Erfgoed Behoud door ontwikkeling
“Zonder gebruiker heeft erfgoed geen ziel” Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
“Geschiedenis is geen ballast, maar onze basis en verdienkracht” Marinke Steenhuis
“Mijn taak is ervoor te waken dat Kraków geen museum wordt” Jan Janczykowski
Rijnboutt magazine
2
Inhoud P.03 Voorwoord
P.24 Neude Utrecht
P.04 “Zonder gebruiker heeft erfgoed geen ziel” Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
P.25 The Olympic 1962 Amsterdam
P.08 “Ik pleit voor meer verschil in de omgang met erfgoed” Joks Janssen, bijzonder hoogleraar Ruimtelijke planning en erfgoed Wageningen University P.12 AaBe Fabriek Tilburg P.13 Hoogstraat Rotterdam
P.26 “De kracht van de historische binnenstad is dat ze leeft” rondetafelgesprek P.34 Kop van Cruquius Amsterdam P.35 Nieuwezijds Voorburgwal 225 Amsterdam
P.36 “Mijn taak is ervoor te waken dat Kraków P.14 geen museum wordt” “Het is belangrijk dat Jan Janczykowski, erfgoedprofessionals regionaal conservator verbindingen aangaan” Województwo Teun van den Ende, Platform VOER P.40 Rivierzone Vlaardingen P.18 Het verhaal van erfgoed P.41 Karianne Vandenbroucke, Oostduin-Arendsdorp senior ontwerper erfgoed Den Haag Rijnboutt
P.42 “Geschiedenis is geen ballast, maar onze basis en verdienkracht” Marinke Steenhuis, architectuurhistoricus P.46 Concertgebouwplein Amsterdam P.47 Aalmarkt Leiden P.48 Casestudy: Aalmarkt P.54 “Dit project is vooruitstrevend door de combinatie van oud en nieuw” Piotr Olbrys´, ontwikkelaar Balmoral Properties P.58 Vleeshal Amsterdam P.59 Colofon
Rijnboutt magazine
3
Erfgoed Behoud door ontwikkeling Erfgoed staat volop in de belangstelling. De transformatie van bestaande gebouwen of zelfs van hele stadsdelen vormt een belangrijk deel van de maatschappelijke agenda. De aandacht varieert van nostalgie tot het willen bewaren van kennis over het verleden, van waardering voor vakmanschap tot een roep voor ‘behoud van identiteit’. Waar komt die groeiende belangstelling voor het verleden vandaan? Is er sprake van een trend of van een cultuuromslag in het denken? Aan erfgoed kleeft het sentiment dat ‘oud’ ook immer ‘goed’ is. In de verschillende benaderingen van erfgoed overheerst nog altijd de gedachte dat erfgoed moet worden beschermd en behouden. Waar de overheid van oudsher hierin voor zichzelf een conserverende taak ziet weggelegd, leidt de samenspraak met de markt tot een toename van particulier initiatief, waar behoud en herbestemming hand in hand gaan. Voor veel erfgoed gloort een tweede leven. Ook binnen ons bureau vraagt het herbestemmen van erfgoed een steeds groter deel van onze aandacht. Erfgoed is één van de pijlers onder een integrale benadering van cultuur in de vorm van ‘behoud door ontwikkeling’ en is aantoonbaar van betekenis voor de gebiedsidentiteit van (potentiële) vestigingsmilieus. Erfgoed heeft toekomst, maar waar vinden we de doorslaggevende motieven? In de culturele dimensie van erfgoed, in financieel-economische afwegingen, in het sociaal-maatschappelijke aspect? De notie van duurzaamheid? Opmerkelijk in dit verband is het ontwerpprogramma Erfgoed en Ruimte (2017-18) van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, wat onder andere aandacht besteed aan de betekenis van een toekomstbestendige benadering van het Nederlandse cultuurlandschap voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving.
Dan is er nog een particuliere interesse. Rijnboutt is gevestigd in Amsterdam en Kraków. Het historisch erfgoed van beide historische stadscentra behoort tot het UNESCO Werelderfgoed. Wat betekent de monumentale status voor de ontwikkelingsmogelijkheden van deze centra? Denk bijvoorbeeld aan het groeiende toerisme, de drang tot het conserveren en etaleren van al wat cultuurhistorisch van waarde is, aan het leesbaar willen houden van de geschiedenis van de stedelijke ontwikkeling of aan de wens naar verduurzaming van het binnenstedelijk gebied. Om onszelf goed te informeren over de stand van zaken in het omgaan met erfgoed, spraken wij met verschillende erfgoedprofessionals in Nederland en Polen en organiseerden we een rondetafelgesprek op ons bureau in Amsterdam. Dat leidde tot boeiende en verrassende gesprekken. Het voorliggende magazine vormt hiervan de weerslag. Frederik Vermeesch juni 2017
4
Rijnboutt magazine
Cees van ’t Veen algemeen directeur Anita Blom specialist historische stedenbouw Hans-Lars Boetes senior adviseur erfgoed en ruimte
Rijnboutt magazine
5
“Zonder gebruiker heeft erfgoed geen ziel” Net buiten de historische stadswal van Amersfoort staat het onderkomen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In 2009 in het leven geroepen na de fusie van een aantal rijksdiensten, is de RCE momenteel verantwoordelijk voor al het roerend en onroerend Nederlands cultureel erfgoed dat is ondergebracht bij de vier domeinen monumenten, archeologie, cultuurlandschap en collecties.
Uitkijkend over de oude binnenstad spreken we over de betekenis ervan met drie kopstukken uit de organisatie: Cees van ’t Veen (algemeen directeur), Anita Blom (specialist historische stedenbouw) en Hans-Lars Boetes (senior adviseur erfgoed en ruimte). “Erfgoed speelt een wezenlijke rol in de ontwikkeling van ons land”, trapt Van ’t Veen af. Erfgoed staat volop in de belangstelling. Van ’t Veen beaamt dat je kunt spreken van een trend. “Er zit zeker een modieus aspect
aan hoe erfgoed op dit moment wordt benaderd. Ik link dit direct met de huidige identiteitsdiscussie – de behoefte aan het ontdekken van je ‘roots’ – als gevolg van de globalisering. Erfgoed speelt een bepalende rol of je je ergens thuis voelt.” Blom vult aan dat de belangstelling voor erfgoed ook bij Nieuwe Nederlanders groeit: “De organisatie Imagine IC onderzoekt het nieuwe erfgoed van de multiculturele samenleving. Nieuwe Nederlanders hebben ook ijkpunten in hun leefomgeving die voor hen van grote waarde zijn. Zo bleek
6
dat een parkeergarage in de Bijlmer die op de slooplijst stond, wordt gebruikt als Ghanese kerk. Mensen uit heel het land trekken er naartoe. Sloop betekent het verdwijnen van een belangrijk anker van hun leven in Nederland.” Op zoek naar gebruikers Van ’t Veen verwacht niet dat erfgoed over tien jaar nog zo populair is, maar feit is dat de voorraad de komende tijd doorgroeit. Hierdoor blijft de opgave actueel – en daarmee ook de rol van de RCE. Hij heeft dan ook een heldere visie op de positie van de rijksdienst: “Wij behouden geen erfgoed, maar steunen het. Dit doen we in meer of mindere mate, afhankelijk van de waarde die wij eraan toekennen. Omdat bijna al het Nederlands erfgoed in particulier bezit is, willen wij als een partner met betrokkenen aan tafel zitten en zo gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen.” Daarbij heeft de RCE niet de middelen het cultureel erfgoed zelf overeind te houden, waardoor het essentieel is er een functie voor te
Rijnboutt magazine
vinden. Belangrijke taken zijn daarom samenwerkingen met andere partijen organiseren en onderzoeken of het erfgoed een rol kan vervullen in andere (ruimtelijke) ontwikkelingen. “Een monument moet zijn eigen brood verdienen. Het vertegenwoordigt een intrinsieke waarde, maar daarnaast moet het in gebruik zijn, bijvoorbeeld als winkel, woning of kantoor. Als rijksdienst bewegen wij ons op het spanningsveld dat erfgoed doorgaans particulier bezit is, maar tegelijkertijd tot het collectief geheugen behoort,” aldus Boetes. Stuwmeren vol erfgoed De laatste jaren kijkt de RCE ook naar opgaves buiten de dienst. Blom: “We stellen ons hierbij de vraag: hoe zorgen we ervoor dat erfgoed een belangrijke rol kan vervullen in nieuwe ontwikkelingen?” Zo komen er de komende jaren veel kloosters leeg te staan. De gemiddelde leeftijd van een kloosterling is 82 jaar, jonge aanwas blijft uit. “Wat gaan we doen met die
Rijnboutt magazine
enorme complexen die niet voldoen aan de huidige eisen op het gebied van comfort en duurzaamheid? Moeten ze wel een beschermde status houden als we geen gebruikers kunnen vinden?”, vraagt Boetes zich hardop af. “Zonder gebruiker heeft erfgoed geen ziel”, zegt Van ’t Veen stellig. “Samen met de religieuze instellingen gaan we op zoek naar een nieuwe functie. We zijn hierin voorlopers in Europa. In Arnhem is bijvoorbeeld een voormalige kerk nu in gebruik als skatehal.” RCE als kennisinstituut Door het bieden van relevante informatie wil Van ’t Veen eigenaren, burgers en bestuurders motiveren om zelf te ontdekken welke kwaliteiten het cultureel erfgoed heeft. Daarom stelt de RCE zich op als kennisinstituut. “In die hoedanigheid zijn we adviseurs die helpen bij herbestemming”, licht Blom toe. “Met het enige verschil dat wij op basis van die kennis ook wet- en regelgeving uitvoeren”, vult Van ’t Veen aan. “Het is onze taak om de beschikbare informatie zo snel mogelijk bij de mensen te krijgen die het kunnen toepassen. We voorkomen hiermee niet alleen fouten, maar bieden ook inspiratie en nieuwe mogelijkheden.” Zo brengt de RCE sinds vorig jaar zogeheten handreikingen uit. “De ‘Handreiking Energie, erfgoed en ruimte’ laat bijvoorbeeld zien hoe het cultuurlandschap kan worden ingezet bij windenergie, zonne-energie en bio-energieprojecten. Hierin staan onder andere ontwerpstrategieën om cultuurhistorie in het landschap in te passen”, legt Boetes uit. Nieuwe manier van erfgoedbehoud Voor de toekomst ziet Van ’t Veen nog een urgente opgave voor de RCE. “De groei aan erfgoed vraagt om een nieuwe manier van erfgoedbehoud. We moeten scherper kijken naar het verleden en een ander
7
beschermingsregime hanteren. Zo wijzen we geen beschermde stadsgezichten meer aan.” Van belangrijk erfgoed wordt tegenwoordig onderzocht welke mate van protectie nodig is. “Een tijd geleden was het de vraag of de Afsluitdijk wel of geen monumentenstatus moest krijgen”, vertelt Boetes. “Het is een civiel werk met een belangrijke functie. Daar kunnen we geen slot op gooien. Daarom hebben we een kwaliteitsteam onder leiding van Marinke Steenhuis (zie het interview met haar elders in dit magazine, red.) gevraagd de kernwaarden te formuleren die uitgangspunt waren voor het ontwerp, zodat die overeind blijven in verdere ontwikkelingen.” Door expliciet te maken welke waarde het Nederlands cultureel erfgoed vertegenwoordigt, wil de RCE belanghebbenden ervoor enthousiasmeren. Van ’t Veen: “Voor de toekomst van ons erfgoed is draagvlak belangrijker dan een monumentenstempel.” Tekst: Merel Pit Deelnemer gesprek: Karianne Vandenbroucke Fotografie: Kees Hummel
8
Rijnboutt magazine
Joks Janssen bijzonder hoogleraar Ruimtelijke planning en erfgoed Wageningen University, directeur BrabantKennis
Rijnboutt magazine
9
“Ik pleit voor meer verschil in de omgang met erfgoed” “De crisis is een zegen geweest voor het erfgoed, zeker hier”, vertelt Joks Janssen. We hebben met hem afgesproken in Gebouw 84 midden in de Spoorzone van Tilburg, die momenteel wordt getransformeerd.
De crisis gaf het gebied extra tijd om een plek te veroveren in het collectief geheugen van de stad. Plannen voor grootschalige sloop en nieuwbouw maakten plaats voor een kleinschalige aanpak met ruimte voor initiatieven van onderop. Met Gebouw 84, dat op zichzelf geen bijzondere cultuurhistorische waarde heeft, voelden genoeg mensen zich verbonden waardoor sloop niet aan de orde was. Het gebouw is Janssens thuishaven als directeur BrabantKennis, een onafhankelijke denktank die zich bezighoudt met voor Brabant relevante ontwikkelingen en trends.
bezig met de vraag ‘hoe geef je oude spullen opnieuw betekenis?’. “Iets is pas erfgoed wanneer wij er die waarde aan toekennen. Er moet een verhaal ontstaan dat beklijft”, zegt Janssen. Hij vindt het belangrijk dat al hetgeen het erfgoed heeft vertegenwoordigd – dus ook de ervaring met dat erfgoed – een plek krijgt waarbij de verschijningsvorm niet louter als referentie dient. “Het is jammer dat bij de herbestemming van het Deprez-gebouw (staat ook in de Spoorzone, red.) al het leven eruit is geperst. De sfeer van vroeger is moeilijk terug te vinden.”
Het verleden opnieuw betekenis geven We ontmoeten hem vanwege zijn andere functie als bijzonder hoogleraar Ruimtelijke planning en erfgoed aan de Wageningen University. In deze rol houdt hij zich
Wat is erfgoed? De laatste dertig jaar wordt veel gediscussieerd over erfgoed. Het begrip is zo wijdverbreid dat in theorie nu alles erfgoed kan zijn. De professionele
10
waardering van erfgoed is in Nederland vooral cultuurhistorisch gemotiveerd. Volgens Janssen moeten de economische waarde en de belevingswaarde daar ook deel van uitmaken: “Nadenken over erfgoed gaat over de vraag: wat nemen we van onze geschiedenis mee naar een volgende fase? Het is belangrijk om die vraag vanuit verschillende perspectieven te beschouwen. Wat burgers waardevol vinden is soms tegenovergesteld aan wat professionals vinden. Daarbij verschuift de verhouding: de inbreng en betrokkenheid van burgers wordt steeds belangrijker.” Sectorbenadering: de cultuurhistorische waarde van erfgoed Net als het erfgoedbegrip zelf, veranderen de ideeën over hoe we als samenleving met monumenten omgaan. Om hier meer grip op te krijgen onderscheidt Janssen grofweg drie benaderingen: de sector-, de factor- en de vectorbenadering. “De sectorbenadering gaat in op de cultuurhistorische waarden van erfgoed. Aan de hand van wetenschappelijk onderzoek stellen professionals vast of iets authentiek is of zelfs uniek. Op basis van hun advies zet de overheid een stolp over het erfgoed en isoleert het van de ruimtelijke dynamiek.” Factorbenadering: de economische waarde van erfgoed In de jaren ’80 en ’90 kwam de factorbenadering op, die de economische waarde van erfgoed weerspiegelt. Met de verschuiving naar een door kennis en creativiteit gedreven economie, is erfgoed ook commercieel interessant geworden. Janssen: “De herbestemming van de Westergasfabriek is een van de eerste Nederlandse voorbeelden dat investeren in
Rijnboutt magazine
erfgoed loont, al is het op financieel gebied meestal indirect. Zo zijn de WOZ-waardes in de omliggende wijken flink omhoog gestuwd.” Vectorbenadering: de belevingswaarde van erfgoed Momenteel dient erfgoed tevens als inspiratiebron door elementen uit de levensgeschiedenis van een gebied of gebouw mee te nemen naar een volgende ontwikkelingsfase. Erfgoed is in deze opvatting dynamisch, een richtinggevende vector, die nadrukkelijk plaats inruimt voor de belevingswaarde. Een voorbeeld: “Het voormalige Natuurkundig Laboratorium van Philips op Strijp S in Eindhoven had weliswaar geen grote cultuurhistorische of economische waarde, maar is behouden vanwege de symbolische waarde als plek van wetenschappelijke innovatie. Het laboratorium genoot waardering tot voorbij de landsgrenzen.” Nieuwe vragen De opeenvolgende benaderingen – die in de praktijk naast elkaar bestaan – tonen een geleidelijke vermaatschappelijking van het erfgoed. Dat betekent echter niet dat Janssen vindt dat zoveel mogelijk erfgoed behouden moet blijven: “Door alles tot erfgoed te verklaren, krijgt het nieuwe geen kans. Terwijl het essentieel is voor onze cultuur om nieuwe dingen te ontwikkelen. Slechts een deel van het oude kan mee naar de toekomst. Momenteel komt een nieuwe voorraad monumenten in versneld tempo op de markt. Dat roept nieuwe vragen op, zeker in krimpregio’s. Wat doen we als de voorraad groeit en tegelijkertijd de beschikbare middelen en potentiële gebruikers afnemen?”
Rijnboutt magazine
11
Janssen stelt dat we meer (regionale) verschillen moeten accepteren in de omgang met het erfgoed. Het is voorstelbaar dat voor sommige regio’s de verantwoordelijkheid van de overheid zich beperkt tot erfgoed met een bijzondere cultuurhistorische waarde. De toekomst van erfgoed dat niet op de monumentenlijst terechtkomt, zou hij willen overlaten aan de markt en de burgers: “Om verkeerde beslissingen te voorkomen, moet je de tijd zijn werk laten doen. Ik ben voor een ‘ethiek van de onthouding’ om te onderzoeken of iets daadwerkelijk betekenis heeft. We moeten het aandurven om dingen een tijdje te laten liggen. Wacht af of de markt commerciële kansen ziet of dat burgers zich er hard voor maken. Erfgoed gaat over de toe-eigening van plekken door mensen. Door de tijd in te zetten als een zeef tussen wat van waarde is en wat niet, wordt vanzelf duidelijk of een gebouw of een gebied tot het collectief geheugen behoort. En mocht uiteindelijk niemand zich erom bekommeren, is gecontroleerde ruïnevorming of sloop een reëel alternatief.”
verstaan wij dan onder erfgoed? Veel (Nieuwe) Nederlanders identificeren zich niet direct met ‘onze’ monumenten.
Erfgoed en educatie Meer oog voor (regionale) verschillen, dat geldt volgens Janssen ook voor de selectie van Werelderfgoed. Het is vooral de geschiedenis van onze strijd met het water – wat zich beperkt tot het westen van Nederland – die we internationaal in de etalage zetten. “Er is bijvoorbeeld veel minder aandacht voor onze industriële geschiedenis die zich aan de randen van Nederland heeft afgespeeld, of voor ontwikkelingen die zich afspeelden op de zandgronden. Daarbij zijn we een migratiesamenleving geworden, en wat
Tekst: Merel Pit Deelnemer gesprek: Karianne Vandenbroucke Fotografie: Kees Hummel
“Er is nog nooit zoveel liefde geweest voor het verleden, maar erfgoed heeft ook een duistere kant”, aldus Janssen. In Lunteren bijvoorbeeld staat de Muur van Mussert (deze locatie werd van 1936-1940 door de NSB gebruikt voor zogenoemde hagespraken voor de eigen achterban, red.); de discussie of de muur een monumentenstatus moet krijgen is ingewikkeld. Janssen is van mening dat ook de minder mooie verhalen aandacht verdienen en ziet hierin een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. Hij verwijst naar Engeland waar ze spreken over ‘dark heritage’. “Erfgoed is een selectie van objecten uit het verleden die we mee willen geven aan toekomstige generaties. Het verhaal van vrede en vrijheid is niet compleet zonder het verhaal van de onderdrukking. ‘Schuldig’ erfgoed vervult een educatieve functie, het laat zien dat we fouten uit het verleden niet moeten herhalen.”
Van industriĂŤle zone naar retailpark
AaBe fabriek Tilburg
De voormalige wollen-dekenfabriek AaBe in Tilburg (George Forest, 1929), nu rijksmonument, maakt deel uit van de herontwikkelingen rond de Piushaven. De AaBe-fabriek is getransformeerd tot een uniek en sfeervol retailpark. De buitengevels van het monument zijn gerestaureerd, de centrale fabrieksgang is als as van de nieuwe ontwikkeling verlengd en de productiehallen zijn voorzien van een nieuw sheddak. Nieuwbouw aan beide kopse kanten van het fabrieksterrein completeert het programma. Opdracht: Rialto Vastgoedontwikkeling B.V.
Hoogstraat Rotterdam
Eerste donorskelet in Nederland Drie panden aan de Hoogstraat 168-172 in Rotterdam (Kraaijvanger, Van den Broek en Bakema e.a.) worden duurzaam herontwikkeld. Het betreft de transformatie naar een programma dat volledig bestaat uit retail, met de mogelijkheid één grote winkelunit te maken over meerdere verdiepingen. Enkel de gevels – afkomstig uit de wederopbouwperiode van Rotterdam – blijven behouden, een keuze die de instemming heeft van de erfgoedpartijen en de commissie voor Welstand en Monumenten. Het originele betoncasco daarentegen voldoet niet meer en wordt vervangen door een stalen donorskelet (alle balken en kolommen zijn afkomstig uit andere gebouwen), een primeur in Nederland. Opdracht: Kroonenberg Groep
14
Rijnboutt magazine
Rijnboutt magazine
15
“Het is belangrijk dat erfgoed professionals verbindingen aangaan” In zijn relatief korte carrière heeft Teun van den Ende zijn naam als nieuwkomer binnen de erfgoedwereld gevestigd. Hij werkt sinds 2010 voor het College van Rijksadviseurs en is vanaf 2015 secretaris van het H-team (Herbestemmingsteam). Maar de meesten kennen hem van Platform VOER – een afkorting voor Visies Op Erfgoed & Ruimte – dat hij samen met Maria Lamslag oprichtte.
Teun van den Ende Platform VOER, secretaris H-team, College van Rijksadviseurs
“Het platform bestaat in essentie uit een website ondersteund door social media omdat we online gemakkelijk en goedkoop artikelen kunnen publiceren en verspreiden”, vertelt Van den Ende. Maar het platform ‘zonder business model’ is meer dan dat. VOER jaagt door prikkelende opinies het debat aan over erfgoed en verbindt mensen die zich hard maken voor de ontwikkeling van de professie. Zo schreef het team van VOER samen met Joks Janssen, directeur BrabantKennis en hoogleraar Ruimtelijke planning en erfgoed
(zie het vraaggesprek met Joks Janssen elders in dit magazine, red.), een pamflet ‘Nieuwe rol erfgoedprofessional’. We spreken Van den Ende in Brasserie Engels in het Groothandelsgebouw, één van de belangrijkste wederopbouwmonumenten van Rotterdam. Waarom is VOER opgericht? “Dat wij in Nederland monumentenzorg hebben is een luxe. Het betekent dat we behalve naar de functionaliteit, ook naar de cultuurhistorische waarde en de
16
belevingswaarde van erfgoed kunnen kijken. Maar mede door de strenge regelgeving wordt de monumentenstatus als een probleem ervaren. Daarnaast lijkt de ‘gevestigde monumentenzorg’ vaak niet in staat om te anticiperen op actuele opgaves. Daar wilden Maria Lamslag en ik verandering in brengen. Met de oprichting van VOER is een onafhankelijk platform ontstaan voor het debat over erfgoed. Om de discussies zo breed mogelijk te houden, nemen we nadrukkelijk zelf geen positie in. Ons doel is om zo de erfgoedwereld meer laagdrempelig te maken en daarmee interdisciplinaire samenwerking te bevorderen. Erfgoed maakt een steeds groter deel uit van de gebouwde omgeving, waardoor steeds meer disciplines ermee te maken krijgen.” Hoe moet erfgoed worden benaderd? “Voorheen werd erfgoed vanuit een strikt cultuurhistorische benadering sec als object benaderd. Maar erfgoed is veel breder. Gelukkig vindt er een verschuiving plaats naar een gebiedsbenadering, waarbij een object in relatie tot zijn ruimtelijke context wordt bezien. Architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten vervullen hierin een rol, maar ook de burgers krijgen een stem. Hierdoor is de discussie over erfgoed veel dynamischer geworden. Zo staan er in Noord-Holland veel stolpboerderijen die heel belangrijk zijn voor de identiteit van de provincie. Het zijn er echter te veel om ze allemaal te behouden. In plaats van elke boerderij op cultuurhistorische waarde te onderzoeken, maakt de provincie op basis van landschappelijke structuren een selectie. Vooral de beleving van de sequentie van een aantal boerderijen achter elkaar is belangrijk.”
Rijnboutt magazine
Welke rol moet de erfgoedprofessional hierin vervullen? “Veel erfgoedprofessionals doen onderzoek naar de cultuurhistorische waarde van erfgoed. Wanneer het onderzoek is afgerond dragen ze de bevindingen over aan de opdrachtgever. Vaak stopt hun betrokkenheid bij de overdracht, vervolgens ontbreekt het ontwerpers en adviseurs aan begeleiding bij de implementatie ervan. Het zijn twee gescheiden processen. Het is daarom belangrijk dat erfgoedprofessionals verbindingen aangaan en samen optrekken met bijvoorbeeld beleidsmakers, vastgoedeigenaren, ontwikkelaars, ontwerpers en andere adviseurs. Op die manier kunnen ze elkaar inspireren en als een team tot een betekenisvol resultaat komen. De overheid hoeft wat mij betreft bij de verkoop van erfgoed via een Europese aanbestedingsprocedure niet verplicht een waardestelling (een bouwhistorisch onderzoek waarbij de cultuurhistorische waarde van het erfgoed wordt vastgelegd, red.) te laten verrichten. Op die manier kunnen de deelnemende teams zelf een visie ontwikkelen over hoe ze met het erfgoed omgaan. Maar voor het opbouwen van een steekhoudende argumentatie is het raadzaam om er een erfgoedprofessional bij te betrekken.” Zijn er nog andere disciplines die je in de erfgoeddiscussie zou willen betrekken? “Het lijkt me interessant wanneer filosofen ook een rol vervullen. Omdat zij eerst een stap terug doen, bekijken ze de opgave meer vanuit een helicopterview. Wellicht kunnen zij duiden dat hoe we nu met het erfgoed omgaan een momentopname is in een proces met een lange geschiedenis en dat zich blijft ontwikkelen. Zonder dit besef kan het ‘handelen in het nu’ te lukraak zijn. Daarnaast kan de invalshoek van filosofen verfrissend zijn omdat ze niet worden gehinderd door een teveel aan kennis van wet- en regelgeving, kosten en technische
Rijnboutt magazine
aspecten. Het maakt dat ze onbevangen nieuwe richtingen kunnen inslaan die inspirerend zijn en tegelijkertijd houvast geven.” Wat is dé opgave waar erfgoedprofessionals voor staan? “We moeten onderzoeken wat erfgoed voor onze multiculturele samenleving betekent. Er is bijvoorbeeld nauwelijks bekend wat Nederlanders met een migratieachtergrond als erfgoed beschouwen en hoe zij de plekken opvatten die al tot monument zijn benoemd. Om hier een goed beeld van te krijgen is het van belang de betekenis van plekken en stedelijke structuren in kaart te brengen door met diverse betrokkenen te praten. Ook met de mensen die normaal niet worden gehoord. Georganiseerde burgerbewegingen weten welke wegen ze moeten bewandelen om hun stem te laten gelden, maar dat geldt niet voor iedereen. Het Iepenplein in Amsterdam-Oost groeide bijvoorbeeld uit tot een populaire plek waar de beste straatvoetballers van de
17
stad naartoe kwamen. Omwonenden wisten echter het stadsbestuur ervan te overtuigen de ‘hangjeugd’ te weren en het plein opnieuw in te richten met bomen en bankjes. De waarde van de plek voor straatvoetballers bleek een blinde vlek voor de beleidsmakers. Dit moet veranderen. Erfgoedprofessionals kunnen hieraan een bijdrage leveren door beleidsmakers te leren luisteren naar de verschillende – maar vaak tegenstrijdige – geluiden in de samenleving.” Tekst: Merel Pit Deelnemer gesprek: Karianne Vandenbroucke Fotografie: Kees Hummel
18
Rijnboutt magazine
Karianne Vandenbroucke senior ontwerper erfgoed Rijnboutt
Rijnboutt magazine
19
Het verhaal van erfgoed Sinds enige tijd is Karianne Vandenbroucke werkzaam bij Rijnboutt als senior ontwerper erfgoed. Karianne is opgeleid als ingenieur-architect waarna zij de postdoctorale opleiding Master of Science in Conservation of Monuments and Sites heeft afgerond, beide aan de Universiteit van Leuven (België). Door de inbreng van haar kennis en ervaring maar ook door het opzetten van een platform voor intervisie en ontwikkeling voor alle medewerkers die te maken hebben met erfgoed, bouwt Karianne bij Rijnboutt het omgaan met erfgoed verder uit. Wij spraken Karianne over haar achtergrond, haar manier van werken en opvattingen als ontwerper in het omgaan met erfgoed. Een gesprek over de betekenis van het verleden voor vandaag. “Ik zoek naar een aanleiding in de geschiedenis om dingen mogelijk te maken, niet om te zeggen wat niet mag.”
“Als we de driedeling die Joks Janssen voorstelt even aanhouden (zie het interview met Joks Janssen elders in dit magazine over verschillen in benadering van historisch erfgoed, red.), dan kom ik van echte sectorbureaus. Architectenbureau Fritz was mijn eerste werkgever. Maarten Fritz is filosofisch en academisch in zijn aanpak. Zijn werk is een permanente zoektocht naar een nieuwe visie op het vakgebied. Na architectenbureau Fritz kwam ik terecht bij Rappange & Partners Architecten. Daar raakte ik vertrouwd met een andere, meer bouwtechnische oriëntatie. Voorop
stond de kwaliteit van de uitvoering, het architectonische detail. Gebouwen benadert het bureau op gevoel: wat goed gemaakt en stilistisch in lijn met het geheel is blijft, wat kwalitatief onder de maat is verdwijnt. ‘Wat hoort bij dit gebouw en wat niet?’ was de steeds terugkerende vraag. “Na Rappange & Partners heb ik gewerkt bij Vereniging Hendrick de Keyser. De Vereniging legt zich toe op ‘het behoud van het erfgoed voor de Nederlandse bevolking’, toegespitst op gebouwen met een woonfunctie. Er werd gezocht naar ‘het verhaal’ van het gebouw zelf, maar
20
ook naar de betekenis van het gebouw binnen de cultuurhistorische context. Anders dan de architectenbureaus waarvoor ik werkte, verwerft de Vereniging actief panden, restaureert ze en zoekt vervolgens een huurder. Ik hield mij bezig met de geschiedenis van die panden en de vertaling daarvan in de restauratie-aanpak. In feite maakte ik elke keer een klein museum, om dat vervolgens bruikbaar te maken voor regulier gebruik: een winkel, een kantoor of wat dan ook. Bouwhistorische verkenning “Bij elk gebouw dat ik onder handen krijg, begin ik met het uitvoeren van een bouwhistorische verkenning, dat wil zeggen een onderzoek naar de bouwgeschiedenis van het pand. Dat doe ik nu ook voor de projecten hier bij Rijnboutt. Het doel is om te komen tot
Rijnboutt magazine
een plattegrond of een doorsnede die je kunt inkleuren naar verschillende bouwperioden, zodat je weet wat bij wat hoort. Dat onderzoek heeft geen andere betekenis dan een inventarisatie; het staat nog helemaal los van de aanpassingen die dat gebouw mogelijkerwijs ondergaat. Dan heb je het over archiefonderzoek, het doen van onderzoek ter plaatse, onderzoek naar beeldmateriaal – naar foto’s, afbeeldingen, prenten of schilderijen van dat specifieke gebouw of van gelijkaardige gebouwen uit dezelfde periode. Waardoor je weet ‘zo zag het er toen uit’ en kunt nagaan ‘wat heb ik daarvan nu nog over’? Zo’n bouwhistorische verkenning maakt evident wat het gebouw is, wat je nog wil weten van het gebouw en wat bij elkaar hoort. Je legt er de identiteit van het gebouw mee vast.
Rijnboutt magazine
Waardestelling “Een cultuurhistorische verkenning gaat verder. Daar worden alle functies of geschiedenissen door de tijd heen ook nog eens in een bredere context geplaatst. Een cultuurhistorische verkenning werkt volgens een voorgeschreven systematiek: je onderzoekt de stedenbouwkundige context, de typologische context, de architect als daarover iets bekend is. “Een waardestelling is een combinatie van de bouwhistorische verkenning en de overkoepelende cultuurhistorische verkenning, van waaruit je bepaalt welke onderdelen van het gebouw uiteindelijk ‘waardevol’ zijn. Dat gebeurt heel sec in kaartjes, in zogeheten waarderingsplattegronden waarop je met kleurtjes noteert in welke onderdelen hem dat nou zit. ‘Waardeloos’ of ‘zonder waarde’ bestaat niet in dit verband, je hebt alleen ‘hoge waarde’ (= behouden), ‘positieve waarde’ (= behouden wanneer het kan) en ‘indifferent’ (= het maakt niet uit). De praktijk “Rijnboutt werkt met historische waardestellingen die zij laat uitvoeren door een onafhankelijke derde. Die waardestelling is daarmee een objectieve en neutrale weergave van de bouwhistorische en cultuurhistorische kwaliteiten van het object van onderzoek en een nuttige leeswijzer voor alle partijen om te zien waar de waardes precies zitten. Het respecteren van die erfgoedwaarden garandeert op zichzelf nog geen goed en bruikbaar ontwerp. Hoewel de waarderingsplattegrond kan worden gelezen als een checklist die aangeeft ‘dit wel, dat niet’, ontslaat een waardestelling de architect niet
21
van de verantwoordelijkheid ook zelf de dingen in hun onderlinge samenhang te interpreteren, een houding die ik terugzie in de ontwerpbenadering van Rijnboutt. In de ontwerppraktijk van het bureau is een waardestelling een belangrijke referentie. Het wijst de plekken aan die vragen om een grondige argumentering wil je juist daar iets aan het bestaande gebouw veranderen. Dat je in een indifferent gebied een ondergeschikte functie plaatst, daar is iedereen alleen maar blij mee. “Ik zie mijn rol als erfgoeddeskundige in het verder uitdiepen van alles wat te maken heeft met de bouwhistorie van een pand, omdat het je de argumenten verschaft om je ingrepen te baseren op de kennis van het pand zelf. Die kennis vormt de basis voor dat unieke verhaal wat alleen met dát gebouw kan worden verteld. Een voorbeeld “Op het bureau ben ik betrokken bij de herbestemming van het voormalige hoofdpostkantoor aan de Neude in Utrecht, bekend vanwege de vele sculpturale versieringen en de indrukwekkende centrale hal. Het gebouw is een ontwerp van de architect Joseph Crouwel uit het begin van de vorige eeuw en nu rijksmonument. De herbestemming voorziet in een eigentijdse openbare bibliotheek, aangevuld met retail en horeca. Voor het ontwerp nam Crouwel de plattegrond van het Rotterdamse postkantoor aan de Coolsingel als uitgangspunt, een gebouw met een duidelijke voor- en achterkant naar een ontwerp van de architect Bremer. Met een publieksentree aan de Neude en de expeditie aan de Oudegracht een pragmatische keuze, maar voor
Rijnboutt magazine
22
de winkelader die de Oudegracht van oudsher is, niet de best denkbare optie. Met de herbestemming komt daar nu verandering in. De entree aan de Neude met de centrale hal voor de bibliotheek blijft een belangrijke voorkant. Met een nieuwe gevel en entrees voor winkels, een brasserie met uitzicht op het water en een auditorium krijgt het gebouw een tweede voorkant aan de Oudegracht. Het creëren van een schakelfunctie tussen vitale publieksroutes werd door de RCE en de monumentenambtenaren en stedenbouwkundigen van de gemeente omarmd als een kwalitatieve verbetering van de bestaande situatie. Het ontwikkelen van een idioom “Dan is het enige punt van discussie nog de precieze aard van de ingrepen die je voorstelt en de wijze waarop je die vormgeeft. Frederik Vermeesch (architectdirecteur Rijnboutt, red.) opteerde van het begin af aan voor wat hij ‘blenden’ noemt, dat wil zeggen dat je de wijzigingen en toevoegingen eerder inspireert op de architectuur van Crouwel, dan dat je zoekt naar een contrast. De waardestelling en de waarderingskaarten die Rijnboutt door Het Oversticht liet opmaken vormden een belangrijke bron, wij vulden die intern aan met een grondige bouwhistorische verkenning. Hiertoe werd eerst het gebouw zelf ontleed: wat is het materiaalgebruik, hoe de ritmiek? Met handschetsen analyseerden we wat nu de taal is van deze architectuur, waaraan zij precies haar ‘werking’ ontleent. Vervolgens keken we naar het oeuvre van de architect zelf: hoe maakt hij een bijgebouw, hoe een entree? Beide onderzoeken zijn gebruikt als inspiratiebron voor een nieuw gebouw aan
de Oudegracht, dat hiërarchisch als een tweede voorkant voor het hoofdgebouw is gepositioneerd. “Je kan over elke deurklink discussiëren of je hem wilt behouden of niet, dan heb je drie klinken weggehaald en zes klinken behouden, maar wat is het verhaal daarbij? In het ontwerp voor de Neude zijn alle nieuwe ingrepen van eenzelfde taal, in hetzelfde materiaal en van dezelfde hoofdvorm en geheel in lijn met de bestaande architectuur. We proberen een idioom te ontwikkelen waardoor het als geheel leesbaar wordt, dat je straks kunt zien ‘dit is origineel, dat is toegevoegd’. Ik heb een hekel aan bordjes die je moet lezen voordat je begrijpt waarover het gaat. Ik vind, dan heb je het verkeerd gedaan als architect, een argeloze voorbijganger moet het kunnen begrijpen. Uiteindelijk gaat het om articulatie.” Tekst: Jan van Grunsven Fotografie portret: Kees Hummel
Rijnboutt magazine
Luchtfoto met zicht op voorkant entree hoofdpostkantoor Neude Bron: collectie Het Utrechts Archief
Neude
23
Zicht op achterkant expeditie Oudegracht Bron: collectie Het Utrechts Archief
uitbreiding van voormalig expeditiehof met auditorium, brasserie en winkels
centrale hal voormalig hoofdpostkantoor
Oudegracht
Tweede voorkant voor rijksmonument
Neude Utrecht
Het postkantoor aan de Neude in Utrecht krijgt de bestemming van openbare bibliotheek, winkels, horeca en fietsenstalling. Het imposante gebouw (Joseph Crouwel, 1924) is met zijn vele sculpturale versieringen en indrukwekkende centrale hal een rijksmonument. Met winkels op de begane grond, +1 en -1, een brasserie met uitzicht op het water (+2) en een auditorium (+3), krijgt het voormalige postkantoor aan de Oudegracht een tweede voorkant. Het ontwerp komt tegemoet aan de wens naar een bibliotheek als een ontmoetingsplek voor de moderne stedeling, een plek voor jong en oud, studenten en werkenden. Opdracht: a.s.r. vermogensbeheer, MRP Development
The Olympic 1962 Amsterdam
Stepping stone van gebiedsvisie Onder de naam ‘The Olympic 1962’ gaat het rijksmonument Citroën Noordgebouw (Jan Wils, 1962) onderdak bieden aan een multifunctionele mix van kantoren, horeca en winkels. Behalve het onderbrengen van een nieuw programma, intensiveert het herontwerp de dialoog tussen gebouw en omgeving, wat aansluit op de integrale
visie voor het hele gebied. De plint van het gebouw opent zich naar het plein, vides in de kern van het volume voorzien de nieuwe functies van noodzakelijk daglicht. Opdracht: Bouwinvest Development BV, Peak Development BV
Rijnboutt magazine
26
Van links naar rechts: Petra Brouwer, Suze Gehem, Aart Oxenaar en Bart van der Vossen
“De kracht van de historische binnenstad is dat ze leeft”
Rijnboutt magazine
27
Welke toekomst heeft de historische binnenstad van Amsterdam? De Gemeente Amsterdam plaatste er in 1999 een stolp over, toen ze de grachtengordel aanwees als beschermd stadsgezicht. Elf jaar later kreeg ze op haar verzoek internationale erkenning voor de bijzondere kwaliteiten van de grachtengordel door een plaats op de UNESCO Werelderfgoedlijst te bemachtigen.
1 Bron: Dashbord toerisme van de Gemeente Amsterdam, www.ois.amsterdam.nl/visualisatie/ dashboard_toerisme.html
De UNESCO-status heeft de stad economisch gezien geen windeieren gelegd. Het aantal buitenlanders dat in Amsterdam overnacht, is de laatste zes jaar fors toegenomen met 48%1. Deze toerismestroom zorgt voor meer bestedingen en daarmee voor meer banen. Maar tegelijkertijd ontstaat een grote druk op de ruimte van de binnenstad. Zo worden steeds meer woningen niet meer permanent bewoond, maar tijdelijk, mede door de opkomst van Airbnb. Is dit wel wenselijk voor het voortbestaan van de stad? Daarnaast heeft de gemeente de ambitie om de verduurzaming van Amsterdam te versnellen. Zo staat in haar duurzaamheidsagenda: ‘In 2020 kent Amsterdam 20% meer duurzame energie en 20% minder energiegebruik’. Daarbij wil de gemeente in 2050 aardgas vrij zijn. Maar gaan de bijbehorende maatregelen niet ten koste van de erfgoedwaarde? Deze vragen komen aan de orde tijdens een rondetafelgesprek tussen Aart Oxenaar (directeur Monumenten en Archeologie bij de Gemeente Amsterdam), Petra Brouwer (universitair docent UVA Kunstgeschiedenis), Suze Gehem (directeur De Groene Grachten) en Bart van der Vossen (architect-directeur Rijnboutt).
Geen Disneyland-achtige ervaring Nu met de UNESCO-status de historische waarde van de Amsterdamse grachtengordel ook internationaal is erkend, wordt de bescherming ervan nog stringenter gereguleerd. Grote ruimtelijke ingrepen liggen dan niet voor de hand. Wat betekent dit voor de ontwikkeling van de binnenstad? “Die stolp over de grachtengordel zie ik niet als een groot probleem. De afgelopen decennia heeft de structuur bewezen veel programmatische veranderingen aan te kunnen, zonder dat de vorm is aangetast,” aldus Brouwer. “Toen ik veertig jaar geleden aan de Brouwersgracht kwam wonen, was het een sterk verkrot gebied met nog veel locale bedrijvigheid. Vervolgens kwamen er kantoren en nu is het dankzij de stadsvernieuwing een populaire woonplek. Maar mijn uitzicht is vrijwel onveranderd”, beaamt Oxenaar. “Mijn grootste zorg is echter het behoud van de functiemenging die er sinds jaar en dag is,” vervolgt Brouwer. “Het primaire doel van een stad is dat het een fijne plek is om te wonen en te werken. Zolang dat doel niet uit het oog wordt verloren, is toerisme – het ontvangen van bezoekers – een verrijking voor de stad. Maar gezien de huidige
arische ouwen
2008
Rijnboutt magazine
28
explosieve groei van het aantal toeristen, is het gevaar groot dat een bezoek aan de historische binnenstad een Disneylandachtige ervaring wordt. Met goede weten regelgeving valt dit te voorkomen. Kijk maar naar Venetië, daar ging het pas mis toen de wet werd losgelaten die permanente bewoning van de woningen voorschreef.”
En dat moet ook zo blijven.” “Maar als de markt meer ruimte krijgt, hoe houden we dan functies in de binnenstad die niet het optimale rendement behalen?” vraagt Brouwer zich af. “Momenteel is het onzeker of Pied à Terre (de grootste zelfstandige geografische reisboekhandel van Nederland, red.) wel aan de Herengracht kan blijven. Terwijl dergelijke winkels van grote waarde zijn voor Amsterdam. Voor Regie versus marktontwikkelingen je het weet is er een monocultuur van Om de binnenstad te beschermen wordt Nutella-winkeltjes. Ook daar moet de stad volgens Van der Vossen nieuw gebruik al regie op voeren. Met straatmanagers en kerkelijke openbare snelverdedigingsontmoedigd. “Grote retailers ervaren regelingen in het bestemmingsplan zijn in gebouwen werken gebouwen veel belemmeringen. Bijna nergens kunnen 70 miljoen het verleden goede resultaten behaald.“ euro ze genoeg vierkante meters krijgen 60 voor hun winkels. De gemeente zou ze De grenzen van de grachtengordel moeten helpen zoeken naar de plekken Van der Vossen vermoedt dat de komende 50 waar wel ruimte is.” Oxenaar: “Vaak vijftien jaar de grenzen van de beschermde wordt in het beleid van de gemeente40 grachtengordel worden opgezocht. het ritme van de panden aangehouden, “Politieke keuzes worden beïnvloed onder waardoor er geen functies in kunnen 30 die druk van grote investeerders. Zo is de groter zijn dan het betreffende pand. Zo transformatie van de oude Diamantbeurs 20 ontstaat een diversiteit die onder andere (aan het Weesperplein, red.) tot creatieve de Negen Straatjes tot een groot succes ‘hub’ geëscaleerd. Het vergroten van het 10 maakt. Tegelijkertijd is de druk groot van economisch potentieel ging ten koste van internationale merken als Apple, Zara 0en cultuurhistorisch waardevolle elementen.” Primark. Hoe krijgt “Er komen veel transformatieopgaven aan 2011 2012 2013 2014 de markt 2015 de ruimte 2016 om zich te ontwikkelen? De kracht van waarbij de commerciële waarde bepalender de historische binnenstad is dat ze leeft. is dan de monumentale waarde. Vervolgens
gebouwen, woonhuizen
2009
2010
UNESCO Werelderfgoed Nederland
08
05 03
01 06 09 02 07 10
Schokland en omgeving Noordoostpolder 1995 archeologie
04
Stelling van Amsterdam 1996 cultuurlandschap Binnenstad Willemstad Curaçao 1997 cultuurlandschap Molencomplex Kinderdijk-Elshout 1997 cultuurlandschap Ir. D.F. Woudagemaal Lemmer 1998 gebouwd erfgoed Droogmakerij De Beemster Noord-Holland 1999 cultuurlandschap Rietveld Schröderhuis Utrecht 2000 gebouwd erfgoed Waddenzee (met Duitsland) 2009 cultuurlandschap Grachtengordel Amsterdam 2010 cultuurlandschap Van Nellefabriek Rotterdam 2014 gebouwd erfgoed
Rijnboutt magazine
29
Rijksmonumenten aantal naar provincie
Alle monumenten aantal naar provincie
totaal 61.959
totaal 118.604
Groningen 2.557 Friesland 4.153 Drenthe 1.282 Overijssel 3.943 Flevoland 82 Gelderland 6.272 Utrecht 5.618 Noord-Holland 14.044 Zuid-Holland 9.158 Zeeland 3.677 Noord-Brabant 5.832 Limburg 5.341
Rijksmonumenten Gemeentemonumenten Provinciale monumenten
Rijnboutt magazine
30
Rijksmonumenten aantal naar categorie 2016
openbare gebouwen 2.078
agrarische gebouwen 7.510
molens 1.276
gebouwen, woonhuizen 36.284
kerkelijke gebouwen 4.381
verdedigingswerken 1.914
gebouwd overig 8.516
Rijnboutt magazine
31
presenteert het geld zich als de redder van het erfgoed, terwijl het pand op essentiële punten wordt aangetast”, reageert Brouwer. “Wanneer je met een partij aan tafel zit die vooral commercieel denkt, dan is het de uitdaging om samen de werkelijke waarde van het gebouw te bepalen en die vervolgens in de transformatie centraal te stellen.” Van der Vossen: “Hiervoor is het van belang dat je bij het vaststellen van de monumentale waarde de nieuwe functie mag meenemen. Veel cultuurhistorici bij de gemeente zijn hierop tegen, maar wanneer zij op een open manier meedenken, is het vaak mogelijk om tot een goede oplossing te komen. Soms wordt de monumentale waarde in formele zin meer geweld aangedaan, maar gaat het complex er als geheel op vooruit.” Duurzame monumenten Een ander onderwerp waar de gemeente mee worstelt is de verduurzaming van de historische binnenstad. “Ik hoor vaak dat monumenten duurzaam zijn omdat ze er al heel lang staan. Maar bij de berekening van de footprint van een gebouw telt slechts voor een kwart de structuur mee. Het gebruik bepaalt de rest. Veel monumenten zijn voor een andere functie gebouwd.
Zo wordt tegenwoordig gewoond in voormalige pakhuizen die daar bouwfysisch niet voor bedoeld waren,” aldus Gehem. Oxenaar merkt op dat bij het ontwerp van grachtenpanden is nagedacht over het energieverbruik. “Vaak bestaan ze uit compartimenten. Vroeger werd in de winter het woongedeelte zo klein mogelijk gemaakt om zo min mogelijk te stoken.” Gehem: “Dat klopt. Door toepassing van bestaande elementen – zoals luiken – is het energieverbruik gemakkelijk te verlagen. Deze quickwins staan ook in onze ‘Groene Menukaart’ die een overzicht biedt van alle mogelijkheden die er zijn om een historisch pand te verduurzamen.” Van der Vossen reageert: “Met een menukaart suggereer je dat monumenten verduurzamen eenvoudig is, maar maak maar eens een grachtenpand energieneutraal.” “Dat is inderdaad een uitdaging”, antwoordt Gehem, “Maar er is veel meer mogelijk dan veel mensen denken. Zo kan een bewoner kiezen uit de ruim vijftig maatregelen die hem ter beschikking staan.” Amsterdam aardgasloos “Hoe zou de gemeente haar beleid moeten aanpassen om haar duurzame ambities waar te maken?” vraagt Brouwer. Oxenaar:
Rijksmonumenten berekend subsidiebedrag per jaar 2006-2016
molens
agrarische gebouwen
gebouwen, woonhuizen
kerkelijke gebouwen
verdedigingswerken
openbare gebouwen
70 miljoen euro 60 50 40 30 20 10
gebouwd overig
0 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
Rijnboutt magazine
32
“Zou Amsterdam de verduurzaming van de grachtengordel niet collectief moeten aanpakken in plaats van elk monument tot in het laatste puntje te verduurzamen? Het lijkt me veel efficiënter om elders in de gemeente de benodigde energie op te wekken en die naar het historisch centrum te transporteren?” Het idee is plausibel. “In Amsterdam is in totaal twaalf vierkante kilometer plat dakoppervlak dat je zou kunnen voorzien van zonnepanelen en groene daken”, reageert Gehem. “Grote, duurzame warmtenetten zijn wat mij betreft ook de toekomst. Maar ook in de directe omgeving van de panden is veel winst te behalen. Voor de grachtengordel onderzoeken we momenteel samen met de gemeente hoe oud en nieuw kunnen samengaan zonder de erfgoedwaarde te verliezen. Dit kan bijvoorbeeld dankzij innovatieve technieken, zoals een zonnecollector die onder de dakpannen kan worden geplaatst. Voor het verwarmen van panden met een warmtepomp is lage temperatuurverwarming de beste optie. Zo’n systeem vereist wel een bepaalde isolatiewaarde en helaas zijn veel grachtenpanden zo lek als een mandje. Recent hebben we met een integraal team een aantal monumenten in Amsterdam
‘aardgasloos’ gemaakt. Het was een ingewikkeld proces, maar de opgedane kennis is waardevol en toepasbaar op andere panden.” Erfgoed als uitdaging De bescherming van erfgoed botst vaak met nieuwe gebruikerswensen en duurzaamheidsambities, maar desondanks kiest de samenleving steeds vaker voor behoud. Enerzijds vanuit cultureelhistorisch perspectief, anderzijds vanuit commercieel belang. Van der Vossen: “Slopen is voor de markt alleen een argument wanneer de constructie geen ander gebruik toestaat. Behoud is vaak net wat duurder, maar de belevingswaarde die je in stand houdt, krijg je met nieuwbouw nooit.” “De omgang met erfgoed wordt ook door ontwerpers steeds meer als een uitdaging gezien”, voegt Oxenaar toe. Volgens Brouwer betekent dit niet dat de samenleving nostalgischer is geworden. “Historisch bewustzijn hoort bij deze tijd. Vanaf de negentiende eeuw werd geschiedenis een vakgebied en gingen mensen zichzelf in de tijd bezien. Hoe meer we van vroeger weten, hoe meer we het verleden omarmen.” Maar wordt de liefde voor ons erfgoed niet te groot?
Toelichting ‘facts and figures’ Rijksmonumenten De cijfers over de rijksmonumenten zijn afkomstig uit het Monumentenregister Nederland. Het Monumentenregister bevat gegevens van alle monumenten in Nederland die door het Rijk zijn aangewezen als beschermd monument. Monumenten die door gemeenten en provincies zijn beschermd zijn niet in het Monumentenregister opgenomen. Een monument dat is ingeschreven in het register heeft een beschermde status vanaf de datum van inschrijving. Onder de bescherming vallen de onroerende zaken die expliciet in de omschrijving van het monument zijn vermeld. De bescherming van het monument omvat de gehele onroerende zaak, zoals fundering, gevel en gevelonderdelen (bijv. ook stoep, trap of bordes), draagconstructie, kap, vloeren, vloerafwerking en interieur (bijv. plafond, wandafwerking, trappen, deuren en schouwen). Niet onder de bescherming
vallen objecten of zaken die alleen in de inleiding op de monumentomschrijving of alleen in de complexomschrijving worden genoemd. Gemeentelijke monumenten De gemeente legt haar monumentenbeleid vast in een gemeentelijke monumentenverordening. Het college kan een object of complex aanwijzen als gemeentelijk monument op grond van deze verordening. Dat gebeurt wanneer een bouwwerk, archeologische vindplaats of landschappelijke structuur geen nationale betekenis heeft maar wel van plaatselijk of regionaal belang is, of op verzoek van een belanghebbende. Een gemeentelijke monumentencommissie adviseert hierover. Provinciale monumenten Objecten en structuren die bepalend zijn voor de identiteit van een provincie kunnen door die provincie worden aangewezen als
Rijnboutt magazine
33
Oxenaar haalt in dit kader een lezing van de architect Rem Koolhaas aan waarin hij stelt dat de huidige belangstelling voor erfgoed een keerzijde heeft. “We naderen het punt dat gebouwen of wijken die nog moeten worden gebouwd al als monument worden aangewezen.” Volgens Brouwer is dit te wijten aan het feit dat de scheidslijn tussen het nu en de geschiedenis steeds diffuser wordt. “Wij zijn ons hyperbewust dat alles wat we doen geschiedenis is. We kijken met een historische blik naar onze eigen tijd. Maar dit betekent niet dat we alles uit het verleden moeten bevriezen. Ook geschiedenis leeft.”
Tekst: Merel Pit Fotografie: Herman Wouters
Deelnemers gesprek
Suze Gehem directeur De Groene Grachten
Bart van der Vossen architect-directeur Rijnboutt
‘provinciaal monument’. Daarmee geniet het bescherming vanuit de provincie. Bovendien dient de lijst als basis voor eventuele subsidietoezeggingen. De provincie legt haar monumentenbeleid vast in de provinciale monumentenverordening. De Provinciale Staten van de provincie kan een lijst met provinciale monumenten samenstellen. Naast gebouwen kunnen hier ook dijken, grenspalen tussen twee gemeenten en gemeente-overschrijdende objecten (bijv. terreinen die archeologisch zeer waardevol zijn) op staan. UNESCO Werelderfgoed Werelderfgoederen zijn monumenten die zo belangrijk zijn voor de wereldgemeenschap dat we ze veilig aan toekomstige generaties willen doorgeven. Dit kunnen zowel culturele als natuurlijke monumenten zijn of een combinatie van beide. Alleen erfgoed dat is ingeschreven op de Werelderfgoedlijst van UNESCO mag de
Petra Brouwer universitair docent UVA Kunstgeschiedenis
Aart Oxenaar directeur Monumenten en Archeologie Gemeente Amsterdam
titel Werelderfgoed dragen. UNESCO (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization) is de VN-organisatie voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. De Werelderfgoedlijst wordt sinds 1972 samengesteld door het Werelderfgoedcomité van UNESCO, op voordracht van de aangesloten landen. De Overeenkomst voor het Werelderfgoed is door 191 bij UNESCO aangesloten landen geratificeerd. Het Koninkrijk der Nederlanden ondertekende deze overeenkomst in 1992 en verplichtte zich hiermee de potentiële werelderfgoederen binnen de eigen grenzen op te sporen, te beschermen en te behouden. Sinds juli 2015 staan er 1031 items verspreid over 163 landen op de lijst, voor Nederland zijn dit er 10.
Kop van Cruquius Amsterdam
Transformatie havengebied tot woonen werkomgeving Het voormalig industriegebied op de kop van het Cruquiuseiland in Amsterdam wordt getransformeerd tot een levendige woon- en werkomgeving. Van origine opgesplitst in vier afzonderlijke bedrijfsterreinen is de huidige planvorming gericht op één samenhangende visie voor het hele gebied. Rijnboutt tekent voor het integrale ontwerp van stedenbouw, buitenruimte en architectuur. Drie binnen
het Raamwerk Openbare Ruimte (Buro Lubbers) geplaatste bouwblokken met sculpturale hoogteaccenten aan de kop, krijgen een pendant in een getrapt en autovrij plein aan het water waarop speels een vierde blok (Bedaux de Brouwer) en de herplaatste villa ‘De Werkmeester’ zijn gearrangeerd. Opdracht: Amvest
Rijnboutt magazine
35
Functionalistisch monument krijgt luxueuze bestemming De voormalige drukkerij en redactieruimte van de Telegraaf (J.F. Staal en G.J. Langhout, 1930), nu rijksmonument, ligt midden in de historische binnenstad van Amsterdam. Markant is de pershal over twee verdiepingen, zichtbaar vanaf de straat. Met het verwijderen van de verdiepingsvloer uit latere jaren wordt de hal – toonbeeld van het functionalistische bouwen – in ere hersteld. Het op
Nieuwezijds Voorburgwal 225 Amsterdam
verscheidene plekken binnenbrengen van daglicht, een koppeling met Kalverstraat 28 (J.E. van der Pek, 1890, gemeentelijk monument) en een uitgekiende tweeledige routing maakt het voormalige krantengebouw geschikt voor een ambitieus programma met hoogwaardige kantoren, retail, horeca en wonen. Opdracht: Kroonenberg Groep
36
Rijnboutt magazine
Rijnboutt magazine
37
“Mijn taak is ervoor te waken dat Kraków geen museum wordt” Kraków is één van de mooiste cultuursteden van Europa. Anders dan andere Poolse steden is ze ongeschonden de Tweede Wereldoorlog doorgekomen, waardoor veel historische gebouwen zijn behouden.
Jan Janczykowski regionaal conservator Województwo
Als iemand veel van Krakóws erfgoed afweet, dan is het Jan Janczykowski. Al meer dan veertien jaar is hij de regionaal conservator van het woiwodschap (een soort Poolse provincie) Województwo Małopolskie, waaronder ook Kraków valt. Hij is verantwoordelijk voor de beoordeling van nieuwbouwprojecten, de bescherming van het cultureel erfgoed en de kennisdeling van monumenten. Dat de oude binnenstad op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staat, geeft zijn functie extra lading. We spreken hem in zijn kantoor aan de voet van het sprookjesachtige kasteel Wawel, misschien wel het belangrijkste cultureel erfgoed van Polen. Van zijn op het eerste
gezicht bescheiden werkruimte, neemt hij ons mee naar een vergaderkamer met een plafondschildering uit de Renaissance. “Cultureel erfgoed dat bescherming verdient, hoeft lang niet altijd een heel gebouw te zijn,” zegt Janczykowski wanneer hij plaatsneemt. “Het kan ook bestaan uit een interieur of een schildering.” Hoe kijkt u aan tegen het cultuurhistorisch erfgoed van Kraków? “Dat het oude centrum van Kraków op de door UNESCO opgestelde Werelderfgoedlijst voorkomt, betekent dat het een belangrijke cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt. In mijn werk kom ik
Rijnboutt magazine
38
Luchtfoto Kraków kasteel Wawel
Kazimierz
UNESCO-gebied binnen groene singel Podgórze
continu nieuw erfgoed tegen; veel oude panden hebben gestucte muren en plafonds, die soms eeuwenoude schilderingen verhullen. Ik zie het als mijn taak om die te ontdekken. Voor een zorgvuldige analyse van de verschillende tijdslagen schakel ik experts in om mij te helpen. Zo heeft het woiwodschap een Regionale Raad voor Monumentenbescherming die bestaat uit architecten, archeologen en kunsthistorici. Maar ondanks de weloverwogen besluiten, wordt in de media veel gediscussieerd over de monumentenstatus, omdat die voor veel erfgoedeigenaren – meestal particulieren – beperkingen met zich meebrengt als het gaat om aanpassingen ten behoeve van het gebruik. Aan de andere kant is het voordeel van de monumentenstatus dat de eigenaren in aanmerking komen voor subsidies om het erfgoed te beschermen.” Waarom heeft u de oude stad van Kraków uitgeroepen tot Cultureel Park? “De huidige wetgeving ten aanzien van erfgoed maakt het niet mogelijk om
de openbare ruimte als monument te bestempelen. Veel uitbaters van hotels en restaurants willen echter de vele toeristen bereiken die Kraków vanwege het UNESCO-erfgoed aantrekt. Het leidt tot allerlei commerciële uitingen in het straatbeeld zonder enig respect voor het historisch stedelijk landschap. Ik kon als conservator deze reclame-uitingen wel proberen te verbieden, maar daar konden de ondernemers tegen in beroep gaan. Vervolgens zou ik machteloos zijn gedurende de rechtsgang – vaak een lange procedure. Door de binnenstad uit te roepen als Cultureel Park is dat voorkomen. De belevingswaarde van de historische stad is hierdoor enorm toegenomen. Dankzij onze goede ervaring hiermee worden in Kraków minstens nog twee Cultuur Parken toegewezen: de Joodse wijk Kazimierz en Podgórze, de wijk waar de speelfilm Schindler’s List is opgenomen. Het heeft ook andere steden in Polen geïnspireerd om zo om te gaan met hun historisch stedelijk landschap.”
Rijnboutt magazine
Hoe zorgt u dat het erfgoed van Kraków in gebruik blijft? “Mijn taak is ervoor te waken dat Kraków geen museum wordt. Hierdoor beweeg ik me binnen het spanningsveld van gebruikers die een plek moeten krijgen – de stad moet bewoonbaar blijven – en het erfgoed dat zo goed mogelijk moet worden beschermd. Soms zijn bepaalde aanpassingen noodzakelijk voor het voortbestaan van een monument. Zo was er veel discussie over Hotel Cracovia, een jong monument uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Het hotel was vervallen en niet meer rendabel, waardoor het werd verkocht. De nieuwe eigenaar wilde het pand het liefst slopen en vervangen voor nieuwbouw. Ik heb dit verboden en besloot dat de gevels, de entreepartij en bepaalde mozaïeken behouden moeten blijven vanwege hun cultuurhistorische waarde, maar dat de structuur mag worden aangepast ten behoeve van de nieuwe functie. In eerste instantie was het de bedoeling dat het pand kantoren zou herbergen, maar de verdiepingshoogte van 2,5 meter voldeed niet aan de huidige eisen. Uiteindelijk is het voormalige hotel gekocht door het stadsbestuur van Kraków om er de administratie en een tentoonstellingsruimte van het Nationaal Museum in onder te brengen.” Wat zijn uw plannen voor uw laatste jaar als regionaal conservator? “Ik wil dit jaar nog twee dingen bereiken. Allereerst wil ik ervoor zorgen dat ook ruïnes van belangrijk erfgoed, zoals kastelen, een beschermde status kunnen krijgen. Daarmee voorkom ik dat ze nog verder vervallen en de verhalen over hun verleden niet meer worden doorverteld.
39
Daarnaast zet ik me in voor de vele houten kerken die de woidwodschap rijk is, zodat de volgende generaties ook van deze bijzondere bouwwerken kunnen genieten. Soms staan ze leeg doordat hun functie is overgenomen door nieuwe kerken die beter voldoen aan de huidige eisen van comfort – religie speelt nog steeds een belangrijke rol in het dagelijks leven in Polen. Ik wil door het verstrekken van subsidies de kerken laten opknappen, bijvoorbeeld als trouwlocatie. Het is toch fantastisch wanneer je op dezelfde plek kunt trouwen als je ouders? Op die manier wordt niet alleen de cultuurhistorische waarde van de kerken behouden, maar krijgen ze tevens een nieuwe economische en emotionele betekenis.” Auteur: Merel Pit Deelnemer gesprek: Katarzyna Bratek Fotograaf: Kees Hummel
Rivierzone Vlaardingen
Stedelijke woonbuurt in authentieke haven Begin 2012 startte de gemeente Vlaardingen het selectietraject voor de ontwikkeling van het Kerngebied Rivierzone, een grotendeels buitendijks gelegen gebied dat het stedelijk gebied van Vlaardingen met de Nieuwe Waterweg verbindt. De grote ruimte, de programmatische potenties, de aanvullende stedelijke woonmilieus en de versterking van het authentieke karakter van de rivierhaven maken de opgave uniek en uitdagend. De komende tien jaar zal de Rivierzone transformeren van een haventerrein naar een aantrekkelijke woonplek. In 2018 worden de eerste 26 woningen opgeleverd. Opdracht: Consortium Rivierzone Vlaardingen, OMA Amsterdam, Kroon & De Koning, VolkerWessels
OostduinArendsdorp Den Haag
Wonen op historische buitenplaats De historische buitenplaatsen Oostduin en Arendsdorp ademen onverminderd de kwaliteit van de wandelparken die ze waren. Met het oog op de toekomst is als voorloper op het nieuwe bestemmingsplan een robuuste ontwikkelings- en beheervisie opgesteld. De ontwikkelingsvisie geeft de kaders voor de herbestemming of vervanging van bebouwing en objecten, de beheervisie richt zich op de verbetering van cultuurhistorische en landschappelijke elementen op meerdere schaalniveaus. Gestreefd wordt naar een afstemming
tussen bebouwing en landschap, passend bij de status van het bestaande landgoed: toegankelijk, voornaam en duurzaam. Op basis van de opgestelde plannen is het historische landschap de afgelopen jaren door de gemeente verfraaid en verbeterd. Er zijn ontwerpen gemaakt voor drie grote gebouwen in het gebied. Eén daarvan is inmiddels in uitvoering, waarin ‘het wonen op het landgoed’ weer tot uiting zal komen. Opdracht: Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Dienst Stadsbeheer, Staedion i.s.m. DG Groep
42
Rijnboutt magazine
Marinke Steenhuis architectuurhistoricus
Rijnboutt magazine
43
“Geschiedenis is geen ballast, maar onze basis en verdienkracht” “Ik ben een hoeder van erfgoed in de breedste zin”, zegt architectuurhistoricus Marinke Steenhuis met een grote glimlach. Dat is ze in haar werk, maar ook als trotse bewoonster van Huis Vennebroek uit 1848, vlakbij Paterswolde.
Het landhuis maakt deel uit van landgoed Vennebroek dat wordt beschermd door Natuurmonumenten. Vanuit dit bijzondere buiten runt ze met haar man en compagnon Paul Meurs het bureau SteenhuisMeurs, dat tevens een vestiging heeft in Rotterdam. Samen zijn ze verantwoordelijk voor het beheer van de woning. Het oude landhuis en het weidse, Drentse landschap vormen een schitterend decor voor een boeiend gesprek over de identiteit van plekken en welke functie erfgoed hierin vervult. Wat verstaat u onder erfgoed? “In ons werk gaan wij op zoek naar het DNA van de plek. In het verleden hebben mensen met de beste bedoelingen het land
zo goed mogelijk ingericht. Vaak is een stuk stad, een buurt of een ensemble in de loop der tijd meerdere keren overhoop gehaald, waardoor een gelaagdheid is ontstaan met een enorme gevarieerde rijkdom aan erfgoed. Deze gelaagdheid proberen wij te ontleden. We richten ons hierbij niet louter op de monumentale waarde van gebouwen, maar ook op de stedenbouwkundige en landschappelijke structuren en de sociale en culturele context. Toevallig zitten we nu in een ‘monument’, maar de silhouetten van de jaren zeventig woningen aan de overkant van het grasland zijn essentieel voor de ruimtelijke beleving van deze plek. Wanneer alleen het landhuis wordt behouden, gaat de gebiedsidentiteit verloren.
44
Soms zit het DNA van een plek niet in ruimtelijke kenmerken, maar in sociale of culturele waarden. Zo doen we momenteel onderzoek naar het Gelderse Teuge tussen Apeldoorn en Twello. Het dorp is bekend vanwege het vliegveld, Teuge International Airport, maar de kwaliteit van de plek zit vooral in de mensen. Teuge heeft geen kerk, maar wel een hele hechte gemeenschap waarvan de mensen voor elkaar zorgen. Het aantal vrijwilligers is enorm. De participatiesamenleving die het vorige kabinet voor ogen had, bestaat hier al decennia. Inwoners van een grote uitbreidingswijk van Apeldoorn sturen hun kinderen in Teuge naar school uit oogpunt van veiligheid, de cohesie van het dorp en de kwaliteit van het onderwijs. De stad trekt naar het dorp, in plaats van het dorp naar de stad. Dat is heel bijzonder.” Wat wilt u bereiken met uw onderzoek naar het DNA van een plek? “Ons doel is om betekenisvolle plekken – zogenoemde vestigingsmilieus – te maken. Ieder mens heeft behoefte aan ankers om zich ergens thuis te voelen. Ook als je ervoor kiest om je in een nieuwbouwwijk te vestigen. Het is niet voor niets dat begrippen als context, identiteit en mentaliteit weer terug op de ruimtelijke agenda staan. Door de gelaagdheid van een plek te onderzoeken, bepalen we welke kwaliteiten zorgen voor comfort en herkenning. Maar we willen niet persé alles bewaren, daarmee verlam je vernieuwing. Ons werk gaat juist over de vraag: wat neem je mee en wat niet? Op basis van alle verzamelde kennis bekijken we welke essentiële ruimtelijke elementen kunnen bijdragen aan bijvoorbeeld de herstructurering van een wijk.
Rijnboutt magazine
Hoe zorgt u ervoor dat je leken op het gebied van erfgoed – bestuurders en burgers – overtuigt? “Ik duik de archieven in en lees zo min mogelijk artikelen die anderen over de betreffende plek hebben geschreven. Door me te richten op primaire bronnen, bouw ik mijn eigen verhaal waarbij ik zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke motieven blijf. Door bepaalde bronnen te delen met bestuurders en burgers stappen we samen in een tijdmachine en neem ik ze mee. Zo heb ik intensief onderzoek gedaan voor het boek ‘De nieuwe grachtengordel. De realisatie van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam’ (uitgeverij THOTH, red.). Dankzij fotoalbums kwam ik er achter dat de ontwerpers van het AUP eindeloos op excursie gingen. Ze bezochten vooral Kopenhagen en Stockholm, want deze steden waren al vóór 1940 innovatief in nieuwe stedelijke woonwijken. De verkavelingen van bepaalde Scandinavische wijken zijn één op één terug te vinden in de Westelijke Tuinsteden.” Geeft u ontwerpers ook instrumenten mee? “In ons werk onderscheiden wij het cultuurhistorisch onderzoek en het transformatiekader. Het cultuurhistorisch onderzoek bestaat uit een analyse die de kernwaarden van het erfgoed beschrijft, de ontwerpthema’s van toen benoemt en algemene conclusies trekt voor de mogelijkheden (en onmogelijkheden) voor herontwikkeling. Het transformatiekader is een document dat concreet aangeeft wat de ontwerpthema’s voor de nieuwe opgave kunnen betekenen. Het zijn meestal ontwerpers of ontwikkelaars
Rijnboutt magazine
die hierom vragen, omdat ze behoefte hebben aan denkrichtingen en duidelijke do’s en don’ts. Zo hebben we voor het Hembrugterrein samen met de gemeente Zaanstad vastgesteld wat de waardevolle elementen zijn die niet mogen verdwijnen. Het ‘plofbos’ is er één van. Dit bos is aangelegd om tijdens artillerieoefeningen ontploffingen te dempen. Het is zonde wanneer dit groene hart wordt verkaveld voor vrijstaande villa’s.” Wat is uw droomopdracht? “Ik zou de ruimtelijke ordeningsparagraaf van het volgende kabinet willen schrijven. De heersende opvatting is dat Nederland is geglobaliseerd en overal gelijk is. Maar dat klopt niet. Nederland is nog steeds heel divers. Van oudsher bestaat het uit elf cultuurlandschappen – zoals de hoge zandgronden en de zeekleipolders – die een directe relatie hebben met de bewoningsgeschiedenis. Van löss tot duinen en van zand tot rivierklei, overal wordt het landschap anders gebruikt.
45
Neem de plek van dit landhuis. Vanuit de randstad duurt het minimaal twee uur om met de auto in Paterswolde te komen. Wanneer je uitstapt ben je in een andere wereld, met een ander tempo en een ander landschap. Dat doet iets wezenlijks met je. Deze diversiteit moet worden meegenomen in de ruimtelijke planning van Nederland. Daarnaast is ons erfgoed een belangrijke troef voor de toekomst. Als een soort Atlantis zakt Europa weg in de mondiale politiek. Ons continent vertegenwoordigt de oude wereld met zijn kenmerkende stijl, status en cultuur. Daarvoor komen toeristen naar Europa. Geschiedenis is geen ballast, maar onze basis en verdienkracht.” Tekst: Merel Pit Deelnemer gesprek: Bart van der Vossen Fotografie: Kees Hummel
Concert gebouwÂplein Amsterdam
Stedelijke kantoorvilla in rijksmonument De voormalige Amsterdamse vestiging van de handelsmaatschappij Lindeteves-Stokvis aan het Concertgebouwplein (Eduard Verschuyl, 1917) is nu rijksmonument. Met harmonieus gecomponeerde gevels in Um Achtzehn Hundertstil en een voor zijn tijd modern Hennebique constructieprincipe, leent het gebouw zich bij uitstek tot een
herbestemming als stedelijke kantoorvilla. Hierbij is gezocht naar een balans tussen de monumentaliteit van het vroeg twintigste-eeuwse gebouw en de eisen van een hedendaags luxe kantoor. Opdracht: Kroonenberg Groep
Aalmarkt Leiden
Grootschalige retail in historische kern De doorbraak in het Stadsgehoorzaalblok ter hoogte van het ‘gat van Van Nelle’ vormt het begin van een ingrijpende metamorfose van het Leidse Aalmarktgebied. Om het bestaande winkelcircuit te versterken is de toegangsbrug naar het gebied verlegd en een nieuwe winkelstraat met stadstuin toegevoegd. Met een focus op fashion is ruimte gecreëerd voor grotere winkelunits waarin veertien kleinschalige (rijks-) monumenten (zestiende tot negentiende eeuw) zijn opgenomen. Boven de nieuwe winkels zijn woningen gerealiseerd. Opdracht: MRP Development
Rijnboutt magazine
49
Casestudy: Aalmarkt
Liefrinck 1609 - collectie Gemeentearchief Leiden (Pilgrim Archives)
In 2009 besloot de gemeenteraad van Leiden tot een ingrijpende transformatie van het winkelhart. Veranderende opvattingen over retail en de daarmee samenhangende behoefte aan grootschalige winkeloppervlakten leidde ertoe het Aalmarktgebied – een bouwblok gelegen tussen de Breestraat, Mandemakerssteeg, de Aalmarkt en de Stadsgehoorzaal – aan te wijzen als nieuwe winkellocatie. Het was het begin van een proces waarin stap voor stap de vraag naar een grootschalig winkelcentrum in overeenstemming moest worden gebracht met de fijnmazigheid van het historisch stedelijk weefsel van Leiden.
De voordelen van de keuze waren aanzienlijk. In verschil tot de bestaande winkelstraten bood het Aalmarktgebied de gewenste ruimte voor grootschalige retail. Daarbij kon er ter plaatse een ‘winkel-achtje’ worden gecreëerd, wat een aanmerkelijke verbetering van het hoofdwinkelcircuit betekende. Ook kon binnen het bouwblok schoon schip worden gemaakt met een aantal panden die te lijden hadden onder leegstand en achterstallig onderhoud, een aantal daarvan in bouwvallige staat. Primair stelde het project een tweeledige uitdaging. Een: er moest een nieuwe route worden gerealiseerd dwars door de bestaande historische stedelijke structuur,
een route die logisch moest aansluiten op de bestaande winkelroutes; twee: er moesten grootschalige winkels worden gebouwd naast – of zelfs met inbegrip van – historische panden met een kleine korrelgrootte, waarvan het merendeel als rijksmonument, gemeentelijk monument of beeldbepalend pand was aangemerkt; een ingreep dus, waarbij erfgoedwaarden gerespecteerd dienden te worden. De opgave De rol van Rijnboutt in het project was die van ‘architect in klassieke zin’, dat wil zeggen zonder scheiding tussen stedenbouw en architectuur, bestaande bouw of nieuwbouw.
50
Rijnboutt magazine
Rijnboutt was zowel verantwoordelijk voor het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan van het gebied als voor de architectonische opgave voor winkels, woningen en horeca en dus voor grootschalige nieuwbouw naast het verbouwen en herinterpreteren van de verschillende monumentale panden. Extra moeilijkheid hierbij was het wegen van de soms tegenstrijdige belangen: de financieel-economische belangen van de opdrachtgever; de commerciële belangen van de huurder; de stedenbouwkundige, economische en erfgoedbelangen van de gemeente. Hoe bedien je als architect deze waaier aan uiteenlopende wensen, hoe verenig je de korrelgrootte van het historisch stedelijk weefsel met de behoeften van grootschalige retail en hoe ga je om met de erfgoedwaarde van veertien monumentale panden?
Oorspronkelijke winkelroute met oude brug en bouwblok
Nieuwe winkelroute met nieuwe brug, ‘winkelachtje’ en steeg
Van stedenbouwkundig plan naar bouwblok Voor het creëren van de nieuwe winkelroute, werd een brug ontworpen die het bestaande winkelgebied met het nieuwe winkelgebied verbindt. In het verlengde van de brug werd over de hele lengte van het bouwblok een snede gemaakt voor een nieuwe winkelsteeg, van de Aalmarkt naar de Breestraat. De buitenzijde van het bouwblok bestond uit historische panden. Deze waren bouwvallig en vormden een statische plek in de stadskern. De panden zijn gerestaureerd en gerenoveerd en boven de winkels zijn woningen gerealiseerd. Aan de zijde van de Aalmarkt was ter plaatse van de snede een gat in de gevelrij gevallen toen in het verleden een pand was ingestort. Op de hoek van de nieuwe steeg is een pand ontworpen dat zich qua maat en schaal voegt naar het gevelbeeld
Rijnboutt magazine
51
en in zijn vorm refereert aan een historisch winkelhoekpand zoals dat ook verderop aan de Aalmarkt is te vinden. Materialisering en detaillering ogen modern, waardoor afleesbaar blijft dat dit een eigentijdse toevoeging is. Door zijn afwijkend voorkomen markeert het pand de ingang van de steeg. Door de schil van historische panden heen piept zo een stukje moderniteit naar buiten; een voorbode van wat zich binnen in het bouwblok afspeelt. Om ook aan de zijde van de Breestraat het binnengebied toegankelijk te maken, moest een historisch pand worden gesloopt. In het binnengebied zelf is de aaneengekoekte bebouwing op de voormalige achtererven opgeschoond, om ruimte te maken voor de steeg en grootschalige retail. Vanuit de steeg is een doorgang gemaakt naar de binnentuin op de plek waar de naastgelegen
Het ‘gat van Van Nelle’
sloop
doorbraak nieuwbouw
Catharinahof
Stadsgehoorzaal een groot terras heeft. De verstilde plek onder een monumentale rode beuk, net van de winkelroute af, geeft extra kwaliteit aan dit deel van de binnenstad. Samenkomst van oud en nieuw Om de historische kwaliteiten van de monumentale panden in hun waarde te laten zijn alle hedendaagse ingrepen terughoudend en modern vormgegeven. Op alle niveaus – van stedenbouwkundige ingrepen tot de bouwkundige details – is aan verschillen in vormentaal, materiaal of kleur afleesbaar wat oud is en wat modern. De meest bijzondere momenten ontstaan daar waar ingrepen en bestaande bouw in balans zijn en elkaar versterken, waar je de ruimtelijkheid van het moderne en het ambachtelijke detail van het oude tegelijkertijd kunt waarnemen. De monumenten zijn minutieus
Rijnboutt magazine
52
Wat wil je behouden en waarom? Wat wil je behouden en waarom? Net zoals je niet alles blindelings kunt weggooien, kun je ook niet alles domweg bewaren. Er zijn verschillende redenen waarom je een voorwerp wilt bewaren. Bij een pand gaat het dan in eerste instantie om de bouwhistorie: waarom is het gebouwd en hoe is het gebouwd; welke materialen en technieken zijn gebruikt; hoe is het pand telkens weer aan de eisen van de tijd aangepast? Je onderzoekt het gebouw ter plaatse, duikt in archieven en leest over de typologie, de architect en de tijd waarin het is ontstaan. Hoe meer je weet over de context en over het pand zelf, hoe beter je kunt bepalen wat waardevol is. Je leert het verhaal van het gebouw kennen en haar betekenis in de architectuurgeschiedenis, de cultuurhistorie en in de stedenbouwkundige context. Het kan gaan om een uniek exemplaar of om het best bewaarde voorbeeld uit een reeks. Een andere keer zit de waarde in het materiaal zelf. Of een balk van eikenhout of van grenen is, vertelt iets over vroegere
handelsroutes in Europa. Soms zit de waarde in het ambacht, het vakmanschap waarmee een onderdeel is gemaakt. Dat geldt voor ambachten die niet meer beoefend worden, maar ook voor een vakkundig of creatief voorbeeld van dat ambacht, zoals een meesterproef. Soms zit de waarde simpelweg in de tand des tijds, de butsen en de krassen, in de tekenen waaraan je kunt zien dat het voorwerp al eeuwenlang meegaat. Elk materiaal en elk detail heeft zijn eigen levensduur. Als het ‘op’ is of verdwenen, moet je het vervangen door iets nieuws of moet je het reconstrueren. Hoe je hiermee omgaat, heeft te maken met de reden waarom je een voorwerp wilt bewaren, met het verhaal dat je ermee wilt vertellen. Door een gebouw een passende (nieuwe) functie te geven, verleng je de levensduur ervan. Dat betekent dat je moet accepteren dat verandering noodzakelijk is. Erfgoedwaarden vormen daarbij doorgaans geen belemmering, maar geven veelal rijkdom en identiteit aan een project.
Rijnboutt magazine
gerestaureerd. De oorspronkelijke structuur van de panden is zo veel als mogelijk hersteld. Authentieke materialen zijn hergebruikt, de originele kleuren teruggebracht. In de achtergevels van de monumenten zijn grote sparingen aangebracht, een ingreep die een nieuw moment in het bouwblok teweegbrengt. De kleinschalige historische interieurs zijn opgenomen in het grote winkelvolume, maar blijven als individuele panden leesbaar. Vanuit de grootschalige, moderne winkelruimte overziet de bezoeker in een oogopslag de kleine huizen, alsof je in een historisch poppenhuis van levensgrote schaal kijkt. Nu zie je pas goed dat dit geen rijtjeshuizen zijn, je herkent de verschillende manieren van wonen, de vloerniveaus die onderling niet op dezelfde hoogten liggen, dat de haarden steeds op andere plekken zitten maar altijd aan een zijkant.
53
Niet eerder werd op een dergelijke manier de culturele rijkdom van het centrum en alle lagen van de stedelijke geschiedenis, de 21e eeuw incluis, leesbaar gemaakt. Het integreren van historische interieurs in moderne winkels is weliswaar niet nieuw, maar op deze schaal, met zo’n zuivere scheiding tussen historische ‘massa’ en hedendaagse ruimtelijkheid in één eenvoudig, enkelvoudig gebaar, is het wellicht uniek. Het gebaar verenigt de wereld van het kleinschalige en historische met de wereld van het grootschalige en moderne. Tekst: Karianne Vandenbroucke Fotografie: Kees Hummel
Rijnboutt magazine
54
Piotr Olbrys´ ontwikkelaar Balmoral Properties
Rijnboutt magazine
55
“Dit project is vooruitstrevend door de combinatie van oud en nieuw” “De stad heeft een gebied van twee hectare terug gekregen!”, roept Piotr Olbry´s uit. Hij staat middenin een voormalige Okocim bierbrouwerij, genaamd Brouwerij Lubicz, aan de rand van de oude stad van Kraków, Polen.
Als ontwikkelaar is hij verantwoordelijk voor de herbestemming van het gebouwencomplex waarbij nieuwbouw wordt gecombineerd met het renoveren van monumentale negentiende eeuwse gebouwen. Het resultaat is een toegankelijke en afwisselende woon- en werkplek die hij met trots laat zien. Niet alleen waren alle koopwoningen binnen een mum van tijd verkocht, ook geniet de herbestemming nationale erkenning. “Dit project is vooruitstrevend door de
combinatie van oud en nieuw. Ik ken geen soortgelijk project in Polen”, legt Olbry´s uit. Na een uitgebreide rondleiding spreken we hem over hoe deze – voor Polen unieke – herbestemming tot stand is gekomen. Waarom bent u in dit project gestapt? “Rond 1995 staakte de bierbrouwerij zijn activiteiten. Een deel van het terrein werd gesloopt, de rest werd tien jaar later te koop gezet. Al die tijd stond het terrein leeg en was het afgesloten van
56
Rijnboutt magazine
de stad. Het was duidelijk dat dit niet zo kon blijven. Ik toonde interesse, maar het terrein was al verkocht aan een in Kraków gestationeerde Amerikaanse belegger. Wat volgde is een strijd van vier jaar met het stadsbestuur voor meer bewegingsruimte om de herbestemming financieel haalbaar te maken. Uiteindelijk stelde het bestuur een bestemmingsplan vast dat programmatisch genoeg mogelijkheden bood. Helaas raakte wereldwijd de vastgoedmarkt in een financiële crisis. Alle ontwikkelingen werden stil gelegd en de Amerikaanse belegger staakte de financiering van het project. Uiteindelijk kwam de bierbrouwerij in 2009 opnieuw op de markt. Op dat moment was niemand bezig met projectontwikkeling, maar ik geloofde in de bijzondere locatie en vond uiteindelijk een Britse investeerder geïnteresseerd om het te kopen. Kraków is een relatief rijke stad die momenteel groeit door de aantrekkingskracht op jonge mensen. Daarnaast is het een toeristische trekpleister met meer dan tien miljoen bezoekers per jaar. Hierdoor is er een grote vraag naar woonruimte en hotelkamers.”
voorgeschreven. Maar deze bouwmethode is in Polen erg kostbaar. De gevels voorzien van steenstrips is een goedkoper en vaak toegepast alternatief waarvoor wij uiteindelijk hebben gekozen. Alleen het programma – dat woningen en een hotel voorschreef – was nog voor interpretatie vatbaar. Behalve veel woningen hebben we kantoren toegevoegd en in de plinten winkels, cafés en restaurants.”
Wat was er allemaal mogelijk op het terrein? “Het bestemmingsplan was tot in detail uitgewerkt, maar zat vol met beperkende regels en voorschriften. Zo was al bepaald welke gebouwen moesten blijven staan, waar de straten zouden komen en hoe groot de nieuwbouw mocht zijn. Wij hadden voor de nieuwe gebouwen een rauwe vormgeving voor ogen met veel beton, maar dat was niet bespreekbaar. Omdat in de negentiende eeuw hoofdzakelijk met baksteen was gebouwd, werd dit voor de nieuwbouw ook
Hoe was de samenwerking met het Regionaal Bureau voor Erfgoed? “Tijdens het ontwerpproces hebben we veel contact gehad met de regionaal conservator Jan Janczykowski (zie het interview met hem elders in het magazine, red.). Janczykowski wil niet alles koste wat het kost behouden, maar denkt mee over de mogelijkheden en de toekomst van monumenten. De cultuurhistorische waarde van een tweehonderd jaar oud gebouw is vaak evident, maar hoe jonger ze zijn hoe meer discussie erover is. Zo stond er op het terrein een pand uit de jaren vijftig
Welke verrassingen kwam u tegen tijdens de uitvoering? “Nu ligt het maaiveld van de brouwerij gelijk aan het straatniveau, maar voor de bouw lag het bijna twee meter hoger. Tijdens het graafwerk stuitten we op veel verrassingen. Zo bleken sommige gebouwen helemaal geen fundering te hebben. Ze stonden bovenop een kuil vol met afval en stenen. Onder alle belangrijke monumenten hebben we nieuwe funderingen aangelegd. Onze architect had het onderzoek naar de bodem en de monumenten overgenomen van de architect van de Amerikaanse belegger, maar dat onderzoek bleek inaccuraat.”
Rijnboutt magazine
van de vorige eeuw waarvan we in eerste instantie de oorspronkelijke kolommen moesten laten staan. Ze zaten echter vol zand, waardoor uiteindelijk slechts een beperkt deel van de dragende constructie is behouden. Ook al waren wij niet meteen enthousiast over de toepassing van de eerdergenoemde steenstrips, samen zijn we tot een goede oplossing gekomen. Door de toepassing van verschillende kleuren is ogenschijnlijk diepte ontstaan en door te werken met meerdere producenten zijn niet alle gevels hetzelfde.” Hoe reageerde de omgeving op de herbestemming? “We hadden drie bouwvergunningen nodig en gedurende de aanvraagperiode heeft niemand geprotesteerd. Tijdens het ontwerpproces werden omwonenden en overige belanghebbenden ingelicht, ook kregen ze een stem in het geheel. Zo wilde het nabije ziekenhuis geen tien meter hoge toren als belending. Nadat in de krant stond dat het terrein was verkocht, werd ik
57
benaderd met de vraag of het mogelijk was om de extra parkeerplaatsen te realiseren die het naastgelegen politiebureau te kort komt. Maar de meeste mensen die we spraken, wilden weten wanneer ze hier weer bier konden kopen; voorheen had de brouwerij een winkeltje. Nu wordt bier geschonken in Restaurant Lubicz dat zijn eigen bier brouwt in de oude ketels.” Auteur: Merel Pit Deelnemer gesprek: Katarzyna Bratek Fotograaf: Kees Hummel
Vleeshal Amsterdam
Rijksmonument onderdeel gebiedstransformatie De laatste verbouwing van de voormalige St. Pieters- of Grote Vleeshal (1779), gelegen tussen de Nes en de Oudezijds Voorburgwal, dateert uit 1931 toen het Gemeentelijk Girobedrijf er zijn onderkomen zocht. De Vleeshal, nu rijksmonument, is onderdeel van een gebiedstransformatie met inbegrip van de
voormalige Fortispanden aan Rokin en Nes ten behoeve van een gemengd programma van retail en horeca. In de Vleeshal is een fietskelder opgenomen. Afnemer van de Vleeshal en de winkelpanden aan het Rokin is het Canadese warenhuis Hudson’s Bay. Opdracht: Ivy Group
Colofon Rijnboutt magazine no. 9 Tekst: Merel Pit, Jan van Grunsven, Karianne Vandenbroucke Redactie: Jan van Grunsven (eindredacteur), Jacklin Goverde, Kim van Houtrijve Fotografie: Kees Hummel, Herman Wouters Vormgeving: Thonik Oplage: 2800 Copyright: Rijnboutt bv, juni 2017 Wij hebben alle moeite gedaan om de eigenaren van beeldrecht te achterhalen. Eigenaren van beeldrecht die we niet hebben bereikt worden gevraagd zich in verbinding te stellen met Rijnboutt.
Rijnboutt magazine
60
Rijnboutt Amsterdam Barentszplein 7 1013 NJ, Amsterdam Postbus 59316 1040 KH Amsterdam T +31 (0)20 530 48 10 info@rijnboutt.nl www.rijnboutt.nl @rijnboutt
Rijnboutt Krakรณw Slusarska 9 30-701 Krakรณw Poland T +48 12 307 37 38 info@rijnboutt.pl www.rijnboutt.pl @rijnboutt_pl