RNO.VIOE.2010-003
Kristof Haneca
Rapporten Natuurwetenschappelijk Onderzoek, Onroerend Erfgoed RNO.OE.2014-009 5 JUNI 2014
Verslag dendrochronologisch onderzoek
Leeftijdsbepaling van zware takken op de Kapellekesboom te Herenthout. KRISTOF HANECA
1/5
Rapporten Natuurwetenschappelijk Onderzoek, Onroerend Erfgoed 2014
Kristof Haneca
Contactgegevens: Kristof Haneca e-mail: Kristof.Haneca@rwo.vlaanderen.be Onroerend Erfgoed Koning Albert II-laan 19, bus 5 1210 Brussel www.onroerenderfgoed.be
De uitgaven uit de reeks ‘Rapporten Natuurwetenschappelijk Onderzoek, Onroerend Erfgoed’ bevatten de ruwe data en eerste resultaten van natuurwetenschappelijk onderzoek dat werd uitgevoerd aan het agentschap Onroerend Erfgoed. Ondertussen kan bijkomende informatie, die niet beschikbaar was bij de uitvoering van de natuurwetenschappelijke analyse, de resultaten en conclusies uit dit rapport hebben bijgestuurd of verfijnd. Wij raden de lezer dan ook aan om contact op te nemen met de auteur(s) om de meest recente bevindingen van het onderzoek na te vragen vooraleer naar dit rapport te verwijzen in eigen publicaties.
© Onroerend Erfgoed
2/5
Context Op 7 mei 2014 werd een terreinbezoek gebracht aan de Kapellekesboom te Herenthout (fig. 1 & 2). Deze beschermde winterlinde (Tilia cordata) (IHBE1: relict_id 801) is lange tijd niet meer gesnoeid waardoor er nu zware takken op de knot van de boom staan. Om te bepalen wanneer deze linde voor het laatst werd geknot, werd besloten een dendrochronologisch onderzoek uit te voeren op de takken van deze boom. In theorie kan de leeftijd van een boom of tak bepaald worden door Figuur 1: Locatie van de Kapellekesboom te Herenthout het aantal groeiringen te tellen. Elke (51.148688° N, 4.765070° O (WGS 84)). groeiring komt in onze gematigde streken immers overeen met één groeiseizoen. Op een doorsnede van de stam of tak zijn deze jaarringen af te lezen, waarbij de buitenste, net onder de schors gelegen, volledige groeiring werd gevormd tijdens het groeiseizoen voorafgaand aan de staalname of het afsterven van de boom. Daardoor kunnen we met elke daaropvolgende groeiring één jaar terugtellen. Het jaar dat uiteindelijk overeenkomt met de meest centrale groeiring in de boom is dan de beste inschatting in welk jaar de boom is beginnen groeien, op voorwaarde dat de stamschijf laag op de stam is genomen. Indien men deze bijvoorbeeld op 1.5 m hoogte zou afzagen, dan ‘mist’ men het aantal jaar(ringen) dat de boom of tak nodig had om 1.5 m hoog te worden. Staalname Met een aanwasboor (Pressler-boor) werden drie boorkernen met een diameter van 5.15 mm uit drie verschillende takken van de linde gehaald (fig. 2). De hoogte van de bemonstering (relatief t.o.v. de knot) en de omtrek op die hoogte is gerapporteerd in tabel 1. De boorkernen werden na droging vastgekleefd op een houder en zorgvuldig opgeschuurd met steeds fijner schuurpapier (korrel P120 > P240 > P320 > P400 > P800 > P1200), om zo de groeiringgrenzen duidelijk zichtbaar te maken. Indien nodig werd het hout nog glad gesneden met een scheermesje of scalpel, en ingewreven met krijtpoeder om de anatomische opbouw van het hout duidelijk te kunnen observeren. Daarna werd elke groeiringbreedte tot op 0.01mm nauwkeurig opgemeten met behulp van een stereomicroscoop (vergroting x10-x90) en een meettafel (Lintab™), die via een PC verbonden is met gespecialiseerde meetsoftware (TSAPWin™).
1
IHBE: Inventaris Houtige Beplantingen met Erfgoedwaarde
3/5
Figuur 2: Opmeten van de omtrek van de zwaarste takken op de knot van de Kapellekesboom te Herenthout (foto links) en het nemen van een boorkern uit een tak (foto rechts) (Š K. Smets | Onroerend Erfgoed).
Analyse van het jaarringpatroon Op de boorkernen zijn in totaal 69, 66 en 51 jaarringen af te lezen (tabel 1). De laatste maar nog onvolledige groeiring op de boorkern werd gevormd in 2014. Bij boorkern 14HER.KAP01 werd het merg aangeboord en is de leeftijd gelijk aan het aantal jaarringen. Bij de andere twee werd het merg echter niet aangeboord. Voor deze werd eerst de afstand d tot het merg bepaald m.b.v. een grafische methode2 (fig. 3). Het aantal ontbrekende ringen wordt daarna geschat door deze afstand d te delen door de gemiddelde breedte van de 10 volgende groeiringen. Tabel 1: Resultaten van het dendrochronologisch onderzoek op drie takken, en de inschatting van de leeftijd.
Dendro-code 14HER.KAP01 14HER.KAP02 14HER.KAP03 Hoogte waar boorkern werd genomen (cm) 45 50 60 Omtrek op hoogte boorkern (cm) 102 98 60 Aantal ringen op boorkern 69 66 51 4.98 mm 4.00 mm Gemiddelde ringbreedte eerste 10 ringen r w10 Afstand tot merg d (mm) 10 mm 10 mm Aantal extra ringen tot aan merg 0 2 2 Totaal aantal ringen 69 68 53 Datering oudste ring 1946 1947 1962 2
Rozas V. 2003: Tree age estimates in Fagus sylvatica and Quercus robur: testing previous and improved methods, Plant Ecology 167.2: 193–212.
4/5
Figuur 3: Grafische methode om de afstand tot het merg (d) te berekenen op boorspanen die het merg passeren. De houtstralen die grenzen aan de grootste zichtbare groeiring-boog op de boorkern worden verlengd. Daarna wordt de afstand gemeten van het snijpunt tot aan de grootste groeiring-boog. Het aantal ontbrekende ringen wordt daarna geschat door deze afstand d te delen door de gemiddelde breedte van de 5 of 10 volgende groeiringen.
Uit deze berekening kan besloten worden dat de takken zich zijn beginnen vormen vanaf 1946/47. De dunste onderzochte tak is pas later ontstaan, vanaf 1963. Conclusies -
De zware takken van de Kapellekesboomstam hebben een leeftijd van 53 tot 69 jaar. De laatste zware of volledige knotbeurt valt vermoedelijk te situeren rond 1946, al zijn er ook daarna nog wel nieuwe takken ontstaan op de knot.
5/5