFSH (Follikel Stimulerend Hormoon). Tot voorkort diende dit preparaat in een diermodel op werkzaamheid gecontroleerd te worden. Onlangs is door de regelgeving een HPLC bepaling geaccepteerd.

17 Prof. dr. Coenraad Hendriksen 17

Hoewel een 'Alternatief voor een dierproef' meer


27-4-2005

14:59

Pagina 20

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

Fruitvliegje, Drosophila melanogaster. Bron: http://www.msstate.edu

Weefselkweek technieken Kenmerk van de weefselkweek is dat cellen of weefsels buiten het intacte lichaam in speciale kweekmedia in leven worden gehouden of gekweekt. De levensduur van de weefselkweken kan variĂŤren. In geval van orgaan culturen waarbij plakjes orgaan in 'kweek' worden gebracht is dit vaak niet langer dan 1 dag. Bij gebruik van zogenaamde cellijnen; cellen die het vermogen tot delen behouden, kan dit in principe oneindig zijn. Bijna ieder zichzelf respecterend lab heeft tegenwoordig weefselkweekfaciliteiten en de techniek wordt dan ook op grote schaal toegepast. Voor veel gebruikers wordt de link naar alternatieven voor dierproeven vaak niet gelegd; het is simpelweg het beste model voor hun onderzoeksvraag. Voorbeelden van de toepassing van weefselkweekmethoden binnen het farmacologisch onderzoek zijn de receptor bindingsstudies waarbij receptoren tot (over)expressie kunnen worden gebracht of het gebruik van weefselkweekmethoden in farmaco- of toxicokinetische studies.

Inktvis, Octopus Vulgaris Bron: http://www.unice.fr/

Ongewervelde dieren Volgens de wetgeving7 kan alleen over een proefdier worden gesproken als dit dier gewerveld is. Gebruik van ongewervelde dieren is derhalve een alternatief voor een dierproef. Voorbeelden zijn legio zoals het gebruik van C.elegans voor moleculair biologisch onderzoek of het fruitvliegje voor genetica onderzoek.

18 18

Prof. dr. Coenraad Hendriksen

Intermezzo Een voorbeeld uit de farmaca hoek van het gebruik van een ongewerveld organisme is de Limulus Amoebocyte Lysate (LAL) test. De LAL test wordt als alternatief gebruikt voor de konijnen pyrogeniteitstest. Onderzoek op pyrogeniteit, d.w.z. op de aanwezigheid van koortsverwekkende stoffen (endotoxinen), is wettelijk voorgeschreven voor alle geneesmiddelen en vaccins die parenteraal worden toegediend. In de pyrogeniteitstest worden konijnen ingespoten met het te onderzoek product waarna de lichaamstemperatuur gevolgd wordt. Stijging hiervan boven een bepaalde waarde wijst op de aanwezigheid van pyrogene stoffen. Bij de LAL test wordt gebruikt gemakt van het principe dat lysaat uit het bloed van de degenkrab (Limulus polyphemus) bij contact met endotoxinen een gel vormt. Van de LAL test bestaan inmiddels diverse uitvoeringen en de meeste testen zijn als kit verkrijgbaar. Voor een groot aantal producten is de LAL test door de regelgevende autoriteiten geaccepteerd. Een aantal producten zoals bloedproducten en antibiotica werkt verstorend in de test en voor deze producten moet nog steeds de konijnentest worden uitgevoerd. Mogelijk verandert dit op korte termijn. Naast de LAL test is inmiddels een test op basis van monocyten culturen ontwikkeld. De test is gebaseerd op het feit dat o.i.v. pyrogene stoffen monocyten bepaalde cytokinen produceren. Voordeel van de test is dat deze ook te gebruiken is bij genoemde uitzonderingen waarvoor de LAL test niet werkt. Voetnoten: 7 bestaan plannen om de Europese Richtlijn aan te passen waardoor het ook mogelijk wordt om bepaalde ongewervelde dieren onder de Richtlijn te laten vallen. In Groot BrittaniĂŤ valt de octopus (inktvis) in de Engelse wet op de dierproeven


editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 21

Legenda: Wit: Aantal leads Zwart: Aantal dieren/10 Grijs: Ratio (nr. dieren/nr. leads)

In silico alternatieven In de geneesmiddelenontwikkeling en in de toxicologie wordt in toenemende mate de computer ingezet om op basis van bestaande databases en door middel van matematische modellen uitspraken te doen over de mogelijke farmacologische of toxische eigenschappen van een stof. Computer aided drug design is een benadering waarbij potentieel interessante farmacologische verbindingen op de computer 'gemodelleerd' worden. In de Toxicologie wordt gebruik gemaakt van PBPK (Physiologically-based pharmacokinetic) modellen waarbij op de computer voorspellende uitspraken kunnen worden gedaan over de toxicokinetiek van een stof.

Waarom alternatieven voor dierproeven? De algemene opvatting in de maatschappij is dat we weliswaar niet zonder dierproeven kunnen maar dat intensief gezocht moet worden naar de mogelijkheden van de 3Vs. Dierproeven als 'Noodzakelijk kwaad': noodzakelijk maar kwaad. Echter, naast morele overwegingen kunnen er ook andere redenen zijn om 3V methoden te ontwikkelen. Om er enkele te noemen: dierproeven zijn duur, vooral vanwege de dure huisvestingscondities en de kosten zullen in de toekomst verder toenemen. Daarnaast zijn dierproeven vaak tijdrovend, weinig flexibel en moeilijk te standaardiseren. De problematiek van de extrapolatie, d.w.z. in hoeverre de resultaten van de dierproef voorspellend zijn voor de mens, is een bijkomend aspect. Van de potentiĂŤle geneesmiddelen die de Fase III van het onderzoek bereiken valt 50% alsnog door de mand vallen, dit op basis van bijwerkingen in de mens. Reden waarom de ontwikkeling van snelle, specifieke en automatiseerbare (zogenaamde 'highthroughput') in vitro screeningsmethoden juist in de farmaceutische industrie bijzonder veel aandacht heeft gekregen. Figuur 3 laat dit beeld duidelijk zien. Dankzij het gebruik van vervangingsalternatieven als Computer aided drug design, in vitro receptor bindingsstudies en weefselkweek methoden is het gebruik aan proefdieren per gescreende stof sterk gedaald. Wat de figuur echter ook laat zien is dat de high-throughput screening ook bete

Voetnoten 8 Het gebruik van proefdieren voor de evaluatie van cosmetica is in Nederland verboden. In Europa zal dit verbod vanaf 2013 gelden.

19 Prof. dr. Coenraad Hendriksen 19

Menselijke vrijwilligers Onder bepaalde condities kunnen mensen als alternatief voor een proefdier fungeren; d.w.z. volledige informatie over behandeling en risico en schriftelijke toestemming. Ook dient dit type experimenten getoetst te worden door Medisch ethische commissies. Van menselijke vrijwilligers wordt gebruikt gemaakt in Phase III experimenten hoewel dit niet als een alternatief voor het dier gezien kan worden, immers het dierexperimenteel onderzoek heeft daarvoor, in de pre-klinische fase, al plaats gevonden. Als alternatief kan wel het onderzoek op vrijwilligers gezien hebben in de evaluatie van nieuwe cosmetica onderzoek8. Vanzelfsprekend zijn de risico's in dit type onderzoek beperkt.

Foliolum Ed.IV April 2005

Figuur 3: Aantal gesynthetiseerde farmaca (leads)


editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 22

Foliolum Ed.IV April 2005

Figuur 4: Vermindering in proefdiergebruik in percentages in GrootBrittanie, Nederland en Zwitserland Legenda: Wit: Gebruikte proefdieren in percentages in Zwitserland Zwart: Gebruikte proefdieren in percentages in Groot-Brittanie Grijs: Gebruikte proefdieren in percentages in Nederland

kent dat meer interessante stoffen de pre-klinische fase van de geneesmiddelen ontwikkeling halen. Omdat in deze fase nog relatief veel dierexperimenteel onderzoek wordt uitgevoerd (toxiciteit, famacokinetiek, e.d.), vooral ook om de registratiedossiers compleet te maken, is het totaal aan proefdiergebruik niet veel verder verminderd.

20 20

Prof. dr. Coenraad Hendriksen

Wat heeft het onderzoek naar 3V alternatieven opgeleverd? Figuur 4 laat de ontwikkeling in het proefdiergebruik zien in Nederland, Groot BrittaniĂŤ en Zwitserland. Dit zijn landen die al lange tijd een betrouwbare registratie van het proefdiergebruik kennen. Te zien valt dat het aantal dieren in deze landen de afgelopen decennia sterk is gereduceerd, in Nederland tot zo'n 55% sinds 1978. Deze daling heeft niet alleen te maken met de toepassing van 3V alternatieven, maar ook met andere maatregelen zoals met het gebruik van kwalitatief betere proefdieren, standaardisatie van dierexperimenten en waarschijnlijk nog het meest met de wettelijk verplichte ethische toetsing door een DEC. Het 'even snel' een dierexperiment inzetten, zoals in het verleden gebeurde, is tegenwoordig nauwelijks meer mogelijk.

Het effect van 3V alternatieven is terug te vinden in alle gebieden van het biomedisch onderzoek, maar door de diversificatie van het onderzoek niet altijd even duidelijk in kaart te brengen. Makkelijker is dit voor de alternatieven die diertesten in het kader van het regelgevend onderzoek vervangen. Hoewel de weg om een alternatief geaccepteerd te krijgen langer is, en soms van moment van onwikkeling tot acceptatie wel 15 jaar kan duren, is het effect of het proefdiergebruik groot, dit omdat de wettelijk voorgeschreven testen vaak routinematig en in veel landen van toepassing zijn.

Intermezzo Figuur 4 laat ook zien dat in genoemde landen medio jaren negentig weer een lichte stijging in het diergebruik optreedt. Dit heeft alles te maken met het beschikbaar komen en de populariteit van genetisch gemodificeerde dieren. Hierdoor is het mogelijk om de functie van individuele genen te bestuderen door deze genen m.b.v. moleculair biologische technieken uit te schakelen of juist in te bouwen in het genoom van een (ander) diersoort. Door een menselijk gen in te bouwen kan een diermodel worden 'gehumaniseerd' en daardoor specifieker worden voor de bestudering van een ziekteproces. Soms kunnen deze transgene modellen een alternatief voor een bestaande dierproef vormen doordat ze efficiĂŤnter een wetenschappelijke vraag kunnen beantwoorden. Veelal echter is het 3V aspect van transgene modellen minder duidelijk.


editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 23

bron: Festing, 1996 Legenda: tot 2 keer te groot

Foliolum Ed.IV April 2005

Figuur 5: Evaluatie van gebruikte aantallen dieren per experiment, dit op basis van 48 wetenschappelijke artikelen in ‘peer-reviewed’ tijdschriften

ongeveer goed te klein >2 keer te groot

Wat is de toekomst van het 3V onderzoek? Het is niet te verwachten dat de maatschappelijke

Referenties Festing M.F.W. (1996) Are animal experiments in toxicological research the 'right' size? In: Statistics in Toxicology. Morgan B.J.T. ed., Clarendon Press, Oxford, UK, pp. 3-11 Russell W.M.S. and Burch R.L. (1959) Principles of Humane Experimental Technique. Methuen, London, UK Smyth D.H. (1978). Alternatives to Animal Experiments. Scolar Press, London, UK Zo doende 2003. Jaaroverzicht van de Voedsel en Warenautoriteit over dierproeven en proefdieren 2003. Keuringsdienst van Waren, Min.van LNV. Den Haag.

21 Prof. dr. Coenraad Hendriksen 21

weerstand tegen dierproeven zal afnemen, eerder het tegendeel zal het geval zijn. Aandacht voor de ontwikkeling van alternatieven zal dan ook noodzakelijk blijven. Ook vanuit de wetenschap zal de behoefte aan Vervanging alternatieven toenemen. Proefdiervrije methoden zijn vaak goedkoper, geven sneller resultaat en zijn minder complex dan diermodellen. Dat wil niet zeggen dat we op korte termijn zonder dieren zullen kunnen. Complexiteit is vaak een voordeel, maar zeker niet altijd. De rol van het dierexperiment zal vooral komen te liggen op het bevestigen van de resultaten die in vitro behaald zijn, het dierexperiment als 'proof of the pudding'. Daarbij zal de uitvoering van het dierexperiment steeds meer naar het einde van het onderzoekstraject verschuiven. Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen zoals het gebruik van de omics technieken (genomics, proteomics, metabolonomics, etc) zullen de waarde van in vitro methoden doen toenemen. Overigens zijn de mogelijkhe

den op het gebied van Vermindering en Verfijning ook nog niet uitgeput. Figuur 5 laat zien dat er op het gebied van de statistische toetsing nog wel wat te verbeteren valt. In meer dan 70% van de beoordeelde publicaties was het aantal gebruikte dieren te hoog of juist te laag. Voor wat betreft de Verfijning liggen er mogelijkheden op het gebied van het gebruik van niet-invasieve meetmethoden of het gebruik van telemetrie. Concluderend, dierproeven hebben in de ontwikkeling van de wetenschap een belangrijke rol gespeeld, maar voor een werkelijk innovatieve wetenschap zijn nieuwe benaderingen noodzakelijk. Die liggen op het terrein van de proefdiervrije methoden. Een en ander zal niet van de een op de andere dag gaan, daarom blijft het gebruik van proefdieren de realiteit. Aandacht voor vervanging en verfijning blijft daardoor noodzakelijk.


27-4-2005

14:59

Pagina 24

De Dierexperimentencommissie Prof. dr. Geny Groothuis

De Dierexperimentencommissie (DEC) treedt niet vaak in de publiciteit. Vandaar dat het doel en de manier van werken van deze commissie voor veel mensen onbekend is, en onbekend maakt onbemind. In dit Foliolum worden deze zaken door een lid van de DEC uit de doeken gedaan. De DEC is het bewijs dat er in Nederland verstandig en gecontroleerd met dierproeven wordt omgegaan.

ui iuiui ui u

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

Aan de RUG worden dierproeven uitgevoerd voor

De DEC vergadert iedere maand behalve in

onderzoek en onderwijs in situaties waarin er geen geschikte alternatieven voor vervanging zijn. Alle proeven moeten van tevoren positief beoordeeld zijn door een Dierexperimentencommissie (DEC) zoals dat is vastgelegd in de Wet op de Dierproeven. De DierExperimentenCommissie van de Rijksuniversiteit Groningen (DEC-RuG) beoordeelt ethische aspecten van projecten waarbij met proefdieren gewerkt wordt. Projecten voor onderzoek of onderwijs met proefdieren mogen volgens de Wet op de Dierproevenpas worden uitgevoerd als er een positief oordeel is gegeven door een DEC-RuG.

augustus en behandelt per vergadering ca 25 nieuwe projecten. Daarnaast worden wijzigingen in bestaande projecten besproken.

De DEC-RuG beoordeelt het onderzoeksplan en gaat na of het belang van een dierproef voldoende zwaar is om op te wegen tegen het ongerief dat de betrokken proefdieren ondervinden. Daarnaast wordt bekeken of de proefopzet en het aantal aangevraagde dieren optimaal zijn om de vraagstelling te kunnen beantwoorden. Tenslotte wordt bekeken of de aanvrager voldaan heeft aan de wet op het punt van het toepassen van alternatieven voor dierproeven: overwegen of er alternatieven zijn die zonder een dierproef, met minder dieren of met minder ongerief kunnen worden toegepast om de vraagstelling te beantwoorden.

qw qw w q qw

wqwqw qwq q

qwq

q qw

wq w q

22 22

qw

w

gebied van dierproeven, alternatieven voor dierproeven, proefdieren en hun bescherming en ethische toetsing. De voorzitter van de commissie en tenminste twee van de andere leden zijn niet in dienst van de RuG; verder zijn verder zijn tenminste twee leden niet betrokken bij het uitvoeren van dierproeven. De DEC bestaat uit 10 mensen die ieder hun eigen deskundigheid meebrengen. Bij de RUG wordt gestreefd naar een zo breed mogelijke samenstelling van de DEC, zodat de projecten zo goed mogelijk beoordeeld kunnen worden.

qw qw

wq wq w qw

De DEC-RuG bestaat uit deskundigen op het

w

Dierenexperimentencommissie

iuiuiuiuiui u i u i u u u i i iuiuiu iuiui u i


27-4-2005

14:59

Pagina 25

De RUG heeft een proefdierdeskundige in dienst,

bijvoorbeeld suggesties voor samengaan van controle groepen kan worden geadviseerd, of als er eerst een pilot experiment moet worden gedaan om de methode te toetsen. Vervolgens wordt dan door de DEC leden besloten hoeveel dieren aan het project toegewezen worden. Soms zijn er zoveel vragen over een project dat er nog niets wordt besloten en worden de vragen eerst schriftelijk aan de onderzoeker voorgelegd. Het komt per jaar enkele keren voor dat een aanvraag volledig wordt afgewezen. Als de DEC er zelf niet uitkomt, wordt advies van onafhankelijke deskundigen gevraagd of worden de onderzoekers uitgenodigd om hun project mondeling te komen toelichten.

die onderzoekers kan adviseren over de beste opzet van onderzoek met dieren en die toezicht houdt op de juiste behandeling van de dieren. Deze proefdierdeskundige is adviserend lid van de DEC.

De leden van de DEC krijgen allen de projecten tevoren opgestuurd en besteden er gemiddeld 4-6 uur aan om de vergadering voor te bereiden. Het dagelijks bestuur van de DEC, de zogenaamde kleine DEC bespreekt alle projecten voor en doet alvast voorstellen voor die projecten waarbij de ongeriefscore "gering" is. De vergaderingen duren altijd wel zo'n 3.5 tot 4 uur. Ieder project wordt volgens een vaste procedure doorgesproken. De artikel 14 functionaris bekijkt tevoren of de formaliteiten van de aanvraag kloppen, zoals de bevoegdheden van de opgevoerde medewerkers. In de DEC vergadering wordt eerst de vraagstelling en het belang van het onderzoek besproken. Daarna of en door wie het project wetenschappelijk is beoordeeld. Als criterium geldt hier dat projecten altijd door meerdere mensen moeten zijn besproken, hetgeen een zekere waarborg is voor de kwaliteit. De DEC zelf beoordeelt niet de wetenschappelijke inhoud van het project. Daarna wordt de proefopzet besproken. Hier komt de diversiteit aan deskundigheid van de DEC leden goed van pas. Vaak worden suggesties gedaan om de proef te optimaliseren, bijvoorbeeld ten aanzien van pijnbestrijding, narcose en aantal dieren. Dit laatste kan soms leiden tot een advies om het aantal dieren te vergroten, bijvoorbeeld als de commissie van mening is dat met het voorgestelde aantal geen statistisch betrouwbare uitspraak kan worden gedaan over de uitkomsten. Het standpunt is dan: beter een paar dieren meer dan de hele proef met alle betrokken dieren voor niets. Maar soms worden ook minder dieren toegewezen als er

Omdat de DEC zich ervan

collega's zich beklagen over de procedures en hoor je uitspraken als: dat zal de DEC zeker wel niet goed vinden. Als DEC lid ben ik ervan overtuigd dat de DEC van de RUG zich zeer consentieus inzet om haar wettelijke taak uit te voeren en de ondezoekers zoveel mogelijk van goede adviezen te voorzien om de dierexperimenten zo goed mogelijk uit te voeren. En dat kost tijd, maar levert ook wat op.

e

er e

Als onderzoeker hoor je met enige regelmaat dat

er

bewust is dat de hele procedure door de onderzoekers niet altijd als gemakkelijk wordt ervaren, wordt geprobeerd om de onderzoekers zo goed mogelijk voor te lichten over de informatie die de DEC nodig heeft voor een goede beoordeling van de dierproeven. Daarom is er veel aandacht aan besteed om het aanvraagformulier zo duidelijk mogelijk in te richten. Dit is ook in het eigenbelang van de DEC, want het blijkt niet altijd eenvoudig om de formulieren zo eenduidig in te vullen dat de inhoud voor zich spreekt. Vaak ontstaan er discussies over wat de aanvrager nu precies bedoeld heeft.

23 Dierenexperimentencommissie 23

er er

u

Foliolum Ed.IV April 2005

iuiui ui ui

i u

editieIV.qxd

r erererere r e r e r re

Afbeelding weegschaal: afkomstig van interactieve cursus over dierproeven, zie redactioneel


editieIV.qxd

27-4-2005

14:59

Pagina 26

over het gebruik van proefdiermodellen in de praktijk Prof. dr. Klaas Poelstra Aan de RUG wordt onderzoek gedaan naar wetenschap op de grens van het onbekende, zo ook bij onze eigen faculteit. Dierproeven zijn hierbij vaak onmisbaar. In dit artikel wordt vertelt hoe proefdieren kunnen helpen nieuwe biomedische ontdekkingen mogelijk te maken. Klaas Poelstra is werkzaam bij de vakgroep Farmacokinetiek and Drugs delivery aan de RUG.

ty t

Foliolum Ed.IV April 2005

Ieder voordeel heeft z n nadeel;

Binnen de werkgroep Farmacokinetiek & Drug Delivery werken wij in een team aan het sturen van geneesmiddelen naar bepaalde cellen in het lichaam. Door het gericht sturen van potente stoffen ('targeten') is het mogelijk in bepaalde doelcellen een hoge concentratie van dergelijke geneesmiddelen te krijgen terwijl elders in het lichaam geen of weinig effecten zullen zijn. Theoretisch leidt dit tot een hele hoge effectiviteit van het geneesmiddel zonder bijwerkingen. Voor sommige ziekten en geneesmiddelen is dit erg belangrijk en soms bepaalt dit zelfs het verschil tussen wel of geen succes.

24 24

Prof. dr. Klaas Poelstra

In de wetenschappelijke wereld wordt drug targeting vaak gebruikt om de behandeling van tumoren te verbeteren. Iedereen kent de bijwerkingen die cytostatica veroorzaken en diverse tumoren zijn ook nog niet effectief te behandelen. Vaak tasten cytostatica de kwaliteit van leven aan en vaak wordt gedoseerd op geleide van de bijwerkingen. Dit zijn belangrijke argumenten om cytostatica direct af te leveren in tumor cellen. De bijwerkingen kunnen sterk verminderen, de kwaliteit van leven verbetert hierdoor of de dosis kan verhoogd worden. In bepaalde gevallen kan het sturen van cytostatica naar de tumor cellen ook een oplossing bieden om überhaupt een effect te verkrijgen. Juist vanwege de impact van cytostatica en tumoren wordt veel onderzoek gedaan naar drug targeting op dit gebied.

In onze werkgroep richten wij ons echter op andere

ziekten. Ons onderzoek richt zich vooral op chronische ontstekingsprocessen die langzaam leiden tot orgaan of weefsel vernietiging en waarvoor geen behandeling beschikbaar is. Meer concreet richten wij ons op de ontwikkeling van nieuwe strategieën voor de behandeling van leverfibrose, nierziekten en reumatoïde artritis hoewel ook tumoren onze aandacht hebben. Zoals gezegd, dit zijn ernstige ziektes die levensbedreigend dan wel de kwaliteit van leven sterk aantasten en geneesmiddelen zijn niet effectief in veel gevallen. In het bijzonder voor leverfibrose is geen geneesmiddel beschikbaar. Een levertransplantatie is de enige optie maar iedereen kan zich voorstellen dat dit geen ideale situatie is voor de meeste patiënten, apart van de problemen rond het verkrijgen van donoren. De ziekte wordt veroorzaakt door alcohol misbruik, hepatitis virussen, toxische stoffen (sommige geneesmiddelen) en genetische factoren. Tegenwoordig komt ook vetzucht (non-alcoholic steatohepatitis) steeds meer in beeld als oorzaak van leverfibrose. De ziekte is doodsoorzaak nummer 8 in de westerse wereld maar het probleem neemt toe door het toenemende aantal mensen met vetzucht. Er zijn deskundigen die schatten dat in de VS ruwweg 1% van de bevolking leverfibrose heeft of krijgt. Vaak is de ziekte subklinisch aanwezig d.w.z. zonder noemenswaardige klachten en dan wordt de ziekte pas na vele jaren, soms zelfs decennia vastgesteld. De ziekte is dan veelal in een onomkeerbaar stadium. De meeste experimentele geneesmiddelen die de afgelopen jaren wereldwijd getest zijn, blijken vaak wel effectief in vitro maar niet in vivo d.w.z. in het proefdier of de patiënt. Ook voor reumatoïde artritis worden veel geneesmiddelen getest, maar ook dit ziekteproces is zeer moeilijk te genezen. Wat

y

ytytytytytyt t ty ytytyty t t y y t ty t yty yt


27-4-2005

14:59

Pagina 27

Foliolum Ed.IV April 2005

yt

editieIV.qxd

Figuur 1 en 2: Links een gezonde lever, rechts een fibrotische lever van een alcoholverslafde. Geniet, maar drink met mate! Bron: Mayo Foundation for medical education and research, 2003

betreft nierziekten komt men, o.a. door het Groningse PREVENT onderzoek, er steeds meer achter dat ook chronische nierziektes vaker voorkomen dan gedacht en dat het ziekteproces ook eerder begint dan gedacht zonder dat er klachten optreden bij de patiënt.

Om hiervoor oplossingen te vinden is proefdierwerk nodig. In ons laboratorium doen wij ook veel in vitro werk met cellen of stukjes weefsel ('slices'), maar uiteindelijk zal de proef op de som in het proefdier genomen moeten worden, juist omdat het een zeer complex proces is waar verschillende cel

In vitro werk wordt gedaan om te kijken of een experimenteel geneesmiddel het beoogde effect heeft op de doelcel. Daarna gaan we naar een in vivo model om het geneesmiddel verder te onderzoeken.

Eerst wordt bestudeerd of een geneesmiddel werkelijk op de plek van bestemming aankomt en niet in een ander orgaan of verkeerd celtype. Zoals gezegd, dat kan alleen in vivo. We hebben de afgelopen jaren zogenaamde 'drug carriers' ontwikkeld die een geneesmiddel af kunnen leveren in een bepaalde doelcel. Bij elke ziekte spelen verschillende cellen een rol, maar uit literatuur gegevens weten wij welke processen in welke doelcellen geremd moeten worden. Voor nierziekten zijn dit tubulus cellen (bij interstitiële nierfibrose) of z.g. mesangium cellen in de glomeruli (bij glomerulosclerose), voor de behandeling van reumatoïde artritis richten wij ons op de bekleding van bloedvat wanden (endotheel cellen) en bij leverfibrose op Kupffercellen (d.w.z. lever macrofagen) en op hepatische stellaat cellen. Wij injecteren radioaktief gelabelde eiwitten in raten en meten vervolgens de radioactiviteit in organen. Voor het opsporen van geneesmiddelen en/of eiwitten in bepaalde cellen binnen die organen gebruiken we vervolgens weer andere technieken. Een volgende stap in het onderzoek is te bestuderen of het geneesmiddel dat gekoppeld is aan de cel-specifieke carrier ook werkelijk een farmacologisch effect heeft. Dat gebeurt in proefdiermodellen die het proces van leverfibrose, nierfibrose of de chronische ontsteking weerspiegelen. De kunst is een proefdiermodel te vinden dat precies lijkt op de humane situatie. Dit is vaak moeilijk of zelfs onmogelijk. Bij sommige ziekten is n.l. de precieze

25 Prof. dr. Klaas Poelstra 25

Al de genoemde ziekten hebben dus baat bij geneesmiddelen met een verhoogde effectiviteit, in combinatie met een vroege diagnostiek. Zeker in het geval van leverfibrose is een zekere mate van cel-specificiteit essentieel want veel geneesmiddelen blijken in de ene cel een positief (therapeutisch) effect te hebben terwijl ze in de naburige cel schadelijke effecten kunnen hebben of zelfs het ziekteproces kunnen stimuleren. Bij leverfibrose is er altijd sprake van ontsteking en van overmatige groei van hepatische stellaatcellen waarbij het laatste celtype een onomkeerbaar proces van litteken vorming in gang zet. Het is deze litteken vorming die het functioneren van de lever aantast. Groei van hepatische stellaatcellen is een belangrijk kenmerk van de ziekte, en een groeiremmer zou dus een therapeutisch effect kunnen hebben. Maar de groei van hepatocyten (leverparenchym cellen) moet niet geremd worden, want de patiënt is geheel afhankelijk van het goed functioneren van deze cellen. Een ontstekingsremmer in de lever kan ook zinvol zijn, maar een chronische toediening van immuunsuppressieva is weer niet wenselijk. Opname van geneesmiddelen elders in het lichaam kan ook problemen veroorzaken omdat het proces van wondgenezing en weefsel herstel een heel nuttig en normaal proces is dat niet overal geremd moet worden.

len bij betrokken zijn. Deze complexiteit is niet altijd in vitro na te bootsen.


27-4-2005

15:00

w q qwqw w q qw

qw qw

qwqwqwq

Ook voor nierziekten gelden dergelijke problemen. Je kunt proteïnurie (d.w.z. eiwit verlies in de urine a.g.v. nierschade) induceren door bijvoorbeeld doxorubicine te injecteren in ratten. Doxorubicine is nefrotoxisch voor de rat (bij de mens is het meer cardiotoxisch) en zal daardoor langzaam een proteïnurie induceren die in week 16 (!) zeer ernstig is. Dit model is traag (kost dus veel tijd), kent veel variatie (kost dus veel proefdieren) en lijkt maar gedeeltelijk op de menselijke situatie. Bij de mens is het proces nog veel trager en doxorubicine is nooit de oorzaak. Maar het model is wel bruikbaar en er wordt in Groningen veel onderzoek aan verricht. Een veel sneller model is het Anti-Thy1 model dat wordt geïnduceerd door injectie van antistoffen tegen niercellen in de rat. In de nier ontstaat zo een acute ontsteking binnen enkele uren gevolgd door een fibrose proces ('glomerulosclerose') na enkele dagen. De ontstaansgeschiedenis lijkt meer op de menselijke situatie, maar het ziekteverloop is abnormaal snel. Toch is ook dit model goed bruikbaar in sommige gevallen. Bij chronische nierziekten en leverfibrose weet men veel over de oorzaken en de ontstaansgeschiedenis maar het wordt natuurlijk moeilijk een geschikt proefdiermodel te vinden als de ontstaansgeschiedenis niet duidelijk is. Hierdoor wordt het onderzoek aan reumatoïde artritis vaak ernstig bemoeilijkt. In het verleden werden hiervoor vooral apen gebruikt maar om begrijpelijke redenen gebeurt dit niet in Groningen en ligt dit gebruik ook in andere laboratoria aan banden. Wij bestuderen daarom vaak een chronisch ontstekingsproces in de huid. In de huid kan gemakkelijk een stof zoals dinitrofluorobenzeen ingebracht worden dat lokaal blijft en een zeer langdurige ontsteking opwekt in muizen. In die zin lijkt dit model dus op

qw wqwqwqw

qwqwqwqwq

w

26 26

Pagina 28

oorzaak onbekend (bijv. reumatoïde artritis) dus die kun je dus ook niet nabootsen, terwijl andere ziektes heel langzaam verlopen. Het proces van lever fibrose, sclerose in de nier of proteïnurie kan wel 15 jaar in beslag nemen, en zoveel geduld heeft natuurlijk niemand. Overal in de wereld zijn allerlei onderzoekers bezig om proefdiermodellen te ontwikkelen die bepaalde aspecten van het ziekteproces weerspiegelen. Dit is een belangrijke expertise. Om een voorbeeld te noemen; het diermodel dat wij in ons laboratorium het meest gebruiken om geneesmiddelen te testen die het fibrose proces remmen is het gal-gang ligatie model in de rat. Wij binden daarvoor de galgang af met een touwtje en knippen bovendien deze galgang af. De galgang is het afvoerkanaal van toxische stoffen in de lever en doordat deze afvoer geblokkeerd is ontstaat een fibrose proces in de lever dat 3 tot 4 weken duurt. Dit is een zeer snel en een veel heftiger proces dan bij de mens. Het proces is daardoor moeilijk te remmen maar je kunt de orgaan - en celverdeling van stoffen tijdens ziekte prima onderzoeken. Dit model is ook zeer reproduceerbaar waardoor je niet zoveel proefdieren nodig hebt. Een ander model is het 'galactosamine model'. Hierbij injecteren we 3x per week ratten met galactosamine, dat toxisch is voor de hepatocyten. Dit model is veel trager (6 tot 8 weken), kent veel variatie en kost dus meer tijd en proefdieren. In het galgangligatie model is meer litteken vorming in de lever terwijl in het galactosamine model meer leverontsteking plaatsvindt. Iemand die het therapeutische effect van een remmer van de littekenvorming wil aantonen gebruikt dus liever het gal-gangligatie model, terwijl een onderzoeker die ontstekingsremmers wil testen, bijvoorkeur het galactosamine model zal gebruiken en dan de nadelen voor lief neemt. Een onderzoeker zoekt dus voor zijn geneesmiddel het meest geschikte diermodel.

Prof. dr. Klaas Poelstra

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

qw qw


editieIV.qxd

27-4-2005

15:00

Pagina 29

een lokaal chronisch proces als reumato誰de artritis en kunnen ontstekingsremmers worden getest. Er zijn nog tal van andere modellen die een ander aspect van reumatoide artitis weerspiegelen maar die gebruiken wij niet. Tegenwoordig is er een trend om vooral muizen te gebruiken voor geneesmiddel studies omdat deze kleiner zijn en dus goedkoper (ook de injectie van zeer dure experimentele geneesmiddel gebeurt vaak op basis van het lichaamsgewicht) en omdat het technisch mogelijk is bij muizen bepaalde genen uit te schakelen ('knock out' muizen). Hierdoor kunnen vele nieuwe ziekten in de muis ge誰nduceerd worden

27 Prof. dr. Klaas Poelstra 27

qw qw q w qw q w qwqwqw

Figuur 3: Volwassen mannelijke ratten kunnen 300-500 gram wegen, vrouwtjes zijn een stuk lichter en wegen tussen de 250-300 gram. Mannelijke muizen zullen ongeveer tussen 30-40 gram wegen, vrouwtjes tussen de 20-30 gram.

Hierboven heb ik een aantal proefdiermodellen geschetst die wij in ons laboratorium gebruiken om de lichaamsverdeling en het effect van experimentele geneesmiddelen te bestuderen. Voor elke menselijke ziekte probeert men vaak meerdere modellen te ontwikkelen en zoals gezegd, elk model heeft z'n voordelen en z'n nadelen en geen enkel diermodel is perfect. Toch zijn ze bruikbaar voor de onderzoeker, hoewel die door een bepaald model te kiezen (en een ander model dus niet) het resultaat van de studies kan be誰nvloeden. Daarom moet altijd heel kritisch naar de keuze van het diermodel gekeken worden. Uiteraard is het ook van belang naar de belasting voor het proefdier te kijken. De meeste onderzoekers zijn geen biologie, farmacie of geneeskunde gaan studeren omdat ze het leuk vonden dieren te laten lijden. De noodzaak moet duidelijk zijn en het lijden moet beperkt blijven. Een dier dat lijdt is vaak ook geen goed proefdier omdat het bijvoorbeeld niet eet, in gewicht afneemt en andere stress-gerelateerde problemen krijgt. Dan zijn de uitkomsten ook niet betrouwbaar. De complexiteit van een proefdier kan nooit in een reageerbuis of celculture worden nagebootst, dus proefdier werk blijft noodzakelijk, maar het nut van de proef en de belasting voor het proefdier dienen afgewogen te worden tegen de toegevoegde waarde van de studie. Wat is een nieuw medicijn of een nieuw inzicht eigenlijk precies waard? Wie het weet mag het zeggen.

Foliolum Ed.IV April 2005

en ontstaan er dus vele nieuwe mogelijkheden om proefdier modellen te ontwikkelen die lijken op de situatie in pati谷nten. Zo leren wij ook de werking en het effect van bepaalde genen kennen. Maar ook deze muismodellen kennen nadelen, veelal van technische aard.

qwqw Afbeeldingen afkomstig van interactieve cursus over dierproeven, zie redactioneel q q

q

qw

qw

qw qwqwqwqw

w


27-4-2005

15:00

Pagina 30

Werken met in vitro en humaanweefsel aan de RUG Prof. dr. Geny Groothuis Onze faculteit verricht dierproeven, maar doet ook veel aan de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. Voor studenten, maar ook voor de onderzoekers zelf. Dit is niet alleen in ethisch opzicht een vooruitzicht, soms zijn de resultaten zelfs beter met alternatieven. Lees er alles over in dit verhelderende artikel.Geny Groothuis is werkzaam bij de vakgroep Farmacokinetiek and Drug Delivery aan de RUG.

ty t

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

28 28

Prof. dr. Geny Groothuis

Veel biomedisch wetenschappelijk onderzoek is gericht op het vermeerderen van de kennis omtrent de menselijke fysiologie en pathofysiologie. Daarnaast wordt veel onderzoek verricht ten behoeve van het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen. Voor al dit onderzoek worden veel proefdieren gebruikt. Ook wordt veel dierexperimenteel onderzoek uitgevoerd ten behoeve van toxicologisch onderzoek, vaccinontwikkeling en in mindere mate voor onderwijs. Bij proefdieronderzoek voor biomedische toepassingen is het uitgangspunt dat de fysiologie van dier en mens zodanig op elkaar lijkt dat dierexperimenteel onderzoek waardevolle informatie kan geven voor de mens. Tot op zekere hoogte is dat ook zo. Echter er zijn toch ook vele verschillen tussen de verschillende diersoorten en de mens wat fysiologie en pathofysiologie betreft. Wetenschappelijk gezien zouden we dus graag de dierproeven vermijden en direct in de mens onderzoek doen. Dit is vanwege ethische redenen niet aanvaardbaar.

Nieuw te ontwikkelen geneesmiddelen worden eerst uitgebreid in proefdieren getest voordat ze aan de mens worden toegediend. Maar ondanks deze uitgebreide testen worden bij de eerste toediening aan de mens niet zelden niet-voorspelde effecten gezien, die het gevolg zijn van species verschillen in farmacodynamische en/of farmacokinetische eigenschappen. Wanneer deze onverwachte effecten toxiciteit, ongunstige farmacokinetiek of veranderde werkzaamheid tot gevolg hebben wordt de stof niet verder ontwikkeld tot geneesmiddel en zijn de

y

ytytytytytyt t ty ytytyty t t y y t ty t tyty uitgevoerde dierproeven dus eigenlijk achteraf niet adekwaat gebleken. Dus ook vanwege economische motieven zouden we voor onderzoek aan nieuwe geneesmiddelen in een eerder stadium van onderzoek gegevens omtrent de humane kinetiek en werking willen hebben om een betere voorspelling te kunnen doen.

Naast wetenschappelijke bezwaren, kleven er ook ethische bezwaren aan dierproeven. Er bestaat grote maatschappelijke belangstelling en druk van nationale en internationale overheden om het proefdiergebruik te verminderen. Midden jaren 70 is er internationaal een maatschappelijke beweging in gang gezet die aandringt op het terugdringen of zelfs vervangen van proefdieren. Uiteraard zonder dat het biomedisch onderzoek daaronder lijdt. De basis voor deze beweging is beschreven in het boek van W.M.S. Russell en R.L. Burch: "The principles of humane experimental techniques" . De schrijvers hebben het concept van Vervanging, Vermindering en Verfijning (de 3 V's) (in het engels de 3R's Replacement, Reduction and Refinement) ontwikkeld. Zij stelden dat er methoden moesten worden ontwikkeld die experimenten met gewervelde dieren kunnen vervangen. Voor experimenten waar geen vervanging voor mogelijk is moesten naar hun mening de experimenten zo worden uitgevoerd dat er zo min mogelijk dieren gebruikt worden zonder de betrouwbaarheid van de resultaten aan te tasten (Vermindering). Daarnaast vonden ze dat de experimenten zo moesten worden opgezet dat het ongerief voor het proefdier (zowel pijn als stress) zo gering mogelijk is (verfijning). Dit streven is nu


editieIV.qxd

27-4-2005

15:00

Pagina 31

Alternatieven voor dierproeven kunnen worden gezocht in het gebruik van in vitro methoden met dierlijk materiaal.Hierbij kunnen er vaak veel meer experimenten worden uitgevoerd met materiaal van een dier dan in vivo mogelijk is, hetgeen tot vermindering van dierproeven leidt. Vervanging kan worden bereikt door met cellijnen of met lagere diersoorten of bacterien te werken. Het werken met humaan weefsel is bij uitstek een mogelijkheid tot vermindering en vervanging, waarbij daarbij ook wetenschappelijk voor de mens relvantere informatie wordt verkregen. Wanneer pathologische processen in vitro worden nagebootst in cel- of weefselcultures leidt dat tevens tot verfijning omdat lijden van het dier kan worden beperkt. Ook het toepassen van humane eindpunten bij ongerief veroorzakend onderzoek behoort tot de alternatieven die verfijning tot gevolg hebben. Een voorbeeld is de afspraak om kankergezwellen niet groter dan 10% van het lichaamsgewicht te laten worden. Daarnaast kunnen methoden ontwikkeld worden om met minder dieren toch statistisch verantwoorde conclusies uit experimenten te kunnen trekken.

Natuurlijk moet je bij de afweging van een keus voor het gebruik van in vitro methoden als alternatief voor dierproeven de voor- en nadelen goed afwegen. Voordelen van in vitro onderzoek zijn, naast de proefdierbesparing, kostenbesparing door efficienter gebruik van dieren en materialen, betere beheersbaarheid van de proefomstandigheden, grotere flexibiliteit en vaak een duidelijker interpretatie van de gegevens. Nadelen zijn dat processen waarbij interacties tussen organen gemoeid zijn of waarbij gedrag bestudeerd wordt, niet of moeilijk in vitro kunnen worden onderzocht. Ook moet goed worden vastgesteld of de te onderzoeken eigenschappen van het weefsel goed behouden blijven in het in vitro preparaat. Zo blijken cellen in kweek soms al binnen enkele uren bepaalde orgaanspecifieke eigenschappen te verliezen. Het valideren van het in vitro model is dus van groot belang voor de interpretatie van de gegevens.

Foliolum Ed.IV April 2005

ook in de Nederlandse Wet op de Dierproeven vastgelegd. Ook de Nederlandse overheid draagt bij aan dit streven door subsidie te geven aan het Nationaal Centrum Alternatieven voor Dierproeven (NCA) dat onderdeel uitmaakt van de Universiteit Utrecht en dat de initiatieven op het gebied van de 3V's in Nederland co-ordineert en stimuleert. Daarnaast wordt er via ZON/MW bijgedragen aan het programma "Dierproeven Begrensd" dat projecten gericht op de 3V's subsidieert. Op Europees niveau is het ECVAM (European Centre for the Validation of Alternative Methods) opgericht om de validatie en invoering van alternatieven te bevorderen.

Bij de afdeling Farmacie wordt zowel in het onderwijs als in het onderzoek naast dierproeven gewerkt met alternatieven voor dierproeven. Zowel bij het practikum farmacologie als bij het practikum farmacokinetiek worden computermodellen gebruikt waarmee data worden verwerkt die zijn verkregen in een experiment dat op film is opgenomen. Ook zijn er proeven waabij dierlijk materiaal in vitro wordt gebruikt, waarbij dit materiaal zo veel mogelijk verkregen wordt uit lopend onderzoek. Heel belangrijk is dat in het practikum aandacht aan wordt geschonken aan en dat er met de studenten wordt gediscussieerd over het gebruik van dier Figuur 1: methoden voor het maken van slices van lever, longen, nieren en darm

29 Prof. dr. Geny Groothuis 29


30 30

Prof. dr. Geny Groothuis

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

27-4-2005

15:00

Pagina 32

proeven en alternatieven. Ook bij het vak Communicatie & Orientatie wordt hieraan aandacht besteed. De toekomstige farmaceuten en farmaceutisch onderzoekers moeten goed op de hoogte zijn van de voor- en nadelen van dierproeven en hun alternatieven.

organen als lever, darm, long en nier (figuur 1). Deze kunnen afhankelijk van het weefsel enkele uren tot enkele dagen in leven worden gehouden. Ze blijken heel geschikt om metabolisme, transport, toxiciteit, maar ook werking van geneesmiddelen te testen.

Het onderzoek binnen de werkgroep Metabolisme

Onderzoek van het bovengenoemde NCA heeft aangetoond dat de belangstelling voor menselijk materiaal groter is dan het aanbod. Het zijn met name onderzoekers in een universitaire setting met een universitair ziekenhuis die de beschikking kunnen hebben over menselijk materiaal. Dit is voornamelijk restmateriaal dat na een chirurgische ingreep vrijkomt en dat anders zou worden vernietigd. In enkele gevallen waarbij transplantatiegericht onderzoek wordt uitgevoerd, kan men de beschikking krijgen over niettransplanteerbare donororganen. Het komt in Nederland regelmatig voor dat menselijk materiaal voor onderzoek vrijkomt dat niet gebruikt wordt omdat de gevolgde consentprocedures hierin niet hebben voorzien, er geen coรถrdinatie op nationaal niveau bestaat en men te weinig bekend is met preservatietechnieken of met de ethische en wettelijke regelgeving. De oprichting van een nationale not-for-profit humane weefselbank zou de problemen voor een groot deel kunnen ondervangen. Dergelijke weefselbanken zijn al enige jaren met succes actief in Engeland en functioneren daar met instemming van en onder toezicht van de overheid en de medisch-ethische commissies. Ook in andere landen van de Europese gemeenschap zijn weefselbanken voor wetenschappelijk onderzoek opgestart. Daarnaast is onlangs een Europees Netwerk van weefsel banken (European Network of Research Tissue Banks) opgericht met als doel het coรถrdineren en stimuleren van het verkrijgen en gebruiken van humaan weefsel voor wetenschappelijk onderzoek. De oprichting van een humane weefselbank in Nederland zal in wetenschappelijk opzicht en als bijdrage aan de 3V's een vooruitgang zijn.

en Toxicologie van de basiseenheid Farmacokinetiek en Drug Delivery is gericht op het ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven met behulp van menselijk weefsel. Dit is gebaseerd op al genoemde verschillen tussen mensen en dieren bij het verwerken van lichaamsvreemde stoffen. Lichaamsvreemde stoffen en dus ook veel geneesmiddelen worden in ons lichaam, met name in de lever en de darm, gemetaboliseerd tot stoffen die goed kunnen worden uitgescheiden. Daar deze metabolieten soms toxisch kunnen zijn, is het van belang te weten welke metabolieten er worden gevormd bij de mens, om vervolgens te kunnen onderzoeken of die metabolieten toxisch zijn. Voor dit onderzoek wordt subsidie gegeven door het bovengenoemde Programma van ZON/MW, Dierproeven Begrensd, door een vergelijkbaar fonds (Center for Alternatives to Animal Testing) van de John Hopkins University in Baltimore (USA), door STW en door de Farmceutische Industrie. Het doel is om in vitro testen te ontwikkelen met behulp van humaan en dierlijk weefsel waarmee metabolisme, toxiciteit en transport kunnen worden voorspeld. Hiermee worden twee vliegen in een klap geslagen: er worden dierproeven bespaard en er kan een betere voorspelling gedaan worden over de kinetiek en veiligheid van nieuwe geneesmiddelen alvorens ze worden toegediend aan de mens. Daarnaast ontwikkelen we in vitro methoden om nieuwe geneesmiddelen te testen op pathologisch humaan en dierlijk weefsel. We maken hierbij gebruik van een eenvoudige doch zeer doeltreffende methode om zeer reproduceerbaar dunne (ca 5-10 cellagen) plakjes (slices) te snijden van


editieIV.qxd

27-4-2005

15:00

q

Pagina 33

w

qw wqwq w q w q qq qwPROEF qw w qwqwqGESTART q w q w Foliolum Ed.IV April 2005

qwPROEF GESLAAGD! w qw q qwqwqw

31 Labyrinth- experiment 31

q

w


27-4-2005

15:00

Pagina 34

Dierproeven binnen de farmaceutische industrie:

hoe zit het bij Organon? Drs. Gerrit-Jan Wennink, proefdierdeskundige N.V. Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 620.000 dierproeven verricht. Ruim 40% van het totaal wordt verricht voor de ontwikkeling, productie, controle of ijking van sera, vaccins en geneesmiddelen ten behoeve van mens en dier (“Zo doende”, 2003). Ook bij Organon, een business unit van Akzo Nobel, worden dierproeven voor bovenstaande doeleinden uitgevoerd. Organon is het grootste innovatieve farmaceutisch bedrijf in Nederland met research centra in Nederland, Schotland en de Verenigde Staten. Organon ontwikkelt en produceert receptplichtige geneesmiddelen op het gebied van de gynaecologie, psychiatrie en anesthesie en heeft wereldwijd ruim 11.000 medewerkers in dienst. In dit artikel wordt nader ingegaan op het hoe en waarom van dieproeven bij Organon en de inspanningen die het bedrijf levert op het gebied van de 3 V’s.

yty

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

tytytytytytytytyty y tty y t t t y y t Dierproeven bij Organon

32 32

Drs. Gerrit-Jan Wennink

Helaas zijn voor de ontwikkeling en productie van geneesmiddelen dierproeven noodzakelijk. Binnen zowel onderzoeksinstituten als het bedrijfsleven bestaat een intrinsieke drang om zo weinig mogelijk dierproeven te doen. Naast ethische aspecten spelen hierbij ook economische motieven een rol. Dierexperimenten zijn duur; niet alleen dient fors geïnvesteerd te worden in faciliteiten voor het houden van proefdieren, maar ook de verzorging is een aanzienlijke kostenpost. Het is echter wettelijk voorgeschreven de veiligheid en effectiviteit in proefdieren te testen alvorens het middel aan de mens mag worden toegediend. Het zou echter te gemakkelijk zijn je als bedrijf hierachter te verschuilen. Organon is van mening dat het moreel niet aanvaardbaar is middelen aan mensen toe te dienen zonder kennis te hebben van de veiligheid van het betreffende geneesmiddel. Natuurlijk kan veel onderzoek worden uitgevoerd met behulp van in vitro en in silico technieken. Echter het ingewikkelde biologische systeem vereist tot op heden het testen van nieuwe geneesmiddelen in het intacte organisme. Dat in vitro en in silico onderzoek heeft bijgedragen aan een aanzienlijke reductie van het aantal proefdieren moge blijken uit de volgende cijfers. Werden in de jaren zeventig nog ongeveer 295.000 dierproeven uitgevoerd bij Organon in Nederland, in 2004 was dit aantal geslonken tot minder dan 60.000. Hierbij moet tevens in ogenschouw worden genomen dat

t y t yt

de researchactviteiten significant zijn toegenomen. Vierenvijftig procent van het bij Organon in Nederland uitgevoerde aantal dierproeven is wettelijk voorgeschreven. Het betreft hier onderzoek ten behoeve van de vrijgifte van (hormonale) producten en toxicologisch onderzoek. Het overig dierexperimentele onderzoek omvat de validatie van biologische targets en de optimalisatie van nieuwe chemische leads. Werd voor dit laatste in het verleden veel proefdieren gebruikt, tegenwoordig worden nieuwe stoffen eerst in vitro getest op o.a. affiniteit en selectiviteit voor de betrokken receptor.

Het is voor een bedrijf als Organon belangrijk rekening te houden met de zorg van de maatschappij voor het gebruik en welzijn van proefdieren. Een groot deel van de bevolking staat uiterst kritisch tegenover het gebruik van proefdieren, hoewel het merendeel dierexperimenteel onderzoek ten behoeve van nieuwe medicijnen aanvaardbaar vindt. Opvallend is wel dat de acceptatie afneemt naarmate het ongerief voor de betrokken dieren toeneemt. Dit geeft aan dat onderzoek naar verfijning van dierproeven minstens zo belangrijk is als het zoeken naar mogelijkheden voor vervanging! Als farmaceutisch bedrijf volstaat het niet meer met alleen het naleven van de Wet op de Dierproeven (WOD). Organon voert dan ook beleid, dat gericht is op openheid. Openheid moet gezien worden als het verschaffen van inzicht in de wijze waarop


editieIV.qxd

27-4-2005

15:00

Pagina 35

Overigens past dit beleid in de strategie van Akzo Nobel (waarvan naast Organon ook de business units Chemicals en Coatings deel uitmaken. Beide laatstgenoemden voeren ook dierproeven uit in het kader van de toelating van chemicaliën) met betrekking tot sociaal verantwoord ondernemen. Sociaal verantwoord ondernemen betekent winst maken, rekeninghoudend met het milieu en de mens. Voor dierproeven geldt hierbij, dat deze als een noodzakelijk kwaad worden beschouwd. Men dient echter wel verantwoording af te leggen aan het publiek en daadwerkelijke inspanning te leveren om dierproeven te vervangen, te verminderen of te verfijnen (de 3V’s). Dit komt dan ook als zodanig terug in de strategie van Akzo Nobel en dus ook van Organon.

De WOD geldt voor Organon als richtlijn in die zin dat hierin wordt aangegeven wat minimaal noodzakelijk is om naar wettelijke maatstaven verantwoord dierproeven uit te voeren. Het spreekt voor zich dat elk bedrijf of instituut zich hieraan dient te houden. De interne standaarden die het bedrijf hanteert gaan echter vaak verder dan die de wet voorschrijft. Zo staat o.a. in de “Regeling Huisvesting en Verzorging Proefdieren” vermeld dat “in het dierverblijf bedding en verrijkingsmateriaal, passend bij de diersoort, aanwezig moet zijn”. Om duidelijkheid naar zowel onderzoeker (art. 9) als biotechnicus/dierverzorger (art. 12) te verschaffen, is een procedure in voorbereiding, die per diersoort aangeeft welk type verrijkingsmateriaal kan/moet worden gebruikt. Hiervan afwijken is alleen mogelijk, indien de onderzoeker kan onderbouwen, waarom een bepaald type kooiverrijking niet verenigbaar is met zijn/haar experiment. De proefdierdeskundige fungeert niet alleen als toezichthouder, maar geeft daarnaast gevraagd en ongevraagd advies aan de onderzoeker en vergunninghouder over de opzet resp. het beleid ten aanzien van dierproeven. Gezien de omvang van het bedrijf en de aard van en het aantal dierproeven dat wordt verricht is gekozen voor de aanstelling van 2 proefdierdeskundigen. Zo is verzekerd dat er te allen tijde een proefdierdeskundige aanwezig is.

Foliolum Ed.IV April 2005

dierproeven tot stand komen en worden uitgevoerd, zonder dat bedrijfsgevoelige informatie ongewild aan de buitenwereld bekend wordt gemaakt. Zo is een brochure gemaakt, waarin wordt uitgelegd waarom en hoe dierproeven bij Organon worden uitgevoerd. Deze brochure is vooral bedoeld voor middelbare scholieren en bezoekers om ze een andere kijk te geven op dierexperimenteel onderzoek. Verder kunnen geïnteresseerden, indien het onderzoek dit toelaat, daadwerkelijk een kijkje achter de schermen nemen door een bezoek aan de proefdierfaciliteiten.

Sociaal levende dieren worden zoveel mogelijk in groepen gehuisvest. Alleen in die gevallen, waarin de experimentele opzet dit vereist, mogen de dieren individueel worden gehouden. Dit dient dan wel door de onderzoeker onderbouwd te worden.

33 Drs. Gerrit-Jan Wennink 33


Pagina 36

Hoewel Organon al lange tijd actief aan alternatieven heeft gewerkt, is dit niet altijd op een structurele manier gebeurd. Daarom is er een werkgroep in het leven geroepen, met de opdracht een strategie te formuleren voor de uitvoering van dierexperimenten en de wijze waarop het onderzoek naar alternatieven dient plaats te vinden, het stimuleren van dit onderzoek en het maken van voorstellen voor het management ten aanzien van het toewijzen van budgetten. Bij dit laatste wordt vooral gelet op de impact van de alternatieve methode op vervanging, vermindering en/of verfijning en de kans op implementatie. De werkgroep kent een internationaal karakter en telt medewerkers afkomstig uit binnen- en buitenland, die op een of andere manier met dierexperimenten te maken hebben. De samenstelling moet garanderen dat het onderzoek beter wordt gestroomlijnd en wereldwijde implementatie (voor zover aan de orde) mogelijk maken.

qw q

34 34

Drs. Gerrit-Jan Wennink

heeft de morele plicht actief te zoeken naar methoden ter vervanging, vermindering of verfijning van dierproeven. In het verleden is, niet alleen bij Organon, veel aandacht besteed aan de vervanging van dierproeven. Het is echter lang niet altijd mogelijk om dierproeven te vervangen en daarom verdienen de andere 2 V’s net zoveel aandacht. In het bijzonder vervanging van dierproeven is een langdurig proces. Aangetoond dient te worden dat de alternatieve testmethode dezelfde resultaten oplevert als het in vivo experiment. Bij experimenten ten behoeve van bijvoorbeeld de registratie van geneesmiddelen betekent dit vaak een langdurig validatietraject.

w

Puregon®) wordt, zoals de naam al aangeeft geproduceerd met behulp van recombinant-DNA technologie. De bepaling van de biologische activiteit van rec-FSH geschiedt door middel van de augmentatietest in ratten, conform de Europese Farmacopee). Hierbij worden niet-geslachtsrijpe vrouwelijke ratten behandeld met de te onderzoeken batches en is de toename van het ovariumgewicht een maat voor de biologische activiteit van het rec-FSH. Met de vrijgifte van rec-FSH zijn relatief grote aantallen proefdieren gemoeid. Vervanging van dit diermodel door een in vitro model zal dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het proefdiergebruik.

Onderzoek met behulp van isoelectric focussing en chromatofocussing heeft geleerd, dat er aanzienlijke ladingsverschillen bestaan tussen de diverse isohormonen van rec-FSH. Deze verschillen in lading kunnen voornamelijk worden toegeschreven aan het siaalzuurgehalte (N-acetylneuraminezuur) van de koolhydraatfractie. Zure isohormonen (pI ca. 3,5) met een hoog siaalzuurgehalte zijn in de in vivo assay biologisch actiever dan de basische isohormonen (pI ca. 5,5). Waarschijnlijk heeft dit te maken met de grotere stabiliteit van zure isohormonen in de circulatie.

Het is mogelijk het hormoonprofiel van rec-FSH kwantitatief te bepalen door de isohormonen met behulp van een electrisch veld te scheiden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de IEF (isoelectric focussing). Het principe van de IEF is dat proteinen in een electrisch veld en in aanwezigheid van een pH-gradient migreren naar de plaats waar de pH-waarde gelijk is aan de pI-waarde van het betreffende eiwit. De gemiddelde pI-waarde is dan een maat voor de in vivo biologische activiteit. Inmiddels wacht de toepassing van de IEF bij de vrijgifte van de grondstof rec-FSH op goedkeuring door de autoriteiten. Daarnaast wordt thans gewerkt aan een in vitro bio-assay voor de vrijgifte van het eindproduct, Puregon®.

qwqwqwqwqwqwq qw

qwq

Elk instituut of bedrijf dat met proefdieren werkt

1 - Alternatief voor de vrijgifte van recombinant-FSH (Puregon®) Recombinant-FSH (rec-FSH; merknaam

q

Alternatieven voor dierproeven

Het brede publiek verwacht echter niet alleen een inspanningsverplichting, maar ook resultaten. Daarom wordt als voorbeeld onderstaand een tweetal alternatieven beschreven, die tot op heden, mede bij Organon, zijn ontwikkeld.

q

Niet alleen de onderzoekers vormen een belangrijke schakel in het dierexperimenteel onderzoek. De proefdierverzorgers en biotechnici komen dagelijks met de dieren in aanraking. De wijze waarop zij de verzorging en behandeling uitvoeren is van invloed op de uitkomst van experimenten. Het is dan ook noodzakelijk laatstgenoemden hierop te wijzen en ze de gelegenheid te bieden hun kennis en vaardigheid op peil te houden. Dit kan worden bereikt door een persoonlijk opleidingsplan op te stellen en in een database de ervaringen en expertises per medewerker bij te houden. Bij- en nascholing kunnen zowel intern als extern plaatsvinden.

q

15:00

qwq wq

27-4-2005

w

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

q w wq q wqw


editieIV.qxd

27-4-2005

15:00

Pagina 37

2 - In vivo imaging system (IVIS)

In vivo imaging is een technologie die op niet

supergevoelige camera de luciferase activiteit in vivo gevolgd en gekwanBinnen Organon werkt tificeerd. Het luciferasehet early ADME/tox platreporter systeem is een De uitvoering van dierproeven vergt een constante afweging form aan een strategie, veel gebruikt read-out van maatschappelijke en wetenschappelijke belangen tegen dat gebruik makend van systeem in vitro (bijvoor- het welzijn van het proedier. moderne technieken, het beeld met oestrogeenreontwikkelingsproces ceptor-luciferasereporter getransfecteerde CHO moet verbeteren. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van high- en medium throughput cellen voor de in vitro screening van oestrogene screenings methoden als in vitro mutageniteitstoffen). Maar er zijn ook transgene muizen bekend stesten (zoals de Amestest), ex vivo en in-vitro waarbij het luciferase gen achter een gen-specifieke teratogeniteitstesten (micromass, embryonic stem promotor is gekloneerd. Luciferase is een enzym cell test en whole embryo cell culture, toxicodat in staat is luciferine om te zetten in licht genomics, cytochroom P450 enzym inhibitie - en (luciferine ® + ATP + O2 ——-> oxyluciferine + lever enzym inductie systemen en dergelijke). ADP + licht). De hoeveelheid uitgezonden licht kan Conclusies mbv een CCD (digitale) camera worden gemeten Dierproeven zijn helaas nog onontbeerlijk bij de en is een maat voor de activiteit van de genpromoontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. tor. Bij in vivo imaging experimenten wordt bij Dierproeven vereisen een zorgvuldige afweging en luciferase-transgene muizen de promotor geacdienen met de grootste zorg te worden uitgevoerd. tiveerd. Vervolgens wordt het substraat luciferine Pas dan verkrijgt men resultaten die betrouwbaar subcutaan toegediend, waarna de muizen gemeten zijn en extrapolatie naar de mens mogelijk maken. worden en het lichtsignaal berekend wordt. Elk zich zelf respecterend berdrijf of instituut, dat

wqwq w q qwqw

w

met proefdieren werkt, dient actief onderzoek te doen (al of niet in samenwerkingsverbanden) naar alternatieve testmethoden. Men dient zich hierbij niet alleen te richten op vervanging van dierproeven, maar ook te streven naar vermindering en verfijning.

35 Drs. Gerrit-Jan Wennink 35

w

w niek wordt m.b.v. een

wq qwq

qwq wqw qwqwqwqwqwqwqwqwq

qwqwq w qBij deze imaging tech-

Foliolum Ed.IV April 2005

invasieve wijze inzicht kan geven in de in vivo activiteit van verbindingen. Het grote voordeel is dat er real-time gemeten kan worden en dat de effecten van verbindingen gedurende langere tijd in hetzelfde dier vervolgd kunnen worden. Daarnaast is ieder dier zijn eigen controle doordat de basale expressie van ieder dier gemeten wordt en dus de uitgangswaarde bekend is. Dit verhoogt de nauwkeurigheid van de metingen en kan het aantal kontrole dieren verminderen. Deze technologie maakt het mogelijk om diermodellen te verfijnen, vervangen en het aantal dieren per experiment te verminderen en om nieuwe diermodellen op te zetten waarbij er naar genexpressie gekeken wordt.

De grote uitdaging voor de farmaceutische industrie is om meer produkten in kortere tijd op de markt te brengen tegen zo laag mogelijke kosten. Op dit moment bereikt van elke voor de ontwikkeling geselecteerde stof slechts 5% de markt. Vijfenennegentig procent van de stoffen sneuvelt dus tijdens het development proces. Verder wordt geschat dat van de 20.000 stoffen geisoleerde of gesynthetiseerde stoffen slechts 1 de eindstreep haalt. De belangrijkste redenen voor het sneuvelen van producten zijn onvoldoende effectiviteit, onvoldoende biologische beschikbaarheid, ongewenste bijwerkingen en productieproblemen. Het zal dan ook geen verbazing wekken, dat gezocht wordt naar mogelijkheden om in een vroege fase van de ontwikkeling van een stof een betere voorspelling te doen van diens effectiviteit en toxiciteit. Bijkomend voordeel is dat bij een vroege en betere karakterisering van nieuwe potentiele geneesmiddelen het aantal dierproeven zal afnemen.


Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

27-4-2005

15:01

Pagina 38

Bezoek aan het BPRC -Rijswijk Stefan Vegter - Praeses Foliolum

Voor sommige onderzoeken kunnen geen knaagdieren gebruikt worden en bestaan geen alternatieven. Dan kan het noodzakelijk zijn om diersoorten te gebruiken die wat betreft fysiologie dichter bij de mens staan. In Nederland wordt er op kleine schaal onderzoek verricht met behulp van niet-menselijke primaten. Het Foliolum was erg benieuwd naar deze onderzoeken en naar de huisvesting en verzorging van de apen. Woensdag 23 februari vertrokken Manon, Nadine en Stefan dan ook naar Rijswijk voor een bezoek aan het Biomedical Primate Research Centre‌

er ere ere r rerer erererere BPRC Voor de deuren van het BPRC zit een slagboom en

Primaten Het BPRC huisvest meer dan 1100 resusapen

een hek, maar hermetisch gesloten is het zeker niet. Vrijwel elke week komen nieuwsgierigen een kijkje nemen in dit primatencentrum, van onderzoekers tot basisschoolklassen. Directeur Ronald Bontrop ontving ons in zijn kantoor, dat versierd was met dierenposters. Tijdens het interview kwamen wij alles te weten over dit centrum. Hierna zouden wij een rondleiding krijgen langs de faciliteiten.

(Macaca mulatta). Dit grote aantal is nodig, omdat het centrum zijn eigen fokprogramma heeft. Daardoor hoeft het geen apen uit het wild te halen. Dit heeft voordelen, omdat de eigen individuen al tot in de genetische details bekend zijn. Bovendien kunnen wilde apen ziekten met zich meebrengen. Ongeveer 800 resusapen worden alleen gehouden voor de 'fok en voorraad'. Naast deze zogenaamde Oude-Wereldapen zijn er ook Nieuwe-Wereldapen, voornamelijk penseelapen (Callithrix jacchus). Onderzoek met de derde primatengroep Mensapen is in 2002 afgebouwd. Het BPRC huisvest op dit moment nog 82 chimpansees (Pan troglodytes verus). Deze dieren wachten op uitzetting naar een dierentuin (Amersfoort) en uitplaatsing naar Spanje (Stichting Aap). Chimpansees die drager zijn van HIV of het Hepatitisvirus worden ondergebracht in speciale verblijven van stichting AAP in Almere.

36 36

Bezoek aan het BPRC

BPRC staat voor Biomedical Primate Research Centre. Het werd in 1960 opgericht als onderdeel van het TNO. In 1995 werd het centrum een onafhankelijke organisatie en kreeg het de naam BPRC. Op dit moment zijn er 1300 primaten gehuisvest, dat maakt het BPRC het grootste onderzoekscentrum voor niet-menselijke primaten in Europa. Onder de 110 medewerkers zijn onder meer onderzoekers, dierverzorgers (met speciale opleiding), dierenartsen en administratief medewerkers. Het BPRC is een organisatie zonder winstoogmerk en komt rond van overheidssubsidies en onderzoekskosten. Dhr. Ronald Bontrop is sinds 1987 werkzaam bij het primatencentrum en sinds 1998 directeur. Hij studeerde Scheikunde en verrichte onderzoek naar biologische genetica.

Dhr. Bontrop legt uit dat er goede redenen zijn waarom voor onderzoeken primaten gebruikt moeten worden. De genetische overeenkomst tussen apen en mensen is erg groot. Tussen het DNA van een mens en een chimpansee is deze overeenkomst maar liefst 98,6 %, bij andere primaatsoorten iets minder. Deze genetische verwantschap is van groot belang bij onderzoek naar de immuunrespons. Nietmenselijke primaten reageren op veel virale,


editieIV.qxd

27-4-2005

15:01

Pagina 39

Foliolum Ed.IV April 2005

Figuur 1: De genetische verwantschap tussen primaten

bacteriële en parasitaire infecties op dezelfde manier als de mens. Het humane immuunsysteem is veel te complex om over te brengen in een computermodel of knaagdier. Eén humaan gen valt wel in een muis te transplanteren, maar het kopiëren van de vele lagen waaruit het humane immuunsysteem bestaat is simpelweg onmogelijk, aldus Bontrop.

BPRC volgens Bontrop niet zomaar een 'medicijn X' op de apen, maar werkt het alleen mee aan doelgerichte onderzoeken. Ook onderzoeken waarbij de kans op ernstig ongerief voor de dieren volgens het BPRC te groot is, worden geweigerd.

Kriteria Het BPRC is, zo legt Bontrop uit, in de eerste

rimenten verricht. 500 hiervan zijn proeven met niet-menselijke primaten, ongeveer de helft hiervan vindt plaats in het BPRC. Per onderzoek of 'challenge' worden maximaal 10 tot 15 apen gebruikt, het liefst minder. Ter reductie van het aantal benodigde dieren worden de primaten vaak voor twee of drie proeven gebruikt. De apen worden uit sociale overwegingen vaak samen ingezet. Na afloop van een experiment worden de dieren weer teruggeplaatst in de sociale huisvesting. Dhr. Bontrop vertelt dat dit echter niet altijd mogelijk is. Sommige experimenten vereisen autopsie. Ook kan het nodig zijn om een dier te euthanaseren als groot ongerief optreedt. De dierverzorgers zijn altijd verdacht op spontane ziekten die kunnen optreden bij de primaten. Deze moeten namelijk goed onderscheiden worden van mogelijke bijwerkingen van een therapie. Ook kan op dieren met spontane kwalen onderzoek verricht worden naar een therapie voor de kwaal, bijvoorbeeld diabetes.

De DEC (Dieren Experimenten Commissie, zie artikel op blz. 22) handhaaft voor primaten veel strengere regels dan voor knaagdieren. Zo zijn reproductieonderzoeken en proeven op jonge dieren verboden. Ook moeten medicijnen vaak eerst op knaagdieren zijn getest en goedgekeurd, dit kan in beperkte mate ook in het BPRC gebeuren. Als de DEC goedkeuring heeft gegeven, kan ook het BPRC zelf het experiment nog afkeuren. Zo test het

37 Bezoek aan het BPRC 37

plaats een kenniscentrum. De enorme kennis die het centrum in de loop der tijd over het immuunsysteem heeft verworven helpt onderzoekers bij het ontwikkelen van nieuwe theorieën en medicijnen. Het primatencentrum levert voornamelijk fundamentele kennis. Daarnaast worden er in het centrum onderzoeken verricht naar nieuwe medicijnen. Voordat onderzoeken worden gestart, moeten deze eerst aan een aantal strenge kriteria voldoen.

Onderzoek Per jaar worden er in Nederland 700.000 dierexpe-


editieIV.qxd

27-4-2005

15:01

Pagina 40

Foliolum Ed.IV April 2005

Onderzoeksprogramma Veel onderzoekers van buiten het centrum verrichten korte of lange studies bij het BPRC. Daarnaast worden er onderzoeken verricht in opdracht van universiteiten of de industrie. Het onderzoeksprogramma bestaat uit meerdere afdelingen, deze worden hieronder met enkele voorbeelden toegelicht.

Virologie AIDS/HIV Onderzoek naar HIV, het virus dat AIDS veroor-

38 38

Bezoek aan het BPRC

zaakt, is van enorm maatschappelijk belang. De AIDS epidemie die op dit moment in Afrika en Zuid Oost AziĂŤ rondraast zal ook het nonchalante Westen eens op grote schaal treffen. Onderzoek met chimpansees besmet met HIV en resusapen besmet met de vergelijkbare variant CIV levert een grote bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe vaccins. Chimpansees krijgen geen AIDS van HIV. Volgens een theorie, die bedacht is door het BPRC en het wereldnieuws haalde, zijn de dieren lang geleden door een AIDS pandemie gegaan en heeft hun immuunsysteem zich succesvol aangepast. Directeur Bontrop vindt het jammer dat het onderzoek met chimpansees stopt. In de eerste plaats omdat het onderzoek in andere landen zal worden voortgezet, waar wellicht minder aandacht zal worden besteedt aan huisvesting en kriteria voor onderzoek. In de tweede plaats vanwege de bijna familiesterke band die de verzorgers met de dieren hebben opgebouwd.

Figuur 2: Rode bloedcellen (vanwege de steunkleur groen in de afbeelding) zijn besmet met malariaparasieten (de kernen van de parasieten zijn zwart in de afbeelding).

Hepatitis In het BPRC vindt veel onderzoek plaats naar de Hepatitis virussen. Het Hepatitis-B vaccin wat elke farmacie student tijdens zijn studie krijgt, is ontwikkeld met hulp van het primatencentrum.

Parasitologie Malaria Malaria staat in de top drie van meest dodelijke ziekten in ontwikkelingslanden. Helaas bestaan er slechts weinig medicijnen voor, die bovendien zware bijwerkingen hebben. Het gebrek aan onderzoek naar betere middelen komt onder meer doordat de Farmaceutische industrie weinig geld aan ontwikkelingslanden kan verdienen. Het BPRC echter werkt wel aan een vaccinkandidaat voor deze parasitaire ziekte.

Tuberculose Ook tuberculose staat in de top drie van meest dodelijke ziekten in ontwikkelingslanden (de derde is overigens het genoemde AIDS/HIV). Tuberculose vormt echter ook een reĂŤle bedreiging voor de Westerse wereld, zo blijkt uit het grootschalige TBC-onderzoek in Zeist begin dit jaar. Een recentelijk succes van het BPRC is de ontwikkeling van een model voor het testen van nieuwe medicijnen voor tuberculose. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een nieuw vaccin.

Figuur 3: Een dun plakje van een besmette long van een aap met tuberculose. Het monster wordt gekleurd en vervolgens onder de microscoop bekeken. Het resultaat ziet er hetzelfde uit als bij mensen die zijn besmet met tuberculose.


editieIV.qxd

27-4-2005

15:01

Pagina 41

Foliolum Ed.IV April 2005

Figuur 4: Hematologisch laboratorium, BPRC

Figuur 6:Laboratorium voor klinische chemie, BPRC

Immunobiologie Beenmergtransplantaties In het Oktobernummer van het Foliolum is te lezen

Comperative Genetics & Refinement, Alternatieven In de onderzoeksafdeling Comperative Genetics &

dat een beenmergtransplantatie bij leukemie van levensbelang kan zijn. Het BPRC heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van veilige procedures voor beenmergtransplantaties. De eerste beenmergtransplantatie is met samenwerking van het BPRC in Leiden uitgevoerd. De grote kennis van de stamcel en voortdurend onderzoek van het BPRC naar immunologische tolerantie is onmisbaar voor de ontwikkeling van 'zachtere' drugs bij deze operaties.

Refinement wordt de genetische opbouw van de mens en de aap vergeleken. Dit kan onder meer leiden tot reductie van het aantal dierproeven en ontwikkeling van alternatieven. Juist vanwege de grote kennis van het BPRC speelt het centrum namelijk ook een grote rol in het ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven. Sinds kort is Alternatieven dan ook een apart onderdeel van het onderzoeksprogramma van het BPRC geworden.

Multiple Sclerose De progressieve en uiteindelijk dodelijke spierziekte Multiple Sclerose (MS) wordt veroorzaakt door de verwoesting van de myeline schede om neuronen. Net als bij tuberculose heeft het BPRC geholpen bij de ontwikkeling van een model voor het testen van nieuwe medicijnen.

vesting. In deze gecontroleerde omgeving kunnen goed gedragsonderzoeken worden verricht. Daarnaast helpen de ethologen dieren die in het verleden zijn vereenzaamd weer te socialiseren in groepen. Ook worden dierentuinen met de kennis van de ethologen geholpen.

39 Bezoek aan het BPRC 39

Figuur 5: MRI (Magnetic Resonance Imaging) van beschadigingen van de witte stof van de hersenen bij ouistiti's met een MS-achtige ziekte.

Dierwetenschappen De apen in het BPRC leven veelal in sociale huis-


27-4-2005

15:01

Pagina 42

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

Rondleiding Na het interview gingen wij met Dhr. Bontrop naar buiten. Al snel zagen we de buitenkooien met resusapen, 'de weide'. De eerste hokken die we zagen, waren groter dan de gemiddelde studentenkamer, maar zagen er echter ook zo uit: enigszins verouderd. De kooien waren ingericht met speelgoed: ballen, autobanden en door de brandweer gedoneerde brandslangen. De resusapen zelf maakten hier dankbaar gebruik van. De beesten renden rond en speelden met elkaar zoals je in dierentuinen ook ziet. De gemeente brengt in snoeitijd veel takken naar het centrum, er lagen dan ook grote takkenbossen klaar om aan de dieren te geven.

40 40

Bezoek aan het BPRC

Resusapen leven in een sociale structuur, met een dominante vrouwtje als leiding. Deze structuur kan in het primatencentrum behouden worden, omdat de dieren vaak in grote groepen leven. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk dieren in grote sociale structuren kunnen leven, heeft Dhr. Bontrop veel aangedrongen op extra subsidie. Mede door maatschappelijke kritiek op de verouderde verblijven heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap daarom geld beschikbaar gesteld voor de bouw van nieuwe verblijven. Hiermee werd in 2003 begonnen en op het moment van ons bezoek waren twee van de vier nieuwe verblijven voor resusapen voltooid. Een verblijf voor de NieuweWereld apen was in aanbouw.

De voltooide vertrekken waren een stuk mooier en moderner dan de oude verblijven. We zagen zwembaden en een glijbaan en de dieren kunnen zelf naar binnen of buiten lopen. Op de grens van de binnen- en buitenverblijven waren balustrades aangebracht vanwaar etymologen het gedrag van de dieren kunnen bestuderen.

Binnenverblijven In de binnenverblijven viel ĂŠĂŠn ding meteen op. Overal werden we aangestaard door resusapen. Overal in het gebouw waren namelijk ramen aangebracht, van de hal waar we binnenkwamen en de keuken tot aan een kantoorruimte. Deze ramen geven de dieren zoveel mogelijk afleiding. Wat blijkbaar ook voor goede afleiding zorgt, is muziek. Volgens Bontrop houden de apen vooral van soul en klassieke muziek. De chimpansees, waar we later zouden kijken, schijnen graag televisie te kijken. Sesamstraat en boksprogramma's waren daar erg populair.

Alle hokken waren voorzien van een speciaal sluissysteem. De apen worden getraind om hierdoor te lopen. Op deze manier kunnen de dieren stressvrij gevangen worden. Om het juiste dier te kunnen vinden, zijn alle apen voorzien van een tatoeage op de borst. Wij bezochten het centrum tijdens het paarseizoen. In deze periode verliezen vrouwtjes-


editieIV.qxd

27-4-2005

15:01

Pagina 43

Foliolum Ed.IV April 2005

apen vacht rond de onderbuik. Dit zag er volgens ons niet zo charmant uit, maar de mannetjes apen schijnen er helemaal gek op te zijn. Door één van de ramen waren wij namelijk ook getuige van een ander fenomeen wat optreedt tijdens het paarseizoen.

Tuberculose Wij konden op geen enkel moment dicht bij de dieren komen. Alleen de dierverzorgers mogen in de kooien komen. De dieren kennen de verzorgers en lopen daardoor geen stress van hun bezoek op. Ook bestaat het gevaar dat mensen de tuberculose parasiet met zich meebrengen. Dit is een erg gevaarlijke ziekte voor primaten, het zou de hele kolonie kunnen ombrengen. Het personeel wordt dan ook regelmatig met mantoux-testen gecontroleerd op tuberculose.

vakanties de dieren vaak op in het buitenland, omdat ze een hechte band met de dieren hebben opgebouwd. Andersom zijn de dieren ook erg gehecht aan de dierverzorgers.

In één van de binnenverblijven zaten drie

Chimpansees Er zijn nog 82 chimpansees in het BPRC aanwe-

In de buitenverblijven hebben de dieren meer ruim-

zig. Sommige dieren zitten in zowel binnen- als buitenverblijven, anderen alleen in binnenhokken. Bontrop vond, net als wij, dat deze binnenverblijven te klein zijn om de dieren lange tijd te mogen huisvesten. Dit is ook de reden dat hij aandrong op subsidie. Hij vertelde dat de dieren in veel mooiere buitenlandse dierentuinen worden geherhuisvest. Volgens Bontrop zoeken dierverzorgers tijdens hun

te. Eén chimpansee nodigde ons met zijn gekrijs uit om dichterbij te komen. Vanwege de eerdere gele waarschuwing gingen wij hier maar niet op in. We waren erg blij dat de dieren niet met poep gooiden, want gezien de grote bakken eten die we zagen staan was hier geen gebrek aan. Volgens Bontrop waren de hoeveelheden meloenen, wortels en asperges die erdoor gingen enorm.

41 Bezoek aan het BPRC 41

mannetjeschimpansees. Zodra ze ons zagen begonnen ze te showen, door te slaan op de muren en hard te schreeuwen. Bontrop vertelde dat de reactie van de chimpansees afhangt van de aard van het bezoek. Zo zouden ze redelijk stil blijven als er verpleegsters op bezoek komen maar helemaal uit hun dak gaan als er een politieteam langs zou komen. Tijdens zijn verhaal maakte een van de chimpansees opeens een verdachte beweging en spatte een gele klodder uiteen op het raam. Spugen scheen te horen bij het culturele erfgoed van de chimpansees, in andere dierentuinen gooien de dieren bijvoorbeeld met poep.


editieIV.qxd

27-4-2005

15:01

Pagina 44

e re


editieIV.qxd

27-4-2005

15:01

Pagina 45

er

onderzoek wordt verricht in deze laboratoria, vooral met afgenomen bloedmonsters. Ook hier waren dierverblijven. Deze zijn voor dieren die in een experiment zaten. Het zijn uiteraard binnenkooien, maar de meeste dieren zitten hier niet permanent. Hier was ook een kooi met twee HIV besmette chimpansees. Ondanks dat de CD4lymfosyten concentratie (onderdeel van het afweersysteem) af en toe daalt, blijven de dieren over het algemeen gezond.

De sectiekamer van het BPRC wordt gebruikt voor beenmerg- orgaan- of weefseltransplantaties, kijkoperaties en autopsies. In de ruimte, die wij vanuit een andere kamer door glas konden bekijken, stond een grote operatietafel. De sectiekamer had veel weg van een Operatie Kamer in een ziekenhuis. Vanwege de beperkte subsidie moet het centrum echter vaak met afgedankt materiaal werken. De ruimte zag er volgens ons erg schoon en netjes uit.

In het laboratoriumgebouw zijn ook ruimten voor de penseelapen. Ook deze dieren zijn sociaal gehuisvest, maar zitten binnen omdat ze een veel warmere omgeving nodig hebben. De penseelaapjes zaten voor hun geringe grootte in erg ruime kooien. Ze krijgen, naast fruit, levend voer in de vorm van sprinkhanen. We konden de ruimte niet betreden, maar door grote hoeveelheden feromonen (ook weer paarseizoen) schijnen de dieren erg zoet te ruiken.

Kritiek Er is nog altijd veel kritiek op dierproeven, in het

De strategie van het BPRC is om de discussie te blijven aangaan. Vroeger was er weinig geld beschikbaar voor voorlichting, nu is dat gelukkig beter. Bontrop vindt het belangrijk dat mensen zelf oordelen over dierproeven. Kritisch blijven is volgens Bontrop goed, zelf is hij ook kritisch. Dierproeven zijn volgens hem ook niet leuk, "Je moet het zorgvuldig doen, of het niet doen", aldus Dhr. Bontrop.

Het omgaan met de pers is volgens Bontrop soms moeilijk, omdat er veel suggestieve rapportage is en veel op emoties wordt ingespeeld. Dit gaat dan ten koste van objectief onderzoek. Bontrop heeft zelf veel artikelen geschreven voor kranten en tijdschriften. Dit heeft geholpen om het beeld van het publiek tegenover primatencentrum eerlijker te maken. Dit artikel wilde hij echter graag geschreven zien door de Foliolum redactie zelf, omdat hij niet wilde "preken voor eigen parochie".

Sommige dierentuindirecteuren die op bezoek zijn geweest, waren volgens Dhr. Bontrop jaloers op de nieuwe verblijven. Amerikaanse collega onderzoekers wisten niet wat ze zagen. Ook wij waren erg onder de indruk van het bezoek aan de verblijven en laboratoria. We hadden veel verhalen gelezen van kleine hokken en bebloede dieren. Dit bleek absoluut niet waar te zijn. Wij zijn er nu van overtuigd dat onderzoeken met niet-menselijke primaten noodzakelijk zijn. Bovendien vonden wij dat de huisvesting voor de primaten behoorlijk is, vooral in de nieuwe verblijven. Bontrop nodigde ons uit om over enkele maanden nog een keer te komen kijken, omdat dan de verbouwing voltooid zal zijn. Mocht u dan ook een kijkje willen nemen, dan is dat vast mogelijk. Zolang er met vragen en niet met bakstenen wordt gegooid, is namelijk iedereen welkom bij het BPRC.

43 Bezoek aan het BPRC 43

bijzonder op proeven met primaten. Er is volgens Bontrop een harde kern van zo'n 50 man met wie niet te praten valt en wiens activiteiten aan terrorisme grenzen. Deze mensen zijn nog nooit op bezoek geweest in het BPRC, maar hebber er wel ingebroken. Het centrum is drie maal bezet geweest, waarbij de boel kort en klein geslagen werd.

Er zijn veel meer mensen die vooral uit onwetendheid negatief denken over het BPRC. Zo stonden er, vertelde Bontrop, enige tijd terug Engelse activisten op het terrein om te protesteren tegen cosmeticaproeven op chimpansees. Dierproeven voor cosmetica zijn al lang verboden in Nederland. Overigens is dit nog niet verboden in Engeland zelf, ook al gebeurt het nooit op primaten.

er

r e Foliolum Ed.IV April 2005

Het laboratorium Het laatste gebouw was het laboratorium. Het

er

r

r

e

e

r

e

e

er

e r

erere re rererer erhet Alle gebruikte afbeeldingen zijn eigendom van er BPRC, www.bprc.nl r re e e e r r er erere e r rer r r e erere


editieIV.qxd

27-4-2005

15:02

Pagina 46

Foliolum Ed.IV April 2005

Enquete: farmacologie prakticum Tijdens het vak Farmacologie prakticum wordt veel gebruik gemaakt van dierproeven. Na het schrijven van een heel nummer over dit onderwerp is de redactiecommissie erg benieuwd hoe de 55 deelnemde studenten zelf over dit onderwerp denken. Daarom is een enquete onder de studenten uitgedeeld. In dit artikel wordt de uitkomst hiervan beschreven. Farmacologie prakticum

De bloeddrukproef Dit experiment is uitgevoerd met behulp van een computersimulatie. Met behulp van de computer konden verschillende stoffen in de virtuele rat worden ingespoten, waarna grafieken in beeld verschenen die de bloeddruk en de hartslag weergaven. Door verschillende data te combineren en wat rekenwerk te verrichten konden de resultaten hiervan verwerkt worden.

Farmacologie prakticum is een derde jaars vak, wat verplicht is voor een bachelor Farmacie. Voor degene die dit prakticum nog niet heeft gehad, volgt hieronder kort weergeven welke proeven er uitgevoerd worden en welke proefdieren hiervoor gebruikt worden.

De gedragsproef

De calciumproef

Hierbij wordt het gedrag van ratten bestudeerd na toediening van bepaalde stoffen. Hiervoor moeten de stoffen eerst in de buikholte van de rat worden gespoten door een assistent die hiervoor een bevoegdheid heeft. Ondanks dat de ratten er bijna niets van voelen, beginnen ze vaak te krijsen en te plassen van angst. Wanneer ze weer in de kooi worden gezet, zijn ze meteen weer rustig. Een van de combinaties van stoffen die ingespoten wordt is amfetamine met atropine. Door deze combinatie gaat de rat stereotyp gedrag vertonen, wat zich uit in op zijn pootjes achteruit lopen, convulsies, herhaalde nutteloze bewegingen en ander onrustig gedrag. Een andere combinatie is amfetamine met chloorpromazine waardoor de rat juist heel rustig wordt en in een onnatuurlijke houding gaat liggen met verkrampte pootjes. De zojuist genoemde combinaties veroorzaakte het meest extreme gedrag. Er waren ook ratten die rustig gingen slapen en geen hinder van het experiment ondervonden.

Voor dit experiment worden gekweekte cellen van de vas deferens (zaadleider) van de hamster gebruikt om de intracellulaire calciumconcentratie te meten. Verschillende stoffen kunnen worden toegevoegd en hun invloed op de calciumconcentratie kan worden bepaald.

De experimenten op de verschillende organen Een aantal experimenten zijn op organen uitgevoerd, namelijk de vas deferens (de zaadleider), het diafragma, de aorta, het ileum (de kronkeldarm), de trachea (luchtpijp) en de geĂŻsoleerde atria. De proeven op deze organen kwamen op hetzelfde neer. Van vier verschillende onbekende stoffen moest de indentiteit worden bepaald door slimme testen uit te voeren. Elke proefdag werden er een rat en een cavia gedood, waaruit de organen werden gehaald om alle groepen van te voorzien. Per dag zijn er dus twee proefdieren gedood om 55 personen experimenten te laten uitvoeren.

er

r erere ere

r

r

e

e

EnquĂŞte

44 44

er

erer

e

e erer

r

e

r re re

r

r e re

r

erer e


27-4-2005

15:02

Pagina 47

De studie Farmacie Om een goed beeld te krijgen hoe de studenten over het gebruik van dierproeven tijdens hun studie te krijgen, zijn eerst wat algemene vragen gesteld. Bijna driekwart van de studenten vindt het gebruik van dierproeven essentieel binnen de studie. Maar 23% van de studenten vindt wel dat het beter is met het gebruik van dierproeven te wachten totdat een hoofd- / bijvakonderzoek gedaan wordt. 29% van de studenten zou graag meer informatie willen over het gebruik van dierproeven. De redactiecommissie hoopt in deze vraag te voorzien. Farmacologie prakticum De grote meerderheid (85%) heeft veel geleerd doordat zij tijdens het prakticum met dierproeven hebben gewerkt. Op de vraag: “Ik vond sommige proeven minder noodzakelijk voor dit practicum.” waren de antwoorden heel erg verdeeld. Dit is weergegeven in figuur 1. geheel mee oneens

geheel mee eens

Ook was er gelegenheid om een toelichting te geven bij het antwoord. De studenten die geheel mee eens hadden geantwoord gaven over het algemeen als antwoord dat de gedragsproef overbodig was en beter vervangen had kunnen worden door een computersimulatie. In de catagorie mee eens werd dit geantwoord. Ook werd daar veelvuldig opgemerkt dat de experimenten op de verschillende organen vaak op hetzelfde neer kwamen en dat een deel hiervan vervangen zou kunnen worden door computer simulaties. Degene die antwoordde dat alle proeven wel noodzakelijk waren voor het prakticum, gaven als reden dat alle organen samen een compleet beeld geven over het functioneren en dat het mislukken van een experiment er ook bij hoort en leerzaam is.

Foliolum Ed.IV April 2005

Aan het eind van het prakticum hebben alle 55 deelnemers de enquête ingevuld, nogmaals hartelijk bedankt. De vragen waren ingedeeld in verschillend catagorien, de studie Farmacie, Farmacologie prakticum, Farmaceutisch onderzoek. Er moest gekozen worden uit vijf antwoordmogelijkheden; geheel mee eens, mee eens, neutraal, mee oneens, geheel mee oneens. Bij sommige vragen was ruimte voor een toelichting en ook was er ruimte voor algemene opmerkingen.

Ook is er specifiek gevraagd welke experimenten vervangen konden worden door computermodellen en of dit gedaan zou moeten worden. De antwoorden hierop waren erg extreem. Sommige studenten vonden dat alle proeven vervangen zouden moeten worden door computersimulaties en anderen alleen gedrag. Ook werd er voor gesteld om proeven die bruikbare resultaten opleverden uit te breiden en proeven die vaak mislukte te vervangen. Een andere opmerking die veel gemaakt werd, is dat een dierexperiment vervangen mocht worden wanneer er een betrouwbaar alternatief voor gevonden is. Tegenstanders van het vervangen van de dierproeven gaven als reden dat een computersimulatie vaak niet hetzelfde resultaat geeft als een experiment. Een student moet volgens hen ‘feeling’ en ervaring krijgen voor het uitvoeren van dergelijke experimenten en leren de resultaten te interpreteren. De overgrote meerderheid van de studenten is het er mee eens dat de proeven bloeddruk en gedrag gedeeltelijk zijn vervangen door dierproeven.

83% van alle studenten heeft voor dit prakticum

mee oneens mee

wel eens nagedacht over het gebruik van dierproeven. In figuur 2 op de volgende bladzijde staat hun mening hierover weergegeven.

t y ty

t yty

t

45 Enquête 45

y t

Figuur 1: de mening van de farmaciestudent over de stelling “Ik vond sommige proeven minder noodzakelijk voor dit prakticum.”

tyty

neutraal

t y

editieIV.qxd


editieIV.qxd

27-4-2005

15:02

overbodig

Pagina 48

Farmaceutisch onderzoek

totaal overbodig

Foliolum Ed.IV April 2005

neutraal erg nuttig

nuttig

Figuur 2: de mening van de farmaciestudent over de stelling: “Hoe dacht je over dierproeven voor het begin van dit prakticum.”

Dezelfde vraag is ook gesteld voor de situatie na het prakticum. 78% heeft na het prakticum hier weer over nagedacht en de mening hierover staat weergegeven in figuur 3. neutraal

totaal overbodig

Op de vraag “ Ik vind dat dierproeven noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van nieuwe farmaca.” was het antwoord heel eenduidig. Maar liefst 70% is het hier geheel mee eens, 25% is het hier mee eens en 5% is hierover neutraal. Kortom, de farmaciestudent vind dierproeven voor farmaceutisch onderzoek noodzakelijk. Ook vinden zij het heel belangrijk dat er veel onderzoek gedaan wordt naar de alternatieven voor de dierproeven. Ook was er nog ruimte voor eventuele extra opmerkingen. Door twee studenten die al ervaring hadden opgedaan met het gebruik van proevendieren door een stage of opleiding werd opgemerkt dat de proefdieren juist zijn behandeld en dat er met veel respect met hen is omgegaan. Ook werd er gevraagd of er ook in andere jaren is ge-enqueteerd Dit is helaas niet gedaan, maar zou zeer interessant zijn voor een vervolg.

Conclusie erg nuttig

nuttig

Figuur 3: de mening van de farmaciestudent over de stelling: “Hoe denk je over dierproeven nadat je dit prakticum gevolgd hebt”

Wanneer je de resultaten van voor het prakticum en na het prakticum met elkaar vergelijkt is te zien dat de mening van de student weinig veranderd is. Te zien is dat iets meer studenten door dit prakticum het gebruik van dierproeven in de farmacie als nuttig of erg nuttig ervaren. Toch zegt 13% van de studenten dat dit prakticum hun mening veranderd heeft over het gebruik van dierproeven.

Op de volgende pagina vindt u het standpunt wat

w

qw

qw

q

qw

46 46

Tot slot moet er nog opgemerkt worden dat er specifiek gevraagd is naar de mening van de student over dierproeven in de farmacie, tijdens het farmacologie prakticum en in het farmaceutisch onderzoek. Er worden geen dierproeven voor cosmetica en dergelijke bedoeld. betreft dierproeven en dierproeven in het onderwijs van de Farmacie Faculteit.

qw qwqwqwqw qw

Enquête

qwq

Over het algemeen is de mening van de farmaciestudent dat dierproeven noodzakelijk zijn voor farmaceutisch onderzoek, maar dat proeven die ernstig ongerief veroorzaken, zoals tijdens dit prakticum de gedragsproef, vervangen zouden moeten worden door computermodellen. Veel studenten zijn van mening dat dierproeven een essentieel onderdeel is van de studie en hebben over het proefdiergebruik nagedacht.

qwqwqwqwq


editieIV.qxd

27-4-2005

15:02

Pagina 49

Van de RUG

Foliolum Ed.IV April 2005

Standpunt Standpunt opleidingsinstituut m.b.t. dierproeven De opleidingen Farmacie en Farmaceutische Wetenschappen leiden op tot apotheker, resp. tot onderzoeker op het betrokken wetenschapsgebied. In beide gevallen betreft het geneesmiddeldeskundigen, die grondige kennis moeten hebben van hoe geneesmiddelen ontwikkeld worden, hoe ze werken en hoe ze door het lichaam worden verwerkt. Afgestudeerden vinden niet alleen een functie in de openbare Farmacie en/of ziekenhuisfarmacie, maar ook daarbuiten, waaronder in R&D functies binnen de farmaceutische industrie. In die laatste hoedanigheid zullen ze deel uitmaken van, of leiding geven aan teams waarbinnen dierexperimenteel werk wordt uitgevoerd, of wordt geĂŤvalueerd. Bij de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen is dierexperimenteel onderzoek om de werking (farmacologie) en de verwerking (famacokinetiek) evenals de toxiciteit vast te stellen wettelijk voorgeschreven. Een grondige kennis van de gewenste en ongewenste effecten van geneesmiddelen op het menselijk en dierlijk lichaam is dus noodzakelijk. Naast deze inhoudelijke argumenten vinden wij het ook van groot belang dat de student reeds in de bachelor fase enigermate kennis maakt met dierexperimentele onderzoekstechnieken. Alleen door een directe confrontatie kan de student een gefundeerde keuze maken voor zijn toekomstige onderzoeksproject(en) en de richting waarin hij/zij zich verder wil ontwikkelen. Ook de ethische aspecten kunnen naar onze mening alleen met voldoende impact worden behandeld in een leeromgeving die het referentiekader duidelijk schetst en waarbij de student dus daadwerkelijk met de materie in aanraking komt.

Dit alles laat onverlet dat wij de mening van individuele studenten respecteren en kan aan studenten die gegronde bezwaren hebben tegen het uitvoeren van dierproeven een alternatief worden aangeboden. Hans van Doorne Lid bestuur opleidingsinstituut Levenswetenschappen Portefeuillehouder Farmacie

47 EnquĂŞte 47


Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

27-4-2005

15:02

Pagina 50

Schepers Beleidsnota Kandidaatsbestuur '05 / '06. Terentius sprak ooit eens de wijze woorden 'Quot homines tot sententiae' wat vrij vertaald betekent 'zoveel mensen, zoveel meningen'. Ook al zei hij dit vele eeuwen terug, zijn uitspraak is er niet minder waar op geworden. Het komende jaar zullen wij als bestuur der G.F.S.V. 'Pharmaciae Sacrum' dan ook de belangrijke taak krijgen een gulden middenweg te zoeken tussen de verschillende meningen die de Groningse studenten farmacie en farmaceutische wetenschappen erop na houden. Een taak die al 123 besturen voor ons gekend en uitgevoerd hebben. De grote opkomst op de vele mooie activiteiten die Pharmaciae Sacrum kent, moge getuige zijn van het succes waarmee deze taak tot nu toe volbracht is. Pharmaciae Sacrum is niet de enige farmaceutische studentenvereniging in Nederland. Aesculapius uit Leiden

48 48

Beleidsnota kandidaatsbestuur ‘05-’06

en Unitas Pharmaceuticorum uit Utrecht staan garant voor een degelijke studentenvereniging voor de studenten biofarmaceutische wetenschappen en farmacie uit die steden. Net zoals Pharmaciae Sacrum hebben deze verenigingen een eigen cultuur, wat een gezonde onderlinge rivaliteit met zich mee brengt. Door goed overleg hopen wij deze leuke band in stand te houden en veel van deze verenigingen te leren. Naast het goede contact met deze verenigingen hopen wij komend jaar op een voortzetting van de goede verstandshouding met de Koninklijke Nederlandse Pharmaceutische Studenten Vereniging. Gezien de ontwikkelingen van het BaMastelsel binnen de Europese Unie willen wij onze leden bewust maken van de mogelijkheden die de K.N.P.S.V. op Europees niveau te bieden heeft.

Wij kennen als oudste farmaceutische studentenvereniging van Nederland vele tradities. Tradities die al lang geleden ontstaan zijn en welke tot de dag van vandaag nog met trots worden uitgedragen. Deze stabiele ruggengraat die Pharmaciae Sacrum al lange tijd zo fier overeind houdt, maakt dat onze mening overal waar wij actief zijn met gepast respect ontvangen wordt. Als bestuur zullen wij het komende jaar proberen deze tradities te continueren. Hiervoor willen wij het goede contact met de ereleden voortzetten. Zij beschikken namelijk over een uitgebreide kennis van de vereniging. Aan de andere kant willen wij ons vooral richten op de eerstejaars studenten. Immers moeten deze farmaceuten de tradities voor het Pharmaciae Sacrum van de toekomst waarborgen. Wetende dat over twee jaar het propedeusejaar structureel gaat veranderen zien wij het aan ons de taak om Pharmaciae Sacrum hierop voor te bereiden. Hiertoe willen wij graag de contacten met de opleiding farmacie onderhouden en waar nodig versterken. Farmacie en Pharmaciae Sacrum zullen hierbij één front moeten vormen om de instroom van enthousiaste eerstejaars studenten bij farmacie en farmaceutische wetenschappen te kunnen blijven garanderen. Ook is goed overleg met Groninger Biologen Club en Melior Vita hierbij van groot belang.

Naast het bestuur zijn ook de commissies belangrijk om het voortbestaan van Pharmaciae Sacrum, zoals wij haar kennen, te kunnen garanderen. Zij organiseren veel van de activiteiten die Pharmaciae Sacrum kent en waarbij de studenten farmacie en farmaceutische wetenschappen samenkomen. Vooral voor de eerstejaars wordt het beeld van Pharmaciae Sacrum grotendeels gevormd door het enthousiasme en toewijding van deze commissies. Wij als toekomstig bestuur hebben de bevoorrechte positie om toe te mogen zien op de kwaliteit en inzet van de commissies. Het komende jaar zal de 124e Dies Natalis plaatsvinden, wat betekent het jaar daaropvolgend een lustrumjaar zal zijn. De Dies commissie en Lustrum commissie gaan dit jaar beide aan het


editieIV.qxd

27-4-2005

15:02

Pagina 51

Aangezien wij als oudste farmaceutische vereniging zeker met onze tijd meegaan, erkennen wij de invloed van het internet in de huidige maatschappij dan ook zeer zeker. Het huidige bestuur heeft hierin al het voortouw genomen door de Internetcommissie te laten opbloeien. Dit jaar zien wij het als onze taak om vooral de eerstejaars vanaf dag één kennis te laten maken met de P.S.-site. Hiertoe willen wij komend jaar graag proberen om de boekenverkoop via www.psgroningen.nl te starten.

Foliolum Ed.IV April 2005

werk, om beide evenementen tot een succes te brengen zullen wij toezien op een goed overleg tussen deze twee commissies. Tevens willen wij ook dit jaar weer van het Foliolum en de almanak van Pharmaciae Sacrum een veelgelezen literatuur maken. Hiertoe willen wij in samenwerking met de Redactiecommissie en de Almanakcommissie proberen het drukken op een goedkopere manier te laten gebeuren, zodat er een groter gedeelte van het budget beschikbaar is voor de lay-out. Voor het STOF zien wij voor het komende jaar een belangrijke taak weggelegd. Door de komst van het digitale evaluatieforum zien wij kans om ad-hoc een positieve invloed op de kwaliteit van het onderwijs uit te oefenen. Niet alleen om de opleiding te overtuigen van het belang van Pharmaciae Sacrum, maar vooral om het niveau van onderwijs op een hoog peil te houden.

Dat de commissies binnen Pharmaciae Sacrum een belangrijke rol spelen moge na het lezen van het bovenstaande duidelijk zijn. Om de leden, die deze commissies maken tot wat ze vandaag de dag zijn, naast onze oprechte dank ook een tastbare beloning te kunnen geven, hebben de voorgaande besturen in samenwerking met de faculteit het 'Studie Actief Certificaat' tot leven gebracht. Wij hopen het komende jaar de leden bewust te maken van de waarde van het S.A.C. zodat alle leden die dit certificaat verdiend hebben hem ook daadwerkelijk aanvragen. Naast het bovenvermelde zullen wij proberen om ons als bestuur flexibel en toegankelijk naar de leden op te stellen. Vol vertrouwen in het komende jaar, tekenen wij, Het kandidaatsbestuur der G.F.S.V. "Pharmaciae Sacrum" 2005-2006, Praeses Ab-actis Quaestor Assessor I Assessor II

49 Beleidsnota kandidaatsbestuur ‘05-’06 49

Emiel Schepers Jenny Hartman Jan Baltink Marianne Kuijvenhoven Ebian Brill


editieIV.qxd

27-4-2005

15:03

Pagina 52


editieIV.qxd

27-4-2005

15:03

Pagina 53

Zo,zo…poeh,poeh… nou,nou… dus?... Het moment is daar gekomen…na een welverdiende vakantie, zijn we allen weer van de partij. We hebben er zin in. Op maandagochtend, klokslag 8.30, gaat het hier los. Er melden zich, over het algemeen allemaal, op tijd, frisse en actieve studenten. Zij hebben er ook zin in, dat stralen ze echt uit. Voor ACI wordt er in de collegezaal bij de practicumzalen een zeer uitgebreidde voorlichting (over afval, zuurkasten etc) gegeven. Wij zijn benieuwd of jullie het echt allemaal hebben kunnen onthouden, met al die spanningen. Ook bij Celbio geven ze op het zelfde moment de nodige informatie. En dan, en dan,

Foliolum Ed.IV April 2005

Glaswerk

Dan gaat het los hier. De eerste groep, zal hier 3 weken onder onze "vleugel", vertoeven. Iedereen is natuurlijk zoekende en de eerste stress-items komen aan het eind van de dag al in het zicht. Er is voor elke groep ook een moment van ontspanning na zo'n drukke dag, namelijk de corvee. Hier wordt gezamenlijk even "ge-dolt". Als de eerste week voorbij is, lijkt het of iedereen zijn/ haar draai heeft gevonden op zaal. Het loopt soepel en de meeste studenten lopen op schema. Helaas zijn er altijd afhakers, maar gelukkig komen die volgend jaar als nog terug, toch? Je mag het ook nog vaker doen, als je het echt leuk vindt. Als de laatste week begint, zie je toch dat mensen het benauwder krijgen, paraaf hier halen, daar een voorbespreking, ach nee…niet met die assistent…shit paraaf op nieuw doen…hehe, goed gedaan..een nabespreking, stof aanvragen, proef doen en ook nog verslag schrijven EN mijn meetwaarden niet vergeten door te geven. Dit is een kleine indruk van 1 dag van de eerste jaar student. Best vol! Maar als men het vol houdt, nou, dan ben je binnen. Het mooiste van ACI is de allerlaatste dag. Studenten die kritiek staan, maar het uiteindelijk op de aller laatste minuut, toch halen, dat is prachtig om mee te maken. Die tevredenheid en zuchten van verlichting. De enkeling die het niet halen, blijft altijd sneu, ook voor ons. “Wij hebben ook liever dat iedereen het in 1 keer haalt.” Onder tussen loopt beneden het vak Celbio. Men denkt dat het makkelijker is dan ACI, daar vergis je in. Het vak biologie is een breed vak, ook met analyses. En verder moet je toch enigszins goed kunnen tekenen en kijken. Je moet tekenen wat je ziet en ook erg nauwkeurig. Daar blijkt dus dan ook dat wij kunstzinnige types in ons midden hebben. Aankomende apothekers kunnen, als het nodig mocht zijn, ook iets aan kunst gaan doen. Sommigen hebben best aanleg. Volgens assistenten zijn er enkele studenten hardleers, nou zijzelf….ook. Dit na het knutselen met de microscoop tot ontdekking komt dat dit schokkende plaatjes kan opleveren, die ze letterlijk tot in hun tenen voelen. Er sloeg gewoon een vonk over….

Wij, van practicumbeheer, willen jullie bedanken voor de gezellige tijd bij ons over de vloer. Wij wensen jullie heel veel succes bij de komende vakken van dit jaar. En zien jullie vanzelf wel weer bij ons verschijnen. Groeten van het Practicumbeheer

51 Column: Glaswerk 51

Het einde van deze enerverende periode nadert. Maar niet zonder! De Borrel! De opbrengst van de streepjes wordt geteld en geïnt. Daar wordt op donderdag in de laatste week, een borrel voor alle eerste jaar met assistenten, georganiseerd. Dat kun je de volgende dag ook goed RUIKEN, dat het gezellig was en niet iedereen binnen een uurtje naar huis ging. Voor sommige personen zit er nog een klein actiepuntje in de dag verstopt. Die krijgen als ze goed hun best doen, meerdere vakgroepen en personeelsleden van Farmacie, te zien. Het is een gratis rondleiding binnen het mooie Farmacie. Dit is een traditie, die met zorg wordt onderhouden.


editieIV.qxd

27-4-2005

15:03

Pagina 54


editieIV.qxd

27-4-2005

15:03

Pagina 55

Na 5 jaar in Groningen te hebben doorgebracht vond ik dat het eens een keer tijd was om te kijken hoe het leven buiten Groningen zou zijn. Ik heb daarom besloten om mijn bijvak niet op de faculteit te gaan doen maar in het buitenland. Omdat ik nog niet helemaal zeker ben of ik wel apotheker wil worden leek dit mij de uitgesproken gelegenheid om eens bij de industrie te gaan vragen of het mogelijk was om 7 maanden onderzoek voor hen te gaan doen. Vandaar dat ik een open sollicitatiebrief heb geschreven aan Eli Lilly waarin ik heb verteld wie ik was, wat ik voor een studie doe, en dat ik graag voor hun een onderzoeksproject wilde gaan doen in elk land behalve in Nederland.

Foliolum Ed.IV April 2005

Esther Reus in België

Na een aantal omzwervingen is mij een project aangeboden bij het Lilly Development Centre in Mont-SaintGuibert, een klein stadje net buiten Brussel. Dit leek me wel wat, en ben hier op 10 januari begonnen met mijn bijvak. Lilly is een groot farmaceutisch bedrijf waar onderzoek hoog in het vaandel. Het hoofdkantoor is gevestigd in Indianapolis. Een van de bekendste medicijnen die ze op de markt hebben gebracht in 'Prozac'. Het Lilly Development Centre in België houdt zich bezig met fase 1, 2 en 3 studies. Er werken hier ongeveer 500 mensen die allemaal hun best doen om zo snel mogelijk nieuwe geneesmiddelen op de markt te brengen. Mijn project bestaat uit het ontwikkelen van een nieuwe snelle analytische methode om een antwoord te krijgen welke onzuiverheden er tijdens de synthese van nieuwe geneesmiddelen ontstaan. Het is belangrijk om een snelle methode te hebben, omdat er op farmaceutische bedrijven grote druk staat om de nieuwe geneesmiddelen op de markt te brengen.

Het leven in de industrie is luxer dan het leven op de universteit, maar er staat wel meer druk op je schouders. Er moeten resultaten gehaald worden, en het liefst zo snel mogelijk. Dit betekent dat ik achteraf in mijn verslag mijn resultaten kan delen, maar wanneer ik iets gevonden heb waar de mensen hier iets aan hebben, dat ook meteen moet delen. Ik moet dus zorgen dat ik zeker ben van mijn zaak, en ik moet snelle beslissingen kunnen nemen. Daar staat wel tegenover dat er vrij veel voor je wordt gedaan. De visie hier is, houdt je bezig met waar je goed in bent, net zoals alle anderen: statistieken worden voor je uitgerekend, computerprogramma's worden geïnstalleerd, glaswerk wordt voor je afgewassen enz. Je werkt hier dus niet in je eentje maar in een teamverband.

Omdat het bedrijf van oorsprong Amerikaans is, dacht ik van te voren dat de algemene spreektaal hier engels zou zijn. Maar dat viel tegen. Iedereen spreekt hier frans, waardoor ik met mijn 3 jaar frans op de middelbare school vooral in het begin grote moeite had om mensen te verstaan en om mezelf verstaanbaar te maken tijdens de pauzes. Gelukkig merk ik dat mijn frans redelijk snel vooruit gaat, en dat ik dus wanneer ik hier klaar ben niet alleen mijn bijvak heb afgerond, maar ook een aardig woordje frans kan praten. Op dit moment woon ik in Brussel, en heb het erg naar mijn zin. Het is echt een superleuke stad, met heel veel

Als laatste kan ik alleen maar zeggen dat het kiezen voor de industrie voor mij een heel goede keuze is geweest. Je ziet nu eindelijk eens echt wat er voor een werk vooraf gaat voordat een geneesmiddel op de plank in de apotheek ligt. Er wordt hier heel veel van me gevraagd, maar ik krijg er ook veel voor terug. Wanneer iemand eraan zit te denken om ook eens een tijdje ergens anders te gaan studeren, is de industrie een goede optie.

53 Student Buitenland 53

mooie gebouwen en leuke pleintjes waar je lekker kunt zitten. Zeker nu de zomer eraan zit te komen. Je hebt hier echt het gevoel dat je heel ver weg in het buitenland zit, terwijl ik eigenlijk nu dichter bij mijn ouders woon, dan toen ik in Groningen woonde. De Belgen zijn erg gastvrij. Niet alleen op mijn werk heb ik heel veel aardige mensen om mij heen waar ik af en toe heel hard mee en om moet lachen, maar ook buiten mijn werk heb ik al een heel aantal Belgen ontmoet die het heel interessant vinden om te weten hoe Nederlanders nu echt zijn.


editieIV.qxd

27-4-2005

15:03

Pagina 56

Foliolum Ed.IV April 2005

Student en Sport

Wedstrijdroeien bij Aegir Foto 1: training, ik zit helemaal voorin

Nynke Troelstra

Voor ik begin met dit verhaal zal ik me even voorstellen. Ik ben Nynke Troelstra, eerstejaars farmacie studente en ik ben wedstrijdroeister bij roeivereniging Aegir. Na mijn practica celbiologie en analytische chemie is mij gevraagd een artikel te schrijven voor Foliolum over het wedstrijdroeien en hoe ik dat combineer met farmacie. Ik ben inmiddels met beide enige tijd bezig en het bevalt me erg goed. In het begin van het jaar toen ik net Aegir lid was geworden vertelden ouderejaars me over de mooie dingen van wedstrijdroeien; de hechte ploegband die je met z'n negenen (8 roeisters en stuur) opbouwt in je trainingsjaar, de goede trainingen, de spanning voor de wedstrijden, het winnen… En dan waren er andere mensen die het fuifroeien (regioroeien) aanprezen; ervaren drinkers, meestal iets minder ervaren roeiers; mensen die voor de gezelligheid en mooie borrels zorgen op Aegir. Wat een keuze; erg intensief gaan wedstrijdroeien wat 7 keer per week trainen in zou gaan houden, niet meer drinken (en voor de rokers niet meer roken), voor elf uur binnen, frequent weg voor wedstrijdweekenden en ook in de overgebleven weekenden bijna geen tijd om bijvoorbeeld naar huis te gaan…

54 54

Student en Sport

Of gaan regioroeien; "rustig wennen" aan het studentenleven, gezellig borrelen, af en toe een beetje peddelen, eventueel een wedstrijd starten; easy going in ieder geval. Lastig… Gelukkig had ik nog een paar weken om te kiezen. Ik kwam in een ploegje met 7 dames die allemaal net als ik jeugdgeroeid hadden. We konden dus allemaal al redelijk roeien en trainden een paar keer in de week tot de eerste wedstrijd waar alle eerstejaars tegen elkaar roeien. Tot die tijd was het een en al feest; mooi weer; geweldige borrels, veel mensen leren kennen en ook bij farmacie was het prima te doen; celbiologie had direct al een indrukwekkend dik boek (in het Engels!!) en met af en toe een beetje studeren ging dat ook z'n gangetje. Na die wedstrijd moesten we aangeven of we ofwel kozen voor regioroeien ofwel wilden proeven aan het wedstrijdroeien. Nu moet je weten dat Aegir behoorlijk wat tradities kent; overbracht door moeder vereniging Vindicat; het is bijvoorbeeld zo dat roeiers steeds meer aanzien genieten als ze meer wedstrijden winnen en krijgen daarmee steeds meer bijzondere rechten. Zo mag een roeier namelijk pas in een mouwloos shirt roeien als hij of zij 3 tellende blikken heeft getrokken (dat wil zeggen 3 keer goud op een 2 km) en pas\met 8 blikken mag er een zonnebril gedragen worden in de boot. Op de een of andere manier maakte dit een dermate grote indruk om mij dat ik vanaf dat moment vast besloten was die acht blikken te gaan halen om maar zo snel mogelijk weer met mouwloos shirt en zonnebril te mogen roeien (wat ik altijd gewend was vanuit mijn jeugdroei tijd); ik ging wedstrijdroeien!…dacht ik… Het bleek namelijk nog aardig lastig te zijn om überhaupt in die acht te komen aangezien er met mij nog zo'n 40 dames hetzelfde idee hadden. Er was een redelijk strenge selectie waarin steeds meer mensen uitvielen. Gelukkig ben ik wel ingeselecteerd en na de intrainingspartij begon het serieuze werk. Veel valt over het winterseizoen niet te zeggen; trainen, trainen, trainen en studeren. Er waren ups en downs, mooie en taaie momenten; in sneeuwbuien roeien, op spiegelglad water trainen bij een graadje of 4, blessures, een geweldig gala (waarbij gedronken mocht worden !), de ochtend na het gala weer met een suf hoofd achter mijn buret zitten bij analytisch practicum, en dan de eerste wedstrijd die afgelast wordt omdat het vriest, met invallers moeten trainen, nog meer blessures en de tweede wedstrijd die we niet starten vanwege 6 blessures en een zieke….


editieIV.qxd

27-4-2005

15:04

Pagina 57

Foliolum Ed.IV April 2005

Erg blij werden we hier allemaal niet van, maar we moesten vertrouwen houden want het wedstrijdseizoen was begonnen en uiteindelijk hebben we daarvoor al die maanden getraind. Langzamerhand zijn alle blessures overgegaan; ik heb zelf nog steeds fysiotherapie vanwege mijn rugblessure, maar ook dat is niet meer pijnlijk en ik kan weer normaal mee trainen. We hebben nu twee wedstrijden gestart; de Head of the River Amstel in Amsterdam (5,5 km) en de Varsity in Houten (2 km lang: dit is de belangrijkste studenten roeiwedstrijd van Nederland) waar we helaas niet heel goed gepresteerd hebben. Voor de motivatie en de ervaring was het wel heel erg goed en we gaan heel erg vooruit in techniek en snelheid. De klok is om; we kunnen 's avonds trainen en ik heb mijn eerste trainingen in korte broek ook alweer gehad. Kortom; het gaat weer lekker en we werken toe naar de volgende wedstrijd op de roeibaan in Amsterdam (de Bosbaan)op 23 en 24 april. Wat ik kan zeggen over sporten op hoog niveau en studeren; het is heel persoonlijk. Iedereen gaat er anders mee om, stelt andere prioriteiten en heeft andere ambities. Voor mij is het een hele goede ervaring: je leert ontzettend veel van een jaar wedstrijdroeien; met een ploeg omgaan en met coaches; zaken die geregeld moeten worden, die fout gaan. Het is lang niet altijd makkelijk en ik heb zeker mijn momenten gehad waar ik erg getwijfeld heb. Voor mij is het niet het geval dat roeien voor mijn studie gaat, en ik denk dat in die zin wedstrijdroeien en studeren (farmacie in het bijzonder) prima te combineren is. Je moet je doelen duidelijk stellen. Er zijn genoeg wedstrijdroeiers die in hun jaar bijna geen punten halen, maar ik heb mij voorgenomen om mijn propedeuse dit jaar te halen en ja, dan moet je wel studeren na de trainingen. Wat ik zelf echter wel merk is dat het roeien een enorme stabiliteit geeft aan mijn leven; ik eet gezond, ik lig vroeg in bed, ik heb nooit een kater en het klinkt misschien raar maar ik voel me sterk. In feite de randvoorwaarden om goed te kunnen studeren en het gaat mij tot nu toe goed af. Afgezien van Inleiding Technische Farmacie heb ik alles nog gehaald, dus het is niet zo moeilijk als het lijkt. Het moet je liggen en je moet ervoor willen gaan.

Er zullen mensen zijn die het uitgaan missen, het drinken, het roken. Dat heb ik niet. Mijn leven zoals het nu is is heel rustig, maar ook ik mis vrijheid. Vrijheid om in het weekend ergens heen te gaan met mijn vriend, mijn ouders te zien, me met andere interesses en hobby bezig te houden, vriendschappen te onderhouden. Behalve trainen en studeren kan ik weinig anders doen; er is geen tijd en mogelijkheid voor want het trainen moet iedere dag door gaan. Toch is dit voor mij niet een heel groot probleem. Enerzijds weet je dat het tijdelijk is; al die andere dingen komen wel weer. Na de laatste wedstrijd op 4 juli ga je uit training en dan is er weer tijd. Anderzijds heb ik met mijn ploeg en coaches ontzettend veel lol en de trainingen geven heel veel voldoening, roeien is een fantastische sport. En ja, het is soms zwaar, maar je kiest aan het begin van het jaar voor de druk van zo'n seizoen, en dan ga je er voor de volle 100 % voor. Samen met je ploeg.

55 Student en Sport 55

Foto 2: het roeiersterein op de Varsity; wij stappen net in


editieIV.qxd

27-4-2005

15:04

Pagina 58

Foliolum Ed.IV April 2005

Verslag Tanja ter Brake Anouk Rademaker

Buitenland Excursie 2005

56 56

Verslag Buitenlandse Excursie

Na een heerlijke maaltijd in de Gouden Zweep ging de Buitenland Excursie 2005 donderdagavond 24 maart van start. De twintig uurtjes in de bus vlogen voorbij, mede dankzij de goedgeregelde catering en de boeiende films die onderweg vertoond werden. Bij aankomst in Boedapest bleek het hotel supermooi te zijn, met een ruime binnenplaats en een groot balkon. Nadat de buikjes weer flink rondgegeten waren tijdens het diner in het hotel, was er tijd voor een rondvaart over de Donau. Met een drankje in de hand en een koptelefoon op het hoofd werd de schoonheid van de Donau en haar idyllische oevers ervaren. Opmerkelijk was dat de Donau ons zelf in dertig talen tegelijk via de koptelefoon toesprak. Na deze rondvaart en enkele pogingen tot het maken van een geslaagde groepsfoto later, was het tijd om het nachtleven van deze bruisende stad te verkennen. Een klein cafeetje vlakbij het hotel maakte de omzet van het jaar, omdat er vijftig man kwamen housen en balletje-balletje spelen. Al met al was het een geslaagde eerste dag en kroop menigeen doodop in zijn (betonnen) bedje.

Zaterdag ging de wekker al vroeg en was het tijd voor het bezoek aan het Parlement. Met het ontbijt nog maar net achter de kiezen, werd er koers gezet richting de metro. Wat menigeen bij zal blijven van de bezoeken aan de metro, was de immense lengte en snelheid van de roltrappen. Tot ergernis van velen, bleek deze snelheid te beïnvloeden door het drukken op de stop-knop. Eindelijk aangekomen bij het Parlementsgebouw, was het tijd voor een rondleiding door het met bladgoud bedekte gebouw. De mevrouw van de rondleiding wist erg veel cijfers over het gebouw te reproduceren, maar wat is bijgebleven is vooral dat er van alles (ramen, trappen, gangen) erg veel was. Erg indrukwekkend was de vergaderruimte, alwaar kogelsgaten in de muren te bezichtigen waren. Hierna volgde een lunch, die menigeen zich liet smaken, waarna het bezoek aan de Semmelweis Universiteit op het programma stond. Tijdens dit bezoek was er de mogelijkheid om het nieuwste NMR-apparaat te bezichtigen, waar de studenten erg trots op waren. Georgina Gál, student aan deze universiteit, vertelde veel over hoe farmacie geregeld is in Boedapest. Opmerkelijk was, dat wanneer dit strenge systeem ook toegepast zou worden op de studenten farmacie uit Groningen, nog slechts een enkeling de studie zou mogen blijven volgen. Na dit bezoek was er tijd om zelf de stad Boedapest nog verder te verkennen. ‘s Avonds was er een diner in een restaurant, waar het bier al flink vloeide. Hierna werd een bezoek gebracht


editieIV.qxd

27-4-2005

15:04

Pagina 59

De zondag begon heerlijk met een bezoek aan het Gellert-bad, waar iedereen genoeg tijd had om even te relaxen in de sauna’s en de verschillende thermale baden. Iedereen zag er erg charmant uit met een mooi blauw badmutsje op het hoofd. Toen alle handjes en voetjes gerimpeld waren en iedereen bijgekomen was van de drukke dagen ervoor, was het tijd voor lunch in badkledij. ‘s Middags stond het bezoek aan de Kasteelheuvel op het programma. Iedereen kreeg een plattegrond en een uitgetiepte rondleiding, waardoor iedereen in eigen tempo de Kasteelheuvel kon bezichtigen. De Kasteelheuvel kon met een kabelbaan bereikt worden, en bovenaan wachte een wonderschoon uitzicht over de Donau. Verder waren de Matthiaskerk en het Farmacie museum geliefde bezienswaardigheden. Uiteraard waren er ook gelegenheden tot het nuttigen van een enkel biertje. Via de Koningstrap en de Kettingbrug werd het restaurant bereikt, dat zich in een boot bevond. Menig evenwichtsorgaan werd hier op de proef gesteld, maar dit werd ruimschoots overschaduwd door een heerlijk diner. Het bezoek aan het Heldenplein werd uitgesteld naar de volgende avond. Zodoende was er een vrije avond die door iedereen verschillend werd ingevuld. Maandagochtend stond een bezoek aan het

Dinsdag stond in het teken van de bedrijvenbezoeken. Terwijl menigeen de slaap nog eens uit de oogjes wreef, vertrok de bus richting GlaxoSmithKline. Hier werd ons in een interessant praatje duidelijk hoe het zorgstelsel in Hongarije verschilde van dat in Nederland, waarin de invloed van het communisme duidelijk naar voren kwam. Erg opmerkelijk was het gebruik fooien te geven aan de dokter. Ook werd duidelijk, dat veel Hongaren verslaafd zijn aan alcohol en/of sigaretten, dat het percentage zelfmoorden erg hoog ligt en dat de gemiddelde levensverwachting erg laag is. Na het bezoek aan GlaxoSmithKline volgde de (wederom drie-gangen) lunch. Hierna was nog even tijd om de laatste HUFjes in het winkelcentrum te spenderen of lekker in het gras te liggen. Voor het gebouw van Abbott was dit laatste echter niet verstandig, omdat dit door een nogal zwaar bewapende man verboden werd. Tijdens het bezoek aan Abbott, werd ons in drie presentaties duidelijk gemaakt wat Abbott voor farmaceutisch bedrijf is. Er werd onder andere gesproken over de bedrijfsstructuur en de verschillende produkten van Abbott. Ook kwam hier het Hongaarse zorgstelsel weer ter sprake. Na afloop van de presentaties werden er heerlijke broodjes (met onder andere kaviaar) geserveerd. Teruggekomen in het hotel, kon iedereen zich omkleden op de binnenplaats, wat tot enige hilariteit leidde. Het laatste diner in Boedapest was in het restaurant Kaltenberg. Hier bedankte Sander zijn commissieleden en vice versa. Na dit heerlijke diner was het moment dan daar: De terugreis. Iedereen viel al snel in slaap en aangekomen in Groningen besloten enkelen nog even ‘af te zwepen’ in de Gouden Zweep. Dit was dan echt het einde van een fantastische Buitenland Excursie. "Gone with the BEC", superbedankt voor de mooie dagen, Köszönöm!

57 Verslag Buitenlandse Excursie 57

Koninklijk Paleis van Keizerin Elisabeth (Sisi) in Gödöllõ op het programma. Tijdens de rondleiding werd veel duidelijk over het leven van deze vrouw. Onder andere werd duidelijk, dat een paarsblauwe kleur tot haar lievelingskleur behoorde en dat in deze kleur nog steeds naar haar vernoemd ijs te koop is in Wenen. Ook werd verteld over de onmogelijke geliefde van haar zoon, die geen koninklijk bloed bezat. Samen pleegden zij zelfmoord, waarna Keizerin Elisabeth enkel nog zwarte kleren droeg. Hierna ging de reis verder van Gödöllõ naar Szentendre, waar een wijn-

proeverij in het Nationale Wijnmuseum gepland stond. Vijf heerlijke wijntjes later deed iedereen zich te goed aan een drie-gangen lunch. Hierna was de mogelijkheid tot het verder exploreren van het plaatsje Szentendre of te genieten van je favoriete wijn op het dakterras. Op de terugweg van Szentendre naar Boedapest is er een stop gehouden bij het Heldenplein, waar iedereen genoeg tijd had alle mooie beelden op dit indrukwekkende plein te bezichtigen. ‘s Avonds was er een vrije avond, waarop er in groepjes gedineerd werd in verschillende eetgelegenheden. ‘s Nachts belandde een grote groep van de deelnemers in de discotheek de “Bank”, waar tot in de vroege uurtjes gedanst kon worden op R&B en keiharde techno.

Foliolum Ed.IV April 2005

aan een grote studenten-schuur, waar het Appie II adje soldaat gemaakt is en het spelletje “Little ball, little ball” geleerd werd aan de Hongaarse studenten, die vervolgens onmiddellijk beter waren hierin. De zaterdag-nacht werd doorgebracht in de discotheek “Der Bahnhoff”, waar de muziek in ieder geval niet te zacht stond en menig farmaceut zich liet verleiden tot een dansje in de kooi.


editieIV.qxd

27-4-2005

15:04

Pagina 60

F


editieIV.qxd

27-4-2005

15:05

Pagina 61

Fotopagina Buitenland Excursie 2005 Foliolum Ed.IV April 2005

59 Verslag Buitenland Excursie 59


et

Pagina 62

de

on d je m

15:05

C

27-4-2005

R

Foliolum Ed.IV April 2005

editieIV.qxd

RW PT

In een wederom zeer drukke Luie Kikker werd dit vragenrondje gehouden met de RWPTC. Opvallend is dat er wanneer met 6 vrouwen en 2 mannen geborreld wordt, er toch de nodige (gratis) pitchers bier gedronken worden. Er zijn echter wel een aantal verschillen te noemen tussen de twee mannen in dit gezelschap. Daphne omschrijft dit als volgt: Daniël is lief en kan wel salsadansen in tegenstelling tot onze praeses. Dit leidt tot het verschil in de harems van de beide heren: Stefan heeft die van hem zelf uitgekozen, terwijl Daniël zich noodgedwongen in het gezelschap van de vrouwen bevindt. Hij houdt dan ook erg van het lijfboek van de RWPTC: “Waarom mannen en vrouwen met hun lichaam zeggen wat ze eigenlijk niet willen vertellen.” Ook de vraag over het ondergoed van de dames vindt Daniël erg interessant: hij zit op het puntje van zijn kruk en is erg benieuwd naar het antwoord van Daphne. Deze dame vindt het erg moeilijk om te kiezen tussen een string en een oma-onderboek, welke ze dus maar over elkaar draagt: “Maar dan wel eerst de oma-onderbroek!”

60 60

Rondje met de RWPTC

Bij een commissie als de RWPTC denk je natuurlijk direct aan een fiets. Hierover konden natuurlijk een aantal mooie vragen worden gesteld. Iedereen heeft natuurlijk zijn favoriete fiets. Aan Esther de eer om te bedenken wie welke fiets het meest waardeert. Volgens haar heeft Daphne een oma-fiets (mét bijpassende oma-onderbroek). Daniël heeft natuurlijk de racefiets want die mag niet op de snorfiets van Marlous, omdat hij dan te hard optrekt. Voor Esther blijft de driewieler over. Wanneer Marlous op een tandem mag fietsen, zou zij dit doen met haar beste vriendin Charlotte, omdat zij vaak valt. Op de moderne fietsen van de RWPTC zit natuurlijk een polyfone ringtonebel. Marlous heeft als favoriet ‘Not that kind’ van Anastacia, waar Daphne het hier niet mee eens is, omdat ze hier-

door haar METOX tentamen niet heeft gehaald (niet getreurd Daphne er zijn er meer, red.) Ook zijn de fietsen uitgerust met bidons vol heerlijke drankjes. De bidon van Daphne bevat biologische AH groentensap, waar ze niet van af kan blijven sinds het EIK-weekend. Esther’s bidon bevat nietrode whiskey-wodka-RedBull, wat volgens Anouk erg recalcitrant is. Daniël maakt voor Esther tijdens de borrel na de RWPT een cocktail die officieel de summer slammer ’69 heet, welke bestaat uit de helft passoa, een kwart safari en een kwart malibu met sinas of bitter lemon on top. Esther heeft als goede praeses nog nooit een boete op de fiets gekregen, want ze zit nooit op de fiets. Haar band is namelijk lek sinds oud en nieuw (gelukkig komt hier binnenkort verandering in, aangezien de heer Rexwinkel deze gaat maken). Daniël sloopt altijd fietsen en heeft ook de remmen van Esther doorgeknepen, waardoor zij altijd achterop moet. Daniël zou echter nooit een fiets van een junk kopen, omdat die instorten.

Natuurlijk moet er worden gevraagd wie dit jaar de RWPT gaat winnen. Unaniem wordt gezegd dat Loek de RWPT gaat winnen, als hij mee zou doen. Volgens deze bron heeft hij hard geoefend en is hij een echter sterfietser. Het bestuur gaat gesaboteerd worden, waardoor er maar 1 logische winnaar overblijft: de RWPTC ’03/’04! Na enig overleg wordt weer duidelijk wie daar ook al weer in zaten, met als overduidelijk antwoord van Daniël dat Dorieke zeker wint, omdat hij haar wel leuk vindt. Over de activiteit van dit jaar wordt natuurlijk erg geheimzinnig gedaan. Wel kan Daniël vertellen dat ze het lasergamen hebben afgezegd, omdat ze een mooiere activiteit bedacht hadden. Esther krijgt natuurlijk de enige vraag die ze niet wilde hebben.


editieIV.qxd

27-4-2005

15:05

Pagina 63

Daniël kan geen slechte grappen vertellen, maar weet wel de overeenkomst tussen pasen en een olijf: “We moeten voortaan olijven eten met pasen, omdat eieren niet goed zijn voor Esther, want dan dijt ze uit en moet ze meer fietsen!” Verder komt er nog een onsamenhangend verhaal over een verloving met Esther: “Op 27 februari zijn we verloofd via SMSjes als ‘ik hou van jou’ van Esther en ‘ik ook van jou, knuffel Daniël’ van mijzelf. Op 29 mei gaan we trouwen!” Marlous vind dat wij vage vragen hebben bedacht. Wij zijn verontwaardigd, want we willen toch echt weten als welk dier zij zichzelf zou omschrijven. De andere commissieleden doen een poging: ze vinden dat Daniël een leeuw, dromedaris, teddybeer, wasbeer of zelfs een lieveheersbeestje is. Ze vinden Marlous een muisje of een poesje. Zij vindt zichzelf een poes of een kat, waarop Daphne zegt dat ze dan niet in de tuin van de onderburen mag schijten en Daniël antwoordt dat hij poesjes wel lief vindt.

Foliolum Ed.IV April 2005

Nu is de grote vraag of ze prijsgeeft wat het naarste moment is waarop ze BETRAPT is of dat ze de zojuist bestelde pitcher adt? Wij kregen uiteindelijk toch een erg mooi verhaal te horen, wat helaas gecensureerd moest worden. De nieuwsgierigheid van Marlous was echter nog niet bevredigd. Zij moest een vraag stellen aan een ander commissielid en vroeg dus of Esther nog meer kon vertellen over haar weekend. “Lekker gedanst, gedronken, geslapen, gedouched, niet naar de WC geweest, naast Jamie gelegen, gekeken naar het romantische openzetten van de ramen door Jamie.” Daphne vertelt over de mooiste anekdote binnen de commissie. “Daniël, Esther en Daphne zaten in een lege 3 gezusters. Esther was heel hard aan het praten over een trio, waarbij Daniël hoopte dat iedereen het hoorde...” De rest is een gecensureerd verhaal. Esther ergert zich binnen de commissie het meest aan MaDaDa, nee dit zijn niet haar eerste kreetjes, maar de beginletters van de namen van haar commissie leden. De reden mogen we zelf bedenken, maar heeft iets te maken met het feit dat ze beginnen met eten voordat zij aankomt na 20 minuten!!!??? (deze vraag was overigens liever door Daphne beantwoord) Over het eten heeft Esther ook nog een mooi verhaal. Marlous had een keer een maaltijd van Knorr, waarbij je water over instant pasta moet schenken, gemaakt. Het was niet echt vies maar het stonk wel! Het commentaar van Marlous hierbij was, dat het wel tijdens Analytisch I was!

Ook moeten wij weer de hemel in worden geprezen. Marlous doet dit met de volgende woorden: vrolijk, gezellig, onbeschrijfelijk mooi, geweldig, fantastisch, boeiend, interessant, momenteel overwegend rood. Daphne geeft ons een 9,8. Dit had een 10 kunnen zijn wanneer Stefan haar naam goed had geschreven. Dus voor de laatste keer: Daphne heet geen Dafne!

61 Rondje met de RWPTC 61


editieIV.qxd

27-4-2005

15:05

Pagina 64


editieIV.qxd

27-4-2005

Pagina 65

Prijsvraag Februari g n nu si

mm

er

Het Februarinummer van het Foliolum, over Radiofarmaca, had een prijsvraag. Hier is de prijsuitreiking! Puzzel 1 De oplossing van deze doorstreeppuzzel leek makkelijk, maar toch kwamen we voor een verassing te staan. De meeste mensen hadden SACRUM als juiste antwoord gevonden. Maar het onverwachte ontdekte anagram MARCUS was natuurlijk ook goed!

Foliolum Ed.IV April 2005

os l Op

15:05

Puzzel 2 Puzzel 2 was een stuk moeilijker, maar ook hier waren heel wat goede inzendingen. Een stap-voor-stap oplossing kunnen we je opsturen als je dit soort puzzels echt niet snapt. Hier de oplossing: Straatnummer Apotheek Naam Hobby Medicijn 3 “De toonbank” Henk Mul Reizen Diclofenac 12 “Hereweg” Zaagmans Knutselen Paracetamol 35 “De Kwakzalver” Meneer W. Bier drinken Prozac 102 “Jazeker de apotheker” Spamster Fotografie Nuvaring 201 Dr. Spuugtenen Golfen Ritalin “Slikken!” Uit de juiste inzendingen zijn door de onafhankelijke Foliolum-notaris, Notaris Wilmots, 5 prijswinnaars gekozen. De winnaars zijn:

- Job van Boven - Wilma Heesen - Annelies Kassies - Mirthe Niehoff - Els Rennen Gefeliciteerd! Jullie hebben de originele fotogenieke knuffels gekregen die de voorkant van het Foliolum sieren!

63 Uitslag Prijsvraag 63


27-4-2005

15:05

Pagina 66

y

t

y

t

y

t

y

t

y

t

y

t

y

t

y

t

y

y

t

y

y

t

y t

t

Commissiepraat

t

t Ed.IV April 2005 Foliolum

y

editieIV.qxd

EJC

Hey PSers, How're you doin'? Vanuit het EJC front gaat alles goed!

Het eerste EJC-feest zit er alweer op. We kunnen met een gerust hart zeggen dat het thema Tiroler Bierfest goed aangeslagen was. Want het feestje was een groot succes. Hoewel niet iedereen zijn bretels uit de kast gehaald had, waren er veel originele outfits bij, zoals gebruinde skiërs en zelfs een koe. Het bestuur had zich prima aan de motie gehouden om als hun voorganger te komen. Ondanks de practica van de eerstejaars was de opkomst groter dan verwacht. Door het grote succes van het eerste feest ligt de lat hoog voor ons volgend feest. Maar we beloven een ding: het volgende feest wordt leuker, groter en BETER!!!!! We zijn erg enthousiast bezig met de voorbereidingen voor het volgende feest. Naast onze bloed, zweet en tranen zullen we al onze energie (gekregen door de wraps van Job, de cocktails van Yves en de goedgevulde boerenkool van Sophie) in het tweede feest stoppen. Sinds een tijdje weten we ook wat een gezellig avondje tap inhoudt; veel geouwehoer, veel alcohol en vooral veel getafel dans. Maargoed da's weer een ander verhaal. Bij deze nodigen we jullie uit op 21 april. Voor het komende feest gaan we een stukje terug in de tijd.......... Maar dat zien jullie dan wel! Farma Sutra

64 64

Commissiepraat

Sur sum scutra SSS, The Next Generation! Na een jaar dat de SSS voor het eerst weer een volledig actief jaar heeft georganiseerd, zijn de verwachtingen voor het jaar erop natuurlijk hoog. Wij als SSS’ 04-’05 denken dat wij ook zeker aan de verwachtingen gaan voldoen! Dit doen wij ondere andere door te gaan eten bij het Javaanse Eetcafe (super lekker Marc!) waar we naast Bertje Vischer zaten. Dit doen we door Judith de mailtjes van Charly te laten checken als hij met z'n brakke hoofd achter de PC zit. Dit doen we door Vincent en Dorieke (ondanks dat ze Organisch Practicum hadden, rezzzzpect!) van bovenaf zoveel mogelijk te laten controleren! Ons vergader/diner schema moet nog iets gestructureerder worden (een uur van te voren bellen waar we gaan eten werkt niet altijd even goed), maar afgezien van dat gaat het "Toppie Joppie"! De komende tijd wordt spannend, we moeten kijken of we geen kleine dingen vergeten zijn, maar dan komen ze, de symposia, de BBB en, als primeur, zelfs een voorlichtingsmiddag in samenwerking met de studieadviseurs! We hopen de ouderejaars op 19 april te mogen verwelkomen voor het ouderejaarssymposium, de eerstejaars op 31 mei voor hun eerstejaarssymposium. Maar over alle activiteiten wordt nog gemaild enzo! Goh, en nu is er toch nog een heel stukje van de SSS zonder dat Dorieke er doorheen is gehaald......

e

r

e

r

e

r

e

r

e

r

e

r

e


27-4-2005

15:06

Pagina 67

y

editieIV.qxd

Het internet wordt met de dag belangrijker, ook binnen de farmaceutische wereld. Het is dan ook zaak met de tijd mee te gaan en te blijven ontwikkelen! In 2003 kwamen onder andere Emiel Schepers en Bastiaan Fens in de internetcommissie. De doelstelling was destijds om een compleet vernieuwde Pharmaciae Sacrum-site te gaan maken. Het is geen kleine klus geweest. De lancering van de vernieuwde site vond plaats tijdens de ALV van oktober 2003. Onder begeleiding van muziek en enthousiaste blikken werd de vernieuwde PS-site gepresenteerd.

Foliolum Ed.IV April 2005

De internetcommissie

Momenteel vormt Emiel samen met Bart Poolman en mijzelf de harde kern van de internetcommissie. Tijdens het programmeren werden we geconfronteerd met wat hobbels die genomen moesten worden maar ook met allemaal nieuwe dingen die geleerd konden worden. Van de eerste komma tot de laatste punt hebben we het zelf in elkaar geschreven. Emiel was toch de voornaamste drijfveer achter het programmeerwerk. Hij heeft hier veel vrije uurtjes aan besteed. De PS-site ziet hij als zijn eigen creatie, of beter gezegd, zijn kindje. Stap voor stap is het van een simpele HTML-site geĂŤvolueerd tot een professionele site. Het werd mogelijk om foto's online te bestellen, adressen op te zoeken, te controleren of het bestuur daadwerkelijk bezig is - door middel van een webcam - en uiteraard de verhalen van het afgelopen weekend - of van doordeweekse braspartijen - met je medefarmaceuten uit te wisselen op het PS-forum.

Eens in de zoveel tijd gaan we om de tafel zitten om de ontvangen feedback te verwerken. Een perfecte site bestaat niet, maar we proberen de perfectie uiteraard wel zo dicht mogelijk te benaderen! In de toekomst willen we de PS-site voor nog uiteenlopender zaken bruikbaar maken. Bijvoorbeeld dat de komende eerstejaars hun boeken kunnen bestellen op de site. Dit kan echter niet zonder enthousiaste commissieleden, vandaar dat wij ook altijd op zoek zijn naar nieuwe leden die hun kennis willen delen of nieuwe kennis willen opdoen. Dus kruip achter je computer en log in op www.psgroningen.nl Dinsdag 19 april was het ouderejaarssymposium van de SSS. Het thema was Biotechnologie in de Farmacie

r

65 Commissiepraat 65

e

e

r


27-4-2005

15:06

Pagina 68

66 66

Commissiepraat

De KNPSV voorjaarsdag van 19 Maart Het voorjaar was nog nooit zo supermooi ingeluid!

t y

Commissiepraat

t

Foliolum Ed.IV April 2005

y

editieIV.qxd

t


27-4-2005

15:06

Pagina 69

y

editieIV.qxd

67 Commissiepraat 67

Bron strips: www.foksuk.nl

Foliolum Ed.IV April 2005

De borrel van 5 April. De borrel was weer erg gezellig, met een flinke portie schwung!


editieIV.qxd

27-4-2005

15:06

Pagina 70

Acht e Rece r p

Foliolum Ed.IV April 2005

: gina t n a a p r k t en

Onze praeses Stefan moest voor het eerst zelf zijn eten opscheppen

Op de maandagavond doet elk redactiecommissielid altijd erg zijn/haar best om lekker te koken. Op deze pagina’s kun je enkele geslaagde recepten vinden waardoor jij zelf ook kunt genieten van deze heerlijke gerechten!

68 68

Achterkrant: Recepten

Ingrediënten

Provençaalse rijst

Voor 4 personen 300 gr snelkookrijst 1 eetlepel olijfolie 1 aubergine in blokjes 1 eetlepel Provençaalse kruiden 1/2 bakje gemengde noten 200 gram brie in blokjes 250 gram cherrytomaatjes, gehalveerd 3 bosuitjes, in ringen

Bereiding Kook de rijst volgens gebruiksaanwijzing 10 minuten en laat het 5 minuten met deksel op de pan staan. Verhit ondertussen olie in een wok en bak de uitjes even. Voeg daarna de aubergine toe en roerbak 5 minuten. Voeg de kruiden en noten toe. Schep de gare rijst erdoor en schep het geheel goed om. Breng het op smaak met peper en zout. Voeg de brie en tomaat toe en verwarm nog 2-3 minuten tot de brie smelt.


editieIV.qxd

27-4-2005

15:06

Pagina 71

Italiaanse quiche

Voor 4 personen 5 plakken bladerdeeg 200 g ham in blokjes 400 g broccoli 1 rode paprika 1 ui 1 zakje pijnboompitten 200 ml melk 3 eieren 1 zakje geraspte kaas Italiaanse kruiden

Foliolum Ed.IV April 2005

IngrediĂŤnten

Bereiding Ontdooi de plakken bladerdeeg. Kook ondertussen de broccoli 5 tot 10 minuten. Rooster de pijnboompitten en bak de ui, ham en paprika in een koekenpan. Bedek een springvorm of ovenschotel met het bladerdeeg. Doe hier als eerste het ham/paprika/ui mengsel in. Hierna doe je de gekookte broccoli in de vorm. Maak de vulling door de melk, eieren en de helft van de geraspte kaas te mengen. Voeg hier de Italiaanse kruiden aan toe. Giet dit mengsel over de broccoli. Strooi hierna de rest van de geraspte kaas en de pijnboompitten over de quiche. Na 30 minuten in een oven van 220 graden Celsius kun je de quiche opdienen.

IngrediĂŤnten Voor 6 personen 3 eieren 200 gram suiker 300 gram mascarpone 1 klein glas amaretto 30 lange vingers 1 kop sterke koffie cacaopoeder

Bereiding Klop de eigelen met de suiker tot ze bijna wit zijn. Voeg de mascarpone en de amaretto toe en roer tot het een glad mengsel wordt. Klop hierna de eiwitten stijf en voeg ze voorzichtig toe aan het eigeelmengsel. Doop de lange vingers in de koffie en leg ze in de schaal. Verdeel het eimengsel erover heen en bestrooi het met cacaopoeder. Doe dit eventueel meerdere keren, zodat er meerdere lagen ontstaan. Laat de tiramisu in de koelkast rusten voor enkele uren. Bewaar het niet langer dan een paar dagen omdat er rauwe eieren inzitten!

69 Achterkrant: Recepten 69

Tiramisu


editieIV.qxd

27-4-2005

15:06

Pagina 72


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.