Hans Colterman, Oranjegezinde verzetsstrijder in Haarlem

Page 1

Hans (Jan) Colterman Gereformeerd verzetsstrijder

In Haarlem woon ik in de Coltermanstraat tussen de Pieter Kies-­, de Duvenvoorde-­, de Nicolaas van der Laan-­ en de Johan van Vlietstraat in. Van Pieter Kies weten we dat hij ‘burgemeester’ is geweest. Van Colterman weten we niet zoveel. Wie was Colterman eigenlijk? Dé Colterman waarnaar de straat vernoemd is, is vermoedelijk Hans Colterman die ook wel te boek staat als Jan Colterman. Om verwarring met een van zijn zonen Hans Colterman de Jonge te voorkomen. Een andere zoon; de brouwer, rentmeester en later burgemeester Johan Colterman die hofstede Vaart-­‐en-­‐Duin, tussen Overveen en de Brouwersvaart liet opknappen tot een statig buitenverblijf, was ook niet dé Colterman waarnaar de straat verwijst. Dé Colterman is Jan Colterman die een cruciale rol speelt in het Beleg en de Verdediging van Haarlem in 1572 en 1573 zoals beschreven door C. Ekama, bibliothecaris bij de Teyler’s stichting. De hoofden van de graven van Egmond en Hoorne waren gevallen. Naarden had moeten boeten voor het vertrouwen dat zij in de beloften en eden der Spanjaarden had gesteld. Zutphen, Mechelen en andere steden hadden ondervonden waarin de Spaanse genade of ongenade bestond. En nu had Filips II, koning van Spanje, de prins van Oranje tot landvoogd aangesteld. Tegelijkertijd zond Filips II Alva naar Nederland. Hij wenste dat “gansch Holland slechts één ei mogt wezen, om het des te gemakkelijker te kunnen vertrappen.” Liefde voor het vaderland, vrijheid van godsdienstoefening waren ijdele klanken geworden, en daarvoor waren onderdrukking en gewetensdwang in plaats gekomen. De bloedraad was in volle werking; zij, die de nieuwe leer (de gereformeerd hervormde kerk) waren toegedaan, werden als ketters beschouwd en gestraft, doch ook de katholieken moesten lijden, omdat zij zogenaamd met de hervormden hadden geheuld en hen niet waren tegengegaan. En als of dit nog niet genoeg was, trachtte Alva de gehate belasting van den tienden penning in te voeren, en ofschoon hij eerst veel tegenstand ondervond, zelfs bij den Raad van Beroerte, voerde hij toch die belasting in het voorjaar van 1572 in. Hij vorderde daarbij, behalve den hondersten penning van het gansche vermogen, nog den twintigsten van de onroerende en den tienden van de roerende goederen, ‘zo dikwijls zij verkocht werden’. Deze belasting bracht roomsch en onroomsch nu beide in hun eigenbelang getroffen, nauwer tot elkaar, en maakte dat zij eenstemmiger handelden. Ook Haarlem was in de Nederlandse beroerten bij de hervorming niet stil gebleven. Maar door de wijze maatregelen der regering was de stad van de beeldenstorm verschoond gebleven, waarvoor burgemeester Nicolaas van der Laan de meeste eer toekomt.


Hans of Jan Colterman was geboren in Haarlem en was een der voornaamste aanhangers van de gereformeerd hervormde leer. Op 21 mei 1568 werd hij bijna tot de bedelstaf verheven omdat hij zijn hulp verleend had aan predikanten en een zekere Jacob Gerrits, een van de voornaamste oprichters van de Hervormde gemeente in Haarlem. Om zijn straf te ontlopen vluchtte Hans naar Oost-­‐Friesland, maar werd al snel teruggeroepen door prins Willem van Oranje om een opstand van gereformeerden in Haarlem tot stand te brengen. De Prins van Oranje zond op 30 april 1572 twee afgevaardigden, Gerrit van Berkenroede en Hans Colterman met geloofsbrieven van jonker Diderik Sonoy, gourverneur van het Noorderkwartier, naar Haarlem, waar zij Pieter Janszoon Kies aantroffen die uit Leiden was gekomen. Van Berkenroede was een bekeerde Kanunnik, gehaat bij priesters en kloosterlingen en een wreed en onwetend mens. Maar, hij stond in groot vertrouwen bij de Prins van Oranje. Nadat zij hun brieven aan de Magistraat der stad hadden overhandigd en om antwoord verzochten, werden ze door het lange wachten agressief en ongeduldig. Het Spaansgezinde stadsbestuur raakt in de war. Pieter Janszoon Kies, Hans Colterman en Gerrit van Berkenroede (of Berkenrode) voelen zich sterk door de steun van de Haarlemse burgerij. Zij slaan een krachtige toon aan tegen het stadsbestuur die hen niet uit de stad durft te verwijderen en nog minder durft te arresteren. De Magistraat wilde vaker uitstel van antwoord maar accordeerde uiteindelijk dat: -­‐ -­‐ -­‐ -­‐

de heren verplicht zouden blijven in de eed die zij de koning van Spanje als graaf van Holland gedaan hadden en de Prins van Oranje gehoorzaam te zijn als zijne majesteit stadhouder en gouverneur. er geen veranderingen in de Wet en Rade zouden geschieden dan na ouder gewoonte, immers in elk geval niet voor en al eer de Prins van Oranje zelfs persoonlijk in het land aanwezig zou zijn. de hertog van Alva en zijn aanhang voor vijand zouden worden verklaard. niemand binnen de stad of daar omtrent geestelijk nog wereldlijk verkort zou worden in bloed, buiten bereik van justitie die men ordentelijk naar behoren zou onderhouden, alle religieuze personen zouden binnen haar conventen vrij onbeschadigd blijven in zijn/haar religie, men zou geen soldaten in de stad stationeren, dan met bewilliging van de de magistraten, doch zo men moest enige knechten hebben dat men hen-luiden als dan Ruichaver met zijn Vendel zou zenden, en wanneer de nood zulks vereiste, zou men hen volks genoeg tot zijn/haar bescherming doen hebben.

Haarlem koos dus op 3 juli de partij van ‘de Staatschen’. Hieruit blijkt dat zij dit niet deed in navolging van andere steden, maar geheel uit eigen beweging, of liever daartoe enigszins gedwongen. Op 4 juli komt er een overeenkomst tot stand die men nu een voorwaardelijke capitulatie zou kunnen noemen. Het stadsbestuur verklaart vast te houden aan de eed, welke zij de koning van Spanje hebben gedaan, maar ook de Prins van Oranje, als stadhouder en gouverneur te erkennen. De hertog van Alva wordt tot vijand verklaard. Colterman en Van Berkenroede waren officieel namens de Prins van Oranje de afgevaardigden die naar Don Frederik werden gestuurd. Mensen als Pieter Buiskes en Hans Colterman hebben het verzet met pamfletten aangewakkerd en leiding gegeven aan een bevrijdingsbeweging. Zij behoorden tot de rij van voormannen van de ‘Hollandse Revolutie’. Colterman ontpopte zich vooral als raadgever en propagandist van de gereformeerde beweging. Hij schreef vele politieke pamfletten die hij zelf aanplakte en verspreidde. Het is slechts toeval dat Haarlem niet reeds op zondagavond 20 juli 1572 in handen valt van Bossu, die hiervoor troepen klaar heeft staan. 's Avonds worden alle Haarlemse regenten uitgenodigd het avondeten bij de nieuwe schout, Adriaan van Dordrecht, thuis te nuttigen. Ook de afgezant van de Prins, Hans Colterman, behoort tot de genodigden. Tijdens het eten brengt een bode het bericht, dat


aan de Zijlpoort een edelman verzoekt om binnengelaten te worden. Colterman vertrouwt de zaak niet en gaat zelf bij de poort kijken. Aansluitend doet hij de ronde, waardoor hij ontdekt, dat niet alleen de Spaarnwouderpoort onvoldoende bewaakt wordt, maar die van Schalkwijk zelfs helemaal open staat en zich bij de Spaarndammerdijk een aantal schepen bevinden. Ijlings weet hij met behulp van een paar nabij wonende burgers de brug op te halen en de poort te sluiten. Volgens de schildwacht bij de Spaarnwouderpoort, zitten er Spaanse soldaten in de schepen. Colterman slaat direct alarm, zodat op het moment dat de troepen van Bossu bij de reeds gesloten poort aankomen, deze bezet is en een uitval van Haarlemmers hen noodzaakt zich naar Spaarndam terug te trekken. Colterman begeeft zich de volgende dag naar Velzen, waar hij verneemt, dat er de vorige nacht te Spaarndam Spaanse troepen gereed stonden om Haarlem te overrompelen; de schout Adriaan van Dordrecht zou namelijk beloofd hebben hiertoe de poort open te laten! Ondanks zijn verraderlijke rol zal de schout nimmer ter verantwoording worden geroepen. Het lijkt waarschijnlijk dat bij deze opzet stadsbestuursleden betrokken waren. Het plan was zorgvuldig voorbereid. De mislukking ervan versterkt echter de positie van de prinsgezinden in de stad. Colterman reist door naar Enkhuizen waar hij steun weet te krijgen van ongeveer 1600 Duitse soldaten en vrijwilligers, welke daar enige tijd geleden zijn aangekomen. Om bij Haarlem te komen met deze troepenmacht, komt men in de nabijheid van de Spaanse linies. Uiteindelijk weet slechts de helft van de soldaten het einddoel te bereiken, 700 tot 800 doden blijven op het slagveld achter. Gevangenen maakt men niet, deze blijven net lang genoeg in leven, om de nodige inlichtingen te verstrekken. Dit geldt trouwens voor beide partijen in het gevecht. Op 26 juli verwoesten de Haarlemmers het Minderbroedersklooster en moeten alle burgers en jonge dochters aarde op de wallen brengen tussen de Grote en de Kleine Houtpoort. De maand oktober kenmerkt zich door een mislukte poging om de St. Bavo te vernielen. Nadat de hertog van Alva onder meer de steden Bergen Henegou, Mechelen, Zutphen en Naarden, sommige met geweld, heeft weten terug te brengen onder Spaanse heerschappij, koerst Don Frederik, de zoon van Alva, richting Haarlem. Hierdoor verflauwt de steun voor de prinsgezinden in Haarlem. Om de stad te kunnen houden moeten zij een militair bestuur invoeren. De door Oranje aangestelde militaire gouverneur, Wigbolt Ripperda, krijgt de feitelijke leiding over de stad in handen. Stadhouder Bossu en Don Frederik Alva zenden op 2 december 1572 een brief aan de stad Haarlem. De inhoud van de brief, "dat de burgers en inwoners genade kunnen krijgen met behoud van lichaam en goederen als zij de stad overgeven, want de genade die hij eerder aan andere steden gaf en de wreedheden die hem tegenstaan, hebben bewezen dat hij het ook aan Haarlem bewijzen zou", is aanleiding voor het stadsbestuur op 3 december een vergadering te beleggen, welke duurt tot in de avond. De ongerustheid in Haarlem neemt toe als ook de brief wordt voorgelezen, welke Dirk Wij heeft ontvangen van zijn broer, pastoor te Amsterdam, met de raadgeving zich te onderwerpen aan de Spanjaarden, opdat men op genade van de koning kan rekenen. Direct zijn enkele aanwezigen van mening dat de raad van de pastoor gevolgd moet worden, anderen willen de eed aan de Prins niet verbreken. De grote aanhang die Hans Colterman verwierf was er niet alleen de oorzaak van dat Haarlemmers de zijde van de opstand kozen, maar ook dat met het sluiten van de poorten voor de Spanjaarden, de bevelhebber van het garnizoen Wigbolt Ripperda een krachtige aansprak kreeg op de burgerij. Marnix van St. Aldegonde, de commissaris van de Prins van Oranje verzette hierop de wet (in een compromis van edelen), wat inhield dat de magistraten die niet betrouwbaar waren, vervangen werden. Haarlem was gereed, moedig en volhardend om het Beleg te doorstaan. Zeker onder leiding van de pas aangestelde burgemeesters Nicolaas van der Laan, Johan van Vliet, Gerrit Stuver en Pieter Kies sloegen de Haarlemmers gedurende de winter van 1572 de aanvallen van de Spanjaarden herhaaldelijk af en wisten ze proviand binnen te halen.


Toen in de zomer van 1573 (13 juli 1573) een effectieve insluiting van de Spanjaarden het de Haarlemmers onmogelijk werd gemaakt voedsel binnen de stadspoorten te smokkelen, dwong een hongersnood de stad tot overgave op genade en ongenade aan Alva’s zoon Don Frederik die zijn hoofdkwartier in het Huis ter Kleef (nu de Stadskweektuinen) had gevestigd. “Op het vernemen der bewegingen ten voordeele van den Prins, keerde Colterman naar het vaderland terug, en bevond zich in 1572 juist in de nabijheid van Enkhuizen, toen de regering van die stad voor het grootste gedeelte uit Spaanschgezinden bestond, doch de gemoederen reeds ten voordeele van den Prins van Oranje gestemd waren. Colterman vernemende hoe het daar binnen gesteld stond, oordeelde het oogenblik gunstig om te handelen. Juist had de regering eenen brief van den Prins ontvangen, waarin hij de hoop te kennen gaf, dat zij door daden zou toonen den haat, dien zij den Spanjaarden toedroeg, welken brief de Burgemeesters genoodzaakt waren aan eenigen uit de stad voor te lezen, ofschoon zij verklaarden niet gezind te zijn den inhoud daarvan na te komen. Hierdoor ontstond eene groote beweging onder de burgerij, welke vermeerderd werd, toen kort daarop Colterman eene menigte briefjes in de stad wist te krijgen, die alom aangeplakt, de burgers vermaanden op hunne hoede te zijn. Deze briefjes vermeerderden de onrust der burgerij en werkten niet weinig mede, dat de stad binnen weinig tijd geheel voor den Prins van Oranje gewonnen en de regering gevangen genomen werd. Men had deze evenwel spoedig in vrijheid gesteld, doch Colterman wist hunne gevangenneming wederom te bewerken. Na de omkeering van zaken binnen Enkhuizen, vertoefde Colterman daar nog eenigen tijd, en stelde hij order op het aannemen van soldaten en wat er meer in de eerste dagen van den overgang te doen was. Terwijl hij alzoo ijverig bezig was, kwam het berigt in de stad, dat de vijand eenige molens, buiten de stad staande, meende in brand te steken. Ten einde zich van de waarheid te overtuigen, liet Colterman zich des nachts de stad uitbrengen, en het was bij deze gelegenheid, dat hij door een der schildwachten, denkelijk bij vergissing, in den arm geschoten werd. Kort daarop werd Colterman door den Prins gemagtigd om Haarlem te doen omslaan. Op den 3den Julij 1572 had hij die stad bij verdrag aan 'sPrinsen zijde overgebragt; doch nog in diezelfde maand deed Bossu eene poging om haar door verraad te bemagtigen. Hij stond daartoe allerwaarschijnlijkst met Adriaan Janszoon van Dort, Schout van Haarlem en anderen aldaar, in verstandhouding. Want op den 20sten Julij noodigde laatstgenoemde alle leden van de wethouderschap, en ook Colterman, ten avondeten bij zich. Omstreeks tien uur kwam een stads bode berigten, dat een edelman voor de Zijlpoort stond, welke vraagde binnen gelaten te worden, waarop een der burgemeesters aan den bode de plaats aanduidde, waar op het raadhuis de sleutels der poort lagen, tevens bevel gevende den edelman binnen te laten. Colterman, die het gesprek had aangehoord, duldde niet dat de poort anders dan in zijne tegenwoordigheid zou worden geopend, en verliet hij het gezelschap om de ronde te doen en te onderzoeken of al de posten behoorlijk wacht hielden. De Spaarnwouderpoort was slechts door één man bezet; de Schalkwijkerpoort stond geheel open en de ophaalbrug was nedergelaten. Op de brug stond een man, Tijs Floriszoon geheeten, met groote opmerkzaamheid naar den Sparendammerdijk heen te zien, alsof hij iets van dien kant verwachtte. Colterman vroeg hem waar de wacht was, doch kreeg ten antwoord, dat hij het niet wist en slechts hier gekomen was om de melksters uit te laten. Colterman den man strak in de oogen ziende, en daarop zijne blikken ook naar den dijk wendende, scheen het hem toe alsof hij in die rigting schepen zag zeilen, en op zijn vraag daarnaar ten antwoord kreeg, dat het eenige vendels der vijanden waren. Colterman hevig ontzet, wilde Tijs Floriszoon te lijf, maar deze zette het op een loopen. Nu klopte hij in allerijl de nabij wonende burgers op, welke hem hielpen de brug ophalen en de poort sluiten; vervolgens verspreidde hij alarm door de stad, en zoo werd Haarlem door hem uit de handen der vijanden, die reeds in aantogt waren, voor den verraderlijken overval gered. Om nu voortaan dergelijke aanslagen voor te komen, besloot men aan den Gouverneur van het Noorderkwartier aanvraag te doen om meerdere bezetting, en het was al wederom door Colterman, die zich daartoe dadelijk op reis had begeven, dat aan dien wensch spoedig werd voldaan.”


Als boodschapper en gereformeerd attaché stond Colterman aan de basis van het Beleg van Haarlem dat met kopstukken als Ripperda en Kenau Simonsdochter Hasselaer als onderhandelaars en vechters een overgave van de Spanjaarden opleverde. Vele van zijn kinderen werden Rentmeester-­Generaal zoals Hans Colterman de Jonge (1565-­1616) van Kennemerland en Raad in de vroedschap van Haarlem. Nadat hij in 1593 de functie van rentmeester-­generaal van Kennemerland en West-­Friesland had geërfd van zijn vader en diens positie van hoofd van de familie op hem was overgegaan, was hij vanaf 1595 achtereenvolgens lid van de vroedschap, schepen en burgemeester. De Jonge was vroedschap in 1595, schepen in 1597, 1599 en 1600 en burgemeester in1606, 1609-­1610 en 1614-­1615. In september 1607 kocht De Jonge, toen zijn gezin inmiddels negen kinderen telde, van de erfgenamen van burgemeester Gerrit Stuver diens grote, vrijstaande huis aan de oostzijde van de St. Jansstraat. Dit pand liet hij nog aanzienlijk vergroten, waarna het in de volksmond ‘de stins van Colterman’werd genoemd. Evenals zijn vader was Hans Colterman de Jonge een ontwikkeld man van groot aanzien.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.