G. F. S. V. “PHARMACIAE SACRUM” UNIVERSITAIR CENTRUM VOOR FARMACIE
Foliolum JAARGANG XXIII EDITIE I OKTOBER 2009
Groeistoornissen
Dr. W.J.M. Gerver
Dr. W.M. Bakker-van Waarde
Prof. dr. J.C. Wilschut
De lichaamsverhoudingen bij verschillende groeistoornissen
De mogelijke behandeling van kleine en grote lengte
Interview over de Mexicaanse griep
G. F. S. V. Pharmaciae Sacrum in samenwerking met het Universitair Centrum voor Farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Foliolum Jaargang XXIII Editie I Oktober 2009
En verder...
09 Groeistoornissen en hun lichaamsverhoudingen Bij groeistoornissen is niet alleen de lengte van het lichaam afwijkend, maar ook de verhoudingen van de lichaamsdelen zijn veranderd.
16 RC on the Road De Redactiecommissie ‘Schrijfwijzen’ is op bezoek geweest bij het prachtige Apothekersmuseum Kisters.
13 Behandelingen bij groeistoornissen Dr. Bakker-van Waarde bespreekt de mogelijke behandelingen van verschillende groeistoornissen.
19 Interview over Mexicaanse griep Prof. dr. J.C. Wilschut vertelt alles over de pandemie die Nederland al dan niet te wachten staat.
Redactioneel Praesespraat
06 07
Geneesmiddel belicht
15
Promovendus Afgestudeerden Evaluatie cursussen Opleidings Commissie Mede mogelijk gemaakt door... Onderzoek belicht Student in het buitenland
23 24 26 27 28 29 30
Alumnus EIK introdagen Binnenlands Bedrijven Bezoek Mediq hockeytoernooi Eerstejaars Suikerunie excursie Voorstellen commissies Red de Cavia P.S.-Agenda Puzzelpagina Bas & Sil Wat een UITKOMST!
33 34 35 37 39 40 42 43 45 45 46
Redactiecommissie Naomi Teekamp Marieke Bagerman Frank Klont Niek Breg Frank Meijerink Sanne Geling Ab-actiaat Marieke Bagerman J. C. Kapteynlaan 27A 9714 CM Groningen 06-13096673 foliolum@rug.nl Drukkerij Weissenbach BV Sneek
Copyright 2009 Redactiecommissie “Schrijfwijzen” der G.F.S.V. Pharmaciae Sacrum. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van schrift, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteurs.
Oplage 1100 stuks
Schrijfwijzen Redactiecommissie 2009-2010
Geachte lezer, Vers van de pers, het eerste nummer van de Redactiecommissie ‘Schrijfwijzen’. Zes ambitieuze farmaciestudenten, die het aankomende collegejaar vijf prachtige nummers zullen gaan maken. Het begon allemaal zo’n vier maanden geleden, toen ik samen met drie derdejaars en twee tweedejaars ben begonnen aan nummer één, die nu voor u ligt. Het Foliolum ziet er weer vertrouwd uit, maar een nieuwe commissie brengt uiteraard een frisse blik boordevol nieuwe ideeën met zich mee. Zo is er een aantal aanvullingen in het redactionele gedeelte te vinden. In ‘RC on the road’ gaan we met de commissie op een farmaceutisch uitje; voor het eerste nummer zijn we naar Apothekersmuseum Kisters geweest. Daarnaast is de farmacie altijd wel in het nieuws. Daarom wordt er in de nieuwe rubriek ‘Actueel’ de huidige stand van zaken besproken omtrent wat in de volksmond de Mexicaanse griep heet. Prof. dr. Wilschut leende zich graag voor een interview over dit onderwerp. Na verschillende brainstormsessies over thema’s voor het komende jaar zijn we voor het eerste nummer op ‘Groeistoornissen’ uitgekomen. Een breed ziektebeeld, waar veel verschillende oorzaken van kunnen zijn. Naast een tekort aan groeihormoon kan er bijvoorbeeld ook sprake zijn van een genetische afwijking. Deze en andere groeistoornissen worden besproken in het artikel van dr. Gerver. Voor ons farmaceuten zijn natuurlijk niet alleen de ziektebeelden interessant en daarom zal dr. Bakker-van Waarde in haar stuk meer informatie geven over de mogelijke behandelingen van groeistoornissen.
06
Net als andere jaren heeft ook de faculteit weer een plekje in het Foliolum voor onder andere de evaluaties, afgestudeerden en promoties. Verder zal in dit gedeelte de Opleidings Commissie iets vertellen over de werkzaamheden die zij verrichten binnen farmacie. Het P.S.-gedeelte zit deze editie aardig vol. Er zijn vier commissies die zich voorstellen. Er zijn verslagen van de EIK introdag, de BBB, het Mediq hockeytoernooi en de eerstejaars Suikerunie excursie. Voor ‘Onderzoek belicht’ heeft Karin Spijkers ter ere van de eerste bachelorprojecten een artikel geschreven over haar project bij Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting. Er zijn altijd leden van P.S. actief in het buitenland en ondanks dat ze alweer terug in Nederland was, wilde Anne Lexmond graag haar avonturen met ons delen. Ook wilden we de traditie van het commissie-eten dit jaar voortzetten. Met een gloednieuw (en zelfgemaakt!) spel, ‘Red de Cavia’, hebben we een in meerdere opzichten geslaagde avond gehad met de Almanakcommissie. Tot slot zijn er de altijd uitdagende puzzels, maar vrees ze vooral niet. Als u wat inzicht heeft in de uitvergrote wereld komt u vast wel uit onze electronenmicroscoopraadsels. Ik wil u tot slot veel leesplezier wensen met ons eerste nummer.
Met vriendelijke groet, Namens de 23ste redactiecommissie ‘Schrijfwijzen’, Naomi Teekamp h.t. praeses
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Kruizinga Praeses der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum”
Geachte leden, Op 18 juli 2009 is Wouter Willems op tragische wijze overleden bij zijn ouders thuis in Tolbert. Met de leeftijd van 25 jaar is hij veel te jong overleden. Dit verschrikkelijke bericht bereikte het bestuur op 23 juli, dit was tevens de dag waarop Wouter werd begraven. Wouter begon zijn studie Farmacie in 2003. Namens het bestuur wil ik de familie, vrienden en kennissen van Wouter sterkte toewensen met het verwerken van dit verschrikkelijke verlies. Inmiddels zijn we ruim twee maanden verder en is de zomer voorbij en is de tijd van de regenachtige dagen aangebroken; de dagen worden weer korter en de vakantie ligt ver achter ons. Het collegejaar is alweer een dikke twee maanden in volle gang en de eerste vakken zijn alweer afgesloten. Voor de meeste studenten zal dit een kwestie zijn geweest van het oude ritme weer oppakken en ik kan alleen maar de hoop uitspreken dat ze hun draai weer hebben gevonden. Voor de eerstejaarsstudenten is een andere periode in hun leven aangebroken: het studeren. Gelukkig organiseert Pharmaciae Sacrum zowel voor de eerstejaars als voor de ouderejaars allerlei activiteiten voor de ontspanning en blijft het studeren draaglijk. Nog voor de opening van het collegejaar bruiste P.S. alweer van leven. Zo vond op 25 augustus de facultaire introductiedag plaats, de eerstejaars hebben hier kennis kunnen maken met de faculteit, maar vooral ook met P.S. Dit jaar hebben ongeveer 170 studenten zich ingeschreven. De volgende ochtend stond de volgende activiteit alweer op het programma: het Binnenlands Bedrijvenbezoek. In twee dagen werden drie bedrijven bezocht verspreid door het land. De week werd afgesloten met het Mediq-hockeytoernooi waar Farmaceutische Nederland elkaar voor het eerst na de vakantie weer zag. Helaas strandde het A-team van P.S. op de derde plaats door een sterke pouleronde. Het introductieweekend is dit jaar later dan gewoonlijk, maar met het uitkomen van dit eerste nummer zal dit weekend hebben plaatsgevonden. Naast de zichtbare activiteiten van de vereniging draaide intern de machinerie van P.S. op volle toeren door: bestuur en commissies zijn achter de schermen hard aan de slag geweest. Zo is de redactiecommissie hard aan de slag geweest met het maken van hun eerste editie. Elk jaar wordt het foliolum een beetje mooier en ik ben dan ook benieuwd hoe de redactie invulling geeft aan hun versie van het verenigingsblad. De redactie heeft gekozen voor een thema dat hier enigszins haaks op staat: groeistoornissen. Groeistoornissen zijn vaak complexe ziektebeelden en lastig te identificeren. Er zijn verschillende oorzaken van groeistoornissen, zo kan er sprake zijn van een voedingstekort, een genetische aandoening of bijvoorbeeld een hypofysetumor. Voor de meeste groeistoornissen is een medicamenteuze behandeling noodzakelijk. Hier is voor de apotheker een belangrijke rol weggelegd, bijvoorbeeld het leveren van een hormoonbehandeling (zoals groeihormoon). Naast directe behandeling kan de apotheker ook een rol spelen in de preventie van de ontwikkeling van een groeistoornis. Het is bijvoorbeeld bekend dat glucocorticosteroïden de groei van kinderen kunnen remmen. Samen met de voorschrijvende arts kan de apotheker deze bijwerking in de gaten houden en permanente groeiachterstand voorkomen. Afsluitend wens ik u veel leesplezier, ik heb er vertrouwen in dat de nieuwe redactie een mooie editie heeft gemaakt. Met vriendelijke groet, Namens het 128e bestuur der G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum” Tonnis Jan Kruizinga h.t. praeses
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
07
Tweeregelige titel en boven Groeistoornissen hun een artikel lichaamsverhoudingen Naam Dr. W.J.M. van Gerver de schrijver Beroep/functie Kinderarts-endocrinoloog in het MUMC
Wanneer men naar een zuigeling kijkt valt op dat deze een groot hoofd heeft in vergelijking met zijn lichaamslengte terwijl de extremiteiten relatief kort zijn. Vergelijken we deze lichaamsverhoudingen met die van een volwassene dan is duidelijk dat er nog een hele ontwikkeling doorgemaakt moet worden voordat de diverse lichaamsdelen op een specifieke wijze uitgegroeid zijn. Dit proces, waarin de mens zijn uiteindelijke vorm aanneemt, is genetisch nauwkeurig vastgelegd. Timing van groei speelt daarbij een grote rol. De schedelomtrek kent intra-uterien een zeer sterke toename hetgeen na de geboorte wordt voortgezet. Op het einde van het eerste levensjaar is het met de snelle groei van de schedel nagenoeg afgelopen. De schedelomtrek is nog slechts 8 cm verwijderd van die van een volwassene. De ledematen laten een heel ander groeipatroon zien. Na het eerste levensjaar behouden ze eenzelfde groeisnelheid tot aan de puberteit wanneer een sterke groeiversnelling van de ledematen plaatsvindt. De verhoudingen tussen de schedel en de rest van het lichaam, tussen de ledematen en de rest van het lichaam en tussen talloze andere lichaamsmaten wijzigen voordurend onderling. Daardoor heeft het lichaam steeds een andere vorm welke kenmerkend is voor een zekere leeftijd. Door die vormveranderingen zijn wij in staat de leeftijd van het kind te schatten omdat we die vormen, specifiek voor die bepaalde leeftijd, herkennen. Een grote zuigeling wordt niet verward met een kleine peuter. Hetgeen op het oog zo gemakkelijk te herkennen is, is echter bijzonder moeilijk vast te leggen in maat en getal. Al eeuwenlang hebben onderzoekers daartoe pogingen ondernomen met behulp van talloze metingen. Voor Nederland was het dominee Martinet die in 1778 de proporties van het groeiende kind beschreef, maar daarna duurt het nog meer dan twee eeuwen voordat deze in de Nederlandse populatie opnieuw beschreven worden in een Nijmeegse en een Oosterwoldse groeistudie. Over het algemeen worden de maten lengte, gewicht en schedelomtrek genomen om de groei van een kind te vervolgen. Men moet zich realiseren dat van deze drie maten het gewicht geen informatie over de groei van een kind geeft. Immers, groei betekent een toename in grootte en daarvan is het gewicht slechts een afgeleide. De verhouding tussen lengte en gewicht is nuttig om een indruk te verkrijgen over de voedingstoestand van een individu. Voor de beoordeling van groei dienen maten van lengte en omtrek gehanteerd te worden alsmede hun onderlinge verhoudingen. De relatie tussen zithoogte, schedelomtrek en lengte is daarbij het meest informatief. Er zijn bij de beoordeling
drie mogelijkheden: een kind heeft de lichaamsproporties welke passen bij zijn eigen leeftijd, een kind heeft de lichaamsproporties passend bij een veel jongere of oudere leeftijd of de lichaamsproporties kunnen aan geen enkele leeftijd gekoppeld worden. De differentiatie in deze drie mogelijkheden vormt de entree tot de diagnostiek van groeistoornissen.
DE VERSCHILLENDE MATEN ROMP EN LEDEMATEN De meest gebruikelijke lichaamsverhouding die wordt beschouwd, is de zithoogte in vergelijking tot de lengte. Doorgaans wordt die verhouding uitgedrukt in een ratio waarbij men de zithoogte door de lengte deelt. In de loop van de ontwikkeling van het kind verandert die ratio. Een afwijkende ratio zegt echter niet meer dan dat het kind een verhouding heeft tussen lengte en zithoogte welke afwijkt van zijn leeftijdgenoten. Wil men weten of een bepaalde lichaamsverhouding in principe v贸贸rkomt gedurende de gehele ontwikkeling van een kind, dan dient men lengte en zithoogte direct met elkaar te vergelijken. Pas nu is het mogelijk om te differenti毛ren tussen de drie bovengenoemde mogelijkheden. Men moet zich overigens afvragen of het wel verstandig is om als maten de zithoogte en de totale lengte te nemen. Immers, de zithoogte vormt een onderdeel van de totale lengte. Een wijziging in de ene maat voert Wilhelmus Johannes Maria Gerver (Zevenaar, 0907-1947) heeft geneeskunde gestudeerd aan de Rijksuniversiteit Groningen en werd kinderarts. Aan het Institute of Child Health van de Londense universiteit is dr. Gerver getraind in de antropometrie (het meten van menselijke lichaamsdelen). Groei en lichaamsverhoudingen zijn tot op de dag van vandaag een van de hoofdonderwerpen in zijn onderzoek. In 1987 volgde dr. Gerver een fellowship aan de Universiteit Utrecht op de afdeling endocrinologie. Een jaar later promoveerde hij in Groningen. Naast dit alles is dr. Gerver al jarenlang werkzaam aan de Universiteit Maastricht op de afdeling pediatrie en neemt hij zitting in veel verschillende commissies en werkgroepen. Foliolum Jaargang XXIII Ed I
xx 09
Groeistoornissen automatisch tot een wijziging in de andere. Om die reden verdient het de voorkeur de beenlengte in relatie tot de zithoogte te beschouwen. De beenlengte wordt verkregen door de zithoogte af te trekken van de totale lengte. Bekijkt men de grafiek waarop de beenlengte is afgezet tegen de zithoogte, dan valt op dat die verhouding zich in de loop van de ontwikkeling sterk wijzigt. Er is sprake van een S-vormige curve. Deze S-vorm wordt veroorzaakt door de verschillen in groeisnelheid van de twee lichaamsmaten in de loop van de tijd. In het eerste levensjaar is duidelijk dat de zithoogte sterker toeneemt dan de beenlengte. Wanneer het kind op de leeftijd van circa anderhalf jaar een zithoogte heeft bereikt van 50 centimeter, volgt een periode tot vlak voor de puberteit waarin de beenlengte sterker toeneemt dan de zithoogte. Aan het begin van de puberteit neemt de discrepantie tussen de groeisnelheid van de zithoogte en de beenlengte nog verder toe waardoor de specifieke verhoudingen ontstaan van de "slungelige" puber. De benen houden als eerste op met groeien terwijl de zithoogte nog doorgaat. Daarmee worden de rollen omgekeerd en zien we uiteindelijk weer een terugkeer naar de prepuberale verhoudingen. Wanneer we de totale lengte en zithoogte tegen elkaar afzetten, vinden we lang niet zo'n specifieke curve als bij deze twee maten het geval is.
10
SCHEDELOMTREK Er bestaat een nauwe relatie tussen de groei van de schedel en de ontwikkeling van de hersenen. Omdat er tevens een nauwe relatie is tussen de gemeten schedelomtrek en het berekende volume van de schedel, is het zinvol om deze schedelomtrek als maat van de schedelinhoud nauwkeurig in zijn groei te vervolgen. Regelmatige metingen van de schedelomtrek hebben zelfs een prognostische waarde omdat een achterblijven van de schedelgroei duidt op een mogelijk achterblijven van de mentale ontwikkeling.
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
De snelle groei van de schedel in het eerste levensjaar is een voortzetting van de intra-uteriene groei. De ontwikkeling van de hersenen verloopt zeer snel zowel tijdens de zwangerschap als in het eerste levensjaar. Bij een zwangerschapsduur van twee maanden bedraagt het gewicht van de hersenen liefst 20% van het totale lichaamsgewicht. Bij de geboorte is dat nog altijd 12% in vergelijking tot een volwassen hersengewicht van circa 3% van het totale lichaam. De schedelomtrek, als afspiegeling daarvan, neemt tussen de geboorte en de leeftijd van 18 jaar toe met gemiddeld 21 centimeter. In het eerste levensjaar wordt meer dan de helft van die toename bereikt met een groei van 13 centimeter terwijl in het laatste trimester van de zwangerschap eenzelfde toename van 13 cm te zien is. Na het tweede levensjaar is er nog maar nauwelijks sprake van een toename van de schedelomtrek. Langzaam groeit deze door waarbij in het begin van de puberteit nog een kleine spurt zichtbaar is.
LICHAAMSVERHOUDINGEN BIJ GROTE OF KLEINE LENGTE Een aantal varianten en stoornissen in groei gaat gepaard met dysproportie. Van de meest voorkomende beelden volgt een korte beschrijving. INTRAUTERIENE GROEIRETARDATIE Zuigelingen worden bij de geboorte in diverse groepen verdeeld. In de eerste plaats maakt men onderscheid tussen à terme geboren kinderen en te vroeg geborenen, zogenaamde prematuren. Daarnaast verdeelt men de kinderen die geboren worden met een gewicht dat past bij de zwangerschapsduur of die te licht zijn voor de leeftijd, zogenaamde dysmaturen. Het gewicht speelt derhalve een belangrijke rol maar het gewicht alléén geeft onvoldoende informatie. Voor alle leeftijden geldt immers dat er grote en kleine mensen zijn, van dezelfde leeftijd maar met een sterk verschillend gewicht. Om die reden drukt men gewicht uit in relatie tot de lengte. Bij zuigelingen hanteert men de ponderal index: gewicht gedeeld door de lengte tot de derde macht. Omdat het gewicht van de zuigeling met name in de laatste zwangerschapsweken wordt opgebouwd betekent dat een lage ponderal index duidt op een stoornis in de voedingstoestand van de zuigeling op het einde van de zwangerschap. Zijn de verhoudingen tussen gewicht en lengte wel normaal dan hoeft dat niet te betekenen dat er geen intrauteriene groeiretardatie heeft plaats gevonden. Wanneer intrauteriene groeiretardatie al vroeg in de zwangerschap plaats vindt zullen zowel lengte als gewicht achterblijven met een normale ponderal index als resultaat. Ter evaluatie van de intra-uteriene groei is de schedelomtrek eveneens van groot belang. Bij intra-uteriene groeiretardatie is er sprake van een sparend effect op de hersenen. Zolang mogelijk probeert de foetus de hersenen normaal te laten ontwikkelen. We vinden dan ook bij een langdurige intra-uteriene groeiretardatie een achterblijven van de schedelomtrek. Het is zinvol om de schedelomtrek met de totale lichaamslengte te vergelijken. Is er sprake van een late remming van de intra-uteriene groei dan zullen lichaamslengte en schedelomtrek met elkaar in verhouding zijn en alleen het gewicht afwijkend.
Groeistoornissen
Vergelijking van lichaamsverhoudingen op verschillende leeftijden
11 HET GENETISCH LANGE KIND Genetisch lange kinderen hebben relatief lange benen. Ze lijken op kinderen die al een eind in de puberteit zijn. Wanneer men, omwille van een te verwachten extreme eindlengte, bij meisjes groeiremming gaat toepassen middels oestrogenen, stopt de groei van de benen sneller dan de groei van de romp. Dit leidt ertoe dat zij ten aanzien van de lichaamsverhoudingen minder afwijkend worden. DE CONSTITUTIONEEL LATE RIJPER Een veel voorkomend beeld is het kind met een constitutioneel late rijping. Het zijn kinderen die in de eerste levensjaren een achterstand in lengtegroei opbouwen, prepuberaal een normale groeisnelheid hebben maar later dan hun leeftijdsgenoten de puberteit in gaan. Prepuberaal hebben ze daardoor, gedurende een aantal jaren, een lengte die in toenemende mate afwijkt van die van hun leeftijdsgenoten. Bij deze late rijpers is er sprake van een dysproportie: de romp is relatief kort in vergelijking met de benen. Deze dysproportie verandert niet onder invloed van inductie van de puberteit met behulp van oestrogenen of androgenen. Wel is opvallend dat kinderen met een sterke dysproportie onafhankelijk van de mate van epifysaire rijping een grotere eindlengte bereiken dan hun leeftijdsgenoten die minder gedysproportioneerd zijn. De late start van de puberteit blijkt met name nadelig te zijn voor de groei van de wervelkolom.
PUBERTAS PRAECOX Bij kinderen met een pubertas praecox vindt men de lichaamsverhoudingen van een puber. De zithoogte is relatief korter dan de beenlengte. Behandeling met GnRHanaloog leidt niet tot een wezenlijke wijziging van de lichaamsverhoudingen. Na het stoppen van de therapie, waarop de puberteit weer voorgezet wordt, worden de lichaamsverhoudingen weer conform de leeftijd. De start van behandeling dient mede bepaald te worden door de mate van verstoring van de proporties. GROEIHORMOON DEFICIËNTIE Patienten met een groeihormoon deficiëntie hebben normale lichaamsverhoudingen. Wel is er een achterstand in botrijping waardoor zij later de puberteit ingaan en daarmee alsnog abnormale lichaamsverhoudingen krijgen, zoals hierboven beschreven. Onderscheid moet gemaakt worden tussen de geïsoleerde groeihormoon deficiëntie (IGHD) en de kinderen met een groeihormoon deficiënte in combinatie met uitval van ook andere hypofysaire hormonen (MPHD). Met name in de laatste groep is puberteitsinductie veelal geïndiceerd. Daarbij dient men vooral te varen op hun proporties. Men mag de puberteit niet zover uitstellen dat er een dysproportie ontstaat. Bij patiënten met een groeihormoon deficiëntie, die op de juiste wijze en op het juiste moment worden behandeld met groeihormoon in combinatie met testosteron of oestrogenen blijven de lichaamsverhoudingen geheel normaal. Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Groeistoornissen SKELETDYSPLASIE Onder de diagnose skeletdysplasie of osteochondrodysplasie kan men meer dan 200 verschillende aandoeningen plaatsen. Ze worden allemaal gekenmerkt door een min of meer ernstige disproportie van de romp ten opzichte van de ledematen. De indeling van de diverse typen is met name gebaseerd op de radiologische bevindingen. Het onderliggende defect is doorgaans onbekend. Patiënten met een achondroplasie worden vaak gediagnostiseerd kort na de geboorte. De lengtegroei is ernstig verstoord met relatief korte ledematen. De schedelomtrek is boven normaal. De eindlengte van deze kinderen is gelegen tussen 110 centimeter en 150 centimeter. Patiënten met een hypochondroplasie worden dikwijls pas tijdens de puberteit ontdekt. Al eerder is er een verstoorde verhouding tussen zithoogte en beenlengte maar deze disproportie wordt vooral opvallend tijdens de puberteit. De eindlengte wordt beschreven tussen de 118 centimeter en 165 centimeter.
lichaamsverhoudingen is weinig bekend. Deze te verbeteren kan een doel op zichzelf zijn maar dit is nog onvoldoende bestudeerd. CHEMOTHERAPIE EN BESTRALING De combinatie van chemotherapie en bestraling van de schedel, zoals toegepast in de oncologie, blijkt te leiden tot een aanzienlijke reductie van de groei van de wervelkolom, ondanks het feit dat deze zelf niet bestraald is. De extremiteiten worden nauwelijks aangetast. Wanneer men de achterstand in totale lichaamslengte gaat corrigeren voor de romp, verkrijgt men dan ook een normale lengte. Een verklaring voor deze selectieve aantasting van de wervelkolom is niet bekend. ENKELE SYNDROMEN TURNER SYNDROOM Bij het Turnersyndroom is eveneens een verstoring van lichaamsverhoudingen zichtbaar. Vanaf de leeftijd van 3 jaar blijft de groei van de benen achter. Tot 12 jaar is de verhouding tussen zithoogte en beenlengte het meest afwijkend waarna een langzame, spontane correctie van de lichaamsverhoudingen gaat optreden. SYNDROOM VAN MARFAN Het syndroom van Marfan is een aandoening welke gekenmerkt wordt door excessief lange extremiteiten, oogafwijkingen en cardiovasculaire problemen. Bij kinderen is het cardiale probleem gelegen in een prolaps van de mitraalklep; een aneurysma komt op deze leeftijd zelden voor. Het is een autosomaal dominant erfelijke aandoening. Homocystinurie is een op het syndroom van Marfan gelijkende aandoening waarbij ook sprake is van homocystinurie.
12
De geslachtschromosomen van een normale vrouw, een vrouw met Turner syndroom, een normale man en een man met Klinefeltersyndroom.
Bij de spondylo-epifysaire en spondylo-meta-epifysaire dysplasiëen ziet men een zeer ernstige verstoring van de groei waardoor de eindlengte ernstig is aangedaan en varieert van 94 tot 132 centimeter. Echter, er is geen sprake van een dysproportie. De verhouding tussen de ledematen en de romp is normaal. Duidelijk is dat informatie over de lichaamsproportie van deze groep patienten met skeletdysplasiëen steun geeft in de diagnostiek. Beïnvloeding van de groei bij deze kinderen door toediening van groeihormoon heeft tot zeer wisselende resultaten geleid. De uiteindelijke lengte lijkt maar zeer matig te verbeteren. Over de invloed op de Foliolum Jaargang XXIII Ed I
KLINEFELTERSYNDROOM Het Klinefeltersyndroom heeft als kenmerken kleine testes en excessief lange benen. In de meeste gevallen worden de patiënten pas ontdekt wanneer ze volwassen zijn. Dan komen ze naar de kliniek in verband met hypogonadisme, infertiliteit of gynaecomastie. De excessieve lengtegroei wordt niet toegeschreven aan het extra X chromosoom (47XXY) maar vooral aan de uitstel c.q. verlenging van de puberteit waardoor deze kinderen zeer lange tijd doorgroeien.
Behandelingen bij groeistoornissen W.M. Bakker-van Waarde Kinderarts-endocrinoloog in het UMCG
BEHANDELING MET GROEIHORMOON, TOEDIENING EN EVENTUELE BIJWERKINGEN BIJ KLEINE LENGTE In geval van een vastgestelde groeihormoondeficiëntie is door het college van zorgverzekeraars vastgelegd dat behandeling met groeihormoon alleen door een kinderartsendocrinoloog kan worden aangevraagd bij de Landelijke Registratie Groeistoornissen. Aangezien groeihormoonbehandeling een zeer dure behandeling is (kosten rond de 10.000 euro per jaar), wordt iedere aanvraag voor groeihormoon beoordeeld door de Landelijke Registratie Groeistoornissen bij kinderen. De behandelaar stuurt gegevens over de groei iedere drie maanden door, waarop jaarlijks wordt beoordeeld of de groeihormoonbehandeling gecontinueerd mag worden. De dosering groeihormoon is afhankelijk van de indicatie. Om de groeihormoonbehandeling na het eerste jaar te kunnen continueren met de zelfde dosis, dient in het eerste jaar voldoende inhaalgroei te zijn opgetreden. Dit wordt bij prepuberale kinderen berekend met de volgende formule: (11 – 0.5 x leeftijd in jaren bij start groeihormoonbehandeling) = aantal cm lengtegroei voor het eerste behandeljaar. Als de lengtegroei in het eerste jaar geringer is, moet de dosering groeihormoon worden verhoogd of de diagnose worden heroverwogen. Groeihormoon wordt subcutaan toegediend ’s avonds voor het slapen gaan. Groeihormoon behandeling kan met bijwerkingen gepaard gaan, maar dit komt slechts zelden voor. Soms kan tijdens de eerste maanden een (meestal subklinische) hypothyreoïdie optreden, waarschijnlijk door een combinatie van een relatieve TSH-deficiëntie en een versnelde conversie van T4 naar T3. Verder kan een bestaande verminderde glucosetolerantie manifest worden. In de eerste weken van behandeling kan een tijdelijke toename van het totale lichaamswater optreden, waarvoor bij patiënten met een hartaandoening wordt geadviseerd de bloeddruk en het eventuele optreden van oedeem te controleren. In zeldzame gevallen kan een pseudotumor cerebri optreden. Tijdens groeihormoonbehandeling is ook epifysiolyse gerapporteerd, maar het is onzeker of dit vaker voorkomt tijdens de behandeling dan zonder behandeling bij een vergelijkbare patiëntengroep. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat GH-behandeling de kans op recidieven van tumoren of de kans op leukemie vergroot. Toch is het gebruikelijk na behandeling wegens (hersen)tumoren of leukemie niet eerder een behandeling met groeihormoon voor te schrijven dan nadat de patiënt 1-2 jaar in remissie is. Meisjes met Turner syndroom bijvoorbeeld reageren goed op groeihormoonbehandeling en bereiken dan een normale lengte binnen de Nederlandse groeicurves. Zonder
behandeling worden ze rond de 144 tot 147 centimeter. Bij meisjes met Turner syndroom wordt er voldoende groeihormoon aangemaakt, maar reageert de groeischijf minder goed op het door het kind gemaakte groeihormoon. Door het toedienen van extra groeihormoon leidt dit tot een duidelijke lengtewinst. Het groeihormoon wordt in een ruime dosis van 1,4 milligram/vierkante meter/dag toegediend, aangezien in studies is gebleken dat dit leidt tot een betere eindlengte. Enkele jaren geleden is een studie verricht of het toevoegen van oxandrolon (een anabool steroïd) naast het geven van groeihormoon leidt tot een betere eindlengte. In bepaalde groepen lijkt dit de groei iets te verbeteren, maar het effect is beperkt en wordt niet standaard in Nederland toegepast. BEHANDELING VAN KINDEREN MET EEN GROTE LENGTE Op grond van de skeletleeftijd kan een schatting worden gemaakt van de lengteprognose. Wanneer kinderen nog aan het begin van de puberteit staan, kan afhankelijk van de snelheid waarmee het kind de puberteit doorloopt, de lengteprognose toenemen (bij een langzame rijper) of afnemen (bij een snelle puberteitsontwikkeling).Een causale behandeling is slechts bij enkele endocriene oorzaken van grote lengte mogelijk. Bij de overgrote meerderheid van de kinderen en adolescenten met grote lengte gaat het om een familiair grote lengte. Bij een te verwachten extreme eindlengte (meisjes groter dan 185 centimeter, jongens groter dan 205 centimeter) kan een (symptomatische) groeibeperkende behandeling overwogen worden in samenspraak met patiënt en ouders. Er zijn twee vormen van behandeling: hormonaal of operatief. HORMONALE BEHANDELING BIJ MEISJES Bij meisjes bestaat de behandeling uit een dagelijkse suprafysiologische dosering oestrogenen gecombineerd met een progesteronpreparaat. De oestrogenen bevorderen de botmaturatie via een versnelde sluiting van de groeischijven. Gewoonlijk wordt de behandeling gestart vanaf een lengte van 170 tot 175 centimeter. Het groeiNa haar studie geneeskunde te Leiden (19821989) volgde dr. Bakker-van Waarde de opleiding tot kinderarts in het Beatrix Kinderziekenhuis (Groningen). Na een aantal jaar werkzaam te zijn geweest in dit gebied werd zij fellow kinderendocrinologie in hetzelfde ziekenhuis. Sinds 2001 is zij als kinderendocrinoloog werkzaam. In 2006 is dr. Bakker-van Waarde gepromoveerd met het proefschrift Bile salt and cholesterol metabolism in diabetes mellitus type I. Foliolum Jaargang XXIII Ed I
13
Groeistoornissen
Links: een normale groeicurve voor een meisje. Rechts: een groeicurve voor een meisje met het syndroom van Turner.
14
remmend effect van oestrogenen is meestal snel en vaak zijn de meisjes bij een kleinere lengte te jong voor een dergelijke ingrijpende behandeling. Vóór het starten van de behandeling wordt laboratorium- en echografisch onderzoek verricht ter uitsluiting van een prolactinoom, ovariële cysten of uterusmyomen. Dit zijn namelijk contra-indicaties voor behandeling. Bij een toegenomen tromboseneiging in de familie dient eerst stollingsonderzoek te worden verricht, bij afwijkingen wordt afgezien van hormonale behandeling. Bij een positieve familie anamnese voor mammacarcinoom wordt hormonale behandeling bij meisjes afgeraden. De behandeling gaat als volgt: - Ethinyloestradiol, de eerste week 1 maal daags 50 µg, nadien opklimmen tot 100-200 µg 1 maal daags. - Tevens een progestativum (bijvoorbeeld medroxyprogesteron 1 maal daags 10 mg gedurende de eerste 10 tot 14 dagen van de maand) toevoegen om een onttrekkingsbloeding te bewerkstelligen. Hiermee starten 1 maand na het starten van de oestrogenen. - De behandeling voortzetten tot een skeletleeftijd van rond de 15 jaar. Dan wordt een kniefoto in 2 richtingen gemaakt en wanneer hier de epifysairschijven zijn gesloten wordt de behandeling gestaakt. Bijwerkingen van deze behandeling kunnen zijn: gewichtstoename (5 tot 15 kg), toegenomen eetlust, vochtretentie, bloeddrukverhoging, verhoging van prolactine, voorbijgaande misselijkheid, kuitkrampen (voornamelijk ’s nachts), versneld optreden van secundaire geslachtskenmerken, toegenomen tromboseneiging (vooral bij positieve familieanamnese). Er is onzekerheid over lange termijn effecten (fertiliteit, kanker). Een onderzoek uit 2004 geeft aanwijzingen voor een mogelijk verlaagde fertiliteit na het gebruik van oestrogenen als groeiremmende medicatie. Foliolum Jaargang XXIII Ed I
HORMONALE BEHANDELING BIJ JONGENS De hormonale behandeling van lange jongens bestaat uit een hoge dosis testosteron: - Sustanon (testosteron) 250 mg; 500 mg intramusculair elke 2 weken. - Het groeiremmende effect wordt bereikt doordat via omzetting van testosteron in oestrogenen de skeletmaturatie wordt bevorderd. - Androgenen hebben ook een stimulerend effect op de groei, waardoor het groeiremmende effect van de behandeling minder succesvol is dan bij meisjes. - Indien behandeling wordt gestart bij een skeletleeftijd van 14 jaar kan er een paradoxaal effect optreden van extra groei in plaats van groeiremming. Bijwerkingen van de behandeling kunnen zijn: acné vulgaris en leverfunctiestoornissen. Ook hier bestaat onzekerheid over de lange termijneffecten. Follow-up onderzoek heeft aangetoond dat op volwassen leeftijd het plasma FSH licht verhoogd is bij jonge volwassenen die als teenager met hoge testosterondoses waren behandeld. Operatieve behandeling Een alternatieve behandeling van grote lengte is epifysiodese rond de knie. Wanneer de operatie rond een lengte van 190 tot 195 centimeter plaatsvindt, leidt dit niet tot wijzigingen in lichaamsverhoudingen vergeleken met een controlegroep. Het voordeel van de operatieve behandeling is dat er tot een grotere lengte kan worden gewacht en dat daarbij een meer betrouwbare prognose kan worden gegeven. Het effect van de behandeling is zeker: 3 maanden na de operatie zijn de groeischijven vastgegroeid. Nadelen van deze behandeling zijn het operatie- en narcoserisico, infecties in het wondgebied, bloeding, de littekens en eventuele scheefgroei.
Geneesmiddel belicht Somatropine Naomi Teekamp en Marieke Bagerman
Somatropine is een polypeptide dat overeenkomt met het humaan hypofysair groeihormoon. Het kan worden toegepast bij groeistoornissen bij kinderen en bij een groeihormoontekort bij volwassenen. De eerste behandelingen in de eerste helft van de 20ste eeuw waren met groeihormoon van koeien of varkens. Dit was naar aanleiding van de werking van insuline uit deze dieren bij mensen. Het groeihormoon werkte echter niet bij mensen en vanaf de jaren ’50 werd humaan groeihormoon geëxtraheerd uit menselijke hypofysen. In die tijd kon lang niet elke patiënt behandeld worden vanwege de schaarste van het groeihormoon. Begin jaren ’80 ontwikkelde het Amerikaanse bedrijf Genentech recombinant groeihormoon, somatropine genoemd. Omdat dit geneesmiddel met de toen zeer nieuwe recombinant DNA techniek geproduceerd werd, moest het lange trials ondergaan voordat het de markt op mocht. Dit werd wel geholpen doordat in 1985 ontdekt werd dat door het geven van humaan groeihormoon de ziekte van Creutzfeldt-Jakob overgedragen kon worden. Het geven van ‘kadavergroeihormoon’ werd toen direct gestopt. Met de goedkeuring van somatropine konden patiënten toch hun behandeling voortzetten. Tegenwoordig zijn er meerdere farmaceutische bedrijven die somatropine op de markt brengen. Het geneesmiddel oefent zijn werking uit via insuline achtige groeifactoren (IGF). Dit bevordert de groei van de epifysaire schijf in de lange beenderen. Niet alleen bot
maar ook bindweefsel, huid, skeletspieren, thymus, lever, gonaden en (bij)nier kunnen in omvang toenemen. Bovendien bevordert het de eiwitsynthese en heeft het invloed op het vet- en koolhydraatmetabolisme en op de mineraalhuishouding. Bij kinderen met een groeihormoondeficiëntie stimuleert het de lengtegroei en verhoogt het de groeisnelheid (zolang de epifysaire schijven nog niet zijn gesloten). Het kan worden toegepast bij: - Vertraagde groei bij kinderen als gevolg van onvoldoende productie van het groeihormoon door de hypofyse, - Syndroom van Turner, - Groeistoornissen bij prepuberale kinderen, - Prader-Willisyndroom (ter verbetering van lichaamssamenstelling), - Groeistoornis bij kinderen die bij geboorte te klein zijn voor de duur van de zwangerschap en bij een leeftijd van vier jaar nog geen inhaalgroei hebben vertoond.
15
Epifyse
Groeischijf Metafyse
Bij volwassenen wordt somatropine gegeven als aanvulling bij patiënten met hypothalamisch-hypofysair lijden met daarnaast tenminste één andere deficiëntie van een hypofysehormoon (naast prolactine). Bij volwassenen zorgt het voor een verlaging van de vetmassa, toename van de spiermassa en een verhoging van de minerale botdichtheid. Verder verhoogt het de energie, de vitaliteit en het subjectief welbevinden en normaliseert het de serum-IGF-1-concentratie. Om een behandeling te starten moeten volwassenen een test ondergaan om de ernst van de groeihormoondeficiëntie vast te stellen. De grenswaarde die door middel van deze test wordt vastgesteld, moet strikt gehanteerd worden.
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
RC on the Road ‘Maak van je medicijnkast geen museum’ Frank Meijerink
Er zijn unieke bezienswaardigheden in Nederland die je als farmaceut een keer bezocht moet hebben. Voor de primeur van deze rubriek hebben wij zo’n unieke plek bezocht, namelijk het apothekersmuseum Kisters te Doorwerth.
16
Na een ontspannen reis over de heuvels van Arnhem en door de Veluwse bossen arriveerden we bij het huis van mevrouw Kisters, samen met haar echtgenoot oprichtster van het apothekersmuseum. Een museum dat het resultaat is van meer dan vijftig jaar verzamelen van oude studiematerialen tot complete apotheekinventarissen. Na een hartelijke ontvangst daalden wij af naar de kelder van haar woning waar het zevenhonderd vierkante meter grote museum is gevestigd. Onder het genot van een kop thee spraken wij met mevrouw Kisters onder andere over de historie en opbouw van het museum en haar farmaceutische carrière. Hierna begon de rondleiding. De eerste gang die wij betraden werd vooral gekenmerkt door de vele farmaceutische stillevens aan de wand. Hierop waren veelal (oude) voorwerpen uit de apotheek te zien. In sommige schilderijen leken deze zelfs voor het grijpen te staan, zo levensecht was het geschilderd. Een aantal voorwerpen waren in vitrines verder in de gang nog terug te
vinden. Deze voorwerpen varieerden van cadeautjes van de industrie, beeldjes van symbolen van de industrie tot bereidingspotten in alle soorten en maten en van verschillende leeftijden. Een ieder van ons gezelschap was bekend met de term pillendraaier, maar waar die term nou eigenlijk vandaan komt heeft mevrouw Kisters ons gedemonstreerd. Een kleiachtig mengsel waar het geneeskrachtige bestanddeel in verwerkt is, wordt eerst versneden tot brokjes. Deze brokjes worden vervolgens op een ronde plaat gelegd, waarna deze ‘gedraaid’ worden tot pillen. Vandaar dat het beroep van apotheker nog altijd ontedeld wordt met de titel ‘pillendraaier’. Vele vitrines waren er te zien vol met oude marketingproducten en andere prullaria afkomstig uit de apotheek. Maar een hele bijzondere plek in het museum is toch wel de opbouw van de allereerste apotheek van mevrouw Kisters, waar zij speciaal voor ons nog één maal achter de toog wilde verschijnen (zie foto). Dit is overigens niet de enige opbouw in het museum, ook de oudste apotheek Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Groeistoornissen
opstanden die het museum in zijn bezit heeft, opstanden van het jaar 1780 uit Brno, TsjechiĂŤ, staan opgebouwd in het museum. De grootste ruimte in het museum is naast onder andere een groot aantal poedervouwmachines en zetpilvormen voornamelijk gevuld met oude apotheekopstanden. Wanneer je deze oude opstanden bekijkt en deze vergelijkt met het huidige interieur van de apotheek, dan zie je hoe enorm de apotheek is veranderd. Ons bezoek was niet compleet geweest zonder de zeer interessante rondleiding van mevrouw Kisters. Zelf heeft ze tijdens haar studententijd een aantal prominente posities bekleed, waaronder bestuurszetels bij Unitas Pharmaceuticorum en de A.N.P.S.V., thans K.N.P.S.V. Na haar studententijd heeft ze twee jaar als tweede apothe-
ker in de apotheek van haar moeder gewerkt, waarna ze in 1964 haar eigen apotheek in Doorwerth begon. In 2001 heeft ze haar apotheek van de hand gedaan, waarop ze nog een jaar als tweede apotheker heeft gefungeerd, voordat ze het stokje helemaal overdroeg. Haar man, met wie ze samen het museum heeft opgebouwd, is gevestigd apotheker in Arnhem geweest en heeft daarnaast diverse posities, waaronder bij defensie, bekleed. De opening van het museum in september 2006 was zo gepland dat de heer Kisters het nog net kon meemaken. Hij stierf enkele maanden later. In het museum is een hoek als eerbetoon aan hem ingericht. Het museum is nog altijd niet voltooid, zo wordt er nog gewerkt aan een bibliotheek waarin onder andere oude farmacopeeĂŤn komen te staan. Voor ons zeker een reden om nog eens terug te keren naar dit prachtplaatje van de farmaceutische historie. Wij hebben er ontzettend van genoten.
Het apothekersmuseum te Doorwerth is momenteel op afspraak te bezoeken. Mevrouw Kisters hoopt in de loop van 2010 de bibliotheek te voltooien. Tegen die tijd zal het museum vaste openingstijden krijgen en zal er een kleine entree worden gevraagd. Kijk voor meer informatie op: www.apothekersmuseumkisters.nl
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
17
Interview met prof. dr. Wilschut De Mexicaanse griep Marieke Bagerman en Sanne Geling
In deze rubriek zal in ieder nummer een ander actueel onderwerp worden belicht. Dit nummer zal gaan over de Mexicaanse griep aan de hand van een interview met moleculair viroloog prof. dr. Jan C. Wilschut. Hij houdt zich bezig met het wetenschappelijk onderzoek naar virale infectiemechanismen en de ontwikkeling van nieuwe vaccins tegen virussen. Daarnaast geeft hij onderwijs en is hij adviseur voor de Nederlandse Gezondheidsraad, die de minister van VWS adviseert over o.a. de toepassing van vaccins. Als adviseur van de Gezondheidsraad was Wilschut betrokken bij het advies aan de overheid met betrekking tot de Mexicaanse griep. DE MEXICAANSE GRIEP ‘Echte’ griep wordt veroorzaakt door het influenzavirus. Mensen zeggen al snel: ‘ Ik heb de griep’, maar wat velen ‘een griepje’ noemen is vaak geen echte griep. Dit komt doordat er naast het influenzavirus verschillende andere virussen en bacteriën zijn die griepachtige symptomen met zich mee brengen. Alleen het influenzavirus veroorzaakt dus echte griep. De slechte reputatie van de griepprik kan ook door dit misverstand verklaard worden. Mensen die de griepprik krijgen en een week daarna verkouden worden denken dat de prik niet helpt, of erger nog dat ze griep hebben gekregen van de prik, maar de verkoudheid is dan waarschijnlijk veroorzaakt door een ander virus, zoals bijv. het rhinovirus. Je kunt geen griep krijgen van de griepprik, omdat er geen actief virus in zit. Er zijn verschillende soorten influenzavirussen. maar de virussen die grote pandemieën veroorzaken behoren allemaal tot de influenza A virussen. Ook het Mexicaanse griepvirus is dus een influenza type A virus. Er zijn heel veel verschillende subtypen van het influenza A virus.
Lipidemembraan Hemagglutinine Nucleocapside
Matrixeiwitten
Neuraminidase
Jan Christiaan Wilschut (Amsterdam, 1950) studeerde Scheikunde aan de Universiteit Utrecht en ontving zijn bul in Biochemie en Immunologie in 1973 (cum laude). Zijn promotieonderzoek over de structurele en functionele eigenschappen van biologische membranen deed hij bij de vakgroep Fysiologische Scheikunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1978 verdedigde hij zijn proefschrift. Tijdens een eenjarige postdoctorale training bij het Cancer Research Institute van de Universiteit van Californië begon hij met onderzoek naar de mechanismen die betrokken zijn bij de fusie van biologische membranen. Later heeft hij dit onderzoek voortgezet met de nadruk op het binnendringen van een cel door virussen, in het bijzonder het influenzavirus. In 1999 werd hij professor Moleculaire Virologie aan de RuG. Momenteel richt zijn onderzoek zich onder andere op vaccinatieontwikkeling, in het bijzonder vaccinaties van het influenzavirus en de ontwikkeling van therapeutische immunisatiestrategieën tegen virusgeïnduceerde tumoren, zoals baarmoederhalskanker. Naast deze werkzaamheden is Jan Wilschut coördinator van het Nederlands Influenza Vaccin Research Centrum (NIVAREC) en adviseur van de Nederlandse Gezondheidsraad.
Deze subtypen worden onderscheiden op basis van de oppervlakte-componenten die op het virus zitten. Het gaat daarbij om twee eiwitten. Het ene eiwit heet hemagglutinine (afgekort: H) en het andere eiwit heet neuraminidase (afgekort:N). Van het hemagglutinine zijn er zestien verschillende suptypen bekend en van het neuraminidase negen. Theoretisch zijn er 9 x 16 verschillende combinaties van deze twee eiwitten. De verschillende influenza A subtypen komen allemaal voor bij wilde watervogels; deze worden er meestal niet erg ziek van maar dragen het virus bij zich: deze vogels vormen het “reservoir” voor deze virussen. Sommige van deze subtypen kunnen mensen infecteren. Bekende voorbeelden zijn het H1N1, H2N2 en het H3N2 virus; deze drie virussen waren verantwoordelijke voor de drie grote influenza-pandemieën van de afgelopen eeuw. Deze virussen hebben steeds een bepaalde combinatie van een hemagglutininesubtype (H1, H2 of H3) en een neuraminidase-subtype (N1 of N2). Ook het H5N1 virus infecteert soms mensen maar Foliolum Jaargang XXIII Ed I
19
Groeistoornissen
20
is niet goed van mens op mens overdraagbaar. Dit virus komt ontzettend veel bij vogels voor en is ook pathogeen d.w.z. ziekteverwekkend bij vogels, maar het is minder ziekteverwekkend dan bij mensen. Het is voor het virus heel moeilijk om mensen te infecteren maar wanneer dit lukt (doordat het virus diep in de longen terecht komt) veroorzaakt het een ernstige longonsteking waar veel patiënten aan overlijden. Tot nu toe zijn sinds 2003 wereldwijd ruim 400 mensen geïnfecteerd geraakt met dit virus, van wie ruim 250 zijn overleden (“case-fatality rate” van ~ 60%). De Mexicaanse griep is een H1N1 virus. De eerste grote griepuitbraak die van dit type werd was de Spaanse griep van 1918-19. Dit was een enorme pandemie, waarbij maar liefst 2% van de gehele wereldbevolking overleed (40-50 miljoen doden). Aanvankelijk dacht men dat de ziekte werd veroorzaakt door een bacteriële infectie. Pas begin jaren ‘30 was men in staat om het virus te isoleren. Het virus kwam na de grote uitbraak van 1918-19 namelijk elk jaar terug, maar dan in een ’mildere’ vorm, doordat de bevolking immuniteit had verworven tegen het virus. Ook heeft men toen voor het eerst de oppervlaktecomponenten hemagglutinine en neuramidase ontdekt, en werden de componenten van het virus H1 en N1 genoemd. In 1957 dook een nieuw influenzavirus op, waarvoor de de populatie niet immuun was; daarom veroorzaakte dit virus opnieuw een grote pandemie, de Aziatische griep, die wereldwijd ongeveer 2 miljoen levens eiste.. Dit virus werd het H2N2 virus genoemd. Dit virus bleek genetisch materiaal van vogelgriepvirussen en van het circulerende H1N1 virus te hebben en is waarschijnlijk ontstaan door reassortering. Influenzavirussen hebben 8 verschillende gensegmenten die coderen voor 8 verschillende eiwitten. Twee van deze segmenten zijn voor het hemagglutinine en het neuraminidase, de resterende 6 segmenten coderen voor een aantal andere eiwitten in het virus. Wat er kan gebeuren is dat één cel wordt geïnfecteerd met twee typen influenza virussen waardoor er uitwisseling van gensegmenten kan optreden en er een nieuw virus kan ontstaan. Het Aziatische griepvirus bleek de gensegmenFoliolum Jaargang XXIII Ed I
ten voor het hemagglutinine en het neuraminidase van een voelgriepvirus te hebben en de andere segmenten van het circulerende menselijke griepvirus. In 1968 is er nog een pandemie geweest (de Hong Kong griep) door een virus met een nieuw type hemagglutinine maar hetzelfde type neuraminidase; dit virus werd H3N2 genoemd. Deze pandemie was milder dan de voorgaande, waarschijnlijk door de immuniteit tegen de oppervlaktecomponent neuraminidase van het nieuwe virus. Het H1N1 is kort na 1918 overgesprongen van de mens op het varken en is (genetisch) vrij onveranderd gebleven (vandaar de engelse naam ‘classical swine fever’). Dit virus heeft daarna waarschijnlijk een reassortering ondergaan met een vogel influenzavirus en vervolgens een menging met een humaan influenzavirus . Dit noemen we ‘triple reassortment’. Nu is recent dat H1N1 virus in Mexico weer overgegaan van het varken op de mens. De meeste mensen zijn weer ontvankelijk voor dit virus doordat sinds 1957 dit type H1N1 virus niet meer in de menselijke populatie aanwezig is geweest. De generatie van voor 1957 heeft mogelijk nog resistentie tegen dit virus. Dit verklaart de leeftijdsopbouw van de populatie die gevoelig is voor de Mexicaanse griep. Het is mogelijk dat vanaf nu het griepvirus, dat op het moment elke winter terugkeert, wordt vervangen door het nieuwe H1N1 type. De Mexicaanse griep verschilt van de gewone griep doordat het grootste deel van de bevolking geen immuniteit tegen het virus heeft. Hierdoor zal waarschijnijk 30% van de bevolking geïnfecteerd worden. Deze schatting zou echter mee kunnen vallen doordat de ouderen binnen onze populatie mogelijk nog immuniteit bezitten. De verwachting is dat de griepgolf uitbreekt rond oktober, november of december. Er zou dan sprake kunnen zijn van een grote uitbraak die 6 tot 8 weken duurt. In de piek zou 20% van de bevolking geïnfecteerd kunnen zijn. TAMIFLU Tamiflu (oseltamivir) is een specifiek geneesmiddel tegen influenza dat tien jaar geleden op de markt is verschenen.
Groeistoornissen In een geïnfecteerde cel zullen zich na een aantal uur nieuwe virusdeeltjes afknoppen van de cel. Deze deeltjes binden aan siaalzuur dat aanwezig is aan de oppervlakte van de virus cel. Neuraminidase is behalve een oppervlakte -component ook een enzym dat ervoor zorgt dat het siaalzuur wordt afgeknipt, waardoor een virusdeeltje zich kan verspreiden en weer kan binden op een andere cel. Bovendien kuunnen de vrijgekomen virusdeeltjes nu ook gemakkelijker worden uitgeproest. Op deze manier wordt het virus niet alleen verspreid in het eigen lichaam maar ook overgedragen op andere mensen. Tamiflu remt neuraminidase waardoor er minder nieuwe virusdeeltjes vrijkomen van geinfecteerde cellen en er dus minder andere cellen worden geïnfecteerd (de infectie verloopt
milder) en de verspreiding van het virus beperkt blijft. Tamiflu kan ook profylactisch gegeven worden om een infectie te voorkomen en een beginnende griepuitbraak in te dammen. Tamiflu heeft weinig bijwerkingen en kan het worden gezien als een veilig geneesmiddel. Er zijn wel rapporten over mensen de psychische stoornissen hebben gekregen na het gebruik, maar het is nooit bewezen dat dit daadwerkelijk door Tamiflu veroorzaakt werd. Een nadeel van Tamiflu is dat er als gevolg van mutatie en selectie, resistente varianten van het influenzavirus
kunnen ontstaan. DE MEXICAANSE GRIEP IN NEDERLAND De Mexicaanse griep is de afgelopen tijd veel in het nieuws geweest. Hierdoor is een deel van de bevolking nu geneigd om te denken dat het allemaal overdreven wordt. Een ander deel maakt zich juist ernstige zorgen over de Mexicaanse griep. De waarheid ligt echter in het midden. De meeste mensen zullen herstellen (net zoals van een normale griep), maar toch moet de Mexicaanse griep niet gebagatelliseerd worden, want veel mensen kunnen de infectie oplopen en de leeftijdsverdeling ligt anders dan bij een ‘normale’griep. De ernstigste gevallen zal men treffen bij mensen met onderliggend lijden, maar er zullen ook ernstige gevallen zijn onder gezonde jongvolwassenen doordat het aantal geïnfecteerden zo groot is. We hoeven ons geen ernstige zorgen te maken maar we moeten er wel rekening mee houden dat het niet ‘zomaar’ een griepje is. Door een dreigende uitbraak van het H5N1 virus een aantal jaar geleden is ons land goed voorbereid en in staat om adequaat te reageren. Er zijn echter wel tegenstrijdige berichten naar de bevolking toe geweest. Dit komt doordat het virus aanvankelijk ernstiger leek dan het is. Men zou zich af kunnen vragen of iedereen gevaccineerd moet worden. Als we massaal gaan vaccineren kunnen er onverwachte bijwerkingen optreden en daarom gaat de voorkeur uit naar het vaccineren van risicogroepen. Ouderen zijn hierbij nog wel een discussiepunt aangezien zij mogelijk immuniteit voor het virus bezitten. Bovendien wordt er nog gediscussieerd over vaccinatie van kleine kinderen omdat over de bijwerkingen bij deze groep patiënten weinig bekend is. Er is een grote voorraad oseltamivir aanwezig en deze moet zeker achter de hand gehouden worden voor het geval de uitbraak toch erger blijkt te zijn dan dat tot op heden wordt gedacht. Daarnaast heeft de minister 34 miljoen doses vaccin gekocht. Dus is er op dit moment geen reden om ons ernstige zorgen te maken.
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
21
Promovendus FWN Promotie: M.J. Beinema, 26 juni 2009, 13.15 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen Proefschrift: The optimization of coumarin anticoagulant therapy: pharmacogenetics and computer assisted dose finding Promotor(s): prof.dr. J.R.B.J. Brouwers, prof.dr. J. van der Meer † Faculteit: Wiskunde en Natuurwetenschappen
Antistollingstherapie verbeterd dankzij farmacogenetica en een nieuw computerprogramma Promovendus Maarten Beinema kan op basis van zijn farmacogenetisch onderzoek verklaren waarom het antistollingsmiddel (fenprocoumon) de voorkeur heeft boven andere. Ook toont hij aan dat patiënten met een bepaalde genetische variant gevoelig zijn voor het toedienen van ontstekingsremmers. Bij deze patiënten raakt namelijk de stolling ontregeld. Farmacogenetica beschrijft de invloed van genetische factoren op de werking van geneesmiddelen. Beinema onderzocht de invloed van farmacogenetische factoren op de werking van cumarine, dat gebruikt wordt in antistollingsmiddelen. De gevoeligheid voor cumarines wordt bepaald door varianten van de enzymen VKORC1 en CYP2C9. Uit het onderzoek van Beinema blijkt dat vanuit farmacogenetisch perspectief fenprocoumon de voorkeur geniet boven de andere cumarines (acenocoumarol en warfarine). Hij ontdekte dat patiënten met een CYP2C9 variant een grotere kans hebben op INR waarden boven de 4.9 als gelijktijdig een NSAID wordt toegediend. Deze groep heeft een hoger risico op bloedingcomplicaties. Ook onderzocht Beinema de verbetering van de kwaliteit van de cumarinetherapie door middel van een nieuw geautomatiseerd doseeralgoritme. Zijn computerprogramma, dat nu ook via internet beschikbaar is voor trombosediensten en patiënten, kan de kwaliteit en de efficiency van trombosediensten verbeteren. De prestaties van het door hem gemaakte algoritme waren vergelijkbaar met de bestaande systemen en in sommige aspecten beter. Het aantal patiënten met INR waarden tussen de streefgrenzen was significant hoger dan dat van enkele andere systemen. Het algoritme genereerde significant meer automatische doseervoorstellen. De nieuwe orale antistollingsmiddelen zoals dabigatran en rivaroxaban zijn volgens Beinema mogelijk de geneesmiddelen van de toekomst. Farmaco-economische analyses moeten uitmaken welke middelen in de toekomst de voorkeur verdienen. Beinema geeft een overzicht van de huidige stand van zaken. Maarten Beinema (Deventer, 1961) studeerde geneeskunde in Nijmegen en promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen op onderzoek dat hij verrichtte in het Deventer Ziekenhuis, waaraan hij als arts verbonden is.
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
23
Afgestudeerden Juni, Juli, September
De afgelopen maanden zijn de volgende leden van Pharmaciae Sacrum afgestudeerd:
Juni Mw. K.S. Lubbers, Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting Dhr. W. Posthoorn Farmacochemie Dhr. R. Smit Ziekenhuisfarmacie Dhr. S. Vegter Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie
Juli Mw. A.F. Aalbers Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting Mw. M.D.M. Assink Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie
24
Mw. D.E.M. van Balen Analytische Biochemie Dhr. J.H. Baltink Farmaceutische Technologie en Biofarmacie Mw. K.H.M. Beld Farmacotherapie en Farmaceutische PatiĂŤntenzorg Mw. A.M. Buunk Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting Mw. M. Dijkstra Farmaceutische Biologie Mw. A.O.T. Dubois Farmaceutische Technologie en Biofarmacie Mw. S.C. Eleveld Farmacotherapie en Farmaceutische PatiĂŤntenzorg Dhr. V.H.M. Evering Farmaceutische Biologie Dhr. J.H. Faber Farmaceutische Technologie en Biofarmacie Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Facultair Dhr. S.J. Finnema Farmacochemie Dhr. S. Gijsberts Farmaceutische Biologie Dhr. F. Grasmeijer Farmaceutische Technologie en Biofarmacie Mw. D.C. van der Heide Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg Dhr. J.H.L.M. Huting Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting Mw. M.K. Idskes Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg Mw. C.L.M. de Jong Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg Mw. P.J. Jager Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting Mw. J.P. Kiewiet Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie Dhr. M. Kingma Farmaceutische Biologie Dhr. K.B. Kistemaker Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg Mw. T. Koekoek Therapeutische Genmodulatie
25
September Dhr. M. Hoppentocht Farmaceutische Technologie en Biofarmacie Mw. M. Luinstra Farmacotherapie en Farmaceutische Patiëntenzorg Dhr. L.F.K. Rappange Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting Mw. A.I.R. Spanjer Moleculaire Farmacologie Dhr. F.F.J. Toly Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie Mw. M.L. Voll Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie Mw. M. de Vries Farmacokinetiek, Toxicologie en Targeting
Gefeliciteerd met het behalen van jullie bul! Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Evaluaties
Apotheker & Apotheekorganisatie juni 2009 Er is ontevredenheid over de cursusopzet, de samenhang en de kwaliteit van de colleges. De cursus moet op deze punten verbeterd worden (brief 3). Communicatie Zorg april 2009 Een zinvolle, prima cursus (brief 1). ENDO/TC/TD/TR november – december 2008 De cursus wordt zeer positief beoordeeld (brief 1). Farmaceutische Genetica & Immunologie november – december 2008 Over het algemeen zijn de studenten positief over de cursus. Wel wordt er opgemerkt dat er verschil is tussen de docenten en dat de samenhang van de leerstof ontbrak. Ook is er kritiek op het ontbreken van oefenvragen en de onduidelijkheid van de normen voor de beoordeling van het tentamen (brief 1). Farmacie in Perspectief april 2009 Een redelijk geëvalueerde cursus. De studenten hebben vooral kritiek op het tentamen. De relevantie van de verschillende colleges was niet altijd duidelijk (brief 2). FATEM maart – april 2009 De studenten zijn over het algemeen niet positief over de cursus. Ze vonden de meeste colleges niet zinvol en veel van de informatie was al bekend. Ook is er kritiek op de studentassistenten, deze waren niet in staat moeilijke onderwerpen uit te leggen en stonden niet voldoende open voor vragen. Een deel van de studenten vond de plaats en opzet van de cursus niet goed (brief 3).
26
Fysiologie & Farmacologie februari 2009 Evenals vorig jaar zijn de respondenten positief over deze cursus wel wordt er opgemerkt dat bij sommige colleges beter onderscheid gemaakt kan worden tussen hoofd- en bijzaken (brief 1 + opmerkingen over hoofd- bijzaken college en nut magistrale colleges). Infecties & Tumoren maart – april 2009 De studenten zijn positief over de docenten en de cursus, representatieve oefenvragen voor het tentamen ontbreken (brief 1). Moleculen & Reactiviteit februari – maart 2009 Er is kritiek op de colleges; de studenten geven aan dat de werkcollegedocenten onvoldoende in staat zijn moeilijke onderwerpen uit te leggen en de studenten met de werkcolleges voor te bereiden op het tentamen. Ook was er kritiek op het tentamen (brief 3). Specialistische Farmacotherapie november – december 2008 De respondenten zijn over het algemeen tevreden over de cursus. Het tentamen verdient echter aandacht (brief 2).
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Opleidings Commissie
Beste (eerstejaars) studenten, Het foliolum heeft ons gevraagd om de opleidingscommissie (OC) voor te stellen en te vertellen wat de OC allemaal doet en zo mogelijk meer bekendheid te creëren. De opleidingscommissie is te vergelijken met de medezeggenschapsraad op de middelbare school. De OC bestaat uit leden van het opleidingsbestuur, docenten en studenten en vergadert eens per maand. De OC is een adviserend orgaan en kan dan ook geen echte beslissingen nemen maar adviseert het opleidings- of faculteitsbestuur. Onderwerpen die elk jaar terugkomen, zijn het rooster/curriculum en de onderwijs- en examenregeling (OER). In het OER staan bijvoorbeeld de opbouw van de studie, de vooropleiding die nodig is voor de studie, manieren van tentamineren en ingangseisen vermeld. Naast deze jaarlijks terugkomende onderwerpen, worden er ook veel actuele zaken besproken, zoals de toename van het aantal studenten. Er is de laatste jaren een enorme groei geweest van het aantal eerstejaarsstudenten. Er wordt dan gesproken over wat de consequenties zijn, bijvoorbeeld ruimtegebrek en de
invloed van deze grote aantallen op de kwaliteit van het onderwijs. Een ander belangrijk onderwerp van de laatste tijd is het zesde jaar. Volgens de studenten zouden hierin bepaalde dingen moeten worden aangepast. Samen met een speciaal opgericht ontwikkelteam is de staf dan nu ook bezig het zesde jaar opnieuw en kwalitatief beter in te richten. De komende jaren zullen wijzigingen worden doorgevoerd, zodat als straks de eerste lichting van de flexibele bachelor begint het programma helemaal is aangepast. Een aantal andere zaken die ook aan bod komen zijn de stages tijdens de studie en evaluaties van vakken. Dit is zo een greep uit onderwerpen waar de opleidingscommissie zich mee bezig houdt, maar mocht je meer willen weten of bepaalde zaken aan willen kaarten dan kun je ons natuurlijk altijd mailen: oc.farmacie@gmail.com of één van ons aanspreken. Groetjes, Pim de Haan, Ton van Heugten, Remy Verheijen, Luca Emmer, Elise Smolders, Manon Snels, Iris Zuydgeest, Arianna Pranger, Dario Sassano en Jolanda Vogelzang
27
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Mede mogelijk gemaakt door... ...Pildorp en haar inwoners
Welkom in Pildorp! Graag willen we jullie rondleiden in het dorp waar iedereen in het zesde jaar van de Master Farmacie een tijdje verblijft. In 4 weken tijd moet je met je studiegenoten een apotheek naar eigen smaak in te richten, draaiende te houden en vervolgens weer af te breken. Ondertussen kun je patiënten winnen voor je apotheek of ze net zo hard weer kwijt raken, afhankelijk van je prestaties. Het is dus een game. Niet zoals op een computer - zoals velen denken - maar een spel waarbij je het echte leven in de farmacie nabootst.
28
Elke dag komen er acteurs langs die een rol spelen als patiënt, zorgverleners of zakelijke partner, zoals verpleeghuisdirecteur of verzekeraar. Hylkia van Meer, in het echte leven ook huisarts, over haar rol als dokter Bakker in huisartsenpraktijk De Pillenpoort: “Leuk om te zien dat studenten zo’n ongelofelijke leercurve doormaken in 4 weken. Aan het einde stellen ze hele goede inhoudelijke vragen en houden rekening met de beperkte tijd en persoon van de huisarts. Dat is aan het begin wel anders!” Ook patiënt-acteurs zijn soms aangenaam verrast door hoe ze ontvangen worden door de apotheken: “Wat een prettige sfeer hier!” Maar andersom kan ook: “Als ik in een echte apotheek zou komen zou ik het niet prettig vinden dat er zo door de apotheek geschald wordt over mijn prive problemen” tekenden we eens op bij de feedback van een patiëntgesprek. Zo’n apotheek krijgt dan punten aftrek. Docenten bestaan er niet bij GIMMICS, alleen nog maar een “onzichtbare gameleiding” die achter de schermen de boel draaiende houdt. Christa de Vries ondersteunt sinds april 2009 als farmaceutisch consulent bij GIMMICS. Ze is is heel enthousiast over de onderwijsvorm en vindt het een plezierige wisselwerking met haar werkzaamheden in Apotheek West (Wolvega) “Ik zag bijvoorbeeld bij een apotheek een power-point met een beslisschema welk zelfzorgproduct nu het beste is, dat werkte prachtig! Dat idee neem ik mee naar mijn eigen apotheek. Omgekeerd neem ik ook wel eens wat overgebleven spullen mee van mijn andere werkgever en breng ik vaak casussen in”. Claudia Dantuma is ook pas een half jaar betrokken bij GIMMICS en overige vakken van de beroepsgerichte vakken. Daarvoor werkte zij als openbaar apotheker in Apotheek De Drie Stellingen in Oosterwolde. “Een hele inspirerende werkplek. Nu vind ik het leuk om al mijn praktijkervaring in te zetten voor het uitdenken van nieuwe opdrachten en receptuur binnen GIMMICS. Het sterke vindt ik dat GIMMICS zo mooi theorie en praktijk samenbrengt. Ga maar doen wat je in theorie geleerd Foliolum Jaargang XXIII Ed I
hebt, zonder dat er meteen doden kunnen vallen.” Claudia zal vanaf 2010 de coordinatie van GIMMICS overnemen van Evelyn Schaafsma. Evelyn is als apotheker al jaren betrokken bij het onderwijs. “Ik heb geprobeerd samen met collega Dick Toering de samenhang tussen 6e jaars vakken wat meer uit de verf te laten komen door thema’s uit cursussen zoals communicatie of apotheekorganisatie weer duidelijk terug te laten komen in GIMMICS. Daar gaan we komend jaar nog meer mee aan de slag. Daarnaast krijgen alle faciliteiten een face-lift. Alle apparatuur is vernieuwd en op dit moment wordt de marmoleum gelegd voor de apotheekruimtes. Een mooi moment in het lustrumjaar, want komende winter bestaat GIMMICS 10 jaar!” Dat studenten zijn vaak ook erg enthousiast over GIMMICS blijkt uit enthousiaste reacties tijdens evaluaties: “Goed om tijdens GIMMICS de echte verantwoordelijkheid te voelen van het runnen van je eigen apotheek” en “Alhoewel ik eerst geen zin had in GIMMICS omdat ik toch geen openbaar apotheker wil worden heb ik toch een ontzettend leuke tijd gehad en stiekem wel veel geleerd over andere dingen zoals samenwerken” of “tijdens GIMMICS heb ik vertrouwen gekregen dat ik klaar ben voor de toekomst, omdat alles nog een keer in geintegreerde vorm is langsgeweest”. Wie alvast meer wil weten over GIMMICS bekijk dan de website www.gimmics.nl, ontworpen en beheerd door onderwijskundig technoloog Aaldrik Sillius die ook tekent voor de speciale software waarmee de gameleiding GIMMICS soepeltjes kan laten verlopen. Klik dan wel op de Martinitoren, anders kom je bij de farma-buren in Utrecht of Brussel uit die het concept GIMMICS enkele jaren geleden hebben overgenomen. Namens de gameleiding van GIMMICS, Claudia Dantuma, Evelyn Schaafsma, Dick Toering en Christa de Vries.
Onderzoek belicht Gastrointestinale toxiciteit en auto-inductie van metabolisme door mycofenolzuur Karin Spijkers
Mycofenolzuur (MPA) behoort tot de groep van immunosuppressiva. Het wordt voorgeschreven als profylactische behandeling van afstotingsreactie en het gebruik gaat gepaard met gastrointestinale bijwerkingen. Het mechanisme van deze toxiciteit is nog onbekend, maar er zijn aanwijzingen dat de acyl-glucuronide een rol speelt. Deze wordt gevormd door UDP-glucuronosyltransferase (UGT) 2B1. De belangrijkste metaboliet is de fenyl-glucuronide MPAG, gevormd door UGT 1A6. Het doel van het eerste deel van ons project was te onderzoeken of mycofenolzuur haar eigen metabolisme kan auto-induceren en hiermee de toxiciteit kan verergeren. De experimenten werden uitgevoerd met precisioncut darm- en leverslices van de rat als in vitro model. Hierbij werd 20 uur gepre誰ncubeerd met MPA of het oplosmiddel DMSO en werd er 6 uur ge誰ncubeerd met MPA. Om auto-inductie door MPA te kunnen meten is een HPLC methode gebruikt om metabolietformatie te kwantificeren en werd de enzymexpressie gemeten met behulp van Real Time PCR. De resultaten zijn verwerkt in de twee onderstaande grafieken. In grafiek 1 is de metabolietformatie en in grafiek 2 de inductie van mRNA expressie van de enzymen UGT 1A6 en UGT 2B1 weergegeven. Dit is gedaan voor de darm en de lever na incubatie met MPA of DMSO.
wordt gemeten maar er wel sprake is van een hogere enzymatische activiteit. Verder is het mogelijk dat MPAG gedeeltelijk wordt gevormd door enzymen waarvan het mRNA niet is geanalyseerd, bijvoorbeeld door UGT 1A7 en UGT 1A1.
In de lever is een significante opregulatie van MPAG en UGT 1A6 gemeten en een niet significante opgerulatie van acyl-MPAG en UGT 2B1. Deze resultaten zijn met elkaar in overeenstemming. In de darm is een significante opregulatie van beide metabolieten gemeten, maar alleen een significante verhoging van het enzym UGT 1A6. Mogelijk wordt er meer enzym gevormd van het aanwezige mRNA, waardoor bij RT-PCR geen verhoogde expressie van mRNA
Kortom, MPA is in staat haar eigen metabolisme te induceren. Uit het overige deel van ons project, waarvan de experimenten en resultaten niet zijn beschreven, blijkt dat dit een verhoging van de toxiciteit kan veroorzaken. Ook is MPA in staat om het metabolisme van andere stoffen, zoals 7-hydroxycoumarine, te induceren. Verder blijkt dat niet alleen de acyl-glucuronide toxiciteit veroorzaakt, maar dat mogelijk ook een andere metaboliet of MPA zelf betrokken is.
Grafiek 1: Metabolietformatie van MPA. Significante verhoging in de darm van acyl-MPAG (p=0,041) en MPAG (p=0,004) en in de lever van MPAG (p=0,005).
Grafiek 2: Inductie mRNA expressie van enzymen na blootstelling aan MPA. Significante verhoging van UGT 1A6 in de darm en lever.
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
29
Student in het buitenland Anne Lexmond
Op de middelbare school wist ik het al zeker: mijn studententijd zou niet compleet zijn zonder een verblijf in het buitenland. Je kunt dan ook wel stellen dat ik er op tijd bij was toen ik anderhalf jaar voor aanvang van mijn onderzoeksproject bij professor Frijlink aanklopte om te informeren naar de mogelijkheden om via zijn vakgroep naar het buitenland te gaan. Ik had wat wensen met betrekking tot de omstandigheden: idealiter de helft van het onderzoek in Groningen en de helft aan een universiteit in een Engelstalig land dan wel een land waar een degelijk woordje Engels gesproken wordt, binnen Europa
30
was prima en liever niet naar Amerika. Londen of Stockholm, dat leek me wel wat. Het onderwerp was van secundair belang, als het me maar leuk leek. Het gesprek begon voorspoedig. Ook professor Frijlink had het liefst dat ik eerst een paar maanden in Groningen aan de slag zou gaan en hij stuurde me liever naar een universiteit dan naar een bedrijf. Waar het nu eigenlijk fout ging en waar mijn doorgaans rechte rug is gaan buigen weet ik niet, maar een half uur later stond ik weer buiten met een aanbod voor een interessant en uitdagend klinkend onderzoek aan een gerenommeerde universiteit in jawel, de Verenigde Staten. Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Gelukkig had ik nog voldoende tijd om aan het idee te wennen dat ik een half jaar in Amerika zou gaan wonen. Die lange voorbereidingstijd kwam later goed van pas toen bleek hoe moeilijk ze het je wel niet kunnen maken om dat land binnen te komen. Maar met het benodigde visum op zak en na een zeer plezierige eerste helft van mijn onderzoek vertrok ik dan eindelijk, twee jaar na dat eerste gesprek, naar Chapel Hill, North Carolina. Mijn nieuwe huisgenote kwam me afhalen van het vliegveld en heeft me direct op sleeptouw genomen voor een eerste kennismaking met Chapel Hill, een college town met zo’n 55.000 inwoners. Ook de fiets werd direct geregeld, want een Nederlander zonder fiets is zoiets als een Fransman zonder stokbrood of een Amerikaan zonder aut, zo zou later blijken. Mijn komst viel samen met het recruitment weekend van de School of Pharmacy van de University of North Carolina, het weekend dat potentiële graduate students kennis komen maken met en solliciteren naar een opleidingsplaats aan deze afdeling van de universiteit. Het leek mijn begeleider ook voor mij de uitgelezen kans om alvast wat mensen te leren kennen. Zodoende belandde ik al op mijn tweede avond in Chapel Hill on Top Of The Hill, dé hotspot van dit stadje, met een groepje grad students van de School of Pharmacy met wie ik de rest van de zes maanden nog veelvuldig zou optrekken. Mijn onderzoek aan de UNC was een voortzetting van het project dat ik reeds in Groningen was begonnen, naar de invloed van kleine lactosedeeltjes (fines) in droog poeder inhalatieformuleringen met lactose als dragerstof. Het mooie van dit onderzoek en de samenwerking van deze twee vakgroepen was dat ze beide met dezelfde materie bezig waren maar deze op een geheel verschillende manier benaderde. In Groningen heb ik me met name bezig gehouden met de invloed van deze fines op de afgifte van de farmacondeeltjes tijdens de inhalatie. In Chapel Hill richtte ik me erop of de invloed van fines op de afgifte verklaard kon worden door een effect op de oppervlakte-eigenschappen van de lactosedrager. De student die aan de UNC promoveerde op de techniek die ik heb toegepast, inverse gaschromatografie, verdedigde zijn thesis een week voor ik kwam en vertrok twee dagen voor mijn aankomst naar een baan in Zwitserland. Door zijn fysieke afwezigheid heb ik veel zelf uit moeten zoeken, maar dat heeft me nooit gestoord. Ik vond het juist prettig zelfstandig aan de slag te kunnen en er zelf een beetje op te ploeteren. IGC principes berusten op thermodynamica en dat was sowieso al lang geleden dat ik me daar ooit mee bezig had gehouden. Grondig
Facultair inlezen in niet alleen wetenschappelijke literatuur maar daarnaast ook de basisprincipes was dus wel nodig voor ik goed en wel van start kon. Wat me erg opviel in vergelijking met buitenland ervaringen van andere studenten, was dat er nauwelijks een actieve internationale studentenbeweging was in Chapel Hill. Er waren wel veel buitenlandse grad students, maar dat waren met name Aziaten en zij staan erom bekend zich met name op hun onderzoek (en eventueel op hun gezin) te richten. Ik ging dan ook eigenlijk alleen maar met Amerikanen om. Mijn toeristische tripjes zijn mede daardoor beperkt gebleven tot een weekje Washington D.C. en weekendjes Smoky Mountains en strand. In plaats daarvan heb ik een half jaar lang min of meer als Amerikaanse geleefd. Met een flinke knipoog, dat dan weer wel. Een bijzondere belevenis was de nationale college basketball competitie. Sport in het algemeen en college sports in het bijzonder zijn heel groot in Amerika, en de atleten worden als ware helden behandeld. UNC heeft van oudsher een sterk basketbalteam (waar ook ooit Michael Jordan zijn carrière is begonnen) en zelfs president Obama had UNC als grootste kanshebber gekozen. Na een bloedstollende halve finale was de finale appeltje eitje en wonnen ze het kampioenschap. De hoofdstraat was alvast afgezet en in luttele minuten was het hele centrum van Chapel Hill volledig Carolina blue gekleurd. Op zo’n moment hoef je basketbalfan noch Amerikaan te zijn om volop van de euforie mee te genieten. Ter afronding nog wat snapshots van mijn tijd in North Carolina. In het rijtje all-American experiences mocht een baseball wedstrijd niet ontbreken. Ongelooflijk saai, en
de enige homerun die werd gemaakt heb ik ook nog eens gemist omdat ik te druk was om met de mascotte op de foto te gaan. Gelukkig mag het resultaat er wezen. Mijn verhuizing naar een wat centraal gelegener buurt bood mij de kans me te verdiepen in wat de Amerikaanse undergrad students zoal bezighoudt. Met een gemiddelde leeftijd ver onder de legale drinkleeftijd van 21 leidt dat houseparty’s. Mijn beer pong skills waren niet echt om over naar huis te schrijven, maar om als vrouw de langste keg stand van de avond neer te zetten, vervulde mij toch wel van enige (misschien wel wat misplaatste) trots. Verder hebben ze in Chapel Hill de vrijdagmiddagborrel tot een hoger niveau getild in de vorm van Fridays on the Front Porch. In de zomermaanden (in North Carolina, één van de southern states, betekent dat van eind april tot half november) tovert het bekendste hotel van Chapel Hill, gelegen aan de rand van de campus, zijn voortuin om tot buitenbar met live bluegrass muziek. Ook zoiets typisch Amerikaans, deze muziekstijl heeft mij in ieder geval nooit echt kunnen bekoren. Achteraf had ik me geen leuker land kunnen voorstellen om te verblijven, juist omdat het er zo ontzettend anders is dan in Nederland. Bizarre eetgewoonten, de enorme kloof tussen (kans)arm en (kans)rijk, een irreële angst voor wat het socialisme: begrijpen doe ik de Amerikaanse maatschappij nog steeds niet. Hoe geweldig is het, om een half jaar lang door deze maatschappij te mogen wandelen, vanaf de zijlijn toe te kunnen kijken? Ik vond het prachtig en had deze ervaring voor geen goud willen missen. Maar eerlijk is eerlijk, het leven in Nederland is zo gek nog niet. Anne Lexmond
31
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Alumnus Maurits de Rotte
“Geachte heer de Rotte,” Dat is wel even schrikken als je zo’n mail krijgt van de redactiecommissie van P.S. Nu weet ik het zeker: mijn studententijd is afgelopen. Net terug van een jaar werken en reizen in Australië begon ik in september 2000 aan farmacie in Groningen. Eerst was ik vooral druk met belangrijkere zaken aan de Grote Markt, maar toen in januari het analytische chemie 1 practicum startte, begon de studie pas echt. Dat eerste 4 weeks practicum was een hoge barrière voor veel eerstejaars. Het werd volledig geassisteerd door ouderejaars studenten, maar we waren als de dood voor de assistenten. Het was hard werken en ’s avonds de proeven voor overdag weer voorbereiden. Als je het dopje op je buret vergeten was of je liet je erlenmeyer vallen ging er vijf gulden in de borrelpot. Het uitzoeken van de concentratie kaliumbichromaat in een poedertje lijkt voor nu misschien niet zo nuttig, maar het omgaan met tegenslagen, presteren onder druk, netjes werken en creatief oplossingen vinden waren belangrijke lessen. Naast de vele practica en uren studeren in de UB was er ook zeker tijd voor de nodige afleiding. Ik werd gevraagd voor het P.S.-bestuur en ging naar mijn eerste RVP van de A.N.P.S.V. Er werd drukvergaderd over een nieuwe vergaderstructuur en of de vereniging misschien Koninklijk wilde worden in de toekomst. Aan het einde sloeg de Utrechtse voorzitster met haar hamer, gingen alle linten af, schoten 4 heren in pak met vaandel op de uitgang af en vlogen de splinters van de vlaggenstok van Leiden door de lucht. De reisjes van P.S. naar Krakau, Istanbul, Berlijn, Boedapest en Barcelona stonden ook elke keer weer garant voor mooie verhalen. Zo zakten er in Berlijn 50 farmaceuten door een danspodium en scheurden we in Istanbul in een te kleine taxi met 8 farmaceuten en een restauranteigenaar levensgevaarlijk tussen het drukke verkeer door naar de discotheek. Mijn afstudeeronderzoek heb ik in Cincinnati, Ohio, VS gedaan. Daar heb ik een analysemethode voor inosine monofosfaat dehydrogenase-activiteit opgezet om de werking van het immunosuppressivum mycofenolzuur te monitoren. De interesse voor analytische chemie is gebleven. Nu doe ik al anderhalf jaar promotieonderzoek op de afdeling klinische chemie en reumatologie van het Erasmus MC in Rotterdam. We zoeken naar metabole en genetische voorspellende markers in bloed voor effectiviteit en bijwerkingen van methotrexaat bij reumatoïde artritis. Ik coördineer de bloedlogistiek voor een multicenter trial. Dus dat betekent veel samenwerken met onderzoeksverpleegkundigen, artsen en analisten in verschillende ziekenhuizen. Daarnaast ben ik al begonnen met het schrijven van een artikel. Onderzoek doen is echt
iets voor de eerste keer doen, dus dat betekent af en toe eens een dood lopend pad bewandelen en dan een tegenslag incasseren en weer verder gaan. Waar heb ik dat toch eerder gedaan??? In april van volgend jaar ga ik in opleiding tot klinisch chemicus op het Erasmus MC. De opleiding duurt vier jaar en bestaat nu nog uit drie grote tentamens in de eerste drie jaar van je opleiding. De vakken algemene klinische chemie, hematologie en endocrinologie worden dan getoetst. Het laatste jaar bestaat uit een managementjaar. Familie en vrienden weten soms niet wat een klinisch chemicus doet en zelfs moet ik artsen en apothekers wel eens uitleggen wat het vak inhoudt. Op het klinisch chemisch lab worden alle endogene bepalingen gedaan uit alle lichaamsvloeistoffen. De klinisch chemicus heeft als hoofdtaak de eindverantwoordelijkheid van het klinisch chemisch laboratorium. Per dag worden er duizenden bepalingen gedaan en artsen baseren belangrijke beslissingen aangaande diagnoses en behandeling op de uitslagen. Ook apothekers gebruiken de uitslagen om toxiciteit van geneesmiddelen te monitoren en daarover artsen te adviseren. Het is dus belangrijk dat de juiste waardes worden gerapporteerd en dat er dagelijks controles meedraaien om de analysemethodes te testen. Daarnaast maakt een klinisch chemicus de beleidsbeslissingen voor het laboratorium, bijvoorbeeld: laten we een bepaling op de HPLC doen of gaan we over op de LC-MS/MS en welke bepalingen gaan we zelf doen en welke laten we door een ander ziekenhuis doen. Ook vervult de klinisch chemicus een consultfunctie. Artsen en apothekers kunnen om advies vragen over het aanvragen van bepalingen of bij de interpretatie van een uitslag. Maar zo ver is het voor mij nog lang niet. Eerst nog hard werken aan promotie en opleiding. “Het is de bedoeling dat u iets schrijft over uw eigen studententijd en uw leven daarna in de farmaceutische wereld” schreef de redactiecommissie. Ik hoop dat dat een beetje gelukt is. Gelukkig kan ik af en toe mijn studententijd in Groningen weer herhalen. Zo is volgende week het oud besturen diner, maar voor de appie II is het dan wel gewoon U natuurlijk. Groeten en veel succes en plezier bij je opleiding farmacie, Maurits de Rotte Foliolum Jaargang XXIII Ed I
33
EIK introdag Yuri van Dinteren en Ester Boes
Op 25 augustus stonden wij samen met meer dan 150 andere eerstejaars farmaceuten klaar om te beginnen aan de EIK introdag. We werden om 10:00u verwacht aan ADL2 voor de inschrijving. Iedereen was dan ook netjes op tijd en zodoende stonden we het eerste half uur een beetje onwennig om ons heen te kijken in de hoop op enigeinteractie met een eerstejaars medestudent. Voorzichtig gingen mensen toch gesprekjes aan met elkaar en dat was het begin van een toen nog onbekende, maar achteraf gezien gezellige dag. Na de nodige praatjes van studieadviseurs, hoogleraren, P.S.-commissies, K.N.P.S.V. en vervolgens een lunch, begonnen we aan een rondleiding op de faculteit. Tijdens de rondleiding maakten we onze eerste echte zetpillen, weliswaar van chocolade, maar toch! Op het middag-
Vervolgens begon ons avondprogramma: we werden in nieuwe groepjes ingedeeld bij onze P.S.-papa’s en -mama’s, bij wie we thuis gingen eten. Een leuk begin van de avond waarbij we weer nieuwe mensen leerden kennen tijdens het zoveelste voorstelrondje van de dag. Na heel wat biertjes en gepraat over farmacie, hobby’s, werk, China, Polen en Twente maakten we ons klaar voor het afsluitingsfeest van de introdag met als thema “Proud to be Goud”. Ondanks dat niet alle (toekomstig) P.S.leden aanwezig waren, werd het een mooie afsluiting van de lange, maar zeker leuke dag. We hebben al zin in alle feestjes van het introweekend!
34 programma stond een spectaculaire vossenjacht. In de regen… De bedoeling was om een moord op te lossen. Verklede leden van P.S. en de K.N.P.S.V. waren in het centrum te vinden en hielpen ons door vragen te beantwoorden. Na 10 minuten waren wij, topdetectives, er heilig van overtuigd alle benodigde informatie te hebben verzameld voor opheldering van deze misdaad. Voldaan van ons harde werken kwamen we dus al snel bij de Toeter terecht om te borrelen met onze medestudenten.
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Binnenlands Bedrijven Bezoek Janine Boes
Het was woensdag 26 augustus 8 uur ’s ochtends. De meeste studenten genoten van de laatste paar dagen van de vakantie en hun nachtrust. Uitgezonderd 26 studenten die voor de faculteit op de bus stonden te wachten. Het jaarlijks terugkerende Binnenlandse Bedrijven Bezoek, georganiseerd door de commissie SSS ’08-’09 Vooruitstrevend, stond op het punt te beginnen. Eindelijk arriveerde de bus om 08:30 uur. Iedereen kreeg van de commissie een felgekleurde Selexyz schoudertas met daarin het programmaboekje, een opblaasbaar nekkussentje, keelpastilles en andere gadgets. Toen iedereen in de bus zat, heette de buschauffeur ons welkom. Daarna verwelkomde de commissie ons, de BBB was begonnen! Iedereen was zeer nieuwsgierig naar het programma. Daarin stond dat we eerst een bezoek zouden brengen aan het Analytisch Biochemisch Laboratorium (ABL). Aangezien dit bedrijf in Assen ligt, kwamen we niet veel later aan bij het ABL. Hier kregen we koffie en thee aangeboden, waarna we een presentatie kregen over het bedrijf. ABL is een centraal laboratorium voor de farmaceutische industrie en gespecialiseerd in de analyse van endogene en exogene componenten van biologisch materiaal afkomstig uit mensen en dieren. ABL is een klein bedrijf, er werken rond de 40 mensen, zodat er snel en effectief gewerkt kan worden. Dit bedrijf werkt op projectbasis en kan al vanaf de ontwikkelingsfase van een geneesmiddel betrokken zijn bij de analyse. Na de presentatie werden we verdeeld in drie groepen. We kregen een rondleiding door het laboratorium, dit lijkt op een practicumzaal. Daarna vertelden twee apothekers hoe ze bij dit bedrijf zijn gekomen en kregen we een kleine presentatie over een aftakking van ABL namelijk het CLL. Na alle informatie kregen we een heerlijke lunch aangeboden door het ABL. Deze bestond uit broodjes kroket en
broodjes gezond. Daarna moesten we helaas afscheid nemen, want het volgende bedrijf wachtte alweer op ons! De buschauffeur had moeite om het volgende bedrijf te vinden. Uiteindelijk ging de bus het erf op van een boerderij in Veendam. Tenminste, dat leek het van de buitenkant te zijn. Toen we een stap in het gebouw hadden gezet, verraadde de geur dat we in Bedrocan waren. Bedrocan is het enige bedrijf in Nederland dat een vergunning heeft om medicinale cannabis te produceren. We werden opgedeeld in drie groepjes. De medeeigenaar van Bedrocan liet in zijn presentatie zien hoe cannabis als medicijn wordt gebruikt. Daarna kregen we een workshop over de verschillende toedieningsvormen van medicinale cannabis. Vooral de stof THC uit cannabis zorgt voor het pijnstillende effect. Hiervoor moet de cannabis verwarmd worden, zodat de COOH-groep van de THC ontbindt en de verbinding actiever is. De meeste patiënten trekken thee van cannabis. Er wordt voor 1 liter thee 1 gram cannabis in een thee-ei gebracht. De meeste patiënten drinken 200 ml thee per dag. Om de thee langer houdbaar te maken, wordt er na het koken koffiemelkpoeder toegevoegd. We mochten allemaal een slokje cannabisthee proberen en ik weet zeker dat iedereen het smerig vond. De patiënten kunnen er ook voor kiezen om de cannabislucht te inhaleren. De cannabis wordt dan in een apparaat tot 190 ˚C verwarmd en de lucht wordt geblazen in een speciale plastic zak. De patiënten inhaleren de lucht uit de zak. De patiënten kunnen er daarnaast voor kiezen om de cannabis te roken, maar dit is minder gezond dan de eerder genoemde toedieningsvormen. Na de workshop kregen we een lekker glaasje fris aangeboden door Bedrocan. Na de korte pauze kregen we een rondleiding door de kwekerij. Het was indrukwekkend om te zien dat de meeste planten 2 meter hoog worden. Hierna was het alweer tijd om het bedrijf te verlaten. Het was voor ons een verrassing waar de bus ons deze keer zou brengen, het was dan ook verwarrend toen we Foliolum Jaargang XXIII Ed I
35
Pharmaciae Sacrum door Groningen reden! Na 3,5 uur in de bus te hebben gezeten, hadden de meesten al door dat we de nacht zouden door brengen in de hoofdstad Amsterdam. Ons hostel bevond zich naast het Vondelpark, een toplocatie dus! Het diner nuttigden we in het hostel, wat mij niet echt gesmaakt heeft. De kamers werden verdeeld en daarna moesten we al snel door naar onze avondactiviteit, want daar werden we om 20:30 uur verwacht! Met wat vertraging kwamen we aan in een café vlak bij de Wallen. Daar bleek dat we het ‘Wie is de mol’ spel zouden spelen, verdeeld over vier groepen. Iedereen kreeg een brief waarin stond of je de mol was of niet. In elke groep was er een mol en elke groep kreeg een koffertje met daarin een kaart, fototoestel, duivenvoer, antwoordformulier en een opdrachtenboekje. Het was de bedoeling dat de groepen zoveel mogelijk punten haalden en de taak voor de mol om dit tegen te gaan. De taak van de groep om de mol te onthullen. Elk uur moest er dan ook een sms gestuurd worden met de naam van de mol. Een greep uit de opdrachten: memory, foto’s maken van een toerist met een hoed op, zoek de verschillen, sudoku en armpje drukken. Het was een zeer geslaagde activiteit en er zijn geniale mollenstreken uitgehaald. Een mol had gezegd dat hij gratis kon sms’en en had in plaats van ‘infiltrant’ ‘McDonalds’ gesmst. De activiteit werd afgesloten met het verenigingslied. Daarna gingen we richting het Leidseplein, om daar de kroeg in te duiken.
36
De volgende ochtend werden we om 08:45 uur al bij de bus verwacht, dus uitslapen zat er niet in. We zouden deze dag Schering Plough te Oss bezoeken. Na een uur in de bus te hebben gezeten kwamen we aan op het gigantisch grote terrein van Schering Plough. Dit bedrijf is internationaal en richt zich op de ontwikkeling en productie van geneesmiddelen. Bij aankomst kregen we een kop koffie en een stukje cake. Hierna kregen we in een zaal met bioscoopstoelen een presentatie over hoe de prijs van een geneesmiddel wordt bepaald. Een apotheker vertelde aansluitend over zijn carrière binnen de farmaceutische industrie. Daarna werd er een film getoond over het nieuwste productiegebouw van Schering Plough, waarin vooral veel robots te zien waren. Na een hoop informatie gingen we naar de personeelskantine en daar mochten we alles pakken wat me maar wilden: verse sapjes, luxe broodjes, vleeswaren, kipkerrie, de dag hap, snackjes, soep en fruit. Na deze heer-
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
lijke lunch kregen we een rondleiding in een kleinschalig productiegebouw. Het gedeelte dat wij gingen betreden was onder GMP condities en daarom moesten we lange witte jassen, haarnetjes en blauwe schoenhoesjes dragen. Ik vond het best een groot gebouw, maar helaas konden we niet alles zien omdat we op de gangen moesten blijven. Nadat we de GMP kleren hadden uitgetrokken kregen we een korte rondleiding over het terrein en daarna was het tijd voor een hapje en een drankje. Het was 15:30 uur en dat betekende dat we afscheid moesten nemen van dit bedrijf. Voordat we de bus in stapten deelden de SSS de SSSupermooie paraplu uit. Na een lange terugreis kwamen we om 18:45 uur op de faculteit aan. Om 19:30 uur werden we verwacht bij de Springs. Het eten was heerlijk, alleen jammer dat het hoofdgerecht twee uur op zich had laten wachten. Na het toetje sloot de SSS de BBB af. Bedankt SSS voor de SSSupermooie dagen!
Mediq hockeytoernooi Thomas van der Woude
Op 28 augustus ver trokken wij traditiegetrouw veel te vroeg met de bus vanaf de faculteit naar het wonderschone Utrecht. Menigeen maakte dan ook gretig gebruik van de reistijd om nog even lekker door te slapen zodat we die middag topfit in het veld onze talenten konden laten zien. Zelf mocht ik mij vereerd voelen deel uit te maken van Teampje 2, waarin ik mij direct thuis voelde vanwege het ontbreken van ervaring in de hockeysport bij het merendeel van mijn teamgenoten. Op het moment van aankomst bij de hockeyvereniging Utrecht merkten wij dat korte afstand lui maakt, aangezien wij als eerste gearriveerd waren. Nog een extra momentje om wat slaap mee te pakken. Toen begonnen de wedstrijden: Teampje 2 tegen de ervaren hockeyers van Mediq. Ondanks ons gebrek aan enige structuur en skills, of misschien juist dankzij de chaos die dit met zich mee bracht, wisten wij ons aardig staande te houden. Zij wisten niet goed wat ze met ons aanmoesten dankzij onze ongecontroleerde en onverwachte acties. Fanatiek als wij waren wisten we bijna te scoren. Helaas was er onvoldoende getraind op het afmaken. Naarmate de wedstrijd vorderde wist Mediq beter met ons om te gaan en dat resulteerde in twee zeer onterechte, doch fraaie doelpunten: 2-0.
Teampje 1 wist zich dankzij uitstekend hockey en ongeevenaarde inzet bijna te plaatsen voor de finale, ware het niet dat zij het op het nippertje aflegden tegen het Utrechtse corpsteam Dr. Scheele. Omdat U.P. zich wel had geplaatst, moest uiteraard tegen elke prijs voorkomen worden dat zij er met de winst vandoor gingen. Vandaar dat enkele zeer getalenteerde spelers uit Teampje 1 zich schaarden onder de selectie van Dr. Scheele en U.P. er van wisten te weerhouden de felbegeerde bokaal in de wacht te slepen. Ondanks de rivaliteit werd er na de finale gezamenlijk gedronken en was er door Mediq een heerlijke barbecue verzorgd. Een ieder liet het zich uitstekend smaken en hief het glas nog eens op een geslaagd toernooi. Niet lang daarna vertrokken we na een mooie en misschien ook wel succesvolle dag terug naar het noorden.
De andere wedstrijden verliepen gelijkerwijze, behalve tegen Aesculapius, die er zo mogelijk nog minder van bakten en zeer terecht met de grond gelijk werden gemaakt. Ook de wedstrijd tegen de falers der K.N.P.S.V. die tot aan onze wedstrijd alles verloren hadden, werd gewonnen geacht. Echter, dankzij versterking binnen het veld van buitenaf konden we naar onze tweede winst fluiten. Foliolum Jaargang XXIII Ed I
37
Eerstejaars Suikerunie excursie Een eerstejaars
Donderdag 1 oktober was het zover, de excursie naar de Suiker Unie. We verzamelden ons met zo’n 30 man en stapten vervolgens op de fiets richting Hoogkerk. Met onze neus als gids natuurlijk, kwamen we aan op het Suiker unie terrein. Na deze inspannende reis kregen we een lekker kopje thee in de ‘kantine’ van de Suikerunie, waar natuurlijk de suiker in grote hoeveelheden op tafel stond.
maakmachines, naar de ovens, tot aan de echte suiker.
We werden welkom geheten en kregen een film te zien over de Suikerunie, zijn verschillende vestigingen en de geschiedenis. De slogan ‘We sweeten life’ deed menigeen even gniffelen. Hierna werden we in vier groepen verdeeld en zijn we op stap gegaan. We kregen allemaal een hoofdtelefoon zodat we de rondleidster goed konden horen. In de fabriek was er namelijk vrij veel lawaai. Binnen hebben we het hele productieproces gezien: van de vrachtwagens die de bieten brengen, naar de schoon-
Een globale kijk in het productieproces: Eerst worden de aangevoerde bieten gewassen in grote wastrommels en vervolgens in kleine reepjes gesneden. De suiker die hierin zit wordt er door de diffusietorens uitgehaald waardoor een ruwsap ontstaat. Dit ruwsap wordt gereinigd tot dunsap. Door verdamping van water krijg je uiteindelijk diksap met ongeveer 70% suiker. Door steeds meer water te verdampen krijg je suikerkristallen van een gewenste grootte. Met centrifuges worden de glasheldere suikerkristallen van de vloeistof, waardoor een stroop onstaat die in grote silo’s wordt opgeslagen. Wist je dat er in zo’n silo ongeveer 12 miljoen kilo suiker ligt opgeslagen? Al met al was het een leuke, leerzame middag en willen we vooral Rob en Milou bedanken voor hun inzet hierbij!
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
39
Carrièredag Beste mede-farmaceuten,
Beste lezer,
Sinds kort is binnen de G.F.S.V. “Pharmaciae Sacrum” een nieuwe activiteit ontstaan, namelijk de Carrièredag! Vorig jaar heeft deze dag voor het eerst plaatsgevonden, wat een groot succes was. Ook dit jaar zal deze dag weer georganiseerd worden, waarin de openbare farmacie, de farmaceutische industrie en de ziekenhuisfarmacie zich zullen presenteren en waarin verscheidene workshops zullen worden aangeboden. Ook is er ruimte voor speeddates met de bedrijven. Op deze manier hopen we de stap naar de wereld van carrière maken te vergemakkelijken voor studenten.
Wanneer men Pharmaciae Sacrum zou vergelijken met een mooi en degelijk uurwerk, zou men een treffende vergelijking maken. Ziet men aan de buitenkant de pracht en praal van de activiteiten, aan de binnenkant bevindt zich de stabiele drijfveer, de essentie van het geheel: de Statuten en Reglementen. De Statuten en Reglementen geven aan wat de uitgaanswaarden zijn van de vereniging en leggen hierdoor het fundament. De basisbeginselen, organisatiestructuur en andere bepalingen zijn hierin vastgelegd, alsook de stem van de ALV door opgenomen besluiten.
De Carrièredag staat dit jaar gepland op maandag 29 maart 2010. Dus ben jij bezig met je master farmacie of farmaceutische wetenschappen en wil je meer weten over de carrièremogelijkheden na je studie? Grijp die kans en kom naar de Carrièredag! In het rooster van de vijfde- en zesdejaars is hier bovendien rekening mee gehouden!
Met vriendelijke groeten,
De Statuten en Reglementen zijn in de loop der jaren gegroeid en bijgewerkt. Door dit onderhoud blijft de essentie van de vereniging hierin zorgvuldig behouden. De hoeders van de Statuten en Reglementen zijn de leden van de Reglementencommissie. De Reglementencommissie bestaat uit de huidige Praeses en de twee voorgaande Praesides van het bestuur. Wij hebben kennis genomen van de Statuten en Reglementen en voorzien het bestuur hierin van advies omtrent het maken van nieuwe voorstellen en het naleven van reeds genomen besluiten. Dit is een niet geringe taak, maar wij nemen deze op ons met waardigheid en bescheidenheid. Mochten er bij u onduidelijkheden zijn over de Statuten en Reglementen; voel u dan vrij om een van ons aan te schieten op een borrel, in de wandelgangen of op het P.S.-hok.
De Carrièredagcommissie
Met vriendelijke groet,
Susan Hofman Renée Kollen Wim Velema Imma Boiten Joost Masselink
De Reglementencommissie
Binnenkort kun je meer lezen over de invulling van de dag op www.pscarrieredag.nl. Verder kun je ons altijd bereiken via de e-mail (carrieredag@psgroningen.nl) of spreek gewoon één van ons aan! We houden jullie op de hoogte en hopen jullie allemaal te zien op de Carrièredag!
40
Reglementen
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Wai-Ping Choo Maarten Boon Tonnis Jan Kruizinga
Assessor I Assessor II Assessor III
Archief Beste P.S.’ers, Zoals de meeste van jullie wel weten, beschikt Pharmaciae Sacrum over een Archiefcommissie waarin de twee laatst afgetreden ab-acti plaatsnemen. De commissie spreekt enkele keren per jaar af om te zorgen dat alles wat in het archief hoort daar ook in terechtkomt en om te zorgen dat het archief een overzichtelijk geheel blijft. Uiteraard helpen we ook de h.t. ab-actis als dit nodig is. P.S. beschikt over een archief dat voor wat betreft verenigingszaken teruggaat tot 1953. Bovendien bevindt zich in het archief ook een groot aantal fotomappen en oude farmaciegerelateerde boeken. Het oudste boek dat Pharmaciae Sacrum rijk is, is zelfs uit 1738. Voor degene die zich altijd al afvroeg wat er in de houten kasten op het bestuurshok zit: daar staan de oude bestuursmappen. Geïnteresseerden kunnen altijd aan de Archiefcommissie of het bestuur vragen om er een kijkje in te mogen nemen. Je zult dan zien dat een aantal zaken tegenwoordig heel anders gaat dan tientallen jaren geleden, maar dat aan de gezonde rivaliteit tussen de farmaceutische studentenverenigingen in Nederland niets is veranderd. Naast het getaxeerde archief en de verenigingsmappen beschikt Pharmaciae Sacrum ook nog over een kast waarin allerlei documenten over onder andere bereidingswijzen van professor Van Os liggen. Verder liggen er verscheidene stukken voor Farmacopee-uitgaven, grofweg uit de jaren ’20 tot ‘45. Omdat dit mooie materiaal op het P.S.-hok niet goed tot zijn recht komt, is vorig jaar contact gelegd met het Farmaceutisch Museum te Gouda. Men was erg enthousiast over het feit dat wij wellicht stukken voor hun collectie hebben en daarom zal komend jaar verder worden gekeken welke zaken mogelijk interessant zijn om tentoon te stellen.
Kas Geld moet rollen… … maar wel voor de juiste uitgaven. Ook dit jaar bestaat de Kascommissie van Pharmaciae Sacrum uit de tweejongste oud-quaestoren. Deze ervaring en expertise in één commissie maakt ons geschikt om het bestuur met raad en daad bij te staan. Dit houdt in het adviseren over het financiële beleid, maar ook het controleren van de boekhouding. Hoewel volgens sommigen ‘geld niet gelukkig maakt’, lijkt deze stelling over het algemeen niet op te gaan. Eindeloos veel ideeën, reglementen en vernieuwingen binnen een vereniging kunnen worden bedacht, maar zonder een financieel duwtje in de rug komt er weinig van de grond. Denkt u er maar eens over na, overal zit wel een prijskaartje aan. Dit vraagt om een kritische blik. De Kascommissie bestaat dit jaar uit twee dames uit het jaar 2004. Waar het voor ons begon bij Eerstejaarscommissie Farma Sutra, sluiten wij onze actieve loopbaan bij Pharmaciae Sacrum samen af in de Kascommissie. Maar zo ver is het nog lang niet. Wij kijken uit naar de financiële stukken, fondsaanvragen en het adviseren van het bestuur. Goede raad is immers goud waard. Namens uw Kascommisie, Gertruud Haitsma h.t. praeses Astrid Horsels h.t. ab-actis
41
Ook al beschikt P.S. over een zeer uitgebreid archief, aanvullingen zijn altijd welkom. Voor huidige commissies kan het namelijk erg nuttig zijn over de informatie van voorgaande commissies te beschikken. Dus heb je thuis bijvoorbeeld nog een oude commissiemap liggen? Lever hem dan in op het P.S.-hok! De Archiefcommissie
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Red de Cavia met de Almanakcommissie 2009-2010 Marieke Bagerman
Zondag 30 augustus was het eindelijk zover; ons eerste etentje met een andere commissie en de gelukkigen waren de leden van de Almanakcommissie. Zoals jullie waarschijnlijk wel weten, hoort er bij dit etentje ook een spel. Aangezien wij als commissie met een origineel spel wilden komen, zijn wij zelf erg creatief geweest en bedachten we ons eigen bordspel, vernoemd naar een creatieve uitspatting van Niek: “Red de Cavia.” Zoals de titel van het spel al verklapt, draait in dit spel alles om het welzijn van de cavia. Gedurende het spel zal er een hoop kennis worden verworven over dit dier, zo zal iedereen na afloop weten in welk jaar de eerste cavia de ruimte in ging, hoe hoog een cavia kan springen en wat bedoeld wordt met ‘Waltzing disease’. Wie als eerste bij het einde is, en alle vragen en opdrachten goed heeft uitgevoerd zal in staat zijn om de cavia te redden van zijn ondergang en mag zich de winnaar noemen van het spel.
Na een overheerlijke pastamaaltijd bereid door de Almanakcommissie en na ellenlange verhalen over ontgroeningen en Albertus was het eindelijk tijd voor het spelen van het nieuwe spel en werd onze eigen pluizige knuffel cavia tevoorschijn gehaald. Iedereen was onder
Nadat Manon en Naomi waren gearriveerd met de boodschappen (en de rest al stond te wachten voor een dichte deur) kon er gekookt worden. Voor ons was dat een goed moment om nog even de laatste hand te leggen aan ons spel, dat overigens net bij de drukker vandaan kwam. Het nodige werd nog opgeschreven en de losse onderdelen werden aan elkaar geplakt. Na een half uurtje knutselen
de indruk van deze schattige knuffel en er werd al druk gediscussieerd over een eventuele naam. Na namen zoals Pluisje, Hamtaro, Snuffie, Knabbel en Babbel kon het spel eindelijk beginnen!
42
konden we blij zijn met het uiteindelijke resultaat en waren we allemaal heel benieuwd hoe het spel zou verlopen en of het leuk gevonden zou worden door de Almanakcommissie. Spannend!
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Na een begin waarbij iedereen gelijk op ging , waren na een paar beurten Naomi en Maartje nog niet verder dan vakje 10 (het zal jullie dan ook niet verbazen dat zij bij lange na niet gewonnen hebben). Al gauw kwamen Niek en Rosanne terecht op het vakje met de opdracht om de cavia te knuffelen tot de volgende beurt. Niek had duidelijk nog niet begrepen hoe hij een cavia moest knuffelen, aangezien hij dit arme beestje heen en weer slingerde aan zijn achterpoten. Er werd ook de opdracht gegeven om het meest hilarische commissie moment te vertellen. Aldus Rosanne: “Een keer waren we in ‘t Vaatje en zei Thomas: Nu ben ik voor de tweede keer dronken vandaag!”. Hieruit konden wij opmaken dat het aan drank niet ontbreekt tijdens hun gezellige commissieavondjes. Een aantal caviaweetjes en vragen verder kwam er de opdracht dat iedereen gevoerd moest worden. Met een zak chips onder de arm maakte Koen een rondje om zijn medespelers te voeren. Zelfs de cavia kreeg zijn eigen bakje chips, die aan het eind van de avond opmerkelijk
Pharmaciae Sacrum
genoeg helemaal leeg was. Ook werden er af en toe liedjes gezongen door de Almanakcommissie voor de Redactiecommissie. Zo kwamen het liedje Rosanne (zeer toepasselijk) en de bikinirap voorbij. Hierbij telde duidelijk het oordeel van de praeses van de Redactiecommissie die Manon toch twee plaatsen terug stuurde, omdat zij in haar eentje de bikinirap had gezongen en niet met de hele commissie. Bij de vraag wie er het vaakst te laat kwam, was de hele commissie het erover eens dat deze eigenschap Rosanne toebehoort. Ze bedacht zelf een passende straf en de eerstvolgende keer dat ze te laat komt, mag ze nog een keer laten zien hoe goed ze kan mexen. Nadat de cavia geknuffeld, gemarteld (Niek noemt dit knuffelen) en gevoerd was, werd hij uiteindelijk gered van zijn ondergang door de Assessoren Sanne en Koen. Zij waren in staat om als eerste de finish te bereiken en de cavia te bevrijden en mochten zich terecht de eerste winnaars van dit spel noemen.
Het was een zeer geslaagde avond en de meningen over het spel waren erg positief. Helaas is er nog geen definitieve naam bedacht voor de cavia dus deze taak blijft nog open voor de volgende commissie. Na wat kleine aanpassingen hier en daar wordt het spel de volgende keer hopelijk weer net zo’n succes!
P.S.-Agenda
43
November 03. 10. 17. 24.
P.S. Borrel Mediq eerstejaarsexcursie EJC Feest Ziekenhuisfarmacieavond
December 01. P.S. Borrel 03. ABN Real Life Game 09. Diesviering 10. Diesviering Almanakonthulling 11. Diesviering
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Puzzelpagina Niek Breg, Frank Meijerink, Jeroen Kolkman
Indien u denkt de uitkomsten te hebben van de beide puzzels, kunt u deze per e-mail tot 20 november sturen naar foliolum@rug.nl. De inzendingen worden eerst op juistheid en vervolgens op originaliteit beoordeeld. De beste inzending wordt beloond met een passende prijs.
Wat ligt er onder de electronenmicroscoop?
100 x 20 x Bas & Sil 45
Foliolum Jaargang XXIII Ed I
Pharmaciae Sacrum
Cryptogram Los de onderstaande cryptische omschrijvingen op en plaats deze in de puzzel. Neem vervolgens de letters uit de gekleurde vakjes en plaats de letters dusdanig naast elkaar zodat er een aan het thema ‘groeistoornissen’ gerelateerd woord uit komt.De uitkomsten van de cryptische omschrijvingen zijn farmaceutisch, medisch en academisch gerelateerd. Succes!
46
1. Stemmige muziek in deze door farmaceuten veel gebruikte werkruimte (academisch) 2. Als deze dokter moet je heel goed op de hoogte zijn (medisch) 3. Een boomsoort merken (academisch) 4. Goedkoop medicijn tegen de zwangerschap (farmaceutisch) 5. Anti-stress 6. Heel de taille met dit medicijn (farmaceutisch) 7. Grillige manier om er beter van te worden (farmaceutisch) 8. Hij zorgt voor de stuwende kracht (academisch) 9. In verwarring wordt de schim er beter van (medisch) 10. Zou hij mirakels beter maken? (medisch) 11. De medisch/cosmetisch winkelier zegt dat het niet meer regent (farmaceutisch) 12. Muzikaal vermaak tegen ADHD (farmaceutisch) 13. De arts betaalt daar (medisch) 14. Oseltamivir (niet-cryptisch, farmaceutisch)
Wat een UITKOMST! Het antwoord van de puzzel uit de juni editie 2009
Het uitkomst van de puzzel uit de vorige editie is: Levercirrose. Uit de inzendingen is de gelukkige winnaar geloot. De winnaar is geworden: Frank Klont. Gefeliciteerd met je prijs! Foliolum Jaargang XXIII Ed I