THE BOOK OF FRAGMENTS
The Jewish Resistance Monument transcripts
THE BOOK OF FRAGMENTS
The Jewish Resistance Monument transcripts Curated by the art collective: Mikel van Gelderen, Marianne Theunissen, Gennaro Postiglione, Jeroen Werner and Jurjen Zeinstra
The Jewish Resistance Monument transcripts is part of
The Jewish Resistance Monument revisited Performance and installation 22-23/02/2014, 12:00-17:00 25/02/2014, 11:00 - 15:00 / 18:00 – 21:00 Amstel 41 gallery (Amstel 41, Amsterdam) Curated by the art collective: Mikel van Gelderen, Marianne Theunissen, Gennaro Postiglione, Jeroen Werner and Jurjen Zeinstra, in collaboration with the historian Loes Gompes The work is part of the Recall project actions. REcall is a research project funded by EU-Culture programme that challenges the investigation of new forms of interventions on Conflict Heritage and Landscape with the aim to overcome the trauma connected and with the precise goal to avoid the reduction and limitation of action around commemorative spaces. (www.recall-project.polimi.it/blog/)
All contents reflect the views only of the authors, and the Commission cannot be held responsible for them. REcall Consortium Politecnico di Milano (Italy) - Coordinator Aalborg University (Denmark) Norwegian University of Science and Technology Newcastle University (United Kingdom) Fasltad Museum Falstad (Norway) Museo della Resistenza Turin (Italy)
(Norway)
Associated Partners Ergan Foundation (Norway) Romsdal museet (Norway) Snark (Italy) Partners for Amsterdam events M4gastelier Jewish Historical Museum Amsterdam School of Heritage and Memory studies/UvA Gerhard Hofland gallery Radio Stad Amsterdam Amstel 41 gallery Zeinstra van Gelderen architecten Booklet design Chiara Cicciarella
INDEX I.
Joods Verzet
II.
Fatsoenlijk Land - dvd Porgel en Porulan in het verzet
III.
Fatsoenlijk Land - book Porgel en Porulan in het verzet
IV.
Hollandse Schouwburg
JOODS VERZET
22-2-1987 Radio Stad Amsterdam AV-Collectie Jewish Historical Museum inv.nr. 10000410 min. 50
“Het is al begonnen in de Jaren 1940, September, Oktober, November: dat de NSB-ers, de WA-ers met de SD-ers, achteraan kwam de Grüne Polizei, dat ze de Breestraat opkwamen, de NSB-ers voorop, in die zwarte pakjes en met messen en dat ze de winkelruiten begonnen stuk te gooien. Ja, ik noem even op: bij de melkman, de kippenpoelier, aan de overkant de barber, de slager, enzovoort enzovoort. En op de hoek van de Jodenbreestraat en de Sintantoniebreestraat was de sluis en daar stond de viskraam van Prins en daar waren we altijd in de buurt want inmiddels waren er allerlei geruchten. Je wist niks, maar elk ogenblik kon er wat gebeuren en er gebeurde ook altijd wat, zoals dat ze weer vanaf de Hoogstraat of de Amstelstaat naar binnen kwamen en dan werd je weer uitgescholden en geslagen en gegooid en gesmeten, maar ja, t was niet zo erg gemakkelijk om er wat tegen te doen want wij konden niet met veertig man bij elkaar staan. Dus het was allemaal maar achter elkaar lopen en jezelf een beetje schuil houden en als er wat was, dan was het zaak met z’n allen vanuit zoveel mogelijk kanten erop af te gaan en dat lukte in die tijd wel aardig. In het beginstadium lukte er aardig wat.”
[Read on 17-02-2014]
“Meestal gingen de geruchten wel rond en ja, hoe je aan die geruchten komt, dat weet niemand, maar de druk, die voelde je dan..t Gebeurde wel ns dat wij op de mat stonden en dat ze dan de Klovenierburgwal afkwamen, dat je een paar NSB’ers zag en van die WA-rtjes en dan gaf je zelf t seintje door aan de andere jongens: “nou ze staan daar, maar we weten nog niet wat er gaat gebeuren.” Maar dan bleek altijd dat er weer genoeg verzameld waren en dan doken ze weer een of andere straat in, hetzij de Blauwburgwal, Staalstraat, de al genoemde Amstelstraat en zo of de Snoekjessteeg, van de Kromboomsloot, of de Dijkstraat: van alle kanten kwamen ze dan en probeerden ze dan de mensen gewoon te ‘versjteren’ zo noemen wij dat. Ik kan t wel vertellen, maar t gevoel, de angst: wat moet je beginnen? Je bent verbaasd, je bent groggy, je bent versuft.. je denkt: wat gaat er gebeuren? Want veronderstel: ik kom vanavond bij u thuis en ik bel bij u aan en ik sla u helemaal in elkaar en ik maak een puinhoop bij u thuis..Want dat waren gewoon, zoals ze nu zouden zeggen, cowboyverhalen, maar t is gebeurd..”
[Read on 18-02-2014]
“Ik weet zeker, in die tijd, mensen zoals dokters en rechters ook, die hebben zichzelf toen van kant gemaakt.. Zuiver uit angst voor…nou ja. Maar wij dachten daar niet bij na, want als we daar bij na hadden gedacht, hadden we het nooit kunnen doen. Want je gaat niet nadenken: ik ga daar op af, op die troep en als dat dan maar goed gaat…Je deed het gewoon, je verdedigde je eigendommen, ook al was je jong.”
[Read on 17-02-2014]
“Als we dit hadden geweten, dan was het anders gegaan. Want we hebben ook wel ‘ns een NSB’er de Zwanenburgwal in geslagen, maar als ik dat geweten had, hadden we ‘m wel laten verzuipen. Maar toen was je nog sportief: als je iemand een paar knallen had gegeven of met een stuk ijzer had geslagen, dan draaide je je om en dan ging je maar weer weg. Ja, je moest wel maken dat je weg kwam, want anders werd je wel gepakt natuurlijk”
[Read on 17-02-2014]
“Die groepen, dat waren groepen, die hebben elkaar gevonden daar op straat: men heeft gewoon als buurt, als buurtbewoners met elkaar gesproken en gezegd: wij zullen ze opvangen als ze weer komen. Eerst kwamen ze, die WA-lieden, dat gespuis, die kwamen steeds terreur bedrijven in de Joodse wijk: mensen in elkaar slaan, het huisraad vernielen, en zo voort. En toen hebben Joodse bewoners, met elkander afgesproken om het WAtuig op te wachten. Daar zijn natuurlijk geen voorzitter, secretais, penningmeester, kapitein of luitenant aan te pas gekomen: de leider, die kwam vanzelf naar voren. Ik heb hier van onze overladen vriend Bennie Bloem, die dus deel van die groepen heeft uitgemaakt, lijsten gekregen van jongens uit die drie ploegen, waar ook hier Gerry Cohen deel van uit heeft gemaakt, en dan was daar een groep Barend/ Bennie Blum, Weesperstraat, Kerkstraat, er was een groep van Simon Loper van het Waterlooplein, er was dan verder een groep van de jongens van Silverberg, de zogenaamde Rapenburgerstraatgroep, daar werden wel degelijk afspraken gemaakt, voor een groot deel kwamen al deze jongens uit boksverenigingen.�
[Read on 18-02-2014]
“Vanaf 1934 kwamen ze de straat op, ‘33/’34, hebben wij al met dit krapuul gevochten, ik was toen georganiseerd in de socialistische anti-oorlogs Liga, bij de mensen uit die tijd een bekende organisatie die principieel oorlog en fascisme bestreed en zich verder bezighield met, laten we een groot woord noemen, met de beveiliging en bewaking van gebouwen van de moderne arbeidersbeweging, demonstraties en colporteurs, wat dus in die jaren al, ik spreek van ‘33/’34/’35/’36 vooral betrekking had op de straatcolportage, er waren ook mensen die colporteerden met vrijheid-arbeid-brood bijvoorbeeld, en die van het SDAP en het NVV regelmatig slaag kregen, van die goedgetrainde WA, van de NSB, daar was de liga op ingesteld, en die namen dan deel aan die vechtpartijen, vaak met succes, soms met minder succes.”
[Read on 17-02-2014]
“Wij hebben dus.. in de moderne arbeidersbeweging van toen had men niet zo’n onderscheid van de joodse leden en de niet-joodse leden, wij waren allemaal, als ik het zo mag noemen, wij waren allemaal kameraden. En wij kregen vaak hulp van de strijdbond tegen fascisme, dat was een meer communistische organisatie, waar wij ook samen mee optrokken, bij ons lag het niet zo, die scheidingslijn, we waren allemaal betrouwbare antifascisten als zodanig en daar zaten natuurlijk, zoals altijd in de hele politiek, joodse burgers, jongeren en ouderen aanwezig omdat men daar een belangstelling voor had. “
[Read on 17-02-2014]
“Het was voor mij geen politieke motivatie, het was gewoon.. we werden aangevallen. Je moest er wat tegen doen. Gewoon een verdedigingsdrang was het. Niemand was politiek bewust bij ons�
[Read on 17-02-2014]
“Ik herinner me dat ik met Sjakie Viskoper en Nollie Metz van de Oude Schans kwam, dat we uit de Vissteeg, van de Jodenhouttuinen kwamen, van Rapenburg af, en inmiddels van de Hoogstraat kwamen ook al de WA-mensen, nou ja, ik noem ze nou maar effe mensen, maar.. gespuis.. 30/40 van WA-mensen en SS-ers.. En de Schalkhaarpolitie, van die zwarthemden, hadden we ook nog. En die begonnen dan die spullen in elkaar te slaan en de mensen aan te pakken. op zondag was de markt daar ja. En toen was het: wat mot je, vuile rotjood, en dit en dat. Stallen omgooien.. En, nou ja, dat pik je dan niet. En toen is die grote vechtpartij begonnen. En wij kwamen net uit de boksclub, om de hoek van de Uilenburgerstraat, Jodenhouttuinen en toen zijn we zo de Jodenbreestraat opgelopen, de Vissteeg door, en we zijn die NSB-ers achterna gelopen, ja, niet wetend dat Koot daar was natuurlijk. En toen zijn we daar met onze stukken hout, want dat was het zwaarste wapen dat wij maar hadden, stukkies hout, die pakten we van Kokernoot, want die had een kistenhandel in de Jodenhouttuinen, dat waren die vierkante latten, van die hoekkisten en dan maakten we één kant met een mes rond om het goed in je hand te kunnen houden, en mijn grootste sport was dan in die tijd, want in het begin kwamen ze vaak op de fiets binnen, dat ik dat stuk hout door het wiel heen gooide, je kon nagaan hoe de reactie was: over de kop. En dan is het met een bliksemactie, alles ging met een bliksemactie, want eigenlijk nadenken kon je niet… Nou dan was het effe.. je kreeg een oplawaai, hier zie je nog wat, hier zie je nog wat..”
[Read on 18-02-2014]
“op een miezerige dag net zoals vandaag, als ik me goed herinner, want het is zowat 46 jaar terug, zit je over te praten, en daar was rook afgegaan in de namiddag me die vechtpartij en daar is Koot, die WA-man om het leven gekomen. Die is toen gevallen op de hoek, ik zal het je precies zeggen, en geen meter ernaast, op de hoek van het Waterlooplein waar toen de slager was. Daar, precies voor die deur, ik heb nog tegen hem gezegd, nou, wat mot je nou, sta maar op, maar hij lag te kermen op de grond en toen bleek dat hij een of twee dagen later dood was, want ik meen dat ie naar de Binnengasthuis was vervoerd en daar was ie overleden. Maar dat was vanwege die vechtpartij en toen hebben ze ook onze ploeg ingesloten en dat was dan ook die bewuste 18/19 man en die zijn toen gepakt en daar hebben we ook nooit en nooit meer wat van vernomen, waar ze toe zijn gegaan, niks niks niks. En hier heb je nou het geval, dat waren nou die jongens van Silverberg, Philip, Lars, en deze naam ben ik ontschoten. En dat waren mijn buurjongens. Op de Valkenburgerstraat. Want ik woonde 77, Rinus Michels was trouwens mijn buurjongen, de bekende voetbaltrainer, en zij woonden aan de overkant op nummer 8 en 10 met de beroemde boksertjes Brandes. Dit waren ook 3 broers maar die 2 werden gepakt en in die groep zat ik en voor hetzelfde geld had ik niet hier gestaan, dan had je nooit wat kunnen weten..�
[Read on 18-02-2014]
“Was het maar waar, dat de Joden vuurwapens hadden, was god maar aanwezig geweest op dat moment, dan hadden er meer aangegaan De joden hadden helemaal geen wapens. We hadden courage en moed en gewoon het lef om het te doen. Je dacht niet na op dat moment. Je deed gewoon die dingen..�
[Read on 17-02-2014]
“Tot het laatste moment, tot de dag van de bevrijding, tot de dag van vandaag: elke dag moet ik nog vechten. Dat klinkt misschien gek: maar ik moet nog vechten. Vorig jaar in Purmerend had ik nog een hakenkruis op mijn raam staan.�
[Read on 17-02-2014]
“Wij gingen een bezoek brengen naar mijn schoonouders. Mijn vrouw wilde zien hoe het met hun was en toen schrokken we verschrikkelijk toen we daar de trap opkwamen zagen wij een van mijn zwagertjes, die zou toen geweest zijn 17 a 18 jaar. Een flinke jongen. Hij was helemaal mismaakt. Zijn hele gezicht was helemaal bol naar een kant zijn ogen waren dicht. Hij had slagen gehad van een Duitser met de kolf van diens geweer. De overige familieleden, mijn schoonouders en broertjes en zusjes zaten verschrikt bij elkaar als vogeltjes in een kooi in de kamer en zeiden het is vreselijk hoe de Duitsers hier huishouden na aanleiding van de vechtpartijen die de joodse jongeren gehad hebben met de WA . Ik ben daarvan geschrokken en ik dacht mijn vrouwtje is in verwachting we moeten hier weg. Ik zeg: zeg vader en moeder maar dag en we zijn toen weggegaan. Toen kwamen op het Meijerplein en zagen de auto van de Grune Polizei achter elkaar in vol oornaat binnenrijden en ik zeg tegen mij vrouw Alie hollen voor je leven,want we wilde achter de brug komen van de Weesperstraat. We holden weg zo hard als we konden en op die dag heeft de Grune Polizei die ontzagwekkende, afschuwelijke razzia gehouden, die zo vreselijk is geslaagd.�
[Read on 18-02-2014]
“De grote verdiensten van de knokploeg was dat ze een signaal af gegeven hebben aan de hele Nederlandse bevolking om zich te verzetten en om duidelijk te demonstreren, hoe moeilijk dan ook , dat verzet mogelijk was en vanuit deze verzetsdaad van deze Joodse knokploeg waar Gerrie Cohen een van was is volgens mij de februari staking ontstaan.�
[Read on 17-02-2014]
“ik heb daar nog gewerkt bijna tot aan mijn arrestatie toe, toen kwam daar een ‘Verwalter’, een Duitse bestuurder, die had tegen de secretaresse van het bedrijf gezegd dat die Natkiel die moest maar oppassen, anders zou hij hem op laten pakken. Dat was m’n eerste waarschuwing, omdat ik ook wel wat lectuurtjes had verspreid, kleine stencils die ik had doorgegeven in het bedrijf en die ik kreeg van een buurman die was aangesloten bij de Communistische Partij Nederland, een melkboer, een kleine neringdoende en een Parool, Parooltjes, die ik kreeg van een buurman die machinist was bij de nederlandse spoorwegen. Ik moest dus toch weg. Ik ben door de politie gewaarschuwd dat ik weg moest gaan en ik ben toch gearresteerd. Maar goed: ik heb het overleefd zoals u ziet..”
[Read on 18-02-2014]
“Wij waren de eerste die frontaal in aanraking kwamen met de tegenstanders de Nazi’s , daar is het ondergrondse werk uit voortgekomen. Dat was ook de hele bedoeling ervan. De knokploeg is doorgegaan in mindere maten. Het werd steeds gevaarlijker. Er werden steeds meer mensen opgepakt en die verdwenen. We woonden midden in de getto en iedereen wist wie wie was. Elke dag was het oppassen geblazen.”
[Read on 17-02-2014]
“het is niet uitsluitend en alleen om een monument op te richten. Ik zit hier voor de Stichting Joodsverzet 19401945 voor 1 of 2,of 3 joodse knokploegen die in het begin van de bezetting zo dapper gevochten hebben, nee het gaat om alle joden die in Nederland in de periode 1940-1945 die op wat voor manier hebben deelgenomen aan het verzet tegen de Nationaal Socialistische bezetter. Dat wil ik heel graag duidelijk naar voren brengen dat men niet denkt dat wij voor EEN knokploeg een monument gaan oprichten, nee het gaat om het grote verzet van joden in Nederland. U moet beseffen dat het verzet tegen de WA een enorme dosis moed vereisten, maar dat het doorgeven van illegale lectuur, het aanplakken van aanplakbiljetten die opriepen tot acties tegen de Duitse bezetting, het ondermijnen van bruggen, het onklaar maken van wegen, het vervoeren van wapens en het wegbrengen van onderduikers, het verspreiden van bonkaarten, het verschaffen van levensmiddelen aan ondergedokenen en de families die erbij hoorden, net zo gevaarlijk was en dat was zeker voor Joden die dan gepakt zouden worden met die activiteit een dubbel groot risico. Slechts weinige leven nu nog. En als wij denken wat er nu nog leeft van Joodse verzetsmensen komen wij niet hoger als 40 50 die nu nog leven. Als wij zeggen een monument voor het Joodse verzet dan hebben wij het over de Joden die hebben deelgenomen die er niet meer zijn. Voor ons persoonlijk hoeft het niet maar wij willen onze gevallenen herdenken zoals professor Presser de grote historicus in een van zijn geschriften heeft gesteld. Het is bitter om te moeten constateren dat voor die Joodse deelname nergens bij de duizend gedenktekens die wij hebben in Nederland niet een klein naaldje, niet een klein gedenkteken staat.�
[Read on 18-02-2014]
FATSOENLIJK LAND
Porgel en Porulan in het verzet
2013, The Netherlands DVD inluded in the book with same title by Loes Gompes DVD by Loes Gompes and Sander Snoep Lumen Film production min. 50’
“Hangt er vanaf hè. Nu nou ‘k eh nou ‘k oud ben begrijp ik eigenlijk niet meer hoe we dat hebben kunnen doen, hoe we dat hebben durven doen, hoe we ons d’r doorheen hebben geslagen, ‘k zou het nou niet meer kunnen. D’r waren ook mensen die niets dorsten, en dat dat vond ik toen nogal minderwaardig, maar ik ga het steeds beter begrijpen. Die stress, dat je dat vier jaar verdraagt, zonder in te storten, nou dat dat eh vind ik eigenlijk ehm, ik begrijp het niet helemaal meer. Hoe heb ik dat gekund destijds? En de anderen ook natuurlijk, het gaat niet om mij alleen. Nou, hoe hebben wij dat gekund? Als ik erover praat, nou dan voel ik die spanning weer opkomen. Je je staat versteld van wat jongens, en meisjes dus ook, van een jaar of achttien, twintig, tweeëntwintig, wat die aandurven. Bob van Amerongen, da’s mijn eerste echte compagnon geweest. Hij deed ‘tzelfde soort werk als Aleid en ik. Die kwam bij me en die zei eh: ‘Ja, ze hebben gezegd dat jij illegaal werk doet, ik doe ‘t ook, zullen we samenwerken?’”
[Read on 18-02-2014]
“M’n grootouders, vijfentwintig jaar getrouwd, mijn vader daar, hij moet eh iets in de twintig zijn. Dat zijn ze. Allemaal familieleden.”
[Read on 17-02-2014]
“Op een gegeven moment eh kwam ik Jan Hemelrijk tegen op het station in Amsterdam, gewoon maar eh even elkaar tegenkomen. En toen had ik k ik had heel weinig relaties en ik moest iemand aan ‘n persoonsbewijs helpen. En op de één of andere manier wist ik wel dat Jan daarin deed. En eh ik sprak hem aan, ik zei Jan eh ‘k heb je nodig voor eh... En Jan was onmiddellijk eh, hij zegt, ik weet niet meer voor wie en hij heeft dat persoonsbewijs eh geregeld. En eh op de één of andere manier zijn we toen voor dat soort dingen vooral, want Jan was voor Joodse onderduikers altijd bezig om goeie papieren te krijgen.”
[Read on 17-02-2014]
“Bob en Jan konden kennelijk heel goed met mekaar opschieten. Ik herinner me dat ie eh in aanraking kwam met met Bob die hetzelfde werk deed, ook Joodse mensen onderbrachten, want er zat natuurlijk wat Joodse familie aan de kant van zijn Joodse vader. Onder andere de familie Pos, die ook eh ondergebracht is via deze groep. Iemand heeft gezegd, nou eh in in de loop van de oorlog kwam dat malle gedicht tevoorschijn in illegale blaadjes, perulan en porgels. Ik ben een perulan, mijn vader was een peer, mijn moeder was een porgel, mijn vader was een perulan, raban, raban, raban. Tot ik dacht dat is eigenlijk wel mooi perulan en porgels, we maken d’r p.p. van. Dus het betekent verder niks, het was om een groep en waarom de naam d´r moest zijn weet ik eigenlijk ook niet, want ook dat was eigenlijk gevaarlijk, om een naam te hebben.”
[Read on 18-02-2014]
“Eh... ja. Als Willy Pos niet toevallig een neef had gehad die Bob van Amerongen heette, eh, dan was mijn zus d’r niet en was ik er niet. Zo simpel.”
[Read on 17-02-2014]
“‘Tante Elly is in het najaar overleden en heeft deze tijd gelukkig niet meer meegemaakt. In de Badlaan is er niemand meer van de familie. Bij Maurits en Stella is alles gelukkig nog goed en ook wij viertjes zijn nog bij elkaar. Zolang ik er nog ben zal ik je schrijven ende hoop nieuws te hebben. Vele kussen voor de kinderen, heel veel groeten, ook voor Injas, en kussen van Jaap en Miep en apart van mij. Gré.’ En toen is er toch iets bovengekomen van Joden zijn in gevaar, dat heb ik heel langzamerhand, ik weet niet in welk stadium dat echt doorgedrongen is, maar heel langzamerhand ben ik dat gaan begrijpen.”
[Read on 17-02-2014]
“Aleid en ik zijn al begonnen onderduikadressen te zoeken voordat de Jodenvervolgingers gestart waren. Want wij wisten dat het komen zou en wij zijn van het begin overtuigd geweest dat de enige manier om te overleven was om onder te duiken. Dat kwam ook omdat wij om te sparen vóór de oorlog altijd Duitse réfugés hadden, Joodse réfugés. Maar die kwamen regelmatig bij ons en vertelden hoe het in Duitsland allemaal was.”
[Read on 17-02-2014]
“Nu ik oud ben, begrijp ik eigenlijk niet meer hoe we dat hebben kunnen doen, hoe we dat hebben durven doen, hoe we ons er doorheen hebben geslagen: ik zou het nou niet meer kunnen. Er waren ook mensen die niets dorsten, en dat vond ik toen nogal minderwaardig, maar ik ga het steeds beter begrijpen. Die stress, dat je dat vier jaar verdraagt, zonder in te storten, ik begrijp het niet helemaal meer. Hoe heb ik dat gekund destijds? En de anderen ook natuurlijk, het gaat niet om mij alleen. Nou, hoe hebben wij dat gekund? Als ik erover praat, nou dan voel ik die spanning weer opkomen. Je staat versteld van wat jongens, en meisjes dus ook, van een jaar of achttien, twintig, tweeëntwintig, aandurven. Bob van Amerongen is mijn eerste echte compagnon geweest. Hij deed het zelfde soort werk als Aleid en ik. Hij kwam bij me en zei: ‘Ze hebben gezegd dat jij illegaal werk doet, ik doe ‘t ook, zullen we samenwerken?’”
[Read on 18-02-2014]
“Op een gegeven moment kwam ik Jan Hemelrijk tegen op het station in Amsterdam. Ik had heel weinig relaties en ik moest iemand aan ‘n persoonsbewijs helpen. En op de één of andere manier wist ik wel dat Jan daarin deed. En ik sprak hem aan, ik zei: “Jan, ik heb je nodig voor eh...” En Jan reageerde onmiddellijk positief en hij heeft dat persoonsbewijs geregeld. En op de één of andere manier zijn we toen voor dat soort dingen gaan samenwerken, want Jan was voor Joodse onderduikers altijd bezig om goeie papieren te krijgen.”
[Read on 18-02-2014]
“Bob en Jan konden kennelijk heel goed met mekaar opschieten. Ik herinner me dat hij in aanraking kwam met met Bob die hetzelfde werk deed, Joodse mensen onderbrengen, want er zat natuurlijk wat Joodse familie aan de kant van zijn Joodse vader. Onder andere de familie Pos, die ook ondergebracht is via deze groep. In de loop van de oorlog kwam dat malle gedicht tevoorschijn in illegale blaadjes, Perulan en Porgel. Ik ben een Perulan… Nee, mijn moeder was een Porgel, mijn vader was een Perulan, Raban, Raban, Raban. Toen dacht ik: dat is eigenlijk wel mooi. Perulan en Porgel, we maken er P.P. van. Dus het betekent verder niks, het was voor een groep en waarom de naam d´r moest zijn weet ik eigenlijk ook niet, want ook dat was eigenlijk gevaarlijk, om een naam te hebben.”
[Read on 18-02-2014]
“Als Willy Pos niet toevallig een neef had gehad die Bob van Amerongen heette, eh, dan was mijn zus d’r niet en was ik er niet. Zo simpel.”
“‘Tante Elly is in het najaar overleden en heeft deze tijd gelukkig niet meer meegemaakt. In de Badlaan is er niemand meer van de familie. Bij Maurits en Stella is alles gelukkig nog goed en ook wij viertjes zijn nog bij elkaar. Zolang ik er nog ben zal ik je schrijven en hoop nieuws te hebben. Vele kussen voor de kinderen, heel veel groeten, ook voor Ignas, en kussen van Jaap en Miep en apart van mij. Gré.’ En toen is er toch iets bovengekomen van Joden zijn in gevaar, dat ben ik heel langzamerhand, ik weet niet in welk stadium dat echt doorgedrongen is, maar heel langzamerhand ben ik dat gaan begrijpen.”
[Read on 18-02-2014]
“Aleid en ik zijn al begonnen onderduikadressen te zoeken voordat de Jodenvervolgingen gestart waren. Want wij wisten dat het komen zou en wij zijn van het begin af aan overtuigd geweest dat de enige manier om te overleven was om onder te duiken. Dat kwam ook omdat wij, om te sparen, vóór de oorlog altijd Duitse réfugés hadden, Joodse réfugés. Die kwamen regelmatig bij ons en vertelden hoe het in Duitsland allemaal was.”
[Read on 18-02-2014]
“‘Als jood werd je zomaar opgepakt, zo simpel. Als iemand van de verkeerde kant zoals wij het noemde, daar zin in had en hij zag iemand met een ster lopen en zei: “Kom maar hier….” Als je toen vier Portugese grootouders had dan kon je een ‘Sper’ krijgen en mijn broer Jaap had het zo geregeld dat hij een stempel had met vier Portugese grootouders en daarmee tijdelijk een uitstel tot deportatie.’”
[Read on 18-02-2014]
“‘Ik stond dus met Bram (…) op de binnenplaats van de Portugese Gemeente, toen kwamen er twee Nederlandse politieagenten die ons hebben meegenomen naar het politiebureau naast de Mozesen Aronkerk. Op het politiebureau heb ik de heren ervan kunnen overtuigen dat ze maar eens naar de Euterpestraat moesten bellen omdat ik een “Kalmeijer-stempel” had. Daarop hebben ze me tot mijn stomme verbazing laten gaan. Bram (..) is doorgeschoven naar de Hollandse Schouwburg en drie weken later, op 17 september1943, is hij vermoord.’”
[Read on 18-02-2014]
“De binnenstad was vooral daarom zo onveilig omdat je dus een groot deel had dat gemakkelijk kon worden afgesloten door bruggen op te halen of af te zetten en iedereen die dan binnen het afgezette gebied was kon opgepakt worden. Bij sommige razzia’s was dat van huis tot huis. De eerste keer dat het zo afgezet is geweest was 22 februari 1941, dat was een zaterdag. Toen hebben ze dat gebied afgezet en hebben ze in totaal iets van 600 man opgepakt en naar Mauthausen gestuurd en bij mijn weten is daarvan niemand levend teruggekomen”
[Read on 18-02-2014]
“Waar nu de Dokwerker staat, daar werden al die mannen verzameld en op een rijtje gezet en die moesten daar dan allerlei bevelen opvolgen en sommigen moesten langs de rijen lopen en werden afgeranseld: het was echt heel onverkwikkelijk en heel erg. Als je dus op de secretarie van de Joodse Gemeente zat, die dag was ik er niet, maar de mensen die er wel waren, die keken er vol op en die hebben uit pure ellende de luiken dicht gedaan, want het was niet om aan te zien.�
[Read on 18-02-2014]
“Dat heeft een uur of drie geduurd, alles bij elkaar. Zeshonderd mensen afvoeren is ook niet zo eenvoudig: een hele organisatie, maar daar waren ze heel bekwaam in. Het ging meestal met overvalwagens en dat is dus ook de reden dat ik, tot meer dan tien jaar na de oorlog, een paniekreactie kreeg als ik een vrachtwagen hoorde optrekken�
[Read on 18-02-2014]
“Een kind afstaan, zonder te weten hoe het er verder mee gaat moet voor een ouder een verschrikkelijks iets zijn.”
[Read on 18-02-2014]
“ Ik kan me herinneren het afscheid van mijn moeder niks uitbundigs aan heel rustig allemaal�
[Read on 18-02-2014]
“Ik had het straks over instinctief dingen aanvoelen ik denk dat het een van die dingen was je wist eigenlijk veel meer dan je liet merken je mocht niet zoveel laten merken.�
[Read on 18-02-2014]
“Kijk ik was wel zover dat ik wist of je ging naar Westerbork en daana wist je niet wat er ging gebeuren: je liep met een ster je mocht niet meer zus je mocht niet meer zo je mocht van alles niet. en onderduiken was de enige mogelijkheid om daaraan te ontkomen. Maar het waren lieve mensen probeerden mij ook wat school lessen bij te brengen. Ze hadden ook vaak kinderen van buiten uit een andere stad in huis genomen, ze waren wel gewend om een extra kind in huis te hebben, zodat het nogal natuurlijk verliep. Maar een maand later, in september, hebben ze mij moeten vertellen dat mijn moeder was gepakt en mijn grootmoeder was gepakt: dat herinner ik me als de dag van gisteren. “
[Read on 18-02-2014]
“Wat idioot om terug te gaan; had die kennis maar gewaarschuwd en gezegd we doen het zo en denk eraan dat je als donder ook zelf onderduikt.“
[Read on 18-02-2014]
“...maar we waren een infantiel land, we hadden meer dan honderd jaar geen oorlog gekend dat deed je niet, we waren zo fatsoenlijk: dat deed je niet. Ik herinner me het afscheidsgesprek, ik besefte toen nog niet dat het een afscheidsgesprek zou zijn maar dat we elkaar goedendag zeiden dat ze weer terug zou gaan naar de schouwburg en dat ik zei ik reken erop dat ik je morgen zie want Miep en ik kunnen niet zonder jou en dat was het laatste dat we elkaar gezien hebben.�
[Read on 18-02-2014]
“Als je een gezin hebt, dan steek je je nek uit voor een heleboel mensen en om dan risico te gaan lopen: ik weet niet of ik dat gepresteerd zou hebben.�
[Read on 18-02-2014]
“Jan moest mensen hebben die hun mond konden houden die niks wilde weten die alleen maar recht uit keken en niet naar links en rechts iets wilde weten en niks vroegen�
[Read on 18-02-2014]
“Ik ben op het station want daar stonden die heren gepakt. Ik heb een paar keer gehad dat er gebeld werd over mij en of het klopte, hoe het met mijn voorouders zat.””
[Read on 18-02-2014]
FATSOENLIJK LAND
Porgel en Porulan in het verzet
2013, Loes Gompes Fatsoenlijk Land Porulan in het verzet
Porgel en
Rozenberg Publishers, Amsterdam
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
[Read on 18-02-2014]
HOLLANDSE SCHOUWBURG
February 1993 Joodse jongen in het verzet (vijf interviews) AV-Collectie Jewish Historical Museum inv.nr. 40000610 min. 51’
“Bij de crèche was natuurlijk... daar waren verschillende methodes. Er was een driemansschap dat zich eigenlijk bemoeiden met de kinderen van de crash, ook met de volwassenen maar hoofdzakelijk hadden wij met de kinderen te maken. Dat was Walter Suskind, Felix Halverstad en Bert de Vries Robles. Dat was zo een beetje het driemansschap wat het organiseerde in de crèche. En ik kwam dus twee keer per week, vooral bij Walter Suskind en Felix Halverstad, daar had ik het meest contact mee. En dan zei die “nou, die kinderen, wat denk je er van?”. Hij verdeelde het ook, hij gaf een gedeelte aan de FE groep, hij gaf een gedeelte weer aan een andere groep, en ja, iedereen haalde zo... Kijk, vooral in het begin is het toch wel heel moeilijk geweest om adressen te krijgen, want iedereen zat weer in een ander gebied. De een zat in Limburg, de ander zat in Friesland. Dus, daarom was het ook heel verstandig dat je met verschillende groepen... dat hij het ook verdeelde en, dan vroeg hij het weer eens aan ons en dan vroeg hij het weer aan de andere groep. En nou ja, dan, kwam er een lijstje van vijf of zes kinderen en gingen wij aan het werk en kijken of we daar een plaats voor konden vinden.”
[Read on 18-02-2014]
“Ja, op het moment dat we dus een plaats voor een kind hadden, dan gingen we naar Suskind terug, of naar Halverstad. En dan zeiden we “nou dat kan, die en die dag kunt u ze komen halen”, en dan waren er dus allerlei methodes. Ik bedoel, ik heb zelf met mijn medewerksters veel kinderen achter de crèche gehaald in de achtertuin. En dan zijn er ook verhalen dat de leidsters met de kinderen gingen wandelen en ze dan weleens verloren. Dat heb ik ook wel een paar keer gehad. Maar voor mij, ik, bij mij was het veel meer dat ze via de achtertuin heel ‘s ochtends vroeg, om een uur of zeven-acht, dat we daar dan gingen, en dan werden ze daar gewoon, door een van de meisjes opgehaald.”
[Read on 17-02-2014]
“Ja dan dan dan
dat was dus, er was dus een achtertuin en daar gingen we naar toe en, daar wachtten we ze dan op. En daar stond een van die meisjes, die stond daar met kind in hand en namen we het gewoon over.�
“Daar was geen bewaking nee. Nee, anders had dat niet gekund natuurlijk. Wel in het schouwburg, maar niet in de crèche. In de crèche zat geen bewaking. Gelukkig niet.”
[Read on 18-02-2014]
“Ja dat is een vraag die altijd gesteld wordt, en het is een verkeerde vraag naar mijn gevoel. Want, natuurlijk ben je bang, maar je verdringt dat absoluut. Als je er over na gaat denken, dan kan je het niet. Ik denk dat je gewoon... ja, goed, natuurlijk was je bang. Maar wij zijn, ik denk dat wij toch, in zo ver een groot voordeel hadden dat wij dus toch ongelovelijk bang waren om... daar waren wij echt bang voor, de verantwoordelijkheid. Dat is eigenlijk mijn grootste bangigheid geweest. Want, je hebt een geweldige verantwoordlijkheid tegenover de ouders, maar ook vooral tegenover de kinderen. En, iedere fout die je maakt kan, kan fataal voor een kind zijn. En we hebben daar dus ontzettend op geconcentreerd, om een zo veilig mogelijk onderbrengen. Dat de kansen van ontdekking zo gering mogelijk waren.�
[Read on 17-02-2014]
“Nou, in de eerste plaats, dat je dus zodra er in een adres iets was gebeurd, dat je het kind weg ging halen. Geen risico nemen. Als er iemand was geweest die dat kind ontdekte en er bijvoorbeeld een opmerking over had gemaakt. Laten we zeggen er was iemand daar in dat huis gekomen en had dat kind daar gezien en had gezegd van “God wat is dat voor, ...”, en dan zeiden ze “ja nou... dat is een kind, geëvacueerd uit Rotterdam”, dat waren dikwijls de kreten die daarvoor gebruikt werden. En, ja, dan... dan zeiden ze dus “oh, nou...”. Maar het feit dat, laten we zeggen, die bezoekster dat kind gezien had, was voor ons al reden genoeg om het kind weg te halen. Los van of die vrouw te vertrouwen was of niet te vertrouwen was. Meestal wist je dat ook niet altijd. In ieder geval geen risico nemen, dan maar naar een ander adres. Want, door dat soort kleinigheden en stommiteiten, gebeurde er iets.”
[Read on 17-02-2014]
“Nou goed, dan... dan werd het bekend en gingen ze er over praten en dan was er altijd wel iemand die het aangaf. En dan was dus niet alleen het kind het slachtoffer maar ook de familie. Dus je had aan drie kanten een verantwoordelijkheid. Ten opzichte van het kind, ten opzichte van de familie waar je het kind onderbracht, en uiteindelijk ook ten opzichte van de ouders waar je de belofte voor gemaakt hebt om het zo goed mogelijk te doen. Maar ja, wij waren ook amateurs, wij moesten het ook leren. Het enige wat ik vind waar we van uit zijn gegaan en dat toch wel behoorlijk gewerkt heeft, is die ontzettende grote gevoel van verantwoorlijkheid. En dat, vond ik eigenlijk het allerbelangrijkste, het meest drukkende... dat je die verantwoordelijkheid had.�
[Read on 18-02-2014]
“... meer, maar hoe... ze kwam (eh) ja, ik weet het wel weer. Ik kwam er (eh) in die zaak, waar ze werkte, en daar zei ze toen tegen mij: “Lydia, ik moet mij melden voor (eh) Schouwburg.” En toen zei ik nog: “Ja, maar dat doe je toch niet?!” “Ja”, zei (ze), “ja, wat moet ik anders? Anders pakken ze m’n ouders.”... En (eh) ze heeft zich dus wel gemeld.”
[Read on 18-02-2014]
“... nou, geen idee. Eerst het begin... ofschoon... Toen wij, voor de oorlog hadden wij Duitse immigranten in huis en toen zaten er al volop communisten ‘tuurlijk vast, in de concentratiekampen, vanaf ‘33. En die waarschuwden al ons, of die zeiden al tegen ons thuis van (eh): “die Hitl (eh) Hitler die die (eh) maakt alle Joden af. Dat (eh) dat heeft ie in z’n kop en dat gebeurt ook.” En dat is ook uitgekomen... Ja ik kon dat ik kon...wij wisten ook niet van concentratiekamers (eh) wel van concentra (tiekamers), maar niet van gaskamers en dat soort dingen na de oorlog pas”
[Read on 18-02-2014]
“Een werkkamp. En dat was ook heel geraffineerd opgesteld, hè, dat ding wat ze kregen, dus dit... papier: “U moet zich melden voor werkverschaffing in Duitsland”, en stevige kleren en stevige schoenen en dat soort dingen mee. Dus ze dacht echt werkelijk dat ze moesten werken in die kampen. Dat hadden ze keurig opgesteld, die Duitsers... Daar trapte je in.”
[Read on 18-02-2014]
“Nee, niet vanaf het balkon. Het waren gewoon de achter (eh) de achterkant waren ramen en daar kon ik gewoon (eh) gewoon uit ‘t raam kon ik op de... de binnenplaats kijken.”
[Read on 17-02-2014]
“Dan zag je ze gewoon (eh) rondlopen daar op die binnenplaats en d’r zaten ook wel (eh) artiesten die d’r ook nog opgetreden waren. Die zaten in het zonnetje daar en (eh)... nou, toen hadden ze tuurlijk allemaal al (eh) banden dan die artiesten, want die die werden meteen Joodse Raad dus (eh)...”
[Read on 18-02-2014]
“Nee... absoluut niet. Het krankzinnige was, dat beneden was de schutting, dus, van de benedenburen, en daar kwam ik dan vaak, want ik stond met haar vaak te praten in de tuin beneden. En dan hadden we nog gesprekjes En dan gingen de, op een gegeven ogenblik, - aan de overkant bij mij was een -winkeltje en kon je zure augurken en dat soort dingen kopen - gingen ze over de schutting heen, tuin door, de gang door gingen ze aan de overkant een (eh) zure bom voor vijf cent kopen, tot op een keertje die - het was een ouwe wankele schutting - die schutting omviel - d’r zaten drie jongens op en (eh) die schutting die stortte, of “stortte” - het ging heel langzaam, dus in slow-motion kwam die schutting in die tuin en met die jongens d’r bovenop... Nou, we hebben krom gelegen van ‘t lachen, zowel aan de tuinkant als aan de kant van de Schouwburg, dat iedereen die die, dat was (een) prachtig gezicht: die drie jongens in die tuin. La (-ter)... en toen zijn toen zijn ze een zure augurk gaan halen aan de overkant en toen werd met alle mogelijke moeite weer die die die (eh) schutting weer rechtgezet, nou...niks aan de hand. En dat ging heel makkelijk. D’r was helemaal geen toezicht, dus, ik bedoel, als ze hadden gewild hadden ze gemakkelijk weg, maar waar moesten ze naar toe? Als ze waren gehad, hadden ze wel eerder weggegaan. En ze, ik denk ook niet dat ze die verschrikkingen al kenden, wat er te wachten stonden, was... nog geen sprake van dat ze ‘t wisten...”
[Read on 18-02-2014]
“ja...ja en dat is eigenlijk geweest, omdat dat vrindinnetje van mij d’r op stond. Anders had ik er misschien niet eens (eh) opgekomen. En ik had ook een ouwe koffergrammofoon - nou toen was ie natuurlijk niet oud - met die je zo op moest winden met een slinger, en daar had ik een plaat opgezet van Joseph Schmidt: Wenn du jung bist, gehört dir die Welt... Keihard ging dat. En al die mensen stonden beneden op die binnenplaats... (haalt diep adem)...even hoor... stonden ze... mee te deinen, op die muziek... stop maar eventjes....”
[Read on 17-02-2014]
“... ja... ik, dat dat was, nou, aan de ene kant geloof ik niet dat dat raar was. Ten eerste was Joseph Schmidt tuurlijk heel bekende zanger. Ze vonden die liederen prachtig... en het was was af-afleiding voor ze - en... ik geloof ook niet dat ze bewust waren wat hun helemaal voor ogen stond hoor. Ze wa (ren) tuurlijk, ze wisten dat ze (naar) een kamp gingen en ze moesten werken... maar van vernietiging en verbranding en dat soort dingen dat wisten ze absoluut niet. Ze hadden nog wel, denk ik, toen ze daar stonden, bepaalde hoop: “Werken, nou ja in Godsnaam, maar we komen wel terug.” Dát denk ik hoor, dat ze op dat moment, later niet meer natuurlijk, toen... toen was het werd het helemaal anders, toen de eerste berichten doorkwamen wat er gebeurde...”
[Read on 17-02-2014]
“... nou niet in de Schouwburg heb ik ‘r niet meer gezien, dus alleen op die op die (eh) binnenplaats dan, daarachter (eh), achter de kleedkamers... en dan kon ik van bov(en), van ‘t huis uit, waar ik dan weer woonde, kon ik haar dus ook zien en daar heb ik toen een paar foto’s als eigenlijk als herinnering gemaakt van dat ze, nou ja, als ze terug zou komen ofzo, of, ook voor mijzelf, dat ik een herinnering aan haar had eigenlijk”
[Read on 18-02-2014]
“ja... ja beneden, over de (eh), stond ik met ‘r te praten. Beneden, in de benedentuin dan kon ik wel, stond ik wel met ‘r te kletsen ja”
[Read on 17-02-2014]
“over de schutting heen ja...a”
[Read on 18-02-2014]
“... ja, heel gewone dingen (eh) over de school en (eh) dat soort dingen en “ik hoop dat het goed ging met ‘r” en dat ze zich (eh) flink moest houden en dat soort dingen, met een beetje hoop, en een beetje moed en inpraten. Maar ze was gelukkig was ze met een neef (...) samen, die staat ook op die foto... en daar kon ze zich een beetje aan vastklampen, die was een beetje ouder dan zij, dus (eh). Na een gegeven ogenblik werd was was de binnenplaats leeg en Greetje was verdwenen. En (eh) als je dan terug denkt aan die, die plaat die Josepht Schmidt zong: Wenn du jung bist, gehört dir die Welt, Als je jong bent wordt de wereld van jou - en ze was jong - maar die wereld hoorde niet meer van haar, tóén eigenlijk al niet meer.”
[Read on 17-02-2014]
“Ja, ik ben d’r ook een keertje d’r in geweest... toen was er net een transport weg, en ik had contact met.”
[Read on 18-02-2014]
“één van die mensen van de Joodse Raad. Het was, de artiesten kregen ook allemaal een, plotseling werden die een Joodse Raad... En (eh) dat was één van van de mensen van de Schouwburg, die daar bij hoorde. En die zei:”moet je es even komen kijken, d’r is net een transport weg, wil je es kijken hoe dat achtergebleven is?” “Nou dat is dat wil ik wel zien”. Toen ben ik gewoon de voorkant d’r in gegaan... en toen zag je daar die zaal, met al die stoelen aan de kant geschoven, en al die stromatrassen die daar lagen en ach, kinderschoentje daar en een kledingstuk daar en een stuk brood, het was ongelooflijke chaos was d’r achtergebleven.”
[Read on 17-02-2014]
“...Greetje Velleman... ik heb tuurlijk heel gewacht of ik iets zou horen na de oorlog...Toen ben ik naar oorlogsdocumentatie gegaan. Daar hadden ze dus allemaal (eh) lijsten in (eh) grote bakken enzo... en toen is dus gebleken dat ze vergast is in Auschwitz... en ook haar ouders iets later... ze is nooit meer... “de wereld heeft haar niet toebehoord”, ookal zong Joseph Schmidt dat... ja...”
[Read on 17-02-2014]
“Nooit... niets meer, afgelopen... ja... En ik mocht blijven leven omdat ik niet Joods was...”
THE JEWISH RESISTANCE MONUMENT REVISITED Performance and installation
ABSTRACT For the last two years, Gennaro Postiglione has been researching commemorative forms which relate to conflict heritage memories and events. As part of the REcall research project, Postiglione has been conducting a residency research programme at M4gastatelier in Amsterdam (www.m4gastatelier.nl), during which he has conceived The Next Monument programme, a Talk and a Performance to bridge the work delivered by teams involved in the Recall-project competition with local perspectives on the topic of commemorative forms in contemporary culture(www.recall-project.polimi.it). Are monuments only records of recorded histories? How can they act as a prompts for on-going reflection? Could a traditional monument be the starting point for individual commemoration? Does a memorial have to be fashioned out of bronze or marble to make a significant impression on our psyche? In response to some of these questions, Postiglione in collaboration with the coordinators of the M4 gastatelier has hosted, on the 19th of February 2014, an evening of discussion guided by specialists in the fields of archaeology, art, anthropology and history, from in and around at Gerhard Hofland gallery in Amsterdam (www.gerhardhofland.com). During the talks, invited guests have been asked to present (in a few minutes) their responses to the concept of “The next Monument�, being followed by feedback from the audience and further conversations. The discussion acts as a precursor to the installation and the performance conceived as a collective art work by Mikel van Gelderen, Marianne Theunissen, Gennaro Postiglione, Jeroen Werner and Jurjen Zeinstra (with the collaboration of the historian Loes Gompes) presented at Amstel 41 gallery (www.amstel41.info) the 22nd, 23rd and the 25th of February 2014 (in occasion of the yearly celebrations of the Jewish Resistance and of the February strike).
DESCRIPTION The installation and the performance The Jewish Resistance Monument revisited have been developed by the art collective Mikel van Gelderen, Marianne Theunissen, Gennaro Postiglione, Jeroen Werner and Jurjen Zeinstra in collaboration with the historian Loes Gompes, during a four months collaboration. The work was presented at Amstel 41 gallery the 22nd, 23rd and the 25th of February 2014, in occasion of the yearly celebrations of the Jewish Resistance and of the February strike. The installation takes off by a reflection on a possible new vision for monuments, memorials and other commemorative forms exploited by the research project Recall. REcall is a research project funded by EU-Culture programme that challenges the investigation of new forms of interventions on Conflict Heritage and Landscape with the aim to overcome the trauma connected and with the precise goal to avoid the reduction and limitation of action around commemorative spaces. The Jewish Resistance Monument revisited is willing to critical investigating
the very idea of memorialisation and of commemorative forms role in the contemporary society. Taking for granted the assumption that memory needs participation and active involvement of citizen to be kept alive, the work challenges an intervention dealing with the Jewish Resistance Monument on the Amstel, just a few meters away from Amsterdam City Hall and Waterlooplein, the Jewish workers district of Amsterdam before WWII. The monument was built in 1988 after the initiative of Benny Bluhm (19171986), a Jewish Resistance fighter and member of the Olympia boxer team set up by the local community to protect Jewish people from Nazi occupation forces. In the words of the Dutch Resistance Museum: “In early 1941, the members of the NSB in Amsterdam developed an aggressive attitude towards the Jews. Members of the WA, the NSB’s uniformed commando group, marched through Amsterdam. Stopping at cafés, they put up signs saying ‘No Jews Allowed’ and they destroyed property in the old Jewish neighbourhood. Jewish and non-Jewish young men formed commando groups to protect themselves, which resulted in fighting. In these fights, WA member Hendrik Koot was so seriously wounded that he died a few days later. In response, the Germans temporarily closed off the Jewish quarter. They set up a Jewish Council, which was supposed to help restore order. But a few days after Koot’s funeral, the Jewish owner of an ice-cream parlour sprayed a German patrol with ammonia gas. The Germans used the incidents as an excuse for the first roundups on Jews: on February 22nd and 23rd 1941, 425 young Jewish men were rounded up, beaten and taken away. Many Amsterdam residents were shocked. The illegal Dutch Communist Party [CPN] called for a protest strike. On Tuesday February 25th, the trams stopped running. Everyone in the city noticed that something was going on. The strike caught on. More and more businesses took part. The strikers marched through the streets.” [http://www.verzetsmuseum.org/museum/en/tweedewereldoorlog/kingdomofthenetherlands/thenetherlands/ thenetherlands-may_1940_-_february_1941/the_february_ strike] The monument has therefore also a strong relationship with the National celebration to commemorate the February strike, and it bridges between Jewish Resistance and civil protest. In this context, the team worked out, in collaboration with the historian and writer Loes Gomps, a systematic browsing of Jewish Historical Museum archives to find documents related to the monument and the stories it was meant to celebrate and make people to remember of. Indeed, stories everyone has forgotten or, even more, completely ignore, as also the monument manifests in its neglected condition and use: nobody really cares about it and its stories are deepen sunken in its black granite structure. Only
the golden letters from the holy Bible and the icon of the Tables of Low impressed on its surface, manifest the presence of an hidden meaning; meanings that need to come back to life by some sort of intervention. And this was actually what the art collective set up as main goal of its whole project, as the will to take place on the same relevant days when the darkest period of Jewish history in Amsterdam started: the 22nd, the 23rd and of the 25th February, in coincidence with the February strike celebrations. The material collected from JHM archives and Loes Gompes book allowed to put together quite a large amount of stories taken from the direct voices of Jewish Resistance fighters: the selected audio/video fragments have been transcribed by volunteers who were caught up after a call among launched different personal networks the art collective had. It was the re-enacting of the need to have a network in order to fulfil a relevant collective mission, as the Jewish fighters had. And at the same time, even this very first and simple act, was again pretending the audience to become actor, to take actively part in performing collective memory we all agree need not to be forgotten. In a quite subtle way, the process of the making became integral part of the production and of the final product, the installation in programme at the Amstel 41 gallery. The selected fragments have been arranged in this volume, The Jewish Resistance Monument transcripts, which has been brought just in front of the monument built after the will of Benny Bluhm. There, during an entire week, people were approached and asked to perform a story out of the book, giving voice to the fragment “as if” they were the I, “as if” they were there as the story read was telling. Becoming for a moment subjects of memory and not passive audience. Its producers. Taking actively part in the commemoration process and making the monument speak, unfolding its memory by a plurality of voices, genders, age. Citizens of Amsterdam or simply passers by. For a week the monument came back to perform its real role that is, by the word of Alois Riegl «A monument in its oldest and most original sense is a human creation, erected for the specific purpose of keeping single human deeds or events alive in the minds of future generations». [Alois Riegl, The modern cult of monuments, 1903] During the readings, people were recorded having the monument as background, with its black granite consistence filling the whole camera frame. One after another, reading fragment from the book, people became both actor and witness, producing a new conflict heritage that will go to implement the JHM archive: their reading are in fact the production of a new heritage coming from the use and the exploitation of what stored in the museum archives. An active approach to history based on a performative strategy. All records have been mounted together to build a new document for the history and the memory of future generation. But before delivering it to the JHM archive, the sequence of readings have been brought into the Amstel 41 gallery. Here, a copy of the monument
at full size has been built. Keeping the same orientation and the same position, as it was shifted along a virtual line from its location at Amstel 1 to the new environment of Amstel 41. Almost a prison for the gigantic menir. White painted, the imprisoned monument has been used as screen on which to shot the reading records: a sequence of dozen people of all kind storytelling to the audience their adopted fragment. With the monument as background, bridging the gap between its origin, the old stories hidden in its deep black colour and the new voice bringing them beck to life. During the projection, the voice of the new testimonials filled all the gallery space, leaving nothing out of sound that almost an unknown prey became a mantra. On its waves and foretold daily life scene, a group of artists from the Tetterode art collective in Amsterdam spent the opening hours to translate them in images on the wall. The ancestral act of leaving sign in the space human being dwell took place in the gallery: contemporary graffiti filled the wall of the gallery, giving a visualization to fragments of fragmented stories projected on the monument. A loop between different media affirming the centrality of body into participatory processes. The voice, the face, the hand as tool to access history, to get in touch with our difficult past and to overcome the connected trauma. Audience accessing the gallery were allowed to take part at the drawing session, taking part at the writing of memory and not only at its passive fruition. Heritage, also difficult heritage, is not only a product of the past we are invited to acknowledge but a an active production of the present for the future. This is the only way to keep collective memory alive: sharing them among the community.
The transcriptions from audio-video documents have been possible thanks to: Stella Bergevoet Anne Leeuwen Inez Tan Kevin Snel Ruben Jansen Marianne Theunissen Mikel van Gelderen Julia van der Krieke Jeroen Werner Jurjen Zeinstra Frederike Kuipers Marion de Beer Tomas Maria
Issued in February 2014 under Creative Commons
[NL Nationaal Archief/CCA-Share-Alike]
[DRAFT 18 02 2014]