11 minute read
RENOIR EN ZIJN TUIN
RENOIR
Advertisement
EN ZIJN TUIN
SCHEPPEN ALS GELUKSTHERAPIE
TEKST: PAUL SMIT – BEELD: PAUL SMIT & MICK PALARCZYK
Renoir was oud en reumatisch toen hij zijn laatste levensjaren op Les Collettes doorbracht, de olijfgaard met zijn villa boven Cagnes-sur-Mer. Als hij schilderde vergat hij echter de pijn en was hij gelukkig. Scheppen was zo belangrijk voor hem, dat hij op 72-jarige leeftijd zelfs nog aan iets nieuws begon: beeldhouwen.
Haut-de-Cagnes, gezien vanuit de tuin van Renoir, Les Collettes. Dit deel is een voormalige olijfgaard, met eeuwenoude olijfbomen.
Pierre-Auguste Renoir was al oud toen hij Les Collettes kocht, de tuin boven Cagnes-surMer. En dat, terwijl hij niet van tuinieren hield. Een heel ander verhaal dus dan bij zijn vriend en mede-impressionist Claude Monet en diens tuin in Normandië. Die vond tuinieren even creatief als schilderen en schiep vanuit het niets een Gesamtkunstwerk van bloemen, vijvers en bruggetjes, dat hij vervolgens ging schilderen. De beroemde, reusachtige waterleliepanelen in de Parijse Orangerie waren daar het gevolg van, een ode aan het leven, waarmee hij het einde van de Eerste Wereldoorlog vierde. Renoir deed hetzelfde: als reactie op de vredesverklaring schilderde hij een ode aan het leven, tevens zijn laatste werk. Echter op zijn manier: geen bloemen, maar jonge vrouwen, naakt, rondborstig, hun huid de kleur van een rijpe perzik. ‘Een vrouw moet worden geschilderd als een prachtige vrucht,’ vertelde hij zijn vriend, kunsthandelaar Vollard. ‘Als er geen borsten hadden bestaan, denk ik niet dat ik ooit figuren zou hebben geschilderd!’
In zijn laatste schilderij, Les grandes baigneuses uit 1919, bevolken zijn vrouwen een groene tuin met heuvels op de achtergrond. Het zou Les Collettes kunnen zijn. En het beekje, waarin verderop enkele vrouwen baden, is waarschijnlijk de Cagne.
HUURDER IN HART IN NIEREN
Anders dan Monet vond Renoir de olijfgaard die hij had gekocht mooi zoals hij was en wilde hij er niets aan veranderen. Net als Monet begon hij echter zijn tuin te schilderen. Ook het sobere landhuis wat bij de olijfgaard hoorde, wilde Renoir laten zoals hij het aantrof. Met zijn aankoop had hij de oude olijfbomen en het huis gered van de ondergang, maar wonen wilde hij er niet. Hij huurde liever, wilde zich niet vastleggen aan een plek. Dat had hij al een reeks winters in Cagnes gedaan; het zuidelijke klimaat verzachtte de pijn van zijn reuma.
Zijn vrouw Aline vond echter dat ze van het grondstuk moesten profiteren door er een villa op te bouwen, voor henzelf en het talrijke personeel. Tegenwoordig is dat het museum. Renoir, die niet van discussies hield, gaf toe. Het was Aline die vervolgens begon te tuinieren; geen tuin voor het oog, zoals bij Monet, maar een praktische moestuin. Bij Renoir’s kunstenaarsvrienden stond Aline bekend om haar fantastische kookkunst. Speciaal voor haar man legde ze echter ook een bloementuin aan, want Renoir schilderde behalve vrouwen graag snijbloemen.
GOD HATES RENOIR
Monet’s waterlelies worden tegenwoordig door brede lagen van de bevolking gevierd. Maar Renoir’s laatste werken lokken sinds enige tijd een andere reactie uit. Iedereen heeft wel gehoord van groeperingen uit de Amerikaanse biblebelt, die door het land trekken om tegen homo’s of abortus te protesteren. Maar er zijn ook groepen die van de ene museumexpositie naar de andere reizen om te protesteren tegen Renoir’s latere werken met spandoeken als ‘God hates Renoir.’ Daarbij draait het niet, zoals je zou verwachten, om de uitbundige naaktheid van de geschilderde modellen, maar om hun - in de ogen van deze Amerikanen - lelijkheid. Kennelijk zijn ze zo door ons moderne schoonheidsideaal van mode en reclame gehersenspoeld, dat ronde vormen, wulpse huidplooien en volumineuze billen een trauma uitlokken. ‘Renoir sucks at painting!’ roepen ze. Censuur is nodig, de schilderijen moeten uit tentoonstellingen verbannen worden, liefst zouden ze de doeken op een brandstapel in rook zien opgaan.
Hoe anders was dit in zijn eigen tijd. In Renoir’s Cagnes-jaren werd zijn recentste werk namelijk juist opgehemeld door opkomende jonge kunstenaars als Matisse en Picasso. Picasso bezat zes late werken en wilde Renoir graag bezoeken, maar die stierf voordat de ontmoeting plaatsvond. Het was het moment waarop Picasso afstapte van zijn kubisme en stevig gebouwde badende personen in klassieke stijl begon te schilderen. Matisse was er iets sneller bij en kwam in 1918 meerdere keren langs. Hij zag Renoir’s Les grandes baigneuses en schreef aan vrienden dat hij ‘een meesterwerk-in-wording’ had gezien. Zelf schilderde hij bij één van die bezoeken Renoir’s tuin. Daarin staat, op de plek waar het nog altijd staat, Venus Victrix, Renoir’s eerste grote beeldhouwwerk.
DE NIEUWE HANDEN VAN RENOIR
Dat Renoir ook beeldhouwde is niet erg bekend en om die reden is behalve Renoir’s tuin ook het museum een bezoek waard, want daarin staan zijn laatste jaren centraal. In 1913, toen Renoir’s sculpturele avontuur begon, had hij last van extreme artritis. Hij zat in een rolstoel omdat zijn benen ondertussen verlamd waren en moest in een draagstoel naar zijn atelier of de tuin gedragen worden. Zelf vond hij het erger dat hij zijn vingers niet meer kon bewegen: tot klauwen waren zijn handen vergroeid. Zijn vrouw, zoon of model bond ze met een lint aan elkaar en klemde er zijn penseel in vast. Vervolgens schilderde hij door zijn armen te bewegen, niet zijn vingers, een ongekende prestatie. Desondanks waagde hij zich ook aan grote schilderijen. Om de hoeken van het doek te kunnen bereiken, stond het op een constructie die aan een katrol hing, zodat hij het hoger of lager kon hijsen.
Kostte schilderen hem al grote moeite, beeldhouwen was pas echt onmogelijk. Boetseren in klei, een beitel vasthouden, daarvoor waren beweeglijke vingers nodig.
Boven: Renoir gebruikte zijn personeel en meisjes uit het dorp Cagnes als modellen. Dit schilderij, Les Grandes Baigneuses, dat in Musée Renoir hangt, stamt echter van voordat Renoir in Cagnes woonde. Het is een herinterpretatie uit 1901/1902 van een werk dat Renoir veel eerder, in 1887, maakte. Dat was veel preciezer geschilderd dan dit en betekende destijds zijn breuk met het impressionisme. Deze interpretatie is veel vrijer en speelser.
Rechts: Zonsondergang achter twee oeroude olijfbomen in de tuin Les Collettes van Renoir.
Onder: Een reproductie van een schilderij van Renoir uit 1914, met een vergelijkbaar zicht als in de foto waarmee dit artikel opent. Dit paneel staat in de buitenlucht opgesteld op de plek waar het is geschilderd.
Links: De boerderij van Les Collettes, zoals geschilderd door Renoir in 1915. Je voelt de warmte bijna, ziet het trillen van de lucht, hoort de krekels. Dit werk hangt in het Musée Renoir, ondergebracht in de villa van Les Collettes, Renoir’s voormalige woonhuis.
Linksonder: Deze buste van Venus Victrix is een voorstudie in terracotta voor de grote Venus en vormt een tussenstadium in de unieke samenwerking tussen Renoir en Guino.
Rechtsonder: Buste van Madame Renoir (1916, Renoir/Guino). Aline, Renoir’s echtgenote, was oorspronkelijk één van zijn eerste modellen en komt voor op meerdere van de bekendste schilderijen uit zijn impressionistische periode.
Rechterpagina: De boerderij van Les Collettes, temidden van de oude olijfgaard. Het spel van zon en schaduw op de voorgrond intrigeerde Renoir mateloos op het hoogtepunt van zijn impressionistische periode en speelt een belangrijke rol in zijn misschien wel beroemdste schilderij Bal bij de Moulin de la Galette.
RENOIR’S HANDEN WERDEN MET
EEN LINT AAN ELKAAR GEBONDEN, HET PENSEEL ERTUSSEN GEKLEMD
In 1907 was het hem nog gelukt een klein eerste probeersel te maken - een reliëf van Coco, zijn jongste zoon - maar in 1913 waren zijn vingers volledig vergroeid. Hij verzuchtte op een dag aan Vollard dat hij altijd had willen beeldhouwen, maar te lang geaarzeld had. Nu was het te laat. Vollard, behalve een vriend ook een gewiekste zakenman met een neus voor nieuwe ontdekkingen, sprong op van zijn stoel, riep: “Je hebt nieuwe handen nodig. En ik zal ze voor je vinden!” en vertrok, Renoir verbluft achterlatend.
Hij hield echter woord en kwam terug met de handen van Richard Guino. De rest van de jonge beeldhouwer kreeg Renoir er gratis bij. Het was de 23 jaar jonge assistent van beeldhouwer Maillol, een grote fan van Renoir en willig om zijn handen te lenen aan de ideeën van de oude meester. Vollard betaalde hem en had als clausule in het contract opgenomen dat Renoir — en alleen Renoir — het werk zou signeren. Vollard had in zijn kunsthandel gemerkt dat Renoir in 1913 de top van zijn roem bereikt had - voor zijn schilderijen werd nu meer betaald dan voor die van Monet - dus sculpturen van Renoir, vertegenwoordigd door kunsthuis Vollard, zouden een sensatie zijn.
VENUS VICTRIX
Renoir dacht nooit aan geld of roem. Hij was echter geïntrigeerd door het idee om beeldhouwwerken te scheppen in symbiose met een andere kunstenaar. En het klikte wonderwel tussen de oude meester van weinig woorden en de levendige jonge Catalaan. Voor Renoir gold als een levenswet dat je ergens plezier in moest hebben om het goed te doen. Schilderen maakte hem altijd blij en nu had hij plezier in die wonderlijke samenwerking met Guino - en dus werd het project serieus. Guino had een enorme eerbied voor Renoir, zijn oog voor verhoudingen en vlakverdeling, en kon daarom goed omgaan met Renoir’s aan- en opmerkingen. En Renoir merkte dat hij via de goed luisterende en snel lerende Guino sommige geliefde personages uit zijn schilderijen driedimensionaal tot leven kon brengen.
Venus Victrix — de Victorieuze Venus — was zo’n personage. Het centrale karakter uit zijn op dat moment meest recente schilderij Le jugement de Paris, waarin Venus als mooiste der godinnen de appel heeft ontvangen, de prijs voor de Miss Goddess-verkiezing. De bronzen sculptuur was bedoeld voor een centrale plek in de klassieke, geometrische tuin, die Aline ondertussen voor de villa had aangelegd. Het beeld ademt daadwerkelijk de sfeer van de klassieken, heeft iets tijdloos en universeels. Anders dan in het schilderij houdt Venus een kledingstuk vast, zoals in Renoir’s vele schilderijen van wasvrouwen. Het is alsof Venus haar kleding aflegt, zonder schaamte haar tijdloze schoonheid tonend. Picasso was ervan onder de indruk toen hij het, na Renoir’s dood, voor het eerst zag. De Amerikaanse Renoir sucks-groepering zou echter getraumatiseerd de tuin van Les Collettes uit rennen vanwege het overtollige brons op Venus’ heupen en billen.
Zelf ben ik van Renoir gaan houden sinds mijn bezoek aan zijn tuin. Het is volkomen na te voelen waarom hij Les Collettes met zijn aankoop voor de ondergang wilde redden. De schoonheid van de olijfbomen, zo oud en verwrongen dat ze van steen lijken, is overweldigend, het zicht op het oude Cagnes nog altijd lieflijk. Hoeveel pijn hij ook had, elke dag liet Renoir zich in zijn draag- of rolstoel de tuin in dragen om te schilderen. Of hij zat in zijn atelier met de deur open en schilderde modellen tussen de bloemen in het gras. Zelfs de dag van zijn dood, te ziek om zijn slaapkamer uit te kunnen, had hij zitten schilderen: een stilleven, met bloemen die Dédée, zijn laatste favoriete model, zijn laatste Eva, uit de tuin had gehaald. l
La Grande Venus Victrix – de Grote Victorieuze Venus – in Renoir’s tuin, tegen de achtergrond van zijn villa, nu het Musée Renoir. Dit is het eerste beeld in vol formaat (uit 1914) dat voortkwam uit de samenwerking tussen Renoir en Richard Guino. Renoir maakte de voorschetsen, Guino studies in klei, Renoir gaf commentaar en suggesties, Guino voerde ze uit in gedetailleerdere studies. Zo ging het verder tot aan het uiteindelijke resultaat.
CARNET DE RENOIR
TUIN EN MUSEUM
Musée Renoir, 19 Chemin des Collettes cagnessurmer.fr/culture/ museerenoir OPENINGSTIJDEN: juni - september: 10-13 u en 14-18 u (de tuin blijft open van 10-18 u) oktober - maart: 10-12 u en 14-17 u (de tuin blijft open van 10-18 u)
FILM
In 2013 is er een Franse film van Gilles Bourdos over de laatste jaren van het leven van Renoir op Les Collettes gemaakt, simpelweg getiteld RENOIR. Het speelt nadat beeldhouwer Guino is vertrokken uit het huishouden van Renoir en Aline is gestorven. Op dat moment, midden in de Eerste Wereldoorlog, klopt Andrée Heuschling aan, bijgenaamd Dédée, omdat ze gehoord heeft dat Renoir een model zoekt. Ze wordt zijn laatste favoriete model en doet hem nog een laatste keer opleven. Inhoudelijk is de film nogal leeg, maar de beelden zijn schitterend. Die zijn overigens niet in Les Collettes gefilmd, maar in Domaine du Rayol in Rayol-Canadel-sur-Mer.
BOEKEN
DE TUINEN VAN RENOIR door Derek Fell is een goed en mooi boek over de tuin, de olijfgaard, de villa en de jaren dat Renoir er doorbracht. Het is in bibliotheken te vinden en tweedehands te koop.
RENOIR - AN INTIMATE BIOGRAPHY door Barbara Ehrlich White (€ 17,09 op bol.com). 432 bladzijden leesplezier over het leven van de meester.