Samen naar Werk ervaringen met de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak

Page 1

Samen naar Werk

Ervaringen van cliënten en professionals

met de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak

4

Samen naar Werk

Ervaringen van cliënten en professionals

met de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak

Colofon

Zonder de medewerking van cliënten, behandelaren, verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en coaches was deze bundel niet verschenen. Hartelijk dank voor jullie openheid!

Met bijdragen van:

Koos Neuvel (ervaringsverhalen cliënten, behandelaren, verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en coaches), Ronald Broeders, Helma Cissen, Eric Groenendaal, Paul van der Heijden, Suzanne Lagerveld, Talita van Leeuwen, Pim Peeters, Peter van de Pol, Margot Schilders, Lianne Stevens, Jolanda van Rijssen, Jaap van Weeghel, Koen Westen.

© Reinier van Arkel

Ilse van den Eeden www.reiniervanarkel.nl

© Uitgeverij Sterk door Werk 2022 www.sterkdoorwerk.nl

© PlanB Media 2022

Merel de Deugd en Liesbeth van den Bosch www.planbmedia.nu

Eerste druk november 2022

Fotografie: Nathan Mooij Photography

Ontwerp omslag en opmaak binnenwerk

Bert van Zutphen/PlanB Design

6
7 Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................. 9 9 ERVARINGSVERHALEN VAN CLIËNTEN EN PROFESSIONALS 1 Eindelijk ben ik uit mijn schulp gekropen ................................ 14 Daisy van Zoggel 2 Ik wist zeker dat ik het niet in mijn eentje zou redden .................... 22 Jeroen van Ginneken 3 Ik heb een vast dagritme nodig .......................................... 30 Björn Bouwmans 4 Ik heb geleerd om op een optimum te functioneren, in plaats van op een maximum .......................................... 38 Eva Schneider 5 Ik wil niet werken voor het geld maar voor het plezier 46 Ferdie van Zundert 6 Ik sta nu sterker in mijn schoenen dan ooit 54 Lisa Steenbekkers 7 Een beetje hoop is beter dan helemaal geen hoop 62 Behram Ahmadi 8 Het is fijn om gewoon weer mee te doen 70 Raimond Brouwer 8 Mijn lichaam zei: tot hier en niet verder .................................. 78 Mira de Jong Wetenschappelijke achtergrond ......................................... 87 Modelgetrouwheidsschaal WGB ......................................... 97 Een terugblik .......................................................... 103 Nawoord .............................................................. 105
8

Voorwoord

door Helma Cissen

In 2012 sloten UWV en de Nederlandse ggz een convenant gericht op het vergroten van de kansen op betaald werk voor mensen met een psychische kwetsbaarheid. Gerton Heyne, destijds voorzitter van de Raad van Bestuur van de Reinier van Arkel groep, wijdde er een column aan: “Werk aan de winkel.” Onderzoek liet zien dat twee derde van de ambulante cliënten van Reinier van Arkel geen betaalde baan had om naar terug te keren. Hij deed een beroep op behandelaren om “de handschoen op te pakken” en actief verandering teweeg te brengen. Deze “handschoen” paste mij en vormde de start van de samenwerking tussen Reinier van Arkel en UWV ‘s-Hertogenbosch. Een samenwerking die resulteerde in wat we nu ‘de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak’ noemen.

Mijn loopbaan startte 41 jaar geleden bij specialistische ggz Reinier van Arkel als verpleegkundige, later doorgegroeid tot maatschappelijk werkende, systeemtherapeut en nu alweer een aantal jaar werkzaam als klinisch psycholoog. In mijn opleiding en dagelijkse praktijk lag de focus niet alleen op de pathologie van cliënten maar ook op het versterken van gezonde aspecten, met als doel dat iedereen meedoet en meetelt in onze maatschappij. Werk is een essentieel onderdeel van een gezond psychosociaal functioneren. Het blij verraste gezicht van Karel, cliënt op de acute opname, op het moment dat zijn baas op bezoek kwam. En zijn gegroeide zelfvertrouwen ten opzichte van medecliënten de dagen erna; het is één van de vele voorbeelden die mij deden beseffen hoe belangrijk werk kan zijn voor de identiteit van mensen. Daar kan geen therapie tegenop.

Het convenant, sinds 2021 onder de titel Sterk door Werk, en de netwerkbijeenkomsten tussen UWV en ggz vormden de basis voor mijn eerste contacten met verzekeringsarts

Peter van de Pol en Eric Groenendaal, arbeidsdeskundige van UWV. Een enquête onder medewerkers binnen Reinier van Arkel toonde dat ook daar nog “werk aan de winkel” was. Behandelaren misten kennis over de door UWV uitgevoerde wet en regelgeving en ervoeren dilemma’s rondom de samenwerking. De, zoals zij het voelden, machtspositie van UWV als het gaat over het inkomen van cliënten maakte dat een samenwerking voor behandelaren niet altijd natuurlijk aanvoelde. De nieuwsgierigheid en interesse in elkaars werkterreinen

9

bleek echter groot tijdens goed bezochte kennismakingsbijeenkomsten. In allerijl moesten zelfs broodjes bijbesteld worden vanwege de grote opkomst van verzekeringsartsen. Het elkaar leren kennen en zo vertrouwen opbouwen bleek een belangrijke eerste stap naar een intensievere samenwerking. Suzanne Lagerveld, arbeid en organisatiepsycholoog en gepromoveerd op de impact van competentiebeleving door inzet van werkgerichte cognitieve therapie, heeft ons geholpen met het ontwikkelen van een passende methodiek voor de cliënten binnen de specialistische ggz die geen baan hebben om naar terug te keren.

In 2016 zijn we gestart met de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak (WGB), een gecombineerd traject van behandeling en re-integratie. Eerst binnen het team stemming en angststoornissen, inmiddels uitgerold binnen alle ambulante specialistische teams. Zo hebben we al veel cliënten kunnen helpen bij het leven van een betekenisvol leven, gericht op mentale gezondheid, meedoen en erbij horen. Mét de kwetsbaarheid waarvoor specialistische zorg gericht op het bevorderen van veerkracht en herstel geboden wordt.

We hebben de tijdgeest mee, waarin we er als specialistische ggz steeds meer van doordrongen zijn dat samenwerking binnen het sociaal domein onontbeerlijk is voor het bieden van effectieve zorg. De Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak heeft een duidelijke plek gekregen binnen de herstelvisie van waaruit Reinier van Arkel zijn behandelaanbod vormgeeft. Niet in de laatste plaats door de steun van de huidige voorzitter Raad van Bestuur Tom van Mierlo.

We hopen met de in deze bundel beschreven ervaringsverhalen en toelichting op de aanpak WGB een inkijk te geven in hoe we in ’s-Hertogenbosch en de regio Meierij samenwerken met UWV en twee reïntegratiebedrijven. Een netwerksamenwerking uitgaande van kansen en mogelijkheden en gestoeld op een gedeelde passie, vakmanschap en vertrouwen. We hopen deze passie en inspiratie over te brengen zodat ook elders in Nederland mensen met psychische klachten met behulp van WGB naar werk begeleid kunnen worden. Voor we zover zijn voorzien we echter nog veel “werk aan de winkel”. Wie pakt de handschoen op?

10

Voorwoord

door Jaap van Weeghel

“Maatschappelijke participatie heeft een positief effect op de psychische gezondheid van mensen. En hoe volwaardiger hun participatie des te groter het effect.” Voor beide uitspraken is veel wetenschappelijk bewijs voorhanden. Een reguliere baan hebben, verdient daarom vaak de voorkeur boven dagbesteding of vrijwilligerswerk. Een betaalde baan is om te beginnen een inkomstenbron en daarmee een middel tot zelfstandigheid. Een baan zorgt ook voor een dag- en weekstructuur en is een belangrijke bron van sociale contacten. Arbeidsdeelname zorgt voor verbreding van de sociale horizon, en mensen ontlenen hun sociale status vooral aan hun werk. Ook is werk een potentiële bron van persoonlijke waardering en zingeving. Waar andere sociale verbanden (buurt, familie, kerk) aan betekenis verliezen, lijkt de waardering voor werk alleen maar toe te nemen. Andere vormen van dagbesteding kunnen voornoemde functies wel voor een deel vervullen, maar er is geen activiteit te verzinnen die, zoals betaald werk, al deze functies in zich verenigt.

Verder is er veel bewijs voor de stelling dat arbeidsdeelname - mits onder gunstige omstandigheden - een cruciale gezondheidsinterventie is. Ten eerste gaat de lichamelijke en psychische gezondheid van mensen erop achteruit als ze werkloos worden. Dat geldt voor mensen met en zonder een psychische aandoening. De coronapandemie heeft nog eens extra zichtbaar gemaakt dat mensen die werkloos raken, dikwijls aan angst, depressie en verslavingen ten prooi vallen. Ten tweede verbetert de lichamelijke en psychische gezondheid van mensen als zij (weer) een baan hebben gevonden. Ook dat geldt voor mensen met en zonder een psychische aandoening. Arbeidsdeelname verhoogt de motivatie, de zelfachting en het zelfvertrouwen, waardoor het herstelproces sneller verloopt. Ten derde zijn er tegenwoordig bewezen effectieve interventies die mensen met psychische aandoeningen helpen om duurzaam in de gewenste baan aan de slag te gaan en te blijven. Individuele Plaatsing en Steun (IPS) behoort daar zeker toe, terwijl de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak de potentie heeft om óók een bewezen effectieve interventie te worden. Ten vierde heeft arbeidsdeelname niet alleen positieve gezondheidseffecten, maar zijn ook het bedrijfsleven, de economie in brede zin en het stelsel van sociale zekerheid gebaat bij de instroom en het behoud van gezonde en

11

gemotiveerde werknemers. Ten vijfde neemt het publieke stigma af als mensen met een psychische aandoening ‘gewoon’ aan het werk zijn. Tot slot is het een moreel imperatief en een mensenrecht om mensen met gezondheidsproblemen effectief te ondersteunen in hun wens om een zinvol leven op te bouwen. In de ggz was het heel lang gebruikelijk dat de behandeling primair op vermindering van symptomen was gericht. Aan rehabilitatie werd pas begonnen als de aandoening helemaal verdwenen was. Gelukkig zien we dit de laatste jaren veranderen. Het inzicht is gegroeid dat het herstel van mensen met psychische problematiek nauw verbonden is met mogelijkheden om gewenste sociale en maatschappelijke rollen te vervullen. Gevraagd naar hun ideeën over preventie van chroniciteit bleken (ervarings-)deskundigen in de ggz het over één ding roerend eens te zijn: willen we langdurig lijden en sociale uitsluiting van cliënten voorkomen, dan moet in elk geval hun maatschappelijk herstel serieus worden opgepakt. Daarmee werd integratie in het reguliere arbeidsproces hoog op de prioriteitenlijst gezet.

Nog al te vaak zijn behandeling en re-integratie gescheiden werelden voor mensen met psychische problematiek. Bekend is echter dat een integrale aanpak van behandeling en re-integratie een noodzakelijke voorwaarde is om deze mensen met succes naar en in een betaalde baan te begeleiden. Allereerst worden arbeidsbegeleiding en behandeling beter op elkaar afgestemd waarmee wordt voorkomen dat cliënten tegenstrijdige boodschappen over hun arbeidsmogelijkheden ontvangen. Bovendien groeit door zo’n integrale aanpak binnen het gehele behandelteam de overtuiging dat arbeidsdeelname voor veel cliënten mogelijk is en tot positieve (gezondheids-)effecten leidt. Tot slot wordt in zo’n aanpak de specifieke kennis en kunde van behandelaars optimaal benut, hetgeen voor de arbeidsbegeleiding een grote toegevoegde waarde heeft.

12
13

Eindelijk ben ik uit mijn schulp gekropen

14
Daisy van Zoggel (36 jaar)

k ben opgegroeid in een warm, liefdevol gezin. Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan toen ik anderhalf was, omdat mijn vader op mannen viel. Ze hebben beiden nieuwe partners gekregen, en bij elkaar vormden we een soort samengesteld gezin dat gezamenlijk verjaardagen en kerstmis vierde. Toch is er in mijn jeugd het nodige gebeurd waardoor ik altijd een gevoel van onzekerheid kende. Ik liep voortdurend op mijn tenen, had veel bevestiging nodig, en leed aan verlatingsangst. Ik miste het gevoel belangrijk te zijn. Ik wilde zo graag dat een man tegen mij zei dat ik ertoe deed. Ook in relaties heb ik daar voortdurend naar gehunkerd. Maar wie zo zoekt naar bevestiging, trekt juist de verkeerde mannen aan. De mannen die op mijn pad kwamen, maakten mij nog kleiner dan ik was. Ik had een lange relatie met een man die een regelrechte narcist was. Erger nog; hij was een dief. Hij stal niet alleen uit winkels, maar ook uit mijn eigen huis. Hij vond bovendien dat ik het contact met mijn ouders moest verbreken. Hij loog constant over de kleinste dingen. En bleef zeggen dat ik helemaal niks kon. Dat alles rakelde mijn oude gevoel van onzekerheid weer op. Iedereen zag mij wegglijden. In mijn omgeving zeiden mensen tegen mij dat als dit zo doorging, ze geen contact meer met mij wilden; ze konden het niet langer aanzien. Lang kon ik er niks aan veranderen, al wilde ik het nog zo graag. Als mijn partner heel af en toe een glimpje liefde liet zien, gaf ik hem meteen

15

“In mijn werk liep ik tegen vergelijkbare problemen aan: ik was niet in staat om grenzen te stellen. Ik raakte overwerkt, en zag geen mogelijkheid meer om tot rust te komen.”

weer een kans; met een klein beetje bevestiging nam ik genoegen. Achteraf denk ik: hoe dom en naïef kon ik zijn.

Op een dag werden mij de ogen geopend. Ik kwam erachter dat ik spullen verkocht had die mijn partner zelf gestolen had. Daarmee was ik feitelijk een heler geworden. Mijn broer is naar mij toegekomen en begon hard te huilen: “Ik raak jou kwijt” zei hij. Voor mij was dat heel bijzonder. Mijn broer is normaal gesproken niet iemand die zijn emoties laat zien. Dit was een keerpunt. Ik besefte dat ik niet alleen mijzelf maar ook anderen pijn deed. En ik realiseerde mij ineens dat er van mij gehouden werd. Toen mijn broer zijn tranen liet zien, drong het tot mij door dat ik belangrijk voor hem ben. Zulke gevoelens waren er in onze familie altijd wel, maar werden nooit zo duidelijk geuit.

In mijn werk liep ik tegen vergelijkbare problemen aan: ik was niet in staat om grenzen te stellen. Jarenlang ben ik gastouder geweest. Ik ving aan huis kinderen op, en nam de taken van de ouders over. Leuk werk, en ik bouwde een band op met de ouders en de kinderen. Als ze een keer vroegen of ik in het weekend of op een avond wilde werken, zei ik nooit nee. Daardoor kon het soms gebeuren dat ik zeven dagen in de week werkte. Dat brak mij op, zeker ook omdat het in die tijd niet goed ging met mijn relatie. Mijn hart lag bij de kinderen, maar ik raakte zo nauw

16

Ingrid van Vught (behandelaar)

Daisy is altijd erg op anderen gericht geweest. Ze zocht naar nabijheid, geborgenheid en liefde, maar stuitte daarbij steevast op mannen die haar het tegendeel gaven. Toen ze bij mij in therapie kwam, was ze nog niet autonoom genoeg om daar zelf een einde aan te maken. Met haar heb ik toen besproken dat ze in een onveilige situatie verkeerde, en dat zolang dat zo bleef, we niet aan haar onveiligheid van vroeger konden werken. Voor haar was het niet vanzelfsprekend om op zo naar zichzelf te kijken. Iemand anders moest haar een spiegel voorhouden. Toen dat besef eenmaal tot haar doordrong, was ze in staat om een einde te maken aan haar relatie. Ik ben Daisy met EMDR gaan behandelen zodat ze zuiverder kon kijken; hoe kon ze op een goede manier voor zichzelf zorgen, zonder onder andermans vleugels te kruipen? EMDR is een traumabehandeling. Je gaat naar een in het brein opgeslagen herinnering die je opnieuw openmaakt, niet alleen door erover te praten maar ook door alles weer te voelen. Als je als behandelaar op dat moment iemand via oogbewegingen afleidt, slaat het brein de herinnering opnieuw op, maar dan zo dat de lading er af is. Het is geen fijne behandeling, maar Daisy was iemand die alles met beide handen aangreep. In die zin was zij een ideale cliënt. Ze was al gemotiveerd om te veranderen. Dat heeft er zeker aan bijgedragen dat de behandeling werkte en dat het haar lukte om tot een verwerking van het trauma te komen. Maar vervolgens moest ze leren om haar leven op een andere manier vorm te geven. Dat moest ze echt zelf doen. En dat deed ze.

Margot Schilders (loopbaanadviseur)

Bij Daisy heb ik gevraagd wat zij in haar leven meegemaakt had en wat dit over haar zei. En vooral ook over wat dit zei over een mogelijke baan in de toekomst. Het mooie was dat ze meteen al bij binnenkomst zei: “Ik wil mijzelf resetten.” Ze wilde niet langer in de oude patronen vastzitten van het altijd zichzelf aan anderen aanpassen. Ik ben begonnen met haar loopbaantesten af te nemen. Ze wilde iets met mensen en met dienstverlening gaan doen. Maar daarbij was het heel belangrijk dat het geen werk moest zijn waar ze zich gemakkelijk in kon verliezen, zoals voorheen in het gastouderschap. Een administratieve functie geeft meer mogelijkheden om je eigen grenzen af te bakenen.

Alleen het oefenen in solliciteren kan de weerbaarheid en de autonomie van een mens al vergroten. Je moet je profileren: waar sta ik voor? Wat heb je te bieden? Met daarbij de mogelijkheid om nee te zeggen als een baan toch niet bij jou past. Zo kun je jezelf beschermen en een nieuw patroon in gang zetten. Daisy stond daar heel erg open voor. Bij haar broer in het bedrijf heeft ze veel geleerd. En het is ook prima dat ze enkele jaren later afscheid heeft genomen van die baan. Op een gegeven moment kan de groei uit het werk zijn. Dan wordt het tijd voor de volgende stap.

betrokken bij het gezinsleven dat ik mijzelf voorbij holde. Ik raakte overwerkt, en zag geen mogelijkheid meer om tot rust te komen. Mijn onvermogen om grenzen te stellen kwam ook door mijn onzekerheid, het verlangen om maar aardig te worden gevonden. Altijd bang dat als ik ergens nee tegen zei, ze mij niet meer leuk zouden vinden. Maar daardoor kwam ik wel in de ziektewet. Ik wist dat het nodig was om in therapie te gaan. In die therapie is mij te verstaan gegeven dat ik mijn relatie moest verbreken. Niet dat mij dat letterlijk zo gezegd is, maar de therapeut zei wel dat ik goed moest nadenken over wat ik wilde. Ik kon bij Reinier van Arkel traumatherapie doen, maar ze konden mijn trauma’s uit het verleden niet goed behandelen als ik middenin een relatie zat die

18

zelf traumatiserend was. Dat zou de kans op een succesvolle therapie verkleinen. Eerlijk gezegd vond ik dat fijn om te horen, het was een bevestiging. “Ik ben dus niet gek” dacht ik. “Als zij vinden dat ik moet stoppen met die relatie, klopt mijn gevoel.” Het besef dat ik alleen onder die voorwaarde therapie kon krijgen, werkte als een stok achter de deur. Ik was net dertig geworden, en vond dat ik op een leeftijd was gekomen om mijn leven over een andere boeg te gooien. In diezelfde week zette ik daarom een punt achter mijn relatie.

Als traumabehandeling heb ik EMDR gekregen. Het is een methode waarin een trauma opgeroepen en herbeleefd wordt, en vervolgens een aantal keren herhaald. Na verloop van tijd raken daardoor de scherpe kantjes ervan af. Ik voelde mij gaandeweg niet meer het kleine meisje wanneer het trauma werd opgerakeld. Mijn verlatingsangst en de behoefte om aardig te worden gevonden, zijn veel minder geworden. Wat ook komt doordat ik nu een goede relatie heb. Toen ik het idee losliet dat ik de erkenning van een man nodig had, kwam ik de juiste tegen, een man met wie ik nu al twee jaar samenwoon. Zo’n relatie helpt ook: als ik nog steeds in een slechte relatie zou zitten, had ik die behoefte om te pleasen misschien nog steeds. Niet dat ik er helemaal van verlost ben, maar het is minder heftig dan voorheen. Als we een conflict

19

“Alleen één keer in de week therapie was niet genoeg om te herstellen. De rest van de week zat ik thuis. Ik was me ervan bewust dat het fijn is om iets

hebben, worstel ik niet voortdurend met de angst dat hij mij misschien verlaat. Dit komt zowel door mijn goede relatie als door wat ik in de therapie heb geleerd. Tegenwoordig onderken ik beter mijn valkuilen. Ik weet dat ik altijd een beetje angstig en onzeker zal blijven, maar samen met mijn vriend kom ik daar wel uit.

Maar alleen therapie was niet genoeg om te herstellen. Terwijl ik één keer in de week therapie kreeg, zat ik de rest van de week thuis. Ik was me ervan bewust dat het fijn is om iets omhanden te hebben. Ik stelde mijzelf de vraag: “Wat dan? Nog steeds gastouder zijn?” Gelukkig was er een goede samenwerking tussen de ggz, UWV en het re-integratiebureau. Mijn beeld van UWV was dat ze me achter de vodden zouden zitten om weer te gaan werken, maar dat was allesbehalve het geval. Eerder omgekeerd: zelf wilde ik graag weer werken, maar er werd mij geadviseerd dat niet te doen. Eerst moest ik tijd nemen om bij te komen en om het trauma te verwerken. Er werd mij ook duidelijk gemaakt dat ik de kans moest verkleinen om in een werksituatie mijn grenzen te overschrijden. Daarom was het beter om niet opnieuw gastouder te worden. Tijdens het integratietraject is mij bij wijze van alternatief aangeboden om een opleiding te volgen waar administratie deel van uitmaakte. Dat type werk heeft me altijd gelegen. Geruime tijd na de

20
omhanden te hebben”

afronding van mijn opleiding kwam mijn broer, die een kunstbedrijf heeft, bij me: “Ik wil jou hebben voor mijn administratie en financiën. Wie kan dat immers beter dan jij?” Waar hij geen ongelijk in had, want ik ben super geordend en hij niet.

In dat bedrijf zat ik op mijn plek; het werk paste helemaal bij mij. Ik heb altijd last gehad van faalangst, maar daar is het me toch mooi gelukt om een professionele administratie op poten te zetten. Daar ben ik trots op. Het heeft er ook voor gezorgd dat ik mentaal steviger in mijn schoenen ben komen te staan.

Niet dat het hiermee eind goed al goed was. Na verloop van tijd kreeg ik op mijn werk te maken met een manager die mij klein en onzeker maakte. Het was voor mij het oude, bekende patroon. Maar in deze situatie kon ik er beter mee omgaan dan vroeger. De tijd was voorbij dat ik mij de kaas van het brood liet eten. Het conflict heeft me veel verdriet gedaan, en ik heb me erg alleen en in de steek gelaten gevoeld. Maar ik was wel beter in staat om grenzen te stellen; tot hier en niet verder. Daarom ben ik daar weggegaan. En momenteel ben ik bezig mijn eigen onderneming op te zetten. Als ik terugkijk denk ik dat ik in de loop van de tijd alleen maar sterker ben geworden. Achteraf ben ik, hoe cru het ook klinkt, dankbaar dat al die ellende me is overkomen. Het heeft me verder gebracht. Anders had ik niet gestaan waar ik nu sta. Ik zie veel mensen die

in hun leven weinig meemaken en zich daardoor niet ontwikkelen, ze blijven een beetje stilstaan. Met verwondering kijk ik soms naar hoe ik een aantal jaren geleden was: hoe ik me van heel klein, naar groot en sterk heb ontwikkeld. In een gesprek met mijn buurvrouw zei ik dat ik altijd al deze Daisy wilde worden. Mijn buurvrouw antwoordde: “Deze Daisy worden? Je was het altijd al, maar het zat diep in jou verscholen.” Ik heb gemerkt dat ik veel veerkracht heb. Eindelijk ben ik uit mijn schulp gekropen.

21

Ik wist zeker dat ik het niet in mijn eentje zou redden

Jeroen van Ginniken (61 jaar)

22

einig mensen hebben ooit begrepen waarom ik lasser ben geworden. Waarom kiest iemand die ooit gymnasium heeft gedaan voor zo’n vak? Niet dat ik het gymnasium heb afgemaakt. Nadat ik twee keer gedoubleerd had, ben ik ermee gestopt. Het ging niet meer. De problematiek thuis was dramatisch, met het vastlopende huwelijk van mijn ouders. Ik ben in een verkankerd gezin opgegroeid. Daardoor gaat een kind over de rooie. Ik moest voor school boeken lezen, maar dat lukte niet meer, de boeken vlogen door de kamer.

Uit interesse ben ik na verloop van tijd een cursus lassen begonnen, en daarin heb ik mijn draai gevonden. Wat er interessant aan is? In het begin was ik gewoon bezig twee stukjes aan elkaar te maken, maar ik kwam van het één op het ander. Het lassen wekte mijn interesse in de kwantummechanica op. Als ik daarover praat, vibreren mijn hersenen. Het is een fascinerende wereld, waarin ik me vrij voel. In die wereld gelden geen wetten. Daar word ik geconfronteerd met een universum waarin tijd geen vaste waarde is, waarin het allerkleinste in verband staat met het allergrootste, en waarin de werkelijkheid gebaseerd is op toeval. Wat het lassen en de kwantummechanica met elkaar verbindt zijn de kleinste deeltjes waarmee gewerkt wordt, het smeltmetaal, de temperaturen die steeds hoger worden.

Tegelijk is lassen een praktische bezigheid: ik werk

23

“Rond mijn dertigste deed ik niet meer mijn best om in een groep te passen. Vanaf toen leerde ik bijzondere mensen kennen. Vogels van diverse pluimage die gelijkgestemd zijn, wat het contact erg verdiept.”

met collega’s in een bedrijf. Voor mij is het deel uitmaken van een groep nooit eenvoudig geweest. Als klein kind was ik al een buitenbeentje, iemand die er nooit echt bij hoorde. Ik was een kleuter die graag alleen speelde. Toch is de eenzaamheid van een kind desastreus. Ik heb mijzelf ook nooit als een loner beschouwd, maar ik kwam wel in die positie. Toen ik een jaar of vijftien was, was ik aardig kapot vanbinnen. Zeker, ik heb geprobeerd om deel uit te maken van groepen en geprobeerd de sociale omgang en de gezelligheid op te zoeken, maar ik kreeg al snel de ervaring dat ik altijd ergens de schuld van kreeg. Waardoor ik mij weer terugtrok.

Rond mijn dertigste heb ik het opgegeven. Ik vond het niet meer de moeite waard om mijn best te doen om in een groep te passen. Het frappante is: vanaf toen heb ik bijzondere mensen leren kennen. Je komt in contact met mensen die evenmin groepsmensen zijn, vogels van diverse pluimage die tegelijk gelijkgestemden zijn, wat het contact erg verdiept. Iedereen heeft immers die ervaring een buitenbeentje te zijn.

In mijn werk kon ik mij niet helemaal aan het groepsleven onttrekken. Ik wist dat ik niet in een groep thuishoorde maar moest wel binnen een bedrijf functioneren. De jaloezie in zo’n groep vond ik afstotend, die strijd om de salarisschalen, het elkaar het licht in de ogen niet gunnen.

24

Maarten Jansen op de Haar (behandelaar)

Altijd zat ik in mijn gesprekken met Jeroen op het puntje van mijn stoel, zo boeiend waren ze. Tegelijkertijd schoten zijn gedachten alle kanten op, het ‘knetterde’ behoorlijk. Hoe invoelbaar ze ook waren, het was heel veel en ik zag het als mijn taak om daar enige ordening in aan te brengen. En het was niet minder belangrijk om ordening aan te brengen in zijn leven. Wat is een gezonde leefstijl? Hoe zorg je voor jezelf? Belangrijk daarbij was het beperkt of helemaal niet gebruiken van middelen. Of het nu alcohol of drugs is, het probleem van die middelen is dat ze verdovend werken. Daardoor kun je niet bij je gevoelens komen. Je doet op die manier iets vreemds met de rouw, in Jeroens geval de rouw na het overlijden van zijn zus. Deze rouw lag immers ten grondslag lag aan zijn depressieve belevingen. Ik kon goed begrijpen dat Jeroen niet zat te wachten op een traumabehandeling. Zijn hoofd zat al zo vol, er kon echt niet meer bij. Wat toen de inzet van de behandeling werd was een methodiek die ‘vroeger en verder’ wordt genoemd. In deze behandeling kijk je niet naar de oorzaken van het trauma maar naar de gevolgen ervan. Hoe praktisch om te gaan met de schaduwen die het trauma werpt over jouw leven? Hoe om te gaan met de gevoelens die daaruit voortkomen, zoals boosheid, depressiviteit, en gespannenheid? Je bespreekt op welke manier die gevoelens het beste hanteerbaar te maken zijn. Voortdurend stel je de vraag: wat is er nu aan de hand? Op die manier denk ik dat Jeroen stapje voor stapje vooruit kan komen. Sterker nog, ik zie dat hij, mede dankzij die werkgerichte aanpak, de afgelopen paar jaar onmiskenbaar gegroeid is.

Margot Schilders (loopbaanadviseur)

Ik ben vooral aan het puzzelen geweest waar Jeroen plezier uit haalt. Waar zit zijn vlammetje? En dan probeerde ik iets te vinden wat daarbij aansluit. Ik merkte dat hij vooral behoefte had om grip te krijgen op datgene wat ongestructureerd was in zijn leven en dat hij treurige ervaringen wilde verwerken. Hij wilde boven alles rust krijgen in zijn hoofd, een aantal zaken afgewerkt hebben voordat hij zou doodgaan. Dan praat je op een heel ander niveau dan: welk werk wil je doen en wat vind je belangrijk in werk? Ik realiseerde mij dat ik bij Jeroen niet in het klassiek patroon van een traject dat leidt naar betaald werk, moest denken. Dan was het meteen al fout gegaan. Wel gaf Jeroen aan dichtbij de natuur te staan en vetplantjes te kweken, dat interesseerde hem. Daar kun je als coach mee verder. Maar dan moest het wel in een veilige omgeving zijn. Voor Jeroen betekent dit dat hij ergens actief moet zijn waar hij altijd even weg kan, waar hij alleen kan zijn wanneer hij ineens de behoefte daaraan voelt. Er komt immers veel bij Jeroen binnen, er moet geen chaos in zijn hoofd ontstaan. Het werken in het groen in het zorgpark past nu bij hem. Ik heb hem een beetje in die richting gemasseerd. Bij Jeroen moeten de doelen klein zijn en moet ik vooral niet te snel willen gaan.

Maar toch, met sommige collega’s voelde ik een sterke verbinding, wat maakt dat je elkaar kunt vertrouwen. En ik hield oprecht van mijn vak, wat mij de motivatie gaf om door te gaan. Ik zat ook bij een fantastische werkgever. Dat veranderde toen het bedrijf werd overgenomen. Snel kwam ik erachter dat mijn nieuwe werkgever mij niet meer wilde. Niet dat dit een knauw gaf aan mijn gevoel van eigenwaarde. De ervaring van het buitengesloten worden kende ik immers al. Het heeft me veel tijd en moeite gekost om mijn werk op te geven, maar ik kon het voor mijzelf rationeel beredeneren. En ik ben er goed uitgekomen. Maar in diezelfde tijd, zo rond 2015, ging ik kapot aan iets anders. Het breekpunt was de kanker van mijn zus. Dat was een heel ander verhaal dan het afscheid van mijn baan. Met mijn zus had ik een

26

sterke band, zij was alles voor mij. Bij de diagnose werd meteen gezegd dat ze terminaal was, daarna heeft ze nog anderhalf jaar geleefd. Het heeft de grond onder mijn voeten vandaan geslagen. In die periode heb ik de verdovende werking van drugs opnieuw leren kennen, nadat ik rond mijn dertigste mijn eerste jointje had gerookt. Die drugs waren voor mij een vluchtweg. Ik kon het niet aanzien dat iemand die nooit van haar leven ziek was geweest, stuk ging. Maar door de verslavende werking van drugs werden mijn gevoelens afgeschermd. Op een gegeven moment werd mijn zus uitbehandeld verklaard, waarna het wachten op de dood was. Toen ging ik helemaal onderuit.

Na de dood van mijn zus heb ik nog een drietal maanden geprobeerd om zelf op te knappen, maar toen drong het tot mij door: zo gaat het niet lukken. Ik had eerder een depressie gehad, rond 2000, toen ook met suïcidale neigingen. Voor het ontstaan van een depressie is zelden één oorzaak aanwijsbaar, maar ik weet wel waar destijds het zwaartepunt van mijn problemen lag: bij mijn moeder, die heeft mij gebroken. Consequent heeft zij geweigerd mij te bevestigen. Ook als je veertig bent, zo ondervond ik, blijf je het kind van je ouders. Waar ik ook in mijn leven kwam, altijd weer liep ik tegen de problemen van mijn jeugd aan. Dan opent zich vroeger of later vlak voor je een groot ravijn, en daar tuimel je in. Dankzij drie vertrouwelingen in mijn kennissenkring kon ik er

27

“Ik werk momenteel in het groen van het zorgpark in Vught. In dit park praat ik soms met medepatiënten over de ellende die ze hebben meegemaakt, ik denk dat ik ze goed kan begrijpen.”

gelukkig weer uit klauteren. Maar deze keer, na de dood van mijn zus, had ik die hulpbronnen niet. Ik zag vanwege die eerdere ervaring de depressie aankomen, en wist zeker dat ik het niet in mijn eentje zou redden. Daarom heb ik hulp gezocht.

In therapie was mijn grootste angst dat er neurologisch iets aan de hand was. Ik had het gevoel dat mijn hersens aan het garen waren. Het was voor mij dan ook een grote opluchting om te horen dat er op dat gebied niets aan de hand was, hoewel ik soms nog steeds het gevoel heb dat mijn hersens ontploffen. Ik ben ook opgelucht dat ik in de therapie geen traumabehandeling heb gekregen, want ik wil niet langer roeren in die beerput. Vanaf mijn zesde ben ik daar al bewust mee bezig. Nu zeg ik: het is wat het is.

Als ik midden in een depressie zit verlies ik ieder besef dat het nodig is om een ritme aan te houden in het dagelijks leven. Toen mijn zus nog leefde, hielp zij ermee om structuur in mijn leven te houden. Nu helpt een verpleegkundige mij om een beetje orde in mijn huis te krijgen. En ik ben mij in de therapie ervan bewust geworden hoe belangrijk het is om de structuur van een baan te hebben.

Toch kan ik niet terug naar mijn werk als lasser. Ik ben nooit meer de oude geworden. Afgezien daarvan: wie zit er nu te wachten op een man met mijn verleden? In mijn situatie gaat het

28

niet meer om re-integratie, maar om het stabiliseren van de toestand zoals die is. Ik werk momenteel in het groen van het zorgpark in Vught, bij een soort zorgboerderij. Daar ben ik aan het tuinieren. Mijn begeleiders zeggen dat mijn psychische gesteldheid zodanig is dat ze geen enkele druk op mij willen leggen. In dit park praat ik soms met medepatiënten over de ellende die ze hebben meegemaakt, ik denk dat ik ze goed kan begrijpen. Het waardevolle is dat ik weet dat die mensen er iets aan hebben, het is functioneel voor ze, en daarmee ook voor mij. Het werken in het groen beschouw ik als mijn bijdrage aan het welzijn van de groep.

Al ligt de nadruk op het stabiliseren, ik probeer wel stapjes vooruit te zetten. De eerste stap was: de deur uit gaan en een activiteit ondernemen in het bijzijn van anderen. Ik heb mezelf altijd gedwongen om te voet boodschappen te doen, een wandelingetje maken waarbij ik mensen tegenkom. Tegelijkertijd koester ik mijn afzondering. Ik kan soms helemaal gek worden van alle prikkels die op mij af komen, men noemt mij daarom soms hypersensitief. Het is een begrip waar ik niet goed raad mee weet, maar hoe je het ook wilt benoemen, voor mij is het alleen-zijn een genot. Ik ken geen relatie waarmee ik wil ruilen. Het is mij een raadsel waarom de meeste mensen bij elkaar blijven.

Soms zie ik nog wel een toekomst

voor mezelf in het onderwijs. Jammer genoeg sta je dan weer voor een groep, en dat is niets voor mij. Maar ik denk wel dat ik een jongen een vak kan leren; zeker als die jongen dat graag wil. Iemand iets leren is zoiets dankbaars, dat heb ik al een paar keer mogen doen. Het zou fantastisch zijn om daarmee aan de slag te kunnen. Alleen is het daarvoor nu nog veel te vroeg, ik moet niet voor de muziek uit lopen. Maar ik mag er wel graag over mijmeren.

29

Ik heb een vast dagritme nodig

Björn Bouwmans (25 jaar)
30

et pesten begon al vroeg op de basisschool, en werd steeds erger. Ik kreeg vaak vervelende opmerkingen te horen, mijn klasgenoten lachten mij uit wanneer ik iets verkeerd deed. Daardoor had ik geen zin meer om naar school te gaan. Ik ging nog wel, maar deed mijn best niet meer. Op school gingen ze over dat pesten soms wel het gesprek aan. Niet dat mijn naam daarbij werd genoemd, er werd op zo’n manier over gepraat dat de hele klas zich aangesproken voelde: dat het pesten iets was waarop gelet moest worden. Daardoor werd het pesten uiteindelijk wel wat minder. Niet dat ik mij door het pesten heel eenzaam en uitgesloten voelde. Ik zorgde er zelf altijd voor niet teveel mensen om mij heen te hebben. Dat voelt voor mij sowieso het prettigste aan. Als ik veel op mijn bord krijg, kan ik het snel niet meer overzien. Ik heb het altijd moeilijk gevonden om meteen te reageren op wat anderen zeggen of doen. Dan denk ik: het komt nog wel, ik reageer morgen pas. Dat gebeurt vooral als ik ergens druk mee bezig ben of veel dingen tegelijk aan mijn hoofd heb. Zelfs bij mijn ouders doe ik dat.

Vanaf mijn vroegste jeugd wist ik wat ik wilde worden: vrachtwagenchauffeur. Net als mijn vader, en ook andere familieleden. Wat mij daarin aantrok was de rust van het vak, het veel alleen zijn. Voor mij is het lastig om met anderen te zijn. Daarom is dit vak zo geschikt voor mij. En ik zet er een familietraditie mee voort. Niet dat mijn vader in alles een voorbeeld voor

31

mij is. Hij was veel aan het werk, en als hij thuis was dronk hij veel. Zelf ziet hij het anders, maar in mijn ogen is hij een alcoholist. Dat maakte het soms moeilijk om met hem te praten. Als er iets niet goed was gegaan op zijn werk, merkte je dat meteen. Het gaf thuis veel problemen, hij kon niet normaal doen; alleen maar op de bank zitten, altijd chagrijnig en boos zijn, overal heftig op reageren. We hadden daar thuis allemaal - behalve ikzelf, mijn moeder en twee broertjes - veel last van. Ook daardoor wilde ik liever alleen zijn, afstand bewaren.

Een jaar of zeven, acht geleden zijn mijn ouders gescheiden. Die scheiding was niet een groot verdriet, al had ik het er wel moeilijk mee en was het wennen. Het is sindsdien in ieder geval rustiger in huis geworden. Tegenwoordig spreek ik hem niet veel meer. Hij is zich aan het afzonderen en zoekt met niemand contact.

In 2009, toen ik twaalf jaar oud was, kwam ik voor het eerst in behandeling. Mijn ouders vonden dat er iets niet klopte, maar hadden geen idee wat. Uit onderzoeken en tests kwam naar voren dat ik pdd nos had, een vorm van autisme. Daar ben ik kennelijk mee geboren en moet ik mee leren leven. Op dat moment kon ik mij niet herkennen in die diagnose, omdat ik daar te jong voor was, maar nu wel. Het zit bijvoorbeeld hierin; ik kan moeilijk wennen aan iets

32
“De belangrijkste reden om in behandeling te gaan was dat ik slecht kon omgaan met emoties. Wat emoties waren moest mij nog worden aangeleerd.”

nieuws, of aan alles wat op het laatste moment wordt veranderd. Als ik ergens niet op voorbereid ben, weet ik niet wat te doen en hoe te reageren, en klap ik helemaal dicht.

De belangrijkste reden om in behandeling te gaan was dat ik slecht kon omgaan met emoties. Wat emoties waren moest mij nog worden aangeleerd. In zekere zin was ik emotieloos. Gevoelens van boosheid of blijdschap kon een ander nooit bij mij opmerken. Ik leek volkomen vlak te zijn. Wat niet wil zeggen dat ik die emoties helemaal niet bezat, maar ik uitte ze gewoon niet. Ik heb in de behandeling een training gekregen in het uiten van een emotie, bijvoorbeeld boosheid.

Minstens zo belangrijk was dat ik ook niet emoties bij anderen kon herkennen. Geen idee in wat

Liesbeth aan den Toorn (behandelaar)

Het autisme van Björn treedt snel op de voorgrond. In de behandeling daarvan hebben we vooral de nadruk gelegd op praktische punten. Hij heeft moeite met plannen en organiseren. Hij ontwikkelt niet uit zichzelf bepaalde gewoonten, die automatisering ontbreekt bij hem. Daarom heeft hij aansturing nodig, bijvoorbeeld bij het op vaste momenten van de dag tanden poetsen, of gaan eten. Zo heeft hij meer zelfredzaamheid en zelfstandigheid ontwikkeld.

De kwetsbaarheid van Björn zit hem in de moeilijkheid van het onderkennen van emoties. Daar kunnen sommige mensen misbruik van maken, wat in het verleden ook regelmatig is gebeurd. Hij is iemand die altijd voor anderen klaarstaat, en zich daarbij niet bewust is dat hij over zijn eigen grenzen heen gaat. Een werkgever heeft ook rekening te houden met zijn kwetsbaarheid. Je moet Björn niet met te veel nieuwe zaken confronteren, alles moet voor hem heel duidelijk zijn. Maar dan heb je aan Björn ook een hele goede. Hij is iemand die altijd knetterhard wil werken. De beperkingen zijn er nu eenmaal. Hij zal altijd moeite blijven houden met het herkennen van non-verbale communicatie, en zal moeten accepteren dat dit het voor hem is. Maar dat is niet het hele verhaal. De samenwerking met Björn vond ik een heel mooie, juist omdat hij zijn passie heeft kunnen waarmaken. In mijn werk is dat de kers op de taart. Ik werk graag met jonge mensen als Björn. Je kunt ze een paar gereedschappen meegeven om meer zelfvertrouwen te ontwikkelen. Zo leren ze dat ondanks de beperkingen er nog veel mogelijk is.

33

Miranda Michielsen (coach)

Björn is een jonge man met veel potentie, maar hij heeft wel duidelijke kaders nodig; anders verdrinkt hij een beetje. Toen we met het re-integratietraject begonnen wisten we nog niet of betaald werk voor hem een mogelijkheid zou zijn. Re-integratie bestaat uit verschillende onderdelen: vergroting van arbeidsdeelname, loopbaanoriëntatie, en oefening van vaardigheden. Veel mensen in de omgeving van Björn vroegen zich af of een mogelijke baan als vrachtwagenchauffeur wel een goed idee was. Maar ik vind dat je moet uitgaan van waar iemands energie ligt. Een gelukkig toeval was dat de werkgever waar Björn zijn re-integratie startte, een betoncentrale, graag zijn eigen vrachtwagenchauffeurs wilde gaan opleiden. Dat hadden ze nooit eerder gedaan, dus dat was pionieren. Daarnaast had die werkgever een klik met Björn en is hij een aantal keren voor hem in de bres gesprongen. Dat hielp hem, en versterkte zijn motivatie. Björn studeerde hard, haalde zijn theorie snel. Vol trots liet hij zijn map zien. Ik heb daar zo van genoten. Je merkte meteen dat hij op het goede spoor zat.

De opbouw van uren en verantwoordelijkheden verliep

wel met de nodige hobbels. Op een gegeven moment mocht Björn in dat bedrijf ook betaald werk doen. Dat heeft zijn zelfvertrouwen veel goed gedaan. Maar dat betekent wel dat je het je bijvoorbeeld niet meer kunt veroorloven om te laat op het werk te komen. Je hebt te maken met de verwachtingen van een organisatie. Maar in mijn beleving pikte hij bijna alles op wat we daarover zeiden. Hij was ook heel gedreven.

Het is een traject waar we veel tijd in hebben gestoken, maar dat absoluut zinvol is geweest. Mijn rode draad bij de coaching is: nooit iemand klein maken, altijd uitgaan van vertrouwen, en van waar iemand naartoe kan groeien. Dat leidde bij Björn tot een mooie bloei.

voor stemming iemand anders was, wat hij met zijn gedrag uitdrukte, en hoe daarop te reageren. Het was voor mij een moeilijke behandeling. Want een emotie herkennen, hoe doe je dat? Maar door die training is het omgaan met emoties uiteindelijk wel wat beter gegaan, al blijft het voor mij moeilijk.

Toen ik een jaar of twintig was, waren die emoties er ineens wel. Ze kwamen er in een vloedgolf uit. Het gebeurde toen ik mijn school afgerond had. Ik had een opleiding management gedaan, want ik vond mezelf nog veel te jong om na de middelbare school vrachtwagenchauffeur te worden. Na mijn opleiding werkte ik voor een uitzendbureau in de logistieke sector, in een magazijn voor de bevoorrading van ziekenhuizen. En toen kreeg ik een burn-out. Niet dat het iets met mijn werk te maken had, het kwam eerder door vrienden die mij op een slechte manier behandelden. Al mijn emoties kwamen van het ene op het andere moment los: verdriet, boosheid, depressiviteit. Ik was mij ervan bewust dat het mij allemaal teveel was geworden. Ik kon niks meer, had nergens zin in, zat veel thuis. Daardoor kwam ik opnieuw in behandeling. Elke week een gesprek voeren over hoe het gaat, hoe het anders kan, en hoe te leren van datgene wat er die

35

“Ik kreeg de kans om mijn rijbewijs voor vrachtwagenchauffeur te halen. Het lukte mij in drie maanden; razend snel.

Het was ook niet moeilijk om warm te lopen voor dit werk, dit was altijd al mijn jongensdroom.”

week niet goed ging. Anders dan toen ik twaalf jaar was, liet ik nu mijn emoties wel zien. Tijdens de behandeling oefende ik in hoe ik ze goed kon hanteren. Een half jaar lang heb ik alleen maar thuis gezeten. Maar na verloop van tijd raakte ik het beu, ik ben iemand die maar moeilijk kan stilzitten. Het werd tijd om te werken aan mijn re-integratie. Ik wilde niet terug naar mijn oude baan. Met mijn begeleiders hebben we gekeken naar bedrijven waar ik zou kunnen werken. Zelf heb ik er één genoemd waarbij ik tijdens mijn schoolopleiding stage had gelopen. Daar ben ik terechtgekomen en daar zit ik nog steeds. Het grote voordeel was dat ze me al kenden en wisten wie en hoe ik ben.

In het begin deed ik bij dat bedrijf verschillende, praktische werkzaamheden. Maar daarna kreeg ik de kans om mijn rijbewijs voor vrachtwagenchauffeur te halen. Het lukte mij in drie maanden tijd; razend snel. Het was ook niet moeilijk om warm te lopen voor dit werk, dit was immers altijd al mijn jongensdroom. Stapje voor stapje werd de werkbelasting opgevoerd. Ik doe nu korte ritten, in Brabant, Limburg en Gelderland. Een rondje om de kerk, zeg maar. Daarnaast werk ik ook in de bouw, als chauffeur op een betonmixer.

Het blijft wel zoeken naar een goed evenwicht. Een tijdlang werkte ik vijf dagen in de week, wat later weer werd teruggedraaid naar vier. Hetzelfde geldt

36

voor de werktijden: ik begin niet vroeger dan half zeven, en stop niet later dan half zes. Omdat het anders qua belasting teveel wordt. Voor mij is het vooral van belang om een goede structuur, een vast dagritme, te hebben. In het begin vond ik het heel moeilijk om zo vroeg te beginnen, en dat bleef ook zo. Na een vakantie was het voor mij een grote opgave om weer in het werkritme te komen. Dan lukte het mij niet om vroeg op te staan, kwam ik steeds te laat en liep mijn hoofd vol. Wat ik toen in overleg heb besloten, is om tijdens vakanties net zo vroeg op te staan als in werkweken. Voor mij is het heel belangrijk om niet uit het vaste patroon te vallen.

Ook in het weekend sta ik altijd vroeg op, en ga ’s avonds zo tussen negen en tien weer naar bed. Geen gekke dingen doen, zoals op stap gaan. Niet dat ik helemaal niet naar bijvoorbeeld een verjaardag ga, maar hooguit een paar uurtjes, en dan op tijd naar huis en gaan slapen. Eigenlijk best prettig zo. Op een feestje krijg ik al snel teveel prikkels, teveel drukte met alle mensen die er zijn.

Ik heb het gevoel dat ik nu mijn draai heb gevonden. Alle ondersteuning heeft me daarbij goed geholpen; we hebben veel gesproken over welke opties er zijn. Ik heb geleerd hoe bepaalde zaken aan te pakken, dat kan ik zeker niet alleen, want dan kan ik het niet goed overzien. Wel zijn er nog steeds zaken waarin ik mij wil ontwikkelen. Misschien nog een

extra rijbewijs halen, en als chauffeur bij een ander bedrijf werken. Ook mentaal zijn er nog steeds zaken die ik moeilijk vind. Ik wil mij graag beter kunnen uiten, duidelijk aangeven wanneer ik het ergens niet mee eens ben; een eigen mening verkondigen. Dat lukt mij gewoon niet. Ik zou zo graag een volwaardige gesprekspartner willen zijn. Al steek ik nu veel beter in mijn vel dan een paar jaar geleden, daar zou ik graag nog aan willen werken.

37

Ik heb geleerd om op een optimum te functioneren, in plaats van op een maximum

38
Eva Schneider (43 jaar)

et was in 1998, ik was net negentien jaar. Terwijl ik bezig was met de revalidatie van een dwarslaesie kwam ik erachter dat ik een psychische kwetsbaarheid had. Ieder mens heeft wel te maken met psychische kwetsbaarheden en die uiten zich uiteenlopend, bij rouw, overbelasting op het werk en dergelijke.

Ik ben vooral kwetsbaar als ik onder druk sta. Dan kan ik psychotische verschijnselen krijgen. Sommige mensen horen stemmen, bij mij is het een verlies aan concentratie en focus, een versterking van omgevingsprikkels waardoor ik snel afgeleid ben. Ik heb daar wel antipsychotica voor, maar die gebruik ik bewust alleen voor korte tijd, en alleen als de overprikkeling niet meer te stoppen is; je brein wordt er toch door gesedeerd.

Ik probeer die overprikkeling nu zoveel mogelijk vóór te zijn, dan kan het ook zonder antipsychotica. Ik heb geleerd mezelf op de rem te zetten. Ik had het een paar jaar geleden op een vrijdagmiddag: Het lukte mij niet op mijn werk om na een aantal gesprekken een rapport te maken, terwijl dat normaal gesproken geen enkel probleem is. Voor het eerst realiseerde ik mij dat ik onmiddellijk alles moest loslaten. Snel naar huis, de rust opzoeken. Na een half etmaal zakte de overprikkeling weg en de volgende dag kon ik weer prima functioneren.

Dit onder druk overbelast raken is in mijn leven regelmatig gebeurd. Na de revalidatie van de

39

dwarslaesie ben ik naar het hbo gegaan om daar personeelsmanagement te studeren. Dat ging redelijk goed, maar aan het eind van het studiejaar liep de druk altijd op; haal ik mijn tentamens wel? Ga ik over naar het volgende jaar? Drie opeenvolgende zomers ben ik opgenomen geweest in een ggz-kliniek. De reden van die opnames: uitputting, slapeloze nachten, psychotische verschijnselen. Recent heb ik een hoofdbehandelaar, een psychiater, gehad die zei: “Als ik zo lang onder druk sta en daarbij slapeloze nachten heb, word ik ook psychotisch.” Maar in die kliniek werd ik precies lang genoeg opgenomen om vervolgens weer redelijk hersteld aan het nieuwe studiejaar te kunnen beginnen.

Al zit ik in een rolstoel, ik wil niets liever dan zo zelfstandig mogelijk zijn. Mobiliteit is een uitdaging maar niet onmogelijk. Het ligt in mijn aard om mij aan te passen aan de omstandigheden. Op alle plekken waar ik gewerkt heb, was ik meestal de enige met een fysieke beperking. Maar dat was iets waar andere mensen zo weinig mogelijk van moesten merken. Als aan mij werd gevraagd of ik 36 of 40 uur in de week wilde werken, zei ik dat dit geen enkel probleem was. Het einde van het liedje was altijd dat ik een te hoge werkbelasting had. Eigenlijk was dat al zo op het hbo. En toen ik daarna ging werken kwam ik op vrijdagmiddag thuis, en kon dan alleen

40

Helma Cissen (behandelaar)

Voor Eva is het nooit moeilijk geweest een baan te vinden, maar wel om die te behouden. Bij de start van haar deelname aan de werkgerichte behandelaanpak had zij zelf dan ook al een baan gevonden. Waardoor, vroeg ik mij af, slaagt ze er telkens niet in haar werkdruk te verminderen en een vast contract te krijgen? In de werkgerichte cognitieve gedragstherapie viel op dat ze enerzijds duidelijk weet wat ze wil en wat ze kan, maar dat er achter die zelfverzekerde buitenkant een vrouw zit met een laag zelfbeeld. Eva wil vooral niet opvallen, anderen tot last zijn of anders zijn. Ook in haar werk was dit het geval. Alles wat ze nodig had ging ze zelf regelen, terwijl je van een werkgever mag verwachten dat die jou in het werken faciliteert. In de rollenspellen die ik met haar oefende viel het mij op hoeveel moeite het haar kostte de werkgever uit te leggen wat ze wilde en wat haar beperkingen zijn. Het vaste contract dat ze gekregen heeft, heeft haar goed gedaan. Om dat zo te houden is het belangrijk dat ze haar eigen grenzen goed in de gaten houdt. Eva heeft mooie stappen gezet in dit acceptatieproces. Het was niet handig dat ze zichzelf fysiek ging uitwonen. Eva is heel gedisciplineerd. Dat is een kracht maar ook een valkuil. Haar temperament strookt niet met haar dwarslaesie. Eigenlijk is ze een gevoelige vrouw die maar moeilijk kan toegeven: dit kan ik niet. Het is voor haar lastig om te accepteren dat ze niet op het niveau kan functioneren dat ze eigenlijk wil. Dat gaat tegen haar natuur in. Maar ze heeft nu wel een beter evenwicht kunnen bereiken.

Eric Groenendaal

(arbeidsdeskundige UWV)

Bij Eva is het de kunst om balans te brengen in de energie die het kost om naar het werk te gaan en het werk zelf. In de gesprekken die we gevoerd hebben ging het vooral om het herkennen hoe ze het tot op heden heeft gedaan. Niemand van haar collega’s wist dat Eva er al een halve werkdag op had zitten als ze op haar werk arriveerde. Het probleem was dat als ze niet meteen duidelijk maakte wat voor haar belangrijk is, ze het risico liep op een plek terecht te komen die qua werkinhoud perfect bij haar paste, maar waarbij de werkomstandigheden niet goed op haar waren afgestemd. De vragen die we bij de werkgerichte behandeling steeds opnieuw stellen, zijn: Hoe kun je datgene wat je wilt, met elkaar bereiken? Hoe kun je bestaande patronen ombuigen en operationeel maken voor de werkvloer? Het niet kunnen krijgen van een vaste baan moet voor Eva ook erg ontmoedigend zijn geweest. Ze gaf het uiterste van zichzelf, raakte oververmoeid en teleurgesteld, en dacht: er is voor mij geen plek. De psycholoog Maslow heeft als één van de belangrijkste menselijke waarden genoemd: de behoefte aan veiligheid en zekerheid. Daar valt een vaste baan ook onder. Het is voor haar zo belangrijk om zichzelf een gelijkwaardige collega te voelen, en niet bang te hoeven zijn dat ze haar baan kwijtraakt. Als ze die angst kwijt is, kan ze haar energie veel meer kwijt in het werk zelf.

maar op bed liggen. Zaterdagmiddag kwam ik pas weer een beetje bij mijn positieven. De werkprivébalans was er niet. En het kwam niet in mij op om minder te gaan werken.

Tijdens een vakantie zag een vriendin dat ik drie uur nodig had om mijn ochtendprogramma af te werken, om helemaal aangekleed en wel te zijn. Dat geldt ook voor werkdagen. Als ik om negen uur op mijn werk wil zijn, moet ik om vijf uur opstaan. Als mijn collega’s mij zien, heb ik er al een heel programma op zitten. Maar dat heb ik mijn werkgever of mijn collega’s nooit verteld. Eigenlijk was dit dagprogramma altijd al te intensief om vol te houden, toch probeerde ik dat wel.

Mijn zwijgzaamheid over mijn fysieke en psychische beperkingen kwam ook doordat ik vaak van baan wisselde, omdat de omstandigheden dat vroegen.

42

Het was vaak onduidelijk of mijn tijdelijke contract in een vast contract zou worden omgezet of dat ik ergens anders een uitdagender functie vond. Maar als je iedere paar jaar een nieuwe baan hebt, moet je telkens een nieuw ritme en een nieuwe relatie opbouwen, en pas je je in eerste instantie aan. Als een werkgever jou langer kent weet hij ook beter wat hij wel of niet aan jou heeft. En als mijn tijdelijke contract niet afliep viel ik wel uit door uiteenlopende medische klachten. In de werkgerichte behandeling heb ik geleerd dat ik voor mijzelf moet staan, dat ik moet aangeven wat ik nodig heb.

Ik heb mijzelf na de uitval bij mijn laatste baan aangemeld voor de werkgerichte behandeling. Ik wilde alles doen om de nieuwe baan die ik inmiddels had, wél tot een succes te maken. De verzekeringsarts zei al snel dat ik niet langer dan zes uur per dag moest gaan werken. Dat was onbestaanbaar voor mij. Maar inmiddels is dat wel gebeurd. Ik begin mijn werkdag nu later, om tien uur, en heb iedere woensdag vrij. En mijn collega’s zijn er beter van op de hoogte dat het voor mij veel tijd vraagt om op mijn werk te komen. Ze vinden het helemaal niet gek dat ik met mijn handicap later begin. Ik realiseer mij nu dat ik, waar ik ook werk, altijd in de minderheid ben. En dat ik, zoals mij in de werkgerichte behandeling geadviseerd is, soms echt iets aan de meerderheid moet vertellen over wat er met me aan de hand is.

43

Met mijn psycholoog ben ik gaan analyseren wat er telkens misgaat en hoe het anders kan. Het zit in mijn karakter om mij voor de lieve vrede aan te passen. En omdat ik daarnaast ook een fysieke beperking en een psychische kwetsbaarheid hebt, is dat geen handige combinatie. Vaak genoeg heb ik die werkdruk bij mijn leidinggevende aan willen kaarten. Dan ging ik het gesprek in met het vaste voornemen om taken af te stoten, en liep ik de deur uit met taken erbij. Op een gegeven moment werkte ik zelfs zes dagen in de week, terwijl vijf dagen al te veel van het goede was.

Door middel van rollenspellen heb ik in het kader van de werkgerichte behandeling kunnen oefenen in het voor mezelf opkomen, mijn eigen wensen duidelijk maken. Eén van mijn grootste wensen was: een vast contract. Hoe hoog het ook op mijn persoonlijke agenda stond, het kwam er nooit van. Juist die onzekerheid heeft de druk op mij altijd sterk vergroot. Als mijn tijdelijke contract afliep was ik een half jaar daarvoor al bezig met solliciteren, met het uitgooien van lijntjes. Niet wachten tot ik eruit lag, want dan, zo was mijn angst, is het te laat. Mijn lichamelijke handicap vraagt om veel structuur. Als werk wegvalt, verandert ook die structuur. Daarom zorgde ik er altijd voor dat ik snel weer zicht had op een baan. Mijn huidige werkgever nodigt in haar vacatures met name mensen met een

44
“Door middel van rollenspellen heb ik in het kader van de werkgerichte behandeling kunnen oefenen in het voor mezelf opkomen, mijn eigen wensen duidelijk maken.”

beperking uit om te solliciteren. Dat zie je niet vaak terug in vacatures. In de motivatiebrief voor mijn huidige baan, kon ik daarom vrijuit spreken over mijn lichamelijke beperking. En dat die naar mijn idee ook voordelen brengt in het werk.

Het evaluatiegesprek met mijn nieuwe werkgever over een vaste aanstelling heb ik niet zelf gevoerd. Op het laatste moment heb ik mij teruggetrokken, de spanning liep te hoog op, bang als ik was dat het mis zou gaan. Uiteindelijk was het ook goed dat een ander, mijn behandelaar Helma, dit voor mij gedaan heeft. Ze heeft de werkgever duidelijk gemaakt dat voor ieder mens een vaste aanstelling belangrijk is, maar voor mij, in deze fase van mijn leven met al mijn kwetsbaarheden, helemaal. En jawel, al snel kreeg ik een vast contract.

Een vaste baan neemt veel druk weg. Als ik kritisch ben op bepaalde zaken op het werk, durf ik mij nu zonder terughoudendheid te uiten. Je voelt je daarnaast meer verbonden met je collega’s en de gehele organisatie. Met tijdelijke contracten voeg ik me gemakkelijker naar wat er van me wordt verwacht, en doe ik meer dan ik aankan. Een vast contract geeft zoveel rust. Dat geldt voor iemand als ik, met een fysieke en psychische beperking, maar eigenlijk geldt dat voor ieder mens.

Peter van de Pol (verzekeringsarts UWV)

Eva is een krachtige persoonlijkheid die onhaalbare eisen aan zichzelf stelde. Ze bagatelliseerde de fysieke problemen waarmee ze te kampen heeft omdat ze in een rolstoel zit: doorzitten, slecht doorbloede benen, blaas- en ontlastingsproblemen. Toen ik haar voor het eerst sprak zei ik dat wat zij wilde helemaal niet kon, dat ze roofbouw op haar lijf pleegde. Het is heel mooi dat ze naar haar mogelijkheden kijkt in plaats van naar haar beperkingen, maar ze moet er wel realistisch mee omgaan. Ik heb haar gezegd: “Jij bent niet geschikt om hele dagen te werken, ik ga jou nooit meer als hersteld melden.” Daar was ze in eerste instantie heel boos over. Ik kan het zo benoemen: er bestaat een optimum en een maximum. Je kunt op topsnelheid sprinten, maar dat houd je minder lang vol dan wanneer je op een snelheid loopt waarbij je benen niet verzuren. Dat laatste is het optimum. Maar Eva ging altijd voor het maximum, waardoor ze haar eigen lijf in de soep draaide. Het is heel moeilijk om lichaam en geest met een mesje te scheiden. Als het fysiek met mensen niet goed gaat, gaan ze vaak ook psychisch onderuit. En als je toch al een kwetsbaar lijf hebt, wordt het des te moeilijker. Het belangrijkste was om in die fysieke basis weer wat rust en orde te krijgen. Ook bestaansonzekerheid – in haar geval het ontbreken van een vaste baan – is een stress verhogende factor die in alle opzichten schadelijk is voor de gezondheid van een mens. Die rust en zekerheid is er nu veel meer. Ze heeft nu ook geleerd op een optimum te functioneren in plaats van op een maximum.

45

Ik wil niet werken voor het geld maar voor het plezier

Ferdie van Zundert (58 jaar)

46

en jaar of acht geleden ben ik overvallen. Als logistiek medewerker van een bedrijf had ik de opdracht een vrachtwagen terug te brengen. Ik liep naar de bus toe en wilde de ramen schoonmaken. Ineens stond daar een man met een bivakmuts over zijn hoofd. Ik schrok, hij ook. Hij sneed de zenuwen en de pezen van mijn polsen door. Zwaar bloedend ben ik naar huis gegaan, daar zijn de ambulance en de politie erbij gekomen. Het is een gebeurtenis waar ik het moeilijk mee heb gehad. Je moet daarna je leven herpakken, maar het wordt nooit meer als daarvoor. Ik keek altijd om me heen, was voortdurend angstig.

Na dit incident begon ik black-outs te krijgen als ik aan het rijden was. In het begin gebeurde dat eens per maand, maar ze werden steeds frequenter. Dan begonnen mijn oren te piepen, was het alsof ik een hartaanval kreeg, had ik angsttintelingen, verscheen er een zwarte waas voor mijn ogen. Als dat gebeurde zette ik meteen de auto aan de kant van de weg, even op adem komen en dan probeerde ik verder te rijden. Ik ging denken: “heb ik een ziekte?” Ze hebben me binnenstebuiten gekeerd, met als uitkomst: niets aan de hand.

Eigenlijk ging het voor deze overval al niet goed met mij. Ogenschijnlijk liep mijn leven op rolletjes, maar heel langzaam slopen er in de loop van mijn leven depressieve gevoelens in mij. Ik vermoed dat het iets met mijn jeugd te maken heeft. Als kind kon ik van mijn ouders alles krijgen, maar niet wat ik het

47

hardste nodig had: liefde. Nooit kreeg ik een aai over mijn bol. Wel werd mij het duurste van het duurste geschonken, het beste was nog niet goed genoeg. Mijn ouders kochten het tekort aan liefde af. Ze hadden het te druk, wisten niet beter, ik kan ook niet zeggen dat ik in een kil gezin ben opgegroeid. Wel ging van mijn ouders altijd de nodige dreiging uit; zij bepaalden wat ik moest doen, bijvoorbeeld waar ik moest werken. Bovenal was het: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Aan complimenten geven deden ze niet. Maar mag ik mezelf op een bepaalde leeftijd niet bijzonder voelen?

Ik heb er altijd last van gehouden. Niet dat iemand iets aan mij merkte. Nooit was er iets met mij aan de hand. Ik wilde het mensen altijd naar de zin maken en kon er niet tegen als iemand boos op mij was. Op mijn werk had ik er een hekel aan wanneer mensen chagrijnig waren; mij zou je nooit zo zien. Aan de buitenkant joviaal en vrolijk, van binnen vaak verdrietig. Ik zette een masker op en hing de clown uit. Ik was een Pierrot.

In mijn huwelijk heb ik mij ook lang als een pleaser gedragen, tot ik mezelf in mijn eigen huis ging verstoppen. Ik kwam niet meer naar beneden voor het eten en ging slechter slapen. Daarvoor bedacht ik een oplossing: een borreltje drinken. Dat hielp echt. Maar die ene borrel leidde naar een tweede, een

48
“Ik vond dat ik een bijdrage moest leveren aan de maatschappij, iets betekenen voor mijn medemens. Ik wil een volwaardig mens zijn.”

derde, en zo verder. Het drankgebruik, realiseer ik mij nu, verergerde de depressie. Het gevoel kwam dubbelhard terug. Het bezorgde me in het begin een goed gevoel, ik kwam in een roes. Maar de volgende ochtend werd ik beroerd wakker en dacht: shit, wat heb ik gedaan? Halverwege de dag was ik blij dat het alweer bijna avond was. Kon ik weer gaan drinken.

Op het werk heb ik me nog een paar jaar staande kunnen houden na die overval. Maar de paniekaanvallen werden steeds heviger en de depressie dieper. Ik kreeg zelfs een doodswens. Een jaar of vier geleden ben ik daarom gestopt met werken. Het ging niet meer, ik was doodsbang dat ik ongelukken op de weg zou veroorzaken. Bij mijn werkgever heb ik nog een goed afscheid met een nette bonus gekregen.

Saidda Ramdani (behandelaar)

Tegelijkertijd met de behandeling, is de werkgerichte aanpak in gang gezet. Ferdie heeft onder andere cognitieve gedragstherapie gekregen. In het kader van een werkgerichte behandeling houdt dit in dat vooral de angsten uitgedaagd worden die verband houden met het werk. Als iemand bijvoorbeeld moeite heeft om nee te zeggen, probeer je als behandelaar de angst daarvoor minder heftig te maken. Daarnaast probeer je samen met de jobcoach af te stemmen wat voor soort werkplek het meest geschikt is voor je cliënt. Sommige mensen hebben vooral rust en regelmaat nodig, moeten niet voortdurend onder druk worden gezet. In vergelijking met de coach zijn wij als behandelaren iets meer zorgend ingesteld, hebben de neiging om te zeggen: “doe het rustig aan.” Maar door de korte lijntjes met de coach en UWV kun je uiteindelijk toch besluiten iemand uit te dagen: “laten we het gewoon proberen.”

Zoals bij zoveel cliënten is de behandeling bij Ferdie begonnen met structuur aanbrengen in het dagelijks leven: een normaal dag- en nachtritme, goed eten, afleiding zoeken. Dat is bij Ferdie goed gegaan. Maar ik merk wel dat hij perspectief nodig heeft. Hij boekt succes, maar dat moet hij kunnen vasthouden, er moet iets op zijn pad komen. Het is de kunst voor hem om gemotiveerd te blijven. Het is als een lichaamstraining: als je een gespierd lijf wil creëren, moet je daar iedere dag weer voor gaan. Ik zie dat het Ferdie aan die motivatie niet ontbreekt. En inmiddels heeft hij grote stappen vooruit gezet.

49

Margot Schilders (loopbaanadviseur)

Ferdie heeft een stabiel arbeidsverleden, wil graag werken en is fysiek gezond. Ik heb tegen hem gezegd: “Welke werkgever wil jou niet hebben?” Als coach heb ik weinig gesproken over wat mis is gegaan in dat arbeidsverleden, wel over zijn valkuilen. Hij is een pleaser: iemand die aardig en behulpzaam is, maar daarbij soms over zijn eigen grenzen gaat. Hij wil ook zo graag weer werken, alleen bestaat dan in de begeleiding het gevaar dat je te snel gaat.

We hebben een viergesprek gehad: een gesprek met de cliënt, de behandelaar, de coach, en een arbeidsdeskundige van UWV.

Daarbij kan UWV het voor hem mogelijk maken dat hij een opleiding doet. Omdat ik al contact had gelegd met een school kon hij als assistent-conciërge de eerste stappen richting werk doen. Zijn eigen doel daarbij was om zijn zelfvertrouwen en zijn vertrouwen in zijn eigen belastbaarheid te vergroten. Hij moest ontdekken hoeveel hij aankan. Wat gebeurt er wanneer je net iets meer gaat doen? Het is de kunst van het oprekken van grenzen en er tegelijk niet overheen gaan. In het traject van Ferdie heeft de veelvuldige samenwerking tussen Ferdie, Saïdda en mij ertoe geleid dat er gaandeweg steeds meer vertrouwen in zijn eigen kunnen ontstond. En nu is die grens weer een stukje verder opgeschoven doordat hij een arbeidscontract heeft gekregen. Als je geen nieuwe stappen zet weet je ook niet waar je plafond zit. Dat is bij iedereen een puzzel. Misschien loopt Ferdie er tegenaan dat hij weer te veel gaat pleasen. Dat kan ik signaleren, waarna de behandelaar het vervolgens oppakt.

Soms moet je mensen weer leren werken. Dat is bij Ferdie niet het geval. Mensen die in een crisis terecht zijn gekomen, vergeten soms dat hetgeen ze meebrengen vanuit hun werkverleden, niet zomaar weg is. Je moet niet focussen op die laatste paar jaar waarin het slecht ging, maar op die hele periode daarvoor; er is zoveel compensatie. De gedachte daaraan helpt bij de re-integratie. Ferdie zit op de goede weg. Wat bij hem meewerkt: hij heeft ‘de gunfactor’.

Dat afscheid maakte de problemen jammer genoeg alleen maar groter. Ik had niets meer omhanden, had veel tijd om te denken, en denken stond gelijk aan piekeren. ’s Avonds, als mijn gezin naar boven was gegaan om te slapen, sloop ik juist naar beneden. Dan hoefde ik aan niemand verantwoording af te leggen. Er was niets wat mij nog interesseerde. Ook mijn eigen leven interesseerde mij niet. “Dat leven,” dacht ik, “is toch al voorbij.”

In eerste instantie ben ik in behandeling gekomen voor mijn drankverslaving. Maar bij de verslavingskliniek ontdekte men dat er meer aan de hand moest zijn, daarom ben ik bij Reinier van Arkel gekomen. In het begin wisten ze niet wat ze met mij aan moesten; ik was zo gesloten. Maar de psycholoog en de psychiater zijn er toch achter gekomen, ze hebben het uit mij getrokken. Naderhand merkte ik dat het beter is om eerlijk en open te zijn, dan pas kunnen ze je goed behandelen. Het was voor mij wel emotioneel om veel te praten, die openheid riep het gevoel van schaamte op, en veel huilbuien.

Eindelijk werd ik mij ervan bewust dat ik mijn masker moest afwerpen. Ik moest voor mezelf kiezen, voor mijn eigen geluk.

Toen het iets beter met mij begon te gaan, ging het ook weer een beetje kriebelen. Ik wilde iets doen, niet altijd maar thuiszitten. Al snel na mijn opname

zei mijn behandelaar: “Welke kant wil je straks op? Waar wil je staan over een jaar?” Ik vond dat ik een bijdrage moest leveren aan de maatschappij, iets betekenen voor mijn medemens. Ik wil een volwaardig mens zijn.

In de behandeling zijn mij veel handvatten gegeven. Ik kreeg de nodige informatie aangereikt en er werd mij perspectief geboden. Men zei: “Je hoeft helemaal niet honderd procent genezen te zijn, je kan nu al meer dan je denkt.

Wij willen helpen het balletje aan het rollen te brengen, maar je moet zelf ook meedoen. Heb je enig idee welke kant je op wilt?”

51

“Ik heb ontdekt dat ik goed ben in het omgaan met mensen, ik kan ze motiveren. Ze zien dat ik altijd positief ben, zin in de dag heb, kan genieten. Dat wil ik ook in toekomstig werk uitdragen.”

Nooit meer op een vrachtauto, dat wist ik zeker. Maar wat dan? Ik ben naar een herstelacademie gegaan, en daar heb ik zaken geleerd die mij goed van pas zijn gekomen. Allereerst om mijn leven beter op orde te krijgen. Alles met aandacht doen bijvoorbeeld, of het nu eten of wandelen is. Nu fiets ik iedere dag twintig kilometer. Er zijn veel fietsende mensen die nooit iets zien, ze hebben geen aandacht voor hun omgeving. Ik weet precies hoe de bomen eruitzien als de lente begint, en bij welke mensen in de wijk de gordijnen net gewassen zijn. En door elke dag twintig kilometer te fietsen komt er meer orde en ritme in mijn dag. Bij de herstelacademie bieden ze ook diverse activiteiten aan: bloemschikken, yoga, mindfulness, computercursussen, en er zijn kunstenaars die helpen mijn gevoel in een homp klei te leggen. Daar ga ik nog steeds twee keer per week naar toe. Door dat ruime aanbod ontdekte ik kwaliteiten in mezelf waarvan ik niet wist dat ik ze bezat. Zo ben ik bijvoorbeeld gaan tekenen. Ik heb ook ontdekt dat ik goed ben in het omgaan met mensen, ik kan ze motiveren. Ze zien dat ik altijd positief ben, zin in de dag heb, kan genieten. Dat wil ik ook in toekomstig werk uitdragen.

Ik wil graag voor mezelf kunnen zorgen, mijn eigen geld kunnen verdienen. Veel mensen denken dat het fijn is om een uitkering te krijgen,

52

iedere maand je hand op te houden en dankjewel te zeggen, maar zo werkt het niet. Het is helemaal niet fijn. Eerlijk gezegd gaat het mij ook helemaal niet om het geld. In het verleden had ik werkweken van soms zestig of zeventig uur, verdiende zó veel dat ik van gekkigheid niet wist wat ik ermee moest. Ik wil niet werken voor het geld maar voor het plezier; de sociale contacten, het ritme, het gevoel dat ik iets beteken. Aan het eind van de middag moe thuiskomen, maar wel voldaan vermoeid zijn. Het liefst wil ik iets sociaals gaan doen, met mensen werken. Daarom ben ik begonnen met conciërgewerk

op de school voor praktijkonderwijs

De Rijzert in Den Bosch; tussen leraren en leerlingen in zitten. Een werkervaringsplek.

Langzaam word ik klaargestoomd voor de maatschappij. Ik weet dat het tijd nodig heeft. Mijn depressie is er heel langzaam in geslopen en kruipt er nog trager weer uit. Het is ook geen gelijkmatige weg omhoog, eerder twee stappen vooruit en één achteruit. En als het op een dag, en ook de daaropvolgende dag niet lukt, moet ik de verleiding weerstaan de handdoek in de ring gooien. Als dat lukt, red ik het. In de behandeling en coaching bieden ze mij het nodige aan. Maar ik weet dat ik het zelf moet doen, met mijn eigen doorzettingsvermogen. Ik mag mijzelf daarbij af en toe prijzen, trots zijn, mezelf ’s morgens in de spiegel aankijken en zeggen: “ik doe het toch maar.” Daarom spring ik ook elke dag op de fiets. Als ik mijzelf ga verwaarlozen, me terugtrek en van alles ga vermijden, gaat het de verkeerde kant op. Inderdaad, het balletje moet rollende blijven. Dat hebben ze mij wel geleerd.

Misschien heb ik nog zo’n twintig tot dertig jaar te leven. Aan het eind van mijn leven wil ik kunnen zeggen: “Ik heb het toch goed gedaan.” En dat anderen vinden dat het de moeite waard was dat ik er geweest ben. Op mijn sterfbed wil ik tevreden terug kunnen kijken.

53

Ik sta nu sterker in mijn schoenen dan ooit

54
Lisa Steenbekkers (28 jaar)

an het ene op het andere moment kreeg ik een paniekaanval. Ik wist gewoon niet wat me overkwam, zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Het gebeurde in 2017, ik was 23 jaar. Ik werkte bij een groot bedrijf, het was daar enorm druk, de werkdagen waren heel lang, de pauzes heel kort. Ineens voelde ik mij niet lekker. Mijn nicht die daar ook werkte vroeg: gaat het wel? Ik trok wit weg, mijn hart ging tekeer, ik kon niet meer op mijn benen staan en bleef maar trillen. Mijn moeder heeft me moeten ophalen.

Daar bleef het niet bij. Het begon met één paniekaanval per week, maar dat tempo werd opgevoerd tot meerdere paniekaanvallen per dag, en ze werden steeds heftiger. Zo’n aanval kan wel negentig minuten duren. Ik kreeg soms het gevoel dat ik doodging, ook omdat ik dan moeilijk adem kan halen, en mijn hart in mijn keel heel snel te keer voel gaan. Juist die vele, intense paniekaanvallen maakten mij het werken onmogelijk. Ik durfde zelfs helemaal niet meer het huis uit te komen, een jaar lang heb ik alleen maar binnen gezeten; het lukte mij niet eens de hond uit te laten.

Waardoor kreeg ik zo onverwacht die paniekaanvallen? De directe aanleiding was de drukte op het werk, ik kon het gewoon niet meer aan. Maar in de behandeling ben ik mij ervan bewust geworden dat die drukte de trigger is geweest van iets wat daar onder ligt: een aantal jeugdtrauma’s.

55

Als kind ben ik wel zes jaar lang achterna gezeten door een jongen die mij iedere dag weer in elkaar wilde slaan, waardoor ik niet meer naar buiten durfde. Dat soort achtervolgingsgedachten maakten zich opnieuw van mij meester in dat jaar dat ik binnen bleef. Daarnaast leerde mijn moeder toen ik zes jaar was een nieuwe man kennen, die mijn stiefvader werd. Hij maakte van meet af aan duidelijk dat hij voor mijn moeder had gekozen en niet voor mij. Toen hij voor de eerste keer bij ons kwam eten, dekte hij de tafel alleen voor mijn moeder en zichzelf, niet voor mij. En hij nam mijn moeder ieder weekend mee, waardoor ik alleen thuisbleef. Daardoor kreeg ik het gevoel dat ik niet werd gezien. Ik leek er niet toe te doen.

Op een gegeven moment ging het zo slecht tussen mijn stiefvader en mij dat ik bij mijn oma ben gaan wonen. Maar op een dag vond ik haar op de grond. Ze had een herseninfarct, een paar dagen later was ze overleden. Het gebeurde in een tijd dat ik net weer wat contact met mijn echte vader had gekregen. Hij was, toen ik nog klein was een alcoholist die zich agressief gedroeg, en was daarom door mijn moeder het huis uitgezet. Maar toen ik een jaar of zestien, zeventien was werd ik toch nieuwsgierig naar hem. Het contact kwam weer een beetje op gang, we gingen bijvoorbeeld samen bowlen. Maar in hetzelfde jaar dat mijn oma overleed, stierf ook mijn vader plotseling, aan een hartinfarct.

56
“Ik werd het beu om thuis te zitten, was volkomen geïsoleerd geraakt, voelde mij nutteloos, en dat terwijl ik zo graag mijn steentje aan de maatschappij wilde bijdragen.”

Cyriel van Aar (coach) & Kris van der Aa (begeleider verpleeghuis)

Cyriel: Het leek heel lastig om vanuit een radicaal sociaal isolement naar werk te gaan, maar toch ben ik met Lisa vrij snel praktisch aan de slag gegaan. Met daarbij de vragen: wat heb je nodig? Waar moet een werkomgeving aan voldoen? Een zorginstelling moest het zijn, maar daar zitten ook grote verschillen tussen. Al snel kwam ze uit bij een verpleeghuis. De contactlegging was heel spannend. We stonden bij de eerste kennismaking voor de deur en Lisa sprak haar angst uit dat ze zou blokkeren. Ik zei toen dat ze dat ook kon zeggen, zoiets kan het ijs breken. Maar eigenlijk ging het heel goed. Kris: Ik kreeg te horen dat Lisa een rugzakje had toen ze aan mij werd gekoppeld. In het begin keek ze een beetje de kat uit de boom. Als ze zich niet lekker voelde ging ze meteen naar huis. Bij vrijwilligerswerk is dat ook niet erg. Maar al snel zag ik haar genieten van activiteiten met bewoners. En bij de collega’s viel ze in goede aarde. Als vrijwilliger ging ze zelfs deel uit maken van de groepsapp. Ze was een echte collega geworden, een speciale aanvulling op het team. Cyriel: in het traject hoefde ik weinig gas te geven, Lisa had het gaspedaal zelf al vol ingedrukt. Ik was veel meer aan het remmen. Ze had een draai van 180 graden gemaakt naar werk en een sociaal leven. Ik drukte haar op het hart wel overzicht te houden en genoeg rustmomenten in te bouwen. Maar onderhand heeft ze wel een heel mooi fundament gelegd waarop ze verder kan bouwen.

Kris: Toen ik een tijdje met haar samenwerkte dacht ik: waar is eigenlijk dat rugzakje? Ze ging met bewoners om op een manier waar sommige collega’s nog veel van kunnen leren. Ze liet de bewoners heel mooi in hun waarde. Dat heeft ze zelf gedaan, ze is een natuurtalent.

Ben Oosterhuis

(arbeidsdeskundige UWV)

Als UWV zijn wij geen hulpverleningsinstantie; Als arbeidsdeskundige faciliteer ik, en zorg ervoor dat zaken voor een klant in beweging komen. Ik ga in gesprek met een klant, probeer doelen met haar te benoemen. In het geval van Lisa was dat wel lastig, ze was helemaal vastgelopen. Het was een soort rouwproces; ze was het even helemaal kwijt, wist niet meer hoe verder. Tegelijkertijd was het een kruispunt in haar leven, zo’n plek waar ieder mens wel een keer terecht komt. Een kruispunt biedt gelegenheid om na te denken en nieuwe keuzes te maken: wie ben ik, wat kan ik en waar ligt mijn passie? En van daaruit kan verder gezocht worden. Het is nooit mijn doel geweest om Lisa binnen een bepaalde termijn naar betaald werk te leiden.

Als het, zoals bij haar, niet lukt om het huis uit te komen, is het al een mooie stap als dat wél lukt. Het stijgen op de participatieladder is voor ons het belangrijkste doel. Je moet meebewegen met wat de klant kan. Druk opleggen werkt daarbij contraproductief. Dan maakt iemand een keuze die niet bij haar past, en komt ze zo weer bij je terug. In die zin is het ook efficiënter en duurzamer als iemand op een goede wijze verder wordt geholpen. En je kunt zien hoe mooi dat bij Lisa gelukt is. Ze heeft nu iets gevonden waar haar hart naar uitgaat.

Dit zijn trauma’s waar ik nooit over heb gepraat. Toen mijn oma en mijn vader overleden, ging ik de volgende dag meteen weer naar school. Ik kwam in een overlevingsmodus terecht en daarmee heb ik mij tot 2017 staande weten te houden. Bij mijn vriendinnen deed ik altijd alsof ik vrolijk was. Ik was bang dat als ik zou vertellen dat ik niet lekker in mijn vel zat, ze mij zouden verlaten. Voor mijn gevoel had ik toch al niemand, ik had ook geen broer of zus. Mijn vriendinnen waren de enigen. En op school focuste ik mij op het halen van hoge cijfers, op die manier hoopte ik mij wat beter te voelen. Als mensen blij waren met mij, was ik ook blij. Ik kwam al snel in behandeling. En toen ik niet meer het huis uit durfde, kwam de psycholoog bij mij thuis. Maar omdat het zo slecht met me ging werd ik een half jaar opgenomen in een kliniek in Venray. Daar deden ze aan exposure, blootstelling aan mijn angsten. Het hielp mij zeker op weg, maar genoeg was het niet. Vervolgens kreeg ik schematherapie, dat wil zeggen een behandeling waarin er wordt gekeken vanuit mijn trauma’s. Die hebben we een voor een aangepakt. Vanaf dat moment is het de goede kant opgegaan.

In de therapie heb ik geleerd om te praten over wat mij dwars zit. Praten helpt altijd. Als ik ergens mee zit en ik het voor mijzelf houd, maak ik het groot, maar als ik het naar een ander toe

uitspreek, gaat het snel weer weg. In de schematherapie heb ik geleerd om meer van mijzelf te laten horen, het kenbaar te maken wanneer ik niet vrolijk ben, dat ik ook wel eens een mindere dag heb. Ik hoef niet altijd leuke verhalen te vertellen. En wat ik gemerkt heb: er is altijd wel iemand die wil luisteren. Ik durf nu eerlijk te zijn. Daardoor heb ik ook van een paar vriendinnen afscheid moeten nemen, maar dat is niet erg. En ik durf nu ook hulp te vragen. Niet langer heb ik de houding: ik doe het wel alleen. Maar om tot verdergaand herstel te komen was er meer nodig: een op werk gerichte behandeling. Ik werd het beu om thuis te zitten, was volkomen geïsoleerd geraakt, voelde mij nutteloos, en dat terwijl ik zo graag mijn steentje aan de maatschappij wilde bijdragen. Eerder had ik al geprobeerd om terug te keren bij het bedrijf waar ik werkzaam was. Dat werd geen succes. Het probleem was mijn angst voor de angst. Ik was bang daar een paniekaanval te krijgen, dan wilde ik snel naar buiten kunnen. Maar dat kon niet bij dit bedrijf waarbij je je telefoon bij binnenkomst moest inleveren, zodat ik ook niemand kon bellen wanneer de paniek mij overviel. Ik wist daarnaast dat ik niet meer in zo’n grote ruimte moest werken. De muren kwamen er op me af. Er moeten ramen en deuren zijn. Mijn werkplek moest, wist ik, iets kleinschaligs zijn, iets waar ik niet snel overprikkeld raak, goede

59

“Ik bezit nu ook de gereedschappen om met een paniekaanval om te gaan. Angst belemmert me niet meer zo. Ik weet dat het komt en ook weer gaat. Een kwestie van rustig blijven ademhalen.”

begeleiding kan krijgen en niet zomaar in het diepe word gegooid. Ik moet rust en vertrouwen krijgen, alleen dan lukt het mij om verder te gaan. Met mijn coach Cyriel ben ik gaan kijken wat ik dan wel wilde. Eigenlijk wist ik het al: de ouderenzorg. Ik heb altijd iets met ouderen gehad. We hebben een afspraak gemaakt met de vrijwilligerscoördinator van een verpleeghuis. Daar werd ik direct hartelijk ontvangen en voelde mij er meteen thuis. Vanaf het moment dat ik binnenkwam heb ik daar, op het werk, nooit meer een paniekaanval gekregen. Vanaf de eerste dag in het verpleeghuis heb ik een fantastische begeleiding gekregen van Kris. Ik kon langzaam opbouwen, te beginnen met twee uur in de week, en daarna geleidelijk steeds meer, tot ik niet meer weg wilde. Het voelde zo vertrouwd dat ik ook durfde het nodige over mijzelf en mijn angststoornis te vertellen. Hier kon ik mijzelf zijn. Het voelde fijn en veilig aan. Dat was een voor mij onbekend gevoel. Sommige dingen waren wel spannend, bijvoorbeeld het meegaan met een personeelsuitje. In mijn hoofd maakte ik dat groot, zag vooral veel beren op de weg, maar door het dan met mijn therapeut te bespreken, leerde ik het te relativeren.

Ik houd ervan om voor mensen te zorgen. Heerlijk als ik een grapje maak en zie dat een bewoner daar om moet lachen en dan zegt dat daardoor zijn

60

dag niet stuk kan en hij ’s avonds blij in slaap valt. Dat maakt mij weer zielsgelukkig. Het voelt niet als werk. Ik geef de bewoners veel, maar krijg er nog veel meer voor terug. Ik heb een lange periode gekend dat het voor mij niet meer hoefde. Maar sinds ik dit werk doe sta ik met een glimlach op en heb ik weer zin in de dag.

Bij een ander verpleeghuis heb ik inmiddels een arbeidscontract gekregen. Daar mag ik zorg gaan doen: mensen uit bed halen, douchen en aankleden. Medische handelingen doe ik vooralsnog niet. Momenteel heb ik daar ook geen behoefte aan, ik geniet zo van de zorg. Eerst deze stap en dan kijken we verder. Ik wil ook geen ver weg gelegen doelen stellen, dan ben ik alleen daar mee bezig, en niet met de tijd nu. Het is voor mij belangrijk om het rustig aan te doen. Ik heb geleerd om niet te willen vliegen, je kunt ook ergens naartoe lopen. Niet dat ik nu helemaal hersteld ben. Die angsten zal ik vermoedelijk mijn leven lang bij me dragen. In een lift zal ik niet stappen, met het vliegtuig zal ik niet op reis gaan. Maar mijn angsten zullen niet meer mijn hele leven overnemen. Ik bezit nu ook de gereedschappen om met een paniekaanval om te gaan. Angst belemmert me niet meer zo. Ik weet dat het komt en ook weer gaat. Een kwestie van rustig blijven ademhalen.

In zekere zin heeft de angststoornis mij ook veel gegeven: ik sta nu sterker in mijn

schoenen dan ooit in mijn leven. Vroeger was ik een stil meisje, iemand die altijd ergens achter in de klas zat, naar wie niet

geluisterd hoefde te worden. In de op werk gerichte behandeling heb ik geleerd: ik mag er wél zijn, ik doe ertoe.

61

Een beetje hoop is beter dan helemaal geen hoop

Behram Ahmadi (51 jaar)

62

et is een wonder dat ik in Iran uit de gevangenis kon ontsnappen. In mijn vlucht naar het buitenland had ik weinig keuze waarheen te gaan. Het enige wat ik wilde was snel naar een veilig land, in de hoop ergens normaal te kunnen leven. Toen ik door een smokkelaar uit de vrachtauto werd gezet, moest ik in de berm een eind lopen naar de dichtstbijzijnde stad. Geen idee waar ik was, er werd een taal gesproken die ik nooit eerder had gehoord. Nederlands dus, zoals ik later ontdekte.

Ik ben altijd dankbaar gebleven voor de tweede kans die ik hier heb gekregen. Het duurde wel lang voordat ik statushouder werd, vijf jaar maar liefst. Dat wachten gaf veel stress en ik was bang dat ik moest terugkeren. Het voelde in het asielzoekerscentrum alsof ik in een veilige gevangenis verbleef. Je wordt er niet bedreigd of geslagen, maar je kan en mag er niets. Het is een gevangenis waarbij tussen jou en de vrije burgers een doorzichtige muur zit, waardoor je alles aan de andere kant kunt zien. Terwijl ik apart werd gehouden en niet mocht werken, zag ik hoe die burgers een geweldig leven hadden. Toch dacht ik: beter dit dan de dood. En ik bleef de hoop houden dat als ik eenmaal statushouder was, ik een Nederlandse burger zou zijn, met alle daarbij behorende rechten.

Als statushouder kwam ik ineens aan de andere kant van de muur. Ik heb altijd iets willen bijdragen aan de samenleving, in het asielzoekerscentrum heb ik veel vrijwilligerswerk gedaan. Maar daarbuiten heb

63

“Mijn behandelaar Nicole begrijpt me. Zij vindt dat ik wegloop van mijn pijn. Een wond moet open zijn, zegt ze, dan pas kan hij genezen. En dat is waar.”

ik niet zelf kunnen kiezen welk werk ik kon doen. Hier had ik geen opleiding afgerond en bij sollicitaties werd ik nooit opgeroepen. Als je niet goed Nederlands spreekt, word je overal geweigerd. Het was midden in de kredietcrisis en er was weinig werk, alleen bij de post was plek. Ik ben toen pakketbezorger geworden. Niet omdat ik het leuk vond, maar omdat het moest. Ze wilden mij daar niet in loondienst hebben, ik werd zzp’er. Je moet je daarvoor inschrijven bij de Kamer van Koophandel, maar niemand die mij daar enig advies gaf over wat het betekent om een eigen bedrijf te hebben, en wat de risico’s daarvan zijn.

Naar mijn idee had ik keurig mijn belasting betaald, en toch kwam ik in de problemen met de belastingdienst. Ik kreeg boetes die telkens werden verhoogd. Als ik ze belde, zeiden ze dat ze mij niet begrepen en beëindigden ze direct het gesprek. Of als ze mijn naam hoorden, moesten ze meteen lachen: wat voor naam? Het lukte mij niet om daar vijf minuten met iemand te spreken. Eén medewerker kon alleen maar zeggen: ‘Ik heb nul procent vertrouwen in dat bedrijf van u.’

Als ik een foutje maakte, kreeg ik meteen een enorme boete. Ik heb geprobeerd alles te doen wat een normale burger doet: hard werken, geen misdaden plegen, niemand pijn doen, respect voor anderen hebben. En toch word ik gestraft als een crimineel. Telkens weer. Als zij

64

een foutje maken, zeggen ze nooit sorry. Laat staan dat ik het te veel betaalde bedrag terugkrijg.

Er kunnen zomaar spullen van me worden afgepakt. Op een avond ging ik om twee uur in de nacht met mijn vrouw naar het ziekenhuis in Den Bosch. Toen wij terugreden hield de politie ons tegen op straat: onmiddellijk uitstappen. Toen ik zei dat dit niet ging omdat mijn vrouw slecht ter been was, zeiden ze: “We gebruiken geweld als je nu niet uitstapt.” Zo is onze auto in beslag genomen. En moest mijn vrouw op één been naar huis lopen.

De autoriteiten doen me expres pijn. Mijn auto met een waarde van 15.000 euro hebben ze verkocht voor 6000 euro. Ik kan dit niet anders zien dan als treiteren. Net als het weghalen van een babybedje bij ons in huis. Als je dat niet goed vindt, belt de deurwaarder direct de politie. Ik voelde me zo klein en machteloos. Waarom haalt een deurwaarder zoiets weg? Zo’n bedje brengt op de markt misschien twintig euro op. Ondertussen bezorgde hij een zwangere moeder veel pijn. En moest de baby op de grond slapen.

Ik heb alles gedaan om ons gezin met twee kinderen bijeen te houden, maar dat is niet gelukt. We zijn gescheiden. Ik voel mij er schuldig over. Voor mijn ex was het leven met mij alleen maar ellende. Het was zo’n klap voor haar. Ze zag machteloos toe hoe de problemen mij boven het hoofd groeiden, alles is van mij afgepakt. Hoe kun je elkaar dan nog respecteren? En ook mijn kinderen worden ervoor gestraft. Na de scheiding ben ik ook nog eens dakloos geworden.

Het werken ging door dit alles niet meer. Tijdens het autorijden kreeg ik duizelingen, en was ik ineens, omdat ik er met mijn hoofd niet bij was, in een heel andere straat dan waar ik moest zijn. De

Carolina van Rooy (coach)

Behram is een vriendelijke man die veel te slikken heeft gehad in zijn leven. Hij is slecht de Nederlandse samenleving in geholpen. Nu staat hij aan het begin van het traject van werkgerichte behandeling. Ondanks zijn frustratie is hij wel gemotiveerd. Hij wil iets. Als iemand vooruit wil vormt dat de grond onder mijn voeten, daarmee kunnen we aan de slag. Zijn drijfveer is om een normale burger te zijn en om andere mensen te helpen. Ik probeer altijd zo snel mogelijk iemand de praktijk in te krijgen, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk of een werkervaringsplek. Dan merk ik snel genoeg waar hij tegenaan loopt. Maar ik moet er wel mee uitkijken. Ik moet ook iets vinden dat aansluit bij zijn ontwikkelmogelijkheden en bij zijn interesses. Anders valt iemand als Behram zo weer uit, omdat het werk niet aansluit bij zijn intellectuele vermogens. Dat wil ik absoluut voorkomen. Het is zo belangrijk dat hij weer zin in het leven krijgt. En als hij eenmaal een werkplek heeft, is het voor mij zaak om hem goed te monitoren. Ik wil beslist een gesprek hebben met degene die hem gaat begeleiden op een nieuwe werkplek. Door middel van een kort lijntje wil ik kijken hoe het met hem gaat. En daarnaast wil ik ook regelmatig overleg houden met Behram en zijn behandelaar samen. Waar wij samen in die re-integratie in het arbeidsproces tegenaan lopen, dat kan de behandelaar weer gebruiken in de therapie. Zo moet het Behram kunnen lukken om zijn eigen situatie te veranderen.

65

Nicole Vereecken (behandelaar)

Het belangrijkste voor Behram is dat hij positieve ervaringen gaat opdoen. Daarom zijn we ook met het werk aan de slag gegaan. Daarin moet hij meer zelfwaardering krijgen. Hij voelt zich zo gekrenkt, heeft zozeer het idee gekregen er niet meer toe te doen. In aanleg zit er veel in hem, maar dat is er in Nederland nooit uitgehaald.

Het frustrerende is dat Behram psychische problemen heeft gekregen door hoe er maatschappelijk met hem is omgegaan. Waar zijn we dan toch mee bezig? Er worden hem boetes opgelegd, maar de hulpverlening die daardoor nodig is, kost ook weer geld. Nu ben ik hulp aan het bieden voor een probleem dat gemakkelijk te voorkomen was geweest als hij vanaf het begin beter ondersteund was.

Als je zo beschadigd bent bestaat het gevaar dat je je alleen maar slachtoffer voelt, en bij de pakken neer gaat zitten. Hij wil weer hoop hebben. Maar tegelijk is hij nog heel wantrouwend ten aanzien van werk. Zijn houding is: ik moet het allemaal nog zien. Het is nu de kunst om hem in zijn kracht aan te spreken, hij moet zijn kwaliteiten gaan aanboren.

Het begint ermee dat hij de verantwoordelijkheid neemt om goed voor zichzelf te zorgen. Hij had gedacht in Nederland te komen om andere mensen te helpen. Met hem bespreek ik nu: je moet eerst goed voor jezelf leren zorgen, dan pas kun je iets voor anderen betekenen. De verantwoordelijkheid voor zijn kinderen houdt hem voorlopig op de been. Hopelijk zal hij zich daardoor toch weer van betekenis gaan voelen, werk doen dat hij leuk vindt en daarmee geld gaat verdienen. Het gaat nu al een stuk beter dan de eerste keer dat ik hem zag. Af en toe zie ik hem zelfs lachen.

werkgever vertrouwde het niet meer dat ik achter het stuur zat. Hij vond het voor mijn eigen veiligheid beter dat ik eerst weer gezond moest worden. Daarmee werd het contract beëindigd. Ik leef nu van een uitkering, en zit in de schuldsanering.

Mijn bewindvoerder is een belangrijke steun voor mij. Dankzij hem is mijn schuld flink gereduceerd. Daar ben ik blij om. Maar dan nog: met vijftig euro in de week heb ik het te doen. Met vijftig euro kun je geen leven opbouwen. Nergens kan ik iets bestellen, overal sta ik geregistreerd als onbetrouwbare burger. Gelukkig zet mijn bewindvoerder

af en toe iets opzij voor mij, zodat ik mijn kinderen iets kan geven. Vanwege mijn klachten ben ik doorverwezen naar Reinier van Arkel. Zo ben ik in behandeling gekomen bij Nicole, zij is de enige persoon met wie ik goed kan praten. Sinds ik in Nederland ben, heb ik nooit iemand gehad met wie ik over mijn problemen kon praten, ook niet met mijn ex. Nicole begrijpt mij, weet soms nog precies wat ik drie maanden eerder gezegd heb. Zij vindt dat ik wegloop van mijn pijn. Een wond moet open zijn, zegt ze, dan pas kan hij genezen. En dat is waar. Ik heb altijd hard gewerkt, en nooit over mijn pijn

67

“Ik word telkens onder water geduwd, om daarna heel even boven te komen. Ik heb hoop en vertrouwen nodig. Met mijn arbeidscoach zoek ik nu naar nieuw werk. Iets repareren dat kapot is gegaan, geeft mij energie.”

gesproken. Nicole denkt ook dat als ik leuk werk doe, de druk in mijn hoofd vermindert en ik daardoor geestelijk meer bezig ben met andere dingen. We hebben wel dagbesteding geprobeerd, maar daar moest ik met lijm stukjes hout aan elkaar vastplakken. Zinloos werk vond ik dat.

Ik heb hoop en vertrouwen nodig. Het vertrouwen in mijzelf is weggehaald door de Nederlandse overheid. In Iran heb ik twee jaar in een gevangenis gezeten en ik ben daar gemarteld. Dat is erg, maar een lichamelijke verwonding is de volgende dag alweer aan het genezen. De marteling van de Nederlandse overheid is pijnlijker: van geestelijke verwondingen herstel je niet zo gemakkelijk. Het is erger dan een gevangenis. Ik word telkens onder water geduwd, om daarna heel even boven te komen om een klein beetje lucht te happen. De enige reden dat ik in Nederland ben gebleven zijn de gewone burgers. Van mijn buurman heb ik nooit last gehad dat ik buitenlander ben.

Hoe is het voor mij nog mogelijk te hopen op een beter leven? Ik geniet nergens van. Het eten smaakt mij niet, en het maakt mij niet uit of de zon nu schijnt of dat de regen met bakken uit de lucht valt. Voor mijn twee kinderen, van tien en vijf, probeer ik zo normaal mogelijk te doen. Anders zou ik er geen zin in hebben om ’s ochtends mijn kleren aan te trekken en het huis netjes te houden.

68

Met mijn arbeidscoach ben ik nu aan het zoeken naar nieuw werk. In Iran heb ik een opleiding in elektrotechniek gedaan. Ik heb het ook altijd leuk gevonden om klusjes te doen, in het asielzoekerscentrum hield ik mij daar al mee bezig. Iets repareren dat kapot is gegaan, geeft mij energie. Ik zou wel

iets willen doen met het installeren van warmtepompen, daar zal de komende jaren veel behoefte aan zijn. Of mij bezighouden met het repareren of recyclen van witgoed.

Ik wil het wel proberen, al is het voor mij heel moeilijk. Ik ben een berg aan het beklimmen en iedere keer val ik naar beneden. Al is daardoor mijn been gebroken, ik moet toch weer naar boven. Eigenlijk is het onmogelijk, maar ik doe mijn best. Wat het ook zo moeilijk maakt is dat het zo’n warboel in mijn hoofd is, ik krijg de benodigde energie niet goed naar mijn hersenen. Ik voel me altijd zo gestrest. Vooral als ik de politie zie, dan ben ik bang dat ze me aanhouden. Ik heb nooit het gevoel dat ik beschermd word. Als ik weer in beweging kom, doe ik dat ook niet in de eerste plaats om mijzelf weer goed te voelen, maar omdat ik wil dat mijn kinderen zich goed voelen; ze moeten een papa zien die naar zijn werk gaat. De hoop om heel succesvol te zijn is helemaal weg. Maar ik hoef ook geen baan bij een topbedrijf; als ik maar iedere dag kan werken en niet voortdurend gestraft word. Die hoop is toch weer een klein beetje naar boven aan het komen. Een beetje hoop is beter dan helemaal geen hoop.

69

Het

is fijn om gewoon weer mee te doen

70
Raimond Brouwer (49 jaar)

et was een verlossing uit mijn lijden. Nadat ik bij een orthopedisch bedrijf een burnout had gekregen, stopte ik helemaal met werken. Het was mij bij vorige werkgevers vaker gebeurd dat het botste door mijn eerlijkheid en door mijn onvermogen om tactvol op te treden. Ik voelde mij nooit begrepen, had altijd weer confrontaties met mijn collega’s en de frustraties stapelden zich op. Nadat het mis was gegaan bij mijn laatste werkgever, wist ik dat het voor mijn geestelijke gezondheid niet goed zou zijn om meteen op zoek te gaan naar een nieuwe werkgever. Het was een pak van mijn hart dat ik in de ziektewet terechtkwam.

De eerste weken voelden aan als vakantie. Eindelijk kwam ik tot rust. Maar lang duurde dat niet, al snel viel ik in een gat. Ik dacht: wat nu? Ik kwam er niet uit en belandde in een depressie. Via de huisarts kwam ik bij een ggz-instelling, daar kreeg ik de diagnose ADHD. Later kwam daar nog de diagnose autisme bij. Beide diagnoses waren voor mij moeilijk te accepteren. Ze betekenen dat er iets met mij is, dat ik mindere kanten heb, en zoiets kon ik moeilijk onder ogen zien. Ik schaamde mij er ten opzichte van de buitenwereld een beetje voor. Je ziet bij ADHD al snel het stereotype van de stuiterbal voor je. En bij autisme het stereotype van de volledig in zichzelf gekeerde persoon. Door zulke diagnoses hoor je niet bij het grotere maatschappelijke geheel. Al zijn er heel wat mensen met ADHD of autisme, het gros van de mensen is ‘normaal’, en daar

71

val ik buiten. Ik was er ook van overtuigd dat veel werkgevers deze diagnoses niet zouden accepteren en mij niet in dienst wilden nemen.

Wel realiseerde ik mij dat er in mijn hoofd iets niet goed zat, waardoor het steeds misging op het werk. Dat wilde ik graag onderzoeken. En het ging niet alleen mis op het werk. Sinds een jaar ben ik gescheiden, maar ik ben 25 jaar getrouwd geweest, heb twee kinderen gekregen en had een eigen huis. Toch lukte het mij nooit om tevreden te zijn over mezelf. Dat heeft vast iets van doen met mijn wat depressieve natuur. Bij mij is het glas eerder halfleeg dan halfvol. Die mentaliteit heb ik van huis uit een beetje meegekregen. Ook mijn moeder had een ietwat negatieve instelling, en hoewel mijn ouders de opvoeding naar beste vermogens deden, heb ik nooit veel liefde gekregen. Hoe dan ook, al had ik veel bereikt in mijn leven, het was nooit genoeg. Al had ik een goede, vaste baan, toch bekroop me altijd het gevoel dat ik minderwaardig werk deed.

Voor mijn ADHD heb ik medicatie gekregen. Dat helpt een beetje, het zorgt voor wat meer rust in mijn hoofd, maar een wondermiddel is het niet. Ik moest dieper graven. Wat zat daaronder?

Ik werd mij ervan bewust dat ik het nodige in mijn leven moest veranderen, patronen moest wijzigen die ik al meer dan veertig jaar hanteerde. Die patronen hebben mij zeker het nodige gebracht,

72
“De therapie heeft me echt goed gedaan. De snelwegen in mijn hoofd moeten weer kleine paadjes worden en er moeten andere grote, doorgaande wegen worden aangelegd.”

Pieter Jan Carpentier en Mieke Thijssen (behandelaren)

Pieter Jan: Als psychiater probeer ik altijd te benadrukken dat zo’n stempel als ADHD of autisme niets verandert aan de persoon zoals hij altijd is en geweest is. Het zegt enkel iets over hoe wij tegen de problematiek aankijken. De waarde van een diagnose moet zich bewijzen in de behandeling. Als het leidt tot een effectieve behandeling, heeft de diagnose meerwaarde.

Mieke: Het moeilijk hebben met diagnoses als ADHD en autisme past bij de persoonlijkheid van Raimond. Hij is iemand die altijd gaat voor honderdtwintig procent. Hij wil een zo normaal mogelijk, hardwerkend mens zijn. Met minder neemt hij geen genoegen. Als hij een stempeltje krijgt, is het begrijpelijk dat hij dit ervaart als een probleem. Maar hij heeft moeten leren dat hij ook met iets minder genoegen kan nemen. En dat plezier soms belangrijker is dan altijd maar zo hard mogelijk werken.

Pieter Jan: Niet ieder mens met ADHD heeft begeleiding nodig. De essentie is te leren waar je wel en niet goed in bent. Waarbij de sterke punten optimaal benut worden, en voor de zwakke punten een oplossing gezocht wordt. Vaak houdt dit in dat mensen met ADHD goed functioneren in een duidelijk gestructureerde omgeving, met heldere taken en goede werkafspraken, en waarbij er voldoende begeleiding en ondersteuning is. Als je in een onvoorspelbare werksituatie zit waarbij er van alles gelijktijdig op je afkomt, wordt het lastiger. Raimond Brouwer heeft in het verleden al wel behoorlijk gefunctioneerd, maar liep steeds tegen een aantal dingen aan. Op basis van de diagnose en begeleiding heeft hij beter zicht gekregen op wat hij kan, en dat als het niet goed gaat hij eerder aan de bel moet trekken.

Mieke: Erkenning krijgen telt voor ieder mens. Maar omdat het voor Raimond zo moeilijk is om te genieten, is het aanzien dat hij met werken krijgt, nog belangrijker. Zijn enthousiasme en gedrevenheid zijn groot. De ondersteuning die hij gekregen heeft, was voor hem een goede manier om aan het werk te komen. Daarmee werd hij zich bewuster van zijn valkuilen, en raakte hij gemotiveerd daar iets aan te doen.

Margot Schilders (loopbaanadviseur)

In overleg met Raimond en de behandelaar hebben we enkele doelen vastgesteld. Het was voor hem van belang te leren realistische doelen en verwachtingen te creëren. Daarbij was het essentieel dat hij zijn eigen gebruiksaanwijzing leerde kennen. Een belangrijk doel was: leren aangeven wat moeilijk voor hem is, want Raimond had altijd het gevoel dat andere mensen hem niet snapten. De therapie bood hem daartoe handvatten die hij in de werksituatie kan toepassen. En hij moest bewust een bedrijf selecteren dat bij hem past, één waarin het werk hem voldoende uitdaging en tegelijkertijd een gestructureerde setting bood. Dat de omgeving aan bepaalde eisen voldeed, was heel belangrijk. Ook een plant kan op de ene plek groeien en bloeien, en op de andere plek gaan de blaadjes hangen. Zo zou Raimond op de verkeerde plek ook verpieteren.

Het kwijtraken van werk is beschadigend, maar omdat hij een realistisch perspectief heeft leren ontwikkelen, gaf dat rust. Toen Raimond ontdekte dat hij goed in de markt lag, gaf dat zelfvertrouwen. En het idee dat hij nee mocht zeggen tegen een werkaanbod was een eye opener voor hem. Hij is iemand die heel graag wil en een werkgever absoluut iets te bieden heeft.

maar ze zorgden er ook voor dat ik steeds vastliep. Maar wat was dat dan?

In de psychomotorische therapie heb ik veel over mijzelf geleerd. Ik deed daar een oefening met ringen, en ik wilde daarbij zo graag mijn doel bereiken dat ik bij het afzetten van een bankje bijna mijn enkel brak. In die therapie werd ik mij ervan bewust dat ik soms veel te ver ging. Het deed mij denken aan een wandeltocht die ik eerder had ondernomen: in 24 uur 110 kilometer wandelen in het saaie landschap van de Flevopolder, met om de honderd meter een boom. Een sportieve uitdaging, dat was het. Maar heb ik ervan genoten?

Welnee. Al na 15 kilometer had ik de eerste blaren op mijn voeten. En toch wilde ik doorgaan. Mijn behandelaren zouden later zeggen: “Het heeft je veel meer gekost dan het je gebracht heeft.” Deze

74

ervaring staat model voor hoe ik telkens de lat te hoog leg voor mijzelf. Het staat ook model voor hoe ik dingen die gemakkelijk zijn, voor mijzelf moeilijk maak. En voor mijn onvermogen ergens plezier aan te beleven.

De therapie heeft me echt goed gedaan. Ik ben mij ervan bewust dat ik van die ingesleten patronen af moet. De snelwegen in mijn hoofd moeten weer kleine paadjes worden, en er moeten andere grote, doorgaande wegen worden aangelegd. Daarom heb ik ook een oude hobby opgepakt, het drummen, iets waar ik in mijn jeugd altijd veel plezier aan heb beleefd. Maar dan nog zat ik met deze kwestie: geen werk. En als je geen werk hebt, wat heb je dan andere mensen te bieden?

De werkgerichte behandelaanpak waar ik in terechtkwam bestond uit twee trajecten. Het eerste deel was het ‘werk fit’ maken, en daarna kwam het tweede deel; ‘naar werk’. Het eerste bestond uit een intensieve samenwerking tussen Reinier van Arkel, UWV en een werkcoach. Samen hielpen ze mij om weer ‘werk fit’ te worden. Dat houdt onder andere in dat ik leerde te ontdekken wat ik wil. Voor mij is dat nog niet zo gemakkelijk, omdat ik niet goed ben in het maken van keuzes, ook omdat ik maar van weinig kan genieten. Ik vond het lastig om uit te vinden waar mijn kwaliteiten liggen. Het liefste wil ik iets tastbaars doen. Daarom begon ik met een basiscursus elektrotechniek.

75

“Op een gegeven moment was er genoeg gepraat, er moest iets gebeuren waardoor ik werk zou vinden. Stappen die ik zelf moest zetten.”

Daarnaast houdt ‘werk fit’ in dat ik in mijn kracht kwam te staan en rijp werd om weer de arbeidsmarkt op te gaan. Het belangrijkste daarbij was om niet in oude patronen te vervallen, en voorwaarden te creëren om nu wel te slagen in mijn werk. De kunst is vooral dat ik leerde om voor mijzelf de lat niet te hoog te leggen. Goed is goed genoeg. Ik moest leren minder krampachtig met werksituaties om te gaan, minder rigide te zijn. Die rigiditeit is onderdeel van mijn autismediagnose. Een ander probleem was dat ik slecht in plannen ben. En daarnaast ben ik geneigd tot hyperfocus: ik kan mij een tijdlang obsessief ergens mee bezig houden, en dan, van het ene op het andere moment, ben ik er klaar mee. Het is bij mij vaak alles of niets.

Op al die gedragingen kun je het etiket autisme plakken, maar ik vind het zelf zo’n hard woord. Net als bij ADHD houd ik helemaal niet van zo’n begrip. Het zijn zulke algemene termen. Het is zinvoller om te kijken waar ik het meeste last van heb: bijvoorbeeld dat ik soms moeite heb met meerdere, gelijktijdige prikkels en snel overprikkeld ben. Als in het dagelijks leven deze belemmeringen benoemd worden ipv het autisme of ADHD te noemen, dan klinkt dat liever en kan ik het gemakkelijker accepteren. En dan ben ik ook bereid om mij door coaching en therapie te laten helpen. Gelukkig heb ik die hulp in ruime mate gekregen.

76

Maar op een gegeven moment was er genoeg gepraat, er moest iets gebeuren waardoor ik werk zou vinden. Stappen die ik zelf moest zetten; ik moest een nieuwe weg inslaan. Een weg met een nieuwe mindset, met het bewustzijn van de valkuilen waar ik mijzelf voor moest behoeden. Ik ben heel goed in het graven van een graf voor mijzelf. Als in een sollicitatiegesprek wordt gevraagd naar mijn mindere kanten, loop ik helemaal leeg. Soms kan een mens té eerlijk zijn. Ik hoef niet altijd alles te vertellen, wat niet hetzelfde is als liegen. Gelukkig heb ik in de therapie mijzelf beter leren kennen. En in simulatiegesprekken heb ik geleerd om sollicitaties goed te oefenen; een oefening die kunst baart, dat is gebleken.

Het was heel prettig dat ik, toen ik eenmaal weer werk had, nog een tijdje de nodige begeleiding kon krijgen. Zo werd ik langer geholpen met de zaken die moeilijk voor mij zijn: me flexibeler opstellen, beter met veranderingen leren omgaan. In dat soort zaken moet ik -ook nu ik een baan heb- steeds een goede balans proberen te vinden. Bovenal moest ik leren dat ik mij niet altijd ‘over the top’ hoef te bewijzen. Ik hoopte vooral dat ik de tussenliggende tijd goed besteed had. En dat ik het eeuwige gevoel dat ik tekortschiet zou kwijtraken. Dat is uitgekomen; ik heb nu het gevoel dat ik van toegevoegde waarde ben voor de maatschappij. Het is fijn om gewoon weer mee te doen.

77

Mijn lichaam zei: tot hier en niet verder

Mira de Jong (33 jaar)
78

n juli 2018 hield mijn lichaam er mee op. Het gebeurde tijdens een vakantie. Ik voelde mij niet lekker en kon niets meer binnen houden. Na terugkeer in Nederland ging het niet beter, integendeel. Overal ben ik onderzocht, bij de internist en bij de cardioloog, er zijn foto’s gemaakt van mijn longen en echo’s van mijn ingewanden. Niets te vinden, eigenlijk was ik helemaal gezond, en toch bleven de klachten. Uiteindelijk is er wel een diagnose gesteld: somatische symptoom stoornis. Dat klinkt als: we weten het niet, moeten het toch een naam geven en daarom dit maar.

Ik was niets meer waard. De hele dag lag ik op de bank, nog te moe om een glas water op te pakken. Ik kon mijn huis niet uit, want dan kwam ik de trap naar boven niet meer op. Alles was te veel: douchen, mezelf aankleden, eten koken. En ik was daarvoor zo’n gezonde dertigjarige, iemand die volop in het leven stond. Maar opeens was ik zo iemand niet meer.

Omdat de medici niets voor mij konden doen, ben ik voor behandeling bij Reinier van Arkel terechtgekomen. Ik vond dat ingewikkeld. Ik had liever dat het puur een lichamelijke aandoening was geweest. Artsen weten doorgaans wat ze daarmee aan moeten. Als je een gebroken been hebt, zetten ze die in het gips en kun je na pakweg zes weken weer lopen. Duidelijk. Maar bij een psychisch probleem valt geen prognose te geven, bestaat er niet altijd een aangewezen behandeling en is het onzeker wat voor

79

jou werkt. Bovendien vind ik het moeilijk om tegen andere mensen te zeggen dat mijn lichaam er door mentale problemen mee is opgehouden. Dat is lastig te vatten. En niet alleen voor anderen: zelf heb ik nog steeds moeite met dat mentale aspect. Maar ik wil niet in dat verzet blijven hangen, anders kom ik niet verder. Inmiddels accepteer ik wel beter dat mijn problemen verband houden met hoe ik in het leven heb gestaan. Ik ben er in de therapie achter gekomen dat ik van bepaalde jeugdervaringen nog steeds last heb. Zo ben ik extreem onzeker, altijd bezig met wat de ander van mij vindt. Ik vul voor de ander in wat ik denk dat die van mij denkt. En daarnaast laat ik anderen altijd voor gaan en vind ik mijzelf nooit belangrijk. Veel van die onzekerheid komt voort uit de relatie met mijn vader. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik jong was, sindsdien voelde ik mij nooit echt welkom bij hem. Je zou denken dat een ouder een onvoorwaardelijke liefde voor zijn kinderen voelt, maar kennelijk niet dus. Mijn gevoel voor onzekerheid is dit: als zelfs je vader je in de steek laat, kan ieder mens zich van je afkeren. Wat het nog erger maakte was dat mijn vader een nieuwe relatie kreeg, met een vrouw die twee kinderen had. Met die kinderen ontwikkelde hij wel een band; voor hen is hij er wel. Dat maakt het zo erg: hij kan het wel, maar doet het niet bij zijn eigen kinderen.

80
“Ik begrijp nu beter dat mijn lichamelijke klachten iets te maken hebben met alles wat ik weggestopt heb.”

Ruben van der Mijl (behandelaar)

Hoewel Mira sceptisch was, had ze toch ook een wil om naar de mentale kant van haar lichamelijke problemen te kijken. Ze kon meteen al goed vertellen over de relatie met haar vader, maar in de behandeling heeft ze kunnen ontdekken wat de gevolgen daarvan zijn voor datgene wat ze doet.

Als behandelaar maakte ik haar erop attent hoe hoog haar ademhaling was, dat ze soms naar lucht hapt. Daar zit een onderstroom in van spanning. Die was als achtergrondmuziek altijd in haar aanwezig. Het is de spanning van het altijd hard willen werken en alles heel goed willen doen. Het is belangrijk om daar inzicht in te krijgen. En belangrijker nog: dat ze zich over haarzelf ging verwonderen.

Het ontwikkelen van een therapeutische relatie is een manier om anders te leren kijken naar zichzelf. Met meer vriendelijkheid. Als een ander, in dit geval de therapeut, haar met enige mildheid bejegent, kan ze op den duur leren zichzelf ook met minder strengheid te bezien. En kan ze op een andere manier met zichzelf omgaan. Als ze bijvoorbeeld op een dag een plant verpot, zou ze daar met een strenge blik naar kunnen kijken: is dit alles? Maar ze zou ook kunnen denken: ik zit lichamelijk in zwaar weer, en ieder stapje is meegenomen en het verplanten van een pot is onder de huidige omstandigheden een hele prestatie. Bij Mira stond het lichaam altijd in dienst van de geest. Het lichaam had weinig te vertellen: dat moest werken, dansen en rennen. In zekere zin heeft het lichaam besloten: we gaan dit niet meer op deze manier doen. Heel mooi dat ze die stap van het lichamelijke naar het geestelijke heeft gemaakt, een besef dat er een probleem zit in haar perfectionisme en controlebehoefte. Ze heeft daarin een grote stap vooruitgezet. Al past het bij haar om te denken: het had nog veel sneller gemoeten.

Margot Schilders (loopbaanadviseur)

Het traject met Mira is niet gemakkelijk, maar zeker uitdagend. Ik kan me haar frustratie goed voorstellen, maar het probleem was dat ze de lat erg hoog voor zichzelf legde. Veel ambitie, maar weinig energie. Het zou allemaal anders zijn geweest als ze fit en gezond was. En dan had ze ook nog het idee dat de beroepskeuze in één keer goed moet zijn. Ze wil zichzelf niet teleurstellen en niet geconfronteerd worden met haar beperkingen.

Ik heb haar op het hart gedrukt zoveel mogelijk in het hier en nu te blijven, en niet tien stappen vooruit te kijken. Als ik naar een bergtop omhoogkijk, en ik wil helemaal naar boven, word ik al moe bij de gedachte. Maar als ik geleidelijk over mijn paadje kuier, en regelmatig uitrust en geniet van het uitzicht, dan kom ik, zonder dat ik het in de gaten heb, een heel stuk verder.

Haar werkervaringsplek heeft ze zelf gevonden. Dat kon ook omdat ze meer energie begon te krijgen. Om die stap te kunnen zetten heeft ze haar onzekerheid en het gevoel nooit goed genoeg te zijn, moeten overwinnen. Ik blijf haar nog wel een tijd begeleiden. Dan kunnen we samen kijken hoe ze haar werk zo kan organiseren dat ze zo weinig mogelijk vermoeidheid en stress ervaart. Sinds een paar maanden is dat werk ook betaald. Het contract heeft ze niet zomaar gekregen: bij het landgoed wilden ze haar beslist niet kwijt. Ze heeft laten zien dat ze echt iets kan.

82

Daarnaast heb ik van mijn achttiende tot vierentwintigste een niet zo goede relatie gehad. Mijn vriend respecteerde mij niet, boorde mij regelmatig de grond in. Als we samen op stap gingen, maakte hij mij ten overstaan van andere mensen belachelijk. Daar heb ik een flinke mentale deuk aan overgehouden. Het gevoel niet goed genoeg te zijn heb ik aan deze beide mannen, vader en vriend, overgehouden.

Ik begrijp nu beter dat mijn lichamelijke klachten iets te maken hebben met alles wat ik weggestopt heb. Wat nog versterkt is doordat we in mijn familie nooit goed zijn geweest in het uiten van gevoelens. Als kind werd er geen arm om mij heen gelegd, en is nooit gevraagd hoe ik mij voelde. Mijn moeder heeft zelf een harde jeugd gehad, ze heeft dat uiten van gevoelens niet van huis uit meegekregen, en omdat ze dat niet heeft geleerd kon ze het moeilijk aan haar kinderen doorgeven. Met het hele gezin proberen we dit patroon nu vaker te doorbreken. Mijn moeder geeft me af en toe een knuffel, of gaat een dieper gesprek met mij aan. Maar het voelt nog steeds vreemd aan. Mocht het mij gegeven zijn om kinderen te krijgen, ga ik het zeker anders doen.

In mijn jeugd had ik al veel last van dwangmatigheid. Ik ben heel lang, tot ik een jaar of 24 was, een slechte eter geweest, lustte bijna niets, leefde vooral op brood, macaroni en chips.

Bij al het andere ging ik kokhalzen. En ik ontwikkelde als kind smetvrees. Ik vond het al vies om achter iemand aan te lopen of te fietsen; ik zou zomaar de adem van die ander binnen kunnen krijgen. Zo lang als ik mij kan herinneren wil ik controle houden over alles; selectief eten is ook een vorm van controleren. En mijn emoties wilde ik net zo goed onder controle houden. Tot mijn dertigste had ik wel een vol, overvol leven. Voordat ik uitviel werkte ik bij een reisbureau. Ik danste, liep en fietste veel. Eigenlijk was ik nooit thuis. Als ik niet werkte, ging ik naar de dansschool en in het weekend naar

83

“Ik was altijd zo bezig met het einddoel en vergat alle tussenstappen. Het is moeilijk om een middenweg te vinden tussen wat ik wil en wat ik kan.”

feestjes. Ik realiseer mij nu dat ik meer deed dan ik aankon. Al deze zaken bij elkaar zorgden voor constante stress in mijn lichaam. Het eigenaardige is wel dat ik zelf altijd vond dat ik goed met stress kon omgaan, bijvoorbeeld op het werk. Met stress presteerde ik beter. Maar er is ook een vorm van stress waar ik mij niet bewust van was maar wel met mij mee droeg; er was nogal wat waar ik weinig over sprak en voor mijzelf hield. Het lichaam kan blijkbaar niet onbeperkt met die overbelasting omgaan. Op een gegeven moment zegt het: tot hier en niet verder.

Voor mijn werk ben ik na veel gedoe honderd procent afgekeurd, maar inmiddels ben ik wel weer aan het opbouwen. Dat heb ik kunnen doen door goed naar mijn lichaam te luisteren en proberen niet meer over mijn grenzen heen te gaan. Daardoor heb ik langzaam iets meer energie gekregen. Ik red me thuis redelijk, en als ik met iemand afspreek heb ik niet meer een hele week nodig om bij te komen, nu nog maar een halve of hele dag.

Het weer gaan werken is voor mij een hele strijd geweest. Datgene wat ik wilde, kon niet. Ik droomde er vroeger al van om verloskundige te worden, en tegenwoordig lijken banen als wiskundedocent of operatieassistent mij ook heel aantrekkelijk. Maar die beroepen zijn voor mij op dit moment qua belastbaarheid niet binnen bereik.

84

Maar wat dan? Administratief werk, zoals mijn loopbaanadviseur Margot voorstelde, is zeker een mogelijkheid. Maar daar voelde ik mij te goed voor. Daar raak ik snel op uitgekeken. En omdat ik mij dan ga opvreten, kost dat ook veel energie. Het is moeilijk om een middenweg te vinden tussen wat ik wil en wat ik kan. Ik had het gevoel dat ik weer helemaal onderaan de maatschappelijke ladder moest beginnen. Ik heb juist zo’n behoefte aan uitdaging.

Het is een kwestie van acceptatie. Ik was altijd zo bezig met het einddoel en vergat dan alle tussenstappen die nodig zijn om daar ooit te komen. En ik moest mijn lichamelijke beperkingen accepteren. Om mijn situatie in cijfers uit te drukken: voordat ik instortte, leefde ik op 125 procent van mijn lichamelijke

vermogen. Ik schat dat ik nu net iets boven de vijftig procent zit, en denk dat ik blij mag zijn als ik in de toekomst uitkom op zo’n 85 procent. Ik ben er nog lang niet, maar ben toch al ver gekomen.

Momenteel werk ik vier ochtenden in de week op een historisch landgoed, waar ze ook met vrijwilligers werken. Ik heb bewust gezocht naar werk in een rustige omgeving, waar ik in overleg met behandelaar en coach mijn grenzen kon verkennen. Op het landgoed regel ik de verhuur van de panden. Dat landgoed heeft ook een boerderijwinkel, waar ik de benodigdheden van bijhoud en aanvul. Ik doe er van alles wat. Daar heb ik het best naar mijn zin. Misschien is het geen werk voor de langere termijn, maar wie weet kan ik er verder in doorgroeien. Eerst maar eens deze werksituatie stabiel zien te krijgen, want ik ben nog steeds erg moe als ik thuiskom.

Tegenwoordig voel ik het in mijn lichaam als ik gestrest ben, maar kan niet altijd verklaren waardoor dit komt. Ik ervaar de spanning in mijn lijf, voel de tintelingen, ga oppervlakkiger ademen, en ben moe. Dat ik dit voel is al heel wat. Zo weet ik dat het tijd is om het kalmer aan te doen. Die signalen leer ik beter te herkennen. Ik moet een nieuwe balans zien te vinden in mijn leven, tussen geest en lichaam, tussen willen en kunnen, waarbij het hopelijk steeds beter gaat.

Maar ik weet dat ik nog een lange weg te gaan heb.

85
86

Wetenschappelijke

achtergrond: DE STAND VAN ZAKEN

Helma Cissen, klinisch psycholoog, Reinier van Arkel; Talita van Leeuwen, arts i.o. tot verzekeringsarts UWV; Jolanda van Rijssen senior onderzoeker UWV; Eric Groenendaal, arbeidsdeskundige UWV; Peter van de Pol, adviseur verzekeringsarts UWV; Pim Peeters, Fontys Hogescholen; Lianne Stevens, GZ-psycholoog Reinier van Arkel; Paul van der Heijden, klinisch psycholoog en hoogleraar psychodiagnostiek Reinier van Arkel/Radboud Universiteit; Suzanne Lagerveld, arbeid en organisatiepsycholoog, senior onderzoeker en kennisadviseur UWV; Koen Westen, docent en senior onderzoeker, Reinier van Arkel/Avans Hogeschool.

Achtergrond

Werk maakt vaak een groot deel van ons leven uit en is een belangrijke factor in het ervaren gevoel van welzijn. Betaald werk blijkt gunstig te zijn voor de gezondheid, geeft een betere kwaliteit van leven en kan zelfs een therapeutisch effect hebben voor mensen met psychische klachten (Frederick & Van der Weele, 2019). Factoren die hieraan bijdragen, zijn een toegenomen gevoel van autonomie, toename van coping vaardigheden, een betere sociale status, kansen voor persoonlijke ontwikkeling en tevens vermindering van depressie- en angstsymptomen. Omgekeerd kan de aanwezigheid van psychische klachten een belemmerende factor zijn voor optimale arbeidsparticipatie, met name voor uitkeringsgerechtigden (Carlier et al., 2014).

Ongeveer twintig procent van de werkende populatie heeft matig tot ernstige psychische klachten (Arends, 2015). Psychische aandoeningen hebben grote consequenties voor het individu en de maatschappij (Björk Brämberg et al., 2021). Het kan leiden tot isolatie, stigmatisering en ziekteverzuim. Verminderde arbeidsparticipatie, in de vorm van werkloosheid, ziekteverzuim of arbeidsongeschiktheid, brengt naast individueel leed hoge maatschappelijke kosten met zich mee (Layard, 2017).

Uit gegevens van UWV (Berendsen et al., 2021) blijkt dat van het aantal mensen met een uitkering het aandeel mensen met een psychische aandoening gemiddeld ruim veertig procent is. De mogelijkheden om te werken in loondienst zijn voor deze groep beperkt. Dit geldt zowel voor mensen met een volledige, als een gedeeltelijke uitkering. Er blijkt een grotere correlatie tussen het oordeel over het sociaal-maatschappelijk participeren en gezondheid bij mensen zonder werk en arbeidsongeschikten dan bij werkenden en gepensioneerden. Mensen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen beoordelen hun gezondheid beter naarmate zij onder

87

andere hun sociaal-maatschappelijke participatie en kwaliteit van leven beter beoordelen (Kasper, 2019). Dat maakt het belangrijk om tijdens een behandeling ondersteuning bij re-integratie naar werk aan te bieden, naast de focus op de vermindering van psychische symptomen.

Een werkgerichte behandelaanpak.

In Denemarken is uit onderzoek gebleken dat het inzetten van een werkgerichte behandelaanpak naast reguliere behandeling een goed effect heeft op werkhervatting (Poulsen et al., 2017). Er zijn aanwijzingen dat werkgerichte cognitieve gedragstherapie (W-CGT) bij mensen met lichte stemmings- en angstklachten de werkhervatting bevordert (Lagerveld et al., 2012). Het W-CGT-behandelprotocol (Lagerveld & Blonk 2012) is in eerste instantie gericht op mensen met milde stemmings- en angstklachten in de basis ggz en is nu herschreven voor de uitkeringsgerechtigde groep cliënten met ernstigere klachten in de specialistische ggz door onder meer het toevoegen van een re-integratietraject (Lagerveld & Cissen 2015). Het protocol werkgerichte cognitieve gedragstherapie voor mensen zonder werk met psychische klachten geeft concrete handvatten om werkgerichte (cognitieve gedrags-)therapie te geven aan mensen zonder werk met psychische klachten. Kenmerkend voor het protocol is dat in de behandeling op twee fronten tegelijkertijd wordt gewerkt: klachtenreductie én reintegratie. Werken (of op een andere manier maatschappelijk participeren) wordt tijdens de behandeling ingezet als middel tot het herstel van cliënten. Door het opdoen van ervaringen in de praktijk die meegenomen kunnen worden binnen het behandeltraject, kunnen cliënten door het bevorderen van hun self-efficacy ofwel competentiebeleving, weer gaan vertrouwen op hun mogelijkheden.

Van Beurden et al. (2017) geven aan dat in de uitvoering van een werkgerichte behandelaanpak samenwerking tussen professionals uit de ggz en vanuit UWV van belang is. Door nauwe samenwerking kan de expertise van beide groepen professionals gecombineerd worden: die van ggz-professionals met kennis op het gebied van de mogelijkheden en klachten van de cliënt en die van UWV-professionals met kennis op het gebied van regelgeving, voorwaarden voor werk en werkomgeving en begeleiding naar werk. UWV heeft voor de uitvoering hiervan tevens de ondersteuning gezocht van twee externe reïntegratiebedrijven. De nauwe samenwerking van de verschillende disciplines vanuit de verschillende organisaties is de kracht van de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak (WGB) zoals uitgevoerd in de regio ’s-Hertogenbosch. In de regio wordt gebruik gemaakt van bestaande organisatorische structuren en is veel geïnvesteerd in de samenwerking.

Ontwikkeling van de WGB in regio ’s-Hertogenbosch

In 2012 ondertekenden UWV en GGZ Nederland een convenant om de arbeidsparticipatie van mensen met psychische aandoeningen te bevorderen. In de regio ’s-Hertogenbosch zochten de specialistische ggz-instelling

88

Reinier van Arkel en UWV kantoor ‘s-Hertogenbosch elkaar op om hun gezamenlijke cliënten te ondersteunen bij het bevorderen van participatie in werk. In eerste instantie werd geïnvesteerd in het wegnemen van onbekendheid en vooroordelen door met elkaar in gesprek te gaan. Een positieve samenwerking ontstond, omdat iedereen op de hoogte raakte van relevante wet- en regelgeving, elkaar ontmoette en elkaar leerde kennen.

De WGB werd ontwikkeld door Reinier van Arkel en UWV ‘s-Hertogenbosch in samenwerking met twee reintegratiebedrijven (PM Arbeid en Job Solutions). Het is een re-integratiemethode voor mensen met veel voorkomende psychische stoornissen (common mental disorders; CMD; Wieman, 2020) en wordt sinds 2016 aangeboden (destijds genaamd ‘Sneller herstel door samenwerking tussen Gespecialiseerde GGZ en UWV’). WGB is bedoeld voor cliënten met matig tot ernstige psychische aandoeningen, met een zorgindicatie voor specialistische behandeling in één van de specialistische behandelteams, die daarnaast een uitkering bij UWV ’s-Hertogenbosch hebben. Binnen de WGB wordt voor de behandeling werkgerichte cognitieve gedragstherapie (W-CGT) als uitgangspunt genomen. Uiteraard kan in andere regio’s samen gewerkt worden met een lokale UWV-partner.

Voordat er werd gewerkt met de WGB, waren werkgerichte behandelvormen binnen de specialistische behandelteams nog onderbelicht (Cissen et al., 2019). De tendens was om eerst de individuele psychische problematiek te behandelen en dan pas de focus te leggen op re-integratie in werk. Enkel de langdurige zorg van de instelling kende vormen van dagbesteding of beschut werk. Dit terwijl bekend is dat terugkeer naar werk moeilijker wordt naarmate men een grotere afstand heeft tot de arbeidsmarkt. Reinier van Arkel heeft inmiddels een cultuuromslag doorgemaakt, waarbij nu vanuit de herstelvisie gewerkt wordt. Dit betekent dat naast herstel van symptomen (symptomatisch herstel), de behandeling zich ook richt op dagelijks functioneren en sociaal maatschappelijk participeren (maatschappelijk herstel) en op kwaliteit van leven en zingeving (persoonlijk herstel) analoog aan de bredere visie op gezondheid volgens het concept van Positieve Gezondheid (Huber, 2013). Voorop staat dat cliënten leren omgaan met hun kwetsbaarheid en hun leven naar wens kunnen vormgeven, waarbij werk een belangrijk onderdeel is.

Vanaf de start van de behandeling wordt gesproken over werk en er is een tijdspad waarin UWV en de reintegratiebedrijven betrokken worden. Betrokken professionals volgen een trainingsdag WGB en betrokken behandelaren hebben ten minste de basiscursus Cognitieve Gedragstherapie gevolgd. Het WGB-protocol (Lagerveld & Cissen 2015) schrijft nauwe samenwerking voor tussen de behandelaren, de (verzekerings-)arts en arbeidsdeskundige van UWV en coaches van twee externe re-integratiebedrijven. Deze sector-overstijgende samenwerking is één van de kenmerken van netwerkpsychiatrie (Mulder, van Weeghel & Delespaul, 2020). Interessant in deze is dat het tot op heden niet eerder is vertoond om in de ggz een sector-overstijgende netwerksamenwerking, rondom individuele casuïstiek, als gesloten proces- of ketenoplossing vast te leggen in een protocol.

89

Praktische uitwerking WGB

De start van een WGB-traject bestaat uit het voeren van een intakegesprek, het stellen van een indicatie en het opstellen van behandeldoelen. Hierbij wordt in nauw overleg met de cliënt gekeken naar de geschiktheid en motivatie van cliënt om hieraan deel te nemen. De geschiktheid voor deelname wordt onder andere bepaald of een cliënt binnen een jaar in principe weer in staat is tot re-integratie in een reguliere baan. Met het ondertekenen van een dubbelloops machtiging, waarbij medische informatie uitgewisseld mag worden tussen de ggz-instelling en UWV, wordt de cliënt aangemeld bij UWV. De cliënt wordt uitgenodigd voor een gesprek bij de arts en de arbeidsdeskundige van UWV als voldaan is aan de inclusiecriteria (onder andere het hebben van een ZW-, WIA- of Wajong-uitkering en wonend in de betreffende UWV-regio). De voorwaarden voor werk, voor de werkomgeving en eventuele aandachtspunten voor re-integratie worden door de arts in kaart gebracht en de arbeidsdeskundige gaat vervolgens in op het arbeidsverleden, opleidingen, wensen ten aanzien van arbeid en de werkgerichte doelen. Dit wordt vastgelegd in een plan van aanpak. Hierna gaat het traject van twaalf maanden van start.

Als het traject van start kan, wordt de cliënt aangemeld bij één van de re-integratiebedrijven en wordt het plan van aanpak gedeeld met cliënt, behandelaar en re-integratiecoach. Het plan dient als basis voor het reintegratieplan opgesteld door de re-integratiecoach samen met de client. De behandelaar stelt samen met de cliënt naast de reguliere therapiedoelen, ook werkgerichte doelen op in het behandelplan. Het re-integratieplan en behandelplan vormen de basis voor het integrale behandel- en re-integratieplan. Zo heeft iedere partner in het WGB-protocol voldaan aan de procedurele eisen van de organisatie en worden er geen (medische) gegevens onrechtmatig gedeeld. Het integrale behandel- en re-integratieplan wordt in een vier-gesprek, met cliënt, behandelaar, arbeidsdeskundige en re-integratiecoach besproken.

Gedurende het traject vindt er gemiddeld elke drie weken contact plaats tussen de behandelaar en de coach over de voortgang van het traject. Indien nodig vindt tussentijds overleg plaats met betrokkenen. Elke zes weken vindt er een casuïstiekbespreking plaats, waarin UWV-arts, arbeidsdeskundige, re-integratiecoaches en ggzbehandelaren vertegenwoordigd zijn. Na twaalf maanden volgt een afsluitend 4-gesprek, waarbij het traject en de behaalde doelen geëvalueerd worden.

Resultaten

De WGB is in 2016 van start gegaan binnen het team ‘Angst- en stemmingsproblematiek’ van Reinier van Arkel. Een eerste onderzoek door Cissen et al. (2019) liet zien dat de mate van participatie is verbeterd voor bijna alle deelnemers. Van de eerste groep van vijftien cliënten, sloten twee cliënten hun traject af met een arbeidscontract en bij nog eens acht cliënten was er sprake van een verbetering in participatie in de vorm van een werkervaringsplek (Cissen et al., 2019). Uit deze eerste onderzoeksresultaten lijken er aanwijzingen te zijn

90

dat de WGB leidt tot een versnelling in participatie bij een gelijkblijvend herstel van klachten bij cliënten met angst- en/of depressieve stoornissen die een UWV-uitkering hebben. De focus op werk biedt extra ondersteuning en een meer genuanceerde kijk op de mogelijkheden en beperkingen van cliënten. De verwachting is dat hierdoor passender hulp aangeboden kan worden, wat kan leiden tot een structureler herstel van klachten. Door behandeling werkgericht te maken en samen te werken met UWV als belangrijke ketenpartner werd de participatie van cliënten bevorderd.

Inmiddels is het traject geïmplementeerd bij alle ambulante specialistische teams van Reinier van Arkel. Ongeveer 25 procent van de ruim 100 deelnemers die het traject volledig afgerond hebben, heeft gedurende dit traject van een jaar een baan gevonden en nog eens de helft een werkervaringsplek. Dat zijn veelbelovende resultaten. Uit onderzoek (Lagerveld et.al. 2012) weten we dat herstel van klachten niet automatisch herstel van het bredere sociale functioneren betekent, waaronder re-integratie in werk. Het gaat hier om cliënten die zonder deze aanpak meest waarschijnlijk een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zouden hebben gehouden.

Ontwikkelingen

Het eerste onderzoek naar de WGB liet veelbelovende resultaten zien. De opzet en het aantal deelnemers was echter beperkt. De uitkomsten hebben wel aanleiding gegeven tot een groter onderzoek naar de implementatie en ervaren veranderingen op cliëntniveau van de WGB. In deze longitudinale studie wordt beoogd te onderzoeken wat de veranderingen zijn ten aanzien van kwaliteit van leven en stappen die worden genomen op de participatieladder, alsmede de invloed van self-efficacy daarop, gedurende het WGB-traject tot een half jaar nadien. Daarnaast wordt in dit onderzoek gekeken of de betrokken hulpverleners van Reinier van Arkel, UWV en re-integratiebureaus de WGB modelgetrouw toepassen.

Om te kunnen toetsen of de WGB modelgetrouw wordt toegepast, is een vertaling gemaakt van (de kernelementen van) het WGB-protocol naar een modelgetrouwheidsschaal. Een modelgetrouwheidsschaal vormt een meetlat om vast te stellen wat de mate van modelgetrouwheid is (Westen, Kroon, & Delespaul, 2020; Mowbray et al., 2003). Modeltrouw draagt bij aan gunstige uitkomsten en effectiviteit van de aanpak (McGrew et al., 1994; Nugter et al., 2016). Met het oog op zo optimaal mogelijke resultaten voor cliënten, wordt er inmiddels door alle betrokkenen gewerkt aan de hand van de modelgetrouwheidsschaal. De ontwikkeling van de modelgetrouwheidsschaal WGB bij psychische klachten wordt beschreven in het artikel van Van Leeuwen et al. (ter publicatie aangeboden).

Met het toepassen van de modelgetrouwheidsschaal in de dagelijkse praktijk is het mogelijk systematisch te werken in de hele WGB-keten en met de uitkomsten van een evaluatie met de schaal de kwaliteit van de

91

uitvoering te verbeteren. Door de uitkomsten van evaluaties met de modelgetrouwheidsschaal in het onderzoek te vergelijken met de vorderingen van cliënten op het gebied van onder andere participatie, ervaren kwaliteit van leven en self-efficacy, is het mogelijk om uitspraken te doen over de mate waarin de WGB bij draagt aan behandelresultaten. Dit zal de kwaliteit van de aanpak ten goede komen, bijdragen aan betere resultaten voor cliënten en de samenwerking tussen GGZ, UWV en andere ketenpartners bevorderen.

De samenwerking heeft geleid tot het nationale Platform WGB. In het Platform WGB dragen betrokken organisaties zorg voor kennisdeling, deskundigheidsbevordering en het bevorderen van zorgvuldige implementatie van de WGB om de kwaliteit te bewaken en te verbeteren (waarvoor de modelgetrouwheidsschaal is ontwikkeld) en daarmee het herstelproces van de cliënt met psychische aandoeningen te ondersteunen. Inspirerende thema’s krijgen in het platform de ruimte om te ontwikkelen en nieuwe organisaties of partijen kunnen laagdrempelig aanhaken. Zo wordt er gedacht over het opstarten van gesprekken met medewerkers van gemeenten om de rol van, nu UWV in het protocol, vanuit de participatiewet op zich te nemen. Onderzoek, implementatie en samenwerking in het netwerk blijven zo de aanjagers van kwaliteitsverbetering.

IPS en WGB

Voor mensen met een (zorg)indicatie Ernstige Psychische Aandoeningen (EPA; Delespaul, 2013) bestaat de evidence-based methode Individuele Plaatsing en Steun (IPS) ter bevordering van de re-integratie naar werk en scholing (Becker & Drake, 1994). Het is een bewezen effectief model als ondersteuning bij het verkrijgen en behouden van regulier betaald werk (Van Weeghel & Michon, 2018). IPS hanteert geen exclusiecriteria (zodat alle uitkeringsgerechtigden hiervoor in aanmerking komen), een integrale aanpak en werkt vanuit het principe om cliënten zo snel mogelijk te plaatsen om daarna passende vaardigheden te trainen. De WGB kent heldere inclusiecriteria, een gesloten ketenaanpak en stuurt niet direct op het principe van ‘first place, then train’. Een heldere modelbeschrijving, de aanwezigheid van een modelgetrouwheidsschaal en de goede resultaten hebben ertoe geleid dat IPS uitgebreid geïmplementeerd is in Nederland en is opgenomen in de richtlijnen. Het lijkt steeds aannemelijker dat het modelgetrouw uitvoeren van het gehele model samenhangt met het behalen van de best mogelijke resultaten (Van Weeghel et al., 2013). Sinds 2019 wordt IPS ook ingezet voor mensen met CMD, al is de toegevoegde waarde daarvan nog niet bewezen (Van Weeghel & Michon, 2018; Hellström et al., 2017).

92

De

rol van de re-integratiecoach bij de werkgerichte behandelaanpak

Wanneer een deelnemer bij ons wordt aangemeld voor een re-integratietraject in het kader van de werkgerichte behandelaanpak, krijgen we met iemand te maken waarbij de psychische aandoening langere tijd centraal heeft gestaan. De keuze voor deelname is door de deelnemer zelf gemaakt, de stap en focus naar het thema werk blijven desalniettemin spannend. Tijdens een viergesprek met deelnemer, behandelaar, (vaste) contactpersoon UWV en re-integratiecoach leggen we de basis van onze samenwerking en korte lijnen. We kennen elkaar nu, kunnen elkaar snel bereiken en leggen doelen en taakverdeling vast. Voor een deelnemer wordt het ook duidelijk bij wie hij voor wat terecht kan. Kernactiviteit is om in een werksetting aan werkgerichte behandeldoelen te werken, als coach gaan we (mee) op zoek naar een passende plek en fungeren als jobcoach gedurende die periode. Als voorbereiding zetten we activiteiten in die gericht zijn op loopbaanoriëntatie en re-integratie. Het ontwikkelen van zelfvertrouwen, eigen regie en perspectief zijn daarin belangrijke elementen, zoals in veel reguliere re-integratietrajecten. Wat we in deze trajecten zeker merken is dat de verschillende werkvormen tijdens het re-integratiegedeelte het nodige losmaken, zeker wanneer het gaat over de persoonlijke behoeftes in werk of pijn vanuit eerdere werksituaties. Vaak sluiten deze aan bij thema’s die ook in de behandeling aandacht krijgen of hierdoor gaan krijgen. Hierdoor versterken behandeling en re-integratie elkaar.

De vertaalslag naar concrete, realistische kansen vanuit onze arbeidsmarktexpertise, geeft een deelnemer vaak de geruststelling dat er perspectief is en dat hij meer is dan zijn aandoening. Het is zaak samen op zoek te gaan naar een veilige werkomgeving waarin een deelnemer ander gedrag kan oefenen en nieuwe vaardigheden kan aanleren.

Presenteren en -vooral- profileren is over het algemeen spannend voor een deelnemer. Specifiek nemen we in deze trajecten mee dat een deelnemer kan verwoorden wat hij zelf zoekt, verwacht en nodig heeft in een organisatie. Een ander onderdeel is ook altijd het trainen van de presentatie van arbeidsbeperkingen in zowel kennismaking met werkgever als in een later stadium richting collega’s. Inschakeling van de behandelaar hierbij is altijd mogelijk om bijvoorbeeld de werkgever verdere uitleg te geven.

Voor een deelnemer brengt een werkervaringsplaats regelmatig oude angsten en/of mechanismen op gang. In coaching en behandeling spelen we hier meteen op in, de deelnemer komt ook zelf met zaken waar hij tegenaan loopt. Op deze manier houden we een deelnemer op de rit en krijgt hij er meer vertrouwen in dat hij werken weer aankan en werken weer leuk kan zijn. We houden de behandelaar op de hoogte van de ontwikkelingen in het traject en geven daarbij ook aan wat ons opvalt tijdens de begeleiding en in het gedrag van deelnemer. Hierdoor kan een behandelaar snel inspringen op ontwikkelingen. Soms zijn er discrepanties tussen wat een deelnemer en wat de coach ervaart, dan kan een gesprek met de behandelaar erbij meer inzichten geven. Maar ook wanneer we signalen opvangen die ons zorgen baren, is dat een reden om onderling contact te zoeken: angsten die opspelen, gedragsveranderingen,

93

bepaalde uitspraken, verlies van energie, manier van communiceren of het omgaan met afspraken. Een deel van de trajecten mondt al uit in een betaalde baan. In deze gevallen stellen we in een eindgesprek met alle partijen een signaleringsplan op wat gericht is op het voorkomen van terugval en bepalen hoe de verdere begeleiding er uit kan zien.

Door deze samenwerking spreken we steeds meer elkaars taal en leren we veel van elkaar. Dit alles helpt zeker mee om succesvolle resultaten te behalen.

Margot Schilders

94

Literatuurlijst

Arends, I. (2015). Fit Mind, Fit Job: From Evidence to Practice in Mental Health and Work. In Fit Mind, Fit Job: From Evidence to Practice in Mental Health and Work OECD/ODCE.

Berendsen, E., Van Deursen, C., Dumhs, L., Stoutjesdijk, M (2021). UWV Monitor Arbeidsparticipatie Arbeidsbeperkten 2020. UWV Directie Strategie, Beleid en Kenniscentrum.

Björk Brämberg, E., Arapovic-Johansson, B., Bültmann, U., Svedberg, P., & Bergström, G. (2021). Prevention of sick leave at the workplace: design of a cluster-randomized controlled trial of a problem-solving intervention among employees with common mental disorders. BMC public health, 21(1), 1-13.

Carlier, B. E., Schuring, M., Van Lenthe, F. J., & Burdorf, A. (2014). Influence of health on job-search behavior and re-employment: the role of job-search cognitions and coping resources. Journal of occupational rehabilitation, 24(4), 670-679.

Cissen-van Heugten WHJM, Heijden van der PT, Slaats I, Lagerveld SE. Sneller herstel van arbeidsparticipatie bij samenwerking van specialistische ggz en UWV; een pilotstudie. Tijdschr Psychiatr 2019; 61 : 326-334.

Frederick, D. E., & Van derWeele, T. J. (2019). Supported employment: meta-analysis and review of randomized controlled trials of individual placement and support. PloS one, 14(2), e0212208.

Huber, M. (2013). Naar een nieuw begrip van gezondheid: Pijlers voor Positieve Gezondheid. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 91(3), 133-134.

Kasper, H. (2019). Arbeidsmarktpositie en gezondheid. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 35(1).

Lagerveld, S.E. & Cissen, W.H.J.M. (2015). Werkgerichte Cognitieve Gedragstherapie voor mensen zonder werk met psychische klachten. Een protocol voor behandeling door GGZ therapeut in samenwerking met UWV. Zinziz, Utrecht.

Lagerveld SE, Blonk RWB, Brenninkmeijer V, Wijgaards-Meij L, Schaufeli WB. Work-focused treatment of common mental disorders and return to work: a comparative outcome study. J Occup Health Psychol 2012; 17: 220-34.

95

Layard R. The economics of mental health. With modern psychological therapy,mentally ill people can become moreproductive and more satisfied with life. IZA World of Labor 2017; doi: 10.15185/

Van Leeuwen, T., Van Rijssen, J., Cissen-van Heugten, H., Peeters, P. Westen, K. (2022). Modelgetrouwheidsschaal Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak bij psychische klachten. Ter publicatie aangeboden.

McGrew, J. H., Bond, G. R., Dietzen, L., & Salyers, M. (1994). Measuring the fidelity of implementation of a mental health program model. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 62, 670-678.

Mowbray, T., Holter, C., Teague, G.B., Bybee, D. (2003). Fidelity criteria: development, measurement, and validation. American Journal of Evaluation, 24, 315-340.

Mulder, N., Van Weeghel, J. & Delespaul, P. (2020). Netwerkpsychiatrie voor herstel en gezondheid. In N. Mulder, J. van Weeghel, P. Delespaul, F. Bovenberg, B. Berkvens, E. Leemans, H. Kroon, T. van Mierlo & G. Kienhorst (Eds.), Netwerkpsychiatrie: Samenwerken aan herstel en Gezondheid. (pp. 35-59). Boom uitgevers Amsterdam BV.

Nugter, M. A., Engelsbel, F., Bähler, M., Keet, R., & van Veldhuizen, R. (2016). Outcomes of FLEXIBLE assertive community treatment (FACT) implementation: a prospective real life study. Community mental health journal, 52(8), 898-907.

Poulsen, R., Fisker, J., Hoff, A., Hjorthøj, C., & Eplov, L. F. (2017). Integrated mental health care and vocational rehabilitation to improve return to work rates for people on sick leave because of exhaustion disorder, adjustment disorder, and distress (the Danish IBBIS trial): study protocol for a randomized controlled trial. Trials, 18(1), 1-15.

Van Beurden, K. M., Brouwers, E. P., Joosen, M. C., de Boer, M. R., van Weeghel, J., Terluin, B., & van der Klink, J. J. (2017). Effectiveness of an intervention to enhance occupational physicians’ guideline adherence on sickness absence duration in workers with common mental disorders: a cluster-randomized controlled trial. Journal of occupational rehabilitation, 27(4), 559-567.

Westen, K., Kroon H. & Delespaul, P. (2020) 5. Kwaliteit van zorg. In Mulder, N., Weeghel, J. van, Delespaul, P., Bovenberg, F., Berkens, B., Leeman, E., Kroon, H., Mierlo, T. van & Kienhorst, G. (Reds.), Netwerkpsychiatrie: Samenwerken aan herstel en gezondheid (pp. 127-139). Boom de Tijdstroom.

Wieman, D. (2020). Werkgerichte behandelaanpak SGGZ-instelling Reinier van Arkel: Werk draagt bij aan herstel. advisie, 42(5), 10-13.

96

Modelgetrouwheidsschaal

Werkgerichte Geïntegreerde

Behandelaanpak bij psychische klachten

De modelgetrouwheidsschaal Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak bij psychische klachten stelt de betrokkenen bij de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak (WGB) in staat om de mate van modelgetrouw werken, op basis van het protocol WGB, te toetsen. Deze aanpak stelt zich tot doel om mensen met psychische klachten zonder werk met werkgerichte Cognitieve Gedragstherapie (CGT) te laten herstellen. Werk leidt naast symptomatisch herstel ook tot sociaal maatschappelijk en persoonlijk herstel.

Vanaf de aanmelding van een cliënt bij een GGZ-organisatie is werk idealiter een geïntegreerd onderdeel van ieder (behandel)proces, omdat het hebben van (vrijwilligers)werk herstel bevordert. In het aanmeldproces vindt zo vroeg mogelijk een eerste werkgerichte triage plaats, zodat een eventuele vervolgbehandeling binnen de GGZ met of zonder WGB opgestart kan worden. Indien de problematiek ingrijpt op meerdere levensdomeinen en voldoende herstelmogelijkheden voor re-integratie binnen een reguliere baan binnen één jaar niet haalbaar worden geacht, is Individuele Plaatsing en Steun (IPS) mogelijk meer passend dan WGB. Binnen WGB wordt het toe leiden naar werk vanuit een breed, maatschappelijk geïntegreerd netwerk van SGGZ, UWV en re-integratie professionals vormgegeven door een combinatie van werkgerichte CGT en re-integratie. Cliënten, naasten en andere formele en informele steunbronnen maken onderdeel uit van het gehele proces. Het betrekken van deze triade verdient de voorkeur. Middels deze modelgetrouwheidsschaal is het mogelijk de kwaliteit van de WGB voor mensen met psychische klachten te evalueren en te verbeteren in het werkgerichte netwerk.

Cissen-van Heugten, H., Groenendaal, E., Bleecke, J., Leeuwen van, T., Peeters, P., Rijssen van J., Slaats, I., Stevens, L., & Westen, K. (2021). Modelgetrouwheidsschaal Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak bij Psychische Klachten. Den Bosch: Platform WGB

97

Modelgetrouwheidsschaal bij psychische klachten

Wanneer Handeling Inhoud Organisatie Wie Check

Week 0

Intake WGB GGZ Algemene klachteninventarisatie in relatie tot werk

Screening uitkering (type en locatie)

Motivatie bespreken voor deelname WGB

Aanmelden van de cliënt bij UWV

GGZ Behandelaar

Week 1-5

Intake WGB UWV Anamnese voorwaarden voor werk en werkomgeving

Arbeidsanamnese en plan van aanpak/werkplan

Afname participatieladder

Plan van aanpak/werkplan naar cliënt, re-integratiebureau (RIB) en GGZ verzenden

Opdrachtbevestiging verzenden naar RIB

UWV

Verzekeringsarts

Arbeidsdeskundige

Week 6-8

Sessie 1,2,3

Pre-therapie

Werkgerichte rationale toelichten aan cliënt

Aanvullende werkgerichte klachteninventarisatie en arbeidsanamnese

Inventarisatie van ervaren obstakels bij re-integratie

Werkgerichte CGT toelichten aan cliënt

Uitvoeren werkgerichte CGT/klinische interventies

Afname self efficacy-schaal

GGZ Behandelaar

Week 6-11

Intake WGB RIB Kennismaking, screening aanmelddocumenten en concept re-integratieplan vormgeven

Vervolg-gesprek 1 Verder vormgeven concept re-integratieplan

Plannen 4-gesprek

RIB Re-integratiecoach

Week 9-11

Sessie 4,5,6

Behandelplan met werkgerichte behandeldoelen

Evalueren contact RIB/voortgang behandeling

Werkgerichte leerdoelen opstellen

Uitvoeren werkgerichte CGT/klinische interventies

Voorbereiden gesprek over geïntegreerd behandel-re-integratie plan

GGZ Behandelaar

98

Modelgetrouwheidsschaal bij psychische klachten

Wanneer Handeling Inhoud

Week 10-12

Sessie 7,8,9

Verdieping werkgericht toekomstbeeld & klaar voor actie

Evalueren contact met RIB, voortgang behandeldoelen

Uitvoeren werkgerichte CGT/klinische interventies

Voorbereiden op vervolgstappen leerdoelen

Organisatie Wie Check

GGZ Behandelaar

Week 13

Week 14-22

4-gesprek Geïntegreerd behandel-re-integratieplan vaststellen GGZ/UWV/ RIB

Vervolg-gesprek 2,3,4

Focus op kwaliteiten, werkvoorkeur en netwerken

Inzichtelijk maken van self efficacy (wat kan ik)

Inzichtelijk maken van de werkvoorkeuren (wat wil ik)

Inzichtelijk maken van het (formele en informele)

netwerk ter voorbereiding op netwerkgesprekken

Inzichtelijk maken van een mogelijke werk-ervaringsplek

Evalueren werk/participatieplek, indien aanwezig Voortgangsevaluatie

Behandelaar Arbeidsdeskundige Re-integratiecoach

Week 14-22

Sessie 10-17

Verdieping sollicitatie vaardigheden

Evalueren contact met UWV/RIB, voortgang werkgerichte leerdoelen

Uitvoeren werkgerichte CGT/klinische interventies

Voorbereiden sollicitatie- of netwerkgesprekken

Bespreken disclosure bij werkgever/collega’s

Evalueren werk/participatieplek, indien aanwezig

RIB Re-integratiecoach

Week 23-47

Sessie 18-24

Evaluatie en terugvalpreventie

Evalueren contact met UWV/RIB, voortgang werkgerichte leerdoelen en einde traject

Uitvoeren werkgerichte CGT/klinische interventies

Zo nodig bijstellen geïntegreerd behandelre-integratieplan en bijbehorende leerdoelen

Evalueren werk/participatieplek, indien aanwezig

Afname self efficacy-schaal

99
GGZ Behandelaar

Modelgetrouwheidsschaal bij psychische klachten

Wanneer Handeling Inhoud Organisatie Wie Check

Week 23-47 Vervolggesprek 5-12 Focus op kwaliteiten, werkvoorkeur, netwerken

Contact met werkgever, indien aanwezig

Evalueren werk/participatieplek, indien aanwezig

Voortgangsevaluatie

Afname participatieladder

Plannen 4-gesprek

RIB Re-integratiecoach

Week 52 4-gesprek Geïntegreerd behandel-re-integratieplan evalueren, verloop WGB traject bespreken GGZ/UWV/ RIB

Behandelaar

Arbeidsdeskundige

Re-integratiecoach

Opmerkingen

100
101
102

Een terugblik

door Koos Neuvel

Het gevoel krijgen ertoe te doen. Vrijwel alle mensen die ik heb geïnterviewd, blijken hier de meeste behoefte aan te hebben. Ze willen dat hun leven betekenis heeft, ze willen deel uitmaken van de samenleving, ze willen erbij horen. Het hebben van zinvolle bezigheden, in welke vorm dan ook, is daarvoor een belangrijke sleutel. Dat kan in de vorm van werk zijn, maar dat luistert wel nauw. Werk kan namelijk, zoveel is zeker, zowel ziekmakend als herstel bevorderend zijn.

Mijn gesprekken met cliënten met psychische problematiek leerden mij waarom het soms niet langer mogelijk was om een leven te leiden met zinvol, bevredigend werk. Altijd ging daar een hevige crisis aan vooraf. Zo’n instorting zou je kunnen benoemen als het gevolg van een welomschreven ziektebeeld, met bijbehorende klachten. Zelf vroeg ik in mijn interviews nooit naar vastgestelde DSM-classificaties, maar soms benoemden de cliënten die zelf, bijvoorbeeld autisme of angststoornis. Maar zo’n diagnose is hooguit een ruwe, heel algemene aanduiding. Mij ging het daar niet zozeer om. Ik was vooral benieuwd naar wat zij in hun leven hadden meegemaakt, naar hun strikt individuele verhaal met bijzondere problematiek.

Toch meen ik door alle interviews een patroon op het spoor te zijn gekomen. De crisis waarin een cliënt terechtkomt staat eigenlijk nooit op zichzelf, die heeft een lange aanloop. Er is steevast in de jeugd het nodige gebeurd, iets wat al dan niet als trauma te betitelen valt, waar een cliënt last van blijft houden. Tegelijkertijd worden de akelige kanten van het verleden een beetje weggestopt. De cliënt blijft met bepaalde overlevingsstrategieën op de been. Totdat er in het volwassen leven op een zeker moment een dusdanig grote crisis ontstaat dat de gangbare patronen die zo lang goed geholpen hebben, tekort blijken te schieten. Waarna iemand onderuitgaat. En vervolgens is er het snel of geleidelijk doordringende besef dat het echt anders moet.

Tijdens de interviews is mij ook helder geworden hoezeer die veelal in de vroege jeugd ontstane psychische problematiek doorwerkt in het latere beroepsleven. Als iemand

103

bijvoorbeeld nooit geleerd is om grenzen te stellen, altijd maar aardig wilt worden gevonden, loopt hij of zij daar ook in een werksituatie op den duur in vast. Juist dat maakt een terugkeer naar hoe het vroeger was zo ingewikkeld en soms onwenselijk. Door een goede behandeling hoopt een mens beter opgewassen te zijn tegen de uitdagingen van het leven. In veel gevallen betekent dit, in het kader van de re-integratie, daarom een bewuste loopbaanswitch. Hoe dan ook is het altijd een keuze voor een andere manier van omgaan met leven en werk.

Alleen al om die reden kunnen behandeling en maatschappelijke re-integratie nooit los van elkaar worden gezien, zo blijkt mij uit de interviews keer op keer. Re-integratie als pijler van het herstel, van het gevoel ertoe te doen. Daartoe moet een mens soms zichzelf opnieuw uitvinden. Dat moet hij of zij zelf doen, maar kan daarbij wel een flink handje worden geholpen door een behandelaar en een coach. En nooit is het een kwestie van weer de oude worden, het leven voortzetten zoals het ooit is geweest.

Het herstellen is ook, zo maakten de cliënten mij telkens weer duidelijk, geen traject met een aanwijsbaar eindpunt. Het is nooit helemaal af. Tegen sommige problemen blijven ze aanlopen, het blijft hard werken om stapjes vooruit te zetten, waarna soms weer een terugval volgt. En sommige beperkingen zijn nagenoeg onoverkomelijk. Maar in al deze kwesties verschillen mensen met psychische problematiek niet fundamenteel van ‘gewone’ mensen. Ieder mens kan ooit in een crisis verzeild raken, op een kruispunt van wegen terechtkomen, en besluiten een heel andere richting in te slaan. Als één ding mij duidelijk is geworden: mensen met ernstige psychische problematiek is niets menselijks vreemd. Ze zijn niet gek.

104

Nawoord door Eric Groenendaal

“In de aanloop naar de start in 2016 is binnen en buiten UWV gedurende een jaar op diverse plaatsen en niveaus nauw met elkaar samengewerkt. Het betrof dan met name het elkaar informeren over wet en regelgeving, het afstemmen en in elkaar vlechten van de wederzijdse administratieve en logistieke processen. Uiteindelijk resulteerde dit in de gemeenschappelijk gedragen Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak (WGB). De officiële start vond plaats door middel van een workshop waar een beroep werd gedaan op de directie en het Expertisecentrum van Sociaal Medische Zaken (SMZ) van UWV om financiële ondersteuning. Professionals van Reinier van Arkel, re-integratie bedrijven, SMZ

UWV en Werkbedrijf maakten in de workshop kennis met de opzet en beoogde werkwijze van WGB. Gestaag groeide in de jaren erna zowel het aantal verwijzers als deelnemende behandelteams.

Met de WGB werd een innovatieve en unieke invulling gegeven aan het Convenant Sterk door Werk. Vanaf het begin werden de ontwikkelingen vanuit de Raad van Bestuur en directie SMZ UWV daarom met belangstelling gevolgd.

Als lid van het projectteam was ik als arbeidsdeskundige vanaf het begin nauw en intensief betrokken bij de opzet, introductie en uitrol van WGB.

Het starten en uitrollen van de aanpak was niet altijd gemakkelijk maar door de wederzijdse bereidheid om samen te werken en de WGB tot een succes te maken, werden knelpunten opgelost en problemen overwonnen. In een aantal situaties is er daarbij ook overleg geweest met de directie binnen UWV en ggz.

De voorbije periode heb ik veel geleerd, zowel door het samenwerken op onbekend terrein, het volgen van aanvullende cursussen, als door het met elkaar in gesprek te zijn en het delen van ervaringen in casuïstiekbesprekingen.

De arbeidsdeskundige is in de huidige opzet zowel aan het begin, tijdens en aan het einde van een WGB-traject actief. Daardoor is de unieke mogelijkheid ontstaan om tot in de spreekkamer van de behandelaar met de cliënt te kunnen meedenken en meepraten.

105

De Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak vormt op deze manier een mooie, uitdagende en inspirerende toevoeging aan het takenpakket van de arbeidsdeskundige.

De aanpak wordt op dit moment bij twee ggz-instellingen binnen de UWV-regio ’s-Hertogenbosch toegepast. De verwachting is dat aanpak breder wordt uitgerold binnen UWV en dat het ook het aantal ggz-instellingen waar de WGB wordt toegepast gaat groeien. Inmiddels is er een modelgetrouwheidsschaal ontwikkeld waarmee de werkzaamheid van de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak als methodiek nader onderzocht kan worden. Kortom; er is een stevige basis gelegd om de WGB verder uit te laten groeien tot een succesvolle methodiek om mensen met een psychische kwetsbaarheid te reintegreren naar werk.

Terugkijkend op de voorbije periode zijn er dankzij de bijdragen van alle betrokken professionals mooie en inspirerende resultaten geboekt. De persoonlijke en openhartige verhalen van eerdere deelnemers zoals in dit boek zijn verwoord, vormen daarvan een prachtig en inspirerend voorbeeld. Deelnemers die na het doorlopen van een WGB-traject vaak sterker en zichtbaar gelukkiger verder konden met werk. Werk dat een belangrijke bijdrage levert aan het ervaren van een positieve gezondheid.”

106

Nawoord door Ronald Broeders

“Je blik op de wereld wordt bepaald door de plek waar je staat. Therapeuten, artsen, arbeidsdeskundigen en bestuurders bezien de werkelijkheid vanuit een ander perspectief. De kern van deze disruptieve innovatie is dat alle betrokkenen, gevoed door de wetenschappelijke inzichten over de wederkerige relatie tussen arbeid en gezondheid, zich richten op de geleefde werkelijkheid van de kwetsbare mens en het herstellen van het psychosociale evenwicht van deze mens.

Innovaties ontstaan op de grensvlakken van bestaande expertisegebieden en bestaan bij de gratie van eigenwijze professionals die op eigen wijze transdisciplinaire werkwijzen ontwikkelen met en voor de cliënt. Niet tegengehouden maar slechts gehinderd, door verkokering in geldstromen, besturing en prestatie-indicatoren scheppen zij een nieuwe samenwerkingsvorm over de grenzen heen. Ook bij de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak was het geen pad over rozen, maar ligt er nu wel een bewezen werkwijze die het verdient om ook op andere plekken dan de geboortegrond in ’s-Hertogenbosch geïntroduceerd te worden.

Met de Werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak is een nieuwe werkwijze gevormd die herstel in de breedste zin van het woord nastreeft. Klachtenreductie, herstel van sociaal functioneren en terugkeer naar (reguliere) arbeid als onderdelen van dit herstel. Terugkijkend een dankwoord aan een ieder die daar op een of andere manier aan heeft bijgedragen. Met moed, doorzettingsvermogen en vasthoudendheid zijn we nu in een nieuwe fase beland. Vooruitkijkend vooral nieuwsgierig hoe we er over vijf jaar voorstaan met de WGB in Nederland.”

107
108
109

Werk maakt vaak een aanzienlijk deel van ons leven uit en vergroot het gevoel van welzijn. Psychische klachten behoren tot de belangrijkste oorzaak van langdurige uitval op de arbeidsmarkt. Herstel van psychische klachten betekent echter niet automatisch herstel van re-integratie in werk. Om behandeling en re-integratie in werk samen te doen gaan, biedt sggz instelling Reinier van Arkel samen met UWV s- Hertogenbosch hun gezamenlijke cliënten de mogelijkheid tot een gecombineerde behandelre-integratiemethodiek op basis van werkgerichte cognitieve gedragstherapie: De werkgerichte Geïntegreerde Behandelaanpak (WGB). We hopen met de in deze bundel beschreven ervaringsverhalen en verdere uitleg over WGB de lezer een inkijk te geven hoe we in ’s-Hertogenbosch en de regio Meierij samenwerken met UWV en twee reïntegratiebedrijven. Een inspirerende samenwerking die gestoeld is op een gedeelde passie met als resultaat dat meer mensen met psychische klachten succesvol naar werk worden begeleid.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.