5 minute read

eiland van Arturo

Next Article
Vluchtweg

Vluchtweg

RECENSIE ELSA MORANTE

Napolitaanse tragedie

Advertisement

In 1957, het jaar waarin L’isola di Arturo werd gepubliceerd, won Elsa Morante de Premio Strega, de meest prestigieuze literatuurprijs van Italië. Ruim zestig jaar later verschijnt Het eiland van Arturo in het Nederlands. Het klassieke werk laat de uitdagingen zien waar Arturo mee te maken krijgt terwijl hij opgroeit op het eiland Procida, in de baai van Napels.

NORA VAN OUWERKERK

In Het eiland van Arturo krijgt de lezer een inkijkje in het leven van de jongen Arturo. In de jaren twintig van de vorige eeuw groeit hij op in een oude villa op het Italiaanse eiland Procida. Hij woont samen met zijn half-Duitse vader, Wilhelm Gerace. Arturo gaat niet naar school en spendeert zijn tijd in de natuur en met het lezen van boeken over verre oorden en ontdekkingsreizen. Zijn vader is zijn grote voorbeeld en is volgens Arturo net zo moedig als de protagonisten in de heldenverhalen die hij leest: ‘Zoals kinderen zich een voorstelling maken van blonde feeën, blonde heiligen en blonde koninginnen, zo stelde ik me voor dat alle grote kapiteins en strijders blond waren, en een broederlijke gelijkenis vertoonden met mijn vader. Als in een boek een held die ik geweldig vond werd beschreven als een donker type, van gemiddelde lengte, wilde ik liever geloven dat het een vergissing was van de geschiedkundige.’ Arturo groeit op zonder moeder. Zij overleed in het kraambed en nadien vereert Arturo haar als een heilige. Geen vrouw kan aan haar tippen en Arturo en Wilhelm Gerace hebben geen interesse en respect voor andere vrouwen: ‘Naar mijn mening bezaten de echte vrouwen geen enkele pracht of grootsheid. Het waren kleine wezens, ze konden nooit zo groot groeien als een man, en brachten hun hele leven binnenshuis door, opgesloten in vertrekken en kamertjes... Ze waren altijd druk bezig, ontwijkend, ze schaamden zich voor zichzelf, misschien omdat ze zo lelijk waren.’

Wanneer zijn vader op het eiland terugkeert met de jonge bruid Nunziata eindigt het idyllische leven van Arturo. Nunziata is een ongeschoolde jonge vrouw die niet veel ouder is dan Arturo. De relatie met zijn stiefmoeder is gecompliceerd. Eerst walgt hij van Nunziata, vervolgens ervaart hij gevoelens van jaloezie en uiteindelijk voelt hij zelfs liefde. Deze gevoelens gaan gepaard met overpeinzingen die Morante treffend weet te schetsen: ‘Als ik de deur uit ging kreeg ik het idee dat alles en iedereen op aarde alleen maar bezig was een ander te kussen: de boten die naast elkaar aan de rand van het strand waren vastgebonden kusten elkaar! De beweging van de zee was een kus die zich naar het eiland spoedde; de grazende schapen kusten het weiland; de lucht tussen de blaadjes en het gras was een klaagzang van kussen. Zelfs de wolken aan de hemel kusten elkaar! Van de mensen daar in de straten was er niemand die de smaak ervan niet kende: de vrouwtjes, de vissers, de bedelaars, de jongelui. Alleen ik kende die niet, en ik voelde zo’n verlangen om die te ervaren dat ik dag en nacht aan niets anders kon denken.’ Wanneer de tijd verstrijkt ontdekt Arturo dat zijn vader niet de man is die hij zich altijd in zijn fantasieën heeft voorgesteld. Als hij volwassener wordt, begint zijn beeld van Wilhelm Gerace te veranderen en realiseert hij zich dat zijn vader al die tijd onvolmaakt is geweest.

Een van de mooie aspecten van Het eiland van Arturo is de manier waarop Morante een venster opent naar een andere plaats en tijd. Hoewel het in 1957 werd uitgebracht speelt het verhaal zich in het begin van de vorige eeuw af. Morante heeft duidelijk een negentiende-eeuws gevoel weten te creëren door haar beschrijvingen van de tijdloze stenen huizen, het traditionele rollenpatroon tussen mannen en vrouwen en de rijtuigen die kraken wanneer zij uit de haven komen. Dit maakt het zeer geloofwaardig. Het eiland van Arturo bestaat uit complexe zinnen en laat een verwoestende indruk achter. Met deze nieuwe vertaling zal Morante’s klassieker weer de aandacht krijgen die het verdient.

ELSA MORANTE ESTATE

‘Als ik de deur uit ging kreeg ik het idee dat alles en iedereen op aarde alleen maar bezig was een ander te kussen.’

COLUMN

Kunst en handel

Als uitgever of boekverkoper ben je enerzijds nauw verbonden met de kunst van het schrijven, anderzijds sta je midden in de zakelijke wereld van het geld. Als er niet verkocht wordt, kan er ook niets gepubliceerd worden. Gevolg daarvan is onder andere dat er van auteurs een veel actievere rol verwacht wordt dan vroeger het geval was. Een belangrijk deel van de literaire wereld gaat inmiddels niet meer over het geschrevene, maar over boekpresentaties, optredens, festivals en liefst van al televisieopnames. Tijdens de lange dagen van de laatste lockdown las ik een uitgave in de serie Privé-domein van De Arbeiderspers. De schrijver was Frans Erens, de titel Vervlogen jaren. Erens leefde van 1857 tot 1935 en was nauw verbonden met de beweging van de Tachtigers. Op pagina 47 vond ik deze zin: ‘De bloem van het geluk is een heel tere plant; zij kan alleen bloeien in een volmaakt ongestoorde zonneschijn, die komt van het innerlijk leven en niet van het uiterlijke.’ Toch konden schrijvers als Kloos, Van Deijssel, of Gorter ook niet zonder inkomsten. Uit de verhalen van Erens blijkt duidelijk dat er altijd een gebrek aan geld was, maar ook dat er steeds weer voor de kunstenaars gezorgd werd. Naar de toelage die één van hen, de fotograaf Willem Witsen, van zijn vader kreeg, werd door allen uitgekeken. Witsen betaalde niet alleen de diners, maar droeg ook de kosten van een avond in het café en hij zorgde voor onderdak, een plek om te werken, of droeg bij ziekte van zijn vrienden de medische kosten. Het roemruchte bezoek van Paul Verlaine aan Nederland was niet mogelijk geweest zonder de ruimhartige financiële bijdrage van Willem Witsen en Frans Erens en daarmee hebben zij indirect ook de publicatie van Quinze jours en Hollande, het boekje dat Verlaine na zijn verblijf schreef, mogelijk gemaakt. In mijn boekenkast staat nog een vertaling van de tekst, door Karel Jonckheere. Het uiterlijk leven was voor de meeste tachtigers uiteindelijk toch net zo belangrijk als het innerlijke, ook al lijkt dat in sommige teksten ontkend te worden. Als Kloos schrijft: ‘Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten / En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon,’ dan lijken we ver weg van welke commerciële invalshoek dan ook, maar in de ‘vervlogen jaren’ waar Erens zo fraai over schrijft, konden de kunsten net zo goed niet zonder enige financiële zekerheid. Ik stel me Gorter voor als gast bij Koffietijd, of Kloos als dwarsdenker in een late night talkshow. LEX JANSEN

Als er niet verkocht wordt, kan er ook niets gepubliceerd worden.

This article is from: