Smaak 46

Page 1

12 | Deens bureau aan de slag met Strafhof 16 | De vormgeving van beveiliging 26 | Van gymzaal naar rechtszaal 38 | Oude rechtbank Haarlem schittert weer 44 | Een noodkreet over de crisis in de bouw blad voor de rijkshuisvesting | april 2010 | jaargang 10 | nummer 46

46 | internationaal


34

De M van Koolhaas gaat er toch komen

30

42

Wereldtentoonstelling Shanghai kan beginnen

26 Voormalig AIVD-gebouw geschikt voor Libanon Tribunaal

Vrouwe Justitia tot neonbalken gereduceerd

12

Rijksgebouwendienst gaat bouw Strafhof begeleiden

48

Slangtafel wapen tegen drugssmokkel

53

Longstay Zeeland lijkt op studentenflat

60

Documenten slavernij in rijksarchief Zeeland

08

Matsier op bezoek in beroemdste gevangenis van Nederland

44

Joop van Oosten (BAM) trekt aan de bel

23

Erasmus MC voorbeeld van duurzaam restaureren

38 Logica in oude rechtbank Haarlem hersteld


inhoud Op de cover: Vredespaleis, het internationaal icoon van Den Haag (foto Marcel Kentin)

04 | Hoofdredactioneel: less is more

smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email info.infofoon@minvrom.nl. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl.

nieuws

Abonneren op smaak kan via info.infofoon@minvrom.nl, via smaak@pondres.nl, via nummer 0800-899 11 03 of via www.rijksgebouwendienst.nl Prijs voor een jaargang is 25 euro, losse nummers 5 euro. smaak is te koop bij Selexyz (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), Atheneum Nieuws足 centrum (Amsterdam) en de NAi Bookshop (Rotterdam). hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Jaco Boer, Rolf de Boer, Liesbeth Fit, Michiel Hulshof, Linda Huijsmans, Xandra de Jongh, Egbert Koster, Ben Maandag, Nicolaas Matsier, Carien Overdijk, Frank van de Poll, Ilse van Rijn, Anne Versloot, Anka van Voorthuysen. fotografen: Roger Dohmen, Joep Jacobs, Marcel Kentin, Michiel van Nieuwkerk, Maarten Noordijk, Eran Oppenheimer, Roelof Pot, Wim Ruigrok, Frans Schellekens, Janine Schrijver, Levien Willemse. vormgeving: Barlock, Den Haag druk: DeltaHage, Den Haag verspreiding: Pondres, Tilburg

05 05 06 07 07 07

| | | | | |

ICN gaat op in RCE Tweede ronde onderzoekslabs Bouw Zwols gerechtsgebouw begonnen Provada 2010 Nieuwe site Rijksgebouwendienst Kompas Light verbetert aanbestedingen

08 | Nicolaas Matsier over het Oranjehotel

internationaal

12 16 19 23 26 30 32 34

| | | | | | | |

Nieuwe fase in proces Internationaal Strafhof Beveiliging, een noodzakelijk kwaad Duurzame stad is compact en autoluw Erasmus MC voorbeeld van duurzaam renoveren Voormalige AIVD-gebouw geknipt voor tribunaal Nederlands paviljoen voor Shanghai is klaar Grafische kunst van Andreasen in Letterkundig museum Den Haag stemt in met De Kies van Koolhaas

andere smaken

38 42 44 48 50 53 57 60 64 66

| | | | | | | | | |

Rechtbank Haarlem tot in de puntjes gerestaureerd Spencer Finch minimaliseerde Vrouwe Justitia Joop van Oosten (BAM) wil de bouwminister terug Hoe de slangtafel drugssmokkel tegengaat Landgoed Soestdijk was speels en verrassend Landschap en architectuur zijn een in longstay Zeeland Nationaal Historisch Museum: nog geen gebouw, wel een plan De rijksarchieven, deel 2: de zwarte kant van Nederland Ziekenbarak veranderd in bed and breakfast Boeken: Rijkswaterstaat, Vlaamse bouwmeester, TBS Kliniek Almere

nasmaak

stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst

68 | Jan van Gils, Tweede Kamer


van de redactie

kunst

Less is more

4

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse

Roerige tijden in Den Haag. Nauwelijks is de politiek bekomen van de val van het kabinet, of de partijen moesten zich in snel tempo gaan opmaken voor nieuwe verkiezingen. Voor sommige komen die misschien te vroeg, voor andere juist precies op tijd: op 9 juni zal Nederland het weten. Welke kleur neemt de coalitie aan en, waarschijnlijk nog belangrijker, welke ingrepen zal die gaan plegen om de gevolgen van de crisis zo veel mogelijk weg te werken? Voor 18 miljard bezuinigen was de opdracht aan twintig ambtelijke werkgroepen. Ze kwamen vlak voor Pasen met voorstellen en ideeën, die je zou kunnen beschouwen als een handreiking aan de politiek. Hoe pijnlijk de ingrepen ook zullen zijn, ze kunnen ook kansen bieden, bijvoorbeeld op bestuurlijke vernieuwing, op enig geschoffel in het subsidieveld en het omver kegelen van heilige huisjes. In de kranten werd dat laatste al samengevat onder de noemer het H-woord: durven partijen het aan de hypotheekrenteaftrek af te schaffen of anders bij te

stellen? Reden voor De Telegraaf om in chocoladeletters uit te roepen dat de woningmarkt hierdoor helemaal zal instorten. Die woningmarkt staat er inderdaad niet best voor. Burgers durven niet te verhuizen, bang als ze zijn dat hun huis niet verkocht zal worden; projecten worden op de lange baan geschoven, sommige architecten­ bureaus hebben de helft van hun mensen moeten ontslaan, de bouw kreunt en klaagt – zo valt in deze editie van SMAAK te lezen in het interview met Joop van Oosten, voorzitter van de raad van bestuur van de BAM-groep. Op de rijksbegroting zijn de uitgaven van het ministerie van VROM angstig klein als je ze vergelijkt met gezondheidszorg en onderwijs. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de ambtelijke werkgroepen juist bij die big spenders hun winst proberen te zoeken. Bij VROM valt gewoonweg niet zo veel te halen. De ambtelijke werkgroepen hebben zich geconcentreerd op de posten waar iets te snijden valt, niet met een kaasschaaf maar met een slagersmes. Er zijn geen voorstellen gedaan om te investeren, terwijl het denkbaar is dat daar op langere termijn resultaten zijn te boeken. Hoe verlos je de bouw van zijn status als zorgenkind? In België is de btw bij de aankoop van woningen afge-

schaft, zodat er een drempel is weggehaald. De crisis snijdt daar veel minder diep in de samenleving, getuige de grafieken die de dagbladen regelmatig publiceren over de ontwikkelingen in de EU. Er zijn ook andere middelen te verzinnen, zoals het tijdelijk afschaffen van de overdrachtsbelasting, het bestrijden van ‘scheef wonen’, zodat burgers met een hoger inkomen makkelijker doorstromen naar een koophuis. De woningmarkt zit ernstig op slot, klaagt de sector al jaren – en je hoeft maar te kijken naar leegstand in nieuwbouwwijken en de hoeveelheid te koop-bordjes om daarin je gelijk te vinden. Het lijkt me dan ook een interessante en uitdagende opdracht aan een nieuw kabinet dat hoogstwaarschijnlijk pas eind 2010 zal aantreden. Hoe de bouw, maar ook de consument uit de impasse te trekken? Hoe de werkloze architectuurtalenten weer uit de kaartenbakken van het UWV te bevrijden? Misschien moet er inderdaad minder strikt omgesprongen worden met de Europese regelgeving bij aanbesteding en helpen stimulerende maatregelen als studieopdrachten, nog meer stageplaatsen en werkbeurzen. Bezuinigingen als gevolg van een crisis hoeven niet erg te zijn, schrijft columnist Pieter Hilhorst in de

Volkskrant van 6 april. Ze kunnen bevrijdend werken en nieuwe creativiteit aanwakkeren, mits ze gekoppeld zijn aan een visie op de maatschappij – hoe willen we dat die eruitziet, wat voor soort overheid verlangen we? Less is more, bepleit Hilhorst, en dat is een prikkelende gedachte. De komende maanden kunnen daarom wel eens interessant worden – een tijd van keuzes maken en prioriteiten stellen. Het vraagt om politici met daadkracht. Het is jammer dat de Dag van de Bouw net voor de verkiezingen valt (5 juni), anders zou de sector weten waar ze aan toe is.


nieuws

Taken ICN gaan naar RCE

Tweede ronde onderzoekslabs van start

Het Instituut Collectie Nederland gaat, als alles volgens plan verloopt, op in de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Er wordt naar gestreefd om ‘de samenvoeging’ per 1 januari 2011 een feit te laten zijn. Het is een voorgenomen besluit van de Minister, zegt voorlichter Marina Raymakers, waarover nu een advies

wordt gevraagd aan een commissie van de twee ondernemingsraden. In de vernieuwde opzet verhuist een deel van de organisatie, ca. 25 mensen, vanuit de Gabriel Metsustraat in Amsterdam naar het kantoor van de RCE in Amersfoort. Het betreft de afdelingen Kennisdistributie, Communicatie en Bedrijfsvoering. In

Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol roept ontwerpers op zich in te schrijven voor de tweede ronde van het Onderzoekslab. Deze pijler van Nederland wordt anders biedt jonge, werkzoekende ontwerpers de kans om betrokken te blijven bij hun vak en te werken aan toekomstige opgaven op het gebied van de ruimtelijke inrichting van Nederland. In maart zijn in het Atelier van de Rijksbouwmeester in Den Haag de nieuwe onderzoeksvragen bekend gemaakt.

Nederland plaatsvinden. Binnen de labs zal onder meer onderzoek worden verricht naar de gezonde, ideale basisschool, topdorpen als antwoord op krimp en ligt Nederland op de ontwerptafel bij een samenwerking van de drie Technische Universiteiten van Nederland.

De tweede ronde is medio april van start gegaan en biedt plaats aan 85 deelnemers in zeven Labs, die parallel in diverse plaatsen van

Meer nog dan in de eerste ronde vereisen de onderzoeksvragen een multidisciplinair team. Nederland wordt anders is op zoek naar creatief talent, met een gezonde dosis nieuwsgierigheid, enthousiasme en een onderzoekende geest. Daarom zijn, naast ontwerpers, ook aanverwante vakgenoten als stedenbouwkundigen, planologen, sociologen en

architectuurhistorici uitgenodigd om zich in te schrijven. Nederland wordt anders is een zoektocht naar nieuw elan en nieuwe werkvormen in de ruimtelijke sector. Via de ideeënprijsvragen ‘Zo wil ik wonen’ en ‘De verticale stad voor gezinnen’, ontwikkelcompetities en het onderzoekslab wordt (jong) ontwerptalent uitgedaagd en het vakinhoudelijk debat gevoed. Nederland wordt anders wordt gesteund door de ministeries van OCW, VROM en LNV, de TU Delft, de TU Eindhoven, de Universiteit Twente en diverse gemeenten, woningcorporaties en organisaties als de BNA en de Neprom.

5

Fotografie: eran oppenheimer

Amsterdam blijft de afdeling Kennis met de onderzoekers en de laboratoria dat sinds 2008 opereert in het Ateliergebouw, het verbouwde Veiligheidsinstituut tegenover het Rijksmuseum. In Rijswijk blijft de afdeling Collectiebeheer en de collecties die daar beschikken over een enorm depot. ICN en RCE gaan één organisatie vormen, hét kennisinstituut op het gebied van cultureel erfgoed. De samenvoeging betekent sluiting van het pand aan de Gabriel Metsustraat dat volgens Raymakers toch al toe was aan een verbouwing. Bij ICN werken ca 100 mensen (87 fte). De kracht van het ICN is de aanwezigheid van specialistische kennis op het gebied van behoud en beheer van roerend erfgoed, het uitstekende beheer en zichtbaarheid van de collectie, de interdisciplinaire werkwijze, de kennisspreiding door middel van bv publicaties en lezingen, een unieke boekencollectie op het gebied van conserveringswetenschap en de passie en professionaliteit van de medewerkers.


kunst

DG Rijksgebouwendienst Peter Jagers verricht de openingshandeling in Zwolle (boven), onder samen met minister Kirsch Ballin en rechtbankpresident Croll. (foto: Eran Oppenhaimer)

6

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

Nieuwbouw Zwolse hof begonnen

Met de onthulling van zes bijzondere panelen met tekeningen van leerlingen van drie Zwolse scholen is onlangs symbolisch de nieuwbouw en renovatie van het gerechtsgebouw van start gegaan. De panelen zijn geplaatst langs het bouwterrein en hebben als thema ‘Ruimte voor recht’. Bij de onthulling brachten

minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin, directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst Peter Jägers en de president van de Zwolse rechtbank, Robert Croll, een toast uit. Robert Croll, toonde zich blij met de start van de nieuwbouw die na enkele jaren vertraging nu toch begonnen is. ‘Vier locaties smelten

samen tot een. Collega’s die tot dan toe onder een verschillend dak huisden, komen bij elkaar. Dit betekent een enorme stimulans voor de collegialiteit, de kwaliteit en de sfeer van onze organisatie, om nog maar niet te spreken over de verbetering van efficiency en doelmatigheid van de rechtspraak in Zwolle.’ Hirsch Ballin was verheugd dat na jaren van plannen maken eindelijk gebouwd kan worden. ‘Allereerst ligt het gerechtsgebouw aan de rand van het centrum van Zwolle en is hierdoor makkelijk bereikbaar. Toegankelijkheid is een voorwaarde voor rechtspraak die ons voor ogen staat. Rechtspraak hoort midden in de samenleving.’ Jägers, ten slotte, vindt dat het gerechtshof het proces symboliseert. ‘Van een gesloten, naar binnen gerichte bestaande bouw, naar een open, transparante op de omgeving gerichte nieuwbouw. Met het nieuwe gerechtsgebouw krijgt Zwolle een van de meest duurzame rechtbanken van Nederland.’

Er is een lange weg afgelegd naar de uitbreiding van het Zwolse gerechtsgebouw. Het bestaande gebouw van de architect Jo Kruger stamt uit 1977. Vanaf 1996 overlegden de gemeente Zwolle, de Rijksgebouwendienst en het arrondissement Zwolle-Lelystad over uitbreiding, maar de eerste ontwerpen konden niet op een warm onthaal rekenen. Dat is veranderd met het laatste ontwerp van architect Rob Hootsmans, waar gebruikers, omwonenden en belangengroeperingen intensief betrokken waren. Verschillende vlakken en hoogtes van de gevel worden bepaald door de omliggende bebouwing. Hierdoor vormt het nieuwe gebouw straks een vloeiend onderdeel van de omgeving. De nieuwbouw wordt naar verwachting eind 2012 opgeleverd, daarna komt de renovatie van het Kruger-gebouw aan bod.


Op 8,9 en 10 juni is het weer zover: dan verzamelen alle vastgoedprofessionals zich op de Provada, de belangrijkste vastgoedbeurs van Nederland. Ook de Rijksgebouwendienst is met een stand aanwezig in de Amsterdamse RAI. Op de Provada van 2009 is uitgebreid het thema Duurzaamheid op de agenda geplaatst met een extra ruimte ‘Provada Green Market’. De PROVADA Green Market vormde het centrum van wat ‘de drie duurzame dagen’ genoemd werd. Leden van de DGBC (Dutch Green Building Council) hadden de gelegenheid hun kennis

en projecten te etaleren naar de bezoekers en standhouders van de PROVADA. Tevens konden organisaties met innovatieve en duurzame productoplossingen voor de vastgoedsector zich presenteren. Dit kon door middel van diverse stands en showcases. Hieraan was ook de Innovator Pitch 2009 gekoppeld. Het lag in de lijn der verwachting dat dit onderwerp ook op de Provada 2010 onder de aandacht wordt gebracht. Tijdens een drietal fora wordt ingegaan op de tegenstelling nieuwbouw/bestaande bouw; wat is betaalbaar en haalbaar? Ander actueel onderwerp is de binnen­ stedelijke gebiedsontwikkeling, terwijl verder ingegaan wordt op de locatiekeuze: langs de snelweg of juist bij een openbaar vervoerknooppunt. Het Cradle to Cradleprogramma gaat dit keer in op de duurzaamheidsmogelijkheden in de zorg en bij ziekenhuizen (zie verder in SMAAK Erasmus MC Rotterdam).

Het Belastingkantoor in Amsterdam Sloterdijk kan het gebouw de Knip weer vijftien jaar huren. Directeur Eva Klein Schiphorst van de Rijksgebouwendienst en Johan van der Blom van eigenaar Ping Properties tekenden het nieuwe huurcontract op 31 maart. Projectleider Peter van Heun vindt zijn glas champagne ‘welverdiend’. Het gebouw, dat in de volksmond ook wel het Boek wordt genoemd, is vijftien jaar geleden voor de Belastingdienst gehuurd. De belastingdienst tekent nu voor vijftien jaar bij. ‘Een mijlpaal’, zegt projectleider Peter van Heun. De onderhandelingen over de huurprijs hebben lang geduurd. In 2004 vroeg de Rijksgebouwendienst een huurprijstoetsing aan, maar met de toenmalige eigenaar is geen overeenstemming bereikt over de huurprijs.

Op verzoek van der rijksbouwmeester heeft voormalige rijksadviseur Jan Brouwer knelpunten en oplossingen bij het Europees aanbesteden in kaart gebracht. De concrete voorstellen zijn begin december 2009 in een publicatie aangeboden aan de VNG, omdat gemeenten een cruciale rol vervullen bij publieke opdrachten. Alle betrokken partijen zijn het met elkaar eens dat de aanbestedingspraktijk beter en overzichtelijker moet worden. Dit heeft geresulteerd in Kompas Light, opgezet samen met Architectuur Lokaal – waar het Steunpunt Architectuuropdrachten & Ontwerpwedstrijden is ondergebracht. Kompas Light is een digitale

handleiding voor het opstellen van de aanbestedingsleidraad voor architectendiensten. Deze is eenvoudig te lezen en te gebruiken, vandaar de term ‘light’. Het streven is dat deze nieuwe handleiding door zoveel mogelijk betrokken partijen erkend en gebruikt gaat worden. Het Steunpunt moet niet alleen Kompas Light actualiseren en uitbreiden, het speelt ook een rol bij het centraal verstrekken van actuele en uniforme informatie. Verder houdt het Steunpunt de aanbestedingsprocedures in de gaten en communiceert met opdrachtgevers om problemen te voorkomen. Ten slotte is het belast met klachtenafhandeling. Deze steunverlening is

Nieuwe website Rijksgebouwendienst

Met ingang van 1 april is een nieuwe website van de Rijksgebouwendienst in de lucht gegaan. Daarop staan niet alleen de projecten van de Rijksgebouwendienst maar ook een bladerbare versie van SMAAK.

Kompas Light moet aanbestedingen vereenvoudigen

Belastingdienst huurt ‘Het Boek’

Het eigendom is vorig jaar overgegaan naar Ping Properties. Daarmee is nu een nieuw contract gesloten. Van Heun: ‘Het is een bijzonder contract, waarbij ook afspraken zijn gemaakt over het onderhoud voor de komende jaren: een zogenaamd service level agreement.’ De staat van het pand is niet eerder op zo’n gedetailleerde wijze vastgelegd. Afgesproken is dat er koudewarmte­opslag komt en dat er straks energielabel B wordt afgegeven. ‘Voor een ouder pand is dat heel wat.’ ‘Ik ben ontzettend blij dat het nu rond is. Anderhalf jaar geleden heb ik dit onderwerp van een collega overgenomen als vierde of vijfde in de rij. Ik had me tot doel gesteld om de klus af te ronden. Dat is gelukt, dus ik heb wel een glas champagne verdiend.’

nodig omdat vooral jonge en startende bureaus misgrijpen naast een opdracht vanwege de strenge aanbestedingseisen. Zij moeten meer kansen krijgen – iets dat door een overzichtelijke standaard in de vorm van Kompas Light kan helpen. Nu Kompas Light is erkend door uiteenlopende partijen, zoals de VNG< BNA, Neprom, Pianoo en Economische Zaken is een belangrijke stap gezet naar aanvaardbare en werkbare voorwaarden voor verschillende partijen. Het advies van de rijksbouwmeester is onlangs aangeboden aan de minister van VROM.

7

Provada 2010


De oude monumentale poort.

column onderwerp

wauw gebouw Tekst: nicolaas matsier Fotografie: wim ruigrok

8

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

kunst

De zes nul een

Op zijn trektocht door historisch gebouwd Nederland is Nicolaas Matsier aangekomen bij de Scheveningse gevangenis, een schepping van architect Metzelaar. Vele veranderingen heeft de gevangenis ondergaan, de laatste is de special unit voor verdachten van oorlogsmisdrijven. Maar de gevangenis zal altijd synoniem zijn met cel 601, waar Jan Campert zijn beroemde oorlogsgedicht schreef.

De oude Grieken noemden de Zwarte Zee, berucht om haar stormen en schipbreuken, de Pontos Euxeinos: de gastvrije zee. Het is een klassiek voorbeeld van een eufemisme. In de Tweede Wereldoorlog moet iemand uit de kringen van het verzet op het briljante idee zijn gekomen om de gevangenis in Scheveningen het Oranjehotel te noemen. Het is een benaming waarin, net als in het oude Griekse eufemisme, zowel bezwering als hoop doorklinkt. Het is ook een ijzersterk blijk van sarcasme. De nare dingen moeten niet ook nog eens een nare naam hebben. De Scheveningse gevangenis, ontworpen in 1882, vier jaar later in gebruik genomen, heeft sindsdien talrijke verbouwingen gekend. De gebouwen hebben meerdere justitiële functies en bijbehorende benamingen gehad. Van Huis van Bewaring, Gevangenis, Strafgevangenis, Bijzondere Strafgevangenis, tot en met Penitentiaire Inrichting en United Nations Detention Unit. Zulke neutrale en grijze aanduidingen horen bij instellingen en organisaties. De kleurrijke bijnaam Oranjehotel, slechts vier jaar in effectief gebruik geweest, is eruit gesprongen en gebleven. Een gevangenis is van begin tot eind mensenwerk. Het duingebied direct ten noorden van de gevangenis, de Waalsdorper Vlakte, is dat niet. Het is in elk geval geen ‘aangelegde natuur’. Het is de dichter Armando geweest die de kwalificatie ‘schuldig landschap’ bedacht heeft voor plekken in de min of meer vrije natuur met een oorlogsverleden. Oorden zoals de Waalsdorper Vlakte zijn ‘guilty by association’. De Waalsdorper Vlakte, tot 1941 onschuldig, heeft een zwarte omranding gekregen. Hier hebben

immers de executies plaatsgevonden. Allereerst die van de dappere mannen over wie het gaat in het bekendste Nederlandse gedicht uit de oorlog, ‘Het Lied van de Achttien Dooden’. Na hen zijn er nog ettelijke honderden anderen geweest die de gevangenis en het leven vaarwel hebben gezegd in dit stuk van de duinen. De naam Waalsdorper Vlakte is daarvan nooit meer losgekomen. Gewoonlijk richt een gevangenis niet het woord tot de voorbijganger. De Penitentiaire Inrichting Haaglanden (het woord gevangenis is door justitie in de ban gedaan) doet dat wel. Als je langs de hoge muur loopt die hoewel hij blind is toch uitziet op de Waalsdorper Vlakte kom je eerst een plaquette tegen met enkele dichtregels en een eind verderop ook nog een gebeeldhouwd reliëf met een sonore tekst. De gevangenismuur doet dus enigermate aan geschiedschrijving, althans aan het onderhoud van het historisch bewustzijn, en dat is goed. Maar je kunt niet zeggen dat de gevangenis ermee te koop loopt. Het is de zijkant en je moet weten wat je zoekt. Als je afloopt op wat vroeger de monumentale hoofdingang was, of op de huidige – honderd procent onmonumentale – nieuwe een eindje verderop, dan zullen die twee ingangen je wat dit betreft niet wijzer maken. Wat de bezoeker enorm opvalt: hoe saai die nieuwe ingang is, vergeleken bij de oude monumentale poort. Die poort is zo goed als het enige dat nog resteert van het oorspronkelijke gebouw. Aanvankelijk heeft de gevangenis als een vreemd neokasteel midden in de duinen gelegen. Musea, gasfabrieken, gevangenissen – tegen het eind van de negentiende eeuw konden die er allemaal neomiddeleeuws uitzien, al dan niet


Eén van de cellen is in de oorspronkelijke staat gehouden.

Het wordt de schrijver van deze column en de fotograaf vergund vanuit de verte een blik te werpen op de luchtkooi die bestemd is voor de ongeveer vijftig gedetineerde ex-politici en ex-militairen uit wat voorheen Joegoslavië was. Verdacht van oorlogsmisdaden, etnocide en nog het een en ander staan zij terecht voor het elders in Den Haag gevestigde tribunaal. In dit stuk gevangenis en dus ook in deze luchtkooi hebben de Verenigde Naties het voor het zeggen, daar mag geen gewone burger in. Wij eindigen onze visite met de tot monument verklaarde Zes Nul Eén. Waar de gevangenis toch al geen vrolijke omgeving is – met al dat koude kunstlicht, dat hoge matglas, die tralies, die tegels, dat beton, die blinde muren, die lange gangen, die van elke grasspriet verstoken binnenplaatsen, die eindeloze reeks van zware deuren die met het bijbehorende sleutelgerammel geopend worden en met de bijbehorende dreun achter je in het slot vallen – is daar dan die ene cel.

Die ene cel, gelegen midden in weer zo’n gang, zorgvuldig in de oorspronkelijke staat gehouden dan wel teruggebracht. Met de oude attributen en het oude nummer. Honderden gevangenen hebben vanuit cellen zoals deze hun laatste gang gemaakt, naar het poortje in de muur, en naar buiten, de Waalsdorper Vlakte op, om daar doodgeschoten en in de grond gestopt te worden. Jan Camperts ‘Het Lied der Achttien Dooden’ begint – zie hieronder – heel plastisch met de maten van ‘een cel’. Dat de Zes Nul Eén in werkelijkheid twee keer zo groot blijkt te zijn, ongeveer vier bij twee, zal er voor de lezer van het gedicht misschien niet echt aan af- of toedoen. De celruimte van Camperts gedicht heeft allicht tot doel om de stap naar het formaat van een graf te kunnen zetten. Hoe kleiner de cel, hoe dichterbij het graf. Een geval van dichterlijke vrijheid. Maar in cel 601 zal elke bezoeker die het gedicht kent toch even denken dat hij op de plaats van handeling is aangekomen.

9

met een snufje neorenaissance. De twee flankerende torens, met hun transen en hun schietgaten, zijn een soort signatuur geworden van de architect. In precies dezelfde vorm zijn ze te zien in nog drie andere gevangenissen van de hand van rijksbouwmeester J.F. Metzelaar: in Groningen, Arnhem en Breda. Hij en na hem zijn zoon, W.C. Metselaar, ook rijksbouwmeester geworden, je zou haast aan erfopvolging denken, hebben het leeuwendeel van de justitiële gebouwen in Nederland ontworpen. Wat zij tussen 1870 en de Eerste Wereldoorlog bedachten, staat voor het grootste deel nog stevig en stijlvol overeind. Eenmaal binnen in de gevangenis is er helemaal niets meer dat de bezoeker aan deze fraaie buitenkant en aan de jaren van de Metzelaars herinnert. De diverse afdelingen van het huis van bewaring, de gevangenis, de strafgevangenis, de detention unit, plus het enige penitentiair ziekenhuis dat Nederland rijk is – ze zijn of ze worden ongenadig verbouwd en gesloopt.

Nu ja: handeling – wat heet handeling, in het geval van iemand die zijn executie afwacht. Campert schreef het gedicht – op de geciteerde strofe volgen er nog zes – nadat hij in de illegale krant Het Parool een berichtje gelezen had over de executie op 13 maart 1941. Hij was zelf nog gewoon vrij man. Maar hij gaf één van de achttien, plaatsvervangend, een stem. Er peinst een anonieme ik in het gedicht. Gefusilleerd werden vijftien Geuzen, leden van de allereerste Nederlandse verzetsgroep, uit Rotterdam en omstreken, plus drie Februaristakers, uit Amsterdam. Het gedicht werd een paar weken later gepubliceerd, eveneens in Het Parool, en daarna nog eens in het illegale Vrij Nederland. Vanzelfsprekend niet met Camperts naam eronder. Pas na het bekend worden van zijn dood in een Duits kamp (12 januari 1943) kon de naam van de auteur er zonder risico bij. Uitgegeven als rijmprent werd het gedicht vervolgens de illegale bestseller die het startkapitaal heeft geleverd voor de ondergrondse uitgeverij De Bezige Bij. ‘Een cel is maar twee meter lang / en nauw twee meter breed, / wel kleiner nog is het stuk grond, / dat ik nu nog niet weet, / maar waar ik naamloos rusten zal, / mijn makkers bovendien, / wij waren achttien in getal, / geen zal den avond zien.’ De cel van het gedicht is een verbeelde cel, dat is waar. En de Zes Nul Eén is echt. Maar het is de verbeelde cel die de echte een beetje minder leeg kan maken.


kunst architectuurbeleid architectuur

10

stedenbouw

monumenten

internationaal Geleidelijk aan worden de ambities van Den Haag om the international capital of justice te worden, ingevuld. Begin maart werd de knoop doorgehaakt over de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof dat naar een ontwerp van de Deense architecten schmidt hammer lassen gebouwd zal worden op het terrein van de Alexanderkazerne. Dat gaat deel uitmaken van een internationale zone, met niet alleen hoofdkantoren van instellingen en organisaties maar ook met faciliteiten voor de buitenlandse werknemers. De Rijksgebouwendienst zal in veel gevallen een belangrijke rol spelen als ‘ facilitator’ van bepaalde opgaven, dat kan bestaat uit het verkrijgen van vergunningen, het overleg met de gemeente, het begeleiden van de bouw. De internationale status van Den Haag krijgt dus gestalte, ook met een markant ontwerp van OMA (Rem Koolhaas) op het Koningin Julianaplein, en het knap verbouwde AIVD-kantoor ten behoeve van het Libanon Tribunaal. En dan is er de wereldtentoonstelling van Shanghai die op 1 mei haar poorten opent: daar zal het Nederlandse paviljoen (centraal op deze overzichtsfoto), zo voorspellen nu al sommigen, een blikvanger zijn. Reden te meer om deze editie van SMAAK te wijden aan kansen en ontwikkelingen die Nederland in het buitenland op de kaart zetten.



architectuurbeleid

huisvesting

Rijksgebouwendienst geeft Nederlands gastheerschap vorm

Deens bureau gaat Internationaal Strafhof bouwen

architectuur

internationaal

Tekst: ben Maandag Fotografie: Roelof Pot artist impressions: schmitt, hammer, lassen

Boven: de Deense architecten schmitt, hammer, lassen.

12

p.13 boven: maquette van het winnend ontwerp. onder: de architecten samen met vertegenwoordigers van het ICC.

De Rijksgebouwendienst is nauw betrokken geweest bij de voorbereiding van de nieuwbouw en de architectenselectie van het Internationaal Strafhof, die uiteindelijk is gewonnen door het Deense bureau schmidt hammer lassen. Na die uitkomst blijft de Rijksgebouwendienst bij de bouw van het strafhof betrokken, maar in een andere, meer faciliterende rol. Binnen de dienst is het Atelier Huisvesting Internationale Organisaties het aanspreekpunt voor buitenlandse instellingen die zich in Nederland te vestigen of al gevestigd zijn. Projectmanager Roel van der Mark en Rogier Bekkers, projectdirecteur van het Atelier, blikken terug en kijken vooruit.

Met de afronding van de architectenselectie voor de permanente huisvesting van het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC) is voor de Rijksgebouwendienst een enerverende periode ten einde gekomen. ‘Nu begint het eigenlijke project,’ zegt Roel van der Mark. Ook bij dat ‘eigenlijke project’, de bouw van het nieuwe ICC-complex op het door duinen omgeven terrein van de Alexanderkazerne aan de Waalsdorperweg in Den Haag, blijft de Rijksgebouwendienst nauw betrokken. Terugblikkend zien Roel van der Mark en Rogier Bekkers de bijeenkomst van de jury voor de architec-

tenselectie eind oktober 2008 als het voorlopige hoogtepunt in de ontwikkeling van het permanente onderkomen van het ICC. In de benedenzaal van het Museon wees de jury, onder voorzitterschap van rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol en bestaande uit internationaal bekende architecten, vertegenwoordigers van staten die in het ICC deelnemen en vertegenwoordigers van het ICC zelf, drie winnende ontwerpen aan uit de negentien inzendingen. Deze waren na een selectie uit 171 architectenbureaus uit de gehele wereld overgebleven. Kurken knalden van de champagneflessen toen op vrijdagmiddag 31 oktober 2008 het winnende drietal

bekend werd: Ingenhoven Architects uit Duitsland, schmidt hammer lassen architects uit Denemarken en Wiel Arets Architects uit Nederland. Begin dit jaar bleek, na afsluiting van de onderhandelingsfase door het projectbureau van het ICC, welk van de drie bureaus het ontwerp voor het ICC-onderkomen mag maken. De keuze van het ICC is gevallen op het Deense bureau schmidt hammer lassen. Korte termijn

De Rijksgebouwendienst is sinds begin 2002 betrokken bij de huisvesting van het Internationaal Strafhof. ‘Het ICC is in 2002 begonnen met zijn werk in Den Haag,’ zegt


Van der Mark. ‘Het heeft toen een tijdelijke huisvesting betrokken op bedrijventerrein Binckhorst, in de Haagse Arc, het vroegere hoofdkantoor van KPN. Het probleem was alleen dat er geen rechtszaal in het gebouw zat. Die moest op heel korte termijn worden gemaakt, maar er was in feite geen programma van

eisen noch een projectteam. Het was een kwestie van snel keuzes maken. We hebben in hoog tempo een projectteam geformeerd en zijn aan de slag gegaan. Het resultaat was dat in 2004 de rechtszaal kon worden opgeleverd.’ Terwijl de aanpassing van de tijdelijke voorziening in volle gang

was, begon ook het nadenken over een mogelijke permanente huisvesting van het ICC. Nederland had als gastland onder meer op zich genomen om een stuk grond beschikbaar te stellen en de architectenselectie voor de nieuwbouw te verzorgen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Rijksgebouwendienst en de gemeente Den Haag als meest betrokken overheidspartijen presenteerden het ICC een stuk grond dat deel uitmaakte van de Alexanderkazerne. ‘Er was toen ook nog geen echt programma van eisen voor de permanente huisvesting,’ herinnert Van der Mark zich. ‘Ambities voor een wereldwijde

architectenselectie waren er al wel, men wilde liefst zo snel mogelijk beginnen met een “architecten­ concours”.’ Toen duidelijker werd welke eisen het ICC aan zijn gebouw stelde en hoeveel vierkante meters kantooroppervlak er nodig was, bleek het beschikbare stuk grond aan de krappe kant. Van der Mark: ‘Je zou dan al snel de lucht in moeten, hoogbouw moeten plegen. We vroegen ons telkens af of dat wel verstandig was met zoveel randvoorwaarden op het gebied van veiligheid en de wens dat er ook uitbreidingsmogelijkheden moesten zijn. Uiteindelijk heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken na enkele

13

Artist’s impressions van het toekomstige ICC, de manier waarop het gebouw in de omgeving staat.


14

architectuur

architectuurbeleid

huisvesting

massastudies door het Atelier Rijksbouwmeester besloten het gehele terrein van de Alexanderkazerne beschikbaar te stellen.’ Nauwe samenwerking

Met de gemeente Den Haag ontstond een nauwe samenwerking om het nieuwe complex zo zorgvuldig mogelijk in de omgeving in te passen en daarbij maximaal rekening te houden met de buurt en de omliggende natuur. ‘We hebben er toen ook voor gekozen een Milieu Effect Rapportage te laten opstellen,’ zegt Van der Mark, ‘al was dat misschien niet nodig. We hebben daar stevig aan vastgehouden. Ervaring heeft geleerd dat je het maar beter wel kunt doen, om je later veel ellende te besparen. We hebben daar tot nu toe ook veel profijt van: je vangt in een vroeg stadium een belangrijk risico af en het maken van het rapport zorgde voor vertrouwen bij de bewoners van de omliggende wijken.’ Zo raakte de Rijksgebouwendienst steeds verder betrokken bij de

Daardoor begon de nieuwbouw urgentie te krijgen en tekende zich langzaam maar zeker het ideaalbeeld van een tastbaar strafhof af. De Rijksgebouwendienst droeg in die fase vooral zorg voor adviezen over programma, tijd, geld en de mogelijke organisatie van het project. Eind 2007 wierp de nieuwe aanpak zijn vruchten af: tijdens de jaarvergadering in New York stemde de ASP in met de locatie van de Alexanderkazerne, met het voorgestelde programma en budget, koos bovendien voor het organisatieschema om tot nieuwbouw te komen en gaf ‘groen licht’ voor de start van de architectenselectie.

bouwplannen van het ICC. Toch verliep het proces aanvankelijk niet zo snel als gedacht. ‘Dat kwam doordat het niet meeviel de nieuwbouw op de agenda van het ICC te krijgen,’ analyseert Roel van der Mark. De Assembly of State Parties (ASP), de lidstaten van het ICC, moest over de uitgangspunten van de nieuwbouw beslissen, maar vergadert slechts één keer per jaar. Lukt het niet een onderwerp tijdig op de agenda te krijgen, dan zit er niets anders op dan een jaar te wachten. Van der Mark: ‘Het was een kwestie van goed voorbereiden en vooruit denken. Bovendien was er ook lang onzekerheid over het programma van eisen, de locatie en het benodigde budget.’

Onder de kerstboom

Toen begin 2007 een ‘facilitator’ was aangesteld in de persoon van Masud Husain, beleidsmedewerker van de Canadese ambassade, raakte het proces in een stroomversnelling. Hij organiseerde vanaf voorjaar 2007 expertmeetings met deskundigen uit een aantal aangesloten landen.

‘Toen die beslissing eenmaal was gevallen, ging het snel,’ zegt Roel van der Mark. ‘Het bureau ANP, afkomstig uit het Duitse Kassel en gespecialiseerd in dergelijke omvangrijke architectenselecties, stond al klaar in de coulissen om aan de slag te gaan. Er was nu haast mee gemoeid, we moesten echt direct

aan de slag. Ik weet nog dat ik in december 2007 onder de kerstboom alles wat van belang zou zijn bij deze architectenselectie op papier heb gezet in een soort draaiboek. De bedoeling was om in 2009 met het ontwerp te beginnen, dus moest eind 2008 de architect bekend zijn. En daar mochten we op vriendelijk verzoek van het ICC gerust al oktober van maken. En dat is uiteindelijk gelukt. Het mandje met de drie prijswinnaars is vervolgens half november tijdens een feestelijke bijeenkomst in het Haagse stadhuis overgedragen aan het ICC.’ Na de juryuitspraak van oktober 2008 is de rol van de Rijksgebouwendienst veranderd. ‘Eerst waren we in opdracht van Buitenlandse Zaken namens het gastland leidend ten dienste van het ICC, na de uitspraak van de jury begeleidend,’ vat Van der Mark die veranderde rol samen. Dat betekende dat het projectbureau van het ICC de verantwoordelijkheid had voor de onderhandelingen met de winnende architecten om tot een uiteindelijke

Aan competitie ging gecompliceerd proces vooraf


keuze te komen. ‘De Rijksgebouwendienst zat in het onderhandelingsteam als adviseur van Buitenlandse Zaken. De onderhandelingen waren veel complexer en vergden veel meer tijd dan iedereen had gedacht,’ zegt Van der Mark. Ze leidden ertoe dat het bureau schmidt hammer lassen, als winnaar van de tweede prijs, uiteindelijk werd uitgekozen. Het Deense bureau wist binnen het budget te blijven en speelde goed in op onder meer de functionele aanbevelingen van het ICC. Stap terug

‘Een organisatie als het ICC moet zich hier thuis voelen,’zegt Rogier Bekkers. ‘Dan gaat het om gastheerschap en dienstbaarheid. Dat begint ermee dat je als gastland één gezicht toont. Daarin hebben we de afgelopen jaren veel geïnvesteerd. Voor dit project betekent dat een consequent nauwgezette afstemming tussen Buitenlandse Zaken, de gemeente Den Haag en de Rijksgebouwendienst.’ Het is zaak dat gastheerschap voortdurend actueel te houden, benadrukt Bekkers: ‘Er is een toenemende concurrentie van andere Europese steden. Bovendien

hebben internationale organisaties inmiddels een veel breder behoeftepakket dan alleen een kantoorgebouw. Denk aan kinderopvang, delen van facilitaire voorzieningen, adequate huisvesting van veelal buitenlands personeel.’

ruimhartig gastheer zijn, maar worden tegelijk meer dan voorheen geconfronteerd met beperkte financiële middelen. De vraag wordt dan: willen we nationaal handelen in een internationale omgeving of willen we internationaal handelen in een nationale omgeving?’

Rare spagaat

Ging het vroeger nog om het tot stand brengen van een enkel gebouw, nu komt het accent veel meer te liggen op het bieden van een totaalarrangement. De Internationale Zone in Den Haag moet het platform worden om die ambitie inhoud te geven. Bekkers: ‘Zeker met het huidige economisch tij zitten we in een rare spagaat. We willen een

Het ICC is voor de beoogde ontwikkeling van een meer strategisch huisvestingsbeleid zonder meer belangrijk geweest, onderstreept Bekkers. ‘Evenals de thans lopende projecten als Libanon tribunaal, Europol, Eurojust en de verplaatsing van de Franse ambassade is het een bouwsteen voor het actueel houden van het profiel Nederland Gastland.

Het gaat om drive en krachtdadig optreden, want er moet nu eenmaal huisvesting komen. Maar ook is fingerspitzengefühl voor politiekbestuurlijke verhoudingen nodig, in het nationale en in het internationale domein. Die combinatie en het vermogen het projectresultaat daarmee te versterken, dat is de meerwaarde die wij als Atelier van de Directie Projecten van de Rijksgebouwendienst te bieden hebben.’

Artist impression van de de toegang (boven) en de toekomstige zittingszaal (onder).

15

‘We doen nu als gastland een stap terug,’ zegt Roel van der Mark. ‘Het is nu echt een ICC-project geworden, uitgevoerd onder regie van hun eigen projectorganisatie. Waar de Rijksgebouwendienst nog voor zorgt is dat het terrein bouwrijp wordt opgeleverd. Voor het overige hebben wij nu een meer faciliterende rol, om te zorgen dat procedures gemakkelijk verlopen en vergunningen soepel worden verstrekt.’ Daarbij is ook de gemeente Den Haag een belangrijke partij. ‘De gemeente heeft de aanpak van het project erg goed opgepakt. De ambities zijn hoog en dat moet in dit geval ook. Onze taak is nu om als overheid eenduidig op te treden namens het gastland bij de bouw van het strafhof en hierdoor een maximale facilitering van het ICC mogelijk te maken.’ De Rijksgebouwendienst zal naar verwachting tot het einde van het project, dat eind 2015 is voorzien, bij het project betrokken blijven.


expertise

Alternatieven gezocht voor hekken, grachten en heggen

architectuurbeleid

Beveiliging als ontwerpvraagstuk Tekst: jaap huisman Fotografie: marcel kentin, joep jacobs, Roger dohmen, christian richters

16

internationaal

Sinds de gemeente Den Haag besloten heeft juridische hoofdstad van de wereld te worden, is er een nieuwe, of liever gezegd, uitgebreidere opgave bijgekomen: hoe alle internationale organisaties afdoende te beschermen? Dat gold al voor het Joegoslavië Tribunaal, het Vredes­ paleis, Europol, Eurojust, de organisatie voor het verbod op Chemische Wapens en de tijdelijke behuizing van het Internationaal Strafhof (ICC). Daar komen dit jaar het Libanon Tribunaal bij, volgend jaar de nieuwbouw van Europol en over enkele jaren de nieuwbouw van het ICC. Den Haag is zelfs een hele internationale zone aan het ontwikkelen die de instellingen met elkaar verbindt. Dan spreken we nog niet eens over de ambassades in de residentie, waarvoor bij de een meer dan voor de ander een bepaalde gradatie van beveiliging geldt. Vorig jaar viel om die reden na lange onderhandelingen het besluit de Amerikaanse ambassade op de hoek van de Korte Voorhout te verplaatsen naar de Waalsdorperlaan in

Wassenaar mede omdat die daar beter beschermd zou zijn: bovendien vond de gemeente de provisorisch geplaatste buffers rondom het gebouw geen esthetische aanwinst. Tot de verhuizing is de ambassade achter een hek geplaatst. In dat licht bezien valt het verzoek te begrijpen van de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding (NCTb) aan het Atelier Rijksbouwmeester om de komende tijd met concepten te komen van betere en fraaiere beveiligingsmogelijkheden. Is er nog iets anders mogelijk dan een hek, gracht of muur, zeker in een compacte stedelijke omgeving? Te vaak, zo oordelen NCTb en het Atelier, komt de ontwerpvraag naar een geïntegreerde beveiliging in een te laat stadium, als het gebouw er al lang en breed staat. Of, een andere ongewenste situatie, dat het te beveiligen object in feite op een verkeerde locatie staat en daarom moeilijk te beveiligen is. In dat opzicht lijkt de plaats van het Libanon Tribunaal in Leidschendam ideaal: vrijstaand, voldoende afstand

tot een woonwijk en omgeven door een brede sloot. Er is ook een voorbeeld van hoe het liever niet moet. De hekken rondom de Haagse Arc waar het tijdelijk ICC zetelt, zijn geen toonbeeld van een fraaie oplossing, maar hier moet gezegd dat dat gebouw ook niet specifiek voor een strafhof was ontwikkeld. In enkele workshops op het Atelier zullen voorstellen op tafel komen die bij eerstvolgende opgaven hun nut kunnen bewijzen. De workshops zijn te vergelijken met de ‘competitie’ die voormalig Rijksbouwmeester Mels Crouwel opzette rondom het ‘meest duurzame kantoorgebouw’, ook een conceptueel vraagstuk. Dé oplossing zit er niet bij, of hoeft er niet bij te zitten, het gaat vooral om de uitwisseling van ideeën. Zo ook met de opgave beveiliging. Zes specialisten, onder wie architecten, landschapsarchitecten en industrieel ontwerpers, zullen aan de hand van verschillende locaties schetsen maken, die NCTb weer op een idee kunnen brengen. NCTb draagt zorg voor de veilige omgeving, dus voor


alles wat zich rondom een instelling voor een hek afspeelt. Charles van Marrelo, architect bij ARBM en een van de leiders van de workshops, is betrekkelijk nuchter over de staat van beveiliging. ‘Je kunt niet alles tackelen. Je kunt hooguit voorwaarden creëren waardoor aanvallers de wind uit de zeilen wordt geslagen,

door vertraging in te bouwen, door extra obstakels.’ Tegen grof geschut, ‘professionals’ volgens Van Marrelo, zal elke beveiliging machteloos staan, hoe fraai ook vormgegeven. Natuurlijk is beveiliging zo oud als de wereld. Kastelen omringd door een slotgracht, ophaalbruggen, ommuurde steden, vestingen, afscheidingen

(met de muur door Israël en Palestina als meest recente voorbeeld) geven aan hoe de mens steevast behoefte heeft gehad aan de afbakening tussen het eigen en openbaar domein. Van Marrelo verzamelde voorbeelden, niet alleen architectonische, die de opvattingen in een bepaalde cultuur weerspiegelen. ‘Ik denk dat men in Zuid-Europa meer hecht aan een zichtbare beveiliging, met patrouillerende marechaussee of soldaten, met lijfwachten, en dat de cultuur in Nederland juist is om beveiliging onzichtbaar te laten zijn. Wij concentreren ons eerder op de psychologie van een gebouw en omgeving. Daarom vonden we die stootblokken rondom de Amerikaanse ambassade ook zo onNederlands. Veiligheid of onveiligheid willen we liever verstoppen.’ In dat verband wordt wel als voorbeeld aangehaald de commotie die ontstond rondom de bodyscan op Schiphol. In hoeverre tast die de menselijke privacy aan? In andere, meer hierarchisch geleide landen, zou dat geen issue zijn.

De opgave tijdens de workshop betreft gebouwen in het stedelijk weefsel enerzijds en vrijstaande complexen anderzijds, opnieuw het onderscheid tussen de huidige plaats van de Amerikaanse ambassade en de toekomstige plaats in Wassenaar. De vraag die nu al opkomt, is of je een afschrikwekkend effect beoogt, of juist een subtiele omheining – daarbij speelt uiteraard een rol wat een specifieke organisatie of ambassade aan bedreiging kan verwachten. Een land als Israël zal in elke diplomatieke hoofdstad om een vrije positie vragen, en liefst ook uit de buurt van een ander ‘gecompliceerd’ land, zo werd duidelijk bij de opgave in Rome enkele jaren geleden. Waar het om gaat is hoe beveiliging zo goed mogelijk geïntegreerd kan worden in de architectuur (of anders in het stedenbouwkundig ontwerp). Een paar geslaagde voorbeelden zijn de Nederlandse ambassade van Claus en Kaan in Maputo (Mozambique) waar het gebouw als het ware overgaat in een verticaal geperforeerde muur rondom een patio.

17

p 16 het Vredespaleis (foto Marcel Kentin) p 17 Security booth van architect Fokke van Dijk aan het Libanon Tribunaal (foto Roger Dohmen)


18

Mooi is ook de ambassade van Mexico in Berlijn. Het monumentale hek maakt deel uit van de voorgevel. Dat geldt ook voor de Nederlandse ambassade van Warschau, door architect Erick van Egeraat vormgegeven als een ‘decoratieve afleiding’. En afleiding is maar een lettergreep verwijderd van verleiding, want gebouwen zoals ambassades, rechtbanken en tribunalen moeten wel toegankelijk blijven. Anders kun je net zo goed een bunker neerzetten. Een oplossing die veel voorkomt – en ook opduikt bij het winnend ontwerp van het ICC – is de eigentijdse variant van de slotgracht. Een flink stuk water dat de instelling afscheidt ‘van de boze buitenwereld’. Effectief tot het moment dat de vorst binnenvalt. Interessant dilemma is verder, verwacht Van Marrelo, het botsende belang tussen een publieke functie die bijvoorbeeld het Congresgebouw heeft en de juist gesloten organisaties ernaast. Wat te doen met een manifestatie die voor een buurman onwelgevallig is. Hoe dat conflict op te lossen? En soms kun je alles ontwerpen maar toch een zwakke plek over het hoofd zien – dan staat er wel een fraaie security booth, maar is er tien meter verderop een onbeschermde toegang. Dat is zeker niet het geval met de security booth die architect Fokke van Dijk van de Rijksgebouwendienst ontwierp voor het Libanon Tribunaal. Het is dankzij zijn facade van gestrekt aluminium een kleinood waartegen het beschermende hek wegvalt. Onzichtbaar zijn de security scans van tassen en lichamen die in de paar vierkante meter moesten worden weggewerkt, de standaard apparatuur zoals die ook op Schiphol voorkomt. Een aparte cabine is gereserveerd voor een toezichthoudende beveiligingsbeambte. Alles draait om het veiligheidscircuit. Van Dijk: ‘Men komt binnen, wordt gecontroleerd en kan dan doorlopen naar het hoofdgebouw. Als ontwerper moest ik de vermenging van bezoekersstromen vermijden. Wie teruggaat, loopt buitenom het gebouwtje heen.’ Het is het idee van een portiersloge, maar dan een eigentijdse versie, met als doel dat

een tribunaal ongestoord kan gaan draaien. Beveiliging is daarom nodig, maar liefst in een zo vriendelijk mogelijke vorm. Voor architecten en industrieel ontwerpers ligt daar een braak liggend terrein. Bron: Verbouwen, de architectuur van ambassades, Sander Grip. 2009.

rechts: meldkamer (foto Joep Jacobs) onder: Nederlandse Ambassade in Warschau ontworpen door Erick van Egeraat (foto: Christian Richters)


studie

Rijksadviseur Venhoeven voegt thema toe aan discussie

Tekst: egbert koster artist impressions: – D oepel Strijkers architects (opdracht Rotterdam) – ZUS (opdracht Apeldoorn) – JDS Architects (opdracht Tilburg) – 2012 architecten (opdracht Heerlen) – V HP stedenbouwkundigen, architecten en landschapsarchitecten (opdracht Groningen).

Terugdringing auto bevordert duurzame stedenbouw

internationaal

Rotterdam

19

stedenbouw

Duurzame architectuur is een stap in de goede richting maar duurzame stedenbouw zet pas echt zoden aan de dijk. Binnen het College van Rijksadviseurs maakt Ton Venhoeven zich sterk voor ontwerpend onderzoek naar nieuwe vormen van stedenbouw die zuiniger met energie omgaan en aanzienlijk minder mobiliteit genereren.


studie

20

stedenbouw

boven: illustratie van 2012 architecten voor de krimpregio Heerlen. rechts: datapark met energieproducerende voetbalvelden van Doepel Strijkers Architecten, voor de Stadshavens in Rotterdam.

Waarom houdt de Rijksadviseur voor Infrastructuur zich met duurzame stedenbouw bezig? ‘Dat ligt heel simpel. Als je nagaat dat sommige steden vijftien keer meer energie verspillen aan mobiliteit dan andere steden, dan kun je op je vingers natellen dat er een heel duidelijke relatie is tussen mobiliteit, energieverbruik en stedenbouw. In Houston wordt per inwoner vijftien keer zoveel energie gebruikt voor mobiliteit als in Shanghai. Dat komt door de grote afstanden tussen wonen, werken en winkelen in Houston die allemaal per auto worden afgelegd. De experimenten die momenteel wereldwijd plaatsvinden om een klimaatneutrale stad te ontwerpen gaan allemaal uit van de voetganger als dominante verkeersdeelnemer in combinatie met openbaar vervoer voor het overbruggen van grotere afstanden. Dat is een radicaal verschil met de gangbare praktijk in de stedenbouw sinds de jaren dertig waarin – zeker in de VS – structureel werd vertrokken vanuit de auto. Rond 1900 waren de steden als gevolg van de enorme industrialisatie veranderd in stinkende metropolen. Om de leefomstandigheden van de bewoners te kunnen verbeteren moesten de steden dus als het ware ‘oplossen’ in het omringende landschap. En in de jaren dertig maakte de auto dat mogelijk. De auto lag ten grondslag aan het grote

succes van de suburbs. Die slingerbeweging gaat nu wereldwijd geleidelijk de andere kant op. Steeds meer mensen realiseren zich dat ze helemaal niet in het groen wonen maar op een parkeerterrein. Dat ze, zoals bijvoorbeeld in Los Angeles, vijf uur per dag aan het forensen zijn. Met als gevolg kinderen die thuis alleen opgroeien, lid worden van gangs etcetera.’ Maar stedenbouw omvat toch meer dan mobiliteit? ‘De relatie tussen vestigen en bewegen is al heel oud. De eerste steden zijn ontstaan op knooppunten van routes en bij doorwaadbare plekken in rivieren waar overnachtingsplekken kwamen. Stedenbouw is een statisch iets dat complementair is aan de dynamiek van bewegende mensen. Als Rijksadviseur voor Infrastructuur houd ik mij niet alleen met wegen bezig maar denk ik na over infrastructuur, mobiliteitsnetwerken en de relatie tussen mobiliteitsnetwerken en ruimtelijke kwaliteit. Hoe ga je bestaande, op automobiliteit gebaseerde steden herontwikkelen om ze duurzamer te maken? Vancouver is daarvoor een heel interessant voorbeeld. In Vancouver hebben ze in de jaren zeventig besloten om geen nieuwe stadsuitbreidingen meer te maken maar knooppunt-ontwikkelingen in suburbane gebieden te gaan stimuleren. Die knooppunten maakten het mogelijk om een ov-systeem op te zetten dat de leefbaarheid enorm heeft verbeterd. Als je praat in termen van knooppunten, dan kunnen de verschillen tussen bouwen in hoge en in lage dichtheid heel gemakkelijk gecombineerd worden. Buiten een straal van

een kilometer laat je de bebouwingsdichtheid afnemen tot de dichtheid van suburbaan gebied. Dan kun je gewoon met fiets naar het knooppunt en stap je daar op de trein. Daarin kun je mobiel internetten zodat je je werk af hebt tegen de tijd dat je aankomt. Dat zijn heel belangrijke ontwikkelingen.’ Open ruimte

‘Niet toevallig hebben de gemeenten in de zuidvleugel van de Randstad er onlangs voor gekozen om tachtig procent van de bouwopgave – zowel wonen als werken – binnenstedelijk te gaan realiseren rondom de knooppunten. Men is daar tot het inzicht gekomen dat verdere stadsuitbreiding het volbouwen van de resterende open ruimte betekent. Dat die gemeenten met elkaar afspraken moeten maken om de ruimtelijke ontwikkelingen te sturen omdat anders de wal het schip keert.’ ‘Een ander voorbeeld: de nieuwe rondweg van Eindhoven. Daar was het de uitdaging om de economie van de regio, die heel sterk gericht is op high tech, een impuls te geven door tegelijkertijd zowel de leefkwaliteit als de bereikbaarheid sterk te verbeteren. En dat voor een groep mensen die eigenlijk gewend is om suburbaan te wonen. We hebben het hier over de internationale concurrentiepositie van Eindhoven op de wereldwijde arbeidsmarkt voor high potentials. De regio die er het best in slaagt om dat soort mensen aan te trekken, die trekt ook de beste bedrijven aan en is dus het meest competitief. Daarom is de aanleg van de nieuwe rondweg gecombineerd met de reconstructie van De Dommel, inclusief nieuwe ecologische oevers. Vanuit de binnenstad kunnen bewoners nu met de fiets langs De Dommel, onder de in de

rondweg opgenomen fly-overs door, het landschap in trekken en kunnen omgekeerd de dieren ook de stad bereiken. Een project van voor mijn tijd, maar wel een heel geslaagd voorbeeld van het geïntegreerd verbeteren van zowel ruimtelijke kwaliteit, mobiliteit, landschap als economie. Allevier de ministeries die bij het Meerjaren Investeringsprogramma Ruimte en Mobiliteit zijn betrokken (V&W, Vrom, LNV en EZ) werkten in dit project nauw samen.’ ‘Hoe het niet moet kunje zien je in sommige delen van de Drechtsteden. Daar wordt het landschap door infrastructuur met gigantische geluidsschermen kapotgesneden, waardoor de leefkwaliteit zwaar achteruit gaat en mensen de neiging hebben om nog verder weg te gaan wonen.’ Restwarmte

Waarin verschilt duurzame stedenbouw van duurzame architectuur? ‘Dat is geen fundamenteel verschil. Theoretisch heb je de trias energetica die bestaat uit drie stappen. Stap 1: zo zuinig mogelijk omgaan met energie. Stap 2: zo veel mogelijk in de resterende energiebehoefte voorzien door energie die duurzaam wordt opgewekt. Stap 3: voor zover je niet ontkomt aan fossiele brandstoffen deze zo slim mogelijk inzetten. Bijvoorbeeld door zogeheten cascadering waarbij de restwarmte van energiecentrales steeds op een lager temperatuurniveau wordt benut voor bijvoorbeeld industriële processen, het verwarmen van kantoren of woningen en het kweken van vis of verbouwen van voedsel.’ ‘Onderzoek heeft geleerd dat het overslaan van stap 1 geen optie is. Om de totale energiebehoefte van het Verenigd Koninkrijk duurzaam


kan profiteren van een bruisend cultureel leven, goede scholen en mooie stadsparken. Als je al dat soort dingen goed regelt, beperk je niet alleen de mobiliteit maar gebruik je ook je infrastructuur veel optimaler en kan je aanzienlijk besparen op aanleg- en onderhoudskosten.’ Koelwagens

‘Daarnaast moet je gaan bedenken hoe je je economie anders kan organiseren. Nu worden garnalen bijvoorbeeld gevangen in de Waddenzee, gaan ze vervolgens met koelwagens naar Marokko om gepeld te worden, waarna ze weer terugkomen naar Groningen om daar vandaan over de hele wereld geëxporteerd te worden. Dat soort dingen moet gewoon slimmer en efficiënter kunnen. De belangrijkste reden dat veel productiewerk uit de EU en de VS wordt verplaatst naar opkomende economieën is dat arbeid daar gewoon veel goedkoper is. Maar er zijn ook dingen die wel lokaal kunnen. Rotterdam zet met het Climate

Initiative bijvoorbeeld in op het creëren van vele duizenden banen in het installeren en onderhouden van slimme apparatuur die woningen en bedrijven energiezuiniger maakt doordat men van elkaars energieoverschotten en -tekorten kan gaan profiteren. Die banen worden gecreëerd met geld dat anders weg zou vloeien naar het Verre Oosten.’ ‘Vanuit het principe om zoveel mogelijk energie te besparen ontstaat er behoefte aan een heel ander model van stedenbouw dat veel meer uitgaat van mengen. Een kantoor vraagt overdag energie, een woonhuis vooral ’s avonds. Als je die vlak bij elkaar zet kun je hun dal- en piekuren onderling vereffenen. Doordat er nu een enorme afstand tussen piekbelasting en daluren zit, is er heel veel overproductie van stroom. Amsterdam is met het geld dat het heeft gekregen voor haar aandeel in Nuon nu bezig om een energienet op te richten dat particulieren de mogelijkheid biedt om onderling energie uit te wisselen. Een zogenaamd ‘smart grid’ dat er

voor zorgt dat je wasmachine gaat draaien of je elektrische auto zich begint op te laden zodra er in je buurt veel aanbod van stroom is en weinig vraag. Daarmee creëer je een ander businessmodel dan een energiebedrijf dat alleen maar probeert stroom af te zetten en, zodra er geen afnemers zijn, de elektriciteit in de grond laat wegstromen.’ ‘Duurzaam opwekken van energie kun je op verschillende schaal­ niveaus doen. Dus is er binnenkort niet langer één systeem dat alles domineert, zoals we dat de afgelopen eeuw hebben gehad met olie. Straks heb je niet alleen op het dak van je woning maar ook op het dak van je auto zonnecellen en is er ook kleding waar zonnecelletjes in zitten. Maar tegelijkertijd staan er ook grote windmolens op de Noordzee te draaien. Daarnaast heb je ook nog de opkomst van urban agriculture met gestapelde kassen waarin intensieve groenteteelt plaatsvindt. Dat biedt heel veel mogelijkheden voor het uitwisselen van warmte, energie en CO2. Er bestaat op dit

21

op te wekken zou je drie keer de hele oppervlakte van het land nodig hebben om windmolens en zonnepanelen neer te zetten. Dus als je de trias energetica op stedenbouwkundig niveau wil toepassen, dan begin je met beperken van de energievraag. Stel dat het je zou lukken om gebouwen of buurten qua energiegebruik zelfvoorzienend te krijgen, dan ben je al een flink stuk verder. Maar dan heb je nog de energiebehoefte van transport, datacenters voor internet, openbare verlichting en noem maar op. Vooral transport gebruikt heel veel energie, dus is het van belang om door middel van stedenbouw de mobiliteit drastisch terug te dringen. Van alle mobiliteit heeft negentig procent betrekking op afstanden van minder dan zestig kilometer per dag. Dat is het schaalniveau van de stedelijke regio. Dus als je op dat niveau dingen slimmer kunt organiseren maak je een enorme duurzaamheidsslag. Daartoe moet je compact bouwen en er voor zorgen dat de bevolking binnen een regio


studio

Apeldoorn

vijf case-studies

22

stedenbouw

Wat is duurzame stedenbouw? Op initatief van het Planbureau voor de Leefomgeving zijn het afgelopen jaar op diverse locaties in het land workshops met 100 stakeholders georganiseerd om op deze vraag een gefundeerd antwoord te kunnen geven. Vervolgens heeft Ton Venhoeven, namens het Atelier Rijksbouwmeester, vijf architectenbureaus voorgedragen die, op basis van door deze experts geformuleerde criteria voor duurzame stedenbouw, elk een studieontwerp hebben gemaakt voor het duurzaam herontwikkelen van een specifiek type bestaand stedelijk gebied in Apeldoorn, Groningen, Parkstad Limburg, Rotterdam en Tilburg. De idee achter deze casestudies is dat de architecten onderzoeken en visualiseren hoe de actuele theorievorming over duurzame stedenbouw anno 2040 in de praktijk uit zou kunnen pakken. Omdat elk stedelijk gebied zijn eigen mogelijkheden en beperkingen heeft (arm of rijk, dicht of dun bevolkt, groei of krimp) bieden de vijf ontwerpende onderzoeken een breed palet aan oplossingen voor duurzame stedenbouw in heel Nederland. Tot 2020 zullen elke twee jaar dit soort workshops en casestudies worden georganiseerd. Door aldus de voortschrijdende inzichten over duurzame stedenbouw steeds opnieuw aan de praktijk te toetsen en de praktijkervaringen van de ontwerpers weer terug te koppelen naar de theorie en zal gestaag steeds meer kennis over ‘best practices’ worden opgebouwd.

moment al een energieproducerende kas in het Westland die zijn restwarmte afdraagt aan omliggende functies.’ Buurtkantines

‘Het gaat er dus niet meer om dat je op het niveau van huis of buurt volledig autarkisch moet zijn. Wat je

niet op buurtniveau kan regelen, dat schaal je op naar de stad, de regio of verder. Dat leidt onvermijdelijk tot meer functiemenging in combinatie met smart grids, multimodale bereikbaarheid en een slimmere omgang met ruimte. Als je het zo bekijkt begint zich een soort biotopen te ontwikkelen waarin alle

verschillende functies van elkaar profiteren: woningen, kantoren, bejaardenhuisvesting, kinderopvang, winkeltjes. Waarbij kantoren geen eigen inpandige kantines meer hebben maar die kantine op straat zit, zodat de buurt er ook profijt van heeft. Wanneer buurten op die manier beter gaan functioneren, krijg je ook minder piekbelasting in je transportnetwerken. Nu is het zo dat treinen een groot deel van de dag bijna leeg rondrijden. En die multimodale knooppunten gaan alleen maar functioneren als het de hele dag door bruisende plekken zijn.’ Hoe kan de overheid deze ontwikkelingen faciliteren en stimuleren? ‘We hebben afgelopen honderd jaar allerlei wet- en regelgeving opgetuigd om de suburbanisatie mogelijk te maken. Daarbij is er niet of nauwelijks gelet op milieueffecten. Wat we nu moeten doen is dat hele systeem ombouwen naar een systeem dat ons leven op lange termijn duurzamer maakt. Door andere vormen van belastingheffing, andere vormen van subsidiëring en andere vormen van kostprijsberekening. Zodat iemand niet meer gesubsidieerd wordt om het verkeerde gedrag te vertonen. Het principe van de vervuiler betaalt. Bijvoorbeeld door wegenbelasting en bpm te vervangen door de kilometerheffing. Of denk op mondiaal niveau aan

emissiehandel. Aan inefficiënt transport over grote afstanden zal door de emissiehandel in de toekomst een steeds forser prijskaartje komen te hangen. Een belegger die nu overweegt om in een overslagterrein of kantorenpark te investeren houdt rekening met dit soort langetermijn-ontwikkelingen. De vastgoedwereld constateert dat bedrijven die vroeger hun personeel vijf dagen per week in de spits naar kantoor lieten komen nu steeds meer neigen om hun medewerkers een dag per week thuis te laten werken en een dag per week te laten flexwerken op een satelietlocatie. De overige werkdagen komen de medewerkers bij elkaar in een compact, dynamisch kantoor op een aantrekkelijke locatie waar zij bij wijze van spreken ook hun kind in de peuterspeelzaal kunnen zetten.’ Wagenpark

‘Het nadenken over dit soort nieuwe arrangementen - die ook dienen om de mobiliteitsvraag onder controle te krijgen - gaat nu volop beginnen. Dat heeft onder andere te maken met het besluit van de overheid om met ingang van dit jaar duurzaam te gaan inkopen. Een besluit met enorme consequenties. Als je er bijvoorbeeld als ondernemer met driehonderd medewerkers een wagenpark van driehonderd leaseauto’s op nahoudt verlaag je je kansen op het verwerven van een overheidsopdracht. Als architect ben ik zelf ondernemer, dus zelf word ik daar ook keihard mee geconfronteerd. Voor tachtig procent van onze opdrachten op het gebied van architectuur en stedenbouw zijn wij afhankelijk van Europese aanbestedingen. Duurzaamheid in je bedrijfsvoering is daarbij een belangrijk criterium waarop je kan scoren. Een slechte duurzaamheidsscore is weliswaar geen reden voor uitsluiting maar verlaagt wel je kansen op een opdracht.’


internationaal

C2C zorgt voor gezond en aantrekkelijk leefklimaat

duurzaamheid

Tekst: jaco boer Fotografie: levien willemse

Rijksgebouwendienst laat zich inspireren door Erasmus MC

doen met de restwarmte die daar vrijkomt. Het zou toch fantastisch zijn als we niet alleen energie verbruiken, maar het ook opwekken binnen ons bedrijf.” Samenwerking met Rgd

Er moet bij het Erasmus MC nog wel veel gebeuren, voordat alle kansen van C2C ook werkelijk benut worden. “We zijn pas een half jaar serieus met het onderwerp bezig. Er moet nog heel veel worden uitgezocht”, vertelt collega projectmanager Henri Scholten. De organisatie krijgt daarbij steun van Senter Novem en de medewerkers van C2C-grondlegger Michael Braungart die een bijzondere leerstoel aan de Erasmus Universiteit bekleedt. Bovendien bezoekt het tweetal regelmatig referentieprojecten en wisselt ervaringen uit met andere partijen die C2C willen toepassen in hun organisatie. Eén van de organisaties waarmee wordt gepraat, is de Rijksgebouwendienst. Deze bereidt op dit moment de grootschalige

23

Over enkele jaren wordt de hoofdzetel van het ministerie van VROM aan de Haagse Rijnstraat ingrijpend vernieuwd. De Rijksgebouwendienst overweegt de operatie volgens de duurzaamheidsprincipes van ‘cradle to cradle’ uit te voeren. Het Erasmus MC in Rotterdam zoekt ook naar manieren om deze filosofie in praktijk te brengen en een aangenaam en gezond leefklimaat te realiseren. Zowel in de oudbouw als de geplande nieuwbouw wordt zwaar op duurzaamheid ingezet.

Taco van Iersel is om. Het Erasmus MC in Rotterdam moet aan de slag met ‘cradle to cradle’. De projectmanager huisvesting staat niet alleen in zijn enthousiasme over de nieuwe duurzaamheidsfilosofie, waarin afval als voedsel wordt gebruikt voor nieuwe producten. Tot in de Raad van Bestuur leeft de overtuiging dat de organisatie als semi-publieke partij en belangrijke speler in de gezondheidszorg een specifieke verantwoordelijkheid heeft in het realiseren van een duurzame en gezonde omgeving. “Als grootinkoper kunnen we de markt ook een flinke duw in de goede richting geven”, aldus Van Iersel. “We beheren op dit moment al zo’n 380.000 vierkante meter aan gebouwen, die voortdurend worden aangepast. Over acht jaar is dat 443.000 vierkante meter geworden. Bovendien kan duurzaamheid je op langere termijn financieel voordeel opleveren. Onze apparaten gebruiken nu bijvoorbeeld nog veel stroom. Maar je zou meer kunnen

architectuurbeleid

Operatiekamer in het Erasmus MC


In de afgelopen oktobereditie van SMAAK is dieper ingegaan op het begrip ‘cradle to cradle’ en de mogelijkheden van deze duurzaamheidsfilosofie voor de vernieuwing van de VROMhoofdzetel aan Rijnstraat 8.

Van eco-verf tot C2C-bedrijfsrestaurant

Behalve in deze drie belangrijke thema’s zal C2C in het Erasmus MC steeds vaker in kleine verbouwingen en projecten mee lopen. Dat kan variëren van het besluit om een bepaalde afdeling met LED-verlichting uit te rusten tot een experiment met een C2C- bedrijfsrestaurant. Ook zullen traditionele materiaalkeuzen voor vloerbedekking, verf en plafondplaten worden heroverwogen. Voorlopig ligt het accent op het zoeken naar duurzame producten die het gebouw ingaan. “Daar kunnen we op korte termijn al het verschil mee maken en aanpassingen in de toekomst mee voorkomen”, vernieuwing van het VROM-hoofdgebouw aan de Haagse Rijnstraat voor. Daarbij wordt het toepassen van C2C-principes serieus overwogen. “We zijn beiden niet alleen een grote opdrachtgever die de markt in beweging kan krijgen, maar we zitten ook in dezelfde fase van onderzoek”, aldus Scholten. Hij erkent dat de Rijksgebouwendienst met haar onderzoek naar de renovatie van het VROM-departement andere accenten legt dan het Erasmus MC. Maar dat belet de twee organisaties niet om waar mogelijk met elkaar samen te werken. “We zijn allebei behoorlijk enthousiast over C2C. Dat schept een band.”

24

Drie speerpunten

Voorlopig heeft het universitair medisch centrum drie projecten uitgekozen, waar in de komende jaren met de nieuwe duurzaamheidsfilosofie wordt geëxperimenteerd. Zo wordt bekeken op welke manier C2C kan worden ingezet bij de grootschalige renovatie van de 40 jaar oude faculteitstoren. Geen

gemakkelijke klus, want het is een gemeentelijk monument. Bovendien komt bij die operatie veel afval vrij, dat volgens C2C zoveel mogelijk zal moeten worden hergebruikt. “Hoe we dat precies gaan aanpakken, is nog niet bekend”, aldus Van Iersel. Binnen de faculteitstoren gaat het Erasmus MC ook proberen om de laboratoria zoveel mogelijk in te richten naar C2C-principes. Zo wordt geprobeerd om de kringloop van rubber- en latexhandschoenen te sluiten. En voor de afzuiging van de zuurkasten wordt naar een duurzame oplossing gezocht. Tenslotte zal de organisatie bij de inkoop van zijn producten ook meer naar de ‘total cost of ownership’ kijken in plaats van kale aanschafprijzen als uitgangspunt te nemen. “Van alle producten gaan we de kosten gedurende hun hele levensduur op een rij zetten, voordat over de aankoop wordt beslist”, licht Van Iersel toe.


Duurzame nieuwbouw

Voor het eerste deel van de ambitieuze nieuwbouwplannen van het Erasmus Medisch Centrum kwam het denken over C2C te laat. De eerste duizend heipalen voor de 185.000 nieuwe vierkante meters aan vloeroppervlak zitten al in de grond.

Over zeven jaar zal het gezondheidscentrum op Hoboken behoorlijk zijn uitgebreid. Zo wordt het Sophia Kinderziekenhuis uitgebreid en verhuist de Daniël den Hoed kliniek uit Rotterdam-Zuid naar de centrumlocatie. Ook worden zowel het Thoraxcentrum als het onderwijscentrum ingrijpend vernieuwd. Toch zal in de nieuwbouw duurzaamheid een grote rol spelen, legt nieuwbouwmanager Stephan Versteege uit. “Het levert op langere termijn niet alleen lagere exploitatielasten op, maar op korte termijn ook een gezond en prettig werk- en leefklimaat.” Op de nieuwbouw van het Erasmus MC komen daarom groene daken en worden er veel

duurzame materialen zoals hout met het FSC-keurmerk, gebruikt. Bovendien bereikt de organisatie met een uitgebreid isolatieprogramma, de toepassing van warmtekoude opslag in de bodem en de installatie van energiezuinige verlichting en ventilatiesystemen een EPC-waarde (energieprestatiecoëfficiënt) die lager ligt dan de eisen uit het Bouwbesluit. Volgens Versteege is zelfs aan het beperken van bouwafval bij toekomstige interne verhuizingen gedacht: in de nieuwbouw worden op plekken waar veel verbouwingen worden verwacht, demontabele wandsystemen gebruikt en is het mogelijk om de capaciteit van de ventilatielucht te

vergroten. “De gebouwen kunnen daardoor zonder veel schade aan de omgeving veel flexibeler worden gebruikt.”

boven: Laboratorium. Ook over de verwerking van afval wordt nu nagedacht. p. 24: overzicht van het ziekenhuiscomplex.

25

aldus Scholten. Voor het scheiden en hergebruiken van afgedankte materialen moet de organisatie nog veel onderzoek doen. Toch zal ook op dit terrein duurzaamheid uiteindelijk leidend worden. Zo wordt een parkeerdek dat overbodig is geworden, over enige tijd uit elkaar gehaald en aan een nieuwe gebruiker verkocht.


huisvesting

Rechtszaal in oude AIVD-gebouw is een digitaal wonder

Het voormalige AIVD-hoofdkantoor in Leidschendam is omgebouwd tot hoofd­ vestiging van het Libanon Tribunaal. Pronkstuk is de rechtszaal, maar vooral het proces: in een ongelofelijk hoog tempo is een kantoorgebouw veranderd in een gerechts­ gebouw.

Tekst: jaap huisman Fotografie: Roger dohmen

p. 26 links: gang voor het publiek in de patio. midden: Publieke tribune achter een stevige glaswand. p 27 links: exterieur van het tribunaal. rechts: ontvangsthal in zachtgroen.

Het Libanon Tribunaal is een

26

architectuur

internationaal

Het is de klassieke foto die gewoonlijk van een uiterlijk wordt gemaakt: vóór en na de behandeling. Dat procédé kan ook op een interieur worden toegepast. In het vroege voorjaar van 2009 verzamelde de pers zich in een gymzaal in Leidschen­ dam, een ruimte met een groene rubberen vloer met belijning, ventilatieroosters, patrijspoortramen. Het was de voormalige sportzaal van de AIVD die het pand in 2007 heeft verlaten. Een jaar later is daar niets meer van te herkennen. Een stemmige rechtszaal in bruintinten is er voor in de plaats gekomen met op een verhoging de zetels van de vijf rechters. Rechts van die rechters zullen de beklaagden plaatsnemen,

aan de andere zijde links de aan­klagers. De beklaagden worden geflankeerd door het bewakend personeel. Pal tegenover het presidium bevindt zich de plaats waar de getuigen kunnen worden gehoord. Daarboven steekt een publieke tribune over de volle breedte de zaal in, afgescheiden van de rechtszaal met beveiligd en akoestisch glas. De wanden zijn bekleed met vierkante panelen in een suede-look die ook een gedempte akoestiek garanderen – dusdanig effectief dat zelfs gefluister hoorbaar blijft. Het geheim van de non-woven wandbespanning is dat ze met klittenband is vastgezet. Ze kan er dus ook weer eenvoudig af.


gebouw in een gebouw verbouwde eerder de Haagse Arc als tijdelijk onderkomen voor het ICC. Maar, zo luidde de uitdrukkelijke opdracht van de Rijksbouwmeester: ‘het mag geen kopie worden’. Het Libanon Tribunaal diende een eigen identiteit te krijgen. Het heeft ook een eigen opdracht, namelijk de verdachten van de aanslag op oud-premier Hariri te berechten. Daarvoor wordt nu onderzoek gedaan in Beiroet. Zodra dat is afgerond, zullen de beklaagden, getuigen en rechters naar Leidschendam komen. Von Hebel schat dat er een klein aantal verdachten terecht zal staan – het Libanon Tribunaal is daarmee duidelijk van een andere orde dan het Joegoslavië Tribunaal. ‘We zijn ook korter actief’. Drie, hooguit vier jaar, schat hij de doorlooptijd in. Die tijdelijkheid is niet aan de kwaliteit van de verbouwing af te zien. Fort

Toen de VN aandrong op een berechting van de verdachten van de aanslag en Den Haag polste om een

27

Zie daar het hart van STL, het Special Tribunal for Lebanon. Er is reden voor trots. In de onwaarschijnlijk korte tijd van een jaar is het interieur van het nondescripte gebouw van de AIVD getransformeerd tot een zwaar beveiligd tribunaal. Men is binnen het budget gebleven, dat ook. Succesfactor daarvoor is het samen optrekken van de direct betrokken partijen gedurende het gehele proces. En niet te vergeten de servicegerichte opstelling van de gemeente Leidschendam-Voorburg. De Rijksgebouwendienst, vertegenwoordigd door Aad Kouwenhoven en Rogier Bekkers, beiden van het Atelier Huisvesting Internationale Organisaties, overlegde soepel met de vertegenwoordigers van het tribunaal, Herman Von Hebel (waarnemend griffier) en Philip Mitnick (hoofd interne zaken), bijgestaan door Jan Brands (hoofd facilitair bedrijf). En dan was er nog de architect die het interieur zou transfomeren, Piet Grouls van Architecten Van Mourik. De laatste kent het klappen van de zweep. Hij


het gangenstelsel met zijn gescheiden looproutes al gauw je richtinggevoel kwijt. Voor je er erg in hebt, zwaait een deur open naar de rechtszaal die bijna onzichtbaar in de wand opgaat. Grouls voegde er nog een gang aan toe, in de patio, die het publiek naar de tribune moet leiden. Om te voorkomen dat buitenstaanders bijvoorbeeld getuigen zouden ontmoeten, zijn sommige ramen rond de patio geblindeerd. Een tribunaal kent zo zijn eigen wetmatigheden. Een daarvan is de tafel voor de getuigen (blind witnesses) die desgewenst onder de overhangende publieke tribune geschoven kan worden om herkenning te voorkomen.

28

Computers

geschikte locatie, ging Philip Mitnick, met vertegenwoordigers van de Rijksgebouwendienst en het Ministerie van Buitenlandse zaken een drietal panden af. Men was ogenblikkelijk gecharmeerd van het voormalige AIVD-kantoor. Mitnick: ‘Als hier de Nederlandse veiligheidsdienst heeft gezeteld, weet je zeker dat het optimaal beveiligd is. Het staat vrij in de omgeving en wordt omringd door een gracht. Het is net een fort.’ Een kunstwerk op de binnenplaats, nog geplaatst in de AIVD-tijd, is een vernuftige afweer tegen mogelijke helikopterlandingen, de bestaande garage is geschikt om verdachten geïsoleerd per auto naar binnen te voeren. Maar het belangrijkste is wel dat er een gescheiden circulatie in het vierkante gebouw gerealiseerd kon worden. Architect Grouls boorde op sommige plekken stalen trappen door de vloeren, bracht een speciale lift voor de verdachten aan en aparte tracés voor de rechters, getuigen en belangstellenden. ‘We hebben een volledige nieuwe routing in het gebouw aangelegd.’ Uiteraard was er ook dagdetentie nodig, achter de zittingzaal voor korte onderbrekingen. Zijn analyse van het gebouw: ‘Het is niet uitnodigend, want nogal hermetisch, maar dat maakt het zeer geschikt voor zo’n speciale rechtbank. Die heeft geen nadrukkelijke buitenkant nodig.’ Een bord op de gevel ontbreekt dan ook, men

volstaat met een subtiele vlag met daarop het logo. Typerend voor het gebouw is de vierkante vorm met vier hoektorens van glazen bouw­ stenen. ‘Dat is niet zo’n makkelijk uitgangspunt’, zegt Grouls, ‘omdat je je binnen niet zo goed kunt oriënteren.’ Dat blijkt ook bij een rondleiding door de rechtbank – je raakt in

Boven de derde verdieping veranderde er niets. Grouls concentreerde zich op de onderste twee etages, en dan met name op de rechtszaal. ‘Dat heeft toch altijd iets van een theater. De rechters die opkomen, de sfeer, de setting. De wereld van de rechtspraak heeft een eigen jargon en een eigen logica. Wat stel je daar

dan als architect tegenover? Opvallen wat moet opvallen, dat was mijn uitgangspunt.’ Met trots laten Mitnick en Von Hebel zien wat Grouls heeft bedoeld: de ontvangstruimte heet je welkom met een zachtgroene kleur die zich uitstrekt van vloer tot balie, de persruimte baadt in een babyblauw, de andere kleur van het logo van het STL. Mitnick: ‘Het is een volledig gedigitaliseerd complex, een papierloze rechtbank.’ Elke journalist heeft een aansluiting voor zijn laptop, de rechtbank zelf is uitgerust met een computervloer, overal hangen schermen waarop de zittingen zijn te volgen. De zittingzaal heeft de meest geavanceerde courtroom technology die ooit is toegepast. Omdat zoveel beeldschermen het blikveld in de zittingszaal wel eens zouden verstoren, heeft Grouls een list bedacht. De computerschermen zijn verzonken aan het uiteinde van het tafelblad, zodat de rechters over hun medewerkers kunnen heenkijken in de richting van de getuigen. Het


die heeft geïnvesteerd in de omgeving, in de vorm van verhoogde en kloeke trottoirbanden, een hek rondom het complex en allerlei andere obstakels tegen ‘kwaad willenden’. Een kleine parel bij de ingang is de security booth van de Rgd-architect Fokke van Dijk. Hier worden alle bezoekers van het tribunaal via detectiepoortjes gescreend, moeten broekriemen losgekoppeld en tassen bekeken. Het beveiligingsniveau is ongekend. Daarom mag het dan ook een bijzonderheid heten dat het gebouwtje er zo vriendelijk uitziet. Bekkers: ‘Het had net zo goed de entree van een modern museum kunnen zijn, van buiten dan.’

Aannemer

De korte vernieuwbouwtijd was mogelijk, zegt Kouwenhoven, dankzij een zogeheten bouwteamconstructie. Dan wordt de aannemer

(in casu WEBA uit Naaldwijk) actief betrokken bij het voorlopig ontwerp; hij brengt zijn expertise in, die het ontwerp van de architect sneller uitvoerbaar maakt. ‘Het is in dit geval de meest geëigende vorm’, aldus Kouwenhoven, ‘het brengt oplossingen dichter bij, het kan een ontwerp ook sterker maken.’ Er zijn aparte sessies met risicoanalyses georganiseerd die volgens Grouls nuttig waren om het ontwerp te evalueren. ‘Je kunt wel alles bedenken, maar er zijn ook punten waar je overheen kijkt.’ De Rijksgebouwendienst was gevraagd het tribunaal in februari/maart op te leveren, omdat toen de eerste verdachten zouden arriveren. Die komen echter later, de justitiële doop wordt nu verricht met de zaak tegen de voormalige president van Liberia, Charles Taylor. Ook het tribunaal voor Sierra Leone is namelijk sinds kort gevestigd in dit gebouw. Von Hebel: ‘Dat is voor ons een mooie testcase om te zien hoe het complex werkt.’ Rond de 300 werknemers trekken in

het gebouw, een stuk minder dan de 900 die er indertijd voor de AIVD werkten voordat de dienst vertrok naar het voormalige ministerie van onderwijs in Zoetermeer. Nog een getal: op de tribune is plaats voor 96 belangstellenden, in de rechtszaal zelf kunnen 76 mensen terecht. De buurt

Het overleg met de buurt verliep al net zo soepel als de verbouwing. Bekkers: ‘Dat is vooral te danken aan de volstrekt transparante wijze waarop het Libanon tribunaal, samen met de gemeente, Buitenlandse Zaken en de Rijksgebouwendienst de buurt tegemoet is getreden. In een tweetal open huis-bijeenkomsten is met respect voor elkaars belangen het Libanon Tribunaal van een enclave tot een onderdeel van de buurt geworden’. De bewoners zien nu in dat ze in een van de veiligste buurten van de Haagse regio wonen. Hier mag of zal niets gebeuren. Daarvoor heeft de NCTb (Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding) zorg gedragen

p. 28 boven: persruimte met aansluiting voor laptops. onder: zittingszaal met akoestische wand. p. 29 boven: ingebouwde schermen en toetsenborden: de plaats van de aanklagers.

29

Libanon Tribunaal fungeert grotendeels onder het Libanese recht – dat is ontleend aan het Franse stelsel. Libanon heeft voor de helft bijgedragen aan het budget, de rest komt van een aantal afzonderlijke VN-lidstaten. Von Hebel hoopt nog op wat fondsen die de ontbrekende vijf procent van de begroting moeten dekken, en heeft daar alle vertrouwen in. Mitnick bracht zijn ervaring als professioneel opdrachtgever mee als procescoördinator bij het Joegoslavië Tribunaal en het Cambodja Tribunaal. Daar is geleerd hoe het nog beter en efficiënter kan. Dat manifesteert zich in de gescheiden verkeersroutes en de voorzieningen. Zo zijn er vier cabines voor tolken aan de koppen van de zittingszaal ingericht, want er zal ook Engels, Arabisch en Frans gesproken worden.

De Rijksgebouwendienst en de vertegenwoordigers van het STL kijken terug op een soepel verlopen proces dat een court heeft opgeleverd waarvoor zich het best de term ‘special’ leent. Vier jaar kan het perfect draaien als tribunaal, daarna zou het gebouw in de ogen van Bekkers ook geschikt zijn als zwaar beveiligde rechtbank, te vergelijken met de bunker van Osdorp. Treffend is de formulering van de architect over de manier waarop hij het AIVD-kantoor heeft getransformeerd. ‘Ik heb een gebouw in een gebouw gemaakt, met een kralenketting van ruimtes.’ En iedereen zal dat snoer op zijn eigen, gescheiden, manier beleven.


op weg naar shanghai 2010 SERIE

aflevering 7

Hoe Nederlanders overleven in Shanghai Tekst: Michiel Hulshof Fotografie: Frans Schellekens

30

architectuur

De generale repetitie voor de opening van Happy Street, het Nederlands paviljoen in Shanghai, is begonnen. Een nep-Maxima en nep-Willem-Alexander hebben hun opwachting gemaakt. Intussen wordt geleidelijk aan duidelijk dat het Nederlands paviljoen een van de opvallendste op het terrein is.

De Nederlandse gemeenschap in Shanghai telt naar schatting zo’n vijftienhonderd zielen. Nu lijkt dat misschien veel – meer dan duizend kaaskoppen in een Chinese stad maar voor wie er woont, lijkt het soms verdacht veel op een dorp. Zoals buitenlandse families in Nederland bij elkaar willen wonen, klitten Shanghainese Nederlanders bij elkaar om zich thuis te voelen in deze kolkende metropool vol andersdenkenden, anderspratenden en andersdoenden. Er is een maandelijkse Oranjeborrel, een jaarlijks Benelux-gala en in november stomen de Sint en zijn Pieten goedgeluimd de stad in met een boot over de Huangpu-rivier.

De folklore terzijde is ook mij niets menselijks vreemd. Zeg nu eerlijk: af en toe wil je toch gewoon even kunnen discussiëren over de absurditeit van politieke ontwikkelingen in de polder. En niets ten nadele van de voortreffelijke Chinese keuken, maar elke dag alleen maar rijst? Dat houdt de gemiddelde Europeaan niet vol. Een goed glas wijn en een bord pasta op zijn tijd zijn bittere noodzaak. Bovendien, zo hoor je nog eens wat over de Nederlandse bijdrage aan de World Expo. Rond de Hollandse dorpspomp zoemde het de afgelopen week over een hilarische bijeenkomst op het Nederlandse consulaat. Alle Chinese

en Nederlandse medewerkers waren opgetrommeld voor een bijzondere loting in de vergaderruimte. Onder zenuwachtig gegiechel vouwde iedereen zijn briefje open. Daisy, een Chinese secretaresse van het consulaat, bleek de gelukkige. ‘Kijk! Mijn carrière gaat de goede kant op!’, was naar verluidt haar droge commentaar, toen ze de anderen liet zien welke naam er op haar briefje prijkte: ‘Princess Máxima’. En zo kon het gebeuren dat Daisy op een zonnige zaterdagochtend met een stralende glimlach uit een touringcar op het Expo-terrein stapte, arm in arm met een andere Chinese medewerkster van het consulaat die het briefje ‘Willem-

Alexander’ had getrokken. ‘Zijne en Hare Koninklijke Hoogheid’ werden ontvangen door de Nederlandse consul-generaal Eric Verwaal en het hoofd van het Nederlandse Expo-bureau Walter van Weelden. Gezamenlijk liep het viertal al keuvelend over het rode wegdek van Happy Street richting de Koninklijke Kroon bovenin het paviljoen, die onderdak biedt aan de VIP-ruimte. Het is inmiddels officieel: op 18 mei bezoeken prins Willem-Alexander en prinses Máxima het Nederlandse paviljoen op de Shanghai Expo. Het rollenspel vormde onderdeel van de generale logistieke repetitie op verzoek van de Chinese organisatoren, die zo een vlekkeloze ontvangst


hopen te kunnen garanderen. Op 25 maart liet het ministerie van Economische Zaken via een persbericht aan de buitenwereld weten dat het moment daar was: de bouwwerkzaamheden aan Happy Street waren voltooid. Nederland kan beginnen met de inrichting, zodat alles precies op tijd klaar is voor de ongetwijfeld uitbundige openingsceremonie op 1 mei. Nu de straat rood is geverfd, de hangende huisjes wit, de relingen zilver en de kroon op de VIP-ruimte geel, wordt duidelijk dat Happy Street met zijn afwijkende vorm en heldere kleuren een van de opvallendste bouwwerken op het Expo-terrein is. Het gebouw valt van veraf duidelijk te onderscheiden van de andere landenpaviljoens. Ook het naastgelegen Britse paviljoen heeft zich ontpopt tot een heuse eyecatcher. Het ontwerp van Thomas Heatherwick is een soort blob van vijfentwintig meter hoog, bedekt met zestigduizend dunne transparante buizen van zeven meter lang die naar buiten hangen als de haren

van een enorme uitgebloeide paardenbloem. Gedurende de dag trekken ze zonlicht aan om de binnenkant te verlichten, en ’s avonds baant het elektrische licht van binnen zich door de fibers een weg naar buiten door in de wind wiegende sprieten, die daardoor een wat mysterieuze aanblik bieden. De Expo-autoriteiten gaan er nog altijd vanuit dat alle werkzaamheden op tijd klaar zullen zijn. Wie rondloopt op het Expoterrein heeft moeite dat te geloven. Overal staan bouwvakkers nog druk te bouwen. Maar Chinezen kunnen snel werken. In rap tempo worden de wegen tussen de verschillende paviljoens geasfalteerd en de lijnen geverfd. Een andere belofte van de Shanghainese autoriteiten is inmiddels uitgekomen: in het kader van de Expo-slogan ‘Better City Better Life’ heeft de stad haar openbaar vervoernetwerk een maand voor het begin van de wereldtentoonstelling uitgebreid met vier metrolijnen die de naar schatting zeventig miljoen bezoekers zonder problemen naar het Expo-terrein moeten vervoeren en die ook daarna een enorme verbetering betekenen voor de bereikbaarheid van de stad. Uit de geruchtenmachine van de Nederlandse gemeenschap in Shanghai kwam nog een ander nieuwtje, interessant voor de lezers van de vorige column. Architect John Körmeling lijkt zijn strijd tegen het oranje tulpenlogo van de Nederlandse overheid te hebben gewonnen. Als op 1 mei het Nederlandse paviljoen zijn deuren opent, hangt bovenaan het gebouw een enorm blauw bord met daarop een rode acht die verwijst naar de vorm van Körmelings creatie. Daarboven staat in grote letters niet de door de EVD voorgestelde supporterskreet ‘Holland’, maar de naam van de Nederlandse bijdrage: ‘Happy Street’.

p. 30: opgang van Happy Street p 31 boven: Happy Street gezien vanaf de centrale hoofdstraat onder: het Britse paviljoen van Thomas Heaterwick.


kunst

De magie van kabbelend, krabbelend schrift Kan tekst bewegen? Ja, het kan zelfs landschappen aannemen, kaarten of plattegronden, zo laat de Deense kunstenaar Kapser Andreasen zien in zijn installatie voor de vernieuwde vleugel van het Letterkundig Museum. Tekst is schrijven, zegt de kunstenaar en dat brengt hij in praktijk door een levendig werk met de naam The writing of the land.

32

internationaal

In de gerenoveerde vleugel van het Letterkundig Museum in Den Haag is onlangs een nieuwe installatie van beeldend kunstenaar Kasper Andreasen officieel voor publiek toegankelijk gemaakt. In de ontvangstruimte, grenzend aan de fameuze portrettengalerij van het museum, bevindt zich The Writing of the Land. Het kunstwerk, dat bestaat uit een wandvullende installatie, een video en een publicatie, past naadloos in zijn ‘literaire’ omgeving: het gaat erin op en bevraagt de context, tegelijkertijd. The Writing of the Land toont in beeld wat menig schrijver in weloverwogen bewoordingen tracht te formuleren: dat tekst méér is dan een verwijzing naar

Tekst: ilse van rijn Fotografie: kasper andreassen

die zogenaamde werkelijheid. Voor de in Brussel woonachtige Deen Andreasen (1979), die drukkunst en typografie studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam en zich als beeldend kunstenaar aan de Maastrichtse Jan van Eyck Academie concentreerde op cartografie, is tekst geen onschuldig communicatiemiddel. Taal is geen neutraal vehikel dat enkel en alleen een boodschap transporteert van de ene spreker naar de andere. Geschreven taal is, aldus Andreasen, ingebed in de omgeving waarin het ontstaat én gelezen wordt. Zoals ieders handschrift elke dag anders is, tekenen vertoont van de gemoedstoestand waarin de schrijver zich

bevindt en telkens anders wordt geïnterpreteerd. Tekst is ‘schrijven’, zegt Andreasen: het proces van het schrijven, waarvan de beweging in het schrift herkenbaar is. Tekst is niet eenduidig en kent een keerzijde die over het hoofd wordt gezien in het dagelijkse gebruik. Het werk The Writing of the Land ontleent zijn titel aan een twintig vierkante meter tellende tekening op panelen die zich uitspreidt over een muur in de ontvangstruimte van het Letterkundig Museum. Twee lijnen, een zwarte en een haarfijn gegraveerde lijn die de onderliggende bruine laag zichtbaar maakt, lopen parallel aan elkaar, achtervolgen elkaar en overlappen elkaar, zo nu en dan. De woekerende lijnen houden het midden tussen een krabbelend, kabbelend schrift en contouren die de grenzen aangeven van een vaste vorm. Neem je enige afstand dan lijkt het of de lijnen samen een wereldkaart verbeelden. Soms herken je een landtong, denk je: een Noorse fjord, Schouwen-Duiveland. De combinatie van de twee lijnen, de

getekende en de gegraveerde, suggereert diepte en refereert mogelijk aan het feitelijke land waarop wij staan. Maar deze kaart is een illusie, geen grens tussen land en zee houdt uiteindelijk stand. Want nader je The Writing of the Land, dan vallen markeringen en afbakeningen uiteen in dat waaruit zij zijn opgebouwd: pure lijn. Er wordt niet over een continent geschreven in The Writing of the Land, land schrijft zichzelf. Geen hiërarchische verhouding tussen tekst en werkelijkheid bestaat en evenmin een onderscheid tussen schrijven en tekenen: beide zijn tekst. Tussen de beschrijving van een landschap en het werkelijke landschap positioneert zich hier de geschreven dan wel getekende tekst. Het voorkomen van de tekst, of het nu een literaire uitweiding betreft of een landkaart, vertelt een eigen verhaal dat, bewust of onbewust, een rol speelt tijdens het lezen. En zelfs: de lezing van de tekst keert terug in de beleving van het ‘eigenlijke’ moment. Want wie herinnert zich niet het servetje


kunst

Installatie in Letterkundig Museum brengt tekst tot leven

belicht. Op het blad wordt geschreven, getekend of gekrabbeld. We zien de schaduw van een hand waarvan de vingers een pen omklemmen. Onder de dansende penpunt ontstaan schetsen van rotondes waarop meerdere wegen uitkomen. De tekeningen worden afgewisseld met zinnen, voor de toeschouwer geschreven van rechts naar links, lijstjes, aantekeningen. Omcirkelde woorden worden gecombineerd met in elkaar vervloeiende letters die, zodoende, verworden tot dikke lijnen of contouren. Het onderscheid tussen de verschillende vormen van schrijven is, opnieuw, diffuus. Wie denkt een verhaal te lezen in

intervenieert in de realiteit, die we in het dagelijks leven, voor het gemak, gescheiden houden van de tekst. Wanneer je de persoonlijke documenten afkomstig van schrijvers als Lucebert of Vestdijk tentoongesteld in de portrettengalerij van het Letterkundig Museum bestudeert, dan wordt duidelijk dat voor hen schrijven eveneens nauw verbonden was met leven. Dagboekfragmenten en ansichtkaarten doen je het ontstaan van novelles en gedichten begrijpen. Persoonlijke, vaak onleesbare notities zijn sporen van leven. Literatuur is ook tekst. En tekst, zo toont Kasper Andreasen in The Writing of Land, tekst vertelt een eigen verhaal.

33

waarop de route naar een bezienswaardigheid was uitgestippeld wanneer je het monument opnieuw bezoekt? Hybride vormen tussen tekening en werkelijkeheid, realiteit, verbeeldingskracht en herinnering ontstaan. Tekst en ‘werkelijkheid’ kunnen volgens Andreasen niet losgekoppeld worden van elkaar. Deze onlosmakelijke verbondenheid wordt eens te meer duidelijk in Psychography, een twintig minuten durende video geprojecteerd hoog op een pilaar bij de entree van de ontvangstruimte van het museum. Hierin staat niet het ambivalente schrijfsel, maar het schrijfproces centraal. De video laat een wit vel papier zien dat van onderen wordt

Psychography komt bedrogen uit. Wie denkt een stad, Parijs? Londen? te herkennen in de wirwar aan lijnen (straten?) eveneens. De tekeningen doen eerder denken aan kattebelletjes, notities die het directe verlengstuk zijn van het menselijk handelen. In Psychography wordt zichtbaar wat we eerder stelden: voor Andreasen kent schrijven, zelfs letterlijk, een keerzijde of achterkant. In de publicatie Land Route verbeeldt hij dit gegeven door een tekst in spiegelbeeld af te drukken, de ommezijde van een vel papier waarop met viltstift een boodschap staat genoteerd. Het bericht is bijna onleesbaar, de letters zijn als zodanig moeilijk herkenbaar. Maar de tekens zijn gedrukt, ze bestaan: tekst wordt beeld. In het zorgvuldig gecomponeerde The Writing of the Land zet Andreasen de toeschouwer (of lezer?) op het verkeerde been. De zwart-witte tekst is ambivalent. Tekst kent een eigen beweging, een ontstaanswijze en een lezing, een eigen meervoudig karakter, met andere woorden, dat


bouwproject

Ontwerp na jaren sleutelen en overleggen eindelijk aanvaard

Bijnaam gevraagd voor Koolhaas’ schepping

34

architectuur

Plannen voor een door Rem Koolhaas ontworpen prestigieus en lijvig nieuw gebouw op het Koningin Julianaplein in Den Haag stonden bij gebrek aan een gezonde ontwikkeling en exploitatie lange tijd op een laag pitje. Maar in februari 2010 kwam er dan toch een begin van groen licht van de gemeente. De M of De Kies past in de facelift van Den Haag Centraal.

internationaal Tekst: rolf de boer artist impressions: oma

Op het tafeltje op het terras van café Von in de flank van het Haagse gemeentehuis liggen twee piepschuimen bouwwerken op schaal en een boekje. De modellen zijn de eerste ontwerpen die architect Rem Koolhaas maakte voor de nieuwbouw op het Koningin Julianaplein voor het Centraal Station van Den Haag. De titel van het boekje is ‘The Hague To Be Continued’, het laatste boekje dat stadsstedenbouwer Maarten Schmitt maakte in een serie van vijf over stedenbouw in Den Haag. Hij is nu stadsstedenbouwer in Leiden (‘ik zit er net vier dagen’), maar is even terug op zijn oude plek om over de het gebouw van Rem Koolhaas te praten. Na tien jaar puzzelen lijkt dat er eindelijk te komen. Schmitt was in dit project gangmaker van het eerste uur en hij is Koolhaas’ grootste fan. “Alle animals are equal but some animals are more equal than others”, citeert hij George Orwell. “Het zou mijn droom zijn om stedenbouw in Den Haag te koppelen aan de


Hij pakt het grijze model van het allereerste ontwerp. Het lijkt een haarborstel op de kaptafel van Wilma Flinstone. Of een hunebed. Schmitt noemt het solid, de massieve, sculpturale architectuur van het gebouw en de dikke poten eronder. “Het is een heel nieuwe typologie. Het heeft iets weg van het CCTV-gebouw van OMA in Beijing.” Venster

Dat Koolhaas ontwerpt vanuit de context bleek toen op een bepaald moment het Nationaal Historisch Museum een plek zou krijgen in het gebouw. Hij tekende een enorm venster in de gevel aan de stadskant waardoor bezoekers van het museum op hoogte konden uitkijken over de historische binnenstad van Den Haag. “Een ontwerp van hem is meer dan een compositie van het gebied, hij definieert het gebied”, zegt Schmitt. Het ontwerp moest een open afscheiding vormen tussen het groen van het Malieveld, de Koekamp en het Haagse Bos erachter aan de ene kant en de stad aan de andere kant. Een soort stadsmuur die Den Haag nooit had. “Het idee was goed, maar één poot van het gebouw zou in de ‘groene’ Koekamp komen te staan en dat was politiek onbespreekbaar.” Ook het tweede ontwerp haalde het niet. Schmitt draait de haarborstel 180°. “Het gebouw werd over Stichthage heen gelegd, het gebouw van de Nederlandse Spoorwegen boven het station, maar dat paste niet goed.” Hij pakt het definitieve

pitchwinnende ontwerp in piepschuim. Het is niet grijs, maar blauw en een beetje roze. “De poot waar geen plek voor was, hakte Rem eraf. Met het idee van: de Venus van Milo is zonder armen ook veel interessanter dan met. De plek van de amputatie is straks ook goed te zien.” Geknokt

De keuze voor OMA is omstreden geweest. Rem Koolhaas en OMA hadden het imago veel te vasthoudend te zijn in hun overtuiging, garant te staan voor lange discussies en te ingewikkeld te zijn in hun ideeën. Het idee bij politiek, gemeente en opdrachtgevers leefde dat het project alleen hierdoor al veel te duur zou worden. De toenmalige wethouder bouwen en wonen Hilhorst wilde zelfs een andere architect inschakelen, die dan ongeveer hetzelfde zou doen als Koolhaas. Schmitt: “Ik heb geknokt om Koolhaas te behouden. Een bureau met zo’n reputatie moet je als gemeente koesteren. Daar kun je niet mee rommelen. Als je geen volledig commitment hebt, moet je je ambities laten varen en een ander, gewoner plan verzinnen.” Bij alle discussies kon Koolhaas cynisch worden. Schmitt: “Die zei: ‘Doe het dan maar zo. Haal alles er maar af’. Het was voor hem toch al een emotionele tijd. Het hotel in het CCTV gebouw was net afgebrand. Maar wat je dan overhoudt is een los gebouw dat je overal kunt neerzetten, terwijl het juist een integraal ontwerp is dat niet los gezien kan worden van zijn omgeving. Je moet oppassen dat je er niet zoveel afhaalt dat je het overal kunt neerzetten.” Koolhaas was eager genoeg om terug te vechten. “In de periode dat het ontwerp zijn karakter begon te verliezen, heb ik hem er weer bijgehaald. Met veel energie heeft hij het toen teruggebracht naar een betekenisvol ontwerp.” Met de komst van de nieuwe wethouder bouwen en wonen Marnix Norder in 2004 had Schmitt een bondgenoot gekregen die het project de finale zet gaf. Eind 2008

werden de plannen definitief. “Het speelde zich gelukkig voor de recessie af, anders was er nooit een definitief ontwerp gekomen”, zegt Schmitt. Het oorspronkelijk ontwerp bleef overeind. Er was wel bezuinigd in de detaillering en de materiaalkeuze. En er was een nieuwe opdrachtgever. Projectontwikkelaar Multi Vastgoed had het stokje over-gegeven aan Eurocommerce. Gebruikers

Een van de financiële pijlers voor de haalbaarheid van het project waren de gebruikers van het gebouw. Die waren niet op voorhand aanwezig. Het gebouw had eenvoudig plaats kunnen bieden aan de ambtenaren van Justitie en Binnenlandse Zaken, maar die lieten hun oog vallen op de plek waar toen nog de beruchte Zwarte Madonna stond. En ook Financiën koos voor een renovatie van het eigen gebouw. Even was het Nationaal Historisch Museum in beeld, maar dat was voorbij toen minister Plasterk het museum aan Arnhem gunde. Een gebruiker werd niet gevonden. Ondertussen ontwikkelde het Koningin Julianaplein zich tot een niemandsland. Een tochtig gebied waar honderden fietsen en een enkele taxi op de oude taxistandplaats voor het station een rit probeert te scoren een verwaarloosd straatbeeld vormen tussen het nieuwe Babylon en andere gebouwen die binnen het project Den Haag Nieuw Centrum in de buurt verrijzen. Op 18 februari 2010 stond opeens het bericht in de krant dat de gemeente Den Haag groen licht gaf voor de bouw. Maar op 19 februari stonden een paar politieke partijen op hun achterste benen. Ze trapten op de rem. ‘Rem op Koolhaas-project’ kopte het AD vervolgens heel gevat. “In de gemeenteraadsvergadering van 18 februari namen PvdA, VVD, Groen Links en D66 een motie aan dat ze positief stonden tegenover de ontwikkeling van het gebouw”, verklaart wethouder bouwen en wonen Marnix Norder. “Alleen het document waarin de financiële gevolgen staan, was er toen nog niet.

Daar konden we ook niet over beslissen. Maar dat document is intussen in concept gereed. Er moet alleen nog een accountantsverklaring bij komen. Eind april ligt alles in de raad op tafel en kunnen we er definitief over beslissen. Ik denk dat het project heel verantwoord kan worden uitgevoerd binnen de budgetten die we hebben.” Norder is de wethouder die zich hard maakte voor het ontwerp van OMA. “Ik ben geen stedenbouwkundige en ook geen architect maar ik vind het een fantastisch gebouw omdat het een heel aantal dingen in één keer goed doet. Het zorgt dat het plein een begrenzing krijgt, waardoor het een beslotenheid krijgt. Het is een fantastisch ontwerp voor die plek, het geeft een heel nieuw aanzicht van de stad. Het is een heel mooi gebouw dat we als gemeente moeten koesteren. Als dit gebouw niet gebouwd wordt, hebben we nog een ander probleem. Dan kan de fietsenstalling niet gerealiSolid Locatie:

Koningin Julianaplein, Den Haag Architect:

Rem Koolhaas/Office for Metropolitan Architecture, Rotterdam opdrachtgevers:

Gemeente Den Haag (voor de prijsvraag), Multi Vastgoed en NS Vastgoed. De rol van Multi Vastgoed is in 2010 overgenomen door ontwikkelaar Eurocommerce. Het totale vloeroppervlak bestaat uit 92.000 m2: – 44.000 m2 kantoren – 31.100 m2 woningen – 12.600 m2 parkeren – 4.200 m2 voor fietsenstalling – 4.000 m2 voor retail

35

mentaliteit van Rem Koolhaas. We hebben samen ontzettend leuke stedenbouwkundige studies gedaan. Zo heeft hij ook het stedenbouwkundig plan voor de Binckhorst ontworpen. Als je Koolhaas vergelijkt met Berlage, die honderd jaar geleden ook stedenbouwer en architect in Den Haag was, dan ontwerpt Koolhaas vanuit de context en was Berlage een tekenaar van plattegronden. Berlage leverde een product dat aan de verwachtingen voldeed, terwijl OMA een zwaar beroep op je doet.”


bouwproject

seerd worden onder het station, kan het plein niet afgebouwd worden, blijft de rommel maar liggen, worden de oude luifels bij het station ook niet verwijderd, de hele vernieuwingsimpuls stopt dan. En juist aan de kant die voor de stad het meest zichtbaar is. Een gemankeerd gezicht van de stad vind ik onacceptabel.”

Crisis

Juist omdat projecten van dit formaat moeilijk te realiseren zijn in dit tijdsgewricht, heeft de gemeente gekeken naar de blokkades die er voor partijen liggen om aan de slag te gaan. Niet alleen voor het OMA-gebouw maar voor heel Den Haag. Net als andere steden dat

doen. “Het zou in deze tijden van crisis moeilijk worden als je de markt niet meer financiële ruimte geeft. We kunnen dat doen door bijvoorbeeld later te laten betalen voor de grond.” De gemeente zelf koopt eventueel een kwart van de kantoren maar alleen als achtervang. En is vrij om die te gebruiken of weer te verkopen.

“Nu of niet, het is heel simpel. Als we het nu doen, gaat het mee in de bouwstroom in het gebied die er toch al is. Anders moet de boel over een paar jaar weer overhoop gegooid worden. Bovendien moet je, als je wacht, straks weer alle procedures starten, ook voor een nieuw ontwerp. Dat brengt ook weer kosten met zich mee. Het plan dat er ligt is goed, het alternatief onaantrekkelijk.”

36

stedenbouw

architectuur

Ze noemen hem al de ‘M’ , ‘de kies’ of ‘de olifant’ vanwege de dikke poten. Hoe gaat ie eigenlijk heten? Norder: “Hagenaars moeten de naam nog verzinnen. Dat doen ze heel creatief, want zo gaat het altijd in Den Haag. Iedereen heeft het over de ‘Haagse tieten’ voor het onder­ komen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met ‘het ijspaleis’ bedoelen ze het gemeentehuis. Ik ben benieuwd.”


66 | Boeken

architectuurbeleid

53

38

48

xx monumenten

architectuur

60

stedenbouw

42

50 | Landgoed Soestdijk 53 | Longstay Zeeland, Noord-Brabant 57 | Nationaal Historisch Museum 60 | Rijksarchieven: Middelburg 64 | Paviljoen Volkenkunde

37

| Rechtbank Haarlem | Spencer Finch | Joop van Oosten (BAM) | Slangtafels voor de PI

stedenbouw monumenten architectuur architectuurbeleid kunst

38 42 44 48

kunst

andere smaken


restauratie & renovatie

Ook een rechtbank moet proefdraaien

38

monumenten

architectuur

andere smaken Tekst: frank van de poll Fotografie: maarten noordijk

Historisch complex Haarlem geschikt voor civiele zaken

p 38 onder: grote hal na binnenkomst met kunstwerken van finch rechts. boven rechts: stijlkamer annex rechtszaal p 39 links: de rechtbank bestaat uit twee complexen, links het voormalig Bisschoppelijk Museum en rechts het pand van Metzelaar uit de 19e eeuw. rechts: uit Engeland werd een speciaal behang aangevoerd.

Het oorspronkelijke gebouw van W. H. Metzelaar in Haarlem is tot in de puntjes gerestaureerd – een karwei dat langer duurde dan men had verwacht. Dat komt door de ingewikkelde logistiek en door de wens speciale producten in het interieur onder te brengen. Bovendien streefde de Rijksgebouwendienst naar een duurzame invulling van een monumentaal interieur. Maar nu is ‘Haarlem’ operationeel.

De verbouwing van het rechtbankcomplex aan de Haarlemse Jansstraat, locatie van de civiele tak van de Haarlemse rechtbank, loopt bijna ten einde maar rustig achterover leunen is er niet bij. Tot de opleverdatum, later in het voorjaar, vindt de meest cruciale fase van de renovatie plaats: het testen van alle installaties en apparatuur. Gaan de alarmbellen op tijd en op de juiste plek af? Functioneert de brandbeveiliging naar behoren? En misschien wel het belangrijkst: werken de scanstraten bij de balie, het kloppend hart van de rechtbank, optimaal? Het kleinste mankement kan grote gevolgen hebben. Een vormfout bijvoorbeeld, waardoor een zaak door de rechter


vloeroppervlak en dat leverde nogal wat hoofdbrekens op. Vooral op het constructieve vlak. Alle denkbare betonconstructies zijn in het complex toegepast, dus dat geeft wel aan hoe moeilijk het soms was om de juiste beslissingen te nemen. Bovendien waren er maar liefst vijf partijen bij betrokken: de sloper, de bouwer, de beveiligingsmensen, warmte-installateurs en een tuinarchitect. En die stromen moesten allemaal in goede banen zien te worden geleid. Op een aantal dingen na is dat tot nu toe goed gelukt.’ Zo moest in een eerder stadium een van de externe adviseurs vervangen worden omdat hij de wensen van de rechtbank

Buiten je schuld

Soit, vindt Schuchard. Zolang dit soort zaken buiten je schuld om gebeurt en je het goed aan de klant kunt uitleggen, moet je daar niet al te krampachtig mee omgaan. Sommige dingen heb je nu eenmaal niet in de hand. Neem nu de kwestie van dat behang. Dat had wel eerder geleverd kunnen worden maar de levertijd viel precies samen met de start van de bouwvak. De aannemer was bang voor schade als het behang zolang moest worden opgeslagen. Bovendien ging tot overmaat van ramp de leverancier ook nog eens failliet en moest voor een vervangend alternatief eerst uitgebreid overlegd worden met de kunst-

tevreden over de samenwerking met de gebruiker, die vanaf het begin tot nu toe altijd voorbeeldig is geweest. Maar Schuchard is bovenal trots omdat, ondanks alle tegenslagen, de kosten maar nauwelijks boven het investeringsbudget zijn uitgestegen. En dat mag best tot vrolijkheid stemmen, in tijden waarin het bijna gemeengoed is geworden om bouwkosten te laag in te schatten en uiteindelijk hoger uit te komen. Vooral als je beseft wat voor extra’s er tijdens het proces nog allemaal moesten worden gedaan. Zo leverde, na het strippen van alle overbodige toevoegingen, het voormalige Bisschoppelijk Museum zoveel interessante gegevens op, dat men besloot om

genomen van zijn voorgangster Patricia Zuidwijk, die nog wel op de achtergrond als vraagbaak figureert. ‘Dat is absoluut nodig, want je hebt in een tijdsbestek van een klein jaar niet zomaar alle ins en outs van deze renovatie in de vingers. Het is een zeer ingewikkelde opgave. Het gaat om elf duizend vierkante meter

negeerde en in zijn ontwerp geen rekening hield met de gestelde eisen. En is er enige vertraging opgelopen omdat het behang, speciaal gemaakt in Engeland voor het voormalige Bisschoppelijk Museum, een van de vier gebouwen die tezamen het rechtbankcomplex vormen, niet op tijd kan worden geleverd.

commissie van de rechtbank, met de nodige vertraging als gevolg. ‘De rechtbank gaat bij deze renovatie allereerst voor kwaliteit’, zegt Schuchard. ‘Als er af en toe beslissingen moesten worden genomen die de kwaliteit ten goede kwamen dan deed men niet al te moeilijk.’ Wat dat betreft is hij dan ook dik

een kostbaar bouwhistorisch onderzoek te doen. Kleur­onderzoek wees verder uit dat de oorspronkelijke kleurstelling toch net even anders was als verondersteld. Daarnaast veranderde de gebruiker af en toe nog wel eens wat aan het wensenpakket, vanwege allerlei veranderingen binnen de eigen organisatie. Het

39

als niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daarom volgen er na de oplevering ook nog eens drie maanden van proefdraaien om er zeker van te zijn dat alles werkt. Toch oogt projectleider Peter Schuchard van de Rijksgebouwendienst tamelijk ontspannen. ‘Als je bedenkt wat we al allemaal aan perikelen achter de rug hebben, dan word je niet meer zo snel zenuwachtig’, zegt hij in een van de vergaderruimtes op de vierde etage van de vestiging Haarlem van de Rijksgebouwendienst, die tegen het station is aangebouwd. Schuchard is de derde projectmanager op rij in twee jaar tijd en heeft de klus driekwart jaar geleden over-


restauratie & renovatie onderwerp architectuur monumenten was, zegt Schuchard, een klus die vooral financieel behendigheid vereiste om alle bijkomende kosten in het geraamde budget in te passen.

40

Warmte-koude opslag

En natuurlijk is de renovatie ook duurzaam. Vanzelfsprekend bijna. Want verzin tegenwoordig maar

eens een overheidsgebouw waarin niet hoog is ingezet op duurzaamheid. Lukt niet meer. In het geval van de Haarlemse rechtbank wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van warmte-koude opslag. ‘Het is eigenlijk een relatief simpel systeem’, legt Schuchard uit. ‘Vroeger werd hier op gas gestookt

maar vanaf nu wordt de temperatuur van het grondwater gebruikt om de gebouwen in de winter te verwarmen en in de zomer te koelen. Het grondwater wordt boven de grond verwarmd dan wel afgekoeld en vervolgens door de gebouwen rondgepompt. Dat is weliswaar een forse investering maar het levert ook een grote energiewinst op. Na vijf tot zeven jaar zijn de kosten volledig terugverdiend.’ Daarnaast zijn er bij de verbouwing zoveel mogelijk onderhoudsvrije materialen gebruikt. Zo ligt er bijvoorbeeld een slijtvaste kunstharsvloer. Andere materialen, zoals de tapijten, zijn uitgekozen op de te verwachte vervuiling. Schuchard: ‘Je kunt er op wachten dat er tijdens een vergadering een keer een kop koffie of thee omvalt dus in de rechtbank liggen straks geen tapijten maar tapijt­ tegels, die makkelijk verwijderd kunnen worden om schoon te maken of eventueel vervangen kunnen worden’. Flexibel gebruik van materialen, kortom, maar er is meer. Zo kan de

gebruiker voor het onderhoud straks gebruik maken van een Manual Of Good Housekeeping. Een handleiding waarin precies staat vermeld hoe het onderhoud dient te gebeuren, vooral bedoeld voor de kwetsbare materialen in de twee rijksmonumenten dat het complex omvat. Want naast het voormalige Bisschoppelijk Museum is er ook nog het Johezhuis, het voormalige 18de eeuwse woonhuis van de directeur van gelddrukkerij Johan Enschedé. En dat is echt nodig, beklemtoont Schuchard, want in de jaren ‘80 van de vorige eeuw zijn er wel eens wat dingen verkeerd gegaan. ‘De muren van het Johezhuis waren bewerkt met een pleisterlaag van zand en kalk en wit gemaakt met een witkalk. Dat werd op den duur natuurlijk smerig, maar wat deed men vervolgens? Daar werd latex over heen gesmeerd. Het nadeel van latex is echter dat het niet hecht dus wij konden er niet de noodzakelijke stucwerkreparaties op verrichten, maar moesten het oude pleisterwerk eerst helemaal verwijderen. Zonde van al het werk, want het was niet


Logische structuur

Tijdens een rondgang door het bijna voltooide rechtbankcomplex met architect Jan Bakers blijkt pas goed hoe het voormalige doolhof van gangen, trappen en ruimtes, waar zo’n beetje elke logische structuur aan ontbrak, is omgetoverd tot een heldere en efficiënt ingerichte binnenruimte. ‘In het ontwerp is er naar gestreefd het karakter van het totale complex te behouden, maar de overzichtelijkheid en de structuur te verbeteren en te optimaliseren’ legt Bakers uit. ‘Het opnieuw gebruiken van al aanwezige onderdelen, zoals de fraaie binnentuinen, de twee monumentale panden en de karakteristieke voorgevel van de oorspronkelijke rechtbank van W.C. Metzelaar, hebben gediend als uitgangspunt voor het ontwerp’. Allereerst is daarom de samenhang tussen exterieur en interieur weer in ere hersteld, door de zittingzalen de oorspronkelijke indeling van de vier gevels te laten volgen. Ook de entree met de voor Metzelaar zo typische, monumentale bordestrap, is weer in gebruik genomen, want voorheen kwamen de mensen via het souterrain naar binnen. Verder is dankzij een aantal ingrepen de interne routing van het complex verbeterd en zijn het Johezhuis en het Bisschoppelijk Museum beter in het totaalplan geïntegreerd. Bakers: ‘Die twee rijksmonumenten zijn allereerst ontdaan van alle ingrepen van de voorlaatste renovatie uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, zoals de verlichting en de installaties, en vervolgens weer in oude luister hersteld. We hebben de niveauverschillen handig opgelost door ze door middel van steektrappen weer te laten aansluiten op de gangenstructuur van het Metzelaargebouw. Verder hebben we de sfeer in de monumenten wat meer voelbaar willen maken door de trappen te

vernauwen. Er is slechts ruimte voor een persoon.’ Eenmaal voorbij de portiersbalie en de scanstraten komt men in het observatiegebied, de wachtruimte voor het publiek, die verdeeld is over het souterrain en de begane grond verdieping, en toegang geeft tot de elf zittingzalen. Drie daarvan bevinden zich in het Bisschoppelijk Museum. De zalen zijn opvallend neutraal ingericht. ‘Dat komt’, legt Bakers uit, ‘omdat in het civiele recht mediation een belangrijke rol speelt. Het is dus niet de bedoeling, zoals in het strafrecht meer gebruikelijk is, om ontzag in te boezemen, maar om beide partijen zoveel mogelijk op hun gemak te brengen. Het gaat er uiteindelijk om te proberen ze bij elkaar te brengen. En daar past een wat sobere en eenvoudige inrichting bij. Over dit soort gevoelige zaken hebben we heel goed nagedacht, want uiteindelijk is dat mede bepalend voor het optimaal functioneren van de rechtbank.’

p40: wachtruimtes en trappenhuis. p41 boven: gang in fel oranje. p41 onder: de kantine.

41

nodig geweest. Om dit soort ondeskundigheid in de toekomst te voorkomen kan de rechtbank straks gebruik maken van een onderhoudshandleiding op wetenschappelijke basis.’


kunst

Lichtwerken van Spencer Finch in Haarlemse rechtbank

architectuurbeleid

andere smaken Tekst: Xandra de Jongh Fotografie: maarten noordijk

42

Vrouwe Justitia superminimaal verbeeld Het blijven aardige verhalen. De anekdotische faux pas van een bezoeker die in een galerie een brandblusser staat te bewonderen. Tot het pijnlijke moment dat het meisje van de galerie hem vertelt dat het – eh, slik – geen kunstwerk is, maar een echte blusser. Het Duchampiaanse denken zit nu

eenmaal diep verankerd in het kijken naar moderne kunst. Een twaalf in een dozijn pissoir kan zo maar topkunst zijn. Een soortgelijk moment leverde een bezoek aan de rechtbank van Haarlem op. De Amerikaanse kunstenaar Spencer Finch heeft een vijftal

Hoe beeld je gerechtigheid uit? Voor de rechtbank in Haarlem kan het begrip niet abstract genoeg worden aangepakt. De Amerikaan Spencer Finch maakte vijf lichtwerken die gebaseerd op de weegschaal van Vrouwe Justitia simultaan een uitgebeende represen­ tatie geven van recht en onrecht.

lichtwerken voor het gerechtsgebouw gemaakt. Twee grote werken hangen in de twee rechtszalen aan een wand, twee kleinere werken bevinden zich elk op een gangmuur. In het exterieur van het gebouw komt een vijfde werk, verwerkt in het plafond van het met classicistische zuilen gestutte entreeportaal.

Tijdens het bezoek is de interne vernieuwbouw van het historische pand in de Jansstraat nog niet helemaal klaar, werklui doen de laatste klusjes. Beneden in de gang hangt in een inham een lichtarmatuur aan de muur. Een ‘gewoon’ ogende wandlamp. Maakt het onderdeel uit van het werk van Finch


of is het een functioneel bedoelde lichtarmatuur? Hans van den Ban, begeleidend kunstadviseur van het Atelier Rijksgebouwendienst, twijfelt even. Helemaal zeker weten doet hij het niet. Maar Van den Ban mag dat soort twijfel - “als zogeheten kunstkenner nota bene” - wel. Als een kunstwerk je op het verkeerde been zet, zichzelf niet overschreeuwt.

vanwege het vrij abstracte werk dat hij doorgaans maakt. Dat sloot aan bij de wens van de Haarlemse rechtbank voor een kunstwerk, dat zich in grote mate van abstractie zou verhouden tot het begrip gerechtigheid. Van de superminimale versie waar Finch vervolgens mee kwam was de kunstcommissie dan ook meer gecharmeerd.

Tl-buizen

Poëtische omhelzing

Zichzelf overschreeuwen doet het werk van Spencer Finch (1962) zeker niet. De lichtwerken in de Haarlemse rechtbank zijn zeer minimalistisch in hun verschijningsvorm. Horizontale en verticale lijnen van tl-buizen in verschillende kleurencombinaties. Elk werk bestaat uit een compositie van twee, horizontaal gepositioneerde tl-buizen. Naast elkaar, maar niet op dezelfde hoogte, de rechter horizontale lijn ligt steevast iets lager. Op de twee lijnen bevindt zich een opeenstapeling van (kortere) horizontale, en een enkele keer verticale geplaatste tl-buizen in verschillende kleuren. Finchs tl-buizen vormen een geabstraheerde versie van de weegschaal, het symbolische attribuut waarmee Vrouwe Justitia als personificatie van gerechtheid traditiegetrouw de beschuldigingen tegen de bewijzen afweegt. In de lichtwerken abstraheert Finch gerechtigheid tot een minimale voorstelling van een paar lijnen. De horizontale, witte lijnen zijn de weegschalen, de gekleurde buizen erboven vormen de inhoud ervan. Het materiaalgebruik is sober en eenvoudig. Kleur wordt verkregen door filters over de tl-buizen te schuiven. Less is more is het adagium in deze uitgebeende representatie van recht en onrecht. Het blijkt ook uit de summiere titel Untitled (Scales of Justice), het werk van de kunstenaar is doorgaans allesbehalve ongetiteld. (Finch noemt het zelf min of meer ironisch “a sort of strange title”.) Finch leek aanvankelijk ook meer voor more te gaan. Maar zijn eerste ontwerp was de kunstcommissie niet abstract genoeg. De keuze voor Spencer Finch was juist ingegeven

Lichtsculpturen maken een belangrijk deel uit van het oeuvre van Spencer Finch (1962). Voor de Amerikaanse kunstenaar, die vorig jaar te zien was op de Biënnale van Venetië, zijn licht en kleur het belangrijkste gereedschap in zijn werk. Voor Finch zijn het de graadmeters van een gegeven tijd, plaats en herinnering. Zo wordt in het biënnale-werk Moonlight letterlijk de couleur locale van Venetië gevangen door het aanbrengen van gekleurde filters op verschillende bestaande ramen in een tentoonstellingsruimte. Finch probeert door middel van objectieve wetenschappelijke methodes zijn subjectieve ervaring van licht en kleur op een specifieke plaats en tijd te repliceren. Het onderzoek naar licht, kleur, geheugen en waarneming vormt dan ook de basis van zijn werk. Voor de objectieve wijze van kijken hanteert Finch onder meer colorimeters (lichtmeters voor kleur en intensiteit), voor het eigen kijken en vervolgens weergeven zet hij zijn geheugen in. De combinatie van deze twee vervult zijn werk met een melancholie die Spencer Finch zelf omschrijft als “het onmogelijke verlangen jezelf te zien kijken.” Ook het werk Eos (Dawn, Troy) uit 2002 komt uit dit verlangen voor. Finch is geïntrigeerd door het idee te zien wat de Griekse held Achilles zag. Hij bezoekt de plaats van het oude Troje in Noordwest-Turkije en bedenkt dat het enige dat in drieduizend jaar op deze plek onveranderd moet zijn gebleven het aanwezige licht is. De kunstenaar neemt verschillende lichtmetingen tijdens dageraad, het tijdstip dat immers frequent figureert in de Ilias van Homerus. Eenmaal terug in New

York tovert Finch als een hedendaagse alchemist een enkel moment van het ochtendglorenlicht van Troje. Het is een gerecreëerde werkelijkheid die louter uit licht en kleur bestaat. What time is it on the Sun?

Het ‘in de koffer meenemen’ van een ervaring om deze vervolgens over te hevelen naar een andere plaats en tijd komt bij Finch frequent voor. Voor Sunlight in an empty room (Passing cloud for Emily Dickinson, 2004) peilde Finch het licht, inclusief overkomende wolken, op een zomermiddag in de tuin van Emily Dickinson’s huis in de Amerikaanse staat Massachusetts. Kunst en wetenschap vinden zich elkaar bij Finch niet zelden in een poëtische omhelzing. Zoals de tros ballonnen in de lucht, waarvan de blauwe kleur van de ballonnen (na zorgvuldige kleurmetingen) exact overeen komt met het blauw van de lucht op een bepaald tijdstip. Poëtisch alleen al is de (van de filosoof Ludwig Wittgenstein overgenomen) titel van het werk What time is it on the Sun? Zonder zonlicht zou de mens niets zien, maar naar de directe bron kijken lukt niet zonder verblind te raken. Het is voor Finch een metafoor voor de onvolkomenheid van alle representatie. Ondanks deze zekerheid rest ons niets anders dan te blijven kijken. En ons tegelijk bewust te zijn van de vele gradaties van onze perceptie en herinnering. Die gedachte sijpelt ook door in de lichtwerken die Finch maakte voor de Haarlemse rechtbank. Door in de verschillende werken te variëren in de positionering van de tl-buizen en kleurencombinaties, raakt Finch aan het gegeven dat in de rechtspraak zaken niet altijd met eenzelfde eenheid te meten zijn. En dat in sommige zaken gerechtigheid diffuser is dan in andere gevallen het ene onrecht laat zich makkelijker wegen dan het andere. Kijk naar het werk dat in het entreegebied op de begane grond hangt. Bovenop de lijn van de ‘linkerschaal’ staan zes verticale lichtbuizen in de kleuren rood en blauw. De rechter weeg-

schaal bevat zes horizontale tl-buizen, in dezelfde kleurencombinatie als bij de linker schaal. De verticale compositie versus de horizontale compositie geeft het verschil tussen de schalen duidelijk weer en benadrukt visueel bovendien dat de rechter weegschaal lager hangt; zwaarder weegt dan de linker. Beschuldiging en bewijs tekenen zich hier duidelijk af. Een stuk minder expliciet is de weegschaal in de rechtszaal verderop. In de louter horizontale compositie van tl-buizen zijn de twee ‘schalen’ nagenoeg gelijk aan elkaar. Het is een werk dat ter contemplatie dient van alle aan­wezigen in de rechtszaal. Van beschuldigde en aanklager tot rechter, ze houden zich gedurende een gegeven tijd en plaats bezig met dezelfde abstractie. Wat is gerechtigheid?


44

stedenbouw

monumenten

architectuur

architectuurbeleid

kunst

onderwerp

‘Met het woord prestigeproject moet je oppassen’

andere smaken


Nederland heeft weer een bouwminister nodig

interview

Joop van Oosten van BAM verweert zich tegen de crisis:

Wat merken jullie van de crisis? ‘Heel veel. Wie de cijfers van BAM volgt, ziet dat de crisis ons midscheeps heeft geraakt. Aan verliezen op vastgoed hebben we vorig jaar 266 miljoen euro moeten afschrijven, wat voor BAM enorm is, ook historisch gezien. We hebben in 2009 nog wel winst gemaakt.’ ‘In 1981 bij de vorige crisis was BAM een wezenlijk andere onderneming en zat de bouwsector anders in elkaar. Bedrijven waren kleinschaliger en werden nog harder geraakt dan nu omdat ze zoveel woningen op voorraad hadden. Dat is nu minder het geval. Al in 2008 waren er signalen over een haperende economie, maar iedereen dacht dat het voor de bouw wel zou meevallen. Dat het in het vastgoed zo hard omlaag zou gaan, hadden we niet gedacht. De stop van de woningverkoop, in feite een kopersstaking, was binnen een maand het geval. We dachten dat het tijdelijk zou zijn maar kennelijk werkt de menselijke geest zo. Veel projecten die we in uitvoering hadden, hebben we tegen lagere prijzen moeten verkopen.’

Wat voor soort projecten hebben jullie moeten cancellen? ‘Gecompliceerde, stedelijke projecten met een groot deel appartementen erin. In het najaar van 2008 merkten we dat die niet liepen en die vraag heeft zich in 2009 niet hersteld. Bij dergelijke projecten halen we de 70 procent van de voorverkoop niet die nodig is om met de bouw te beginnen. Het betreft vaak de luxueuzere plannen met appartementen in de hogere prijsklassen.’ Sommige architecten vragen zich of bepaalde eilanden van IJburg nog wel zullen doorgaan. ‘Ja, dat kun je je afvragen. Dat is een discussie van een jaar geleden over gebiedsontwikkeling met de vraag of je concessies moet doen aan de kwaliteit of juist niet. Ik geloof in de noodzaak van concessies. In de steden zie je altijd jaarringen. Waarom niet in dat soort gebieden? Alleen bestaat er wel een onderkant. Er zijn in de jaren tachtig huizen gebouwd waar we nu niet trots op zijn. Die zijn al gesloopt of staan op

de nominatie om gesloopt te worden. Je moet wel op een bepaald ambitieniveau blijven bouwen, maar als er geen markt is, vergeet het dan maar.’ ‘Het komt altijd goed, is mijn ervaring. Het duurt even, de uitweg is heel plat. Een bepaald aantal mensen wil wat kopen, vanwege een erfenis of een echtscheiding. De economie suddert voort. Maar zodra de zekerheid over het inkomen toeneemt, gaat men weer kopen. De verkoop in het eerste kwartaal van 2009 liep heel slecht, daarna werd het redelijk en kregen we hoop totdat de verkoop in het derde kwartaal weer terugviel. Het vierde kwartaal was al weer beter en de eerste acht weken van 2010 betekenen een verdubbeling ten opzichte van die periode in 2009. Het is nog altijd de helft van 2008, dat wel.’ Wat loopt altijd wel? ‘Projecten waar starters naar toe kunnen, mensen die geen bezit achterlaten dat ze moeten verkopen. Grondgebonden woningen op een prachtige plek verkopen ook.’

45

Joop van Oosten is sinds 2005 voorzitter van de Raad van Bestuur van BAM. Het bouwconcern heeft zijn projectontwikkelingsactiviteiten begin 2010 samengevoegd met die van AM. BAM Vastgoed is AM geworden omdat AM in die markt een sterker merk is. Voor BAM komt de crisis, net als voor andere vastgoedondernemingen, hard aan. Honderden arbeidsplaatsen zijn verloren gegaan, nieuwe projecten komen tot stilstand, zeker in gebieden waar krimp van de bevolking wordt verwacht. Van Oosten beziet de crisis, de samenwerking met de Rijksgebouwendienst, de toekomst van publiekprivate samenwerking en de betekenis van duurzaamheid.

architectuur

architectuurbeleid

Tekst: jaap huisman Fotografie: levien willemse


interview architectuurbeleid architectuur

46

Nu de Vinex-opgave grotendeels is afgerond, roepen experts, onder meer bij het Atelier Rijksbouwmeester, dat stedelijke verdichting nodig is. ‘Daar liggen kansen, maar onderschat niet de financiële voorwaarde om bouwrijpe situaties te creëren. Ik heb discussies gehad met architecten die zeiden goedkope plannen te kunnen ontwikkelen. Daarbij vergaten ze de grond- en saneringskosten. Ruimtelijk gezien kan ik me de opgave heel goed voorstellen, ben zelf ook een voorstander van het wonen in de steden, maar met een overheid die goed op zijn financiën moet letten, wordt dat lastig.’ Zouden dan meer wijken uit de jaren tachtig gesloopt en herontwikkeld moeten worden? ‘Misschien kan dat, maar dan wil ik daarvan wel de boekwaarde weten. De verwerving is moeilijk. Want er zijn veel appartementsgebouwen uitgepond aan individuele eigenaren, zodat die uit het bezit van de corporaties zijn verdwenen. Ga er maar aanstaan op die weer te verwerven.’ Was je daarom teleurgesteld dat het kabinet viel? Omdat er nog zoveel te doen is? ‘Ik ontmoette bij ADO Den Haag een bevriend politicus die tegen me zei: ‘Goed hè, Joop?’ Toen antwoordde ik: ‘Een grof schandaal is het’. We hadden even een woordenwisseling. Dat politici op een moment als dit geen verantwoordelijkheid voor het economisch herstel nemen, vind ik onbegrijpelijk.’ Had jij hoge verwachtingen van Van der Laan bij de prachtwijken? ‘Ik denk dat minister Van der Laan een heel inspirerende en goed bestuurder was. Hij moest doorgaan waar Vogelaar was gebleven. Het dossier is best lastig. We merkten al gauw dat er om financiële redenen ontwikkelingen werden tegengehouden. Het heeft lang geduurd voordat het kabinet begreep dat de bouwsector voor de economie als geheel cruciaal is. Eind 2008 mocht ik een bijeenkomst van Economische Zaken

bijwonen. De hele industrie was daar aanwezig. Er werd wel naar de maakindustrie geluisterd, zoals Corus, DSM en zo, die met een flinke vraaguitval te maken had, maar wat er met de bouw zou gebeuren, daarvoor leek geen interesse. Politici lijken het laatcyclische karakter van de bouw niet te begrijpen. We hebben lange doorlooptijden. Bij een besluit van vandaag is een architect over een half jaar bezig, en een jaar later kun je pas gaan bouwen.’ Maar jullie hebben toch de machtigste man van Nederland, Elco Brinkman, als lobbyist? ‘Van mij geen kwaad woord over Elco. Hij doet dat heel goed. Maar zelfs hij kreeg het niet voor het voetlicht.’ Hoe verklaar je dat? ‘Zolang er geen vijftigduizend bouwvakkers naar het Malieveld trekken, is het niet interessant voor een kabinet. Bovendien waren in 2008 nog volop bouwvakkers aan het werk. Iedereen was aan het timmeren, en niemand, behalve de sector zelf, zag de urgentie. Op een bepaald moment zagen we de orderboeken aflopen. De boodschap kwam niet over. Later wel, maar dan ben je al te laat. Bij architectenbureaus tekenen zich drama’s af. Architecten hebben soms hun pensioen in hun bureau gestopt, en krijgen nog onvoldoende werk. Als de pijplijn daar leeg is, hoeven bouwers niet lang te wachten tot zijzelf aan de beurt zijn.’ Op wat voor soort stimulerende maatregelen had je gehoopt? ‘Dat het kabinet niet te lang zou praten, maar beslissingen zouden nemen. De Belgische overheid heeft de BTW op bepaalde woningen onmiddellijk verlaagd, terwijl hier de overheid een praatcircus is begonnen. Moet de overdrachtsbelasting er af, of de BTW? Het leidt ertoe dat je op verjaardagen hoort dat het dom is om nu een huis aan te schaffen. Dat klimaat is fnuikend voor de sector. Er is, ook in de Kamer, niet naar ons geluisterd.’ ‘Ik denk dat het imago van de bouw

ons in de politiek nog steeds parten speelt, hoewel de bouwfraude mijlenver achter ons ligt. De directies van de Rijksgebouwendienst en Rijkswaterstaat hebben een geweldige rol gespeeld om de sector er bovenop te helpen. Maar dan komt de ellende met de vastgoedfraude. Een hoop mensen weten het verschil tussen bouw en vastgoed niet en zeggen: ‘Daar heb je ze weer!’ Iedereen heeft in zijn hoofd dat vastgoedontwikkelaars veel geld verdienen. Dus als het dan zakelijk tegenzit, is de reactie: ‘je red je maar’. De enige manier om dat beeld recht te trekken is je werk zo goed mogelijk te doen en de bouwsector goed neer te zetten.’

helaas maar een stukje van het Rijksmuseum.’

Hebben jullie baat bij een actieve rol van de Rijksgebouwendienst? ‘Na de bouwenquete is de Regieraad Bouw ingesteld om de vernieuwing in de gehele bouwketen aan te jagen en verbeteringen te borgen. Ik heb in de tweede Regieraad mogen zitten waar ik Peter Jägers van de Rijksgebouwendienst en Bert Keijts van Rijkswaterstaat tegenkwam. Ik denk dat de Rijksgebouwendienst het beste uit de sector heeft gehaald door een aantal projecten zo goed mogelijk in de markt te zetten. Ze is nu eenmaal de huisvester van het Rijk. Wat jammer is, is dat we de bouwminister zijn kwijtgeraakt. Vroeger stond VROM daar voor, nu is Economische Zaken het ministerie van de sector. Den Haag denkt zeker dat het volk inmiddels wel gehuisvest is. Klaar. Terwijl in de wederopbouwtijd en de jaren daarna de bouw werd gezien als motor van onze economie, met een minister die zich er speciaal voor inzette. Dat is voorbij. Mijn advies aan een nieuw kabinet zou zijn om een minister specifiek te belasten met de verantwoordelijkheid voor de sector.’

Was het spannend toen bestaande kolommen onder de onderdoorgang werden vervangen door poeren? ‘Dat weet ik niet. Ik ken de details onvoldoende. Ik ben er zelf nog niet geweest. Het is in deze functie onmogelijk al onze werken te bezoeken. Maar als je de foto’s ziet, is het spectaculair. Dat de hele aanbieding in kavels is opgeknipt, is voor ons toch een pijnlijke zaak. We hebben niet de kans gehad er samen uit te komen, wat met de Rijksgebouwendienst, denk ik, wel was gelukt. Het opknippen van het project is een slechtere oplossing, vind ik, die politiek gedreven is. Er komt uiteindelijk wel een goed gebouw uit, alleen vijf jaar te laat. Wij hadden het zeker in twee of drie jaar geklaard. Ik zou niet graag voorzitter van City Marketing Amsterdam willen zijn die moet uitleggen waarom alle grote musea in Amsterdam gesloten zijn. Maar ik heb er zo al meer dan genoeg over gezegd.’

Jullie werken veel met de Rijksgebouwendienst. ‘Andere bouwers natuurlijk ook. Wij doen JuBi (de nieuwe ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), Scheepvaart­ museum, de Sterrenwacht Leiden en

Kunnen jullie dat even goed, restaureren en nieuwbouw? ‘We moeten op alle facetten van de bouw goed zijn. Onze strategie is dat we alle aspecten van het vak willen beheersen, de timmerman op zijn plek, het ontwerpbureau en ik op mijn plaats.’ Hoe schat je van te voren zo’n ingewikkeld project als het Rijksmuseum in? ‘Dat is een project met een moeilijke voorgeschiedenis, dus ik vind het niet zo verstandig dat weer op te rakelen. We maken nu een deel van het werk, de fundering.’

Dat oudzeer begrijp ik. Toch ben ik benieuwd als buitenstaander hoe je zo’n omvangrijk complex overziet? ‘Nou, laat ik het Scheepvaartmuseum nemen, prachtig oud gebouw, prachtig gelegen in de stad. Van te voren denk je genoeg te weten. Kom je toch onverwachte problemen tegen. Dat zijn tegenvallers. Met nieuwbouw proberen we alles goed te plannen. JuBi bijvoorbeeld, is een machine. Zo uitgekiend. Je hebt een


goede architect, bekwame mensen van ons, van de Rijksgebouwendienst, en er is goed gesproken over de rolverdeling. We hebben het geluk gehad dat we lang hebben moeten onderhandelen over de prijs want het complex werd in de hoogconjunctuur in de markt gezet. Dat heeft ertoe geleid dat alles tot in detail, tot op de spijker is uitgewerkt, maar ook in 3D. En dat ook de Rijksgebouwendienst elke spijker kent. Wat toen een ongeluk was, is nu je geluk. Ik kom er niet vaak, maar als ik er ben, ben ik er trots op. Dat hebben ze slim bedacht, denk ik dan.’ Wat dan? ‘Hoe alles in systemen is uitgedacht,

gebouw er al stond, bestemmingsplan stond vast, randvoorwaarden lagen beter. Je had het stedenbouwkundig model moeten uitontwikkelen en zelfs het voorlopig ontwerp. Dat VROM wel in aanmerking komt voor pps, begrijp ik, omdat de bouwmassa vaststaat.’

in de vijf Europese landen waar we actief zijn. Niet dat we die allemaal gaan winnen, eenderde is ook al mooi. Het interessante ervan is dat ze zo verschillen, een parlementsgebouw in Brandenburg, een gevangenis in Zwitserland, infrastructuur in Ierland.’

Wat zijn in jouw ogen de voors en tegens van pps? ‘Je ontzorgt de klant voor een deel en je krijgt, denk ik, een beter gebouw. Je bent namelijk genoodzaakt een gebouw te ontwikkelen met optimale levensduurkosten. Omdat je tientallen jaren verantwoordelijk blijft, verdiepen we ons nog meer dan in

Vorig jaar heeft BAM de projectsont-wikkelingsbedrijven BAM Vastgoed en AM samengevoegd. Waarom was dat nodig? ‘Het is een fusie op niveau van werkmaatschappijen. Via een joint venture is AM in 2006 al bij BAM binnengekomen, met de afspraak dat als ING uit AM zou stappen, dat aandeel aan ons verkocht zou worden.

verwerking van het afval. We geven dit jaar voor de derde keer een duurzaamheidsverslag uit, waarin we bijvoorbeeld concreet aangeven hoe we met de CO2-uitstoot omgaan. Nee, het slaat niet door. Je merkt bij beleggers van instituten al dat ze uitsluitend panden aankopen die aan de hoogste duurzaamheidseisen voldoen. Zij verwachten dat het over vijf jaar een topic is als ze het weer moeten verkopen. Het merendeel van de bestaande voorraad wordt de grootste opgave voor duurzaamheid. Het ministerie van VROM kan alleen op niveau worden gebracht als je het helemaal kaal maakt. Een opdrachtgever als het Rijk komt daar wel uit, bij een particuliere opdrachtgever ligt het anders. Als die het geld er niet voor over heeft, zal die toch sneller sloop overwegen.’

Politiek begrijpt laatcyclische karakter van de bouw niet

Over JuBi is wel gezegd dat als het eerder was begonnen dat het dan een ideaal pps-project zou zijn geweest. ‘Ik vraag me dat af. Dan had je een model moeten kiezen waar de architect en opdrachtgever nog niet zo ver waren geweest. Bovendien is het een uitermate gevoelige plek met veel partijen waaronder de gemeente die zijn eisen stelt. Het verschil met Financiën is dat dat

Hoort dat wel bij jullie taak? ‘Nou, koken moet je niet doen. Maar als je kijkt hoe we gegroeid zijn als bedrijf....We zijn allang geen capaciteitsaanbieder meer of een pure aannemer. Voor het Verenigd Koninkrijk hebben we een facility management-bedrijf opgericht, dat ook bijdraagt aan de winst. Op dit moment zijn we voor vier miljard aanbiedingen aan het voorbereiden

BAM Vastgoed en AM vulden elkaar goed aan. Bij AM lag het accent op huisvesting en gebiedsontwikkeling met een mooie grondbank, BAM was van oudsher wat minder flitsend. Wij verkochten huizen, AM de lifestyle, dat is het verschil. De bedrijven hebben elk ook een ander type mensen. We hebben altijd geloofd in twee werkmaatschappijen, met twee vlaggen en merken, maar dat laat de huidige markt niet toe. Toen die slecht bleef, besloten we naar een fusie toe te werken. We vroegen ons af welk merk het sterkst was, en dat is AM.’ Wie stelt dat vast? ‘In de vastgoedmarkt vonden we dat AM een sterker merk was. We hebben toen die keus gemaakt. Nu moeten we doorzwemmen.’ Tenslotte het thema van deze tijd, duurzaamheid. Slaat dat door? ‘Nee, zeker niet. Het gaat om simpele dingen, zoals de bouwmaterialen die je gebruikt, het inrichten van de bouwplaats en de

47

Geldt dit voor jullie als prestigeproject? ‘Met dat woord moet je oppassen. We hebben hier in huis een wet die geldt: ‘hoe mooier de foto, hoe slechter het werk’. Ik heb wel eens architectuurjaarboeken aan de mannen uitgereikt met de mededeling ‘ik ben trots op jullie, we staan er dit jaar niet in’. Er zijn wel projecten waar we trots op zijn en veel kennis in kwijt hebben gekund.’

traditionale contractvormen in de projecten die we aanbieden. We proberen de risico’s van het bouwproces in de hand te houden. Je leert anders na te denken over wat je aanbiedt en wat je aan de klant vraagt. Dat betekent niet alleen ontwikkelen en realiseren maar ook exploiteren. Voor de opdrachtgever zit er een voordeel aan omdat je er financieel zo lang bij betrokken bent. Ik zie prachtige voorbeelden, het ministerie van Financiën maar ook de scholen in het Verenigd Koninkrijk die we exploiteren. Daar leveren we de maaltijden en kopen violen voor het muziekonderwijs.’

de gevel, de ruw- en afbouw, en hoe er over kranen en hijsinstallaties is nagedacht. Prachtig om te horen. En dan bouw je ook nog op een prominente plek.’


design

andere smaken Tekst: liesbeth fit Fotografie: maarten noordijk

48

Voormalig staatssecretaris Albayrak heeft de Tweede Kamer beloofd strengere maatregelen te nemen om de invoer van drugs in gevangenissen tegen te gaan. De plaatsing van zogenaamde Engelse slangtafels in de bezoekersruimten draagt daar stevig aan bij. Architect Remco Bruggink ontwierp de tafels voor het gehele gevangenis足 wezen in Nederland.

Slangtafel moet drugs uit gevangenis bannen


Het idee van de slangtafel is eenvoudig maar geniaal. Een langwerpige tafel die zich als een slang door de ruimte kronkelt en daarbij bezoekers en gedetineerden van elkaar scheidt. De tafel heeft geen poten en is vanaf het blad tot aan de vloer gesloten. Door het toepassen van bochten ontstaat er voldoende oppervlakte voor een van te voren bepaald aantal mensen. De slang begint meestal ergens tussen twee deuren, waar bezoekers en gedetineerden los van elkaar door naar binnen komen, en baant zich vervolgens een weg naar het andere einde van de bezoekerszaal. Het oorspronkelijke idee voor de tafel stamt uit Engeland, waar de tafels al enige tijd in gebruik zijn. Vandaar dat Justitie er de naam Engelse slangtafel aan gaf. Remco Bruggink, architect van de P.I. in Alpen aan de Rijn, ontwierp ook een slangtafel voor de bezoekerszaal aldaar. Omdat die goed beviel, vroeg Justitie hem om de tafels voor het landelijke project te verzorgen. Bruggink: ‘Het is een project voor het hele gevangeniswezen, dus alle gevangenissen en huizen van bewaring krijgen er een. Een stuk of tien hebben er zelf in de afgelopen jaren een gemaakt, waarvan sommige bevallen en andere niet. Bij de dienst huisvesting van Justitie was dat een doorn in het oog omdat er geen eenheid in zat. Dus hebben ze mij gevraagd om voor dit project één ontwerp te maken. De eerste is net in gebruik genomen in Lelystad. De rest wordt dit jaar nog geplaatst.’ Het doel van de tafels is tweeledig: het scheiden van de stroom bezoekers en gedetineerden, vooral om de invoer van drugs tegen te gaan. Op het moment is dat nog steeds een groot probleem in de Nederlandse gevangenissen. Daar zijn de tafeltjes over het algemeen

los in de ruimte geplaatst, zoals in de aula van een ziekenhuis. Aan iedere tafel is plaats voor een gedetineerde met één tot maximaal drie bezoekers. ‘Dat is best chaotisch’, aldus Bruggink. ‘Er is wel toezicht, maar toch is het er rumoerig en druk en kan het heel vol zijn, dus daar zijn mogelijkheden om drugs te overhandigen. Het onder de tafel doorgeven is een van de manieren en een andere is bijvoorbeeld via de koffie. De bezoeker laat de drugs die hij achter zijn kiezen heeft in zijn koffie vallen. Dat kopje wordt dan vervolgens verwisseld met die van de gedetineerde die de drugs daarna in zijn mond neemt. Beide methoden zijn met de slangtafel ondervangen. Bezoeker en gedetineerde zijn fysiek van elkaar gescheiden door de tafel. En door de plaatsing van een schot boven op de tafel, moet je je handen echt een stuk optillen om iets te doen. Dat valt de bewakers snel op. Een ander voordeel is dat er soms wel eens ontvluchtingen uit bezoekerszalen voorkomen. Als er veel mensen zitten is persoonsverwisseling mogelijk. Dat kan nu niet meer omdat je over de tafel heen zou moeten klauteren.’ Plattegronden

Om tot een juiste vorm voor de tafels te komen deed de architect eerst vooronderzoek bij vijf inrichtingen. Hij tekende bij wijze van test plattegronden. Per gevangenis mag slechts een bepaald aantal mensen op bezoek komen of bezoek ontvangen. Dat heeft meestal niet zozeer met de capaciteit van de zaal als wel met andere organisatorische belangen te maken. Met dat getal moest Bruggink dus werken. Voor efficiënte ruimteverdelingen keek hij in eerste instantie naar cafés en restaurants. ‘Daar hebben ze bedacht hoe ze veel

mensen in een relatief kleine ruimte kunnen krijgen. Veel compacter dan een opstelling met vier mensen om een tafel heen krijg je het niet.’ Al experimenterend met die gegevens kwam hij tot zijn ontwerp. Een doorlopende slangtafel met daaraan, op vaste afstand van elkaar, steeds een uitstulping waaraan vier mensen kunnen zitten, zoals bij een klein cafétafeltje. Per bezoekersruimte kan gevarieerd worden met de lengte en de hoeveelheid bochten omdat de tafel wordt opgebouwd uit losse modules. Toch bleef het nog spannend of alle bezoekers wel in de ruimte zouden passen. ‘Je denkt, dezelfde hoeveelheid mensen weer in die zaal, dat moet toch altijd kunnen’, legt Bruggink uit. ‘Maar de verkeersruimte neemt ook plaats in. In de huidige bezoekerszalen bestaan dubbel gebruikte looppaden. Bezoek en gedetineerde verlaten de ruimte weliswaar na elkaar maar maken wel gebruik van dezelfde routes. Met de slangtafels wordt de hoeveelheid verkeersruimte vergroot. Uit de test is gebleken dat dat gaat. Soms zijn er iets kleinere tafeltjes tussen gestopt om de capaciteit te verminderen. Daar kunnen dan minder mensen aan plaatsnemen, en toch zit het zelden helemaal vol.’ Compact

Naast een efficiënte tafel heeft Bruggink ook geprobeerd er een aantrekkelijke tafel van te maken. Dat was ook de vraag. Bezoek ontvangen is toch een van de bijzondere momenten in een penitentiaire inrichting. Het is het moment dat een gedetineerde contact heeft met de buitenwereld. ‘Dat mag er dan ook goed uitzien’, vindt Bruggink. ‘Ik wilde een zo vriendelijk en compact mogelijke

tafel maken waar je met zijn vieren aan kan zitten; alsof je aan een soort bar zit. Mensen hebben behoefte aan privacy. De slangtafel moet je zien als iets wat zich tussen de benen van het bezoek en de gedetineerde doorslingert. Waar in Alphen aan de Rijn de tafel heel rechttoe rechtaan is en de mensen relatief ver uit elkaar zitten, is de nieuwe versie gecomprimeerd. Daarmee wordt het leuker. De tafel is vormspecifieker en meer golvend, aantrekkelijker en vrolijker.’ Die vrolijkheid ontleent de tafel ook aan de felle kleur die hij meekrijgt. Bruggink maakte daarvoor een inventarisatie van de kleuren die al gebruikt werden in de bezoekersruimten. Dat waren er niet veel; soms zat er wat kleur in de vloer of in enkele details van de ruimte. Zo kwam hij tot een spectrum van zes kleuren waar hij bij aan kon sluiten. Om de kleuren wat sprekender te maken koos hij voor een meer verzadigde, zwaardere uitvoering. De kleur slingert zich nu als een uitbundige baan door de ruimte. De tafel leverde niet alleen Bruggink werk op. Voor de uitvoering ervan werkte hij samen met de P.I. Noord-Holland Noord. Onder leiding van Jan Hoffs, projectleider van ‘Project Werkt’, de arbeidsorganisatie nieuwe stijl van de Dienst Justitiële Inrichtingen, werken gedetineerden op twee locaties, Zwaag en Zuijderbos aan de tafels. ‘Wat ze daar doen is de tafels assembleren, in elkaar zetten dus’, vertelt Bruggink. ‘In Alphen was de tafel ambachtelijk en op maat gemaakt. Deze nieuwe tafels bestaan uit in België gemaakte halffabrikaten. Omdat gekozen is voor een modulair systeem en het een grote productie is kun je daar mallen voor laten maken. In Zwaag worden alle montage onderdelen gefabriceerd en in Zuijderbos worden de halffabrikaten tot modules in elkaar gezet. Het is een tafel van gedetineerden voor gedetineerden, zeg ik altijd maar.’

49

Speciaal ontwerp geleidelijk ingevoerd in penintentaire inrichtingen


landscahp

andere smaken

Tekst: anne versloot Fotografie: phb

architectuurbeleid

p 50 Gravures van het oorspronkelijke landgoed p 51 Een schema van de zichtlijnen en looproutes

50

monumenten

Oranjes kochten telkens een stuk gebied bij

Park Soestdijk was en is een collage van landschappen Landschapsarchitect Peter Verhoeff deed onderzoek naar het karakter van het landgoed Soestdijk waar met name in de 18e en 19e eeuw veel aan veranderd is. De befaamde tuinarchitect Zocher maakte er tijdens Anna Paulowna een landschapstuin met vijverpartijen, slingerlanen en kassen. Die lanen bleken in de loop der tijd overwoekerd. De studie was nodig ter inspiratie van het herbestemmingsplan.

Nee, hij was nooit eerder in de tuinen, parken en bossen rondom Paleis Soestdijk geweest. Zo biecht landschapsarchitect Peter Verhoeff (42) van Stichting Particuliere Historische Buitenplaatsen (PHB) uit Heerde eerlijk op. Hij kende het paleis alleen van vroeger, van de televisie. Uit de tijd van de defilés op Koninginnedag, met koningin Juliana en prins Bernhard en de rest van de koninklijke familie. ‘Een groot wit gebouw,’ herinnert Verhoeff zich uit zijn kinderjaren, ‘met een bordes vol bloemen en zwaaiende prinsjes.’ Toen hij vorig jaar de opdracht kreeg om het landgoed van Soestdijk te bestuderen in het kader van de nieuwe bestemming van het paleis (een project van de Rijksgebouwendienst dat na de dood van prins Bernhard in 2004 begon) ging hij er onmiddellijk een kijkje nemen. Verhoeff: ‘Die eerste keer was ik net een toerist. Alles was nieuw voor me. Nooit geweten dat er in de tuinen achter het paleis ook een ijskelder was en zulke mooie prieeltjes.’ Een beetje onder de indruk was hij ook


andere stukken bos kwam hij op historische kaarten nog duidelijk doorgaande lanen tegen. Daarvan zijn sommige stukken inmiddels helemaal dichtgegroeid. Ook zag Verhoeff een hertenkamp verschijnen, verdwijnen en weer in ere hersteld worden. Er verrijzen tennisbanen en een zwembad. Dan wijst hij nog even op een gebouwtje in het Paleispark. ‘Na de opening van het treinstation in Baarn – mét koninklijke wachtkamer – ontstond in Nederland aan het eind van de negentiende-eeuw de traditie van het paleisbezoek. Mensen wandelden via het Baarnse Bos naar Soestdijk, waar achter in het Paleispark een uitspanning was die gerund werd door het hofpersoneel.’ Later sloten Juliana en Bernhard de tuin weer grotendeels.

wel. ‘Het is toch hét paleis van Nederland. Een echte koninklijke buitenplaats.’ Al snel volgden meer bezoeken en keek hij louter met professionele ogen naar het landgoed. Ook begon hij met inlezen. Zo stortte hij zich op kersverse bouw- en cultuurhistorische rapporten, nieuw archeologisch onderzoek en verdiepte hij zich in de laatste gegevens met betrekking tot flora en fauna. Een hele kluif had hij aan al die door het programmateam Paleis Soestdijk uitgezette deelstudies, geeft hij toe. Vervolgens ging hij gericht aan de slag. Allereerst bracht Verhoeff samen met zijn collega’s van Stichting PHB de geschiedenis van de tuinen, de parken en de bossen in kaart. In samenhang met het paleis. Het hele ensemble dus. Daarna zoomde hij in op de verschillende cultuurhistorische elementen in dit groene gebied en vroeg hij zich af welke het meest bepalend zijn voor de identiteit van Paleis Soestdijk. Dit alles met de bedoeling om de hoofdlijnen, de tradities van het complex te

doorgronden. En belangrijker nog: ter inspiratie van het herbestemmingsplan. Want dat plan mag nooit beknot worden door allerhande weetjes en heiligverklarinkjes waar ik op ben gestuit, zegt Verhoeff. ‘Zo’n diepteonderzoek moet juist iedereen op mooie ideeën brengen.’ Paardenbos

In het gebied rondom Paleis Soestdijk viel het de landschapsarchitecten van PHB op dat elk deel een eigen gezicht heeft. Het ene is meer bosachtig, het ander aangelegd als park. Dat bepaalde de uiteindelijke indeling in vijf regio’s. Het Paleispark, rondom het paleisgebouw zelf, het ernaast gelegen Paardenbos en Roosterbos, dan het Baarnse Bos aan de overkant van de Amsterdamsestraatweg en de smalle weidestrook vlak bij Soest die bekend staat als Praamgracht. Bij elkaar is het gebied maar liefst 460 hectare groot. Verhoeff: ‘De grondpolitiek van de Oranjes speelde bij deze indeling een

belangrijke rol.’ Het Paleispark met de oudste kern van het paleis is door stadhouder Willem III in 1674 gekocht van de Amsterdamse burgemeester De Graeff – om het als jachtslot te gebruiken. Daarna kwam er langzaamaan gebiedsuitbreiding. Het Baarnse Bos kochten de Oranjes in 1776 van een naburige familie, het Paardenbos was daarna aan de beurt en als laatste werd de Praamgracht toegevoegd. Door de tijd heen is elk terrein met opzet verschillend gehouden. Het is nooit tot een eenheid gesmeed. Per deel deed Verhoeff ook onderzoek naar de ontwikkeling door de jaren heen. Dat deed hij aan de hand van oude plattegronden, tekeningen, contracten en (lucht)foto’s. Daarop kwam hij aardig wat veranderingen tegen. Het Baarnse Bos is echt een achttiende-eeuws parkbos, zegt hij. Heel geometrisch, met hoofdassen, een sterrenbos en dwarslanen. Maar toen het in handen kwam van de Oranjes zijn er juist zwierige slingerlanen bijgekomen. Weer in

Lange tijd deed trouwens het gerucht de ronde, gaat hij verder, dat ten tijde van koningin Juliana geen boom gekapt mocht worden rondom het paleis. Maar dat verhaal ligt genuanceerder. Hij pakt er een paar sepiakleurige prenten bij om zijn verhaal te illustreren. ‘Op deze oude foto’s uit 1865 zie je dat er aan de achterkant nog jonge aanplant staat. Zo had iedereen vanuit het corps de logis, het centrale deel van het paleis, een mooi uitzicht op de vijver. Aan de voorzijde hebben de grote bomen een duidelijke coulissewerking. De Soester en Baarnse vleugels waren vanaf de Amsterdamsestraatweg niet zichtbaar.’ Verhoeff laat vervolgens op een foto uit 1964 zien dat er flink gesnoeid en geschoren is. Ook zijn er bomen omgehakt. ‘Juliana wilde zo het uitzicht op de vijver behouden en rondom het huis licht en ruimte creëren. Iets wat meer mensen in die tijd op hun buitenplaatsen deden.’ Onze voormalige koningin ging dus gewoon met haar tijd mee. Uiteindelijk onderscheidt Verhoeff tien tijdslagen op Paleis Soestdijk. Van de vroegste geschiedenis tot de eenentwintigste eeuw. In elke periode vindt wel een belangrijke

51

Gekapte bomen


landscahp aanpassing plaats. Een hofstede die jachtslot wordt, de aanleg van een park in Hollands-classicisische stijl tijdens stadhouder Willem III, nieuw elan onder koning Willem II, de bloemrijke tuinen tijdens koningin Emma en een duidelijke versobering van Soestdijk onder Juliana en Bernhard. De meest bepalende periode vindt hij de eerste helft van de negentiende eeuw, toen het landgoed als nationaal geschenk is overhandigd aan Willem II en zijn Russische echtgenote Anna Paulowna. Toen is het paleis prachtig gerenoveerd en uitgebreid, zegt de landschapsarchitect. Het is ook het moment dat de Baarnse en Soester vleugels en de statige parkaanleg in landschapsstijl zijn toegevoegd.

52

monumenten

Zocher

Het Paleispark is destijds ook onder handen genomen. Het werk van de befaamde Nederlandse tuinarchitecten Zocher senior en junior. Zij maakten er een fraaie landschapstuin van. Met een grote waterpartij, een flink hertenkamp, een oranjerie en een stelsel van wandel- en rijlanen die door het gebied heen waaieren. Het wordt dan echt een familiehuis, zegt Verhoeff. Als Anna weduwe wordt, gaat ze verder met het verfraaiien van Soestdijk. Er komen nieuwe prieeltjes en tuinen, en een van de jachtpaviljoens wordt verbouwd tot kapel. Het tuindeel

Anna Amaliaoord met twee glazen kassen wordt gebouwd – eentje daarvan zal later sneuvelen door een omgevallen boom – en het aantal slingerlanen in het Zocherpark wordt bijna verdubbeld. ‘Het is alleen zo jammer,’ zegt Verhoeff, ‘dat de oorspronkelijke tekeningen van de Zochers niet bewaard zijn gebleven. Veel van het ontwerp heb ik zelf bij elkaar moeten deduceren. Ik voelde me soms net Olie B. Bommel. Het lijkt er op dat de bochtige lanen van Zocher helemaal hadden moeten doorlopen tot in het gebied van de Praamgracht. Maar dat is nooit uitgevoerd.’ Hij trekt op een gekopieerde plattegrond de wegen door naar dat terrein. En inderdaad, er ontstaat plotseling een harmonieus geheel van lanen die mooi bij elkaar komen en min of meer cirkels vormen. Doordat niet bekend is wat tot de oudste Zocher-aanleg behoort, blijft het gissen naar zijn precieze bedoelingen. Maar Verhoeff vermoedt dat de tuinontwerper via de Russische Anna Paulowna geïnspireerd is geraakt door het buitenpaleis Pavlovsk, even buiten Sint-Petersburg. Een landgoed dat een beetje in dezelfde stijl aangelegd. Ook het grootschalige Paleispark van Soestdijk is onNederlands van opzet. Zo wilde Anna Paulowna de Russische hofcultuur laten landen in Nederland. Verhoeff: ‘Dat laat in elk geval zien

dat de Oranjes meedoen met de andere koninklijke families uit die tijd. Al kun je Paleis Soestdijk wat omvang betreft niet vergelijken met Versailles of Buckingham Palace. Maar Nederland krijgt zeker allure.’ Ijskelder

Door zijn onderzoek naar de (historische) ontwikkelingen van de tuinen, parken en bossen van Paleis Soestdijk kwam Verhoeff in een ‘rollercoaster van ontdekkingen’ terecht. Zoveel nieuwe details, verrassende vondsten en opvallende ontwerpaanpassingen kwam hij tegen tijdens zijn speurtocht. Die zullen vast meer dan genoeg inspiratie geven en bijdragen aan de nieuwe plannen voor de toekomst van Soestdijk. Daarvan is Verhoeff overtuigd. De mooiste openbaring voor hemzelf, als landschapsarchitect, was toen hij op de ijskelder bij de vijver klom. Om een prieeltje eens nader te inspecteren. Toen hij vanaf dat punt plotseling om zich heen keek, kon hij zijn ogen bijna niet geloven. ‘Dat had ik nooit verwacht. Over het hele Paleispark kon ik kijken,’ zegt hij. ‘Van het hertenkamp naar het paleis, en zo de andere kant op richting een boerderijtje en “het Zwitserse landschap”. Wat een panoramisch uitzicht! Zochers ontwerp bleek groter dan de vijverpartij alleen.’ Ook viel het hem bij zijn bezoeken

aan Soestdijk op dat de schaal huiselijker was dan hij had verwacht. ‘Een echt familiehuis is het,’ zegt de landschapsarchitect. ‘Waar de lanen en tuintjes en stukken park de namen van de koninklijke familie dragen. Het Emma-park, het Anna Amalia-oord, de Alexanderlaan en het Annabos. Er staat ook nog een monument in de tuin bij de oranjerie dat door het hofpersoneel aan koningin-regentes Emma geschonken is. Van die dingen.’ Als hij door het groen van Soestdijk wandelde, liep hij vaak ook even naar het voorplein van het paleis. Daar bleef dan even stil staan en keek langzaam om zich heen. Verhoeff: ‘Hier was nou dat beroemde defilé, dacht ik dan. Zoiets is en blijft toch een magisch moment.’

links: vista’s vanuit het park op het paleis. rechts: impressie van hoe Soestdijk begin 1800 was (rechts).


De structuur van het dorp van Asterix en Obelix vormde een inspiratiebron bij de nieuwbouw van een tbs-instelling door de Rijksgebouwendienst. ‘Binnen de omheining kunnen mensen in een veilige en begeleide context in relatieve vrijheid leven.’

long-stay instelling

andere smaken

Tbs-kliniek Zeeland: vrijheid binnen soms onzichtbare grenzen

Iets tussen bejaardentehuis en studentenflat in De tbs-kliniek Zeeland ligt in een golvende tuin van Caspar Slijpen

Aan het begin van de gang klinkt luid gekwetter. Een paar meter verderop is, door een wijd open celdeur, een grote kooi vol vogels te zien die op een paar op de vloer uitgespreide oude kranten staat. Twee deuren verderop staan twee elektrische gitaren in standaards en geeft de bewoner net de plantjes in z’n kamer water. De sfeer hier doet aan als een bijzondere mix: iets tussen een bejaardenhuis en een studentenflat in. Het is geen van beiden. We bevinden ons op een woonunit van een tbs kliniek in de Brabantse gemeente Zeeland. Een zogenaamde longstay-instelling, een vorm van tbs waarin moeilijk behandelbare

53

Tekst: Anka van Voorthuijsen Fotografie: joep jacobs


long-stay instelling

boven: de gangen in de kliniek zijn ruim. onder: de strenge buitenkant wordt gecompenseerd door een humaan interieur p 56 Balkons zijn afgeschermd met tralies.

54

architectuur

patiënten niet meer actief op terugkeer naar de maatschappij worden voorbereid. Psychiatrische behandeling noch medicatie hebben totnogtoe het gewenste effect gehad. Om de maatschappij tegen hen te beschermen zullen ze hier waarschijnlijk de rest van hun leven gedwongen verblijven. Hoe valt dat gegeven te rijmen met het scheppen van een menselijke leefomgeving? Dat was de opgave waarvoor het ontwerpteam van de Rijksgebouwendienst zich geplaatst zag, zegt projectarchitect Fokke van Dijk, die onder leiding van architect Jules van Vark aan deze opgave werkte. De nieuwe tbs-kliniek bevindt zich op het terrein van de voormalige jeugdinrichting De Corridor in het Noord-Brabantse dorp Zeeland. Buiten de bebouwde kom, omringd door bossen.

op de samenleving die beschermd moet worden tegen deze mensen. Dus vooral op de veiligheid van het gebouw en de onmogelijkheid om te ontsnappen. Vanuit de samenleving gezien draait het hier natuurlijk nadrukkelijk wél om een ‘gevangenis’. Twee uitgangspunten die met elkaar lijken te conflicteren, maar

Forensische psychiatrie

De medewerkers van de Pompestichting, een particuliere instelling voor forensische psychiatrie en verantwoordelijk voor de begeleiding van tbs-patiënten, waren op zoek naar een nieuw woongebouw voor 88 tbs’ers. Het ontwerpteam ging uitgebreid in gesprek met zowel gebruiker (Pompestichting) als opdrachtgever (Ministerie van Justitie). De medewerkers van de Pompestichting benadrukten daarbij vooral het belang van een menselijke leefomgeving voor deze mannen, die waarschijnlijk nooit meer buiten deze paar hectares zullen wonen, omschrijft architect Fokke van Dijk. ‘De Pompestichting beschouwt een longstay-afdeling als een inrichting waar mensen beschermd wonen, en niet als een ‘gevangene’ worden behandeld.’ In het programma van Justitie ligt de focus nadrukkelijker

waar de ontwerpers een bijzondere draai aan hebben weten te geven. Fokke van Dijk: ‘Binnen de context van veiligheid wilden we zoveel mogelijk ruimte scheppen.’ Kunstenaarscollectief

Het deel van de paviljoens, dat kon blijven staan, werd gerenoveerd. Er bevinden zich nu ondermeer werkplaatsen en kantoren. Sommige oudbouw werd gedeeltelijk gesloopt: kunstenaarscollectief Het Observatorium gebruikt die restanten als startpunt voor een nieuw omgevingskunstwerk waar aan samen met een aantal bewoners wordt gesloopt, getimmerd en gebouwd. Hoe vind je een balans in de


Fitnessruimte

Bijna alle voorzieningen voor de bewoners bevinden zich dus binnen de hekken: een fitnessruimte, sportvelden, een kerkgebouw, een moestuin en een houtwerkplaats en zelfs een glas-in-loodatelier, waarvan het vakmanschap vermaard is in de omgeving. Particulieren en kerken weten waar ze terecht kunnen met opdrachten op dat gebied. Ook de houtwerkplaats heeft afnemers in de buitenwereld: het tuinmeubilair van trendy steigerhout vindt gretig aftrek. De nieuwbouw staat op het voormalige sportveld. Een carrévormig gebouw van twee verdiepingen dat een binnentuin heen omsluit.

Het woongebouw biedt plaats aan 88 bewoners, verdeeld over de vier vleugels. Er zijn 86 zit-slaapkamers (17 vierkante meter per unit) en twee wooneenheden voor mindervalide patiënten. Dat moeten er in de toekomst wellicht meer worden gezien de oplopende leeftijd van de bewoners. Aan twee kanten van het strenge vierkant steken ‘oortjes’ uit: daar bevinden zich een isoleerruimte, een logeerkamer en kantoorruimte. Balkons

Vanaf de buitenkant maakt de nieuwbouw van afstand een wat strenge indruk door het stramien van grijze betonnen vakken: het doet door kleur en materialisering enigszins denken aan de architectuur van architect-kloosterling Dom Hans van der Laan. Eenmaal dichterbij ontstaat een ander beeld. Dan krijgt het gebouw een meer open karakter. Er blijkt veel hout in de buitengevel verwerkt te zijn, in dit geval duurzaam gekookt grenen, en de gevel maakt een relatief open

indruk. Het meest opvallende zijn de balkons. Elke woonunit beschikt over een eigen buitenruimte van een paar vierkante meter. Uiteraard van beneden tot boven van tralies voorzien, maar door de doordachte vormgeving van dat ijzerwerk oogt het eerder decoratief dan agressief. Door het traliewerk, dat natuurlijk uitbraakpreventief is, werd het mogelijk om de wand daarachter zachter en opener te maken: met relatief veel glas en hout. De balkons zijn een fantastische vondst van de architecten in hun wens om leefbaarheid te garanderen. Het geeft de bewoners de mogelijkheid om naar keuze een deur naar ‘de buitenwereld’ open te zetten in hun cel. Maar ook om hun eigen privé-buitenruimte in te richten. De aanwezigheid van tuinsetjes, (kunst) planten, pindaslingers, vetbollen en hele verzamelingen tuinkabouters maken in één oogopslag duidelijk dat de bewoners hiermee erg ingenomen zijn en ten volle profiteren van de geboden mogelijkheden.

Binnentuin

De keuze voor een afgesloten patio als binnentuin is ook belangrijk voor de kwaliteit van leven in deze inrichting. Het zorgt ervoor dat de bewoners gecontroleerd in een tuin kunnen verblijven. Om uitbraken te voorkomen, heeft het woongebouw aan die binnenzijde een flink overstek van beton gekregen. Die bouwkundige ingreep maakt een onaangenaam netwerk van detectiedraden over die patio, overbodig. ‘Als je het uitbraakprobleem bouwkundig goed oplost, heb je geen noodmaatregelen nodig’, zegt Fokke van Dijk. ‘Zo word je niet 24 uur per dag nadrukkelijk geconfronteerd met het feit dat je opgesloten zit.’ Ook in de gangen hebben de ontwerpers door een eenvoudige bouwkundige ingreep de nare aanblik van zo’n typische ‘bajesgang’ met dikke celdeuren en kijkluikjes, weten te vermijden. De celdeuren zijn per twee units in een nis in de gang geplaatst, zodat ze pas zichtbaar worden als je er langs

55

architectuur als je een groep mensen blijvend af wilt schermen van de maatschappij, maar diezelfde groep daar niet 24 uur per dag mee wilt confronteren? Een leefomgeving die wordt gedomineerd door tralies, afrasteringen en betonnen muren is wellicht effectief tegen uitbraakpogingen, het is hoogstwaarschijnlijk funest voor een leefbare omgeving. De oplossingsrichting diende zich aan toen een lid van het ontwerpteam de plaats van de tbs-inrichting in de samenleving, vergeleek met de positie van het dorpje van Asterix en Obelix binnen Gallië. Een enclave, waarbij de buitenwereld wordt beschermd tegen de bewoners die zich in een ‘ommuurd’ dorp bevinden, in dit geval een vijf meter hoog penitentiair hekwerk en uitgebreide bewaking. Binnen die afscheiding zijn de bewoners - in een veilige en begeleide context - relatief vrij in hun doen en laten. ‘Voor een longstay-afdeling is het belangrijk binnen de grenzen een atmosfeer te creëren los van de werkelijke wereld die erbuiten ligt.’


long-stay instelling

‘zomaar’ in de binnentuin wordt gezet, heeft geen idee in wat voor woongebouw hij zich bevindt. Een verzorgingshuis? Een studentencomplex?

architectuur

boven: unit van een van de bewoners. onder: de groepszaal met tafelvoetbal.

loopt. De galerij oogt vooral als een lange lichte ruimte (de vloer is een crèmekleurige gietvloer) waarbij de aandacht automatisch naar de aangrenzende binnentuin wordt getrokken. De binnenmuren zijn vriendelijk afgewerkt met licht Siberisch larixhout, dat brandwerend is geïmpregneerd. De akoestiek is opgelost door flinke naden tussen de planken.

56

Heidelandschap

De binnentuin wordt ingericht door landschapsarchitect Caspar Slijpen, die er een enigszins glooiend heidelandschap van heeft gemaakt. Er staan al wat berken en struiken en kleine heideplantjes en een slingerpaadje en terrassen van van klinkers. Een landschap dat past in deze omgeving en ook hier krijgen de bewoners enige mate van zeggenschap: ze mogen hier hun eigen paadjes ‘in’ gaan lopen, zodat het geheel straks natuurlijk oogt. Elke verdieping telt vier woonvleugels met elk 11 zit-slaapkamers, een overzichtsruimte voor het personeel

en een gemeenschappelijke woonkamer met keuken. Een aantal bewoners kookt zelf, maar er is ook een gemeenschappelijke keuken op het terrein die de maaltijden verzorgt. Elke bewoner heeft een persoonlijk pasje, waarbij in de elektronica is ingeprogrammmeerd wie welke deuren door mag, op welk tijdstip van de dag. Overtredingen kunnen leiden tot (tijdelijke) inperking van zulke vrijheden. De ‘schil’ van het tbs-terrein is natuurlijk zwaar beveiligd. Hekken, afrastering, sluizen, bewakers.. maar wat eenmaal binnen opvalt, is juist het ontbreken van zichtbare beveiliging. Geen detectiedraden, geen tralies voor de vele ramen. Natuurlijk zijn die van een speciale kwaliteit beveiligd glas gemaakt, maar ze leveren vooral licht en transparantie die je niet verwacht in zo’n omgeving. Het ontwerpteam is erin geslaagd de grenzen op te zoeken en de bewoners binnen hun opsluiting het maximaal haalbare te bieden aan vrijheid en kwaliteit van wonen. Wie


Tekst: ilse van rijn Fotografie: michiel van nieuwkerk

v.l.n.r: Ontwerpers Stefan Scholten en Carole Baijings en museumdirecteuren Erik Schilp en Valentijn Bijvanck.

De wording van het Nationaal Historisch Museum

Op 1 maart van dit jaar is het Nationaal Historisch Museum gestart met Lab INNL, een platform dat de ideeĂŤn onderzoekt voor de inrichting van het nog te bouwen Nationaal Historisch Museum (NHM). Lab INNL is een initiatief van het designersduo Scholten & Baijings, dat bekend staat om de zinsbegoochelende, vaak kleurrijke ontwerpen van meubels en interieurproducten waaruit oog voor detail spreekt en een weloverwogen toepassing van materialen en technieken. Zo ontwierpen ze in Woven Willow (2008) objecten en voorwerpen gebruik makend van een nagenoeg vergeten zeventiendeeeuwse weeftechniek. In Truly Dutch (2008) reflecteerden ze in een eigentijdse interpretatie op, onder andere, de Marker kasten uit de collectie van het Zuiderzeemuseum op de Nederlandse designgeschiedenis, haar ambachten en tradities. In de huidige samenwerking tussen Scholten & Baijings en het NHM spelen niet alleen vervlogen gewoonten een belangrijke rol. Nieuwe benaderingswijzen worden onderzocht, onbekende paden worden betreden, immers hoe ontwerp je voor een museum dat niet is gehuisvest in een gebouw en evenmin een collectie beheert? Een gesprek met Stefan Scholten en Carole Baijings, Erik Schilp en Valentijn Byvanck, de directeuren van het NHM.

museum

Designerslab gaat talent en inventaris onderzoeken

57

andere smaken


museum

58

Kunnen jullie iets vertellen over de achtergrond van Lab INNL? Erik Schilp: Toen ik begon bij het NHM, ontstond de gedachte in de inrichting van het nieuw te bouwen museum een overzicht te bieden van het designtalent dat in Nederland beschikbaar is. Stefan en Carole kwamen met het idee om dat in de vorm van een laboratorium te onderzoeken. Onze behoefte en hun idee hebben we bij elkaar gevoegd. Hoe krijgt het onderzoek concreet gestalte? Stefan Scholten: Het onderzoek duurt vooralsnog een jaar. Omdat we nog niet weten hoe het museum er straks uit gaat zien leek het ons een goed idee alvast na te denken over de inboedel van het museum. Ons voorstel was om in het NHM met Nederlands design te werken en het ook daadwerkelijk te gaan gebruiken. Dat is nieuw. Veel musea hebben wel een schitterende collectie Nederlands design, maar de ontwerpen worden meestal op een sokkel geplaatst: ze zijn bedoeld om naar te kijken. De toekomstige

inboedel van het NHM zou vóór gebruik moeten worden getest, zo vonden wij. Je moet weten of een ontwerp werkt. Verschillende ontwerpers lenen hiertoe spullen aan Lab INNL. Waarop berust jullie keuze voor een goed ontwerp? Scholten: ‘Het moet een relatie hebben met de historie. We houden ons aan de zes werelden van het museum [‘ik en wij’, ‘land en water’, ‘rijk en arm’, ‘oorlog en vrede’, ‘lichaam en geest’, ‘mens en macht’, IvR]. Daaraan koppelen we ontwerpers, architecten, beeldend kunstenaars, fotografen en designers.’ Kunnen jullie een voorbeeld geven van een dergelijke koppeling? Scholten wijst op de vazen en glazen van ontwerper Bas van Beek. De grillige vormen uit ondoorzichtig glas zijn gebaseerd op de mallen van beroemde en in onbruik geraakte ontwerpen van bijvoorbeeld Andries Copier die zich bevinden in het depot van het Glasmuseum in Leerdam. De

link met de Nederlandse geschiedenis is belangrijk, benadrukt Scholten. Maar niet altijd zichtbaar, vult Baijings aan. Bij de selectie voor de uiteindelijke ontwerpen houden we er rekening mee dat iedereen zich straks thuis moet voelen in het NHM, licht Schilp toe. Het is de bedoeling dat ontwerpen uit de voormalige Nederlandse koloniën en zogenaamde herkomstlanden ook een plek krijgen. We willen vooral zo veel mogelijk designers stimuleren om na te denken over de omgeving van het NHM. Met als doel één sfeer te creëren. Het NHM moet één ervaring worden. De inboedel hoort daarbij. Hoe kunnen jullie iets bedenken voor een museum dat architectonisch nog niet bestaat? Carole Baijings: ‘Onze benaderingswijze is vergelijkbaar met die van het inrichten van je eigen huis. Een inrichting is een verzameling. Bij de inrichting van het NHM draait het om het naast elkaar zetten van items, het bevragen van hun onderlinge samenhang en het onderzoeken van

het karakter ervan. We hebben het voordeel dat we kunnen putten uit een rijke traditie. Scholten: ‘De uitkomst van het onderzoek zou tevens als leidraad kunnen dienen voor de interieurarchitect. Valentijn Byvanck: ‘Het gaat om het ontwikkelen van een bepaalde gevoeligheid. Als je niet weet wat voor een gebouw je straks hebt is het goed na te denken over het comfort van het museum. Een museum is niet alleen een esthetische omgeving, waar alles wat je mag aanraken extreem duurzaam en, vaak, extreem lelijk is. Het wordt tijd dat we anders gaan nadenken over een museum: in het NHM zijn straks alle objecten in principe aanraakbaar. Een voorwerp is niet óf mooi en interessant óf bruikbaar. Schilp: ‘Je moet, denk ik, breder kijken dan de zes werelden, de richtlijnen voor het museum die wij hebben geformuleerd. We hebben straks kantoren, een entree, dus een grote publieke ruimte, de expositieruimtes en de lounges, een soort


museum te herzien, zo blijkt. Het toekomstige museum schrijft niet alleen opdrachten uit, maar idealiter kun je er straks producten bestellen en kopen. De bezoeker wordt van toeschouwer koper. Voor ontwerpers moet een platform in commerciële zin worden gecreëerd, aldus het NHM. Wellicht kan het museum worden gebruikt als plek om uit te vinden hoe de nu nog vaak conceptueel sterke Nederlandse ontwerpen makkelijker in productie kunnen worden genomen, vult Scholten aan. Baijings licht toe hoe straks, zoals dat bij een kunstwerk gebruikelijk is, door middel van stempels de herkomst en geschiedenis van de in het museum bestelde aanschaf voor de koper zichtbaar kan worden gemaakt. Wie weet gaan alle verliefde stelletjes voor de inrichting van hun huis straks niet meer naar IKEA maar naar het NHM! Toekomstmuziek of een utopie? Byvanck: ‘Het ontwerpproces is een dynamisch proces. Voor de totstandkoming van het NHM zijn we regelmatig in gesprek met andere

partijen, waaronder ook het Atelier Rijksbouwmeester. Lab INNL past goed in dit concept. ‘ In de levende samenwerking tussen Scholten & Baijings en het NHM worden wederzijds suggesties aangedragen voor mogelijke toekomstige te gebruiken ontwerpen. Ze worden getest in de studio en kleine expositieruimte van Scholten & Baijings aan de Wester­ doksdijk in Amsterdam. Ook prototypes, zoals de Rotterdam Chair (2008) van Hella Jongerius, die momenteel naast de Zigzagstoel (1932) van Rietveld staat opgesteld, kunnen op deze manier worden geprobeerd alvorens ze in productie te nemen. De opstellingen variëren hier voortdurend, net als in een woonhuis. Dit zal in het nieuwe museum straks eveneens het geval zijn. In het atelier van Scholten & Baijings ontstaan discussies met vakgenoten. Maar ook de reacties van het publiek blijven welkom. Zijn Scholten & Baijings nog zichtbaar in Lab INNL?

Scholten: ‘Nee, dat is niet de bedoeling. We stellen ons terug­ houdend op.’ Schilp: ‘Ze zijn wel erg bescheiden. Er is in het Nederlandse design sprake van een hergroepering. De rollen worden opnieuw verdeeld. Stefan en Carole zijn in dat gat gesprongen. En wij doen graag mee.’ Aan het einde van ons gesprek komen we terug op de context van het Nationaal Historisch Museum, die ik eerder als weinig neutraal en als ‘beladen’ bestempelde, een karakterisering waartegen door het NHM en door de beide ontwerpers verontwaardigd werd geprotesteerd. ‘De geschiedenis als omgeving is voor ons juist een uitdaging en oneindig interessant’, aldus de designers. Van een gebrek aan vrijheid in het ontwerpproces binnen deze context is geen sprake. Schilp: Het bijzonder aan dit project is dat iedere deurknop, iedere tafel en stoel zou moeten passen binnen de context. Alles kan opnieuw worden bedacht. Dat is uniek.

59

portalen die daarbij horen, een restaurant waarin je bestek en servies nodig hebt. We willen een bepaalde sfeer. Maar de keuze van de redactie wordt ook bepaald door de duurzaamheid van een ontwerp, immers het gaat om een gebruikscollectie. Een bord moet straks het gebruik door honderden bezoekers kunnen doorstaan. Naast het ontwikkelen van een gebruikscollectie, moet de inrichting van het NHM ook een permanent project zijn. Het kan zijn dat we een object uit de collectie schenken aan een museum, omdat het goed past binnen hun verzameling. Vervolgens kunnen wij dan een nieuwe opdracht geven aan een andere ontwerper, zodat je als museum als opdrachtgever kunt blijven fungeren en een inspirator bent voor nieuw werk. De geschiedenis blijf je schrijven.’ Vanaf dag één is het NHM geen traditioneel museum geweest. Het heeft geen collectie, beheert niet en behoudt niet, zoals gezegd. Schilp en Byvanck hebben de gelegenheid aangegrepen om de functie van het


Tekst: Carien Overdijk Fotografie: Roelof Pot

rijksarchieven deel 2

onderwerp serie kunst

Zeeuws Archief in het kort Ontstaan uit: fusie (in 2000) van het rijksarchief in Zeeland met de gemeentearchieven van Middelburg en Veere Gevestigd in: stadspaleis in Middelburg (1765, ontwerp Van Baurscheit, met aanpassingen in 1954 (De Lussanet de la Sablonière) en 2000 (Bouwstra), en aansluitende nieuwbouw (2000, Benthem) Oppervlak: 10.000 vierkante meter Locatie depots: ondergronds, drie lagen onder de nieuwbouw Omvang collectie: 17 kilometer documenten Capaciteit: 27 kilometer Oudste stuk: Oorkonde (1189) waarin bisschop Boudewijn van Utrecht de parochianen van het Zeeuwse gehucht Hoogeland toestemming geeft een kapel te stichten, mits ze de kapelaan zelf betalen

60

Bijzondere schat: archief van de Middelburgse Commercie Compagnie, met veel materiaal over de transatlantische slavenhandel in de 18e eeuw

Zeeuws Archief transformeert met behoud van stijl

Stadspaleis met versterking p 60: Documenten van de Transatlantische slavenhandel. p 61: Archiefruimte met ladenkasten (boven) en leeszaal (onder). p62: Verbinding tussen monument en nieuwbouw, rechts tuinzaal met terras. p 63: Frans Franciscus beschilderde de muren in de kantoren.

Oud en nieuw combineren, het blijft riskant. Vooral wanneer je dat bijvoorbeeld doet in het kwetsbare middeleeuwse hart van Middelburg, waar een Duits bombardement in 1940 al zulke gaten had geslagen. Roelof Koops, tot 2000 rijksarchivaris in Zeeland en sinds de fusie (zie kader) directeur van het Zeeuws Archief, zag zo’n oud-nieuw ensemble dan ook niet zitten. Zijn Zeeuwse rijksarchieven, destijds te krap behuisd in het oude Middelburgse Abdijcomplex, verdienden nieuwbouw, vond hij. Op een slooplocatie in de buurt van het station kon een modern onderkomen het uitdijende archief toekomstbestendig maken. Het liep anders. In 1994 kreeg toenmalig Rijksbouwmeester Kees Rijnboutt naast Koops’ voorstel een tweede Middelburgs plan onder ogen. Het gerechtshof, al anderhalve eeuw gevestigd in een royaal 18e eeuws stadspaleis, ooit gebouwd voor het patriciërsechtpaar Van de Perre, moest eveneens uitbreiden. Ambities om de binnentuin vol te


Het Zeeuws archief in Middelburg herbergt vermoedelijk de gaafste maar onthutsende documentatie over de Trans-atlantische slavenhandel. En dan zijn er ook ponskaarten van de Deltadienst die we vanwege het gebrek aan machines niet meer kunnen ontcijferen. Dat alles bevindt zich in een stadspaleis dat van zichzelf al een monument is – en zijn bijzondere geschiedenis vertelt. Het is tien jaar geleden door architectenbureau Benthem Crouwel ingenieus gemoderniseerd. Deel 2 van een serie over ’s rijks schatkamers.

‘Rijnboutt zag dat de rechtbank hier niet meer paste’, vertelt Koops in zijn met reusachtige gobelins beklede werkkamer in datzelfde Van de Perrehuis. ‘Ondergronds was natuurlijk nog wel ruimte, maar mensen kun je niet onder de grond stoppen. Archieven wel. Dus de rechtbank kreeg de nieuwbouwlocatie, en ik moest van het ene monument naar het andere, met de belofte van een aanbouw met een diepe kelder. Ik was des duivels.’ Des duivels, terwijl je een toplocatie krijgt aangeboden? ‘Wij rijden graag met karretjes’, zo vat Koops de logistiek van zijn branche samen. ‘Ik vreesde een slechte aansluiting tussen het monument en de nieuwbouw.’ Tot zijn opluchting verzon Jan Benthem ‘het ei van Columbus qua infrastructuur.’ Het bureau Benthem Crouwel Architecten was door de Rijksgebouwendienst uitgekozen om

samen met restauratiearchitect Cor Bouwstra de nieuwe behuizing van het Zeeuws Archief te ontwerpen. De architect zag kans om op drie niveaus de gangen vanuit het monument door te trekken naar de nieuwbouw. Met een aangrenzend trappenhuis-met-lift creëerde hij drie gelijkvloerse, drempelloze verbindingen. Toen hij bovendien de hoge sponningen van de waterkerende depotdeuren met een metalen opklapstuk ook gelijkvloers bleek te kunnen maken, was ‘bouwpastoor’ Koops om. Brouwerijpoort

Aan het Hofplein manifesteert het Van de Perrehuis zich prominent, met een statige, naar binnen krommende gevel. Benthems uitbreiding van glas en staal, alweer tien jaar oud, verstopt zich deels achter een oude brouwerijpoort. Hoewel het bovengronds in volume nauwelijks onderdoet voor het aanpalende stadspaleis, schikt het zich terughoudend tussen de historische bebouwing.

61

bouwen waren echter al stukgelopen op protesten van omwonenden en de Bond Heemschut.


62

Achter het paleis herstelt de westgevel van de aanbouw de symmetrie. De glazen pui begrenst daar, recht tegenover de ‘Lussanetvleugel’ van 1954, een vierkante binnentuin. Ook de oostkant voegt zich naar de omgeving, parallel aan een openbare tuin, die tegelijk een doorgang vormt naar een zuidelijker straatje. De driehoekige vorm die uit deze inpassing ontstond, kreeg een schuin aflopend dak. Vanuit de openbare tuin oogt de aanbouw daardoor extra bescheiden. Boven de depots in hun vijftien meter diepe betonnen bak liggen de publieksruimten. Bezoekers passeren eerst de bakstenen brouwerijpoort van ‘De dry tonnekens’ voordat zij in de entreehal belanden, die toegang geeft tot de studiezaal en een café met buitenterras. De hal biedt een horizontaal doorkijkje in het Van de Perrehuis én uitzicht omlaag, in de vide die de depotkelders verbindt. Bovenin, waar het dak hoog aansluit op het monument, hangt een soort stalen ruimteveer. ‘Ik wilde een

auditorium met zestig plaatsen’, verklaart Koops. ‘Dat zou aanvankelijk ín het huis komen, maar de benodigde aanpassingen bleken te kostbaar. Gelukkig zag Jan Benthem hier nog ruimte. Hij kon niet meer dan 47 plaatsen in deze cilinder kwijt, maar het is een mooi, intiem zaaltje geworden.’ Digitaleringsstraat

Na de ingebruikname bleef de nieuwbouw niet onaangetast. ‘In de ontwerpfase waren we gefixeerd op de studiezaal’, vertelt de directeur. ‘want het aantal bezoekers groeide sterk. Maar inmiddels zijn onze gasten merendeels sitebezoekers geworden, tienduizenden per jaar. De studiezaal is verkleind en er zijn werkkamers van de zolder naar beneden verplaatst. Op zolder is nu een digitaliseringsstraat, waar we onze collectie stapsgewijs laten imagen. We hebben al 125.000 pagina’s verwerkt. Onlangs is de burgerlijke stand van Zeeland aanbesteed.’ Met enthousiasme leidt Koops zijn bezoekers naar het gerestaureerde

monumentale deel. Hier zijn de meeste werkruimten ondergebracht. ‘Ik wilde graag een gevoel van eenheid in het hele gebouw’, aldus de directeur, ‘en dat is gelukt. Benthem Crouwel moest met Verlaan & Boonstra een maatschap vormen voor dit project. Er is in grote harmonie samengewerkt, ook aan de details. Zo zie je ook hier stalen trappen, maar nu met een houten balustrade. En Cor Bouwstra heeft met veel zorg meubilair en armaturen uitgezocht die de stijl van het huis niet zouden verstoren. Ze bleken ook goed bij de nieuwbouw te passen.’ Het oude huis biedt anekdotische verrassingen uit alle gebruiksperiodes. Zo heeft de oorspronkelijke wachtruimte voor gasten imposant beschilderde wandpanelen, terwijl de gerestaureerde verflaag ergens nog de contouren toont van een uitgehakt luikje: zo had de rechtbankportier uitzicht op een aangrenzend cellenblok. Het originele comptoir van de heer des huizes diende later als griffie en

dankt daaraan een diepe loketkast in de muur. De bibliotheek met houten panelen, nu in gebruik als vergaderzaal, bevat een sierlijk wasbakje en een nog werkende windroos, attributen voor Van de Perre’s hobby’s. Diens houten planetarium, nu een pronkstuk in de marmeren hal, stond er eerst misschien ook. Kabouters

De zonnige tuinzaal op de begane grond is gedurfd eigentijds getransformeerd. Kunstschilder Frans Franciscus decoreerde hem met goudkleurige – symbolisch zaaiende, oogstende en wakende – kabouters boven de deurposten, met vallende bladeren en blauwwitte kleurvlakken. De secretaresses die er werken, maakten het af met Xenos-paddestoelen op de ladenkasten. De voormalige zittingszaal in de twintigste-eeuwse Lussanetvleugel, nu restauratie-atelier voor papieren documenten, bevat een fraai vrijgelegd stucplafond met dooreen geweven salmiakmotieven (Delftse School). Elders in het huis openbaart


Onder de nieuwbouw rust, tussen de vele kilometers stads-, provincie- en rijksarchief, een collectief geheugen van een totaal andere orde. Directeur Koops leidde al menigmaal zijn gasten naar de onthutsende archieven van de Middelburgse Commercie Compagnie.

‘Het zijn de oudste archivalia over de Transatlantische slavenhandel’, licht hij toe, ‘en hoewel dit archief kleiner is dan dat van de Westindische Compagnie, zijn deze documenten gaver en vollediger behouden gebleven.’ Hij toont gave kasboeken met aan- en verkoopgegevens van scheepsladingen genummerde slaven, verhandeld tegen florijnen, zakken meel en andere waar. Er zijn rapportages van de scheepschirurgijn, die de hoge percentages sterfgevallen moest verantwoorden. En er zijn scheepsjournaals. Een overlijdensbericht van een matroos krijgt in de kantlijn een poppetje met vleugeltjes, terwijl een gestorven slaaf steevast zonder vleugels is

afgebeeld. Heidense handelswaar ging niet naar de hemel. De collectie gevat ook rijk geïllustreerde topografische atlassen. En bijzonderheden als een poster die ‘een extra-ordinair en welbezeyld Snaauwschip’ te koop aanprijst. Het is Koops’ missie om hét digitale informatiecentrum van Zeeland te worden. Maar het gebouw dan? ‘Dat blijft de fysieke ontmoetingsplek, met exposities, lezingen en films, voor elke geïnteresseerde Zeeuw. En het is natuurlijk onze bewaarplaats. Het gaat in het archiefvak weliswaar niet meer primair om informatiedragers, maar wat nog tastbaar is, conserveren we wel. Dat blijft

Dit artikel maakt deel uit van een serie over de provinciaal gevestigde archieven in rijksmonumenten. In het volgende nummer van Smaak: Regionaal Historisch Centrum Limburg.

spannend, juist in deze overgangsfase naar digitalisering. We hebben bijvoorbeeld ponskaarten van de Deltadienst, terwijl er nauwelijks meer machines zijn die ze kunnen lezen. Ik wil ervoor zorgen dat alles goed terechtkomt.’

63

zich juist weer het oerverleden. Achter glasplaten zijn resten (kloostermoppen, loodslabben, roetsporen) blootgelegd van een middeleeuwse commanderij, een soort bijkantoortje van een charitatieve ridderorde. Het stond eeuwenlang op deze plek en werd vrijwel onzichtbaar weggewerkt in het paleisontwerp.


onderwerp restauratie

rechts: lantaarn brengt licht in de gangen van Het Paviljoen.

architectuurbeleid

kunst

Kwijnend chalet op de valreep gered

64

monumenten

architectuur

andere smaken Tekst: linda huijsmans Fotografie: Maarten Noordijk

Achter Museum Volkenkunde in Leiden staat een gebouwtje uit 1876 waar vroeger patienten met besmettelijke ziekten werden ondergebracht. Daar is bouwkundig rekening mee gehouden: een glazen plaat onder de vloer voorkomt dat het vocht optrekt. Nu is het ingrijpend verbouwd als gastenverblijf voor het museum.

Aan de buitenkant lijkt het nog het meest op een charmant chalet zoals je die in chique kuuroorden vindt. Maar in plaats van in Zwitserland ligt Het Paviljoen in Leiden, achter het Museum Volkenkunde. Het is ook nooit gebouwd voor patiënten die fors konden betalen voor de gezonde buitenlucht, maar voor besmettelijke zieken van het Academisch Ziekenhuis. In 1876 verrezen drie ziekenbarakken achter het hoofdgebouw. Twee daarvan zijn allang verdwenen, de derde is recentelijk flink gerenoveerd tot een modern en comfortabel gastenverblijf. Kinny van der Most en Reinald de Vlieg waren nauw bij die metamorfose betrokken.

Voormalig ziekenbarak bij museum nu ingericht als ‘hotel’ Lange tijd leidde het gebouwtje een bestaan in de luwte. Niet alleen letterlijk, het ligt een beetje verstopt achter dat grote Museum Volkenkunde, maar ook figuurlijk. De diverse betrokkenen konden het maar niet eens worden over de toekomst van Het Paviljoen. ‘Er waren zelfs partijen die er wel voor voelden om het maar af te breken’, zegt toezichthoudend architect Kinny van der Most. Niet zo gek overigens, want in de periode waar hij het nu over heeft, eind jaren negentig van de vorige eeuw, was de bouwkundige staat van het pand ronduit slecht. Wie er met een vastgoedblik naar keek, kwam al snel tot de conclusie dat neerhalen en


Gastenverblijf

Museumdirecteur Steven Engelsman was uiteindelijk degene die met het verlossende idee kwam om van Het Paviljoen een gastenverblijf te maken voor gasten en onderzoekers van het museum. Onder leiding van Kinny van der Most werd in 2002 een eerste voorstel geformuleerd maar dat liep al meteen grote vertraging op. Omdat het pand een woonbestemming had, en dus geen

hotelfunctie, moest de gemeente Leiden toestemming geven voor een bestemmingswijziging. Ook bleek na inspectie dat het pand er nog veel slechter aan toe was dan gedacht. Daardoor lag er pas eind 2007 een voorlopig ontwerp waar de Rijksgebouwendienst mee kan aan de slag kon. Reinald de Vlieg werd de projectmanager, Martijn van der Steen van het Restauratie Advies Bureau de architect terwijl Kinny van der Most fungeert als toezichthouder. Om te laten zien hoe ingrijpend de verandering is geweest, haalt De Vlieg er oude plattegronden en bouwtekeningen bij. ‘De schil is intact gebleven, maar aan de binnenkant hebben we bijna alles onder handen gehad’, zegt De Vlieg. Dat het een heel bijzonder gebouw is, blijkt al uit de eerste schetsen uit 1876. ‘Kijk, deze muren zijn spouwmuren, heel bijzonder in die tijd’, wijst De Vlieg. ‘Daaruit blijkt dat er goed over de functie ervan is nagedacht. Het gebouw was bestemd voor patiënten met besmettelijke ziektes die niet in het

Opslagruimte

Begin jaren tachtig komen twee van die woningen leeg te staan. Het museum neemt ze in gebruik als kantoorruimte en bibliotheek en gebruikt een deel als opslagruimte. Twee dochters en de zoon van de voormalige stoker van het museum, die in de dienstwoning hadden gewoond waren eregasten tijdens de feestelijk opening van het nieuwe Paviljoen in oktober 2009. Ze zullen niet veel meer hebben herkend van hun vertrouwde omgeving, want binnen is flink verbouwd. Op de benedenverdieping zijn nu twee vergaderzalen, die ook geschikt zijn voor bruiloften en partijen. Via de trap uit 1905 komen we op de bovenverdieping, waar vier eenpersoons- en een tweepersoonskamer liggen, elk genoemd naar een van de continenten. De gang loopt recht onder de lantaarn, waar als vanouds de zon gul naar binnenvalt. Aan het eind ligt de bescheiden huiskamer en de keuken, ingericht volgens de huisstijl van het Museum. De Vlieg moet even met de beveiliging bellen om een van de deuren te laten openen. ‘Die service blijkt hard nodig. Gasten lopen even van hun kamer naar de keuken en dan valt de deur achter hen in het slot. Als je keycard nog in de kamer ligt, heb je een probleem’, glimlacht hij. Eenmaal binnen wijst hij trots naar de hoge plafonds, waar de dakconstructies onbehandeld zijn gebleven en opvallend afsteken tegen de wit geschilderde muren. ‘We wilden de sporen van de tijd, en daarmee de geschiedenis van het Paviljoen, zichtbaar blijven houden’, verklaart hij die keuze. Dat hij niet de enige is die dat op prijs stelt, bleek toen hij een gast sprak die hem enthousiast vertelde dat hij, terwijl hij in bed lag, de regen op het dak boven zich hoorde vallen. ‘Fantastisch vond hij het, net alsof hij buiten lag te slapen.’

65

wegwezen waarschijnlijk de beste optie was. Wie er als beheerder een blik op wierp zag een monumentaal pand, dat weliswaar slecht onderhouden was, maar waar nog wel wat van te maken zou zijn. ‘Juist door die onduidelijkheid was er jarenlang niets meer aan gedaan’, zegt Van der Most. ‘Er woonde nog een dame in, beneden was een bibliotheek en opslagruimte voor het museum. Maar het was ook een monument waar je niet zomaar van alles mee kunt gaan doen. Er moest dus eerst een ferme beslissing worden genomen.’

Academisch Ziekenhuis konden verblijven. Door middel van frisse lucht en een goede ventilatie zouden de ‘kwalijke dampen’ verdwijnen.’ Hij laat zien dat er glas gemetseld is tussen de vloeren en de fundering om optrekkend vocht tegen te houden, en wijst op de hoge kruipruimtes onder ronde bogen, waardoor de lucht vrij kon doorstromen. Op de tekening is de lantaarn te zien die over de hele lengte van het dak loopt. Door dit opengewerkte en iets verhoogde deel van de punt van het dak, valt ruimschoots licht naar binnen. De eerste patiënten konden vanuit hun bed dus naar de lucht kijken. Aan dat privilege kwam in 1905 een einde, althans voor een deel van hen. Toen werd er namelijk een tussenverdieping aangebracht. Een ingrijpende operatie, waarbij de hele kap, inclusief lantaarn eraf ging en daarna integraal weer teruggezet. Toen moet ook de ruime overkapping ingekort zijn, waaronder de patiënten droog in de buitenlucht konden zitten of liggen, als verbleven ze in een echt kuuroord. ‘Die overstekken hebben ze gewoon afgezaagd’, zegt Van der Most met een van afschuw vertrokken gezicht. Inderdaad heeft Het Paviljoen daardoor iets van zijn charme als klassiek chalet verloren. Begin jaren dertig vertrok het Academisch Ziekenhuis uit het complex aan de Binnenvestgracht en maakt plaats voor het Museum voor Volkenkunde. Vanaf dat moment loopt de geschiedenis van Het Paviljoen parallel aan die van het museum. Twee van de drie ziekenbarakken sneuvelen, de derde wordt verbouwd tot dienstwoning voor de conciërge. Na de Tweede Wereldoorlog worden het zelfs drie woningen, die op ingenieuze wijze werden ingepast in het oorspronkelijk zo strakke ontwerp. De Vlieg en Van der Most buigen zich lange tijd samen over de tekeningen uit 1947 voor ze eruit zijn hoe de kruip-door-sluipdoor- constructies precies in elkaar pasten. ‘Nee, deze kamer hoort bij die woning. Kijk, hier is een aparte ingang gebouwd, daar komt dit gangetje op uit.’


boeken rubriek

boeken

Marcel Metze, Veranderend getij. Rijkswaterstaat in crisis: ‘log, te duur, te ondoorzichtig’, de nieuwe man, een nieuwe koers, de ‘generaal’, de Heren Zeventien, de coup, de leegloop, het verzet. Het verhaal van binnenuit

Uitgeverij Balans, 2010. Boek over Rijkswaterstaat belooft meer dan het waarmaakt

Boeken die van binnenuit het reilen en zijlen van een organisatie blootleggen; boeken die op microniveau het verhaal beschrijven van een reorganisatie, een faillissement of een bestuurscrisis: ze prikkelen bijna altijd. En als het dan ook nog eens gaat over publiek bekende personen, dan zijn media-aandacht en hoge verkoopcijfers al bijna een gegeven. Wie kent niet het boek De Prooi over de val van ABN Amro, de besteller over De Bouwfraude en meer literair getinte publicaties als Hans Vervoorts Het bedrijf over de weekbladpers en natuurlijk J.J. Voskuils zevendelige romancyclus Het bureau.

andere smaken

66

Tekst: jaap huisman & Marcel van Heck

Ook Rijkswaterstaat mag zich sinds kort gelukkig prijzen met een boek in dit genre. Het heet Veranderend getij en auteur is de bekende onderzoeksjournalist Marcel Metze die eerder bestsellers schreef over het opvolgersdrama binnen het CDA, (beginjaren “70) over het Nederlandse bankwezen in de jaren ’80 en, meer recent, een biografie over

Anton Philips. Onderwerp van Veranderend getij is de grootschalige reorganisatie die Rijkswaterstaat de afgelopen jaren doormaakte. Onder die term werd beoogd de omvang van het personeelsbestand te reduceren en tegelijkertijd minder specialisten en meer juridisch en bestuurlijk geschoold personeel aan te trekken. Meer generalisten, meer samenwerking met de markt, Rijkswaterstaat zocht andere vaardigheden en specialiteiten bij de medewerkers van Rijkswaterstaat. Metze kreeg voor het boek alle medewerking van zijn opdrachtgever: inzicht in interne documenten, verslagen en tientallen interviews. Toch weigerde Rijkswaterstaat eind 2009 publicatie van het op dat moment als ‘genadeloos openhartig’ getypeerde boek. Volgens Bert Keijts, de directeur-generaal van Rijkswaterstaat was het boek “geenszins de leerzame of prikkelende beschrijving geworden van het veranderproces zoals in het contract is afgesproken”. Ook vond hij de hoofdpersonen “karikaturaal” beschreven, “niet evenwichtig en soms onheus, met weinig respect voor de betrokkenen.” Na een gerechtelijke procedure, een publicatieverbod en veel mediaaandacht ligt het boek er nu toch. Ongecensureerd, want Rijkswaterstaat zwichtte uiteindelijk onder alle aandacht. De voorgeschiedenis kleurt natuurlijk de lezing van Veranderend getij. Wat was de eigenlijke opdracht? Waarom heeft Rijkswaterstaat de opdracht eigenlijk verstrekt? En waarom aan Marcel Metze, wiens schrijfstijl toch garant staat voor licht sarcasme en smeuïgheid? Ook komt de vraag op waarom er zo veel ophef is ontstaan over het manuscript. Want wie op

zoek gaat naar de karikaturale beschrijvingen en het gebrek aan respect komt toch bedrogen uit. Natuurlijk, af en toe passeert een vileine passage, maar uiteindelijk blijven alle hoofdrolspelers fier overeind en overheerst het beeld van een geslaagde grootschalige reorganisatie. Het imago van de dienst is verbeterd, klantvriendelijk en er is brede tevredenheid over de verandering. Het boek leest als een trein. Metze houdt de spanning gedurende de volle 326 pagina’s vast. Tevens is hij er in geslaagd in een goed geschreven inleidend hoofdstuk de rijke geschiedenis van Rijkswaterstaat kort en bondig neer te zetten. En toch.... het geheel beklijft niet. Wat is de boodschap? Waar werkt het naartoe? Of wil het ons alleen maar vertellen dat reorganiseren in Nederland veel praten betekent, heel veel praten? Daarmee maakt Veranderend getij de verwachtingen niet waar. Voor de onderzoeksjournalistiek is het te beschrijvend en wordt het te langdradig. Als evaluatieverslag is het oppervlakkig. Metze doet wel een poging om zijn visie te geven op bijvoorbeeld de rol van het onderzoeksbureau dat is ingeschakeld om het proces te begeleiden. Ook plaatst hij de managementtools die worden gebruikt bij deze reorganisatie in een breder verband. Daar blijft het bij. Kennelijk was de opdracht om enkel en vooral een beschrijving te geven van het veranderingsproces zoals zich dat binnen Rijkswaterstaat heeft afgespeeld. Door die bescheiden insteek is al Veranderend getij geen opvallende toevoeging aan het genre ‘inside case studies’.


In publieke opdracht. Vlaams Bouwmeester 1999-2009. Hans Ibelings. Uitgeverij SUN. Terwijl de Nederlandse Rijksbouwmeester kan bogen op een meer dan 200 jaar oude traditie en is uitgegroeid tot een instituut, is de Vlaamse Bouwmeester nog bezig met ontginnend veldwerk sinds hij vanaf 1999 aan de slag is gegaan. De noodzaak was evident. De bouwcultuur in België is individualistisch, stedenbouw is geen sterke factor en de openbare ruimte inclusief infrastructuur vraagt om regie. Niet vreemd dat België wel eens het slechtst ontworpen land van West-Europa is genoemd. Architect bOb van Reeth legde de eerste vijf jaar het accent op de verbetering van de architectuur, zijn opvolger Marcel Smets concentreert zich sinds 2005 voornamelijk op de stiefkindjes stedenbouw en infrastructuur. De werkwijze verschilt met die van de Nederlandse Rijksbouwmeester. De Vlamingen willen vooral de lagere overheden stimuleren tot een beter ontwerp en gebruiken daarvoor de Open Oproep als methode; de Nederlandse Rijksbouwmeester gaat uit van een pool waaruit architecten en andere ontwerpers worden gekozen. De Open Oproep is een werkwijze waarmee voor de ontwerpopdrach-

Heeft de Vlaamse Bouwmeester in de eerste tien jaar verbetering gebracht, is de vraag die auteur Hans Ibelings terecht stelt. Hij maakt een vergelijking met andere Westeuropese regio’s zoals Catalonië, waarbij hij meteen vaststelt dat Catalonië gelijk staat met Barcelona en dat Barcelona een voorsprong had door de Ollympische Spelen van 1992 die veel in gang hebben gezet. Vlaanderen komt van ver en had die ‘wind mee’ niet. In dat licht bezien is het overzicht dat Ibelings heeft gemaakt bemoedigend voor Vlaanderen. De scholen, sporthallen, bibliotheken, ziekenhuizen, culturele centra en bestuurscentra stralen een prettige eenvoud uit, mooi gedetailleerd, zonder poeha maar wel zelfverzekerd. De laatste jaren zet Smets in op stedenbouwkundige studies waarvan we nu alleen de houtskoolschetsen zien. Als die tot leven worden gebracht – Kanaalzone Gent of Scheldekaaien Antwerpen – kan bepaald worden of de Bouwmeester ook het groter schaalniveau beheerst.

Een TBS-kliniek in de polder

Uitgave Studio M10. Vanuit de lucht gezien wekt de Oostvaarders-TBS-kliniek in Almere eerder abjecte gedachten en associaties op, een strafkamp uit de somberste periodes van de wereldgeschiedenis. Beter is het de kliniek vanuit de gangen en cellen te beschouwen, waaruit juist een humane en geruststellende benadering spreekt. Niet voor niets heeft het ontwerp van Martien Jansen (Studio M10) al vele prijzen gewonnen en maakt het kans op het predikaat jong monument. Precisie is het trefwoord dat schrijver Arjen Oosterman hanteert voor het gebouw, precisie in alles, in de compositie, de materialisering en de detaillering, in de speling van het licht en in de sfeer. Het is een en al rust en ruimte. Wat kan architectuur meer doen dat te bewerkstelligen? Zichzelf wegcijferen maar wel zo dat een dominant grid is neergelegd waarvan cellen en gangen vanzelfsprekend deel uit maken. ‘Als de schoonheid van intelligentie en de intelligentie van schoonheid met elkaar versmelten, is er iets bijzonders aan de hand’, schrijft Oosterman. Zo is het maar net. Een TBS-kliniek in de polder.

67

Tien jaar Vlaams Bouwmeester

ten van openbare besturen een architectenselectie wordt gemaakt volgens een procedure waarbij de bouwheer een opdracht formuleert door de definitie van het project. Architecten kunnen zich daarop inschrijven. De Vlaamse bouwmeester en zijn team kiezen tien ontwerpers van wie vervolgens vijf gevraagd worden een visie op de opdracht te geven. Het gaat niet zozeer om het programma als wel om wensen en ambities. Curieus genoeg zijn zo regelmatig buitenlandse architecten aan de slag gegaan in Vlaanderen, onder wie Neutelings Riedijk met een project in Gent.


smaak is een uitgave van: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Rijksgebouwendienst Rijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.vrom.nl

los nummer € 5,-

© Rijksoverheid | April 2010 | Publicatie-nr. 0015

Jan van Gils

hoofd Facilitaire Dienst Tweede Kamer: Van Gils zorgt ervoor dat alle fracties na de komende verkiezingen een eigen stek in het Kamergebouw krijgen. Ik werk nu tweeëneenhalf jaar bij de Tweede Kamer, dus voor mij is het de eerste keer dat ik zo’n interne verhuizing na de Tweede Kamerverkiezingen (op 9 juni 2010, red.) meemaak. Spannend. We zijn al bezig met conceptvlekkenplannen, zoals dat in facilitair jargon heet. Uitgangspunt bij de nieuwe indeling is dat elk Kamerlid 52 m2 krijgt. Als een partij tien zetels haalt, dan krijgt hij 520 m2, dat is inclusief de ondersteuning. De fractiemedewerkers, persoonlijke assistenten en administratief medewerkers moeten binnen die ruimte een plek vinden. Als een partij meer dan 16 zetels haalt, krijgt de fractie ook een fractiekamer voor de vergaderingen. Een nieuwe indeling maken, is altijd gelukt. Of iedereen tevreden is, is een ander verhaal. De ervaring leert: een vlekkenplan zorgt altijd voor opschudding. Gemiddeld zijn er vier weken nodig om de definitieve

indeling vast te stellen. Een van de complicaties bij een nieuwe indeling is dat we vier monumentale panden bezitten die door nieuwbouw met de vergaderzalen met elkaar verbonden zijn. In die monumentale ruimten zijn geen systeemwanden, er is dus een vast aantal kamers beschikbaar voor alle 150 Kamerleden. Stel dat een partij kleiner wordt dan komen er ruimtes vrij, die door andere partijen bezet kunnen worden. Voor fracties die sterk groeien, zijn er na de verkiezingen flexwerkplekken voor handen. Er zijn nu 11 fracties en partijen, een breed palet, ook qua huisvesting. Iedereen probeert natuurlijk de optimale huisvesting voor zijn fractie te krijgen, maar zo’n nieuwe indeling komt alleen tot stand als er compromissen worden gesloten. Het is voor mij de kunst om het optimum te vinden tussen de wensen en behoeften van alle fracties.’

Tekst: marianne Schijf


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.