Rijnboutt magazine #6

Page 1

Over stedenbouw


2

3

Inhoud P.03 Voorwoord P.04 “Zoeken naar de juiste oplossing” Piet Sleeking, Jasper Mos P.08 “We moeten ons een soort lenigheid ­eigen maken” Maurits de Hoog -------------------P.14 Project 1 Vlaardingen P.16 Project 2 Lloydpier --------------------

Over stedenbouw

Rijnboutt Magazine

Over stedenbouw De stedenbouw in de regionale context is het thema van het zesde Rijnboutt magazine. Stedenbouw verandert, om dit te ­illustreren kijken we naar de Zuidvleugel van de Randstad. Het gaat om een sterk verstedelijkt gebied met ruim 2,2 miljoen inwoners, een gevarieerd landschap met een reeks zelfbewuste steden die elkaar nodig hebben om in de (inter)nationale context overeind te blijven. Als casus richten we ons op Dordrecht.

P.26 “Stedenbouw is bij uitstek een ­publieke zaak” Han Meyer -------------------P.30 Project 5 Stedelijke projecten --------------------

Het thema van het magazine heeft ook een interne aanleiding: het afscheid van de stedenbouwkundige Willem ­Hermans bij Rijnboutt. De Zuidvleugel vormt al jarenlang zijn woon- en werkgebied, en in zijn werk als stedenbouwkundige voor die regio, zijn docentschap aan de faculteit Bouwkunde van de TU Delft en het ateliermeesterschap bij de gemeente Dordrecht liggen voldoende motieven om bij het verleden, heden en toekomst van de Zuidvleugel en de rol van stedenbouw daarin stil te staan.1

P.32 “Het lukt alleen met intensieve ­participatie” Riek Bakker P.36 Over stedenbouw (reprise)

Nederland is een land van kleine en middelgrote steden. Elke stad is het centrum van een bepaalde regio, maar tevens onderdeel van meerdere verzamelingen of netwerken: stelsels van sociaal-culturele, economische, ruimtelijke en landschappelijke verbindingen. In dat stedenland speelt diversiteit een cruciale rol. Eigen identiteit en karakter, vaak gevoed door de specifieke vorm en geschiedenis van de stad, worden gekoesterd om onderscheidend te blijven. Tegelijk hebben veel steden vrijwel identieke opgaven op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk vlak: het behoud van een aantrekkelijk woon- en vestigingsmilieu; het bevorderen van integratie en het bieden van gelijke kansen voor iedereen; het in stand houden van ruimtelijke kwaliteit, mobiliteit en toegankelijkheid en het moeten omgaan met klimaatverandering en waterproblematiek.

P.18 Duurzame gebiedsontwikkeling -------------------P.22 Project 3 Wielwijk

Steden kunnen deze opgaven niet eigenstandig oplossen en kijken daarvoor steeds vaker naar de regio, het schaalgebied waarin stad en omgeving in nauwe relatie met elkaar staan. Om de effecten en gevolgen daarvan te kunnen overzien en productief te kunnen maken voor de (nabije) toekomst, lijkt opschaling onontkoombaar.

P.24 Project 4 Sammersbrug --------------------

Foto omslag: Willem Hermans

De klassieke Hollandse planningstraditie is bij veel van deze opgaven niet langer aan de orde. Het Plan is een Project geworden, en vanuit de pragmatiek van een concrete interventie wordt de (her)ontwikkeling, verbouw of verandering van een stadsgebied voorgesteld. Benaderingen zijn bottom-up en voor transformaties moeten andere geldstromen worden aangeboord. Bijna elke vanzelfsprekendheid vraagt om herijking. Plekken met een herkenbaar, liefst authentiek karakter blijken het meest duurzaam. Hier wordt blijvend in geïnvesteerd, hier worden mensen vanzelfsprekender betrokken bij vernieuwing, verbetering en nadere profilering. Met Willem Hermans als spil is Rijnboutt over ­bovenstaande in gesprek gegaan met vakgenoten, bestuurders en met zichzelf. Deze gesprekken ­vormen de basis van dit magazine.

1 Meer informatie over de Zuidvleugel van Willem Hermans is te vinden in de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects, samengesteld ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt en te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications. Niet alle in dit magazine opgenomen projecten zijn projecten van Rijnboutt. Zie ook rechterkolom pag. 39 van dit magazine.


4

“Zoeken naar de juiste oplossing“

Rijnboutt Magazine

5

“Zoeken naar de juiste oplossing“

Net als veel andere steden kampt Dordrecht met het gegeven dat de ruimtelijke opgave zich meer dan voorheen afspeelt op het hogere, regionale schaalniveau. Zo spelen voor Dordrecht – als stad aan het water – belangrijke kwesties als: Hoe kunnen stad en regio beschermd blijven tegen overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging? Hoe kan Dordrecht de zoetwatervoorziening voor haar inwoners blijven garanderen? Hoe wordt in de ruimtelijke planvorming rekening gehouden met deze watervraagstukken? Nu ook de dagelijkse routine van veel bewoners tot ver buiten het gemeentelijke territorium reikt, vraagt menigeen zich af of de stad nog wel ‘de maat der dingen’ is. Verdwijnt de stad zoals we die kennen om plaats te maken voor het ‘stedelijk veld’, de stedelijke regio? Gaat Dordrecht in het eerstvolgende structuurplan op in de grotere ‘Drechtsteden’? Sleeking: “Dordrecht heeft twee kernkwaliteiten. Dat is de historische binnenstad met het havengebied, en het groene achterland van de Biesbosch. Vanuit de eigen kracht kijken we naar wat we zouden kunnen versterken. Ik denk dat we noch als stad noch in Drechtstedenverband de pretentie moeten hebben om met Rotterdam of Breda te concurreren. Ons programma is aanvullend.

“Laat lokaal wat je lokaal kunt organiseren”

Piet Sleeking, Wethouder Ruimtelijke Ordening, Vergunningverlening & Handhaving en Bestuurlijke Vernieuwing

“Zoeken naar de ­juiste ­oplossing” We ontmoeten elkaar op de werkkamer van Piet Sleeking1, wethouder van de gemeente Dordrecht. Behalve Sleeking zit namens de gemeente ook collega-wethouder Jasper Mos2 aan tafel. Uitkijkend over de historische binnenstad gaat het gesprek over de toekomst van Dordrecht, over bestuurlijke autonomie en over de noodzaak van samenwerken.

Het gaat hier om een regio van zes gemeenten met in totaal zo’n kwart miljoen inwoners, waarvan ­Dordrecht de helft voor haar rekening neemt. De bereidwilligheid om intensief samen te werken is groot. Voor een deel gebeurt dat vanzelf, omdat het allemaal een stuk goedkoper moet en ook goedkoper en efficiĂ«nter kan. Maar het is niet de bedoeling om de voorzieningen die wij als centrumgemeente hebben – denk bijvoorbeeld aan het brede cultuuraanbod – over de regio te gaan verspreiden. Daar staat tegenover dat niet alle diensten in Dordrecht gevestigd hoeven te zijn. We zoeken steeds naar de meerwaarde van samenwerking, zonder daarmee te willen zeggen dit ook op alle terreinen te gaan doen. Laat lokaal wat je lokaal kunt organiseren.” Mos: “Dordrecht is een ondernemende stad. We hebben het over 800 jaar stadsrechten, met perioden van opkomst en verval, maar door de eeuwen heen heeft de stad zich steeds opnieuw uitgevonden. Als ik kijk naar de ligging van Dordrecht – als schakelpunt tussen Rotterdam en Breda, langs het water, de weg en het spoor – dan is hier eigenlijk alles aanwezig, ook met het oog op de toekomst. Samenwerken doen wij van dossier tot dossier.

Ontwerp: MTD landschapsarchitecten, Michael van Gessel, gemeente Dordrecht / Foto: gemeente Dordrecht 2008

Openbare ruimte ­binnenstad Dordrecht Als typische Hollandse waterstad beschikt ­Dordrecht over een mooie binnenstad. Talrijke binnenhavens zorgen voor een doorleefd en gevarieerd stadsmilieu. In dit stadsgebied zijn vijf stedelijke ensembles te onderscheiden die bepalend zijn voor de sfeer en de identiteit van de stad. Met als kern de Voorstraat – een tweezijdig bebouwde hoofdwaterkering – en de Voorstraathaven als centrale, open ruimte, is door de eeuwen heen een architectonisch waardevol ensemble van gebouwen gerealiseerd, met tal van stegen, steigers en overkluizingen. Een tweede ensemble bestaat uit de omgeving van de Spuihaven tot aan het Noorderhoofd; de overgang van binnenstad naar 19de eeuwse schil. Het derde ensemble betreft het kernwinkelgebied, waarin naast het historisch stratenpatroon ook het Statenplein is gelegen. Dan is er nog het gebied dat is gelegen rond het Hofkwartier, waar de nadruk ligt op culturele en cultuurhistorische functies. Tenslotte is er het havengebied, een aaneengesloten reeks bebouwde eilanden, waartussen zich het getemde water bevindt. Voor de historische binnenstad is in 1994 het Buitenruimteplan opgesteld. Voor de verschillende ruimtesoorten zoals havens en kaden, hoofdstraten, straten en stegen zijn specifieke benaderingen gekozen, elk met duidelijke principes. Er is gekozen voor gebakken klinkers, gehakte granietkeien en natuursteen; materialen, die lang meegaan en mooi verouderen. Voor de toekomst is overeengekomen om aan dit repertoire te blijven vasthouden. Op bijzondere plekken is de basisinrichting aangevuld met specifieke elementen waaronder inheemse bomen voor het Hofkwartier en stelconplaten in het nieuwe havengebied van de Stadswerven. Hierdoor ontstaat voor elk deelgebied een nieuw en overtuigend beeld dat recht doet aan de specifieke geschiedenis ervan. Opdracht: gemeente Dordrecht Ontwerp: MTD landschapsarchitecten, ­Michael van Gessel, Sector Stadsontwikkeling/Inrichting stadsdelen en Bureau Stedenbouw en Verkeer gemeente Dordrecht Periode: (1994-heden) Dit project is ontleend aan de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects van Willem Hermans, samengesteld ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt en te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications. Zie ook rechterkolom pag. 39 van dit magazine.


6

“Zoeken naar de juiste oplossing“

Rijnboutt Magazine

Onze Sociale Dienst bijvoorbeeld, is net als alle andere facilitaire diensten, in Drechtstedenverband georganiseerd. Dat doen we dus met zijn zessen. Onze zeehaven wordt sinds kort beheerd en ontwikkeld door het Havenbedrijf Rotterdam, omdat wij geloven dat zij beter in staat zijn om onze belangen internationaal op de kaart te zetten. Rotterdam was tien jaar geleden de nummer-Ă©Ă©n-haven van de wereld, inmiddels is zij nummer acht, en daar zitten zes Chinese havens voor. Wil je op die schaal nog meetellen, dan moet je samenwerken in Vlaams-­ Nederlands Deltaverband, in de verticale as. Dan heb je het over Zuid-Holland, Zeeland, Brabant, Vlaanderen, etcetera. Gaat het om de Biesbosch, dan is Brabant een logische partner. Voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen langs de horizontale as, de A16, nemen we met Moerdijk deel aan het DelTri Platform, een regionaal samenwerkingsverband van de regio’s Rotterdam, Drechtsteden en Noordwest-Brabant. Het is steeds zoeken naar de juiste oplossing, de juiste strategische allianties. Groter is daarbij niet altijd beter. Wat of wie vormt in zo’n overkoepelend overleg de bestuursautoriteit? De zeespiegelstijging bijvoorbeeld treft u allemaal, maar wie is de bevoegde instantie die de beslissingen neemt? Het accentueren van de eigen autonomie is wellicht een obstakel om tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Hoe voorkom je dat iedereen het eigen belang voorop stelt? Sleeking: “Als het gaat om de specifieke problematiek rond waterveiligheid, dan participeren we vanuit de regio in het Deelprogramma RijnmondDrechtsteden. En daarin zit sowieso de Rijksoverheid – het Ministerie van Infrastructuur en Milieu – en drukken ook de Waterschappen een zwaar stempel op de besluitvorming. Als het gaat om de primaire veiligheid van de bewoners, moet je bereid zijn daaraan als gemeente financieel bij te dragen, zoals bij de dijkversterking aan de Dordtsche Kil.”

7

“Zoeken naar de juiste oplossing“

Welke nieuwe, creatieve agenda’s zijn hier voor nodig? Kan de stedenbouw een bijdrage verlenen? Sleeking: “De stad is behoorlijk uitgedijd zo tussen de jaren zestig en de eeuwwisseling, maar op basis van de demografische ontwikkelingen moeten we van stabilisatie uitgaan, niet van groei. Dat dwingt je om op een andere manier naar je stad te kijken. Daar komt de crisis nog eens bij. Veel projecten vallen stil, vertragen, er wordt met tijdelijke oplossingen gewerkt. Hoe houd je de vitaliteit dan in de stad en regio? Het is niet meer de tijd van een stedenbouwkundig totaalplan. Als gemeente zoeken we veel meer het partnerschap, om met co-creatie gezamenlijk projecten te ontwikkelen. Ik denk dat dit in de toekomst meer het beeld zal bepalen dan nu nog het geval is. Daar is Dordrecht niet uniek in.” Mos: “Het speelt ook landelijk. De grootschalige ontwikkeling is er wel van af. Stadsontwikkeling is met name herontwikkelen, binnenstedelijke ontwikkeling, het herbestemmen van panden. Daarin liggen nog voldoende mogelijkheden. Wij voeren gesprekken met ondernemers die vernieuwende ideeĂ«n hebben of de handen ineen willen slaan. Dat vergt tijd, maar ik zie winkelstraten die weer opnieuw tot leven komen door samenwerking en ondernemersgeest. Het gezegde ‘never waste a good crisis’ geldt nog steeds. Ik ontmoet steeds vaker mensen die zeggen ‘ik kijk niet naar wat niet kan, ik kijk naar wat wel kan’.” Vraaggesprek: Willem Hermans Tekst: Jan van Grunsven Fotografie: Herman Wouters 1 P .H. (Piet) Sleeking (Beter voor Dordt), wethouder Ruimtelijke O ­ rdening, Vergunningverlening & Handhaving en Bestuurlijke Vernieuwing / ­Nevenfuncties: Lid Drechtstedenbestuur, Lid Algemeen en Dagelijks ­Bestuur Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. 2 D rs. J. (Jasper) Mos (VVD), wethouder Economische Zaken, Grondbedrijf, Cultuur, Verkeer en Vervoer / Nevenfuncties: Lid VOC (openbaar vervoersoverleg 80.000+ gemeenten), Lid Wegenschap Tunnel Dordtse Kil, Bestuur St. Administratie­kantoor Breedband Drechtsteden, Lid E ­ conomische Pijler G32 GSB, Bestuur Stichting Wereld Erfgoed Kinderdijk.

Mos: “Het gaat bij elk van de Drechtsteden niet om het vooropstellen van het eigen belang. Natuurlijk speelt dat wel eens op de bestuurlijke tafel, maar uiteindelijk is het ook een kwestie van de ander wat gunnen. Het met elkaar de regio willen opbouwen betekent in veel gevallen dat Dordrecht als grootste gemeente een voortrekkersrol heeft. De rekening wordt betaald naar rato van het aantal inwoners, en dus leveren wij het grootste aandeel. Wat wij daarvoor terugverlangen is dat als het gaat om bijvoorbeeld ontwikkelingen op winkelgebied, de regio ons niet gaat beconcurreren met het uitrollen van allemaal nieuwe winkelcentra. Het moet van twee kanten komen.”

Een structuurvisie of -plan is het meest geĂ«igende stedenbouwkundig plantype waarmee steden zich kunnen profileren en specialiseren. In de jaren ‘90 heeft Ashok Bhalotra een opzienbarend structuurplan voor Dordrecht opgesteld. In plaats van te starten met cijfers, prognoses en knelpunten is zijn visie, het Eiland van Dordrecht, gebaseerd op de (ruimtelijke) basiskwaliteiten van de stad en zijn omgeving. Het plan gaat uit van de zichtbare maar ook de verborgen betekenissen van de stad. In een complexe versmelting van functie, vorm, ruimte, massa, ritme, beweging en symboliek komt Bhalotra tot een integrale opzet, waarvan verbeelding en ruimtelijke kwaliteit de centrale begrippen vormen. Anno 2011 speelt een actualisering van de structuurvisie die leidt tot het Ontwerp Structuurvisie Dordrecht 2020. Ruimtelijke kwaliteit wordt behalve door gebruiks- en belevingswaarde ook bepaald door de (milieutechnische) waarde ervan voor de toekomst. Langzaamaan begint het door te dringen dat een gezond (leef-)milieu de basisvoorwaarde vormt voor het voortbestaan van de samenleving. De stad moet investeren in haar bestaande kwaliteit en zoeken naar een optimalisering van het huidige grondgebruik. Dordrecht moet accenten leggen, de vraag is waarop en waarmee? In atelierverband zijn eind 2011 de mogelijke bijdragen aan de stedelijke agenda van stad en ommeland besproken aan de hand van vier thema’s: 1 De positie van Dordrecht in het stedelijk netwerk: welke ligging in de verschillende verzamelingen waarvan Dordrecht deel uitmaakt (bijvoorbeeld: Dordrecht aan het ‘blauwe netwerk’) heeft haar voorkeur?; 2 Dordrecht, stad aan de Biesbosch: de gezamenlijke delen van de Biesbosch als een nieuw ‘nat Gooi’ met nieuwe vestigingsmogelijkheden; 3H eroriĂ«ntatie op de oevers; Dordrecht als waterstad: het toevoegen van meer ‘experience’ aan de bestaande stedelijke oevers door nieuwe programma’s en levendige looproutes; het uitbreiden van het watertransportsysteem voor langzaam verkeer; 4K nopen en poorten. Een veelheid aan locaties is in kaart gebracht en ruimtelijk verkend; een rijke oogst, met volop kansen. In de stad zit nog voldoende lucht, genoeg ‘porositeit’ om een ander gebruik of nieuw object – tijdelijk of langdurig – duurzaam mogelijk te maken. Atelier no. 21 Dordrecht Ateliermeester: Willem Hermans Periode: 2011

a c

d b

Jasper Mos, Wethouder Economische Zaken, Grondbedrijf, Cultuur, Verkeer en Vervoer

Behalve schaalvergroting in de vorm van regionale samenwerking zie je bij een aantal kwesties die de stadsontwikkeling betreffen een schaalverkleining optreden. Welke verwachting leeft er over de stadsontwikkeling van het Dordrecht van de toekomst?

Structuurvisie(s) ­Dordrecht en de ­Drechtsteden

a b c d

Stad aan het water Stad aan de Biesbosch Stad aan de transportcorridor StadsmozaĂŻek met centra


8

“We moeten ons een soort lenigheid eigen maken”

Rijnboutt Magazine

9

“We moeten ons een soort lenigheid eigen maken”

“Het gaat niet over tijdelijkheid maar over ontwerpen met tijd” Stadhoudersplantsoen / Ontwerp: Rijnboutt

Waterpartij Museon

Internationale Zone

Maurits de Hoog in gesprek met Willem Hermans

“We moeten ons een soort ­lenigheid eigen maken” Onze leefomgeving wordt alsmaar rijker en vooral veel ­groter, en houdt niet op bij het gemeentelijke territorium. Volgens sommigen is niet de stad nog de maat der dingen, maar het regionale, stedelijke veld. “We moeten stappen zetten in het functioneren van het regionale netwerk”, zegt Maurits de Hoog. Een verkenner met visie over de schaal van stedenbouw, Amsterdam versus de Zuidvleugel en over ontwerpen met tijd.

“Onlangs raakte ik betrokken bij de discussies rond de nieuwe Vervoersautoriteit die het geld gaat verdelen voor de infrastructuur in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Dan is het zinvol om het te hebben over de kansen voor de Zuidvleugel in vergelijking met die voor Amsterdam. Tussen de regio’s bestaan grote verschillen in ruimtelijke kenmerken, in programma en in ontwikkeling. In de afgelopen jaren is in Amsterdam fors geïnvesteerd, daar loopt de Zuidvleugel bij achter. Dit geldt minder voor Den Haag dan voor Rotterdam. Benoem je het in termen van metropolitane kwaliteiten – milieus en faciliteiten voor interactie –, dan is de Amsterdamse binnenstad een ‘superdistrict’. In dit superdistrict zijn pakweg twintig clusters samengebald met allerlei faciliteiten op het gebied van kennis, cultuur, bestuur, zaken, winkelen en congressen, met nog een zwerm van een stuk of zeven van die clusters daaromheen. Vergelijk je dit type milieu – qua omvang en concentratie een unicum in Nederland – met het milieu van het gezamenlijke Rotterdam en Den Haag, dan zie je dat daar de plekken die ertoe

De President Kennedylaan, onderdeel van de door Dudok bedachte ‘Urban Parkway’, heeft een overtuigende aanwezigheid in de stadsplattegrond van Den Haag. Het tracĂ© vanaf Kijkduin tot aan de gemeentegrens met Wassenaar maakt niet alleen als stadsontsluiting deel uit van de Haagse Ring, maar vormt ook de centrale as van de Internationale Zone. De door Dudok ontworpen samenhang tussen verkeer, stedenbouw, landschap en architectuur kreeg vorm in het ontwerp voor een internationaal cultureel centrum nabij het Haags Gemeentemuseum. Dudoks plan is nooit uitgevoerd, wel verschenen langs deze laan het congresgebouw van architect J.J.P. Oud, het Bell-Air hotel, een reeks kantoorgebouwen, het IMAX-theater en de Statenhal. De dynamiek van de locatie is hoog. Kantoorgebouwen zijn vervangen door woningbouw, de Statenhal is gesloopt en er is ruimte gemaakt om het World Forum te realiseren. De eerste nieuwbouw, als nadere concretisering van de Haagse ambitie ‘Internationale Stad van Recht en Vrede’, is het hoofdkantoor van Europol en een grote ondergrondse parkeergarage. Herwaardering van de locatie heeft ook geleid tot herontwerp van de open(bare) ruimte, waarbij het accent ligt op de landschappelijke invalshoek. Behalve om herstel van de groene ruimte, waar stormen, ziektes, en slijtage door gebruik hun sporen hebben achtergelaten, vraagt de gemeente Den Haag om een aanpak die de waarde als ecologische verbindingszone versterkt. Het herontwerp leidt hiermee ook tot een herdefiniĂ«ring van de monumentale kwaliteiten, zoals de combinatie van lange doorzichten, intieme plekken, het rijke assortiment aan bomen en heesters en de aanwezige hoogteverschillen. In de compositie van gehandhaafde bomen en nieuwe beplantingen is aan de oorspronkelijke kwaliteit een nieuwe, natuurlijke laag toegevoegd, waarmee aan een tweede leven als groene stadsruimte is begonnen. Internationale Zone: strategie Dienst Stadsontwikkeling Den Haag (2008-2016) Opdracht Stadshoudersplantsoen: Dienst Stadsbeheer Den Haag Ontwerp: Rijnboutt Periode: 2008-2011


10

“We moeten ons een soort lenigheid eigen maken”

doen meer verspreid liggen. De Zuidvleugel kent weliswaar allerlei aansprekende interactiemilieus, maar de onderlinge relaties zijn niet sterk ontwikkeld. De Haagse binnenstad heeft kwaliteit als slenterstad, omdat het ene milieu overgaat in het andere, maar dat geldt niet voor de binnenstad van Rotterdam. De onderlinge afstanden en barriĂšres ertussen maken dat de verschillende clusters elkaar niet versterken. Regionaal interactiemilieu Het ontbreekt in de Zuidvleugel aan een zekere massa, die je in Amsterdam wel aantreft. Dit merk je aan de bezoekersaantallen. Bezoekers van het Rijksmuseum doen ook nog andere dingen in de stad. Ze bezoeken ook het Stedelijk of Van Gogh, maken een wandeling over de grachten, gaan winkelen, uit eten of naar een voorstelling of concert. Ga je naar het strand in Scheveningen, dan ga je niet ook nog even naar Delft of Rotterdam. Hier ligt een lastige opgave. Hoe smeed je een gebied dat loopt van Scheveningen tot aan het Zuidplein tot Ă©Ă©n metropool aaneen? Hoe maak je al die verschillende milieus aan elkaar vast? De aanleg van de Randstadrail is in dat verband een belangrijke stap. We moeten de sleutel vinden die infrastructuurinvesteringen weet te koppelen aan de investeringen in ruimte. De knooppuntenbenadering is een beproefd middel waarmee vervoersstromen efficiĂ«nter in elkaar gezet kunnen worden. Op het moment dat je daaraan kunt verbinden welke interactie bij welke knoop gaat plaatsvinden, kun je veel effectiever zijn in wat je wilt bereiken. Dan gaat het erom de knooppunten te laden met aanvullende programma’s. Van Albert Heijn en kinderopvang op lokale schaal, tot clusters met congrescentra en musea met een internationaal bereik. Goede verbindingen en een attractieve openbare ruimte zijn daarbij een absolute voorwaarde.

Maurits de Hoog, Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam

Rijnboutt Magazine

Ontwerpen met tijd Je hoeft het niet altijd helemaal te hebben uitgewerkt voor je aan de slag gaat, je kunt ook experimenteren. Een mooi voorbeeld vind ik Broadway in New York. Daar zei de nieuwe directeur stedenbouw ‘we gaan niet eerst tien jaar praten, we schrijven even geen nota’s, we gaan direct aan de slag’. Met de verfkwast werd een tijdelijke wegindeling gemaakt met meer ruimte voor voetgangers en fietsers. Er werden tafels en stoelen neergezet. Taxichauffeurs werden op de hoogte gehouden van de wegafsluitingen. New York had geen terrassencultuur, die is daar in twee jaar ontstaan. Nu wordt een definitieve herinrichting voorbereid. Ik vind deze aanpak heel interessant. Er zijn meer voorbeelden van semipermanent of tijdelijk gebruik. De Mall in Londen van Trafalgar Square naar Buckingham Palace bijvoorbeeld, wordt elke zondag afgesloten voor verkeer. Dan is het wandelen. Het is fantastisch dat een deel van de openbare ruimte ieder weekend beschikbaar is voor een ander gebruik. Wij zijn daar heel dogmatisch in, strikt. Alles gaat hier volgens de regels. Maar ook bij ons zijn dit soort plekken aan te wijzen. Door oplossingen te testen kun je concluderen wat je uiteindelijk moet doen. Het zijn zaken die wij als stedenbouwers moeten agenderen. De nieuwe financiĂ«le situatie vraagt ook om andere strategieĂ«n en slimme combinaties. De discussie gaat nu heel erg over tijdelijkheid, maar het zou over tijd moeten gaan, over ontwerpen met tijd. Bij grote investeringen in gebiedsontwikkeling praat je al snel in termen van vijftig jaar. Maar de stad kent meerdere ritmes, verschillende programma’s, een divers gebruik. Er is het dagelijkse ritme, de ritmes van het weekend, het seizoen, een jaar of een decennium. De verscheidenheid aan ritmes vraagt dat we ons een soort lenigheid eigen moeten maken. Ik vind dat een belangrijke taak voor stedenbouwers, ook bij de grote planningsopgaven waar we voor staan. Specifieke investeringen kunnen gericht processen op gang brengen en initiatieven uitlokken. Ruimte vrijspelen In mijn werk bij de gemeente Amsterdam ben ik bezig met de Westelijke IJ-oevers, het havengebied dat loopt van het Westerdokseiland tot aan ­Zaanstad. Onze aanpak richt zich daar vooral op het optimaliseren van de milieuzones. Milieu bedoel ik hier in de betekenis waarin het draait om stank, geluid en risico. We onderzoeken de mogelijkheid om de grote milieuzone van het havengebied te gebruiken om ruimte en ruimtelijke kwaliteit te creĂ«ren in de regio. Door uit te gaan van feitelijke hinder, maatregelen aan de bron en een soepeler inzet van (geluid)normen, kan er met de zonegrens worden ‘gespeeld’. In de leegstaande kantoren in Sloterdijk ontstaat zo ruimte voor woningen. De milieuzone kan ook worden gebruikt om hinderlijke functies uit het stedelijk gebied naar toe

11

“We moeten ons een soort lenigheid eigen maken”

te verplaatsen. Dat is al gebeurd met een aantal ­Amsterdamse ‘nutsfuncties’ zoals de rioolwaterzuivering en de energievoorziening. In de toekomst zou dit kunnen gelden voor de hele regio. De complete basisinfrastructuur van de regio rond energie, water, afval, voedsel en grondstoffen zou hier een plek kunnen vinden. Daarmee kunnen we elders ruimte vrijspelen. Dit zijn processen, die duren vijfentwintig tot veertig jaar. Al moet het einddoel helder zijn, je hoeft niet alles nu al precies te regelen. Wel moet je ervoor zorgen om ijkmomenten in te bouwen. Zo is de transformatie van de westelijke IJ-oevers in de Amsterdamse Structuurvisie vastgelegd. Een convenant met de zittende bedrijven bepaalt dat zij niet voor 2029 hoeven te verhuizen. Door een ‘lenige’ toepassing van de milieuzonering is het mogelijk om al in de komende jaren meer menging te realiseren. In 2025 wordt dan de strategie bepaald voor de jaren erna. Het mes snijdt aan twee kanten. Niet alleen weten mensen nu al waar ze aan toe zijn, dat het gebied gaat transformeren, maar het is als proces ook onomkeerbaar geworden. Dit is een nieuwe invalshoek van het regionale ontwerp: het klaarmaken van de stad, het faciliteren van een ontwikkeling zonder die van tevoren helemaal in te vullen. Zo schep je mogelijkheden voor de toekomst waarvoor je nu geen ruimte hebt.” Vraaggesprek: Willem Hermans Tekst: Jan van Grunsven Fotografie: Herman Wouters

6

5 4

2 1

3

1 Westland 4 Vlietland

2 Oostland 5 Hofland

3 Delfland 6 Duinland

Haaglanden De verstedelijking van de Randstad bevindt zich op drie landschapppelijke ondergronden. De strandwallen, de stuwwallen en het rivierengebied vormen samen een driehoek met in het midden het veenweidegebied van het Groene Hart. Het gebied bestaat uit twee grote regio’s, de Noord- en de Zuidvleugel, met op het snijvlak het stroomgebied van de Oude Rijn, de zone Leiden-Alphen-Utrecht. In de Zuidvleugel zelf zijn twee delen te onderscheiden: Haaglanden en Rotterdam-Dordrecht. De Haagse Kamer van Koophandel vroeg CH & Partners in 1997 een ruimtelijk ontwikkelingsmodel te maken voor Haaglanden. Om Haaglanden te kunnen definiĂ«ren is het begrip ‘de landen van Haaglanden’ ingezet. Haaglanden is dan te lezen als een verzameling eenheden en bestaat uit: – l anden: Westland1, Oostland2, Delfland3, Vlietland, Hofland en Duinland; – steden: Den Haag-Rijswijk-VoorburgLeidschendam, Zoetermeer en Delft; – netwerken met poorten, knopen, assen en ­corridors; – centraliteiten: historische kernen, de kust, economische en toeristische trekpleisters. 1 Het Westland is een lappendeken van dorpen, bedrijfsterreinen, glastuinbouwgebieden, groen en (nieuwe) woonplekken. Het heeft geen rationele, landschappelijke ondergrond, maar een patroon van plekken en vlekken, doorsneden met een fijnmazig web van water en wegen.

Maurits de Hoog is sinds 1996 als stedenbouwkundige werkzaam bij de Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam. Daar houdt hij zich vooral bezig met de transformatie van de Westelijke IJ-oevers. Hiervoor was hij hoogleraar Stedenbouwkundig Ontwerpen (Regional and Metropolitan Design) en voorzitter van de afdeling Stedenbouw aan de TU Delft. Recente publicaties van zijn hand zijn: De Hollandse Metropool - Ontwerpen aan de kwaliteit van interactiemilieus (2012), Nieuwe Ritmes van de stad - Metropoolvorming in Amsterdam (2009), Lange Lijnen in Nieuw-West (2007) en 4 x Amsterdam - Ontwerpen aan de stad (2005). Hij treedt regelmatig op in jury’s en adviesraden (o.a. Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier, Archiprix, Europan).

2 Het Oostland is het territorium waar het Haagse en het Rotterdams gebied elkaar ruimtelijk en programmatisch treffen. De overloop van de glastuinbouw vanuit het Westland is gelegen naast ruimte voor Vinex-suburbanisatie, groen- en landschapsontwikkeling, waterberging en infrastructurele vernieuwing. 3 Het Delfland is het gemeenschappelijke park van Den Haag en Rotterdam. Het is de belangrijkste interne recreatieve uitloper en draagt bij aan het vestigingsklimaat van (nieuwe) kennisintensieve bedrijvigheid. Opdracht: Kamer van Koophandel, Den Haag Ontwerp: CH & Partners Periode: 1997-1999


12

13

3

2

1

Plein

4

Lange Poten Herengracht

15 Grote

Markts

traat

12

14

16

Kalverm

arkt

13

5

t

en

sid

Re

11

Haagse interactiemilieus

5 9

Turfmarkt

9 Stadhuis 10 Muziekcentrum Danstheater 11 Bibliotheek 12 Amadeus 13 Spuimarkt 14 Tramtunnel 15 Nieuwe Passage 16 de Bijenkorf

5

Publieke karakter binnenstad Den Haag

Spui

5 8

1 Passage 2 Binnenhof: Eerste en Tweede Kamer 3 Mauritshuis 4 Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten 5 Diverse Ministeries 6 VROM 7 De Kroon 8 Turfmarkt Kantoren

6

7

10

De Haagse binnenstad is een lokaal en nationaal podium van ontmoeting en samenkomst. Het door Maurits de Hoog gedefinieerde interactiemilieu is hier op allerlei plekken en manieren voelbaar. Tussen de Grote Markt en het Centraal Station bevindt zich over een lengte van anderhalve kilometer de meest intensief gebruikte openbare ruimte van de stad. Nog geen 20 jaar geleden was de binnenstad een matig koopcentrum en uitgaansgebied, en ook als zakencentrum miste het allure. De Kern Gezond, het Stadhuis, de Resident en de Tramtunnel hebben de toon gezet voor een integrale vernieuwing en opwaardering. Het centrum is nu de vestigingsplaats van de landelijke overheid en bestuursdiensten, gelegen in een uitgebreid slentergebied met een veelzijdig aanbod aan detailhandel en horeca. Honderden miljoenen zijn geĂƻnvesteerd in de publieke ruimte en bijpassende functies. De investeringen hebben hun vervolg gekregen in een nagenoeg complete vernieuwing van de grootwinkelbedrijven, de uitgaansstructuur en de verkeersinfrastructuur. De binnenstad biedt nu een intrigerende samenhang van openbare en collectieve ruimten, van straten en pleinen, passages, de stadshal van het stadhuis, de vele interieurs van warenhuizen, winkels en uitgaansgelegenheden. Gezamenlijk goed voor miljoenen jaarlijkse bezoeken, en tegelijk uniek en herkenbaar als het Haagse centrum. Het is de plek waar de Haagse bevolking zich mee kan identificeren en waar de structuur van de openbare ruimte de historie met het heden verbindt. Dit project is ontleend aan de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects van Willem Hermans, samengesteld ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt en te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications. Zie ook rechterkolom pag. 39 van dit magazine.


Rijnboutt Magazine

Project: Rivierzone Vlaardingen

1

5

Project: Rivierzone Vlaardingen

2 4

6

Rijnboutt Magazine

Rivierzone ­Vlaardingen Vlaardingen ligt aan de Nieuwe Maas tussen ­Schiedam en Maassluis. Voor velen bestaat het beeld van ‘Vlaardingen aan de rivier’ uit industrie en overslag. Maar ter hoogte van het station ­Vlaardingen Centrum aan de Hoekse lijn openbaart zich ook het andere beeld van de stad: de historische waterverbinding (de Oude Haven), de Koningin Wilhelminahaven, het Maaspark en het Deltahotel. Dit gebied vormt het kerngebied van Rivierzone Vlaardingen, een project in het kader van ‘Stad en Milieubenadering’. De integrale en gebiedsgerichte aanpak van dit beleidsinstrument maakt het mogelijk stedelijke functies in milieubelaste gebieden te situeren. Het plangebied van 65 ha is groot genoeg om een nieuw stedelijk milieu aan het historisch stadsgebied te verbinden. Het Museumkwartier, een nieuwe Stationsbuurt, de Koningin Wilhelminahaven, het Schiereiland en de Maaswijk vormen samen een uniek vestigingsgebied waar water en kades het openbare gebied typeren. Bijzonder is de combinatie van de nabijheid van het historisch stadscentrum met culturele en commerciĂ«le voorzieningen, de aanzienlijke maat en schaal van het gebied en niet in de laatste plaats de authentieke, robuuste sfeer.

7

3

15

linkerpagina: Stedenbouwkundige visie Kerngebied Rivierzone Vlaardingen

14

Aan de Europese aanbesteding van de gemeente voor het vinden van een marktpartij ligt een integrale ontwikkelingsvisie van Rijnboutt / OMA Amsterdam / Stam + De Koning ten grondslag. De visie legt de basis voor een langjarige, geleidelijke transformatie van een gebied met een bedrijfsmatig karakter naar een gemengd stedelijk milieu. Bestaande gebouwen worden zoveel mogelijk hergebruikt voor nieuwe onderwijs- en bedrijfsbestemmingen, horeca en detailhandel. Oud- en nieuwbouw wisselen elkaar af. Wonen, werken, leren en recreëren komen samen, in

1 Binnenstad 2 Koniging Wilhelminahaven 3 Maaspark 4 Maaswijk 5 Museumkwartier 6 Schiereiland 7 Stationsbuurt

Impressie Schiereiland

gebouwen en in de openbare ruimte. De uitdaging is om de dynamiek van het gebied voelbaar a ­ anwezig te laten blijven. De vernieuwing gaat zeker 10-15 jaar duren. Vele partijen zullen daarin participeren. Naast entrepreneurs zijn het de lokale stakeholders die hier hun vertrouwen in Vlaardingen kunnen uiten. Door deze ontwikkelingen zal het gebied ook als woongebied groeien. Een stationsbuurt, een parkbuurt en een eilandbuurt vormen een aanvulling op het Vlaardingse woningaanbod. De ontwikkeling wordt – op uitnodiging en met veel voorwerk van de gemeente – volledig door de markt uitgevoerd. Op deze schaal is dat uniek. Niet eerder werd bij een transformatie van een dergelijke omvang voor deze vorm van gebiedsontwikkeling gekozen.

Opdracht: Ontwikkelingscombinatie OMA Amsterdam, Stam + De Koning, ­Volker Wessels Ontwerp: Rijnboutt Periode: 2012-2025


16

Project: Lloydpier

Rijnboutt Magazine

Lloydpier De Lloydpier in Rotterdam wordt omringd door de Schiehaven en De Nieuwe Maas. De pier dankt zijn naam aan de Rotterdamse Lloyd, een scheepvaartbedrijf dat hier zijn eigen kade had. In 1997, nadat de havenbedrijven de pier hadden verlaten, werd gestart met de planvorming voor de transformatie van het gebied. Het streven was een hoogwaardige leefomgeving waar kan worden gewoond en gewerkt.

De Lloydpier vormt met de MĂŒllerpier en de ­Schiehaven het Lloydkwartier, een binnenstedelijk transformatiegebied dat profiteert van een fantastische ligging aan de rivier. Het Lloydkwartier wordt ontwikkeld als een stuk stad met een industrieel verleden. In mentaal en fysiek opzicht moet het g ­ ebied dwarsverbindingen leggen over de ­Westzeedijk naar de rivier.

17

Project: Lloydpier

Een stedelijk programma en meervoudig grondgebruik vormen het uitgangspunt. Ontwikkeld rond de bestaande gebouwen en de Rotterdamse waterkanten, wordt het Lloydkwartier een wijk met een grote diversiteit aan woon-werksituaties en volop ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. De woningbouw is gevarieerd, er wordt gebouwd in hoge dichtheden. Met de visie Thuiskomen op de Lloydpier won Rijnboutt eind 2001 de prijsvraag voor het stedenbouwkundig plan voor de Lloydpier. Samen met de dienst Stedenbouw en in opdracht van Van der Looy Projektmanagement is vervolgens gewerkt aan het definitieve stedenbouwkundige plan, het welstandskader en de inrichting van de openbare ruimte. Tussen 2006 en 2011 is de eerste fase uitgevoerd. Uiteindelijk moeten zo’n 700 nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd, maar door de recessie is het proces vertraagd. Ook de ontwikkeling van de MĂŒllerpier en de Schiehaven lijkt gestagneerd. De Rotterdamse markt voor appartementen is voor het moment ­verzadigd. Tijd voor een pas op de plaats. Tijd waarin het stedenbouwkundig plan op zijn me-

Rijnboutt Magazine

rites zal worden getest. De bouwblokstructuur, de kades en tussenstraten, het gemengde woonmilieu; het zijn de ankers waarvan moet blijken of ze ook op de langere termijn van waarde zijn. Een neveneffect van de gebiedsontwikkeling van het Lloydkwartier is de opwaartse vernieuwing van het Coolhaveneiland, de wijk aan de landzijde van de Westzeedijk. Het is Ă©Ă©n van de aandachtswijken van Rotterdam die, dank zij de ontwikkeling van het Lloydkwartier, een sterke verbetering doormaakt. Er is instroom van nieuwe bewoners, jongeren vooral, met bijkomende bedrijvigheid en voorzieningen. Deze vernieuwing loopt nu parallel met de vernieuwingen in het Lloydkwartier. Ook hierdoor zal de tijdshorizon eerder 2020 worden dan het in aanvang geraamde 2015.

Opdracht: Van der Looy Projektmanagement Ontwerp: Rijnboutt Periode: 2001-heden

Collectief interieur bouwblokken


18

Duurzame gebiedsontwikkeling

Rijnboutt Magazine

19

Rijnboutt Magazine

Duurzame gebiedsontwikkeling

Woonwijk l'Avenue Hoek van Holland / Ontwerp en supervisie: Rijnboutt, in opdracht van OMA Hoek van Holland (2006-2016)

Waterwijze Lelystad / Ontwerp: Rijnboutt, in opdracht van Van Wijnen Latei (2010-2011)

Kansenkaart Schalkwijk Midden Haarlem / Ontwerp: Rijnboutt, in opdracht van Pré Wonen, Elan Wonen en Ymere (2013)

Nieuw Centrum Waddinxveen / Ontwerp openbare ruimte en daktuinen: Rijnboutt, in opdracht van ASR Vastgoed Ontwikkeling (2007-2014)

Duurzame gebieds­ontwikkeling Sinds jaar en dag staat de publieke ruimte centraal in de projecten van Rijnboutt. De organisatie van de stedelijke ruimte, het onderbrengen van programma’s, de afwisseling van ruimtes en de schoonheid van de inrichting gaan daarin samen. In 2012 heeft Rijnboutt de expertstatus Duurzame gebiedsontwikkeling van de Dutch Green ­Building Council behaald. Wat in onze projecten al geruime tijd ­gemeengoed was, verwerken we nu ook in adviezen, programma’s en beoordelingen.

De duurzaamheidsagenda bevat onderwerpen die in een integraal ontwerpproces richtinggevend kunnen zijn: de behoefte aan een klimaatneutrale gebiedsontwikkeling bijvoorbeeld stelt hoge eisen aan de organisatie van de stadsplattegrond; de toenemende behoefte aan samenspraak en ruimte voor initiatieven van belanghebbenden vraagt om een open ontwikkelstrategie. “Het programma van de duurzame stad levert een samenhangend beoordelingskader voor de inrichting van de stedelijke ruimte, gericht op een verbetering van het onderlinge economische, sociaalculturele Ă©n ecologische functioneren” (Hans Mommaas, 2012). De publieke ruimte Een goede publieke ruimte noemen we duurzaam wanneer die lang mee gaat, veranderingen in de tijd kan doorstaan, aantrekkelijk wordt gevonden en de waarde (economisch, cultureel) van de aanliggende bebouwing vergroot. Daarvoor is het nodig dat verschillende duurzaamheidsthema’s geĂŻntegreerd worden aangepakt bij de ontwikkeling van een gebied. Te denken valt aan energie, mobiliteit, groen, water, maar ook zaken als opleidingsmogelijkheden en vestigingsklimaat. Onder ‘duurzame ontwikkeling’ verstaat Rijnboutt in navolging van de Commissie Brundtland (1987) “een ontwikkeling die voldoet aan de behoeften van de huidige generatie zonder die van volgende generaties in gevaar te brengen”. Het gesprek over duurzaamheid verrijkt het ontwerpproces. Rijnboutt kiest voor een gebiedsgerichte invalshoek waarbij alle relevante duurzaamheidsaspecten in samenhang worden bekeken. Dat schept ruimte

voor synergie en voor innovatieve oplossingen op het snijvlak van de verschillende thema’s. Door niet alleen elk van de thema’s afzonderlijk te benadrukken, maar ook overkoepelende kwaliteiten te ­versterken, kan een – integrale – ­kwaliteitsslag worden gemaakt. Het ontwikkelen en beheren van gebiedskwaliteiten – samen met bewoners en gebruikers – is leidend. Het doel is een gezonde omgeving, die ruimte biedt voor veranderingen en onzekerheden in de toekomst. ­Problemen mogen niet worden verschoven naar later of verplaatst naar andere gebieden. Dan is het wenselijk om het hogere schaalniveau in de planvorming te betrekken. Alleen een helder zicht op de onderlinge samenhang kan ervoor zorgen dat de juiste functies zich op de juiste plekken kunnen ontwikkelen. Duurzame ontwikkeling en beheer Bij de uitwerking van duurzame gebieds­ ontwikkeling is een aantal zaken van belang: ï‚Ą Gebruik van wat er al is: Veel van de ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening vinden plaats binnen bestaand bebouwd gebied. Hergebruik en herbestemming leggen een solide basis voor een hoge duurzaamheid, door behoud van lokale identiteit, aansluiting bij bestaande structuren en beperking van afvalstromen. ï‚Ą Ruim aandacht voor groene en blauwe structuren: De groenblauwe netwerken (ecologische en recreatieve verbindingszones in het groen) zijn van grote waarde voor thema’s als het voorkomen van ‘stedelijke oververhitting’ alsook het voorkomen van wateroverlast en het behoud van bodemwaarden. In groenblauwe netwerken ligt tevens de kans om de biodiversiteit te verrijken.


20

Duurzame gebiedsontwikkeling

Rijnboutt Magazine

ï‚Ą Intensiveren: Onder intensiveren verstaat Rijnboutt het toevoegen van functies zoals groen, water, sport en recreatie, zonder dat dit ten koste gaat van bestaand gebruik. Het op deze wijze toevoegen van functies kent een aantal voordelen: het verbetert de diversiteit van het stedelijk gebied, het vermijdt ingrepen in het ommeland en het leidt tot minder autoverkeer. Intensivering is ook te bereiken door beter gebruik te maken van de derde dimensie zoals ondergronds ruimtegebruik of stapeling. Ook wordt intensivering bereikt door het beter benutten van bepaalde functies in de tijd, bijvoorbeeld door voorzieningen op verschillende tijdstippen door verschillende doelgroepen te laten gebruiken.

Masterplan Leidsche Rijn Centrum Noord / Ontwerp masterplan: Jo Coenen Architects & ­Urbanists / Uitwerking masterplan: Rijnboutt i.s.m. Lodewijk Baljon, in opdracht van Projectbureau Leidsche Rijn

ï‚Ą Het benutten van water: Water is een belangrijk ontwerpelement voor stedelijke en ecologische functies. Het kan dienen als geleiding van langzaam verkeer, voor ecologische structuren, voor berging bij overvloedige regenval en voor vergroting van de woonkwaliteit. ï‚Ą Het inpassen van de auto: De auto veroorzaakt veel hinder in het stedelijk gebied vanwege de grote ruimteclaim en de effecten op de beeldkwaliteit, en dit zal vermoedelijk nog lange tijd zo blijven. Door van begin af aan het zoeken naar oplossingen voor gebruik en stalling van de auto op te nemen in het proces, kunnen andere kwaliteiten de ruimte krijgen. ï‚Ą Een openbare ruimte voor iedereen: De prioriteit bij het ontwerpen van de openbare ruimte en de langzaam verkeersstructuren ligt bij kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen. Een ruimte die als veilig wordt ervaren, stimuleert het langzaam verkeer (fietsen en lopen) en daarmee de gezondheid (gerelateerd aan het milieu en het advies om meer te bewegen). ï‚Ą Multifunctionaliteit: Bij voorkeur heeft elke bestemming ten minste twee functies, maar liefst nog meer. Buurtgroen zorgt bijvoorbeeld voor verkoeling, voor esthetische kwaliteit, biedt speelgelegenheid en is een schakel voor dieren naar grotere verblijfsgebieden. Andere voorbeelden zijn parkeerterreinen die ook als waterberging dienen, of een woning die tevens een bijdrage levert aan de energievoorziening en ook een werkplek of zorglocatie is.

Duurzaam ontwerpen Bij binnenstedelijke projecten speelt duurzaamheid een steeds grotere rol. Het bewust omgaan met sporen en relicten uit het verleden, het hergebruik van gebouwen en structuren en het opnieuw gebruiken van bestaande elementen vergt nauwkeurige studie en beoordeling. In een gedegen gebiedsanalyse volgens de lagenbenadering worden ondergrond, netwerk en bebouwing afzonderlijk beschouwd: wat voor soort gebied is het en wat zijn de kwaliteiten ervan. Wat maakt het gebied bijzonder? Wat is de identiteit? Welke kenmerken zijn van betekenis voor een duurzame ontwikkeling? Zo wordt in de plannen voor de Aalmarkt in Leiden, de Rivierzone in ­Vlaardingen (elders in dit magazine) of het GZG-terrein in ’s-­Hertogenbosch uitgebreid ingegaan op het benutten van bestaande of juist verdwenen elementen, om ze een blijvende kwaliteit voor de stad te laten houden. In het stedenbouwkundig plan voor de Citadel in Nijmegen Noord (zie magazine 3 Rijnboutt werkt) zijn de landschappelijke en historisch waardevolle elementen gewaardeerd en als onderdeel in het plan opgenomen. Voor deze nieuwe stedelijke ontwikkeling is een globale Breeam*-beoordeling gedaan, op basis waarvan de doelstellingen voor de verdere duurzame gebiedsontwikkeling zijn geformuleerd. Met de hierin opgedane ervaring en kennis zijn recente projecten als de Waterwijzer in Lelystad of Schalkwijk Midden in Haarlem aangepakt. Bestaande kwaliteiten als de openbare ruimte en de binnenstedelijke ligging worden hierin gekoppeld aan de meest duurzame nieuwe woonmilieus. Ook in de sinds 2007 ontwikkelde woonwijk l’Avenue in Hoek van Holland is met duurzaamheidsprincipes gewerkt. Hoewel er aanvankelijk geen maximale duurzaamheidsambities zijn opgesteld, is een bovengemiddelde score gehaald door de zongerichte manier van verkavelen, het binnen het gebied integreren van de wateropgave, de minimalisering van verhard oppervlak, het opnemen van bestaande elementen en structuren (tuinderswoningen, hoogtes) en de gerichtheid op het lokale en regionale fietsnetwerk. De woningen voldoen alle

21

Duurzame gebiedsontwikkeling

aan de in het Bouwbesluit opgenomen prestatieeisen op het gebied van energie en duurzaamheid, waardoor de wijk als geheel hoog scoort. Voor het nieuwe centrum van Waddinxveen is op basis van het ontwerp een Breeam-score van 3 sterren (‘very good’) behaald. Opdrachtgevers ASR Vastgoed en Altera hebben aangegeven daar nog een ster aan toe te willen voegen. Door optimaal ­gebruik te maken van technische mogelijkheden – tot en met de manier van verlichten, het hergebruik van hemelwater, de groene daken en de energievoorziening – wordt het aspect duurzaamheid nu in het uitvoeringstraject geïntegreerd. Bij de herontwikkeling van het masterplan voor het noordelijk deel van Leidsche Rijn Centrum, een ontwerp van Jo Coenen, was duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt. Daartoe is bij de ruimtelijke inrichting van de locatie aandacht besteed aan flexibiliteit, leefkwaliteit van de omgeving, groen in de directe omgeving en bereikbaarheid. Voor het plangebied Noord is de hoge intensiteit van bebouwing, met hoogbouw tot 140 meter, extra bepalend. Want naast de positieve aspecten van intensief en dubbel ruimtegebruik is er ook de overlast van wind en de bezonningsproblematiek op gebouwen en publieke ruimte. In het masterplan zijn de mogelijk negatieve gevolgen daarvan maximaal bestreden door een optimale situering van gebouwen ten opzichte van elkaar. Maatschappelijk verantwoord De belangrijkste opgave in duurzaamheid is het stedelijk gebied geschikt te maken en te houden voor maatschappelijke ontwikkelingen (zowel groei als krimp), op zo’n wijze dat gelijktijdig de kwaliteit in brede zin verbetert. Dit betekent ook dat het stedelijk gebied veel duurzamer moet worden waardoor klimaatneutraliteit en klimaatbestendigheid is gegarandeerd, de economische concurrentiepositie wordt versterkt en de bevolking zich kan blijven ontplooien en thuis blijft voelen. De grootste opgave bevindt zich binnen het bestaand stedelijk gebied. Er is decennialang, en soms eeuwenlang, geïnvesteerd in stad en dorp. Duurzaam gebruik betekent dan het maximaal voortbouwen op de al aanwezige kwaliteiten. Met technische innovatie kan de bebouwing hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Maar alleen door op een slimme wijze ruimtelijke concepten te koppelen aan duurzaamheidsthema’s kan het beste resultaat worden bereikt: een duurzame toekomst in aangename, aanpasbare, herkenbare en mooie woon-, werk- en verblijfsmilieus. Tekst: Richard Koek

* BREEAM is een methodiek voor de beoordeling van de duurzaamheidsprestatie van gebouwen en gebieden. BREEAM staat voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method.

Ontwerp: Stijlgroep, Klunder architecten

Plan Tij Plan Tij is een voorbeeldproject waar de relatie met het water heeft geleid tot een buitendijks bouwplan, waarin het bouwen van 98 woningen is gekoppeld aan een ecologische ambitie. Het plan is in 2011 onderscheiden met de Water Award. Met Arij van der Stelt, senior stedenbouwkundige bij de gemeente Dordrecht, is de planontwikkeling nog even op een rijtje gezet: “Het restant van de tussenruimte tussen de gemeenten Dordrecht en Dubbeldam dreigde dicht te slibben. De openheid is ‘gered’ door een visie te ontwikkelen met een bijdrage van Alle Hosper, waarin de Dordwijkzone tot een stadslandschappelijke geledingszone is bestemd. Daarbij kon tussen Dubbeldam en Dordrecht in beperkte mate ‘groen’ (sportvelden/atletiekbaan) voor ‘rood’ (woningbouw) worden ingeruild. Als vraagstuk rest dan de bekostiging; eerst het verwerven van gronden, dan het inrichten en vervolgens het beheer en onderhoud. Met een bescheiden aantal woningen zou het mogelijk moeten zijn om de gestelde groene doelen (ecologie, openheid, natuurontwikkeling, recreatie) te halen. Via een prijsvraag met 14 inzendingen zijn drie plannen geselecteerd voor een nadere uitwerking; vakjury, publiek en politiek kozen unaniem voor plan Tij. In de fase naar realisatie is de variĂ«teit aan woningtypen gehandhaafd; het aantal vrije kavels is vergroot. Er is een specifiek kavelpaspoort ontwikkeld voor zelfbouw. Een bestaand dijkje om de polder is doorgestoken zodat het getij in het gebied komt en het water ook voor boten toegankelijk is. Nu nog twee bruggen aanleggen en de buurt is een volwaardig onderdeel van het noordelijk deel van stad en landschap.” Opdracht: De Koning Wessels Vastgoed Ontwerp: Stijlgroep, Klunder architecten Periode: 2001-2009 Dit project is ontleend aan de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects van Willem Hermans, samengesteld ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt en te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications. Zie ook rechterkolom pag. 39 van dit magazine.


22

Rijnboutt Magazine

Project: Wielwijk

23

Rijnboutt Magazine

Project: Wielwijk

Hendrik-Ido-Ambacht

Hendrik-Ido-Ambacht

Wielwijk, een nieuwe ­waterlaag

Papendrecht Hendrik-Ido-Ambacht Zwijndrecht

Papendrecht

Papendrecht Dordrecht

Zwijndrecht

Zwijndrecht

Dordrecht Dordrecht

Wielwijk is een naoorlogse woonwijk die deel uitmaakt van het stadsgebied Dordrecht West. De ruimtelijke opbouw van de wijk heeft zich nauwelijks aangepast aan veranderingen in de samenleving, en zowel de bebouwing als de openbare ruimte kunnen een opknapbeurt gebruiken. Wielwijk is een wijk in een waterrijk gebied. Onderzoek geeft aan dat het in de toekomst heviger zal regenen. Perioden met stevige buien zullen worden afgewisseld bestaandezonder bebouwing met perioden neerslag. Dat vraagt om een veerkrachtig stedelijk watersysteem, waar de wijk nu nietnieuwe over bebouwing beschikt.

bestaande bebouwing nieuwe bebouwing bestaande bebouwing parkzone met infiltratiegebieden nieuwe bebouwing dijkzone parkzone met infiltratiegebieden overig groen dijkzone watersysteem met stroomrichting overig groen water afkoppelen van gebouwen watersysteem met stroomrichting water afkoppelen van gebouwen 0

50

0

50

100

100

200m

200m

P

parkzone met infiltratiegebieden Stedenbouwkundig ontwerpen gaat soms over het maken van nieuwe dingen, vaker over het herinterdijkzone preteren van het bestaande. Vanuit die invalshoek is het herontwerp van de wijkplattegrond en de groen van de open(bare) ruimte centraal rol en overig betekenis gesteld. De plattegrond van de wederopbouwwijk watersysteem met stroomrichtingDe op functionele biedt specifieke mogelijkheden. overwegingen opgebouwde organisatie bevat veel water afkoppelen van voldoende gebouwen open(baar) gebied met flexibiliteit en ruimte voor nieuwe inrichtingsvoorstellen. De opgave is tweeledig. Door een samenhang aan te brengen tussen de ordende principes van het watersysteem (circulatie, buffering en zuivering) en de logische de wijk, wordt een nieuwe be0 ordening 50 100 van200m tekenis aan reeds bestaande structuren toegevoegd.

“Water is leuk en attractief: dat moet je niet ­verstoppen, maar gebruiken om het openbare ­gebied levendiger en herkenbaarder te maken.” Uit: Workshop Wielwijk Klimaatbestendig (FARO Architecten, HOSPER, Rijnboutt), 2011

Het herontwerp van de wijkplattegrond heeft niet alleen betrekking op de structuren, stelsels of systemen, maar ook op het ruimtelijke beeld. De zuidelijke hoofdstraat verandert in een parklint, het noordelijk woongebied wordt voorzien van een waterrijk langzaam verkeersdomein. Waterdoorlatende bestrating op een absorberende onderlaag zorgt er op parkeerterreinen voor dat regenwater ter plekke wordt geborgen. Voor bovengrondse waterafvoer zorgt niet altijd een singel of sloot, maar ook een lager gelegen greppel die bij regen volloopt. De workshop Wielwijk Klimaatbestendig laat trefzeker zien, dat een door planners ontworpen en aangelegde omgeving ‘slechts’ een potentiĂ«le omgeving is. Het zijn de sociale posities en culturele achtergronden van de bewoners, die in het gebruik dat zij van de omgeving maken, bepalen in hoeverre die omgeving ook effectief en klimaatvriendelijk is. Dat dit mogelijk is, wordt zichtbaar op het ­Admiraalsplein, het nieuwe centrum van Wielwijk. Daar wordt regenwater dat valt op de omringende daken en de pleinvloer, afgevoerd via open goten naar een grote vijver, centraal op het plein.

Studieopdracht: gemeente Dordrecht Ateliermeester: Willem Hermans ­ Periode: 2011-2012


24

Project: Sammersbrug

Rijnboutt Magazine

25

Rijnboutt Magazine

Project: Sammersbrug

ondersteunt WZH in het vergroten van de veelzijdigheid van het zorggerelateerde woningaanbod. Samen met WZH en Rijnboutt heeft de corporatie het programma voor de zorgcampus Sammersbrug opgesteld: een woonpark met 800 appartementen, een veelzijdig zorgaanbod, horeca, sport, fitness, wellness, etc. Sammersbrug ligt op de grens van Den Haag en Rijswijk, aan twee elkaar kruisende historische lijnen. Door de externe ligging komt het complex in de ruimtelijke toekomstvisies van beide gemeenten niet voor. Het gebied lijkt te behoren tot de ­Rijswijkse landgoederenzone, tot de wederopbouwwijk Den Haag Zuidwest (Moerwijk) en tot de ­Vinexlocaties Wateringseveld en De Strijp.

Mogelijk eindbeeld zorgcampus

Clustering zorgvoorzieningen

Integratie met landgoederenzone

Sammersbrug Den Haag ­Zuidwest - Rijswijk Soms komt het voor dat verschillende initiatieven voor g ­ ebiedsontwikkeling samenvallen en elkaar zelfs overlappen. En soms wordt dat pas in een later stadium zichtbaar. Synergie door samenwerking, gezamenlijke inspanning en afstemming leiden tot een duurzamer eindbeeld. Dat ging ook op in het geval van Sammersbrug.

Staedion en Bouwfonds zijn de twee belangrijkste partijen die, als corporatie en ontwikkelaar, in de omgeving van Sammersbrug actief zijn. V ­ anwege het ontbrekende ruimtelijke kader vragen zij Rijnboutt om het hele gebied van Moerwijk-zuid, landgoederenzone, Sammersbrug en Erasmusveld te verkennen. In het krachtenveld van de vier marktpartijen en de twee gemeenten, heeft Rijnboutt in een serie workshops een strategie ontwikkeld om landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en programmatische vernieuwing met elkaar te verbinden. In die strategie kunnen verschillende projecten in hun eigen tempo groeien: de vernieuwing van Moerwijk-zuid naar een compacte laagbouwwijk, de cultureel-recreatief-natuurlijke aanpak van de landgoederen, de wateropgave van het gebied en de zorgcampus als scharnierpunt in de hele zone. De strategie beoogt een landschappelijk raamwerk als één van de kernen in de regionale structuur. Om dit te benadrukken kan straks op de campus ook in hoogbouw worden gewoond, is een grote diversiteit aan functies voorhanden, en worden verbindingen versterkt, vooral voor langzaam verkeer. Daarnaast engageert de visie zich met reeds bestaande initiatieven, om het belang van het gebied voor de stadsregio te onderstrepen.

Integrale ontwikkeling als campus

WZH Sammersbrug is een woonzorgcentrum dat voor de Haagse regio een aantal grote zorgcentra beheert. Het complex Sammersbrug is daarvan één van de oudste. Het complex, dat bestaat uit d ­ iverse gebouwen op een terrein van circa 6 ha, moet worden vernieuwd om aan de eisen van de tijd te blijven voldoen. Woningcorporatie Wooninvest

Variatie in woonmilieus

Opdracht: Wooninvest, Woonzorg Haaglanden, Staedion, Bouwfonds Ontwerp: Rijnboutt Periode: 2005-2009


26

“Stedenbouw is bij uitstek een publieke zaak“

Rijnboutt Magazine

27

“Stedenbouw is bij uitstek een publieke zaak“

“De stad verandert. Dat merk je niet alleen aan het gebruik dat mensen ervan maken, ook de economische en culturele basis van de stad is aan het veranderen, en veel hiervan is ongepland. Dat er nu allerlei milieus in de stad verschijnen, daaraan ligt geen masterplan uit de zeventiger of tachtiger jaren ten grondslag, maar het gebeurt wel. Daar moet je iets mee aanvangen. En dan is het nog wat anders of je dat allemaal in de hand wil houden, of dat je met het oog op de toekomst probeert die ontwikkelingen te faciliteren. Trekken ze andere activiteiten aan, houden ze de bewoners in de stad, of halen ze juist nieuwe bewoners naar de stad toe? De vraag is of je die tendensen voor je kunt laten werken door het verbinden van die milieus, waarmee een interactie zou kunnen plaatsvinden met een meerwaarde voor het geheel. Welke ontwikkelingen je uiteindelijk wilt stimuleren is een politiek vraagstuk, daar moet je het met elkaar over eens zijn. Maar je kunt het gesprek alleen voeren als je weet wat er speelt.

Han Meyer, TU Delft

“­Stedenbouw is bij ­uitstek een p ­ ublieke zaak” Han Meyer mag zich scharen bij een kleine groep Nederlandse stedenbouwkundigen, die zich op een grondige en eloquente wijze hebben verstaan met wat stedenbouw is en waarvoor het dient. “Het is naïef om te denken dat het publieke belang alleen door de overheid behartigd wordt.” Aan het woord een stedenbouwkundige in hart en nieren.

Dynamische structuren We hebben laatst op de TU een seminar georganiseerd waarin we voorbeelden van nieuwe experimenten in de stedenbouw presenteerden. Vanuit verschillende schaalniveaus proberen deze experimenten op de dynamiek van de stad als geheel in te grijpen. Het structuurplan van Antwerpen is zo’n voorbeeld. Daarin zijn aan de hand van verschillende thema’s vijf ruimtelijke structuren gedefinieerd: de Schelde als ruggengraat voor de ruimtelijke ontwikkeling, het water als verbinding tussen de natuurgebieden, etcetera. Die structuren maken het mogelijk om de stad op verschillende manieren te lezen. Ze worden aangewend als strategische actiegebieden, met voorstellen voor concrete interventies, allemaal met dezelfde prioriteit. Het biedt een alternatief voor het conventionele structuurplan, gebaseerd op een hiĂ«rarchisch onderscheid tussen zoneringen en knooppunten. Een andere bijdrage kwam uit Utrecht, waar ze een dynamisch structuurplan proberen te maken. Er wordt weliswaar een hoofdstructuur vastgesteld, maar met de mogelijkheid om onderdelen daarvan elke vijf jaar bij te stellen. Dat vraagt om voortdurende monitoring, maar het voorkomt dat je nu voor twintig jaar alles gaat vastleggen. Op projectniveau was er aandacht voor het ­Havenkwartier in Deventer. Daar hebben ze gezegd ‘we gaan niet eerst al die bedrijven eruit poetsen en er dan een nieuw masterplan over uitrollen’. In plaats daarvan worden stapsgewijs nieuwe functies toegevoegd. Daarbij wordt gekeken naar de bedrijven die hier van oudsher zitten, maar wordt ook voortgebouwd op wat er al gaande is: loodsen die hier en daar zijn gekraakt met alles wat daar aan activiteiten mee is verbonden, een pizzeria, een koffiehuis.

‘s Gravendreef Leidschenveen / Masterplan openbare ruimte en supervisie: Rijnboutt, in opdracht van Ontwikkelingsbedrijf Leidschenveen (2004-2013)

Shell Plaspoelpolder Rijswijk / Parkeergarage en buitenruimte: ­Rijnboutt, in opdracht van Shell (2002-2007)

Stedelijke centra De Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (Vinex) heeft de plattegrond van Nederland ingrijpend veranderd. Voor de regio’s Rijnmond en Haaglanden is de Vinex achteraf gezien de start van de Zuidvleugel als de ‘maat der dingen’. Het proces waarin de Zuidvleugel ontstaat is nog volop gaande, zij het nu in een lager tempo. In die nieuwe plattegrond van de regio worden nieuwe verbindingen gelegd en nieuwe kernen ontwikkeld. Verschillende plekken waar meervoudige betekenis aanwezig is, komen op als centrummilieu. Centra als ‘s Gravendreef, de Plaspoelpolder, TU Noord in Delft of het centrum van Nesselande hebben die kwaliteit. Combinaties van intensief gebruik, functiemenging, ontsluitingskwaliteit en recreatieve potentie maken het tot plekken met een betekenis voor de regio als geheel. Ze zijn aanvullend op de historische centra en de erkende publiekstrekkers, en worden daarmee belangrijk in de netwerkregio die de Zuidvleugel is. Dit project is ontleend aan de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects van Willem Hermans, samengesteld ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt en te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications. Zie ook rechterkolom pag. 39 van dit magazine.


28

“Stedenbouw is bij uitstek een publieke zaak“

Rijnboutt Magazine

Openbaar versus privaat We zitten in een fase waarin we opnieuw moeten bedenken hoe we het publieke gaan definiĂ«ren. Stedenbouw is bij uitstek een publieke zaak, die lange tijd was voorbehouden aan de overheid. De kerntaak van stedenbouw is het ontwerp van de stadsplattegrond. Als je het niet al te beroerd doet, gaat die plattegrond een lange tijd mee. De uitdaging is om te komen tot een ontwerp dat rekening houdt met de veranderingen van het moment, en met wat er later nog allemaal kan gaan gebeuren. Het is goed je te beseffen dat de instrumenten die je als overheid dertig jaar geleden nog had momenteel ontbreken, vooral omdat meer aan de marktpartijen is overgelaten. Je merkt het aan de terminologie die gaat over wat de publieke sector pleegt te zijn. Met begrippen als ‘bv Nederland’ of ‘het product stad’ wordt dezelfde taal gebezigd als die van de private economie. Terwijl dat eigenlijk al sinds de Grieken twee verschillende domeinen zijn. De agora was een publieke ruimte waarin de mensen bijeenkwamen om over het welzijn en de toekomst van de stad en de gemeenschap te praten. De markt maar ook de tempel werden elders in de stad gesitueerd.

“De stad verandert en veel hiervan is ongepland”

Han Meyer, TU Delft

29

“Stedenbouw is bij uitstek een publieke zaak“

in de geschiedenis vorm aan gegeven. En met de klimaatveranderingen en wat al niet meer zitten we daar opnieuw mee. Alleen als de urgentie heel groot is, ontstaan de condities om een stuk stad ingrijpend te veranderen. Dat gebeurt nooit zomaar. Het mooie van de Scheveningenboulevard vind ik dat er niet alleen de noodzaak was om je tegen de stijgende zeespiegel te willen beschermen, maar dat er meer van is gemaakt dan alleen een boulevard om reden van die noodzaak. Het ontwerp geeft aan de publieke betekenis van de boulevard een nieuwe dimensie als je denkt aan de ambitie van Den Haag van ‘Wereldstad aan Zee’, en aan hoe mensen zich daarin kunnen herkennen. De grondgedachte van de Scheveningenboulevard, een kustlijn die met het landschap meebeweegt, refereert aan het Scheveningen dat ooit zelf een incident was, een kom, waardoor het juist een vissersdorp heeft kunnen worden. Door nu landschappelijke lijnen uit elkaar te trekken en opnieuw in te bedden, zijn de verkeersstromen niet langer op eenzelfde niveau – Hollands en plat – maar hier is het laag, daar weer hoog, dit gaat erachter langs en dat eromheen. Het geheel is meer dan alleen een reactie op de dreiging vanuit zee, hier verschaft een stedenbouwkundige vernieuwing de stad een nieuw elan.” Vraaggesprek: Willem Hermans Tekst: Jan van Grunsven Fotografie: Herman Wouters

Ik vind het een groot goed dat we sinds de negentiende eeuw het Huis van Thorbecke hebben. Niet alleen institutioneel in de vorm van de Eerste en Tweede Kamer, maar ook in het grondidee dat ‘openbaar terrein’ en ‘privaat terrein’ twee fundamenteel verschillende dingen zijn. Dat onderscheid begint echter heel erg te vervagen. Onlangs kreeg ik een notitie onder ogen over ‘de economische waarde van het publiek domein’. Een hoogleraar uit Utrecht had gekeken naar allerlei aspecten van de openbare ruimte, naar toegankelijkheid, het verkeer, verfraaiing, opwaardering van het onroerend goed, etcetera. Vervolgens had hij een tabel opgesteld waarmee je de economische waarde van de publieke ruimte kunt uitrekenen. Ik ben daar niet op tegen, al mag het nooit je belangrijkste criterium zijn. Het welzijn van de burgers van je stad is waar het over moet gaan. Vormgeven door de eeuwen heen Het behoort tot de competentie van de stedenbouwkundige diensten om de huidige opgave in de context van een proces te zien. Om te weten hoe je naar de toekomst gaat, zul je het verleden moeten kennen. Het is een van de redenen waarom ik geïnteresseerd ben in de wateropgave. Het speelt hier al zo’n duizend jaar een heel belangrijke rol in hoe stedelijke gemeenschappen tot ontwikkeling zijn gekomen, en hoe er gezamenlijk betekenis is gegeven aan de ruimte die we moeten beheren, ontwikkelen en verdedigen. Daar is in een aantal periodes

Han Meyer is hoogleraar Stedenbouwkundig O ­ ntwerpen (Urban Composition) aan de TU Delft. Hij is een van de drijvende krachten achter een serie van vier handboeken over De kern van de stedenbouw, uitgegeven door de TU Delft. Respectievelijk verscheen Het ontwerp van de stadsplattegrond (2002), Het ontwerp van de openbare ruimte (2006), Stedenbouwkundige regels voor het bouwen (2008) en dit voorjaar verschijnt het vierde en laatste deel Het programma van de stad. Behalve het publiceren van talloze artikelen in binnen- en buitenland, is hij een veelgevraagd lid van jury’s en adviesraden (o.a. Onderzoeksberaad Ruimtelijk Planbureau, Mies van der Rohe Award, Maaskantprijs, International New Town Institute INTI).

Ontwerp: Manuel de Sola Morales ism Age Fluitman, IB Den Haag, DSO Den Haag

Boulevard Scheveningen Scheveningen is door de rijksoverheid aangemerkt als Ă©Ă©n van de zwakke schakels in de Nederlandse kustverdediging; een nieuwe boulevard moet ­Scheveningen beschermen tegen de zeespiegelstijging. Voor het ontwerp wordt de Spaanse architect Manuel de Sola Morales benaderd. Zijn ontwerp maakt gebruik van hoogteverschillen en gebogen vlakken die de historische kustlijn volgen, en wijkt daarin af van de traditionele rechte streep tussen kust en zee. Waar ooit in de luwte van de duinen de eerste huisjes met de vissersboten lagen (Zeekant), volgt de nieuwe boulevard deze kromming naar binnen toe. Het leidt in meerdere opzichten tot een bijzonder perspectief. Door het opschuiven van de boulevard tegen de bebouwing aan, ontstaat ter hoogte van Zeekant een breder strand. Het ‘autoflaneren’ blijft mogelijk omdat de verkeersstromen (wandelen, fietsen en autorijden) op verschillende niveaus zijn ondergebracht. De hoogteverschillen tussen auto en voetganger creĂ«ren een veilig en ontspannen wandelgebied. Samen met grote lichtmasten en kiosken vormen voetgangersbruggen herkenningspunten langs de boulevard. Door het verplaatsen van strandpaviljoens, blijft vanaf de boulevard vrij zicht op de zee en een directe toegang tot het strand gewaarborgd. De ‘vloerbedekking’ is samen met de lichtmasten en het straatmeubilair van on-Hollandse kwaliteit. De nieuwe boulevard is een schoolvoorbeeld van ruimtelijk ontwerpen waarbij eisen van techniek en veiligheid samengaan met de het verhogen van de kwaliteit en beleving van het openbaar gebied. Dit leidt niet alleen tot een bijzonder ensemble, maar draagt ook bij aan de identiteit van Den Haag als ‘Wereldstad aan Zee’. Opdracht: gemeente Den Haag Ontwerp: Manuel de Sola Morales ism Age Fluitman, IB Den Haag (Klaas Hilverda), DSO Den Haag ­ (Gielijn Blom) ­Periode: 2010 ontwerp, 2012 uitvoering Dit project is ontleend aan de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects van Willem Hermans, samengesteld ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt en te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications. Zie ook rechterkolom pag. 39 van dit magazine.


30

Project: Stedelijke projecten: heden, verleden en toekomst

Rijnboutt Magazine

31

Project: Stedelijke projecten: heden, verleden en toekomst

Rijnboutt Magazine

Woontorens Prinsenhof / Ontwerp: Rijnboutt

Stedelijke projecten: heden, verleden en toekomst Randstadrail Beatrixlaan / Ontwerp: Zwarts en Jansma

Den Haag maakt nog steeds ‘mooie stukken ruimtekunst’ al heten ze nu ‘Strategic Urban Projects’. In de publicatie SIX Projects for Den Haag licht de Spaanse stedenbouwkundige Joan Busquets het belang van dergelijke ingrepen voor het centrum van Den Haag toe. Hoewel de zes projecten onderling verschillen in programma, methodologische benadering en uitvoering delen ze wel een zelfde aanpak van het stadsonwerp: het benutten van de middenschaal. De projecten, waaronder de herontwikkeling van het Beatrixkwartier tot een Central Business District, hebben daarnaast gemeen dat zij trachten een nieuwe vorm van stedelijkheid te genereren, aanvullend op die van de bestaande stad. In de herontwikkeling van het Beatrixkwartier ging het om de volgende opgaven: de openbare ruimte van de Beatrixlaan; de aanleg van de Randstadrail en Station Prinses Beatrixlaan (de ‘Netkous’ verbindt het bestaande tramviaduct met de NS sporen bij de Laan van NOI) en de bebouwing Prinsenhof (een gemengd samengesteld complex, waarin woontorens (Rijnboutt), kantoren (Atelier PRO, Kraaijvanger) en een hotel (Atelier PRO) verbonden worden door een stedelijk plint met corporate gardens (Bureau B+B). Onder het complex bevindt zich een parkeergarage).

Structuur openbare ruimte centrum Den Haag (BAU Busquets, 2012)

Koningspark en Koekamp / Ontwerp: Ingenieursbureau Den Haag

Voor het Beatrixkwartier was een daadkrachtige ontwerpingreep vereist met middelen die daarbij passen, maar het is denkbaar dat ook met kleinere ingrepen en met een andersoortig gebruik voor ogen de openbare ruimte ingrijpend kan worden getransformeerd, al dan niet op tijdelijke basis. Voor een dag in de week wordt een parkeerterrein een marktplein, een laan de start- en aankomstlocatie van een hardloopwedstrijd. Een tijdelijk, ander gebruik is vaak de opmaat voor een structurele aanpassing van gebruik en ruimte. Herontwerp wordt gestuurd door functionele veranderingen, nieuwe programma’s (festivals en evenementen), of door slijtage en veroudering. Ook klassieke stadsruimten hebben baat bij een herijking van hun kwaliteiten, betekenissen en ruimtelijke expressie. Wie kent niet het Lange Voorhout, het Toernooiveld, de Hofvijver en de Lange Vijverberg als de monumentale stadsruimten van Den Haag? Stadsruimten die al eeuwenlang op de kaart staan en nog steeds als een lommerrijk ensemble werken. Die basis is al eeuwenlang sterk, al werd het begin 2000 ook tijd voor groot onderhoud, met name van het Lange Voorhout. Een stadsruimte die zowel als oprijlaan naar het paleis, als bos in de stad, maar ook als plein of stadsbrink kan worden gelezen. Beeldbepalend voor het Lange Voorhout, al op de kaart van J. de Gheyn uit 1597 te zien, is de dubbele rij laanbomen en de daaraan ondergeschikte inrichting van het maaiveld. Herinrichting heeft geleid tot het herstel van de wandelallee. Parkeerplaatsen zijn beetje bij beetje verplaatst naar nabijgelegen parkeergarages. Onlangs zijn de werkzaamheden voltooid. De groeiomstandigheden van de bomen zijn verbeterd (aanleg watershells), een nieuwe schelpenverharding is aangebracht en een dynamisch verlichtingsplan is in werking gesteld. Met in de toekomst nog minder parkerende auto’s (een ondergrondse parkeergarage) en een stad-vriendelijke bestemming voor de Amerikaanse ambassade kan deze elegante stadsruimte nog tijden mee. Opdracht CBD: BPF Bouwinvest Ontwerp: Joan Busquets (BAU) (masterplan), Zwarts en Jansma (Randstadrail), Atelier PRO, Kraaijvanger, Rijnboutt (Prinsenhof), Bureau B+B Periode: 1998-2006 Opdracht Lange Voorhout: Dienst Stadsbeheer Den Haag Ontwerp: Ingenieursbureau Den Haag Periode: vanaf 1597

Lange Voorhout / Ontwerp: Ingenieursbureau Den Haag

Dit project is ontleend aan de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects van Willem Hermans, samengesteld ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt en te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications. Zie ook rechterkolom pag. 39 van dit magazine.


32

“Het lukt alleen met intensieve participatie“

Rijnboutt Magazine

33

“Het lukt alleen met intensieve participatie“

Laan der VN als landschappelijke zone door de stad (Beeld: gemeente Dordrecht)

Oude situatie / nieuwe situatie (Beeld: gemeente Dordrecht)

Laan der Verenigde ­Naties

Riek Bakker in gespek met Willem Hermans

“Het lukt alleen met intensieve participatie” Mooi en wel al die stedenbouwkundige plannen, maar hoe krijg je het ook voor elkaar? Riek Bakker, door de wol g ­ everfd in haar tijd in Rotterdam, weet van aanpakken. Zij legt de nadruk op het proces en de partners die je ­erbij n ­ odig hebt. In haar visie is participatie het sleutelwoord. “Het samen optrekken en met werk werk maken, is ­essentieel. Anders krijg je het niet voor elkaar.” Een gesprek met een bevlogen vakvrouw, in H ­ otel New York op de kop van de W ­ ilhelminapier in Rotterdam.

“Als je in de ruimtelijke ordening of de stedenbouw zit, dan moet je genoegen scheppen in het bedenken van nieuwe dingen die ook echt kunnen werken. Alle praatjes in het bedrijfsleven gaan over innovatie; bij ons gaat het daar nooit over. Het gaat altijd over terugkijken, kijken naar wat we zijn kwijtgeraakt. Maar deze tijd vraagt om te experimenteren, om pilots waarvan we kunnen zeggen ‘dat moet echt gebeuren, want daar is een probleem’. Het kan me niet schelen wie het initiatief daartoe neemt, als er maar flink wordt opgejut. Waar het vandaan komt, komt het vandaan, maar iemand moet beginnen. Les Ă©Ă©n is toch altijd: organiseer je eigen opdrachtgevers. Want als je de verkeerde hebt, of het komt uit de verkeerde hoek, of je kunt niet genoeg importantie organiseren of bestuurlijke aandacht, dan kun je wel mooie plannen maken, maar dan ben je nog helemaal nergens. Ik investeer daarom veel aan de voorkant van het proces. Dat is een ­onderdeel van het vak.

Vanuit het oogpunt van beheer werd in 2010 groot onderhoud aangekondigd aan de Laan der Verenigde Naties, een lange verkeerslijn in de plattegrond van de gemeente Dordrecht. Daarmee werd de discussie over de ruimtelijke kwaliteit van deze stadsroute nieuw leven in geblazen. Kan door een integraal routeontwerp Dordrecht aan een overtuigender stadsentree en een beter ontworpen stadsroute worden geholpen? Aan de hand van analysetekeningen is de Dordtse opgave in kaart gebracht. Er is sprake van een teveel aan ruimte voor het verkeer in een te grote diversiteit aan ruimtesoorten: van left-over-space tot ontworpen openbare stedelijke ruimte, van een bosrijke stadsentree tot een spoorwegtunnel bij het Leerpark. Ook uit het patroon van de stadsplattegrond blijkt de hybride samenstelling van de Laan der Verenigde Naties. Soms maakt een stuk van de route deel uit van de stadsradiaal, dan weer voegt de weg zich naar een van de concentrische ringen van de binnenstad. Afwisselend ligt het accent op het nationale/regionale niveau of het lokale niveau van het stedelijke netwerk. De vraag is of er meer eenheid in deze lange lijn is te brengen. Deze vraag geldt niet zozeer de verkeerstechniek, maar vooral de belevingswaarde van deze route. In atelierverband zijn de mogelijkheden van herontwerp kritisch verkend. De conclusies hebben geleid tot het formeren van een projectgroep die het beheer en onderhoudsvraagstuk tot een ontwerp­ opgave heeft uitgewerkt. Het ontwerpvoorstel is ingediend voor een subsidieaanvraag in het kader van Mooi Nederland. De aanvraag is toegekend en in 2012 is het project uitgevoerd. Atelier no. 7 Dordrecht Ateliermeester: Willem Hermans ism Judit Bax Periode: 2010


34

“Het lukt alleen met intensieve participatie“

Toen wij in Rotterdam bezig waren met de Kop van Zuid, gingen we daarvoor veel naar Amerika. Dat had natuurlijk iets te maken met het feit dat iedereen van hieruit naar daar was geĂ«migreerd, maar ook dat we met die haven internationaal Europa allang voorbij waren. Eenmaal bij die Amerikanen leerden wij hoe we het publiek moesten binden aan de opgave. Daar zijn het meesters in. Het is belangrijk dat je clusters in behapbare eenheden verdeelt, waarvan mensen het gevoel hebben ‘dit hoort bij elkaar en wij horen bij elkaar’. Je moet ook sociologisch kijken, en geen wijken met eigenwijze types koppelen aan rijkaards die daar niks van snappen. Wat zijn nou logische eenheden en verbanden? We moeten daar weer gewoon naar terug, naar hoe het is om zo’n proces te faciliteren. En al kan dat niet in grote brokken, met al die kleine brokjes samen kun je toch een hele vrolijke beweging maken? Ik denk dat daar een wereld te winnen is.

Riek Bakker, Riek Bakker Advies

Rijnboutt Magazine

Twee benen in de maatschappij Wil je nou de man of vrouw zijn die dat potlood hanteert en het allemaal leuk verzint in je eentje achter een tekentafel, dan moet je dat volgens mij maar niet meer doen. Of wil je degene zijn die met zijn benen in de maatschappij staat en probeert met die mensen verder te komen, heen en weer pendelend tussen wat bewoners, belanghebbenden of politici willen? Het is heel belangrijk om goed te praten over de gezamenlijke ambitie. Ik heb altijd tegen iedereen de waarheid gesproken. Ik kan niet iemand laten aansluiten voordat ik weet wat voor vlees ik in de kuip heb: ga jij nou meedoen of niet? Wat wij doen heeft een lange adem nodig. Dus moet je voor die lange adem zorgen, en het modieuze, de vluchtigheid en de smaak van de politiek eruit proberen te halen. Dan moet je twee kanten op bewegen. De ene kant is die van het publiek, het enige waar politici echt gevoelig voor zijn. De publieke opinie moet die politici de richting opduwen die nodig is, wat heel iets anders is dan het ‘creĂ«ren van draagvlak’. Dat is commerciĂ«le praat. Is er werkelijk sprake van participatie, dan kun je druk uitoefenen, en politici reageren daarop. De andere kant is dat je politici ertoe moet bewegen om de veiligheid en de bestuurlijke aandacht te beloven, dat het niet na vier jaar weer afgelopen is. Het afstemmen van dit soort zaken, ik vind dat stedenbouw daarover gaat. Deals sluiten Je moet het zo organiseren dat je terechtkomt bij de mensen die het betreft. Haal alle tussenlagen eruit. Wie heeft er nou uiteindelijke echt mee van doen? Dat heeft alles te maken met hele intensieve participatie. Daar ben ik van overtuigd. Zorg dat je dat proces voor elkaar krijgt, dat je onderweg je deals sluit. In mijn jaren als ambtenaar hier in Rotterdam, heb ik niet anders gedaan. Dan ging ik naar de bewoners om met ze te praten. En die wilden dan van alles met je ritselen, maar dan zei ik: ‘Nee, nee, dat kan niet met mij. Ik ben geen politica, jullie moeten naar de Coolsingel’. En dan ging ik naar de Coolsingel en dan riep ik: ‘Ze komen, ze komen!’ Dat was fabelachtig, daar had ik veel plezier in. Wat je nu ziet, is dat gemeentelijke diensten krimpen, dus ook de stedenbouwkundige afdelingen. Wat je als gemeente over moet houden, is het creatieve vermogen om te kunnen agenderen en om te kunnen binden, en om ervoor te kunnen zorgen dat de opgaven voor het gebied waarvoor je verantwoordelijk bent aan de orde blijven komen. En dan bedoel ik dat je daar ook de markt bij moet betrekken, want ik houd geen pleidooi voor meer beleid. Meer regels maken en die gaan handhaven, nee, dat kan niet meer. Ook op regionale schaal Ik heb ooit een plan mogen maken voor de regio Groningen-Assen. Wat je voor de stad doet, kun je ook op een ander schaalniveau toepassen. Dan heb je het over twee provincies, twee grote steden,

35

“Het lukt alleen met intensieve participatie“

“Organiseer je eigen ­opdrachtgevers”

en twaalf kleine gemeentes. Ik zei: ‘Jullie moeten iets doen, waardoor het de moeite van het investeren waard is. Dus kom nou eens met een verhaal waar niemand mee komt, en zeg nou eens dat je de dingen anders gaat doen, dat je gaat samenwerken.’ Toen hebben we een infrastructuur bedacht, een park, contingenten van woningen, jij zoveel en jij zoveel. Al dat ingewikkelde bestuurlijke werk hadden wij in dat regioplan opgelost. En toen zijn we naar Den Haag gegaan met het verzoek ons te helpen met die infrastructuur. Ieder zijn deel. Dat werkte als een tierelier. In vakkringen zei men: ‘Die ­Bakker is gek geworden! Dat is toch geen ontwerpen!’ Dank je de koekoek, dat is toch ook ontwerpen? Dit is geen werk van negen tot vijf. Misschien doe je het een aantal jaar van je leven, en moet een ander het dan overnemen. Die drive moet wel opgeleid worden, ik denk dat het te leren is. Vaak zorgen omstandigheden voor de juiste urgentie. Toen ik destijds met Ank Bleeker het bureau Bakker en Bleeker begon, was er een financiĂ«le crisis, net als nu. We konden dan wel tegen de verdrukking in een bureau beginnen, we hadden er wel voor te zorgen dat we vooruit kwamen. Het zal nog wel even duren voordat we de crisis een beetje te boven zijn. Maar in de tussentijd kun je het je toch niet veroorloven om stil te zitten?” Vraaggesprek: Willem Hermans Tekst: Jan van Grunsven Fotografie: Herman Wouters

Riek Bakker is landschapsarchitect en stedenbouwkundige. Zij is oprichter en directeur van Riek Bakker Advies (vanaf 2004). Hiervoor was zij medeoprichter en directeur bij Bakker en Bleeker (nu Bureau B+B)(1976-1986), directeur Stadsontwikkeling Rotterdam (1986-1991) en directeur Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting Rotterdam (1991-1993) en medeoprichter en directeur van BVR Adviesbureau voor Ruimtelijke Vraagstukken (1994-2007). Daarnaast was zij hoogleraar Stedenbouwkunde aan de TU Eindhoven (1997-2001) en bekleedde zij tal van nevenfuncties (o.a. Ambassadeur Aanbestedingen, Voorzitter Commissie Gebiedsontwikkeling Ministerie van VROM). Publieke bekendheid kreeg zij met haar werkzaamheden voor de Kop van Zuid en de Erasmusbrug in Rotterdam, en met haar aanpak voor de Vinexlocatie Leidsche Rijn bij Utrecht en het verleggen en overkappen van de A2.

Structuurplan en ­beeldkwaliteit Wassenaar In het gebied tussen Den Haag en Leiden heeft Wassenaar zich tot een opvallend dorp ontwikkeld. Haar vorm kreeg Wassenaar in de negentiende eeuw, het aanzicht daarvan wordt bepaald door buitens, landgoederen en grote en kleine woonbuurten. Veel van de landschappelijke karakteristieken, waaronder de duinen, de landgoederen en de open polders, zijn bewaard gebleven en maakt Wassenaar tot wat het nu is: een groene oase aan de noordwestelijke rand van de Zuidvleugel. Wassenaar bezit een aantrekkelijk en door velen geliefd woonmilieu, maar de ruimte is beperkt. Voor de grotere woningbouwopgaven is Wassenaar dan ook aangewezen op de regio, in ruil daarvoor heeft het dorp wel wat te bieden. Door zijn ligging in een historisch landschap met een aantrekkelijke netwerk voor langzaam verkeer, monumentale objecten, fraai aangelegde parken en tuinen en het recreatiepark Duinrell, levert Wassenaar een belangrijke bijdrage aan het recreatief programma van de regio. Hoewel Wassenaar geen museum is, leeft de wens tot behoud en bescherming er sterk. De gemeentelijke planvorming richt zich vooral op instandhouding en incidenteel herstel of versterking van het ruimtelijk beeld; maatschappelijke processen en de daarmee gepaard gaande plandynamiek mogen niet leiden tot een wezenlijke verandering. Gevraagd naar een bijdrage aan de planvorming van Wassenaar, koos CH & Partners een motief dat het ruimtelijk patroon van Wassenaar illustreert: de ‘Schotse ruit’. Groen staat voor het landschap, het patroon voor het duurzame raamwerk van lanen, strandwallen en weteringen dat al eeuwen in de ondergrond van Wassenaar aanwezig is. In de Schotse ruit vindt een verscheidenheid aan functies zijn plek, het patroon maakt een wisselend gebruik mogelijk. En al zijn reparaties en vernieuwing denkbaar, de overheersende kleur blijft groen. Onderwerp van discussie is de wijze waarop behoud, versterking en verandering binnen die structuur gestalte krijgen. Van 2002 tot 2011 hebben het structuurplan en het beeldkwaliteitsplan als toetsingskader voor de ruimtelijke planvorming in Wassenaar gediend. Sinds 2012 is een nieuw structuurplan van kracht. Opdracht: gemeente Wassenaar Ontwerp: CH & Partners Periode: 1999-2002


36

Over stedenbouw (reprise)

Rijnboutt Magazine

Over stedenbouw (reprise) In reactie op de vraaggesprekken in dit magazine ­reflecteert Rijnboutt bij wijze van ‘besluit’ op de ­eigen stedenbouwkundige praktijk. Wat herkennen we in wat er wordt gezegd, wat zijn onze ­ervaringen met het ‘veranderend stedelijk veld’? Een ­bureaugesprek tussen Willem Hermans, R ­ ichard Koek, Kees Rijnboutt en Bart van der V ­ ossen. “Stedenbouw vergt een lange adem. Met gebiedsontwikkeling – de vervangende benaming voor het eerdere ‘ontwikkelingsplanologie’ – is al gauw meerdere decennia gemoeid. Dat was zo in de hoogtijdagen, en dat zal altijd zo blijven. Stedenbouw overschrijdt dus de deining van de politiek (of behoort dat te doen), wat hoge eisen stelt aan plannen, planvormen, processen en organisaties. Voor elke opgave zijn die eisen verschillend, maar een

aantal daarvan geldt voor elk proces. Ten eerste: een heldere beschrijving van de beoogde plankwaliteiten, programma’s en publieke ruimte; het goed kunnen communiceren met belanghebbenden en bestuurders is immers voorwaarde. Ten tweede: het inbouwen van voldoende flexibiliteit en aanpasbaarheid, ofwel het vermogen om in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden (stijgende grondprijzen, nieuwe regelgeving). Ten derde: de langjarige

37

Over stedenbouw (reprise)

betrokkenheid van sleutelfiguren als investeerders, ambtenaren en kwaliteitsbewakers, om andere partijen (stakeholders) te kunnen binden en continuĂŻteit te waarborgen. Waar geen consistentie is, komt niets van de grond.” “Stedenbouw kent verschillende tempo’s. Elke stad is daarin verschillend. Soms is de dynamiek van ontwikkeling op veel plaatsen tegelijk voelbaar, wat resulteert in de noodzaak van onderlinge afstemming en positionering. Soms moet ontwikkeling worden gestimuleerd met creatieve ideeĂ«n, nieuwe initiatieven en tijdelijke investeringen. Centrummilieus hebben het relatief gemakkelijk. Ze krijgen de aandacht, en ook het geld en de noodzakelijke betrokkenheid zijn voorhanden. Vaak is er een duidelijk beeld over de specifieke eigen identiteit, die als ijkpunt voor vernieuwing en verbetering wordt gehanteerd. Centra van middelgrote steden in de Z ­ uidvleugel als Delft, Vlaardingen, Dordrecht of Gouda beschikken morfologisch gezien over voldoende verschillen om zich te onderscheiden van elkaar en van de twee grote steden Den Haag en Rotterdam. Op het niveau van het stedelijke programma zijn die verschillen veel diffuser. De centra bieden vaak dezelfde w ­ inkel- en horecamilieus waarbij

Rijnboutt Magazine

identiteitsdragers als de publieke functies (cultuur, musea) en de openbare ruimte voor het onderscheid moeten zorgen. Kom je buiten de centra, dan wordt dat beeld er niet beter op. We zitten in het stedelijk landschap zo dicht op elkaar, dat steden en dorpen aan eenvormigheid lijden. Veel werkmilieus zijn identiek, net als de voorzieningencentra in buitenwijken. De lokale schaal is nauwelijks toereikend om voldoende te kunnen differentiĂ«ren. Nu voor veel locaties nieuwe initiatieven nodig zijn (vanwege leegstand, veroudering, schaalvergroting, verkeersproblematiek of nieuwe programma’s) wordt de regio de schaal van afstemming. Als we geen behoefte hebben aan 24 dezelfde meubelboulevards in dit land, hoe voorkomen we dan dat die niettemin gewoon ontstaan? Stedelijkheid is niet het eerste doel; wel de vorming van een aangename, duurzame en herkenbare omgeving.” “Als je stukken stad van vijftig jaar geleden en nu met elkaar vergelijkt, dan zie je dat er verschillende veranderingen hebben plaatsgevonden, soms klein, soms groot, die niet het gevolg zijn van sturingsprocessen vanuit de stedenbouw zelf. Er zijn dingen verdwenen, er komen dingen bij. Duizenden particuliere bouwaanvragen hebben continu aan de


38

Over stedenbouw (reprise)

stad gesleuteld. De telefooncel is uit het straatbeeld verdwenen, er zitten pinautomaten in de gevel en iedereen draagt een mobiele telefoon op zak. Slow stedenbouw, zo wordt dit verschijnsel wel genoemd. Ontwikkeling in kleine stappen. Dat beperkt zich niet tot de straat of een wijk, ook op het schaalniveau van de stad en de regio hebben we ermee te maken. De stedenbouwer ziet zich nu vaker dan voorheen genoodzaakt om te reageren op wat er is ontstaan, in plaats van voort te bouwen op eerdere planvorming. Het verschijnsel op zichzelf is misschien niet nieuw – de geschiedenis van de stad is grillig – de omvang waarin het gebeurt is dat wel.”

“Waar geen consistentie is, komt niets van de grond” “Er is niet Ă©Ă©n stedenbouw. Er is een verkennende stedenbouw, een esthetische stedenbouw, een anticiperende stedenbouw, misschien ook wel een dienstverlenende stedenbouw, er is een slow stedenbouw. Wat een aantal ‘verkenners in dienst van de stad’ nu voorzien, is dat ‘de stedenbouw’ zich verschaalt. Dat is misschien nog niet overal even merkbaar, maar het speelt wel in discussies over ­visies voor de kortere of langere termijn. Het recente nummer van Oase (no. 89: Medium) speculeert over de mogelijkheid van middelgrote stedenbouw als categorie van ontwerp: “Een stedenbouw die niet noodzakelijk gedefinieerd wordt door de maat van de stad die hij bewerkt, maar door het bereik en de inzet van zijn handelen.” ‘Middelgroot’ verwijst met andere woorden niet naar de grootte van de ingreep of de omvang van de stad, maar naar het veld van relaties die met het project wordt beoogd, en de kwaliteit van de verbindingen tussen delen van dat veld: “Het middelgrootstedelijke ontwerp lijkt in dit verband een poging om los te komen van de aanzuigende kracht van het centrum, om middelgrote stedelijkheid te definiĂ«ren in andere termen dan die van haar in-betweenness of secundariteit.” “Natuurlijk volgen wij bij Rijnboutt deze ontwikkelingen met belangstelling, maar misschien is wat wij hiervan in onze praktijk herkennen, niet bij iedereen hier in het bureau hetzelfde. In het algemeen geldt dat de stedenbouwkundige aanspraak in onze praktijk kleinschaliger is en, in een bepaald opzicht, ook wat overzichtelijker. Als wij door Tilburg worden benaderd om de structuur van het kernwinkelgebied te versterken, dan is dat een introvert vraagstuk, waarbij een bestuur tot de conclusie is gekomen dat het roer om moet. Daar speelt de middenschaal wel een belangrijke rol, maar is de stedenbouw hoofdzakelijk faciliterend.

Rijnboutt Magazine

“Wij leveren een dienst, dat is wat wij in essentie doen. En als je in staat bent om tijdens het leveren van die dienst ‘naast de opgave te gaan staan’, om van daaruit te kijken naar het hele speelveld van mensen die bij die opgave betrokken zijn en naar wat dat speelveld doet, dan sta je heel anders in het werk dan wanneer je voortdurend handelt vanuit ‘het ontwerp’. Wij redeneren niet vanuit de ontwerper als auteur, maar veel meer vanuit de ontwerper als Ă©Ă©n van de rollen binnen een groter geheel. Het is onze overtuiging dat als je in staat bent om je rol in samenhang met dat geheel te beschouwen, je beter in staat bent om te opereren. In onze manier van werken proberen we heel erg breed te luisteren naar wat de opgave vraagt. Luisteren naar de stad, naar de opvattingen van het publiek en naar wat de opdrachtgever wil die het initiatief neemt. Dat zijn drie meningen die we in het ontwerp bij elkaar proberen te brengen. We richten ons op de vraag wat je met de stad wilt bereiken en welke middelen je daarvoor inzet, niet op wat het ontwerp dicteert. En dus gaat het over het smeden van de juiste coalities, over de juiste programma’s op de juiste plek, over het continu onder de aandacht brengen van wat je van belang vindt, het blijven vertellen van het verhaal van de stad, de anekdotes die daar bijhoren. En inderdaad, de mensen erop aanspreken dat je een bepaalde keuze hebt gedaan, ze informeren over de intenties die aan die keuze ten grondslag liggen. Dat verhaal gaat niet zozeer over ‘architectuur’, niet over ‘bouwhoogtes’, hoewel dat zaken zijn die onze aandacht hebben. Hoe krijgen we het zo dat we iets maken waarin mensen herkennen dat het gaat over hun stad? Wat wij doen zou je beheerstedenbouw kunnen noemen. We zijn in ons werk niet zozeer bezig met het maken van de stad, maar met het verbeteren ervan. De ‘universele’ verantwoordelijkheid is om je rol te formuleren vanuit de betrokkenheid en distantie waar we het hier over hebben. Overkoepelend herkennen wij ons heel goed in wat Riek Bakker zegt met ‘je moet je eigen opdrachtgevers organiseren’. Niettemin krijgen wij vaak de indruk dat iets vanuit de culturele en vakmatige achtergrond van architecten en stedenbouwers maakt dat zij niet erg op zoek zijn naar een coalitie met de opdrachtgever. Wat stedenbouwers vanuit hun vakgebied beweren bevestigt veelal de verkokering ervan. Alsof ze nog altijd niet hebben geleerd dat het vak niet autonoom is, het geen kunst is, maar dat het in hoge mate ‘ingebed’ moet zijn. Basaal voor iedere opgave is toch altijd om te proberen die opgave te doorgronden vanuit de ogen van bestuurders Ă©n investeerders Ă©n eindgebruikers. En dat is dan de formulering van de opgave." Tekst: Richard Koek, Jan van Grunsven Fotografie: Herman Wouters

39

Rijnboutt Magazine

Colofon Tekst Jan van Grunsven, Richard Koek, Willem Hermans Directie en medewerkers Rijnboutt Eindredactie Jan van Grunsven, Willemijn de Jonge (Mijnwerk) Fotografie gesprekken Herman Wouters Fotografie en beeld overig Rijnboutt tenzij anders vermeld Vormgeving Thonik Oplage 2100 Copyright Rijnboutt, mei 2013

Niet alle in dit magazine opgenomen projecten zijn projecten van Rijnboutt. Ze zijn gekozen uit een grote verzameling interessante, noem het voorbeeldige, projecten met de Zuidvleugel als locatie. Bijna alle zijn ze ontleend aan de reisgids 64+1 De Zuidvleugel. My Daily Urban System in 64+1 projects1, samengesteld door Willem Hermans ter gelegenheid van zijn afscheid bij Rijnboutt. Stedenbouwkundige opgaven zijn aan verandering onderhevig. Plan is meer project geworden en het lineaire karakter van het proces is vervangen door het reageren op een concrete interventie of een particulier initiatief. Er dient zich een veelheid aan andere, deels nieuwe opgaven aan. Structuurvisies en masterplannen lijken niet meer van deze tijd, niettemin blijft de aandacht voor het grotere verband en de langere termijn noodzakelijk. Eindbeelden kunnen nog steeds de ambitie verbeelden, en regie kan richting geven aan een ontwikkeling in kleinere stappen. Rijnboutt werkt aan deze (veranderde) opgaven, en met ons vele vakgenoten. Dat inspireert. Vanuit een nieuwsgierige, lerende houding zijn ook projecten van collega’s in de reisgids opgenomen, enkele daarvan staan in dit magazine. Over de geselecteerde projecten zijn verschillende verhalen te vertellen en met elkaar illustreren zij de bandbreedte aan mogelijke stedenbouwkundige opgaven. De reisgids is te downloaden via http://rijnboutt.nl/publications


Rijnboutt bv Barentszplein 7 1013 NJ, Amsterdam Postbus 59316 1040 KH Amsterdam T +31 (0)20 530 48 10 F +31 (0)20 530 48 20 info@rijnboutt.nl www.rijnboutt.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.