Richard koek parallelle vertellingen

Page 1

Een persoonlijk verhaal over de stad en de stedenbouw. Richard Koek


Een persoonlijk verhaal over de stad en de stedenbouw. Richard Koek



5

De opgave voor de stedenbouw

7

New York

8

30 jaar werken aan stedelijk Nederland

12

Milaan

13

Reizen en zien

17

Sevilla

20

Paul Auster en de postmoderne flaneur

23

Barcelona

24

Gebiedsontwikkeling

28

Den Haag

32

Eten en steden

35

Amsterdam

36

De duurzame stad: intelligent en bewust

40

Berlijn

41

Hoogbouw

47

Parijs

48

De internationale stad

52

Openbaarheid en privĂŠ-domein

53

KrakĂłw

56

Bladerunner

58

Ruhrgebied

59

Big money...who owns the city?

61

Wat als...; de toekomst van stedenbouw



5

In zijn lezing op de Habitat Conferentie in 2016 schetste Alejandra Aravena de contouren voor stedelijke ontwikkeling in de komende 25 jaar. In die periode zal het aantal stedelingen op aarde bijna verdubbelen, en dan met name in Afrika, Zuid Amerika en Azië. Veel van de sterk groeiende stedelijke gebieden kampen met enorme armoede, vervuiling, onveiligheid en overbelasting. Aravena’s antwoord, zoals hij op de Biënnale van Venetië breed toonde, stelt het ontwerp centraal. Met ontwerpkracht wordt, zo betoogt Aravena, in brede zin waarde gecreëerd, wordt de basis gelegd voor gecoördineerd handelen, worden verschillende belangen verenigd, en wordt ruimte gecreëerd, zowel voor toekomstige aanpassingen als voor het eigen initiatief. De Biënnale vormt een goed beginpunt voor mijn verhaal. De relatie tussen mijn hoofdzakelijk Nederlandse werk en de internationale opgave wordt in de loop ervan duidelijk gemaakt. Die opgave is immens. Het gaat niet alleen om de omvang (2 miljoen nieuwe stedelingen per week), maar om het hele systeem wat een stedelijke omgeving betreft: transport, energie, afval, water, veiligheid, gezondheid, gelijkheid. De manier waarop dit georganiseerd is, bepaalt de kwaliteit van het leven. In onze Nederlandse en Europese steden is dat nu grotendeels goed geregeld. Er wordt in beginsel niemand buitengesloten, de voorzieningen zijn ruimschoots voorhanden en we hoeven ons geen grote zorgen te maken over de veranderingsprocessen die de steden meemaken: energietransitie, water- beheer, milieubelasting, immigratie en toerisme. Op de manier waarop we in Nederland de zaken regelen is het bijna zeker dat elke ruimtelijke opgave wordt afgehandeld. Als er niets substantieel veranderd... Stedenbouw is een afspiegeling van de maatschappij. De maakbaarheid van de samenleving is al lang geen zekerheid meer, en het stedenbouwkundig ontwerpen is daardoor veranderd. Nieuwe samenwerkingsvormen, financierings- wijzen en actieplannen doen hun intrede. De schaal is vergroot, in ieder geval van de context waarbinnen het stedenbouwkundig werk zich afspeelt. En met de vernieuwing van stad en land neemt het aantal betrokkenen en belanghebbenden steeds meer toe. De rol van het ontwerp, als synthese van wensen, eisen en verlangens, wordt daardoor groter.


New York

6


7 Icoon van stedelijkheid, Manhattan. Onverslaanbaar als de ultieme smeltkroes van culturen, stedelijke leefstijlen, economische vernieuwing en creatief omgaan met de ruimte. Met een overwegend liberale houding tegenover stedelijke ontwikkeling is de metropool een tolerante magneet voor velen. Al sinds de eerste decennia van de 20e eeuw wordt de stad gevormd door enkele sterke ruimtelijke wetten met een niet te onderschatten economische drijfveer. Verdichting, met name in de hoogte, is altijd mogelijk als de stad er iets voor terugkrijgt: openbare ruimte, sociale of culturele voorzieningen, openbaar vervoer. Dit prikkelt de creativiteit en heeft geleid tot informele structuren binnen het grid van Manhattan. Sinds de verdichting ook in de vanouds mindere, industriële gebieden van de stad opgeld doet, wordt het behoud van cultureel en industrieel erfgoed belangrijk gevonden. De fabriekjes, energiecentrales, theaters, garages, werkplaatsen en spoorviaducten van 100 jaar geleden vormen de authentieke basis voor buurten met elk een eigen karakter. Daarin spelen de openbare ruimte en de infrastructuur een cruciale rol. Van de inpassing van de High Line als parkverbinding op 7 meter hoogte en de parkjes die op havenpieren worden aangelegd, tot het koesteren van de met kasseien belegde straten. New York heeft een fabelachtige skyline, maar je beleeft de stad op ooghoogte. De plint is een belangrijke opgave, in programmering en in ontwerp. Door de specifieke stedelijke leefcultuur is er veel horeca gevestigd. Daarin zit een enorme dynamiek. Er zijn nog steeds traditionele restaurants en fastfood, maar menging van retail met horeca, van hotellobby’s met koffiebars, van grote woonprogramma’s met health food en woondiensten neemt een grote vlucht. New York is een testlocatie voor stadsleven. Gezien de dichtheid en de Amerikaanse wetgeving, komt haar karakteristiek ook voort uit de lappendeken van verschillen die de stad herbergt. Terwijl de toeristische gidsen de buurten nog trachten te typeren vanuit hun ontstaansgeschiedenis en voormalige functie, is daar steeds minder van te herkennen bij de bewoners en de gebruikers. Door de toenemende prijzen is het steeds moeilijker om in de stad een wooncarrière op te bouwen. Manhattan wordt geconsumeerd door voorbijgangers.


8 In 1987 werkte ik een jaar met Ashok Bhalotra. Het was net voor Kattenbroek, zijn nationale doorbraak. We werkten tegelijk aan projecten in Nederland, India en Arabië. Waar in Nederland het stof van een karige periode in stedenbouw en architectuur werd afgeschud, bood het buitenland een inspirerende vrijheid. Stedenbouw was in de jaren ‘70 en ‘80 technocratisch, het ontwerp was gebaseerd op kleinschaligheid en architectonisch verkavelen. De steden waren rommelig, verpauperd, onveilig, hadden veel leegstand en teveel autoverkeer. Het openbaar vervoer functioneerde matig, riolering en waterhuishouding lieten te wensen over. Economische functies verspreidden zich over het stedelijk gebied, het landschap was vogelvrij. Respect voor historische structuren was beperkt waardoor in de stadsvernieuwing veel waarde verloren ging. En het architectuuronderwijs was, opportunistisch en gemakzuchtig, gefocust op nieuwbouw van woonwijken. Ik studeerde af op de stedelijke vernieuwing van de Haagse Laakhaven, een no-go area op een steenworp afstand van het Haagse stadscentrum, het openbaar vervoer en de regionale weginfrastructuur. Ik projecteerde er een nieuw onderwijscomplex, een grote hoeveelheid woningen, bedrijvigheid en stedelijke voorzieningen. Nu, 30 jaar later, wordt er nog steeds gewerkt aan het gebied, de gewenste transitie heeft plaatsgevonden. Hoe anders dan in 1988 is het drie decennia later. Stad en land hebben er in Nederland nooit beter uitgezien. Stedelijke vernieuwing heeft op grote schaal zijn vruchten afgeworpen. Oude industriegebieden zijn getransformeerd naar stedelijke gebieden zoals we ze graag zien: gemengd, dynamisch, attractief en ook een beetje spannend. De stadscentra liggen er prima bij, met een mooie mix van detailhandel en horeca, met goed ingerichte openbare ruimte. De woonwijken, aangevuld met de Vinex-wijken dicht bij de bestaande steden, bieden een breed aanbod aan woonmilieus. Groenstructuren verbinden de centra en woongebieden met het landschap dat recreatieve voorzieningen koppelt aan groene en blauwe open ruimte. En zelfs de weg- en waterinfrastructuur is in hoofdzaak op orde.


9

Nederland is één van de best vormgegeven landen ter wereld. Reizend ervaar je dat steeds weer: in Nederland geen onoverbrugbare kloof tussen stedelijke gebieden, overheersende liefdeloosheid in perifere gebieden, structurele verwaarlozing van overbodig geworden functies, of verloedering in het landschap. En ook geen zichtbare ongelijkheid of kansloosheid. We hebben het goed hier. Maar Nederland is niet klaar. Er zijn nieuwe opgaven om te bewaken wat we hebben. Economische, ecologische, demografische en politieke ontwikkelingen gaan zoveel effect hebben op onze samenleving dat ruimtelijke acties nodig zijn. Klimaatverandering, energietransitie, migratiepatronen, grondstoftekorten, economische ontwikkelingen, internationale verhoudingen en toerisme vragen net zoveel inspanning als de opgave van 30 jaar geleden. In 1987 hield de Stichting Nederland Nu Als Ontwerp de vakwereld een spiegel voor. De rol en kracht van het ontwerp konden de toekomst van Nederland bepalen, zo was de gedachte. Met het ontwerpen van verschillende scenario’s en het optimistisch exploreren van de consequenties daarvan, werden toekomstige beelden van Nederland geschetst. Het initiatief kwam uit de vakwereld, uit zorg en onvrede over de geringe politieke aandacht voor het ruimtelijk ontwerp. Het leidde tot twee decennia van ongekende daadkracht. Er kwam architectuurbeleid en een architectuurinstituut. Er werden evenementen georganiseerd met enorme impact zoals de Eo Wijersprijsvraag. Er kwam een stortvloed aan lokale initiatieven. En er kwamen prijzen voor architectuur en stedenbouw. De ruimtelijke ordening van Nederland werd weer onderdeel van de publieke agenda zoals dat ook in de wederopbouwperiode gewoon was. In deze conjunctuur konden we de Kop van Zuid beginnen, de Resident maken, sleutelprojecten in de stedelijke centra realiseren, het snelwegnetwerk verbeteren, hoogwaardig openbaar vervoer aanleggen, nieuwe woonmilieus realiseren en tegelijk bestaande woongebieden ingrijpend vernieuwen. We verbeterden de waterhuishouding in het hele land, waarbij de waterveiligheid aanzienlijk werd vergroot. En de economie bloeide; er kon weer volop in Nederland worden geïnvesteerd. Export, van producten en van kennis, zorgde ervoor dat Nederland in internationaal verband een hernieuwd aanzien kreeg.


10

Maar er heerst ook zelfgenoegzaamheid, naast een schrijnend gebrek aan visie op de toekomst van stad en land. De crisis van 2009 ging samen met een uitholling van de maatschappelijke betekenis van de stedenbouw. Grootscheepse vernieuwingsprogramma’s voor de naoorlogse woningvoorraad stagneerden, wat voor de leefbaarheid in en duurzaamheid van die wijken negatief uitpakt. Het ontbreekt aan richtinggevende ideeën over de sterk veranderende vestigingsbehoeften van bijvoorbeeld detailhandel en werkgelegenheid. En de stedenbouw heeft onvoldoende antwoord op de zich wijzigende maatschappelijke realiteit waarin aan onvrede gepaarde mondigheid tot heel nieuwe samenwerkingsvormen moet leiden. Nieuwe coalities, meestal met een grote mate van eigenbelang, treden aan om veranderingen tot stand te brengen. Stedenbouw moet ook nu waken voor opportunisme. Van de beleidsmakers moeten we het niet hebben; de Omgevingswet zal op termijn nieuwe ruimte scheppen voor een andere uitoefening van ons vak, waarbij de verantwoordelijkheid voor inhoud en kwaliteit ligt bij wisselende coalities van maatschappelijke en commerciële partijen met direct belanghebbenden. De belangen voor de korte en de lange termijn zijn onderdeel van de visieen planvorming; het ontwerp staat weer centraal.


30 jaar werken aan stedelijk Nederland

11


12

De kennismaking met Milaan moet eigenlijk beginnen op het treinstation. In één blik is het duidelijk: dit is een metropool met trots, zelfbewustzijn en stijl. Monumentaliteit, schoonheid en fijnzinnig detail gaan er samen, en dat blijft zo gedurende een stadsbezoek. Milaan is met voorsprong dé metropool van Italië: het hart van het technologische, wetenschappelijke, industriële en bancaire stelsel van het land, een kenniscentrum van belang. Met pakweg 4,5 miljoen inwoners telt de regio mee in de top van de sterkste regio’s van Europa. De ligging van Milaan, op een knooppunt van routes, in een aantrekkelijk weersklimaat, op korte afstand van de Alpenregio, maakt het ook tot een aangename woonplek. Maar allereerst telt het economische klimaat, wat de attractiviteit van de regio bepaalt. De kennisindustrie, de dienstensector, maar bovenal de creatieve, ontwerpgerichte werkgelegenheid is toonaangevend. Design is alomtegenwoordig. In de exclusieve modewinkels tot aan alledaagse koffiebars, in straatmeubilair en nieuwe architectuur, in reclame en media-uitingen. In hoog tempo veranderen oude industriegebieden naar locaties voor creatieve werkgelegenheid en dienstverlening. Internationale merken en toonaangevende ondernemers nemen daarin het initiatief, wat door de stad met kracht wordt gesteund. Deze transitie van de stad uit zich in een forse hoeveelheid stedelijke vernieuwingsprojecten. Naast de voortgaande verfraaiing van het historische stadsgebied zijn locaties als Porto Garibaldi, Bicocca of CityLife voorbeelden van projecten waarmee de stad zijn internationale reputatie vergroot. Het zijn projecten die zich meten met vergelijkbare interventies in andere wereldsteden: modern, spraakmakend, duurzaam, compromisloos en verantwoord. Ze gaan gepaard aan investeringen in openbaar vervoer en publieke ruimte, en binden internationale partijen aan de stad. Milaan verbindt aan deze projecten zijn unieke identiteit als design-hoofdstad van Europa. Alles wordt ontworpen, niets wordt aan het toeval overgelaten. Het is mooi, aangenaam en gaat gepaard met een vanzelfsprekend gevoel van luxe. Het is misschien niet voor iedereen weggelegd; toch is er geen beklemmende controle. De Milanees is overduidelijk trots op zijn stad, wat door de stedelijke planning wordt gewaardeerd.


13

De teksten van Italo Calvino over de imaginaire steden zijn een permanente bron van inspiratie. Zijn korte, doeltreffende beschrijvingen van steden ademen de sfeer en identiteit van ItaliĂŤ in de late middeleeuwen, maar zijn ook tijdloos in de beschrijving van de verhouding tussen het karakter van de stad, stedelijke openbare ruimte en gebruikers. Calvino had de vaardigheid te observeren, te kijken en te zien. Deze begrippen vullen elkaar aan, en zijn essentieel voor de stedenbouw. Observeren: registreren hoe de omgeving in elkaar zit, hoe structuren ontstaan zijn, hoe netwerken zijn samengesteld, welke functies in en aan de openbare ruimte liggen. Kijken: analyseren hoe de stad functioneert, welke gebruikers er voorkomen en hoe die de ruimte gebruiken, welke dynamiek dat gebruik kent. Hieronder vallen veranderingen van bevolking, van mobiliteit, van leefpatroon. En zien: begrijpen wat de stad bijzonder maakt, wat haar specifieke kenmerken zijn, wat haar karakter is. Zien doe je met al je zintuigen: ogen, oren, neus, handen. Zien kun je alleen door je in de stad te begeven, en door te praten met bewoners en gebruikers. Op verschillende momenten, in verschillende omstandigheden. Calvino begreep dat, en samen met hem vele andere schrijvers. Het stedenbouwkundig ontwerp en onderzoek kan niet zonder deze begrippen. Een stedenbouwkundige of landschapsarchitect kan niet ontwerpen zonder eerst te zien. Met het zien vormt zich de opgave. De hele stedelijke ruimte is daarbij object van bewerking. De ruimte in Nederland (maar ook daarbuiten) is een veld vol sporen, van archeologische sporen die ontstaan zijn door landschapsvorming en gebruik, van fysieke sporen van infrastructuur en beweging, van reliĂŤf, waterlopen en groen, en van immateriĂŤle sporen van verhalen en overleveringen. Gezamenlijk vormen die sporen het al beschreven vel waarop het ontwerp tot stand komt.


Milaan

14


Reizen en zien

15


16

Reizen helpt je om beter te zien. De hele wereld biedt inspiratie en referenties. Voorwaarde is om als reiziger je omgeving te ondergaan, en niet louter als toerist te consumeren. Zo leerde ik de kenmerken en kwaliteiten van het havengebied van Vlaardingen pas kennen door er rond te lopen, mensen te spreken, in de cafés naar binnen te gaan en de stedelijke ruimte te ervaren. Het was de start van het ontwerpwerk om de rivier en de stad beter met elkaar te verbinden, een project wat fysieke en mentale kenmerken heeft, omdat ook de Vlaardingse bevolking in alle geledingen bij deze opgave moet worden betrokken. Door goed te kijken hebben we de potenties gezien en kunnen verbeelden. “Maar als ik je deze berichten gaf zou ik je niet over de ware essentie van de stad vertellen: want terwijl de beschrijving van Anastasia je verlangens slechts één voor één opwekt om je te dwingen ze meteen weer te onderdrukken, worden, als je je op een morgen in Anastasia bevindt, al je verlangens tegelijk opgewekt en ze omringen je. De stad komt je voor als een geheel waarin geen enkel verlangen verloren gaat en waarvan je deel uitmaakt, ...” – Italo Calvino


17

Sevilla heeft het grootste aaneengesloten historische stadsgebied van Europa. De stad werd gesticht door de Grieken, maar werd vanwege de ligging aan de Guadalquivir door steeds nieuwe heersers aan- gepast. De hoogtijdagen van de stad lagen in de Moorse tijd en in de periode na de ontdekking van Amerika door Columbus. De trots uit die tijden straalt nog volop in de stad, met de kathedraal, de Giraldo en het Alcazar als iconen. Deze stad moet je niet alleen zien, maar ook voelen, proeven, horen en ruiken. De geurindruk van Sevilla is onafscheidelijk verbonden met bleekwater, parfums, uitlaatgassen en eten in alle mogelijke vormen. In Sevilla gaat men zwaar geparfumeerd door het stadsleven. De reukwaren zijn zoet en allesoverheersend. De geuren van jasmijn, sandelhout, muskus en rozen vormen wolken die, lang nadat de drager ervan in de massa is verdwenen, nog blijven hangen. Na enige tijd leer je de stad en de dag ook indelen naar de etensluchtjes die je tegemoet komen. De ochtend in de stad ruikt naar gefrituurd beignetdeeg (churro’s) en zoete chocoladesaus. Mengen zich daar de aroma’s van dagverse groenten, fruit en vis tussen, dan ben je in de buurt van de mercado. Rond elf uur wordt al het voorgaande verdrongen door olijven met look, bonen met look, kip met look, worst met look, vis met look, brood met look, in olie gemarineerde looktenen… De siësta dient niet alleen om de hitte te ontwijken, maar moet ook al dit eten helpen verwerken. Het hele geurscenario begint zich vanaf een uur of vier te herhalen met een keur aan tapas, en wordt slechts door een korte nacht onderbroken. Geluiden vullen de stad tot aan de nok. Naast bevel ende, schertsende, scheldende, ongeduldige en bedelende stemmen heb je het getoeter en het remmen van de auto’s en het onophoudelijke galmen van ontelbare kerkklokken met in de avond de klanken van flamenco uit bars en theaters.


Sevilla

18


Paul Auster en de postmoderne flaneur

19


20

In veel literatuur figureert de stad als personage en niet alleen als context. In het werk van Paul Auster (en andere schrijvers zoals Don DeLillo of Philip Roth) speelt de stad, en dan met name New York, een hoofdrol. Hoewel de stad zich niet als personage ontwikkelt, maar veeleer wordt onthuld, creëert de auteur een conditie waarin de menselijke spelers hun plek vinden en soms ook kwijtraken. Dat gebeurt op een vergelijkbare manier waarop de 19e eeuwse flaneur de veranderende stedelijkheid van Parijs ervoer. Observerend, zich een notie vormend, becommentariërend. Hij is geen stadschroniqueur, maar ook geen ontwerper. Hij beschrijft het dagelijkse stedelijke leven in al zijn eigenaardigheden, maar dan wel als iemand die er zelf geen deel van lijkt uit te maken. Als stadsontwerper heb je ook deze distantie. Je analyseert, kijkt, hoort, proeft, ruikt, beleeft de stad die je als onderwerp van bewerking krijgt voorgelegd. De rol van flaneur past de stedenbouwkundige goed. Zien welke ontwikkelingen plaatsvinden, welke mogelijkheden er zijn, hoe de stad kan worden verbeterd voor zijn gebruikers. Eén van de geneugten van flaneren is te bedenken, te fantaseren, te poëtiseren wat je onderweg kunt tegenkomen of kunt overkomen. Het flaneren activeert de verbeeldingskracht, waarbij je probeert betekenis te geven aan veranderingen om je heen. Dat betreft evengoed passanten als winkeletalages, verkeer en objecten op straat. In ‘Death and Life of Great American Cities’ noemde Jane Jacobs deze bewegingen en veranderingen ‘de kunstvorm van de stad’, en ze vergeleek het met ballet. Door een stad flaneren is heel iets anders dan je gewoon door de stad te bewegen; het gaat er vooral om je gedurende de wandeling te concentreren op de eigenaardigheden die de stad kenmerken. Bij het flaneren ga je op in de atmosfeer van het leven op straten en pleinen. Het is niet zomaar een praktijk van wandelen en kijken, maar ook van beschrijven en doordenken. Het is een culturele activiteit.


21

Bepalend voor de flaneur is het toeval. Het omslaan van een straathoek kan een heel nieuwe wending geven aan het verhaal. Een nieuwe buurt, een andere dynamiek, een ongeluk, verdwalen. Flaneren is de mogelijkheid om je bewust te worden van de sfeer van een straat, een plein, de kade, het park, het station. De literaire mogelijkheden zijn groot; wat zou er gebeuren als... Parallelle verhaallijnen geven evenveel mogelijke toekomstige ontwikkelingen weer. Stedenbouw is in essentie hetzelfde als flaneren: met het ontwerp worden mogelijkheden geschetst. Door keuzes te maken wordt de richting bepaald waarin de stad, de buurt, de straat, het park, zich ontwikkelt. Het had ook anders kunnen lopen... In ‘Collage City’ beargumenteerde Colin Rowe op rake wijze dat de stadontwerper meer een ‘bricoleur’ moet zijn dan een technicus. Een bricoleur is een klusjesman, een alleskunner met een grote gereedschapskist. Hij moet bekend zijn met de politieke en esthetische cultuur van de stad en heeft meestal maar stukjes van de stad als opgave. Stadsontwerp is vergelijkbaar met het maken van een collage in de zin dat het steeds totaal uiteenlopende elementen en fragmenten van verleden en heden moet samenbrengen.


Barcelona

22


23

De schrijver Vázquez Montalbán beschreef Barcelona als ‘een merkwaardige stad vol dingen; een stad als een collage’. Barcelona is de hoofdstad van Catalonië, havenstad, immigrantenstad, doorgangsstad. De Catalaanse metropool is een stad van handel, kunst en cultuur, tweetalig, multi- cultureel, kosmopolitisch en exotisch. Maar de stad is ook een verzameling dorpen, aaneengesmeed door de Eixample, het negentiende eeuwse stadsgebied met het kenmerkende dambordpatroon. Barcelona is het hart van het Catalaanse nationalisme, in een permanent debat met de Spaanse regering over autonomie en zelfbestuur. Sinds de succesvolle Olympische Spelen van 1992 is de stad trots en in staat kapitaal aan zich te binden. Er is en wordt veel geïnvesteerd, wat leidt tot grote continuïteit in de stedelijke vernieuwing. Daarbij wordt nog immer gebruik gemaakt van de al 30 jaar geleden geformuleerde doelen: investeringen in openbare ruimte en transport verhogen de waarde van het aangrenzende privébezit. Door publiek te investeren in knooppunten worden eigenaren gestimuleerd om hun private eigendommen te vernieuwen. Dat leidt ook tot essentiële verdichtingen binnen het stedelijk netwerk, op grenszones tussen de negentiende eeuwse stad en de autonome wijken eromheen. Hoe fantastisch is het een metropool te zijn die aan zee ligt. Nadat met de bouw van het Olympisch Dorp een deel van de kust werd vrijgemaakt, beschikt Barcelona nu over een strand van meer dan 8 km lang, met op geregelde afstanden publieke ruimten en attracties voor de stedeling en de toerist. De stedelijke ruimte van de Eixample is tot op het strand verbonden met de zee. Jachthavens en een cruiseterminal completeren de gerichtheid op het water.


24 Gebiedsontwikkeling is een maatschappelijk proces met vele betrokkenen en belang hebbenden. Processen zijn dynamisch: ze reageren op de context, maar veranderen die context ook. De context is fysiek, zoals de ruimtelijke omgeving, maar heeft ook en vooral een sociale en culturele dimensie. Voor ons werk is kennis van beide aspecten van belang. De lezing en notatie van de fysieke omgeving behoort tot de basisvaardigheden van ons vak. Allerhande technieken staan ons daarvoor te beschikking: GIS, mapping, spacesyntax, morfologische analyse, waardestelling van erfgoed, lagenbenadering, etc. In 2014 is daarvoor een tweejarig onderzoek uitgemond in een dynamische webomgeving, het Platform Urban Knowledge. Voortdurende kennisuitwisseling en ontwikkeling horen daarbij. Het tweede deel van het begrip context is veel minder grijpbaar en ook niet te vangen in metho- den en technieken uit ons (technische) vak. Deze maatschappelijke omgeving is resultante van steeds wisselende spelers, opgaven, prioriteiten, politieke realiteiten of economische krachten. Binnen deze dynamiek ontstaan kansen, maar evenzeer bedreigingen voor ons werk. Door slim en alert te reageren kunnen we daarbinnen blijven laveren. Riek Bakker gaf in 2014 bij de ontvangst van de ARC-oeuvreprijs aan dat gebiedsontwikkeling kennis, lef, inleving en uithoudingsvermogen vergt. Dat is heel iets anders dan macht en zeggenschap. Om een gebiedsontwikkeling tot een succes te maken is het juiste evenwicht nodig tussen initiatieven en belangen. De sensitiviteit die hiervoor nodig is, zullen we steeds verder moeten ontwikkelen. Het vergt een actieve houding om belangen en initiatieven samen te brengen. Wat betekent dit voor de stedenbouw? Mijn stellige overtuiging is dat we ons nog onvoldoende bewust zijn van de veranderingen in de context van ons werk. Dat we de kracht en betekenis van het ontwerp soms te hoog inschatten en de bewegingen in de maatschappelijke context soms teveel bagatelliseren. Daar zou meer evenwicht in moeten ontstaan.


25

De analyse van de opgave in de meest brede zin vergt meer van onze aandacht. En die analyse is óók onderdeel van het ontwerpwerk. Het noteren, in tekeningen, schema’s en diagrammen, van de analyses is in onze op beeld ingestelde samenleving zeker zo belangrijk als het uiteindelijke, verleidende ontwerp-eindbeeld. Bij een ontwerp hoort een verhaal; aangezien voor elke opgave meerdere antwoorden denkbaar zijn, is de kracht van het betoog, het verhaal bij het ontwerp, steeds meer van belang. Alleen toelichten wát je hebt ontworpen is onvoldoende; vertellen wáárom het plan gemaakt is, is veel doeltreffender. De grote mondiale en lokale opgaven voor architectuur, stedenbouw en landschap zijn min of meer bekend: klimaatverandering, de aantrekkingskracht van (grote) steden, de toename van mobiliteit, de eindige beschikbaarheid van grondstoffen, de bedreiging van natuur en biodiversiteit, de voedselvoorziening en beschikbaarheid van schoon drinkwater, de veranderingen als gevolg van internet en technologie. En voor ons vak nog drie doorslaggevende factoren: de noodzaak van kwaliteitsbehoud door beheer, ontwikkelen als een steeds meer collectief proces, en de afnemende beschikbaarheid van voldoende publieke middelen. Elk van deze trends heeft invloed op de manier waarop ons vak zich zal ontwikkelen. De combinatie van een overheid met steeds minder middelen, de toenemende differentiatie in de vraag naar verandering en een markt die leeft van het juiste initiatief op het juiste moment, vraagt ook om nieuwe planologische middelen. Want ondanks een forse aanpassing in vergunningenland, de omgevingsvergunning, is de gewenste helderheid en duidelijkheid vaak nog ver te zoeken. Veel wet- en regelgeving zit het op verandering gerichte initiatief in de weg. In het kader van de Omgevingswet wordt geëxperimenteerd met omgevingsvisies en nieuwe procesvormen. De bedoeling is dat processen eenvoudiger, sneller en goedkoper worden, zonder willekeur en rechtsongelijkheid te creëren.


Den Haag Foto: CornĂŠ Bastiaansen

26


27


28

Den Haag is sinds 25 jaar mijn woonplaats. Ik heb de stad in die tijd zowel zien veranderen als zichzelf zien blijven. Den Haag is bijna de ideale woonstad: groene woonwijken van beperkte schaal, een prima functionerend openbaar vervoer, klein genoeg om de fiets als primair vervoermiddel te gebruiken, met een meer dan adequaat voorzieningenaanbod en een prachtige ligging tussen de zee en het Groene Hart. De stad munt uit in de kwaliteit van de openbare ruimte, met de tientallen pleinen en parken, met de lanen en landgoederen. In deze stad leven vele nationaliteiten samen, al dan niet tijdelijk, wat resulteert in een tamelijk veelzijdig cultureel leven. Den Haag is voor mij vaak een referentiekader voor kwaliteit en inhoud. Bij het ontwerpen aan steden die zowel groter en kleiner zijn, dient ze als referentiebron: afmetingen en afstanden, profielen en beeldkwaliteit, voorzieningenpatroon en bereikbaarheid. De stad kent, met toch maar een half miljoen inwoners, alle kenmerken van een grote stad: exclusieve villabuurten en sobere flatwijken, chique winkelstraten en efficiĂŤnte koopcentra, congestie en drukte naast de weidsheid en leegte van de groene gebieden en het strand. Een mondain publiek dat past bij de internationale instellingen, naast een overwegend op dienstverlening en overheid ingestelde lokale bevolking. Den Haag zet al 25 jaar in op de versterking binnen de gemeentegrenzen en heeft in die tijd het wat kleinburgerlijke imago afgeschut. Dat heeft geresulteerd in een florerend stadscentrum en een goed openbaar vervoernetwerk. Nieuwe woonwijken vlakbij de stad leggen relaties tussen de oudere stadswijken en het regionaal groengebied. En binnen het stedelijk gebied zijn strategische locaties opgezet voor grootschalige vernieuwing: Laakhaven voor de groeiende studentenpopulatie, de stedelijke ambachtelijkheid en wonen in hoge dichtheden; Scheveningen Haven voor visserij, uitgaan en wonen; de Binckhorst voor nieuwe gemengde woon- en werkmilieus.


29

De stad functioneert in een regionaal netwerk met Rotterdam, Delft, Zoetermeer en een aantal kleinere steden, met samen bijna 2,5 miljoen inwoners. Dit regionaal samenwerkingsverband vormt het tweede beschikbare referentiekader. Hier wordt op een schaal van 30x30 kilometer ongeveer een vijfde van het bruto nationaal product verdiend. Het is een fraaie lappendeken van bebouwing en open ruimte, met een reeks verschillende dorpen, steden en landschappen, onderling vrij goed verbonden en met voorzieningen voor ieders wens en behoefte. Als werkgelegenheidslocatie en voorzieningenkern is Den Haag steeds meer afhankelijk van deze regionale samenwerking. Van voedselproductie tot maakindustrie, van zorgverlening tot de dienstensector in brede zin is de regionale schaal maatgevend. Het fijnmazige landschappelijke en infrastructurele netwerk bindt de regio aaneen, en bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit als vestigingslocatie voor mensen en bedrijven. Ook de internationale betekenis hangt ermee samen. Als hoofdstad van Nederland, maar nog veel meer als vestigingsplaats van instellingen die internationaal werken aan recht en vrede. Het zorgt ervoor dat Den Haag een belangrijke positie inneemt in een grensoverschreidend netwerk van diplomatie en werkgelegenheid.


Eten en steden

30


31


32

10 tot 20% van de werkgelegenheid in de stad is direct gerelateerd aan voedsel. Maar de stad produceert zelf hoegenaamd geen voedingswaren. De werkgelegenheid varieert van bereiding, groothandel, transport en verkoop tot afvalverwerking en compostering. De stromen die de voedselketen in de stad veroorzaken zijn omvangrijk en continu... elke dag weer. Het effect op de stadsvorm is onduidelijk. In gewilde stadswijken zit tegenwoordig op elke straathoek wel een hippe koffiebar, steeds meer winkels bieden lunch of ontbijt als trekker, sport en horeca vermengen zich en stations zijn een paradijs voor consumptie. De hoeveelheid restaurants zegt iets over de attractiviteit van de stad, over zijn bevolking en over de aantrekkingskracht voor bezoekers. Studentensteden en economisch sterke steden hebben een meer dan gemiddeld aanbod, en daarbinnen is ook een grote mate van dynamiek. CafĂŠs en restaurants komen en gaan, worden mobiel en variĂŤren steeds meer in openstelling. Beleid gericht op ruimtelijke ordening binnen de horeca is complex. Thematisering van gebieden is nagenoeg onmogelijk. Formules ontwikkelen zich heel snel. Initiatiefnemers weten heel goed welke plekken potentie hebben, en welke niet. Met planvorming kan daar adequaat op worden ingespeeld; zowel positief (toelaten) als negatief (tegenhouden). Bedrijfsvoering is geen overheidszorg, maar leegstand of locatiebeleid wel. Overbelasting van de openbare ruimte door horeca is ook een overheidszorg. Stedenbouwkundige planvorming is hiervoor een adequaat middel.


33

De voedselvoorziening is in stevige handen van de supermarkten. Alternatieven zijn schaars. Voor de wekelijkse warenmarkten is het moeilijk om concurrerend te zijn, zelfs wanneer ze zoeken naar niches in de markt zoals boeren- of traditionele markten. Door permanente klantonderzoeken bewegen de supermarkten snel mee met nieuwe trends. Meer kruiden, meer exotische producten, meer verse producten, meer keuze in bijna alles. De foodmarktconcepten gaan nog een stap verder door binnen de vestiging ook reeds bereide gerechten aan te bieden, kookcursussen en gezondheidsinformatie. En thuisbezorgservices dichten het gat tussen de consument en de leverancier nog meer. De afstand tussen de stad en productiegebieden voor voedsel neemt steeds meer toe. Schaalvergroting van voedselproductie is binnen het stedelijk gebied niet te realiseren. Maar lang niet alles is gebaat bij schaalvergroting. Moderne kweekmethoden kunnen binnen de stedelijke omgeving worden geĂŻmplementeerd, waarmee kruiden, bladgroenten en kasgroenten in de buurt geoogst kunnen worden. Stadslandbouw is geen alternatief voor de grote schaal, maar wel een goede manier om bewustzijn over voedsel en gezondheid te vergroten. Kassen en tuinen op platte daken kunnen wel degelijk bijdragen aan de voedselvoorziening, met als effect dat het leefklimaat in de stad positief wordt beĂŻnvloed en de hoeveelheid transport wordt verminderd.


Amsterdam

34


35

Bijna alle stedenbouwkundige vernieuwing in Nederland start in Amsterdam: de grootste stad, het grootste aanbod aan culturele en commerciĂŤle voorzieningen, de grootste variatie in bevolkingssamenstelling en in de verdeling van rijkdom. Ook de voorbeeldrol als hoofdstad van het land maakt dat in Amsterdam eerder geĂŤxperimenteerd wordt met stedelijke ontwikkeling dan elders. Fascinerend waren de Amsterdamse reacties op de Vinex-opgave, nu 25-30 jaar geleden. Behalve de polderoplossingen aan de zuidwestkant van de stad zette Amsterdam groots in op een nieuw stadsdeel in het IJmeer. Zoals bij de Bijlmer twee decennia eerder staat de relatie met de bestaande stad daarbij centraal. Het ontwerp van verbindingen en infrastructuur gaan hand in hand met de discussie over identiteit en programmering. De relatie met het oostelijk havengebied, wat in die tijd nog volop in transitie en ontwikkeling was, en de oevers van het IJ geven de schaal van de opgave weer: niet alleen het toevoegen van een nieuw woongebied, maar een essentiĂŤle herpositionering van een groot deel van de stad. Parallel aan deze opgave werden de naoorlogse woonwijken aan de westkant van de stad aangepakt, een opgave die in omvang niet veel kleiner was, maar wezenlijk verschilde van de vernieuwing aan de oostkant door de aanwezigheid van zittende bewoners, verspreid eigendom, sociale problematiek en heel veel verouderde bebouwing. De transitie van dit deel van de stad naar een toekomstbestendig stedelijk woonmilieu was (en is) een beduidend weerbarstiger proces. Amsterdam is succesvol gebleken in het samen met de bevolking vernieuwen van de stad. Dat werpt zijn vruchten af, ondermeer door een forse groei van buitenlandse bezoeken en investeringen. De stad moet daarbij de ongedeelde samenleving blijvend kunnen huisvesten, de bevolkingstoename en de groei van het aantal bezoekers geleiden, het openbaar vervoer drastisch verbeteren en de stad gereed maken voor een duurzame toekomst. De stad telt, ondanks zijn kleine omvang, mee op mondiale schaal. De inbedding in de regio en de Randstad dragen daar aan bij. Voor de komende jaren ligt een schaalsprong in het verschiet.


36

De centrale term in werk en leven: duurzaam. We willen lang en aangenaam leven, en wensen dat ook voor de mensen om ons heen en voor ons nageslacht. Dat was een eeuw geleden niet anders, en door een oneindige hoeveelheid innovaties is dat ook steeds meer werkelijkheid geworden. Althans, voor een aanzienlijk percentage mensen in de westerse samenleving. In de jaren ‘70 van de vorige eeuw maakten we autoloze zondagen mee. Deze waren politiek ingegeven door olieboycotten van de Opec-landen, maar het effect was dat de eindigheid van grondstoffen en de ongelooflijke verspilling een gezicht kregen. De Club van Rome kreeg gehoor; er diende veel fundamenteel te veranderen. Zuiniger, slimmer, bewuster, eerlijker: duurzamer. Verandering was het sleutelbegrip. Om te beginnen mentaal: de wederopbouwtijd had geleid tot een aanzienlijke aanspraak op grondstoffen en materialen. De mobiliteit groeide enorm, net als de afvalberg door consumptie en verkwisting. Steden dijden uit en de landbouw werd steeds meer geĂŻndustrialiseerd. Dit proces is in West Europa grotendeels tot staan gebracht. Stadsbewoners en economische activiteiten zijn afhankelijk van natuurlijke hulpbronnen en diensten van buiten de bebouwde kom. De daarmee samenhangende footprint op de toekomst vraagt om steeds scherpere keuzes en bewustzijn over duurzame ontwikkeling en beheer. Economische duurzaamheid betekent de capaciteit en het vermogen om voor de lange termijn lokale en regionale bronnen te gebruiken ten behoeve van de gemeenschap, zonder de natuurlijke hulpbronnen waarvan zij afhankelijk zijn te beschadigen of uit te putten, en zonder de verhoging van de ecologische voetafdruk van de stad.


37

Sociale duurzaamheid betreft eerlijkheid, inclusviteit en culturele geschiktheid van een ingreep om voor lokale gemeenschappen gelijke rechten te bewaren op het natuurlijke, fysieke en economische kapitaal, met bijzondere aandacht voor het leven en levensonderhoud van armen en traditioneel gemarginaliseerde groepen. Culturele geschiktheid betekent de mate waarin cultureel erfgoed en culturele diversiteit worden gerespecteerd. Ecologische duurzaamheid heeft betrekking op de impact van de stedelijke productie en consumptie op de gezondheid van de stadsregio. Dit vraagt om permanent onderzoek van de relatie tussen de stand en de dynamiek van natuurlijke hulpbronnen en diensten en de eisen die over hen worden uitgeoefend. Politieke duurzaamheid tenslotte heeft betrekking op de kwaliteit van bestuurlijke systemen en de acties van de verschillende actoren bij de vorige drie dimensies. Dat impliceert democratisering en deelname van lokale belanghebbenden op alle gebieden van de besluitvorming. Duurzaamheid in de stedenbouw is geen keuze, maar de kern van het vak. Stedenbouwkundig ontwerpen houdt rekening met alle vier de aspecten van duurzaamheid, en vereist brede kennis en inzet. Duurzaamheid is niet perse iets zichtbaars in het ontwerp; een intelligent stedenbouwkundig ontwerp bevat als vanzelfsprekend de meest duurzame oplossingen voor de opgave.


De duurzame stad: intelligent en bewust

38


Berlijn

39


40

Mijn eerste kennismaking met Berlijn was een maand voor de muur viel. Je bevond je toen nog in een gedeelde stad, met aan de westkant de IBA op zijn hoogtepunt, een postmoderne stad in wording. De stad werd gerepareerd tot in het absurde, met kleurrijke bouwblokken nabij de muur ‘alsof er niets gebeurd was’. Het contrast was enorm, zowel met de grauwheid van Oost Berlijn als met de tegendraadse cultuur van de woonwijken nabij de muur, met hun alternatieve krakers-scene. Kort erna was alles anders. Berlijn was niet langer in tweeën gedeeld. Er ontstond een optimistisch geloof in de eenwording van de stad, met herstel van historische structuren. Maar nu, 30 jaar later, is de stad nog steeds geen ongedeelde eenheid. Berlijn is één van de meest gefragmenteerde steden van Europa. Een prachtig stadsweefsel met een grote rol voor groen, parken, waterstructuren en lanen. Met verschillende kernen die elk een heel eigen identiteit hebben. Met de monumentaliteit van een hoofdstad en de informaliteit van een verzameling buurten. Met een zinderende dynamiek van creativiteit, design, kunst en cultuur. En een smeltkroes van culturen, aangevuld met een groeiende stroom toeristen en studenten. De eenwording van Berlijn dreigde er een serieuze stad van te maken, met strenge bouwblokken en strakke regels omtrent het stadsherstel. Stadtmitte is op die manier wel gerepareerd, maar geen echte stad geworden, met massieve bouwblokken met hotels, warenhuizen, appartementenblokken voor tijdelijke bewoners en parkeergarages: een doods decor voor het internationale kapitaal. Maar daaromheen is de stad opmerkelijk vitaal: de combinatie van bestuur, internationale instellingen, cultuur en onderwijs zorgt voor een relatief jonge bevolking die in de stad een dankbare voedingsbodem vindt voor creativiteit en eigen initiatief. Dankzij het succes is de stad een magneet voor nieuwe ontwikkelingen, nieuwe vormen van collectieve stadsontwikkeling naast de effectieve benutting van de economische potenties en knooppunten binnen het stedelijk weefsel. Het maakt deze metropool tot een labo- ratorium voor stadsvorming.


41

Is hoogbouw het antwoord op verdichtingsvraagstukken? Biedt hoogbouw kansen voor nieuwe woonmilieus? Past hoogbouw in de Nederlandse steden? Binnen de opdrachtenportefeuille van Rijnboutt is een spectaculaire groei aan hoogbouwprojecten te zien. Tot 2 jaar geleden waren gebouwen hoger dan 40 meter een zeldzaamheid. Met de forse woningvraag waarmee de steden in de Randstad worden geconfronteerd, en het primair inzetten op verdichting in de bestaande stad, is hoogbouw ĂŠĂŠn van de mogelijke oplossingen. De woningvraag leent zich vandaag de dag uitstekend voor stapeling: veel relatief kleine woningen, als beleggingsproduct in relatief grote aantallen, op schaars beschikbare locaties met voorzieningen in de buurt.


42

Er is niet echt een goede definitie te geven wat hoogbouw is. In veel hoogbouwvisies gaat het om bebouwing die tenminste driemaal zo hoog is als de gemiddelde hoogte van de omgeving. Er is in Nederland niet veel gedaan aan theorievorming; van recente datum is een onderzoek door Zandbelt & Van den Berg i.o.v. Stichting Hoogbouw (2008). Zij onderzochten de hoogbouwpraktijk in Nederland door de analyse van een aantal hoogbouwvisies of welstandsnota’s waarin hoogbouw een eigen plek heeft. En ze plaatsten de Nederlandse hoogbouw in een internationaal kader. Heel indrukwekkend is het niet. Marlies de Nijs constateert in 2015 zelfs dat 80% van de sinds 2004 gerealiseerde hoge bebouwing (boven 70 meter) in Nederland maar een matige stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit kent. Als thema voor gebiedsontwikkeling is hoogbouw binnen haar onderzoek alleen in het Wijnhavengebied in Rotterdam geslaagd. Naar aanleiding van de geplande megahoogbouw (boven de 200 meter) in Amsterdam (Larmagtoren) en Utrecht (Belle van Zuylen) is tussen 2000 en nu vooral veel gesproken over en onderzoek gedaan naar hoogbouweffecten in het overwegend platte Nederland. Uiteindelijk zijn beide initiatieven gesneuveld om financiële redenen, waarmee de discussie beslecht leek. Toch zijn er recent nog torens met een vergelijkbare impact op stad en landschap gebouwd in onder meer Tilburg, Leeuwarden, Nijmegen en Vlissingen, torens die niet op een kwalitatieve ruimtelijke visie gebaseerd lijken te zijn. En sommige steden hebben als reactie daarop stringente eisen gesteld aan hoogbouweffectrapportages. Er is nog geen overtuigende analyse verricht waarmee is aangetoond of deze instrumenten ook echt kwaliteitsverhogend werken. Veel hoogbouw in en om Amsterdam is beperkt door de nabijheid van Schiphol. Hoogbouw zoals in Rotterdam en Den Haag (tot 160 meter en mogelijk meer) is in Amsterdam niet mogelijk. Maar hoogte is maar één aspect.


Hoogbouw

43


44

Om met het beweerde succes van het Wijnhaveneiland in Rotterdam te beginnen. Dit is een transformatie- en verdichtingsgebied waarin de openbare ruimte vooral bestaat uit kades en voormalige havens. De stedenbouwkundige opzet is vooraleerst economisch gedreven; de bestaande bebouwing wordt alleen vervangen door iets nieuws als er ook geld verdiend kan worden (of tenminste niet verloren). Door versnipperd eigendom kunnen relatief kleine kavels toch tot grote hoogte worden bebouwd, mits er met een aantal aspecten rekening wordt gehouden: licht, privacy, wind. Door een creatieve opzet (ontworpen door KCAP) verrijkt het gebied de skyline van Rotterdam met echt verticale gebouwen. De tweede innovatie betreft een andere omgang met parkeren, waarbij allerlei parkeersystemen en oplossingen worden ingezet om auto’s binnen de bebouwing op te nemen. Daar waar het niet ondergronds kan, zijn bovengrondse oplossingen te zien die architectonisch volwaardig aan de opzet van de plint meedoen. En daarmee komt het belangrijkste aspect aan de orde: de plint. Het succes van hoogbouw hangt af van hoe ze op straatniveau functioneert. De grote schaal van de grote hoogte is op straatniveau klein gekregen door invulling met commerciële voorzieningen en horeca, zo klein mogelijke inritten voor parkeren, stallen en expeditie, in de gevels passende entreehallen en op de straat georiënteerde gevels. Door hoogbouw kan meer ruimte worden vrijgespeeld voor een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte. Aantrekkelijke publieke ruimte optimaliseert de mogelijkheid tot contacten in velerlei vormen (zoals parken, pleinen en stadsstraten, maar ook passages, atriums en andere semi-publieke plekken). Hoogbouw is hierom een doorslaggevend vestigingsmotief voor sommige categorieën woningzoekers. Een kwalitatief hoogwaardig voorzieningenniveau maakt wonen in een compacte stad aantrekkelijk. Op de juiste plek heeft hoogbouw een hoge dichtheid aan mensen en voorzieningen tot gevolg en voldoet het aan het belangrijkste principe in de hedendaagse ruimtelijke ordening: nabijheid. Bovendien versterkt het de agglomeratiekracht van de stad en biedt het ruim areaal voor een hoogwaardige openbare ruimte.


45

Tot rond 2000 waren Nederlandse hoogbouwtorens vooral een repetitie van steeds dezelfde plattegrond in verticale zin. Hooguit weken de bovenste etages af door een kleiner aantal te maken binnen dezelfde buitenafmetingen. Experimenten met meervoudig geschakelde appartementen over meerdere verdiepingen, zoals de Prinsenhof in Den Haag waren schaars. De appartementen in de Prinsenhof bevat een ingenieuze opzet van verschillende woningtypes binnen dezelfde gebouwvorm, waardoor kleine en grote woningen met verschillende oriĂŤntaties in de toren op elke verdieping voorkomen. De torens waren (en zijn) ook als beleggingsproduct interessant gebleken. Een toren met minimaal 100 appartementen is een kleine biotoop op zichzelf. Je deelt liften, trappen, entreehallen, parkeergarage en fietsenstalling en bij voorkeur nog meer voorzieningen in de plint. Energie, water, goederenstromen, telecommunicatie en beveiliging; het zijn zaken die gezamenlijk geregeld kunnen worden. Nog fraaier wordt het met collectieve daktuinen, een restaurant op hoogte, ruimte voor ontmoeting. Voeg daar architectonische afwisseling aan toe, waaronder kleur- en materiaalgebruik, verjonging naar boven met de mogelijkheid voor terrassen, balkons en daktuinen, en je hebt de ingrediĂŤnten voor een rijk hoogbouwmilieu.


Parijs

46


47

Bijna jaarlijks bezocht ik Parijs. Elk jaar is er wel weer een aanleiding. Dertig jaar geleden waren dat de villes nouvelles, de enorme stadsuitbreidingen aan alle zijden van de metropool, direct verbonden met het centrum met hoogwaardig en snel openbaar vervoer, met de nodige monumentaliteit en een forse schaal. Bestaande dorpen en landschapskenmerken werden in de structuur opgenomen. Daarna volgde de stadsvernieuwing die ervoor zorgde dat binnen de Boulevard Périphérique meer dan 2 miljoen mensen kunnen wonen, samen met het voorzieningenapparaat en werkgelegenheid voor een metropool met meer dan 11 miljoen inwoners. De door Haussmann in de 19e eeuw opgelegde stedelijke structuur weet moeiteloos verdichting en transformatie te doorstaan. Vrij strikte regelgeving en conventies over bouwen in de bestaande stad zorgen voor historische continuïteit. De herbestemming van erfgoed, van Gare d’Orsay en het Louvre tot Parc Bercy en La Villette, maakt Parijs tot een grote inspiratiebron voor stedelijke vernieuwing. En dat geldt ook voor stedelijke typologieën (het lineaire park op een verlaten spoorbaan), de spreiding van culturele en toeristische attracties en de vorming van subculturen in de stad. De rode draad in de waardering voor Parijs ligt in de openbare ruimte. Nergens in de Europese metropolen is de openbare ruimte binnen het centrum zo mooi verweven met de stadsstructuur. Boulevards, pleinen en parken, passages en stationshallen. Het succes van de openbare ruimte gaat gelijk op met de investeringen in openbaar vervoer en, meer recent, fietsinfrastructuur. De Parijse metro (en regionale lijnen) ontlast de openbare ruimte ten gunste van een goed verblijfsmilieu voor voetgangers. Hoogtepunt van de stedelijke vernieuwing van Parijs is voor mij Place de la République. Van een verkeersknooppunt getransformeerd naar een verblijfsplein waarin de schaal van de metropool, de stad en de wijk samenkomen. Waar door een enorme reductie van verkeersareaal groen, ruimte, materiaal, detail en gebruik perfect samenvallen.


48

Europese steden lijken in veel opzichten op elkaar. Ze trekken hetzelfde publiek aan, in de vorm van toeristen, ze mikken op hetzelfde internationale bedrijfsleven, ze bieden vergelijkbare horeca en retail aan. De spraakmakende nieuwbouw op gezichtsbepalende locaties heeft sterke verwantschappen, zozeer dat ze elkaar wederzijds tot voorbeeld strekken. En ook het cultuuraanbod van tentoonstellingen, evenementen en uitvoeringen is steeds meer gelijk. Goedkope vliegbestemmingen, goedkope horeca en wereldwijd opererende detailhandel nivelleert het programma van de stad. Het onderscheid bevindt zich dan in de combinatie van een sterke gevestigde identiteit en ruimte voor vernieuwing. Neem Rotterdam: geen oude binnenstad of monumentale gebieden, maar een identiteit van aanpakken, durven en doen typeert de rivierstad. Met die identiteit wordt geappelleerd aan de verwachtingen en ambities van verschillende doelgroepen van bedrijven, bewoners en bezoekers. Rotterdam heeft de vernieuwingsdrift in het DNA van de stad zitten, een heel andere identiteit dan die van Den Haag of Amsterdam. Steden zijn de toekomst: niet alleen omdat ze voor brede lagen van de bevolking kansen bieden voor een succesvol bestaan, maar ook omdat de samenleving steeds meer op steden is aangewezen. Concentraties van mensen bieden de meeste keuze aan voorzieningen, contacten, ontwikkelingsmogelijkheden en banen, bereikbaarheid, zorg, etc.


49

Daarmee zijn steden ook de opgave voor de toekomst. De klimaatopgave (water, warmte, energie), de milieuopgave (hinder, vervuiling) en de leefbaarheidsopgave (wonen, sociale voorzieningen, verkeer) vragen van de politiek, de bevolking en de stedenbouw een forse inspanning. In de combinatie van verdichting, vernieuwing en transformatie is de huidige stad onvoldoende voorbereid op die toekomst. De opgave speelt internationaal, Nederland is daarin niet uniek. Door de kleine schaal van de Nederlandse steden verloopt de transitie echter vrij traag. De noodzaak om in hoog tempo te vernieuwen wordt onvoldoende gevoeld, ontwikkelingen zoals die zichtbaar zijn in het buitenland worden onvoldoende opgepikt. Zoals de vernieuwing van het aanbod van hoogwaardig openbaar vervoer (sneltramverbindingen, frequenties, uitbouw van knooppunten), het sneller aanpassen van de naoorlogse woningvoorraad, het ontwikkelen van robuuste groen- en waterstructuren of de reorganisatie van voorzieningennetwerken in het stedelijk gebied. Daarnaast is de permanente aanpassing van de stedelijke werkgelegenheid een opgave. De stad is zowel magneet voor creatieve, hoogopgeleide en dynamische mensen als voor de brede dienstverlenende en verzorgende sector.


De internationale stad

50


51


52

Zolang steden blijven groeien is er een toenemende behoefte om bestaande parken en open ruimten te revitaliseren, en nieuwe parken en open ruimten te creÍren. Om deze broodnodige open ruimte in het dichte stedelijke landschap te scheppen is de ontwikkeling van particulier bezit naar voor het publiek toegankelijke ruimte voorwaarde. Publiek toegankelijke private ruimten zijn een specifieke vorm van open ruimte waarin het publiek wordt uitgenodigd er gebruik van te maken, maar dat in particulier eigendom blijft en particulier wordt onderhouden. Die ruimten zijn een belangrijk onderdeel van het netwerk in het openbare domein van de stad, in het verstrekken van open ruimte in verdichtingslocaties in de stad en een aanvulling op de bestaande openbare parken, open ruimten en natuurgebieden. Bedoeld om de openbare ruimte van de stad aan te vullen, niet om die te vervangen. De straat (laan, boulevard) is en blijft de belangrijkste plaats voor voetgangersactiviteit. Die aanvullingen op het publieke netwerk betreffen interieurs van winkelcentra, ondergrondse verbindingen en openbaar vervoerlocaties, plaza’s van werklocaties en binnenterreinen van bouwblokken. Behalve toegankelijk moeten ze comfortabel zijn, veilig en geïntegreerd in het lokale patroon van de voetganger.


53

Kraków overleefde door toeval de beschadiging door de oorlogshandelingen tussen 1939 en 1945. Ook de communistische periode erna doorstond de stad vrij goed. Er werd relatief weinig vernietigd, en verwaarlozing door uitblijvende investeringen leidden niet tot onherstelbaar verval. Het historisch stadsgebied is tot Unesco-monument verklaard, wat in de afgelopen twee decennia heeft geleid tot een compleet gerenoveerd stadscentrum. Het is dé attractie van Polen, met een gestaag groeiende bezoekersstroom uit binnen- en buitenland. Fascinerend om te zien is wat de toeristen opmerken over de stad en waar dat wel en niet overeen komt met de werkelijkheid die de bewoners ervaren. “Mooi, gezellig, ontspannen, schoon, veilig, met een goed en gevarieerd aanbod aan restaurants en bars”: de hoofdlijn uit de site Tripadvisor. Maar de keerzijde is er ook. Het centrum is het domein van de toerist, het aanbod wordt duurder en schraler, de vermaakeconomie wint terrein op het erfgoedkarakter en de leefbaarheid staat onder druk. De binnenstad wordt steeds minder het representatieve en culturele hart van de metropool, het verleent steeds minder identiteit aan de inwoners van Kraków die er ook nauwelijks meer wonen, winkelen of uitgaan. De binnenstad ontwikkelt zich tot een goed geconserveerd amusementspark. De echte opgave voor Kraków bevindt zich daarom buiten de binnenstad. Het stedelijk gebied, met iets minder dan 1 miljoen inwoners, is een belangrijke vestigingsplaats voor de nieuwe economie, voor kennis en innovatie. Daarvoor moet de stad nog sterk vernieuwen, met nadruk op milieumaatregelen, openbaar vervoer en bescherming van de natuurwaarden. Hergebruik van bestaande gebouwen, waaronder een fors industrieel erfgoed, en verduurzaming zijn daar ook concrete onderdelen van. De stad en omgeving hebben in potentie de kwaliteiten zoals ook de zuid-Duitse regio’s Ulm en Freiburg bezitten.


Openbaarheid en privĂŠ-domein

54


Krakรณw

55


56 In 1982 was Ridley Scott’s film Bladerunner, met Rutger Hauer, een explosieve verbeelding van de stad in de toekomst. Geen optimistisch beeld, het postapocalyptische Los Angeles, maar een stad in verval, heftig geteisterd door extreem klimaat, met volop beelden van een door techniek veranderde samenleving. Bladerunner was een idee over de stedelijke toekomst die gebaseerd was op het werk van één van de meest invloedrijke sf-schrijvers ter wereld, Philip K. Dick. Fantasie is er een deel van, maar evenzoveel de wetenschappelijke achtergrond. In 1982 was het beeld van de toekomst niet positief. De ontwikkeling van computers, kunstmatige intelligentie, robots, datamining, camerabewaking, holografie, drones en big brother was al volop in gang gezet. Onomkeerbaar. Data en artificiële kennis zijn, 35 jaar later, niet meer weg te denken uit de samenleving en dus uit de stedenbouwkundige professie. GPS op mobiele telefoons toont bewegingsstromen, knooppunten en attracties, maar ook snelheden, ontwikkeling en tijdseenheden. GIS vat informatie samen die over de tijd gemeten is. Nagenoeg alles wat te kennen is, is vindbaar, bovengronds en ondergronds. Datatown bestaat (de term Datatown is ontleend aan het boek van MVRDV uit 1998). De ontginning van kennis en data zijn ook voor de stedenbouwkundige een onvervreemdbaar deel van de praktijk geworden. Kennis van data kan een stad slimmer laten werken op het vlak van planning en uitvoering van thema’s als economische groei, gezondheidszorg, veiligheid, energiegebruik en verkeersregulering. Door verschillende soorten informatie te ontsluiten en te koppelen ontstaat meer en beter inzicht en is sneller bekend wanneer omstandigheden wijzigen. Door de analyse van data kan accuraat worden ingespeeld op veranderingen. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om nieuwe diensten te creëren. Een voorbeeld hoe de analyse van data tot beter inzicht kunnen leiden zijn verkeersvoorspellingen waarbij sensorinformatie van verkeerslichtsystemen en mobiele telefoons wordt gecombineerd met informatie over het weer, evenementen, (verkeers)incidenten en alternatieve vervoersmogelijkheden. Een ander voorbeeld is om door de combinatie van data uit verschillende bronnen de veiligheid in het uitgaansleven te verbeteren.


57

Zo creĂŤer je waarde voor de stad: innovatieve technologie maakt de stad nog slimmer. Veel praktische toepassingen zijn er al. Denk aan het wifi-netwerk voor onderwijsinstellingen of voor de overheid. Andere toepassingen zijn sensoren voor de regeling van verlichting en energiestromen of sensortechnologie die de veiligheid en aantrekkelijkheid van de openbare ruimte bevordert. Maar hoe ontwerp je met data? Voor het traditionele stadsontwerp, dat zich bezighoudt met de ruimtelijke vorm, is er weinig veranderd. Nog steeds kun je straten, pleinen en parken ontwerpen met negentiende eeuwse inzichten en technieken. Zeker bij klassieke, voor voetgangers bestemde ruimten is dit vakmanschap toereikend en gewenst. Maar de stad, de metropool en de regio zijn verre van klassiek. Vervoersstromen, goederenstromen, energie- en watersystemen zijn van alle tijden, maar met het netwerkkarakter van de huidige stedelijke gebieden is de complexiteit ervan aanzienlijk toegenomen. Ook duurzame stedelijke ontwikkeling is gebaat bij brede kennis van het gebruik van de stad. Om verspilling te voorkomen, om just-in-time te kunnen leveren, om stabiele netwerken te kunnen garanderen, is toepasbare kennis van data nodig. Data leiden niet rechtstreeks naar een ontwerp. Aan het ontwerp liggen keuzes ten grondslag. Voor het stedenbouwkundig ontwerp gaat het dan om het behouden of bereiken van evenwicht tussen maatschappij, economie en bestaande waarden. Steden zijn open systemen, gericht op ontwikkeling, verandering, verbetering. Onverwachte en ongeplande ontwikkelingen veranderen de structuur, wat steeds opnieuw nieuwe data oplevert. Stedenbouwkundige planvorming reageert op de verandering, maar het goede begrip van data maakt het mogelijk hierop te anticiperen. Stedenbouw is vanouds gericht op sturing, maar goede stedenbouwkundige plannen laten ruimte voor het onverwachte, het nog ongekende.


58

Het Ruhrgebied is een verzameling steden, een lappendeken van bebouwing in hoge en lage dichtheid, groene landschapsparken, industrieparken en (snel)wegen. De rivieren Ruhr, Emscher en Wupper verbinden het geheel: intern en met de grotere omgeving. Het Ruhrgebied was tot 20 jaar geleden geen aantrekkelijke bestemming. Niet alleen door de vervuiling, de lelijke snelwegen en de troosteloze bedrijfscomplexen, maar ook door het ontbreken van samenhang tussen de steden, de bedrijven en het landschap. Het netwerk bestond er niet. Met de teloorgang van de zware industrie en de maatschappelijke noodzaak tot vernieuwing van de economie en het milieu, is het imago in twee decennia geheel gekeerd. Inzet op schone technologie, energietransitie, het reinigen van de rivieren en het landschap, het verbeteren van de verschillende netwerken en het ontwikkelen van trots op het industriĂŤle verleden heeft geleid tot een regio met nieuwe economische en recreatieve kwaliteiten. Rode draad hierin vormen de getransformeerde industrie- en technologieparken, waar landschap, historie en bedrijvigheid samengaan. Over het netwerk van de stadskernen, de linten, het landschap en de infrastructuur heeft de IBA Emscherpark een sterke culturele laag gelegd die het Ruhrgebied als vestigingsmilieu bevestigt. Het zijn niet langer de bekende Duitse chemiebedrijven en hoogovens, maar de musea, de parken de recreatieplekken en de stadskernen waarmee het gebied zich profileert.


59

Monopoly is voor de stedenbouw een verplicht spel, zeker toen computerspellen als SimCity er nog niet waren. Monopoly is een versimpeling van de rol van het geld in de stedelijke ontwikkeling. Maar wel een heldere verbeelding: sommige straten zijn duurder dan andere, zoals ook steden in waarde verschillen. Het wordt pas interessant als je in die steden investeert; dan gaan bezoekers pas echt betalen. De bank speelt hierin een cruciale rol, want alle geldhandel gaat via de bank. De stedelijke ontwikkeling van de afgelopen decennia had veel kenmerken van het monopolyspel. Een beperkt aantal partijen, met een centrale rol voor banken, hypotheken en leningen, bepaalde grote delen van de investeringsstromen. Dat is aanzienlijk veranderd door de financiĂŤle crisis. Regelgeving en risicobeheersing hebben de geldstromen verlegd naar andere partijen, andere vormen van financiering, maar ook naar heel andere samenwerkingen tussen publieke en private partijen. Het terughoudende klimaat heeft gewerkt als een voedingsbodem voor meer inclusieve vormen van stedelijke ontwikkeling en de organisatie van het proces. Actieve burgers en belangengroepen hebben daarin medeverantwoordelijkheid of zelfs het voortouw genomen. Dat begint bij het gezamenlijk formuleren van doelen en verantwoordelijkheden. Daarbinnen is een belangrijke rol weggelegd voor waardecreatie en nieuwe verdienmodellen, zeker bij de transformatie en herbestemming van de bestaande stad. Alle rollen wijzigen; de overheid faciliteert initiatiefnemers in plaats van zelf de regie te nemen. Plannen worden gemaakt door coalities van belanghebbenden, bouwbedrijven, beleggers en ontwerpers. Creativiteit en innovatie zijn hierbij cruciaal om zoveel mogelijk waarde voor iedere participant te creĂŤren. Aspecten als functiemenging en doelgroepvariatie, mobiliteitsmanagement en energiecoĂśperaties, hergebruik en cultureel erfgoed komen hierbij tegelijk en afgewogen aan de orde. De overheid heeft tot taak deze processen optimaal te faciliteren, haar eigen wensen en eisen goed te formuleren en vooral zorg te dragen voor de kwaliteit van de openbare ruimte. In projecten is het van belang de toegevoegde waarde voor de stad helder te hebben en daar de investeringen mee in verband of evenwicht te brengen.


60

Dit is een precair proces; lang niet iedereen is in staat zich in deze veranderende rollen te voegen. De creatieve klasse weet zijn eigen belangen goed te verdedigen, wat geleid heeft tot de succesvolle vernieuwingen van vooral historische, karaktervolle en gunstig gelegen stedelijke wijken. Met als keerzijde dat steeds grotere groepen van de stedelijke bevolking zich het wonen in de stad niet meer kunnen veroorloven. Beleidsmatig ongewild leidt dit tot een toenemende tweedeling in de stad, waarbij de middenklasse van verzorgenden, leerkrachten en ambachtslieden uit de stad wegtrekt. En ook voor vroeg-naoorlogse buurten, met een oververtegenwoordiging van minderheden en complexe sociale vraagstukken, is de faciliterende overheid geen oplossing. Behalve om voldoende middelen en zeggingskracht, vragen dergelijke buurten om sterke ontwerpstrategieĂŤn en een lange adem. Daarbinnen zorgen informele organisatievormen, collectieve opdrachtgeverschappen en vernieuwende initiatieven voor een nieuwe stedelijke dynamiek. Stadsontwikkeling blijft over groot geld gaan. De vernieuwing van de stad evenzeer. Aanleg en onderhoud van de openbare ruimte, infrastructuur en openbaar vervoer is kostbaar, net als de ontwikkeling en het in stand houden van een adequate voorzieningenstructuur. De komende decennia zal zichtbaar kunnen worden of innovatieve vormen van financiering de traditionele rol van banken overnemen, of dat pensioenfondsen en particuliere beleggers steeds meer zeggenschap krijgen in de ruimtelijke ordening. Of dat ook leidt tot een aanpassing van het monopolyspel, zal dan wel blijken.


61 Stel je voor: in de komende 30 jaar verdwijnen fossiele brandstoffen uit de economie, wordt de gemiddelde leeftijd van de bevolking nog veel hoger, is de immigratiedruk op Europa blijvend fors, is de milieudruk wereldwijd gestabiliseerd en zijn de stedelijke gebieden veruit de belangrijkste vestigingsplaatsen voor mens en kapitaal. De hoeveelheid alleenwonenden is nog nooit zo hoog geweest, de Westerse economie draait op dienstverlening, toerisme, ambachten en kennisuitwisseling, robots zijn een integraal onderdeel van de leefomgeving. Steden zijn een lappendeken van elkaar beïnvloedende culturen en bestaan uit regionale netwerken van kenmerkende plekken. De naoorlogse woonwijken zijn op grote schaal aangepast, industriegebieden zijn goeddeels verdwenen, perifere gebieden mengen recreatie, sport en natuur. Autorijden is ondergeschikt aan openbaar vervoer en elektrisch fietsen. En sociale netwerken zijn in toenemende mate bepalend voor het samenleven door het immer afnemende overheidsbeleid. We kennen de toekomst niet; met een pessimistische blik kun je ook het einde van de stedelijke samenleving optekenen, de overbevolking, de tweedeling, de kansloosheid, de eenzaamheid, de vervuiling. Stedenbouw kan echter het verschil maken, zowel in termen van gebruik, beleving, cultuur als financiën. Stedenbouwkundige planvorming creëert waarde: gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, grond- en vastgoedwaarde, bruikbaarheid, betrouwbaarheid en schoonheid. Het begint al met het verhogen van de waarde van de bestaande stad; er zijn nog legio opgaven die voortvloeien uit achterstallig onderhoud, noodzakelijke aanpassingen aan nieuwe maatschappelijke en technische ontwikkelingen, etc. Stedenbouw integreert kennis van verschillende disciplines: natuur en landschap, civiele techniek, verkeer en mobiliteit, waterhuishouding en energie. Geen van de ruimtelijke ordenaars staat zo midden in de dynamiek van de planvorming als de stedenbouw. Stedenbouw brengt onderzoek en ontwerp samen: in strategische plannen, in ontwerpen van de openbare ruimte, in beeldregie of in gedetailleerde structuurontwerpen worden ruimtelijke vorm en programma vastgelegd. Stedenbouw is regisseren van ruimte, geënt op de ondergrond, ingebed in een culturele, economische en sociale omgeving.


62

Goede stedenbouwkundige plannen hebben oog voor ontwikkeling in de tijd, maken onderscheid tussen harde eisen en flexibele invullingen, houden rekening met de karakteristieken van de plek en voegen nieuwe lagen en waarden toe aan stad en landschap. Een film is een verhaal dat ontstaat door montage van een opeenvolging van scènes door een regisseur met overzicht over de afzonderlijke scènes en met een duidelijke notie van het eindbeeld. De acteurs bepalen de kleur van spel en dialoog. Het publiek is toeschouwer; het wordt vermaakt en raakt geïntrigeerd. De stedenbouwkundige heeft diezelfde rol: met een duidelijk idee van het gewenste eindbeeld en met invloed op de verschillende fasen die het stedenbouwkundig plan doormaakt. En in een goed ontwerp speelt het publiek als vanzelf mee, als kritisch volger maar ook als betrokken deelnemer.


Wat als...; de toekomst van stedenbouw

63


Tekst: Richard Koek Fotografie: Richard Koek Uitgever: Rijnboutt Grafisch ontwerp: Thonik Drukwerk: Lenoirschuring © Rijnboutt b.v. 2017


De tekst in dit boekje is in het voorjaar van 2017 geschreven tijdens een sabbatical van drie maanden. Het is een overzicht van wat ik belangrijk en aantrekkelijk vind in mijn vak als stedenbouwkundige en ontwerper van de openbare ruimte. De stad is een onuitputtelijke bron van inspiratie en een dankbaar gebied voor onderzoek en ontwerp. Ik hoop dat dit boekje mijn passie op de lezer overbrengt.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.