De Roede van Tielt Jaargang 1998

Page 1

DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 29ste jaargang, nr 1 - maart 1998 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

© L TT

I'

I

I l)

m üi]©L®i®a Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. (051)40 18 23 Fax (051)40 51 93 DE MEIBLOEM

TE VERKRIJGEN BIJ :

dran keN

een onderneming die reeds 64 jaar lang met troeven ais VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !

VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN

Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. (051) 40 64 16

^RGENTK uw appeltje voor de dorst

STEEDS DE BETERE VOORWAARDEN Kris Tanghe Kantoorhouder

BOUCKAERT DANIEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT Tel. (051)40 42 30

leperstraat 8 8700 Tielt Tel. (051)40 39 53 Fax (051)40 56 79

l


DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : P. Callens, Waterstraat 18, Pittem - (051) 46 71 90 Sekretaris-penningmeester en verantw. uitgever :

Ph. De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt - (051) 40 18 38

Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. - Wettelijk Depot : BD 25413 Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DEZE AFLEVERING (29ste jg., nr 1, maart 1998) H. Dyserinck, Een nabetrachting bij het beeld van Olivier De Neckere (1434-1484) St. Vandenbroucke, WaarTanneken thuis was... P. Struyve, 1924 : een momentopname uit de geschiedenis van het Tieltse Vlaams-nationalisme

blz. 2-12 blz. 13-29 blz. 30-60

bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


EEN NABETRACHTING BIJ HET BEELD VAN OLIVIER DE NECKERE (1434-1484) Toen onze Kring in 1984 het initiatief nam om door Jef Claerhout een beeld van Olivier de Duivel te laten maken, was het niet de bedoeling om Olivier De Neckere te eren. We hadden het dan ook meestal niet over een standbeeld, zeker niet over een monument, maar over een beeld. De bedoeling was gewoon de Tieltenaren eraan te herinneren dat een volksjongen uit hun stad het in de 15de eeuw ooit tot ‘onderkoning van Frankrijk’ had gebracht. Zonder een waardeoordeel uit te spre­ ken. Voor het overige waren de opvatting en de uitwerking uitgesproken folkloris­ tisch gekleurd. Het beeld zelf toont de complexiteit van de figuur en is zelfs enigzins ontluisterend. Inmiddels is Olivier bij de Tieltenaar een populaire figuur gewor­ den. Bij allerlei feestelijkheden wordt hij ook aangekleed. Hij is een vertrouwd ele­ ment geworden, ‘één van de onzen’, wat voor Tanneken Sconincx (vooralsnog ?) minder het geval is. In zijn bijzonder lezenswaardige ‘Nabetrachting’ voegt profes­ sor Dyserinck daar een nieuwe dimensie aan toe. Dit illustreert hoe een ‘lieu de mémoire’ voor meerdere lezingen vatbaar is. De auteur dicht de Kring bedoelingen toe die aanvankelijk niet aanwezig waren. Maar de redactie vond de tekst zo waardevol en belangwekkend en de inzichten van de auteur zo vernieuwend - althans wat Olivier De Neckere betreft - dat ze onmiddellijk besloot om de bijdrage op te nemen. In de voorliggende bijdrage werden de tussentitels door de redactie bedacht. Prof. dr. H. Dyserinck (° Brugge 1927) was hoogleraar in de Vergelijkende Literatuurwetenschap in Aken en Luxemburg. Op 4 juli 1986 hield hij in de raadzaal van het stadhuis van Tielt een feestrede onder de titel ‘Europese beschouwingen bij de onthulling van het standbeeld van Olivier De Neckere'. De redactie

De oprichting, in Tielt, van het beeld van Olivier De Neckere, genaamd Le Daim of Le Mauvais en bijgenaamd de Duivel, nu bijna veertien jaar geleden (1), was een gebeurtenis van bijzondere aard, ja zelfs met een bij­ zondere draagwijdte. In brede lagen van de bevolking was men er zich toen waarschijnlijk nauwelijks van bewust. Sommigen meenden in het gebeuren zelfs carnavaleske elementen te mogen ontdekken. Hier gebeurde inderdaad iets buitengewoons. Hier werd geen figuur gehuldigd voor wie men sinds jaar en dag monumenten pleegt op te rich­ ten: geen vrijheidsheld, geen ‘vader des vaderlands’, niet iemand die voor zijn vaderland ten strijde was getrokken of zich ervoor had opgeofferd; evenmin iemand die zijn ‘land en volk’ in verheerlijkende teksten of ver­ zen had bezongen. En beslist niet iemand die tijdens zijn leven een belangrijke rol had gespeeld in de plaatselijke gemeenschap. Op het eer­ 2


ste gezicht ging het zelfs om het tegendeel van dit alles: een Tieltenaar die zich ten dienste had gesteld van de koning van Frankrijk, tegen de hertog van Bourgondië. Iemand die van bepaalde mogelijkheden die zijn Vlaamse geboortestreek hem bood, volop gebruik had gemaakt om in den vreemde een machtspositie te verwerven aan het koningshuis van een land waarvan zijn eigen streek in het verleden weliswaar ook vaker deel had uitgemaakt, maar dat hem in feite vreemd was. En dit om activiteiten te ontplooien die geenszins in de lijn lagen van eigen ‘nationale' belangen zeker niet in de betekenis die wij sinds het begin van de 19de eeuw aan het begrip ‘nationaal’ geven. Activiteiten die evenmin in de lijn lagen van belangen die achteraf - in de geest van de romantiek - als ‘nationaal’ wer­ den bestempeld, zoals dit met figuren als bijvoorbeeld Jan Breydel en Pieter De Coninck is gebeurd. Ook vandaag wordt dit nog gedaan door mensen die in nationale categorieën denken - om het even of die catego­ rieën nu Vlaamse, Belgische, Grootnederlandse of andere zijn. Bij Frans koninklijk besluit kreeg deze Olivier De Neckere de naam en de titel ‘Le Daim’ (wat eigenlijk ‘damhert’ betekent), maar de volksmond noemde hem meestal ‘de Duivel’ (‘le Diable’ of ‘le Mauvais’). Men zou die persoonlijkheid ook wel eens typisch kunnen noemen voor zijn land van herkomst. Typisch, in die zin dat hij - die altijd volstrekt ongeschikt is gebleken om het romantisch-nationale denken te stimuleren - toch iets vertegenwoordigde dat alleen was kunnen ontstaan in onze streken en op enkele andere zeldzame, analoog gestructureerde plaatsen van ons multi­ nationaal Europees erfdeel, namelijk een binnen-Europese grensregio.

De feiten Laten we even herinneren aan de historische omstandigheden. De hertog van Bourgondië, tegen wie Olivier zich opstelde, was bij ons zoiets als een bezetter - hoewel niet in de betekenis die men later, in het kader van de grote nationale oorlogen van de 19de en 20ste eeuw, aan dit woord gaf. Volgens de rechtsnormen van die tijd was de hertog gewoonweg een soe­ vereine landsheer en absolutistische vorst, van buitenaf opgedrongen, en dit uiteraard door politieke drijverijen waarop het ‘volk’ van hier niet de minste invloed had uitgeoefend. De hertog was meteen ook de vertegen­ woordiger van een uitermate dunne aristocratische bovenlaag, die het volk, of beter gezegd de volksklasse van ter plekke voor eigen grote poli­ tieke ambities uitbuitte - politieke ambities waarvan het einddoel zo vaak buiten onze streken lag. Onder meer door het uitspelen van zijn betrek­ kingen met het Habsburgse Rijk, streefde de hertog politieke doeleinden

3


na die, min of meer toevallig, uitgesproken indruisten tegen de politiek van de Franse koning. Die laatste droomde van andere grote staatkundige eenheden dan zijn neef, de hertog. Dit alles, we willen het nogmaals beklemtonen, boven en over de hoofden van de volksklasse heen. Olivier De Neckere was een jongen uit die volksklasse. Misschien was dit zelfs de factor die hem ertoe bracht tegen de hertog in opstand te komen. De oorzaak van die opstand zal beslist, in die 15de eeuw, geen taalpro­ bleem geweest zijn, te meer omdat de taal van de hertog en van zijn omge­ ving dezelfde was als die van de koning van Frankrijk. We weten overi­ gens niet eens hoe Olivier De Neckere het gegeven ervaarde dat hij als Vlaming was geboren en getogen. Dacht hij überhaupt in begrippen als ‘eigen land’ en ‘eigen volk’? Dat weten we evenmin. Hebben bij hem naast persoonlijke ambitie en een waarschijnlijk ook wel aanwezig genot van de machtsuitoefening - ook nog ‘idealistische’ factoren meegespeeld? Zo ja, dan kunnen we ons voorstellen dat die wel iets te maken hadden met een verontwaardiging over de behandeling van de gewone man uit de kringen waaruit hijzelf kwam. Daarmee verbonden, waren er allicht ook gevoelens van sympathie voor en solidariteit met het streven van de ste­ den en gemeenten voor het behoud van rechten en zelfstandigheid tegen­ over de hertog. We weten nagenoeg niets over de feiten en de ontwikkeling van Oliviers persoonlijkheid. In de toenmalige geschiedschrijving zijn er weinig spo­ ren over hem te vinden. We hebben de Mémoires van Philippe de Commynes (ca 1447-1511), de kroniekschrijver van Lodewijk XI die ove­ rigens eerst in dienst van de hertogen van Bourgondië had gestaan, om hen dan ten voordele van de Franse koning te ‘verraden’. We hebben ook de Chronique scandaleuse van Jean de Troyes uit het einde van de 15de eeuw. Maar we kennen niets over zijn geboorte en zijn jeugdjaren in Tielt, niets over de manier waarop hij, de Vlaming, de grondige kennis van het Frans verwierf om de weg te kunnen inslaan die hem naar de top van het Franse hof zou voeren.

De verbeelding van de kunstenaars Zo is Olivier De Neckere stilaan uitgegroeid tot een van die figuren uit een min of meer in nevels gehuld verleden die meer de verbeelding van de kunstenaars aansprak dan de belangstelling van de wetenschappelijke geschiedenisvorsers wekte. Ook het beeld dat de Vlaamse beeldhouwer Jef Claerhout van hem heeft gemaakt, draagt daarvan de duidelijke spo­ ren.

4


Olivier groeide op die manier uit tot een figuur die de volgende geslach­ ten - in de mate waarin ze überhaupt voor hem nog enige belangstelling opbrachten - op een eigen creatieve manier zijn gaan zien en aan wie ze een eigen gestalte zijn gaan geven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zeer belangrijke schrijvers uit de wereldliteratuur hem op de een of ande­ re manier in hun werk hebben betrokken, al was het soms alleen als rand­ figuur bij beschrijvingen van de Franse koning Lodewijk XI. Aan de spits uiteraard de grote vertegenwoordigers van de historische roman: Walter Scott (in zijn Quentin Durward, 1823) en Victor Hugo (in zijn NotreDame de Paris, 1831). Door het gebrek aan historische bronnen en gege­ vens konden ze zich veroorloven deze ‘historische’ figuur herop te bou­ wen en hem, bij middel van de dichterlijke fantasie, een nieuwe samen­ hang en inhoud te geven. Ze maakten hem tot een nieuw object van histo­ risch denken, ja zelfs tot een nieuw subject van potentieel historisch han­ delen. Overigens schuift Walter Scott vooral de duistere kanten van Oliviers fic­ tieve persoonlijkheid naar voren: the Devil's Oliver wordt hij in Quentin Durward genoemd. Oliver le Dain, called sometimes Oliver le Mauvais, and sometimes Oliver le Diable, de man die in nagenoeg alle aangelegen­ heden bekend was als to have possession o f the King's ear, maar dan voor­ al voor alles wat men tot de categorie van het kwaad kan rekenen. We krij­ gen zelfs te horen dat de koning hem in een bui van woede bestempelt als iemand (who) is goodfor nothing but lying, flattering en hem - erger nog - bij een andere gelegenheid in het openbaar beledigt als low-born and low-bred. Bij Victor Hugo brengt hij het beter af. In de sfeer van geheimzinnigheid die kenmerkend is voor een bepaalde romantiek speelt het gegeven van zijn Vlaamse herkomst, die Hugo herhaaldelijk en duidelijk vermeldt, er een niet onbelangrijke en overigens geenszins negatieve rol. Romantische geheimzinnigheid, niet zonder een bijsmaak van menselijkheid en mee­ voelen.

Olivier volgens Alfred Neumann Honderd jaar later, na een Engelsman en een Fransman, zal het een Duitse auteur zijn die Olivier De Neckere nog eens tot nieuw leven zal brengen door een omvangrijke en uitermate succesvolle biografische roman aan hem te wijden. Het werk is een voorbeeld van wat men nog in de 20ste eeuw de ‘historische roman’ kan noemen, maar dan met een zeer psycho­ logische en zelfs psychoanalytische inslag.

5


ALFRED NEUMANN

Kaft van Ter Teufel van Alfred Neumann, naar een ontwerp van Kurt Hilscher. Het boek, in verschillende talen vertaald, wordt nu nog geregeld herdrukt.

6


Alfred Neumann, in 1895 in Lautenburg (West-Pruisen) geboren, in 1952 in Lugano overleden, zette zich zeer uitgesproken af tegen de door natio­ nalisme gevoede dictatuur die sinds 1933 zijn vaderland onder de knoet hield. Hij ontvluchtte zijn vaderland al in 1933 en werd een van de belang­ rijkste vertegenwoordigers van de ‘Exilliteratur’ (d.i. de literatuur geschreven door Duitsers in ballingschap) van deze eeuw. Het boek ver­ scheen in 1926 onder de titel Der Teufel en werd bekroond met de hoog aangeschreven Kleistprijs. Het werd dadelijk in het Engels vertaald (eerst onder de titel The Deuce, daarna als The Devil) en ook in het Frans (als Le Diable). Later volgden nog uitgaven in tal van Europese en niet-Europese talen. Alfred Neumann heeft er geen traditioneel historische roman van gemaakt - iets wat in de Duitse literatuur van de eerste helft van de twintigste eeuw nog denkbaar zou zijn geweest. Hij voelde de behoefte niet om het tijds­ gebeuren te ontvluchten. In de tijd van de Republiek van Weimar was er heel zeker nog geen behoefte aan innere Emigration. Het werd een werk dat veeleer tot het bijzondere genre van de psychologisch-historische roman zou behoren en trouwens zelfs sporen vertoonde van invloed van Sigmund Freud. Neumann voelde zich beslist bij de figuur van Olivier betrokken. In tegenstelling tot wat Scott en Hugo hadden gedaan, behan­ delde hij Olivier niet als randfiguur, maar hij plaatste hem helemaal in het centrum van het gebeuren. Eerst, volgens wat men uit de schaarse histori­ sche gegevens kent, als barbier van de koning. Dan als de man die, door een voortdurende aanwezigheid aan de zijde van Lodewijk, meer en meer diens vertrouwen wint. Vervolgens als invloedrijke raadgever en uiteinde­ lijk als ‘broeder' en zelfs als alter ego van de vorst. Met andere woorden: de Tieltse Duivel wordt danig aan de persoon van de koning gebonden dat hij zich uiteindelijk met hem vereenzelvigt en navenant denkt en handelt, ook op hoog politiek niveau. Dit alles met het oog op de verwezenlijking van politieke structuren met Europese dimensies: in de eerste plaats de versteviging van het koninkrijk, maar verder ook een Europees evenwicht. Oliviers inzet voor het verwezenlijken van de eenheid van het koninkrijk en het redden van de kroon zelf gaat zover dat hij - na de dood van Lodewijk XI - in overeenstemming met de koningin, die in Olivier de vol­ trekker van de wil van haar echtgenoot erkent, zijn eigen veroordeling beslist. Ook dit doet hij om de weg te banen voor de nieuwe koning en voor een nieuw en nog steviger koningschap. De Duivel wordt koning, is koning. De dichterlijke vrijheid van Neumann kent geen grenzen meer, behalve als het erom gaat de figuur van Necker op te trekken tot het niveau van iemand die zichzelf verheft boven alle vormen van egoïsme en van bekrompen denken.

7


Achter dit alles staat - als een soort van poëtisch motief dat in de loop van het verhaal zelfs het karakter van een Leitmotiv krijgt - Gent, de stad waar Olivier, volgens Neumann, zijn eerste politieke stappen heeft gezet. Gent war keine gute Stadt. Der Geist der Empörung schlief n i c h t zo begint het boek en bij het begin van het tweede deel komt dezelfde zin terug, met de bedoeling een nieuwe etappe in de groei van Neckers persoonlijkheid in te leiden. De barbierszoon uit het kleine Tielt is aanvankelijk een mens die zonder gewetensbezwaren naar het veroveren van de macht streeft. Het uitoefe­ nen van macht op grote schaal en op het hoogste niveau: macht door de koning, macht met de koning, macht naast de koning en tenslotte macht als alter ego van de koning. Dit staat bij Neumann in het centrum van het verhaal, samen met alle persoonlijke tragische gevolgen die veroorzaakt worden door het streven naar en het uitoefenen van die macht - tot aan het einde toe. Bij het lezen van die psychologische roman komt langzaam - en dit in dui­ delijke tegenstelling tot de romans van Scott en Hugo - nog een ander aspect van de persoonlijkheid van onze Duivel naar voren: de politieke dimensie van zijn handelen. En deze politiek - die van Olivier zowat de belangrijkste man naast de koning heeft gemaakt - is Europees. Bourgondië is bij wijze van spreken de nationale staat die ‘volksvreemd’ is geworden. Frankrijk is de bovenbouw, het koninkrijk dat boven het her­ togdom staat, het rijk dat men zich als koepel boven de kleinere staten gaat voorstellen. Zo wordt de inzet van Olivier aan de zijde van Frankrijks koning, tegen de hertog van Bourgondië, Europees. Vooral wanneer, door de dood van Karei de Stoute, een huwelijk van zijn dochter Maria met de aartshertog en latere keizer Maximiliaan van Oostenrijk zich als mogelijkheid afte­ kent. Ondanks alle verbintenissen tussen Bourgondië en Oostenrijk pro­ beert Lodewijk nog Maria als echtgenote voor zijn zoon aan de haak te slaan, iets wat aan Europa een heel ander uitzicht zou gegeven hebben. Alfred Neumann maakt van die gebeurtenis gebruik om Olivier als gezant van de koning naar Gent te sturen om er te ‘onderhandelen’ met Maria. Olivier als realisator van ’s konings grootste Europese plannen. Het gebrek aan concrete informatie over het verloop van Olivier De Neckers leven en over de omstandigheden waaronder hij zijn loopbaan heeft uitgebouwd, heeft de wilde verbeelding de vrije teugel gelaten. Het spreekt voor zich dat de literatuur daar voor een flink deel verantwoorde­ lijk voor is. Bij wijze van voorbeeld is er het verhaal rond de verhouding, met de toestemming van de Duivel, tussen zijn vrouw Anne en Lodewijk XI. (Dit is bij Neumann een voortzetting van het verhaal rond de rol van

8


pooier die de Duivel in zijn jonge jaren t.o.v. zijn zus in Brugge en later in Rome zou hebben gespeeld.) Zo ook het verhaal van zijn diplomatiek optreden in tal van historisch bekende politieke gebeurtenissen.

Louter verbeelding ? Is het beeld dat Neumann van Olivier schept nog verantwoord ? Stemt het beter met de werkelijkheid overeen dan het beeld dat Victor Hugo en Walter Scott ons aanbieden ? Wij weten: niet alleen de historici zijn meer dan eens de gevangenen van hun eigen perspectief en hun eigen metho­ des, maar de dichters zijn het nog veel meer. En er is soms ook wel eens sprake van het intuïtieve en visionaire element dat bij de scheppende kun­ stenaars waarheden naar voren kan brengen die door anderen, met hun rationalistischer overkomende methodes, nooit worden bereikt. In zo'n gevallen hoort het ons dus toe om over de kwestie van de ‘realiteit’ heen te stappen en te beslissen over de betekenis van het verhaal voor onze tijd. En hier kunnen we de ogen niet sluiten voor het volgende: bij Neumann krijgen we in de figuur van zijn Olivier Necker te maken met een Vlaming die zich - uitgaande van de supranationale aspecten van zijn herkomst - in dienst van hogere Europese stromingen en structuren gaat stellen en daar terechtkomt in een leidinggevende rol. Deze biedt hem de mogelijkheid om heel ingrijpende invloed uit te oefenen. Het zal in de loop van onze geschiedenis niet het enige geval van dit soort zijn. Dat Walter Scott in zijn Quentin Durward Olivier een rol toedicht in tal van duistere politieke drijverijen van Lodewijk XI tegenover de hertog van Bourgondië wijst in dezelfde richting. Dit bevestigt ons de wetmatig­ heid van Neumanns keuze. En dat beide auteurs in hun fantasierijke beschrijvingen van die ene figuur van Le Mauvais voor het overige in ster­ ke mate van elkaar afwijken, wekt evenmin verbazing. Dit is het gevolg niet alleen van de schaarse historische gegevens waarover wij beschikken, maar ook van de rijkdom van Oliviers persoonlijkheid. Bij Victor Hugo ontbreekt het in zijn Notre-Dame de Paris niet aan ver­ wijzingen en zinspelingen in de richting van Vlaanderen en van de Vlaamse herkomst van Olivier Le Daim. Zeker ligt de hoofdklemtoon bij hem meer op het geheimzinnige, het duistere en zelfs het occulte of ver­ borgene dat in de relatie tussen Olivier en zijn koning een rol speelt. Maar als Lodewijk XI uiteindelijk naar voren treedt als de persoon die erin geslaagd is het koningschap een stevige verankering te bezorgen en ondanks zijn mislukt beleid t.o.v. de Bourgondische hertog - het konink­ rijk achter te laten als een grotendeels verwezenlijkte eenheid, dan wordt

9


daarbij de rol van ‘la Flandre’ maar al te zichtbaar. Het is dan ook niet meer dan logisch dat ook in Neumanns werk en beschrijving van Neckers persoonlijkheid dat ene element aanwezig is. Dit herinnert - nu eens op een nadrukkelijke, dan weer op een vrij discre­ te wijze - aan bepaalde kenmerken die men generaties lang beschouwd heeft als bestanddelen van de mentaliteit van de bewoners van onze con­ treien: van buitenuit hard en - ingevolge armoede en soms onmenselijke levensomstandigheden - de indruk van ongesnoeidheid en zelfs van grof­ heid verwekkend, maar in de kern beheerst door een element van mense­ lijkheid en goedheid. Een polariteit, een tegengestelde tweeheid, die ook vaak uit onze expressionistische schilderkunst spreekt. Al is de figuur van Olivier Le Daim, de Tieltse ‘Duivel’, dan ook helemaal geen ‘nationale’ figuur, zo betreft het dus toch een verschijnsel dat ken­ merkend mag worden genoemd voor de tijd en streek waarin hij is gebo­ ren.

Europa En er is meer. Het beeld dat Neumann van hem heeft gesmeed en dat hij, in tegenstelling tot Scott en Hugo, uitvoerig ontwikkelt en begiftigt met een rijke complexiteit - zodat wij ons als mens van het einde van de 20ste eeuw dichter bij zijn Olivier voelen staan - omvat nog een andere soort politieke dimensie. Die dimensie duikt overigens niet toevallig op bij een auteur die, in de woelige jaren na de Eerste Wereldoorlog, meeleeft met het verwarde en verwarrende politieke gebeuren in eigen land en er een uitgesproken humanistische en internationalistische houding aan over­ houdt. Een politieke dimensie ook die gekenmerkt is door een leven in en met de Europese multinationaliteit en door het bewustzijn van de nood­ zaak om een dergelijk leven te beamen. Alfred Neumann, de Europeer, weet aan welke kant van de barricades hij staat. En zijn Olivier is bij nader toezien in menig opzicht zelfs een weerspiegeling van dit engagement. En vooral zal de figuur van Neumanns Olivier - ook de politieke aspecten ervan - kenmerkend zijn voor de mogelijkheden die hem worden geboden door zijn herkomst en door de bijzondere ligging en historische voorbe­ stemming van die kleinere regio, geklemd tussen grotere blokken, die in zijn tijd ook al Vlaanderen heette. Olivier Necker (of ‘der Necker’, zoals Neumann hem ook weleens noemt) komt hier eenvoudigweg over als een van die talrijke Vlamingen die in de loop der eeuwen hebben laten zien hoe hun vorming in eigen streek - ook al veranderden de ‘nationale’ grenzen ervan vaak - hun de mogelijkheid

10


bood tot een internationale activiteit en uitstraling. Het ontbreken van een nationale kleur in de persoonlijkheid van ‘der Teufel’ kan er misschien menigeen toe verleiden in hem in de eerste plaats een avontuurlijk heer­ schap te zien, agerend en intrigerend tegen de ene bezetter van zijn land dank zij de voordelen en de inkomsten die hij van de andere potentiële bezetter ontvangt. Uiteraard een alles behalve ‘vaderlandse’ figuur. Maar eigenlijk is hij een kenmerkend product van een sfeer van grenservaring en grensoverschrijding die de mogelijkheden biedt om, in een uitermate moderne zin, over en boven het ‘nationale’ heen uit te groeien. Zo zijn de gedachten waartoe wij ten aanzien van dat beeld in Tielt wor­ den gedreven, gemakkelijk op de volgende manier samen te vatten. Hoe meer we ons verdiepen in het beeld dat nog na eeuwen van Olivier is overgeleverd, hoe meer inzicht we krijgen in het toekomstperspectief van persoonlijkheden als hij en daarmee van dit deel van de Lage Landen waaruit ze zijn ontsproten: contreien waar de nationale grenzen steeds weer werden verschoven en verlegd, waar het ene politiek regime voort­ durend het andere overlapte en verving. Een streek waar, door de eeuwen heen, op een duidelijke manier tot uiting is gekomen dat alle nationale denkmodellen uiteindelijk, noodzakelijk en in beginsel, een relatief karak­ ter hebben. Dit is ook het geval voor het begrip ‘natie’ zelf, waarvan de Europese preromantiek en romantiek van de 18de en 19de eeuw ons noch­ tans zo graag wilden doen geloven dat het ‘heilig’ was. Het politiek karak­ ter van de herkomst en de ontwikkeling, van de mogelijkheden en de ver­ wezenlijkingen van de figuur Olivier de Neckere wordt op die manier Europees. Daarom kan het gerechtvaardigd zijn hem te eren met een monument. Een blik op de dubbele rol van monumenten is in dit verband dan ook niet overbodig. In eerste instantie zijn het natuurlijk herinneringen aan een his­ torisch verleden, verbonden met de wil om deze herinnering te bewaren, te bestendigen. Herinnering dus aan grote figuren, aan grote gebeurtenis­ sen en, sinds de 19de eeuw, liefst uitgesproken nationaal geïnspireerd en aanzettend tot een gevoel van samenhorigheid. Binnen het nationale den­ ken dienden de monumenten als inspirerende elementen die het volk en vooral de opgroeiende jeugd voorbeelden van burgerzin en inzet voor de nationale gemeenschap moesten aanreiken. Vooral omstreeks 1900 wer­ den tal van dergelijke monumenten in onze contreien opgericht. Maar een monument kan ook een naar de toekomst gerichte functie heb­ ben. We hebben het hier dan niet over de zopas besproken bedoeling om de herinnering aan een bepaalde persoon of gebeurtenis voor de toekomst veilig te stellen. Maar wel dat het monument ook de bedoeling kan heb­ ben om uit het verleden bepaalde (uiteraard positieve) lessen of conclusies 11


naar de toekomst toe te vertalen. Dit laatste oogmerk verklaart dat de figuur van Olivier, bijgenaamd de Duivel, in volle twintigste eeuw, vijfhonderd jaar na zijn dood, weer volop aandacht krijgt. Hier gaat het niet alleen om het gevolg van de veelzijdig­ heid en rijkdom die zijn persoon in psychologisch opzicht te bieden heeft. Hier gaat het niet alleen om de centrale persoonlijkheidselementen die ertoe leidden dat een Duits schrijver hem in 1926 tot onderwerp van een kwalitatief hoogstaand en meteen opvallend werk heeft gemaakt. Het is dan ook in politiek opzicht goed dat Tielt, bij het naderen van het einde van de eeuw, voor deze figuur een standbeeld heeft opgericht. En we begrijpen dat dit zin- en stijlvol is in een stad die sedert tientallen jaren een bijdrage levert tot het moderne Europese denken, dat uiteraard alleen door de relativering van de nationale denkmodellen tot stand kan komen. Voor een tafelrede, naar aanleiding van de viering van een vooraanstaand Vlaams politicus, die op Europees vlak en binnen de Europese politieke en administratieve geledingen een vooraanstaande plaats inneemt, zocht ik, rond de tijd van de onthulling van Oliviers standbeeld, naar een bij­ zonder passende uiting van lof. Toen moest ik onwillekeurig terugdenken aan August Vermeylen, eerste rector van onze vervlaamste Gentse universiteit, die in zijn Kritiek der Vlaamsche Beweging de onovertroffen woor­ den vond: ‘Vlaming zijn om Europeer te worden.’ En, denkend aan de oude Romeinen die van hun kant het bene meritus als hoogste lof vanwe­ ge de res publica uitspraken, meende ik dat men over Vlamingen allicht geen groter lof kan spreken dan te zeggen dat ze als Vlamingen het ‘Europeer worden’ al voor een flink deel hebben verwezenlijkt. Misschien is Olivier De Neckere al zo'n figuur geweest. Een voorloper ? Het beeld dat de geschiedenis en de kunst van hem hebben achtergelaten en in leven hebben gehouden - of tot leven hebben gewekt - bevat in elk geval de trek­ ken die tot het schetsen van zo'n portret konden en mochten leiden. Het strekt de Vlaamse en Europese stad Tielt dan ook tot eer dat ze in die richting is gaan zoeken naar iemand voor wie ze in de eindigende 20ste eeuw een bronzen beeld kon oprichten. Hugo DYSERINCK

(1) Op 7 december 1984 droeg 'De Roede van Tielt', in het Cultureel Centrum Gildhof, het kunstwerk van Jef Claerhout over aan het stadsbestuur van Tielt. Het beeld bleef zowat anderhalf jaar in de voorhal van het CC Gildhof staan. Op 4 juli 1986 werd het officieel onthuld op de Markt, naast de gerestaureerde halletoren.

12


WAAR TANNEKEN THUIS WAS ... In Gottem was Tanneken Sconyncx thuis. Zij runde daar een hoeve samen met haar man Thomas van der Meulen en vier volwassen kinderen. In de vele publicaties (1) die verschenen omtrent haar tragisch wederva­ ren en martelaarschap, kwam Gottem, haar leef- en woongemeenschap, dan ook herhaaldelijk ter sprake. Bij het lezen van deze hallucinante gebeurtenissen, die zich dus voor een groot deel in Gottem afspeelden, ontstond bij veel lezers de behoefde om kennis te maken met dat onbekende dorpje aan de Leie, dat steeds deel uit­ gemaakt heeft van de roede van Tielt. Tegelijk vroeg men zich af of er misschien nog sporen van Tanneken terug te vinden zijn. Waar precies heeft zij gewoond ? Waar ligt/lag de heerlijk­ heid Ter Beke en haar vierschaar ? Waar stond/staat de herberg waar zij uiteindelijk werd aangehouden ? Men had ook vragen naar de feodale structuur. Hoe is het te verklaren, bijvoorbeeld, dat het de schepenbank van Ter Beke (een veeleer kleine heerlijkheid te midden van zoveel ande­ re en grotere) was die de verhoren deed ? Nochtans was Tannekens woon­ plaats niet afhankelijk van de rechtbank van Ter Beke ! Deze en andere vragen willen we hier behandelen, in de hoop ons steen­ tje toe te voegen aan het al zo omvangrijke Tannekendossier. Kennismaking Gottem (nu deelgemeente van Deinze) is 619 ha. groot. De gemeente was steeds dunbevolkt. Uit het landboek (1712) kunnen we opmaken dat er slechts 32 bebouwde percelen waren, in totaal 13 ha 14 a. De rest was akkerland en meersen. Met landbouw, veeteelt en vlasbewerking kwam men er aan de kost. Bij de haardentelling in 1469 (2), werden in Gottem maar 34 haarden geteld, wat - bij een gemiddeld aantal personen per haard van 4,5 tot 5 neerkomt op ca. 170 inwoners. Maar dit cijfer mogen we gerust als lager dan normaal beschouwen, gezien de moeilijke tijdsomstandigheden in 1469. Ook tijdens het leven van Tanneken Sconyncx was Gottem, zoals overi­ gens heel het Tieltse platteland, bijwijlen danig ontvolkt door de gods­ dienstoorlogen die in de regio werden uitgevochten. In 1587 (Tanneken was toen ongeveer 30 jaar oud), werd in Gottem nog slechts 44 ha. bebouwd (3). In 1601 (2 jaar voor haar overlijden) zou de bevolking van Gottem slechts ongeveer 138 inwoners hebben bedragen (4). De rest van de bevolking was immers gevlucht voor de niets- of niemandontziende 13


DC. ^ T e > t c , B M

---- : gemeentegrens === : landweg : voetweg : woongebied van T.S.

"f-


legerbenden van beide kampen (protestants-Nederlandse, katholiekSpaanse). Veel inwoners kwamen nooit meer terug naar hun al dan niet geplunderde woning of hoeve. Toch begon rond 1600 een langzaam herstel en in 1691 waren er 450 inwoners (5). In 1796 was het bevolkingsaantal tot 867 opgelopen (6). Tenslotte noteren we in 1816 1038 inwoners. Dit is het hoogste cijfer ooit voor Gottem genoteerd. Want nadien is er een steeds dalende curve te merken : een voortdurende terugval. In 1981, bijvoorbeeld, waren er nog slechts 623 Gottemnaars (7). Aan de basis van deze voortschrijdende terugloop ligt hoofdzakelijk de dalende tewerkstelling in de traditionele sectoren en het gebrek aan plaatselijke industriële activiteiten. Voor een beter begrip van onze verdere gebiedsbeschrijving, zal het nodig zijn geregeld het grondplan van Gottem (in bijlage) voor ogen te hebben. Wij hebben het hedendaagse grondplan evenwel, naar best vermogen, aangepast aan de situatie zoals ze ten tijde van Tanneken Sconyncx (15001600) moet geweest zijn. Sinds haar tijd zijn er inderdaad een aantal belangrijke zaken gewijzigd : het rechttrekken van Leiebochten in Gottem en Oeselgem ; de verbindingsweg van Dentergem, via OeselgemPonthoek, naar Olsene (waar de kerk met het centrum toen aan de Leie lag) ; de vele kleine voetwegen, vitale adertjes in het wegennet, die nu nagenoeg allemaal verdwenen zijn. Anderzijds hebben we niet-relevante details weggelaten omwille van de overzichtelijkheid. Gottem wordt begrensd : - van west over noord naar oost : door de oude Mandelbeek. - van oost naar zuid : door de Leie. - van zuid naar west : door de provinciegrens West-Vlaanderen. De oude Mandei met haar ongerepte beekdepressie, vormt voor de gewo­ ne weggebruiker een natuurlijk obstakel : waterige meersen, kreupelhout, struikgewas. Over de beek liggen over de volledige lengte slechts drie smalle brugge­ tjes, één karrespoor breed ! Het zijn de enig mogelijke toegangswegen naar Dentergem (Dentergem-brug), naar Wontergem (Wontergem-brug) en Grammene (Grammene-brug). Bij lage waterstand gebruiken de betrokken boeren enkele doorwaadbare plaatsen of leggen anders een ste­ vige boomstam over de beek heen. De Leie is ook zo’n natuurlijke barrière. Over heel haar lengte ligt er hele­ maal geen brug. Wie naar de overkant wil, naar Machelen, waar kerk en centrum vlakbij de Leieoever liggen, neemt het overzetbootje. Ook het vee, dat naar de vette Gottemse Leiemeersen moet, moet met een pont overgevaren worden.

15


Dit gekneld liggen tussen Oude Mandei en Leie, heeft wel tot gevolg dat Gottem, vooral het centrum dan, een eerder gesloten karakter vertoont. Het zuidwesten van de gemeente, geheel afgebakend door de provincie­ grens, is daarentegen volledig ontsloten. De contacten met de buren van Oeselgem, Wakken en Markegem worden door geen enkele natuurlijke hindernis bemoeilijkt. Grosso modo stellen we twee concentraties van leefgemeenschappen vast. De eerste betreft het dorpscentrum, annex Leiehoek, rondom de kerk, met de “Plaats” als voornaamste punt. Typisch is wel dat het kerkgebouw hele­ maal niet centraal staat in de gemeente. Bij de behandeling van de feoda­ le structuur, komen we op deze excentrische ligging terug. De tweede, grotere leefgemeenschap betreft de Varingshoek (er zijn meerdere schrijfwijzen) : het gebied rond het aloude toponiem De Tapuit. Dit gebied in Gottem (in de volksmond ‘den versten hoek’) is altijd tame­ lijk autonoom geweest en was uiteindelijke meer gericht op de onmiddel­ lijke buren Oeselgem, Wakken, Dentergem, Markegem en zelfs Olsene, dan op het afgelegen dorpscentrum. Dit ligt nogal voor de hand als we enkele onderlinge afstanden bekijken. Vanaf de hoekplaats Tapuit bijvoorbeeld, liggen de grenzen van Oeselgem en Wakken maar een paar honderd meter ver en de grenzen met Markegem en Dentergem maar één kilometer. De kerk van Dentergem staat op anderhalve kilometer en de kerk van Olsene (destijds !) op nog geen twee kilometer. Alleen Wakken (kerk, kasteel met gevangenis, marktplein) ligt praktisch even ver als de eigen parochiekerk, te weten ongeveer 2 km 600 m. De meeste mensen van het dorp kenden dan ook nauwelijks hun medeparochianen van den ‘versten hoek’. Slechts omwille van formele, burgerlij­ ke of kerkelijke verplichtingen kwamen die naar het dorp afgezakt. Bij gemeenteraadsverkiezingen stonden zij eendrachtig achter de kandidaat van hun eigen wijk. Tussen de twee genoemde geconcentreerde leefgemeenschappen, het dorpscentrum en de Varingshoek, liggen verspreid en onafhankelijk van het stratenpatroon, afgelegen hoeven langsheen Leie of beek, aan de rand van de kouterruggen. Waar woonde Tanneken ? Uit haar dagdagelijkse sociale contacten zoals ze in onze basisteksten vaak aangehaald worden, blijkt zonder meer dat de hoeve van Tanneken Sconyncx in de Varingshoek stond. Het volstaat om deze contacten door een Gottemse bril te bekijken om spontaan tot deze conclusie te komen. Wij geven enkele voorbeelden :

16


• Tanneken wordt op zekere dag om llu . ’s avonds gezien aan de Dentergembrug. Als uitleg daarvoor, verklaart zij dat zij haar zoon tege­ moet ging en ook nog dat zij naar Wakken op weg was. Gezien de omstandigheden, moet zij dus in de buurt gewoond hebben. • Met Wakken zijn er overigens meerdere contacten. Zij gaat er naar de dinsdagse markt. Zo kan men het ook meemaken dat een woeste baljuw Meganck Thomas van der Meulen, weduwnaar van Tanneken geworden, op een kruiwagen naar de kasteelgevangenis van Wakken voert. De baljuw was overigens van Markegem. • Ook Olsene wordt vaak vernoemd. Tanneken gaat er boter kopen. Van Olsene terugkomende, volgt zij met mensen van Dentergem dezelfde weg naar huis. Interessant is vooral het getuigenis van de Olsenaar Roelant Van Dale, die het veer hield tussen Oeselgem en Olsene. Hij verklaart dat het gezin Van der Meulen-Sconyncx samen met “diveersche persoonen van Oeselgem en Gottem tsynen huuse ende hove snachts quamen slapen omme bevrijt ende beschermdt te syne vande ghuesen ofte vrybuyters". Bedoeld wordt het Staatse Leger dat vanuit Oostende oprukte. Over de Leie (zonder brug) voelde men zich in de dorpskern van Olsene beschermd. Het ziet er dus naar uit dat de vluchtelingen, zowel uit Oeselgem als uit Gottem in Tannekens omgeving woonden. • Tenslotte blijkt dikwijls dat Tanneken niet op een afgelegen hoeve woonde, maar integendeel meerdere buren had, die haar trouwens niet altijd gunstig gezind waren, zoals de vele burenruzies aantonen. Uit dit alles mag men besluiten dat Tanneken in de leefgemeenschap van de Varingshoek woonde. Maar op welke hoeve precies zou het kunnen geweest zijn ? Jammer, maar dit hebben we niet (of nog niet ?) kunnen achterhalen. Toch willen we even dieper op deze vraag ingaan. In de door ons aangeduide woonwijk, de Varingshoek, treffen wij in het Gottemse landboek (1712) volgend aan­ tal bewoonde percelen aan : - “Bewoonde partij land” : 4 percelen - “Hofstede” : 6 percelen Eventueel kunnen we daar nog 2 hofsteden aan toevoegen, die zich een weinig buiten de betrokken gebiedsomschrijving bevinden, zodat we uit­ eindelijk 8 hofsteden dienen te bekijken. Ter vergelijking : in datzelfde landboek tellen we voor heel Gottem, 36 bewoonde percelen, waarvan 25 “hofsteden”. Verder uitsorteren van onze 8 hofsteden, kunnen we (bij gebrek aan preciezere gegevens) maar doen

17


op basis van de geschatte omvang. Maar hier knijpt het schoentje. Hoe groot was de hoeve van Tanneken ? Enerzijds bezat zij 4 bunder grond (ca. 5.34 ha) en anderzijds weten wij dat haar hoeve onderdak verleende aan 2 paarden, 6 koeien en 5 varkens. Welnu, elke boer zal u zeggen dat er, om een dergelijke veestapel te kunnen onderhouden, veel meer nodig is dan 5.34 ha ! Vooral het aantal paarden wekt verwondering. Zo’n klein hof­ stedeken kan zich in geen geval 2 paarden veroorloven. Vergeten we bovendien niet dat een dergelijk dierenbestand heel wat stal­ lingen en bijgebouwen veronderstelt. Het is dan ook vrijwel zeker dat Tanneken, naast haar eigen bezit, heel wat gronden inclusief meersen in pacht had, zodat ze in totaal over een 10-tal ha. kon beschikken. In deze hypothese blijven er van de 8 genoemde hofsteden nog 4 of 5 kandidaathoeven over. Verder willen we ons niet wagen. Tanneken sprak blijkbaar de waarheid toen ze zei “tamelyck ende naer qualiteyt ghegoef' te zijn. Waar lag/ligt het Goed Ter Beke ? Het klinkt misschien een beetje eigenaardig, maar het lokaliseren van het Goed ter Beke, dat zo’n bekend historisch verleden heeft, verliep niet zo gemakkelijk. Dat kwam gewoon omdat deze hofstede in de volksmond als Ter Wateren bekend staat, zoals het ons overigens in de dorpsschool werd onderwezen. Zelfs pastoor Valère Gaublomme, niet onverdienstelijk inza­ ke heemkunde, vermeldt in zijn boek over Gottem (8) zowel Ter Wateren als Ter Beke als zijnde twee verschillende oude hoeven ! De ligging van Ter Beke was hem onbekend, want hij lokaliseert de hoeve niet, terwijl hij dit wèl doet voor Ter Wateren door de namen van de huidige bewoners (die dus eigenlijk op Ter Beke wonen) te vermelden. Overigens komt, bij mijn weten, een ‘Goed Ter Wateren’ nergens in archiefstukken voor, ter­ wijl anderzijds de benaming Ter Beke nog tot in de 19de eeuw vermeld wordt. Hoe dan ook, bij onze speurtocht naar de ligging van Ter Beke, die volle­ dig uit het volkse geheugen was uitgewist, werden wij aanvankelijk op het verkeerde been gezet en zochten we overal, behalve op de plaats als Ter Wateren gedoopt. Niemand dacht er toen ook aan dat Ter Wateren wel eens synoniem kon zijn van Ter Beke(n). De eerste publicaties en het Tieltse programma rond Tanneken Sconyncx (waarin de heerlijkheid Ter Beke een belangrijke schakel vervulde) her­ nieuwden onze ijver om de ligging van Ter Beke terug te vinden. We boekten een eerste succes door combinatie van de volkstelling uit het jaar V (1796) - waar de bewoners van de “Ferme Ter Beken” staan ver­ meld - met de gegevens uit het landboek (1712) en met persoonlijk fami-

18


lieonderzoek via de parochieregisters (9). Uiteindelijk vonden wij een definitief bewijs van haar ligging in twee ren­ teboeken (ca. 1720), betreffende de heerlijkheden Wallebeke en Ter Beken. Het bijzondere aan deze rentebrieven waren de bijgevoegde kaarten waar­ op “den cauter van het Goet ter Beken” getekend staat. Maar nog groter was onze verrassing toen bleek dat in de uiterste hoek van de kouter (tus­ sen de Aalbeek en de Saisenbeek en langs de heirweg van Markegem naar Gottem) een schets staat van de “oude vierschare van het leenhof Ter Beke” en waarachtig ook van de schandpaal. Hierdoor weten we niet alleen de precieze ligging van Ter Beke, maar ook van haar vierschaar, waar Tanneken en ook haar man, zo dikwijls zijn moeten verschijnen. De Potter en Broekaert ( 10) vermelden dat “nog in ‘t begin der XVIIE. de vierschaar der heerlijkheid Gottem in de opene lucht” stond. Deze ver­ melding klopt dus met de gegevens van genoemde renteboeken (11). Ter Beke(n) heeft haar naam niet gestolen. De hoeve ligt namelijk in een beekdepressie tussen kouterruggen (14-15m hoogte) en wordt als het ware ingekapseld door twee verschillende beken, die wat verder in de Oude Mandelbeek uitmonden. Enerzijds de grillige Saaisenbeek, die zich rake­ lings langs de hoeve slingert en ooit de voedingsbron was van haar omwalling (op de Popp-kaart van ca. 1848 nog duidelijk getekend) en anderzijds de Aalbeek, die mee de grens afbakent van haar kouter (ca. 15 ha). Wat de geschiedenis van Ter Beke betreft, het leen komt voor het eerst in de bronnen voor in een akte van 1368 (12). Vanaf 1425 komt de heerlijk­ heid expliciet met naam voor. Het leen had een foncier van 10 bunders en er waren geen achterlenen van afhankelijk. Als énig leen in Gottem, hing Ter Beke rechtstreeks af van het kasteel van Kortrijk en het leenhof van Tielt. Na een dénombrement in 1430, komt de heerlijkheid in de docu­ menten van genoemd kasteel en leenhof niet meer voor. Voor dit verdwij­ nen is maar één aanvaardbare reden te bedenken, namelijk dat de heer­ lijkheid Ter Beke, nà het dénombrement van 1430 een andere afhanke­ lijkheid heeft gekregen. We komen verder op dit punt terug. Juffrouw Celine Van Vaemewijc is de eerste bekende houdster van Ter Beke. Minstens 5 generaties lang bleef deze familie in het bezit van Ter Beke. Niet alleen van Ter Beke trouwens, want zij was ook eigenaar van meerdere lenen en hoeven in de streek, zodat men zich kan afvragen of er een verband zou kunnen zijn tussen de familienaam (Van) Vaernewijc en het aloude toponiem Vaerinx-hoek (of -wijk). Maar dit terzijde. Door familiebanden werd het geslacht Bate (Bette) eigenaar. Het was deze familie Bate, die het hierboven vermelde dénombrement van 1430 indiende.

19


(In het rechthoekje met nr 19 :) ligging en afbeelding van de vierschaar en de schandpaal van ter Beke in een renteboek van 1720 (Rijksarchief Gent, Renteboek van Wallebeke en ter Beke in Fonds Piers de Raveschoot, nr 754).


Weer via familiebanden, kwam Ter Beke vanaf 1430 in handen van de familie Vander Haegen, een adellijk geslacht uit Gent, dat, - zoals we ver­ der zullen zien - op een bepaald ogenblik en dit tot 1586/1587, de groot­ ste grootgrondbezitter van Gottem was door stelselmatige aankoop van een aantal heerlijkheden, die uiteindelijk uitgroeiden tot de dorpsheerlijk­ heid van Gottem. Belangrijk voor de geschiedenis van Gottem en de achtergronden van Tannekens gerechtelijk wedervaren, is het banale feit dat Simon Vander Haegen, circa 1545, Ter Beke verkoopt aan Lieven de Sicleers. Deze Lieven de Sicleers behoort eveneens tot de oude Gentse adel. Hij is een politiek zwaargewicht, die in 1559 baljuw wordt benoemd van de Kasselrij van den Oudenburg, die 13 Oost-Vlaamse parochies, waaronder Nevele, omvatte. Lieven de Sicleers verheft zijn heerlijkheid als leen van de graaf van Vlaanderen en breidt haar uit met verschillende achterlenen. In 1665, zo blijkt uit de al genoemde renteboeken, waren er dat 19, waar­ onder 4 hofstedekes. Lieven de Sicleers overleed in 1578 en werd door zijn zoon Frans opge­ volgd. Het was deze Frans de Sicleers die heer was van Ter Beke tijdens het pro­ ces van Tanneken Sconyncx en dus een van de hoofdverantwoordelijken voor de martelgang van de Gottemse vrouw. De heren van Gottem De geschiedenis van de heren van Gottem is ook een heel bijzonder ver­ haal, dat men beslist moet kennen om bepaalde aspecten van Tannekens behandeling en proces te snappen. Wij schrijven 1550. Jacob Vander Haegen is de onbetwistbare ‘Heer van Gottem’. Zijn voorgeslacht heeft gedurende meer dan 100 jaar in Gottem een heerschappij opgebouwd van een aantal heerlijkheden, lenen en ach­ terlenen : Ter Hulst, Meulenwalle, Ter Leien en Te Walle. Het geheel zowat 100 ha. groot. Ter Beke is in handen van de Sicleers. Jacob Vander Haegen is daarmee niet alleen de grootste grootgrondbezit­ ter, maar (wat veel belangrijker is) hij bezit ook de zogezegde dorpsheer­ lijkheid, het ‘heerschip van Gottem’. Dat kwam omdat kerk en kerkhof volledig omringd en ingesloten waren door zijn gronden en afhankelijk­ heden. Niemand keek er dus van op dat Jacob Vander Haegen zich, net als zijn voorgangers-familieleden, de titel “heer van Gottem” toeeigende zon­ der ooit benoemd te zijn geweest. Dergelijke situatie was, tussen haakjes, niet zo uitzonderlijk, want dat was ook wel eens het geval in andere gemeenten. De Vander Haegens brachten de heerlijkheden Meulenwalle, Ter Leien en

21


Te Walle samen in één gemeenschappelijke wet met één en dezelfde bal­ juw en schepenbank voor de drie. Te Walle, een oude kasteelhoeve (13), gelegen aan de samenvloeiing van de Oude Mandei en de Leie, was veruit de belangrijkste van de drie heer­ lijkheden. Zij had een foncier van ongeveer 35 ha. en dit was meteen het grootste foncier in heel Gottem. Te Walle bezat ook een privédreef (de huidige Polderweg), die verbinding gaf met de kerk. Misschien mogen we eraan herinneren dat de dorpsheer traditioneel ook zijn daadwerkelijke inbreng had in sommige kerkelijke aangelegenheden. Dit specifieke aspect speelt een beslissende rol in de verdere geschiedenis van de heren van Gottem. W ant... wat gebeurt er nu ? Op 16.1.1558 benoemt Philip de Montmorency, graaf van Nevele, Lieven de Sicleers, eigenaar van de heerlijkheid Ter Beke, tot heer van Gottem met uitdrukkelijke vermelding van zijn prerogatieven inzake de kerk. Deze benoemingsbrief, door ons uit het Frans vertaald (14), luidt als volgt : “Wij, Philip de Montmorency, graaf van Hoorn (15), Heer van Weert, Altena, van het land van Nevele (.... ), ridder van het Gulden Vlies (......) aan al diegenen die deze geschriften zullen lezen, laten wij weten dat wij op het verzoek en het rekwest van onze waarde en welbeminde Lieven de Sicleers, edelman uit de stad Gent, om zekere redenen die ons hiertoe bewegen en voor de vermeerdering van ons land en heerlijkheid van Nevele ; wij aan hem verleend en gemachtigd hebben en bij deze hem ver­ lenen en machtigen als achterleen het gezag zich te noemen, om te dragen en zich te betitelen Heer van Gottem, lid afhangend van ons gezegd land van Nevele, met tevens (het recht) om de rekeningen van gezegde kerk die ervan afhangt te aanhoren, in te zien en a f te sluiten reserverende voor ons en ons domein van Nevele alle andere rechten, prerogatieven en voorrang, o f hoe men ze ook kan noemen, die wij en onze voorgangers, heren van Nevele, voorheen hebben gehad en tegenwoordig nog hebben op dorp, parochie en enclave van Gottem, waarvan hij en zijn opvolgers, gesproten uit het tweede huwelijk, voor eeuwig en altijd zullen genieten met het leen dat hij houdt van de graaf van Vlaanderen, liggende in genoemd dorp, genaamd de heerlijkheid Ter Beke, door hem aangekocht van Simon Vander Haegen (..... ).” De benoemingsbrief gaat dan verder over allerlei praktische zaken zoals dénombrement, relief, etc. Uit een latere kanttekening blijkt dat het de Sicleers ook was toegestaan van tvooren sitten ende tvooren offeren in de kercke van Godthem. 22


Waarom neemt de heer van Nevele deze beslissing ? En wat steekt er ach­ ter dat geheimzinnig zinnetje “om zekere redenen die ons hiertoe bewe­ gen’ ? De oplossing van dit raadsel ligt zó voor de hand ! Jacob Vander Haegen, tot dan toe ‘heer van Gottem’, was namelijk een vurig protestant, die openlijk de reformatie voorstond. Als actief lid van het Gentse Consistorie, werd hij meerdere malen gezien op de hagepreken (16). Zo onder meer in Deinze op 10 augustus 1566. Door de Raad van Beroerten werd hij op 29 maart 1568 verbannen (17). Hij week uit naar Wezel (Duitsland), waar hij in 1569 diakens en diaconessen aanstelde. Uiteraard kon de heer van Nevele niet blijven toekijken. Het risico dat het kerkgebeuren in Gottem een reformatorische wending zou nemen, was veel te groot. Daarom werd de gezagsgetrouwe de Sicleers benoemd tot heer van Gottem en het jaar daarop (1559) bevorderd tot baljuw van de kasselrij Oudenburg waaronder, zoals eerder gezien, Nevele viel. Ondanks de benoeming van de Sicleers, bleef Jacob Vander Haegen zich heer van Gottem noemen. En zo komen we in de algemene geschiedenis van Gottem tot de verwarrende situatie dat er, in de periode tussen 1558 (benoemingsdatum de Sicleers) en 1566 (verbanning Vander Haegen) twee verschillende personen als heer van Gottem genoemd worden. Alle bezittingen van Jacob Vander Haegen werden op 27 februari 1587 verkocht, in aanwezigheid van drie volmachthouders, aan Willem van Paemele, president van de Geheime Raad des Konings. Een trouwe onderdaan dus van Philips II, door wie hij tot ridder werd benoemd. Ridder van Paemele gebruikte voor zichzelf nooit de titel “heer van Gottem’', maar wel “heer van Te Walle”, enz. Die eerste eer was en bleef voor de Sicleers, zijn geestesgenoot. De benoemingsbrief bezorgt ons een aantal interessante inzichten en informatie. - Het staat nu vast dat op een bepaald ogenblik (vermoedelijk na het dénombrement van 1430, zoals we hoger aangaven), de heerlijkheid Ter Beke van het kasteel van Kortrijk - leenhof Tielt - is overgegaan naar het land van Nevele, waartoe de dorpsheerlijkheid Gottem behoorde. - Dat was, zoals blijkt uit de benoemingsbrief, alleszins het geval in 1558. De kans is derhalve zeer groot dat, ongeveer 40 jaar later, tijdens het proces van Tanneken Sconyncx, Ter Beke niet tot het leenhof van Tielt behoorde zoals algemeen wordt aangenomen en geschreven. Tenzij er misschien aan het statuut van Gottem, als kleine enclave van het land van Nevele, bepaalde wijzigingen zijn gebeurd. Zoals toen Martin de la Faille in 1592, alle heerlijkheden, die aan de familie de Montmorency toebehoorden, aankocht.

23


- Waarom, als Ter Beke niet van het leenhof van Tielt afhing, deed de schepenbank van Gottem dan een beroep op bijstand van Tieltse leen­ mannen ? Om de eenvoudige reden dat Gottem als geheel niet echt meeleefde met het (verre) land van Nevele en haar 13 parochies, maar sterk afgestemd was op het vertrouwde Tielt, hoofdplaats van haar Roede ( 18). Dat was nog duidelijker het geval met de Varingshoek, alleen al door zijn geografische ligging. Ook het feit dat baljuw Meganck (hij was analfabeet !!!) in Markegem woonde, waar hij schepen was ( 19), zal zeker een rol hebben gespeeld om op mannen van Tielt, die hij persoonlijk moet gekend hebben, een beroep te doen. - Een volgend belangrijk punt, zo lijk mij, is het feit dat de Sicleers niet alleen heer van Ter Beke wàs, maar nu plots ook heer van Gottem werd met alle eerbetuigingen en voorrechten vandien. Zou het drieste en dictatoriale optreden van baljuw Meganck niet voor een deel te verklaren kunnen zijn door het feit dat hij niet alleen baljuw was van Ter Beke, maar ipso facto baljuw van de dorpsheer ? Is zijn optreden, over het grondgebied van de hele parochie, wel anders te verklaren ? Blijkbaar was er ook een (stilzwijgend ?) akkoord met Van Paemele, heer van Te Walle en grootste grootgrondbezitter. Vergeten we niet dat Tannekens aanhouding gebeurde in een kamer van de herberg die op de heerlijkheid Te Walle stond. Volgens Thomas van der Meulen, in zijn eer­ ste repliek, was dat één van de begane procedurefouten (20) tijdens het rechtsgeding. En hierbij wijst Thomas steeds weer op het feit dat de schepenbank van Ter Beke zijn boekje te buiten is gegaan. De herberg der zittingen Op 17 oktober 1602 gaat Tanneken samen met haar man naar Gottemplaats, meer bepaald naar de herberg gehouden door François van der Plancke en zijn vrouw Barbeelke van den Watermuelene omme te sien gheselen sekeren vrauwen persoon berucht wesende van Tcrym van tooverije. Het gaat hier om een zekere Peronne du Puis, een rondzwervende, vreemde “heks”. Toevallig is daar ook een belangrijk persoon aanwezig : Jan Fabry, advocaat in de Grote Raad van Mechelen. Op 24 december wordt Tanneken aangehouden in de Westerkamer van deze herberg. Uit de replieken van Thomas van der Meulen, na Tannekens dood, weten wij dat de kamer in kwestie stond op de heerlijkheid van de heer van Paemele, dit is dus op de heerlijkheid Te Walle. Samenvattend weten we dus : - dat de herberg op de Plaats, de dorpskern, lag.

24


- dat Jan Fabry daar eens toevallig aanwezig was. Deze aanwezigheid wordt nergens verklaard, was nergens voor nodig en was blijkbaar ook niet gevraagd en gewenst door baljuw Meganck, zoals uit de stukken blijkt. Zijn aanwezigheid was dus inderdaad geheel toevallig, wat erop wijst dat die herberg een logementshuis was, een aloude afspanning voor passanten. Als we er het landboek van 1712 bijhalen, dan stellen we vast dat er op Gottem-plaats slechts 9 woningen zijn : 3 gewone huizen, 5 hofsteden en 1 herberg. De herberg bevindt zich op de hoek van het kruispunt Oude Heirbaan Ardense Jagersstraat -Donkerstraat. - De Oude Heirbaan, een staatsbaan, is een eeuwenoude verbinding tus­ sen Gent en Kortrijk. Zij volgt zo dicht mogelijk de linker Leieoever en was daardoor doorheen heel onze geschiedenis van groot militair-strategisch belang. De middeleeuwse legerbenden (maar ook nadien) kenden haar ! - De Ardense Jagersstraat (vroeger de Pontstraat) loopt naar de kerk (100 meter verder), naar Te Walle en naar het veer op de Leie tegenover Machelen-centrum. Aan het veer lag ook de ‘aert’, anker- en losplaats voor schepen. - De Donkerstraat tenslotte leidt naar Wontergem en sluit verder aan op de Heirbaan naar Markegem. Zo komt men ook in Dentergem, Tielt, Roeselare, enz. Het is langs deze Heirbaan dat de vierschaar van Ter Beke lag. Zonder enige twijfel mag men dus zeggen dat het kruispunt waarop de herberg lag, het belangrijkste knooppunt was/is van de dorpskern. Op de officiële lijst van “alle herbergen, aubergiën ende brandewijnhuysen binnen de prochie van Gotthem” (edict van 21 juli 1779) wordt de her­ berg als volgt “breeder verclaert” (21) : Alvooren een herberghe daer vooren teekenen uytsteeckt de Swaene, staende op het dorp ofte platse van Gotthem langst den grooten wegh loopende van Deynse naer Wacken (....) van immemoriaelen tyde geweest synde eene herberge sorterende onder d ’heerelijckhede van Walle. Tussen haakjes : in 1712 worden slechts twee herbergen vernoemd ; in 1779 zijn dat er vier. We menen dus te mogen besluiten dat de herberg waar Tanneken Sconyncx aangehouden werd, zich bevond op de hoek van het kruispunt van de Oude Heirbaan met de Ardense Jagersstraat. Deze locatie draagt nu het huisnummer 107, maar is niet de originele woning. Zij werd immers vóór 1940 onteigend en afgebroken om de Oude Heirbaan te verbreden en de aftandse kasseistrook door een moderne wegbedekking te vervangen.

25


Het lijdt geen twijfel dat deze herberg steeds de ordinaire vergaederplaetse van wetthe is geweest. Ook het feit dat een vreemde vrouw (du Puis) daar werd gegeseld en ondervraagd, wijst in die richting. De ongewijde begraafplaats Op 6 juni 1603 werd Tanneken Sconyncx in Gottem in ongewijde aarde begraven ter platsen daer eertijds ghestaen heeft een herberghe die men iet De Puitte. Dit is het enige referentiepunt dat wij hebben en, helaas, vinden wij geen spoor van een herberg met die naam. Omwille van het feit dat de herberg in kwestie een naam droeg, vermoe­ den wij dat het een herberg in de oorspronkelijke betekenis van het woord moet geweest zijn. Landelijke drankhuizen, zeg maar dorpscafés, droegen indertijd meestal geen naam. Als De Puitte dan een echt logementshuis was, dan lag dit vanzelfspre­ kend ook langs een belangrijke verkeersader en meestal was het dan ook een hoekhuis. Een herberg genaamd De Puitte vinden we dus nergens terug. Drie beken­ de herbergnamen zijn : De Swaene, De Kieckkauw en De Tapuit. En hier valt toch wel de treffende gelijkenis op die er bestaat tussen De Puit en Tapuit. Heeft de Gentse griffier, onbekend met die plaatselijke benaming, Tapuit misschien niet goed verstaan ? Of werd het hem moeilijk gemaakt wegens een onduidelijke uitspraak zodat hij “Tepuit” hoorde en er meteen een kikvors, een puitte, van maakte ? De vraag blijft open. In het landboek van 1712, staan slechts twee percelen als herberg vermeld. De Tapuit is daar niet bij. Wel staat het perceel (nr. 397) - hoek Ongarijstraat - Varingstraat, nu een restaurant - als volgt beschreven : Een bewoonde partij land, genaemd den Taphuyt. Er wordt dus niet gezegd dat het een herberg is, maar het toponiem Tapuit wordt wel aangehaald. Tapuit komt ook voor als gehucht ! Op de officiële lijst van 1779 daarentegen, luidt deze locatie als volgt : Eene herberge van audts genaemd dan Tapuyt (.... ) staende langs den pontwegh van Dentergem naer Olsene, van immemoriaelen tyde herberge geweest zijnde (.... ). (22) Verder staat het vrijwel vast, dat men met het lijk van Tanneken Sconyncx, via genoemde Pontweg (nu Varingstraat) van Tielt naar Gottem is geko­ men. Een andere weg lijkt uitgesloten. En zo komt men onvermijdelijk aan de Tapuit terecht. Anderzijds kan men zich moeilijk voorstellen dat de ‘notabelen’ (superbeul Waelspeck op kop, met griffier en schepenbank), Tanneken zouden begraven achter hoek of kant, maar integendeel, fier als ze waren op hun geleverde prestaties, op een goed zichtbare, toegankelijke plaats. En waar­

26


om niet langs die Pontweg aan de Tapuit, de leefgemeenschap van Tanneken ? Het blijft koffiedik kijken. Maar dat er een verband is tussen De Puitte en De Tapuit kan niet zonder meer worden afgewezen. De St.-Annakapel en de “heksenput” Verwijzen de St.-Annakapel en de “heksenput” naar Tanneken Sconyncx ? Sommigen zijn geneigd om dit te denken. Laten we dit even onderzoeken. Er staat een kapel, toegewijd aan de H. Anna (Tanneken = Anna De Coninck !), in de buurt van de hoekplaats Tapuit en de Pontweg, die we samen in de vorige paragraaf besproken hebben. De kapel staat op de hoek van een toegangsweg naar een hoeve. Vanuit de hoeve vertrekt er een voetweg naar Dentergem-brug en ook een voetweg naar het hof Ter Beke. Was dit de hoeve van Tanneken Sconyncx ? Werd zij op deze plaats begra­ ven ? Circa 1700, zo vermeldt het landboek, was de hoeve onbewoond. Anderzijds is het zo dat de huidige kapel maar dagtekent uit de vorige eeuw en zij staat inderdaad ook niet vermeld op de Popp-kaart (ca. 1845). Was de oorspronkelijke kapel ter ere van de H. Anna, bouwvallig gewor­ den en werd zij pas jaren later heropgebouwd, groter en mooier dan tevo­ ren ? Op deze vele vragen kunnen wij, jammer genoeg, geen antwoord geven. Tenslotte is er de zogenaamde heksenput. Dit is een moerasachtige poel op de Aalbeek, die in haar verdere loop de kouter van Ter Beke aandoet. Deze put lag destijds langs een voetweg, nu gedeeltelijk verdwenen, en had een kwalijke reputatie. Spelende kinderen mochten er niet in de buurt van komen. Wellicht zijn er, in dit drassig moerasveen, ooit mensen terechtgekomen en langzaam weggezonken. Of misschien zijn daar ooit in de volkse verhalen - vreemde en spookachtige verschijnselen te zien geweest ? Een direct verband met Tanneken Sconyncx lijkt me ver gezocht. Er zijn trouwens in Gottem nog meerdere “heksen” geweest. Wij denken hier meer speciaal aan een zekere Joos Verpraet (23), ervan beschuldigd luitenant te zijn van de toveraars en de toveressen. Hij werd op 15 januari 1661 (60 jaar na Tanneken !) in Olsene doodgewoeld en ver­ brand. Hij was pachter (slechts korte tijd) op een hoeve, eigendom van François-Philip Lanchals, baron van Exaarde en heer van Olsene, Dentergem, Oeselgem en Gottem. Die hoeve was waarschijnlijk .... Ter Beke ! Waarom gebeurde de terechtstelling in Olsene ?

27


Omdat François-Philip, op het ogenblik der feiten pas 17 jaar oud, op het kasteel van Olsene woonde. (Noteer : hij erfde alle bezittingen toen hij 6 jaar oud was en hij was 14 jaar toen hij trouwde. Het meisje was er toen 15 !) Het ‘Sconincxvelt’ De heerlijkheid Ten Hove, gelegen aan de oude Mandei nabij Grammene, was een omwalde hoeve van ca. 25 bunders. Ook deze hoeve heeft een rijk historisch verleden. In een pachtcontract voor de Raad van Vlaanderen verleden in 1543 (24), komt de plaatsnaam “Sconincxvelt’ voor. Verdere informatie ontbreekt evenwel, zodat we er niet in geslaagd zijn dit topo­ niem te situeren. Mogelijk houdt het wel verband met de familie Sconyncx. De hoeve is, zoals Ter Beke, ooit in het bezit geweest van de familie Van Vaemewijc, heren van Exaarde, maar is later, door huwelijks­ banden, overgegaan naar het geslacht De Gruutere, die er eeuwenlang eigenaar van bleef. Hier eindigt het resultaat van onze zoektocht door Gottem, waar Tanneken thuis was. Omstreeks 1615 overleed Frans de Sicleers, heer van Ter Beke en van Gottem tijdens Tannekens proces. Philip Lanchals werd vervolgens eige­ naar van Ter Beke en werd meteen ook de nieuwe heer van Gottem. Deze Philip Lanchals, reeds heer van Olsene en Dentergem, was gehuwd met Marie, Florence de Gruutere, vrouwe van Exaarde en Oeselgem. Het echt­ paar Lanchals - de Gruutere bezat in Gottem al meerdere heerlijkheden, zoals Sybroeke en te Voorde met achterleen Te Doorne. Nu kwam daar dus ook Ter Beke bij. In 1727 kwamen alle plaatsen (Gottem, Oeselgem, Olsene, Dentergem, enz.) in het bezit van het geslacht de Kerckhove. Deze plaatsen werden in 1733 onder drie broers verdeeld. Gottem en Oeselgem kwamen onder de families de Kerckhove d'Ousselghem terecht. Hun familiegraf bevindt zich op het Gottemse kerkhof. Daar liggen een 10-tal familieleden begraven. Emmanuel-Jan de Kerckhove d’Ousselghem, gestorven omstreeks 1800, was de laatste heer van Gottem. Stefaan VANDENB ROUC KE

28


VOETNOTEN 1. Onze basisdocumentatie was : - Monballyu J., Machtsmisbruik in heksenvervolgingen. Het proces tegen Tanneken Sconyncx te Gottem, in 1602-1603, Volkskunde, LXXXII (1981), p. 43-67. - Monballyu J., Was Tanneken Sconyncx een heks ? Een analyse van haar proces in 1602-1603, ‘De Roede van Tielt’, XXV (1994), 94-140. - Hollevoet Fr., Tanneken Sconyncx, een heksenpassie, Tielt, ‘De Roede van Tielt’, 1994, 32 blz. 2. Hollevoet Fr., Markegem, het vermaakelijk dorp, eigen uitgave, 1996, p. 201. 3. Hollevoet Fr., Tanneken Sconyncx, een heksenpassie, o.c., p. 3. 4. Hollevoet Fr., Tanneken Sconyncx, een heksenpassie, o.c., p. 3. 5. Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, Jaarboek 1972, p. 150. 6. Telling van het jaar V, R.A.G., Scheldedepartement nr. 1690. 7. Bouwen door de eeuwen heen, deel 12N3, Brepols, p. 88. 8. Gaublomme V., Gottem, herinneringen uit de tijd van toen, Gottem, Sportcomité, 1978, p. 2. 9. Volkstelling, R.A.G., Scheldedepartement, nr. 1690. Landboek, R.A.G., Fonds 97, nrs. 2, 3 en 4. Renteboeken, R.A.G., Fonds Piers de Raveschoot, nr. 754. Met dank aan Flor Nachtergaele (Ronse), die ons de fotokopies bezorgde. 10. De Potter F. en Broekaert J., Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen, 1864-1870, deel Gottem, p. 17. 11. De tekening staat gedeeltelijk afgedrukt in Fr. Hollevoet, Tanneken Sconyncx, een hek­ senpassie, o.c., p. 15. 12. Gesquiere G., De Roede van Tielt, kasselrij Kortrijk (XlVde eeuw - 1502). Heerlijkheden en lenen gehouden van het kasteel van Kortrijk en het leenhof van Tielt, licenciaatsverhandeling K.U.L., 1982, p. 70-71, 188, 285, 356-357. 13. De Potter F. en Broekaert J., o.c., p. 1. 14. De originele brief staat integraal gepubliceerd bij De Potter F. en Broekaert J., o.c., p. 8 en 9. 15. De heer van Nevele, Philip de Montmorency, was dus niemand minder dan de graaf van Hoorn, welbekend uit onze geschiedenisboekjes. Hij bekleedde diverse belangrijke functies. Zo was hij ondermeer kamerheer van Karel V, kapitein van de lijfwacht van de jonge Philips II, lid van de Raad van State, stadhouder van Gelderland, orde van het Gulden Vlies. Bij zijn pogingen om een godsdienstvrede tot stand te brengen, werd hem een zwakke houding tegenover de protestanten verweten. Ondanks een nieuwe eed van trouw, werd hij aangehouden en terechtgesteld. Samen met Egmont werd hij op 5.6.1568 op de Brusselse Markt onthoofd. Dit gebeurde dus 10 jaar na de benoemingsbrief van Lieven de Sicleers. 16. Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, Jaarboek 1980, p. 17. Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, Jaarboek 1980, p. 18. Vandenabeele A„ Over de heerlijkheid en het land van Nevele, in Jaarboek 1951 van de Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, p. 8. 19. Hollevoet Fr., Markegem, het vermaakelijk dorp, o.c., p. 104, voetnoot 4. 20. Monballuy J., Was Tanneken Sconyncx, een heks ? De Roede van Tielt, XXV (1994), p. 125. 21. Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, Jaarboek 1979, p. 22. Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, Jaarboek 1979, p. 23. Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, Jaarboek 1962, p. 24. R.A.G., Raad van Vlaanderen 965118.

29

35. 35, voetnoot 18.

165. 165. 198.


1924 : VLAAMS-NATIONALISTEN, VLAAMSE OUDSTRIJDERS EN CHRISTEN WERKERS VERENIGD ROND DE AMNESTIEGEDACHTE: EEN MOMENTOPNAME UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET TIELTSE VLAAMS-NATIONALISME (*) INLEIDING Deze studie vormt een onderdeel van een ‘werk in uitvoering’. Het ligt in mijn bedoeling de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme in Tielt tus­ sen de twee wereldoorlogen op een systematische manier te bestuderen en te analyseren (1). In dit artikel presenteer ik één jaar (1924) uit de geschiedenis van het Tieltse Vlaams-nationalisme. Noodzakelijkerwijs moet dit fragment wat geïsoleerd overkomen. Toch meen ik dat het, als detailstudie, ook op zich kan staan. Het ‘Wat vooraf ging’ moet een ruimer kader scheppen en schetst de grove lijnen van mijn bevindingen voor de periode 1919-1923. In de eindbeschouwing belicht ik summier de verdere evolutie. Amnestie voor veroordeelde activisten was een zeer heet hangijzer in het naoorlogse Belgische politieke bestel. Na heel wat gebakkelei kwam er eind 1928 een uitdovingswet en pas eind jaren dertig (1937) werd een echte amnestiewet gestemd. Ondertussen waren reeds vroeger wetten gestemd die tegemoet kwamen aan veroordeelde oud-strijders (1919 en 1921) of aan administratief gezuiverden, ambtenaren en onderwijzers die uit hun functie ontzet werden (1925/1926)... Maar ‘politieke’ amnestie was natuurlijk het belangrijkste breekpunt. Dit artikel handelt echter niet over de geschiedenis van de amnestiegedachte, wel over hoe dit thema door de Tieltse nationalisten geïnterpre­ teerd en gebruikt werd en hoe ze o.a. op basis van die amnestiegedachte een verbond poogden te sluiten met de Vossen (Vlaamse Oud-Strijders) en de Christen Werkers. In essentie probeert dit artikel een antwoord te formuleren op de vraag: op welke manier poogden de Tieltse nationalisten (een klein groepje) uit hun relatief isolement te breken en hun aanhang te vergroten? In deze studie wil ik aantonen dat dit in 1924 vooral gedaan werd door het thema amnes­ tie te bespelen.

30


WAT VOORAF GING... Na de Eerste Wereldoorlog ontstond ook in Tielt het Vlaams-nationalisme. Een poging om alle (katholieke) flamingante krachten te bundelen in een Katholieke Vlaamse Bond (KVB) met het zogenaamde minimumprogramma van Frans Van Cauwelaert (2) als speerpunt, mislukte echter. De Tieltse KVB ging begin 1921 kapot aan de groeiende interne tegenstellin­ gen tussen radicale en gematigde elementen enerzijds, en het afhaken van de Katholieke Burgersbond anderzijds. De lokale Frontpartij van haar kant raakte evenmin van de grond. Medio 1921 richtten de meer radicale flaminganten de Vlaamse Studiekring op die moet gezien worden als opvolger van de Frontpartij in Tielt. De voorzitter, Constant De Vries, speelde een vooraanstaande rol in de uitbouw van de beweging. In april 1923 kon de Studiekring een eigen lokaal huren: Jong-Vlaanderen (in het Vijverstraatje) werd het middelpunt van de Vlaams-nationale actie in Tielt. Eind 1923 werd de KVB heropge­ richt, maar hij was duidelijk nog slechts een pendant van de Tieltse Studiekring. De leden ervan vergaderden bijvoorbeeld in JongVlaanderen. De Bond zou na enkele jaren wegdeemsteren. De Tieltse Vlaams-nationale aanhang was aanvankelijk zeer klein maar haar invloed groeide, onder meer door haar greep op de plaatselijke VOSafdeling (Verbond van Vlaamse Oud-Strijders), waarvan De Vries ten laat­ ste begin 1923 secretaris werd. Ook naar de christelijke arbeidersbewe­ ging, waarvan ongetwijfeld een groot aantal leden ook aangesloten waren bij de oud-strijdersvereniging, werd gelonkt. In 1924, het jaar waarop onderstaande studie betrekking heeft, zien we een Vlaams-nationalistische beweging met een groeiend zelfvertrouwen aan het werk. In dat jaar werden de banden met de Vossen versterkt en groei­ de op het einde van dat jaar ook de samenwerking met de christelijke arbeiders. De nationalisten zelf waren ideologisch sterk geradicaliseerd: ze eisten volledige amnestie, zelfstandigheid voor Vlaanderen en waren uitgespro­ ken anti-Belgisch. Ook de parlementaire Vlaamse vleugel van de Katholieke Partij, de Vlaamse Kamergroep rond Frans Van Cauwelaert waarin ook Aloys Van de Vyvere (3), katholiek volksvertegenwoordiger voor Roeselare-Tielt, zwaar doorwoog, kon op weinig krediet rekenen. De leden ervan werden eerder als vijanden dan als bondgenoten beschouwd.

31


Constant De Vries, Antwerpenaar van geboorte, meldde zich als vrijwilliger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij bracht het grootste deel van de oorlog door als verpleger in Franse hospitalen. De foto dateert uit die periode. Na de oorlog huwde hij met een Tieltse, Germaine Deschout. Het gezin kwam in 1921 in Tielt wonen. De Vries engageerde zich onmiddellijk in het Vlaams-nationale leven. Hij werd de voorzitter van de Vlaamse Studiekring en tevens de secretaris van de Vlaamse Oud-Strijdersbond. Het Tieltse Vlaams-nationalisme in de jaren twintig draagt dan ook dui­ delijk zijn stempel. (foto Herman De Vries)

32


In het teken van amnestie In 1924 beleefde Tielt een woelig jaar. De nationalistische (straat)manifestaties stonden in het teken van amnestie en een daarmee gepaard gaand antibelgicisme. Elke gelegenheid, of het nu ging om de begrafenis van een oud-strijder, de 11-juli-viering, de Ijzerbedevaart, of de 11-november-herdenking, werd aangegrepen om deze thema’s te beklemtonen. De Tieltse nationalisten waren duidelijk aanwezig, niet in de gemeenteraad, maar op straat. Ze voelden zich sterk en geloofden dat een steeds groter deel van de bevolking hen steunde. De amnestiebeweging, die reeds in 1920 van start was gegaan, kwam in een stroomversnelling toen de activistische hoogleraar Antoon Jacob eind 1923 vrijgelaten werd. Hij begon een grote amnestieactie en stelde daar­ bij de figuur van August Borms, de activistenleider die een levenslange gevangenisstraf uitzat en weigerde gratie te vragen (omdat zijn vrijlating verbonden werd aan politieke inactiviteit), centraal (4). Borms was tijdens de Eerste Wereldoorlog lid geweest van de Raad van Vlaanderen, die opgericht was als wetgevend lichaam voor Vlaanderen. Op Borms’ voorstel riep de Raad - tegen de wil van de bezetter - de onaf­ hankelijkheid van Vlaanderen uit, nadat eerder reeds de bestuurlijke scheiding - mét goedkeuring van de Duitsers - doorgevoerd was. Na de oorlog werd de gekerkerde Borms het symbool van het door België verknechte Vlaanderen. Geleidelijk kreeg zijn figuur bijna mystieke pro­ porties en werd hij beschouwd als de ongekroonde koning van Vlaanderen. Amnestiebetogingen waren dan ook dikwijls Bormshuldigingen waarbij het antibelgicisme niet van de lucht was. De resem amnestiebetogingen van eind 1923 en 1924 startten dus bij de Antwerpse huldebetoging op 25 november 1923 naar aanleiding van het vrijkomen van Jacob. Hij verzocht de manifestatie om te buigen tot een amnestiemeeting en een Bormshulde. Op de manifestatie waren Vlaamsnationalisten uit heel Vlaanderen afgekomen, waaronder een afvaardiging uit West-Vlaanderen met universiteitsstudenten en 24 Tieltse Studiekringers (5). De Antwerpse meeting vormde voor Jacob het startpunt van een groot­ scheepse tournee door het land waarbij hij vooral actief was in WestVlaanderen, waarschijnlijk door de inbreng van Jeroom Leuridan (6), die Jacob dikwijls vergezelde, samen met mevr. Albert Pil-Van Gastel en de juff. Olfs (7). Op 17 februari 1924 kwam Jacob spreken in Roeselare (waar de Tieltse Studiekringers ook aanwezig waren), enkele dagen later (24 februari) stond hij in Poperinge op het podium (8), in mei was hij in Kortrijk en in

33


juni deed hij Gistel aan (9). Tielt kon niet achter blijven en men besloot om op 27 april een grote amnestiebetoging en -meeting te houden. Als sprekers zouden, naast de onvermijdelijke Jacob, ook juffrouw Charlotte Olfs en Jeroom Leuridan optreden. Leuridan werd echter vervangen door Ward Hermans (10). De organisatie berustte bij een Amnestiecomité met vertegenwoordigers van de Vlaamse Studiekring (Constant De Vries, die duidelijk de eigenlij­ ke leider was), de Katholieke Vlaamse Bond (Emiel Desutter), VOS (voorzitter Camiel Neirynck) en BVOS (de Bond voor Vlaamse OudSoldaten, gelieerd aan VOS met als afgevaardigde Fritz Desutter, zoon van Emiel) (11).

Het kerkhofincident en de problemen binnen VOS Voor het zover was raakten de gemoederen in het stadje sterk verhit. Aanleiding vormde een incident op 8 april rond de begrafenis van Remi Deroo, een invalide oud-strijder die bezweken was aan de gevolgen van het frontgas (12). Constant De Vries hield, als bestuurslid van VOS, aan het graf een gele­ genheidstoespraak. Na de plechtigheid werd hij echter op bevel van bur­ gemeester Fritz Boone door de rijkswacht aangehouden “omdat het vader­ land belasterd geweest was”. Hij moest de tekst van zijn redevoering afge­ ven in de rijkswachtkazerne, waarna hij terug in vrijheid gesteld werd. Het incident was natuurlijk een mooie gelegenheid om de burgemeester eens goed de waarheid te zeggen. De West-Vlaming, het weekblad van de Vlaams-nationalisten uit de kustprovincie, striemde: ”zijn kleingeestige koleire tegen al wat Vlaams en volks is, liet hij reeds dikwijls blijken”. Daar tegenover werd de figuur van De Vries gesteld: ”een ongerept, integraal-katholiek en onwrikbaar-Vlaams man”. De West-Vlaming drukte de grafrede van De Vries af, en het moet gezegd, de inhoud ervan was van een ongehoord scherp en bitter cynisme. De oor­ log noemde De Vries “de grote, onmenselijke en nutteloze mensenslach­ ting” en hij sprak van het “nutteloos offer van ons jeugdig leven”. Het lot van de overledene - die ten strijde getrokken was voor “de zelfstandigheid der kleine volkeren” (13) - was vreselijker dan dat van diegenen “die vie­ len onder de slagen van de Franse en Belgische cipiers in de gevangenis­ sen van Fresnes, Orléans en Auvours” (14), want hij heeft na de oorlog nog moeten ondervinden dat het vaderland zijn beloften verloochend heeft en hem aan zijn lot overgelaten heeft, zodat “al uw lijden en uw dood tot niets hebben gediend”. Ons ideaal (van VOS) is, besloot De Vries, de vernietiging van het onze-

34


L IJK R E D E V AN C O N S T A N T D E V R IE S B IJ H E T G R A F VAN R E M I D E R O O

Alhoewel wij, Vlaamse oud-strijders, eraan gewoon geworden zijn, voor ‘t open graf te moeten staan van een onzer gestorven makkers, toch kropt het telkens in ons omdat wij, de wrakken van uit de grote, onmenselijke en nutteloze mensenslachting die de oorlog was, meer dan wie ook het vreselijk woord voor ons zien staan: “van­ daag gij, morgen wij” en omdat wij tot het besef gekomen zijn van het nutteloos offer van ons jeugdig leven. Makker Remi, evenals wij zijt gij in ‘14 opgetrokken om te strijden voor het recht en de menselijkheid en de zelfstandigheid der kleine volkeren, zo meendet gij. Jaren lang hebt gij de vreselijke ontberingen van het Frontleven doorgemaakt. Eens de vrede gesloten, zo men dit een vrede noemen mag, hadt gij het geluk uw dierbare familie weer te zien, doch in welke staat? Het verraderlijke gas had uw gestel ondermijnd en heeft U na vijf jaren ellende ten grave gesleept. O wij voelen het zo diep, makker Remi, uw dood is vreselijker geweest dan van hen, die vielen onder het moordend lood van den vijand, of onder de slagen van de franse en belgische cipiers in de gevangenissen van Fresnes, Orléans en Auvours. Want zij toch stierven met de hoop dat het offer van hun leven niet nutteloos zou geweest zijn en recht zou zege­ pralen; maar gij, makker Remi, hebt de tijd gehad U rekenschap te geven van de toe­ stand, dat al uw lijden en uw dood tot niets hebben gediend. Gij hebt ondervonden dat het ondankbare Vaderland zijn beloften verloochend heeft, en U aan uw lot over­ gelaten. Gij hebt gezien dat mensen die zich kristen noemen, het vredeswoord van Z.H. den Paus weigeren te aanhoren en niet willen begrijpen dat wij allen kinderen zijn van dezelfde vader die de God van liefde en vrede is. En juist omdat wij al het pijnlijke van uw lichamelijk en zedelijk lijden zo goed voe­ len, treft ons uw dood te meer. In onze herinnering zult gij blijven leven. Wij, de testamentuitvoerders onzer gesneuvelde makkers, hernieuwen hier plechtig de eed de hardnekkige kamp te blijven voortstrijden opdat een ideaal moge verwezenlijkt wor­ den: de vernietiging van het onzedelijk militarisme, zelfstandigheid van Vlaanderen en algemene wereldvrede. Dat het woord van de Goddelijke Zaligmaker heerse “vrede aan de mensen van goede wil”. In naam van de VOS rust zacht, makker Remi, en tot wederziens. En gij, zijn dierbare echtgenote en familieleden, het verlies dat gij komt te onder­ gaan is groot en smartelijk; doch het hoofd niet gebukt! als kristen Vlamingen het hoofd omhoog geheven, want het afscheid is slechts van korte duur en binnenkort zullen we allen verenigd zijn hierboven, waar de eeuwige rust en vrede ons loon zal wezen. Uit : De West-Vlaming, 12 april 1924. ook verschenen in De Schelde, 19 april 1924.

35


delijk militarisme, zelfstandigheid voor Vlaanderen en algemene wereld­ vrede. Dat was duidelijk taal die niet strookte met de patriottische verering van de helden die gesneuveld waren voor het (Belgische) vaderland. De Vries klaagde de verwaarlozing door de regering van de oud-strijders aan en tussen de lijnen door - ook het niet inwilligen van de Vlaamse eisen. Deze stoute taal moet binnen VOS en BVOS toch voor onenigheid gezorgd hebben, want op de algemene vergadering van 13 april verklaar­ de het bestuur dat het zich “van nu a f ’ solidair opstelde met haar woord­ voerder. Het incident werd bestempeld als “de schande van het kerkhof aan onze bestuurder aangedaan” (15). Bovendien zond het bestuur een brief naar de burgemeester waarin het verklaarde zich volledig te scharen achter de lijkrede van De Vries. Deze laatste had zelf trouwens een schrij­ ven van de familie Deroo ontvangen met steunbetuigingen (16). Het geval was typerend voor de duidelijk nationalistische koers die VOS en BVOS in Tielt voeren. Bestuurslid De Vries, tevens voorzitter van de Tieltse Vlaams-nationalistische Studiekring fungeerde hier duidelijk als radicaliserende katalysator. In die periode was er trouwens binnen de hoogste regionen van VOS een machtsstrijd aan de gang die ook op de plaatselijke afdelingen haar reper­ cussies had. Jozef Verduyn (17), stichter en algemeen bestuurder van VOS en boven­ dien eigenaar van het ledenblad ‘VOS’, werd meer en meer bekritiseerd door het nationalistische deel van zijn achterban (o.a. door Ward Hermans) omdat hij weigerde duidelijke, harde standpunten in te nemen, bijvoorbeeld inzake de amnestiebetogingen. Verduyn wilde echter zoveel mogelijk ‘buiten de politiek’ blijven. Hij voelde zich zozeer bedreigd in zijn functie als voorzitter dat hij in april een referendum eiste over de vraag of hij ontslag moest nemen. Tenslotte trok hij die eis terug in, maar in oktober nam hij dan toch ontslag (18). Aangezien Verduyn eigenaar was van het bondsblad moest het VOS-bestuur een nieuw orgaan oprichten: ‘De Vlaamsche Oud-Strijder’. Een groot aantal VOS-afdelingen koos ech­ ter de kant van Verduyn, zodat de organisatie hopeloos verdeeld werd. Pas in 1928 zou VOS deze klap te boven komen door zich een scherp antimi­ litaristisch en nationalistisch profiel aan te meten waardoor het ledenpeil weer op niveau kwam (19). In Tielt, en vermoedelijk ook in talloze andere West-Vlaamse plaatsen, had men echter al stelling genomen tégen Verduyn. Op zijn algemene ver­ gadering van 13 april weigerde het Tieltse VOS en BVOS te stemmen over het referendum en ontzegde Verduyn het recht een referendum uit te

36


schrijven (20). Eens te meer blijkt hieruit de nationalistische koers van VOS-Tielt. Ook De West-Vlaming koos duidelijk voor het nieuwe bestuur en het nieuwe bondsblad ‘De Vlaamsche Oud-Strijder’ (21). Joris Van Severen (22), eigenaar van De West-Vlaming en volksvertegenwoordiger voor de Frontpartij voor Roeselare-Tielt, was een van de hevigste tegenstanders van Verduyn (23). In De Schelde, het Antwerpse weekblad van de Frontpartij, verscheen begin april een interessante commentaar op “het geval Verduyn”, moge­ lijks van de hand van Van Severen (24). De schrijver verklaarde dat de onenigheid in VOS niet te wijten was aan de Fronters binnen die vereni­ ging, maar aan “de makke houding” van het weekblad van VOS, zodanig dat verschillende afdelingen weigerden hun bijdrages te betalen (25). Bovendien was het zo dat “in vele steden en gemeenten de bestaande VOS feitelijk niets ander meer is dan een Vlaams-nationalistische (daarom geen Front-)groepering, die daarom niet ‘meeheult’ (dixit Verduyn) met de ‘Front- en Schelde-politiek’, maar van meer zelfstandigheid getuigt dan Dr. Verduyn...”. Deze Vlaams-nationalisten hebben ook een zeer grote inbreng in de stichting van de BVOS-afdelingen gehad: “de Vlaams-natio­ nalistische stichters [hebben] in de 9 op de 10 gevallen een Vlaams-nationalistische BVOS tot stand” gebracht. Steun van het VOS-hoofdbestuur hebben ze daarbij nooit gekregen. Na de algemene vergadering van VOS en BVOS ging er in JongVlaanderen nog een meeting door (26). Sprekers waren: Theo Deruyter, uit Hooglede, beheerder en redacteur van De West-Vlaming, en advocaat Antoon Samyn (27), secretaris van de West-Vlaamse Frontpartij (1921). Deruyter herinnerde aan het incident rond de grafrede, en beweerde dat de historische rol van België steeds lag in het onderdrukken van Vlaanderen. Alleen de Vlaams-nationalisten kunnen Vlaanderen redden, was zijn con­ clusie. Samyn bekritiseerde de financiële regeringspolitiek. Volgens de advocaat was de waardevermindering van de frank en de daaruit vloeiende stijgen­ de levensduurte te wijten aan de binnen- en buitenlandse politiek van de regering. Bovendien bevorderde België stelselmatig de Waalse nijverheid, met als gevolg: uitwijking en armoede in Vlaanderen. Voor Samyn was de Vlaamse beweging dan ook “een levenskwestie: ‘t is leven of dood gaan: ijveren wij voor Vlaamse zelfstandigheid, dat is de redding”. Feit was dat de Belgische frank - die sterk gebonden was aan de Franse munt - inderdaad sinds 1919 steeds maar in waarde daalde. De monetaire en financiële crisis leidde zelfs tot het ontslag van de regering in mei 1926. Pas eind jaren twintig kwam er een kortstondig economisch herstel (28).

37


De Vries maakte van de gelegenheid gebruik om het nachtelijke besmeu­ ren en afrukken van de plakbrieven, die de meeting en de komende amnestiebetoging moesten aankondigen, aan te klagen. Volgens De Vries was dit het werk geweest van franskiljonse lafbekken: de “Tieltse reactie” heeft de handschoen toegeworpen, ze wil strijd; ze zal hem krijgen, besloot hij vechtlustig. Dat beloofde... De amnestiebetoging van 27 april 1924 Zoals gezegd, het ‘kerkhofincident’ en de daaropvolgende gebeurtenissen zorgden voor gespannen verwachtingen rond de aangekondigde amnestie­ betoging van 27 april. De agitatie rond de vele amnestieacties verontrustte ook de bisschop. In april verbood hij de leerlingen van de colleges op straffe van wegzending deelname aan de “Jacob-Borms betogingen” (29). Volgens de Gazette van Thielt was dat een duidelijke veroordeling van de amnestie-eis: de zaak was een bron van twisten en nadelig voor land en kerk. Redacteur De Fuster verduidelijkte: “de voormannen die deze beweging op touw zetten door betogingen en vergaderingen eisen niet alleen kwijtschelding, maar ook in eer herstelling voor diegenen die gestraft werden om tijdens de Eerste Wereldoorlog het Duitse gezag en medewerking gebruikt te heb­ ben, ten einde de bestuurlijke scheiding en zelfstandigheid van Vlaanderen en Wallonië door te drijven”. De Fuster wilde niet zelf ant­ woorden op de vraag of het activisme moet afgekeurd worden. Hij beriep zich op mgr. Rutten die in 1918 stelde dat men zich moest verzetten tegen het activisme (30). De West-Vlaming was niet gediend met dergelijke antireclame en verweet de Gazette schriftverdraaiing: de waarschuwing van bisschop Waffelaert betrof enkel de collegeleerlingen, en hield geen veroordeling van de amnestieacties in. Dit maakte het Tieltse Amnestiecomité openbaar door middel van strooibriefjes (31). De reactie van de Gazette was bijzonder mild. De Fuster gaf toe “dat er grote reden tot gemoedsverbittering is” die de eis tot amnestie kan rechtvaardigen. Hij wees erop dat Vlaamse acti­ visten meer en harder bestraft werden dan Walen, dat vele straffen reeds kwijtgescholden konden geweest zijn en hij verwees naar de vrijspraken voor beschuldigden van economische collaboratie zoals in de zaak van baron Coppée. Maar de strooibriefjes “schaden uw beweging, vooral in het gemoed van verscheidene uwer geestesgenoten” (32). Deze aanhaling toont m.i. ook aan dat De Fuster, oud-bestuurslid van de Vlaamse Bond, nog altijd met een zekere sympathie tegenover de Vlaams-nationalisten van de Studiekring stond. Beschouwde De Fuster zichzelf toen nog als een van de “geestesgenoten”? De breuk tussen ‘maximalisten’ en ‘minima­

38


listen’ was nog niet definitief. De Fuster verweet de actievoerders blijkbaar vooral voortvarendheid en een gebrek aan nuancering. Algemene amnestie, zonder onderscheid des persoons, dus ook voor de grootste activist, was onaanvaardbaar. Deze argumenten maakten weinig indruk op de Tieltse nationalisten. In een strooibriefje dat de meeting moest aankondigen, werd de schuld van het activisme gelegd bij de verschillende Belgische regeringen die sinds 1830 stelselmatig alles deden om de Vlamingen “achteruit te duwen”. Zij pleitten daarom openlijk voor rechtsherstel voor “Dr. Depla, Dr. Lod. Dosfel, Arthur Mulier en zoveel anderen, Borms inbegrepen, omdat het mannen zijn die Vlaanderen liefhadden hun leven lang en in de bange oor­ logsjaren in de strijd bleven, niet om goud te verdienen, als zoveel gede­ coreerde oorlogswoekeraars en comiteitsbazen, maar uit eerlijke overtui­ ging” (33).

De manifestatie van 27 april ging gewoon door als gepland. De inrichters verwachtten sympathisanten uit het hele arrondissement en van ver erbui­ ten. Ondanks het niet willen meewerken van de Katholieke Burgersbond - waarbij het nog zeer de vraag is of ooit om medewerking gevraagd werd - was de manifestatie een succes. De betoging vertrok aan het station, waarna men via de Stationsstraat en de Kortrijkstraat, over de Markt, naar de Hoogstraat trok om te belanden op de binnenplaats van afspanning ‘De Fortuin’ waar de menigte toege­ sproken zou worden. Volgens De West-Vlaming (34) trotseerden zo'n 600 man, geschaard ach­ ter 25 leeuwenvlaggen, het barre regenweer. Voorop liep het VOSmuziekkorps van Roeselare (35), gevolgd door vertegenwoordigers van VOS-BVOS en Vlaamse Bonden uit Tielt en omliggende dorpen en ste­ den (36). Ze werden vergezeld door een groep universiteitsstudenten en verscheidene “vooraanstaande burgers en Vossen” van Tielt. De betogers droegen spandoeken met opschriften als “Dr. Depla vrij”, “6e werk van barmhartigheid: de gevangenen verlossen” en “Borms vrij”. De studenten droegen: “Voorbehouden plaats der collegestudenten. Verbod belet hen deze in te nemen” als protest tegen de bisschoppelijke boycot. De manifestatie zou met sympathie begroet geweest zijn door de Tieltse bevolking. Uitgeregend kwam de groep op de binnenplaats van ‘De Fortuin’ terecht. De Vries opende, als vertegenwoordiger van het Amnestiecomité, het rij­ tje sprekers. Hij eiste amnestie voor “Borms en alle andere Vlaamse

39


DE AMNESTIEBETOOGING TE THIELT ZAL EEN SUCCES ZIJN ! ze h e eft pla ats

MORGEN ZONDAG 27 DEZER (BELOKEN PASCHEN)

'

Van alle dorpen en steden uit het arrondissement en zelfs van er buiten," zijn toetredingen ingekomen zoodat de betooging werkelijk indruk­ wekkend zal zijn. De V. O S. en B. V. O. S. zullen er flink vertegenwoor­ digd zijn, de jonge VI. Studiekringen en wakkere VI. Bonden sluiten zien bij hen aan.

Te 2.30 uur vertrekt de Stoet van ’t Statieplein. Voorop stapt V. O. S. Roesselare met muziek gevolgd door de verschil­ lende Donden uit Thielt, Pitthem, Coolscamp, Wyngene, Schuyffers-Capelle, Caneghem, Aerseele, Meulebeke, Ingelmunster en de hoogstudenten ; dan het muziek van Wacken, gevolgd door de bonden uit Wacken, Oost-Roosebeke, Rumbeke, Deinze, Heule, Meenen, Ardooie, Lichtervelde, enz. De optocht zal kort zijn en langs de Nieuwe Statiestraat en Kortrijkstraat over de Markt naar de Hoogstraat trekken. Onmiddelijk er na zullen drie volgende sprekers het woord voeren : 1. Ward Hermans, die op Palmenzondag belet was wegens ziekte. Hij schrijft: «Spijts mijn onpasselijkheid zal ik op 27 April a.s. naar Thielt komen, anders zoudpn die Heeren kunnen denken, dat ik schrik heb. En daarom al vloog het al aan spaandren, ik kom ! * — Ward Her­ mans zal vooral optreden voor de vrijheid en 't rechtsherstel der oud­ strijders, die nog in ’t gevang zuchten of die geleden hebben in Auvours, Fresnes en de Omebosschen, 2 . Juffrouw Olfs zal spreken tot het hart der mannen en der vrouwen — vooral tot de vrouwen, die talrijk verwacht worden — om ze op te wekken tot den strijd voor Vlaanderen. 3 . Dokter Antoon Jacob zal ons zeggen wie D’ Depla, D* Aug. Borms en de andere gevangene en verbannen Vlaamsche Voor­ mannen zijn .en waarom we amnestie voor hen vragen. — Iedereen zal vooral willen luisteren naar het woord van dezen koenen VI. strijder, die verkoos een jaar en half langer in de gevangenis te blijven en daarna vrij tot zijn volk te kunnen spreken, dan vroeger Vrij te komen, maar voor Vlaanderen niet'te kunnen openlijk werken.

-

***

Vlamingen, mannen en vrouwen van eiken ouderdom en stand, gij wordt morgen Zondag verwacht om achter ons VI. muziekmaatschappijen en klauwende leeuwenvlaggen te stappen in ’t gelid. Durft toonen dat ge Vlaming zijt 1 Allen, ook degene die ons gedachten niet deelen, worden op de meeting verwacht. Na de spreekbeurt der aangekondigde redenaars is het woord vrij voor tegenspraak en de Vossen staan er voor in, dat niemand zal verontrust worden. Het zwart-geel bloempje zal op den doortocht verkocht worden ten voordeele van « het Martelaarsfonds », dat de Vlaamsche gevangenen en hun vrouw en kinders in hun nood helpt. (À. u. b. Alleenlijk koopen aan Juffrouwen met jtwart-gelen armband, en niet aan Rebeurfijke verkoopers die het doen voor hun persoonlijk profijt.»

KOMT ALLEN LUISTEREN EN GIJ ZULT OVERTUIGD WORDEN! D t Inrichters : VL. STUDIEKRINO, V. O. S., B V. O. S., KATH. VL. BOND.

Strooibriefje ter aankondiging van de amnestiebetoging van 27 april 1924. (DAT 887)

40


idealisten” en verklaarde dat “de oud-strijders nooit aan de eerlijkheid der activisten hebben getwijfeld”. Meer dan ooit werd de heroïek van de Vlaamse frontsoldaat verbonden en vereenzelvigd met de tragiek van de vervolgde activisten. Het verspreiden van foto’s van de opening van de Vlaamse hogeschool (waarop de activistische hoogleraars pronken te midden van Duitse offi­ cieren) door tegenstanders van de betoging, deed hij af als een franskiljons manoeuvre. De foto moest doen vergeten dat het in feite de franskiljons geweest waren die verbroederden met de Duitsers: het waren duitskiljons geworden. Vervolgens kwam Hermans aan het woord. Omwille van zijn slechte gezondheid vroeg hij de meeting te laten doorgaan in Jong-Vlaanderen. Die wens werd ingewilligd, maar het zaaltje bleek veel te klein voor de menigte, zodat velen op straat moesten blijven staan. Hermans, blijkbaar uitgeput door ziekte, sprak koortsig over “de gruwel” van de strafkampen van Auvours, Fresnes, Cezembre,.... totdat hij afge­ mat, snikkend eindigde. De West-Vlaming noteerde dat bij dit melodra­ matische hoogtepunt - Hermans had afscheid genomen van zijn gezin in de verwachting van een arrestatie - heel wat stoere kerels tranen in de ogen kregen bij het zien van “dat wrak”, dat levend, - doch in welke staat - uit de Ome was teruggekeerd. Juffrouw Charlotte Olfs had het over het idealisme van de activisten. Hun lijden is niet onvruchtbaar geweest, net zomin als de recente “moordaan­ slag” op de student Berten Vallaeys (37) en de aanhouding van De Vries. De Tieltenaar werd hiermee gecanoniseerd in de galerij van Vlaamse mar­ telaren. Verder bracht ze de ter dood veroordeelde activist Dr. Alfons Depla in her­ innering. Dokter Depla had een speciale band met Tielt. Hij had er gestu­ deerd aan het college en was redacteur geweest van het scholieren- en stu­ dententijdschrift De Vlaamsche Vlagge dat bij Lannoo gedrukt werd. Omwille van zijn activistische engagementen tijdens de oorlog was hij naar Nederland gevlucht waar hij eind 1924 zou overlijden (38). De spreekster bracht ook de vader van Borms ter sprake. Dr. Jacob, de laatste spreker, ging op hetzelfde stramien door. Hij typeer­ de Borms als een eerlijk, christelijk mens, “een heilige” die nu als een gemene boef aanzien, onder een streng en onrechtvaardig celregime lijdt. Ook Depla werd geroemd. De organisatoren hadden een bemoedigend telegram van het Vlaams Front Antwerpen ontvangen en besloten er zelf te sturen aan de vader van Borms, aan Berten Vallaeys op zijn ziekbed en aan de Vlaamse Meisjes die in Roeselare op datzelfde moment bijeenwaren.

41


Tenslotte werd een motie aangenomen: “duizend Vlamingen van Tielt en ommeland...huldigen in Dr. Borms alle voor Vlaanderen gekerkerden, zowel oudstrijders als burgers ; huldigen in Dr. Depla alle Vlamingen, die om hun liefde tot Vlaanderens zelfstandigheid, in ballingschap zijn gegaan, zowel oudstrijders als burgers ; eisen voor allen en voor Borms en Depla in de eerste plaats, onverwijlde, volledige en algemene amnestie ; begroeten het, trots kogels en kerkers, naar zijn zelfstandigheid strevende Vlaanderen, dat in zware worsteling met de Belgische macht in zijn levenswil gelouterd wordt ; en besluiten eenparig deze dagorde openbaar te maken onder de kreet : Leve Borms ! Leve Depla ! Leve Vlaanderen” (39). Volgens een artikel in La Libre Belgique - waarvan de gegevens volgens De West-Vlaming van de “hoge omes” van Tielt kwamen - waren er op de betoging slechts 250 man geweest terwijl de organisatoren er 3000 aangekondigd hadden. De betogers (“les flamingants extrémistes” die manifes­ teerden “en faveur de l’amnistie générale des traîtres à la patrie, genre Borms et Cie”) hadden bovendien als woestelingen schreeuwend door de straten getrokken. Daarbij hadden ze luidkeels hun afkeer voor burge­ meester Boone en principaal Colle laten blijken (40). Voor De West-Vlaming was het duidelijk dat het Vlaamse bewustzijn bij de massa wakker geschud was. De amnestiegedachte en de Bormsactie konden niet meer tegengehouden worden, ook niet door franskiljons als de burgemeester van Tielt. Burgemeester Boone werd inderdaad zwaar op de hak genomen. De aan­ houding van De Vries enkele weken voor de manifestatie had hem niet bepaald geliefd gemaakt bij de nationalisten. Toen bleek dat die arrestatie geen gerechtelijke gevolgen zou hebben voor De Vries, haalde deze nog eens scherp uit naar het “onnozel burgemeesterke van Thielt” (41). De nationalisten verweten hem ook dat de amnestiebetoging onder begelei­ ding van politie en rijkswacht door Tielt moest trekken, terwijl de socia­ listen (eerder) vrij hadden kunnen betogen. Toch kreeg het kerkhofincident voor De Vries nog een staartje. De Vries was namelijk bediende bij het Tieltse gasgesticht (waarvan zijn schoonvader directeur was). Zijn aanhouding had als gevolg dat De Vries ontslagen werd uit zijn functie (42). Hij opende daarop een wijnhandel. De betoging van 1924 was niet de eerste - en evenmin de laatste - waarbij in de Tieltse straten om amnestie geroepen werd. Reeds in 1921 was een eerste amnestiebetoging georganiseerd geweest. Wanneer we beide betogingen vergelijken dan bespeuren we frappante verschillen. In 1921 zaten bijvoorbeeld ook vertegenwoordigers van de

42


Afspanning De Fortuin, Hoogstraat : eindpunt van de amnestiebetoging van 27 april 1924. Normaal zou men hier de toespraken gehouden hebben, maar omwille van zijn povere gezondheid en het gure weer vroeg Ward Hermans de meeting te laten doorgaan in JongVlaanderen, het lokaal van de Vlaams-nationalisten. (foto bij J.M. De Cock)

43


Christen Werkers (i.c. gemeenteraadslid en volksvertegenwoordiger Isidoor De Greve) in de organisatie en was men erin geslaagd de Katholieke Burgersbond en daarbij aanleunende verenigingen tot deelna­ me te verleiden. De conservatieve katholieke burgerij had zich echter sindsdien (bv. bij de Mulier-betogingen) gedistantieerd van dergelijke ini­ tiatieven. Maar ook de Christen Werklieden vinden we in 1924 niet meer terug in het organiserend comité. Misschien wilden ze wel deelnemen, maar was de druk van bovenaf te groot. Men mag ook niet vergeten dat de Tieltse christelijke arbeiders toen getroffen werden door interne proble­ men. De Greve nam op 19 april - dus luttele dagen voor de betoging - ont­ slag als gemeenteraadslid en enkele tijd later als volksvertegenwoordiger. Hij verdween zelfs uit Tielt. Met het verdwijnen van de flamingante De Greve verloren de Vlaams-nationalisten een belangrijke (potentiële) bondgenoot. Ook inhoudelijk vallen er duidelijke verschillen waar te nemen tussen de twee amnestiebetogingen. In 1921 werd slechts beperkte amnestie gevraagd (als toegift aan de Katholieke Burgersbond?) en van antibelgi­ cisme of idolatrie van activisten als Borms was toen ook nog geen sprake. In 1924 werd algemene amnestie geëist en die eis werd enkel gedragen door de Vlaams-nationalisten. Ook na de betoging van april bleven de nationalisten hun aandacht op amnestie focussen. Zo werd ook de Guldensporenviering in het teken van amnestie gesteld (43). Van de schijn van eendracht die de viering van 1923 nog moest uitstralen, was in 1924 geen sprake meer. De katholieken en de nationalisten vierden los van elkaar, waarbij de laatsten de eersten de loef probeerden af te steken. De katholieken hadden volksvertegenwoordiger Frans Brusselmans (44) “een belgicist” schamperden de nationalisten - uitgenodigd als spreker in de Katholieke Kring. De rustige viering werd op het einde verstoord door een incident. Na het zingen van de Vlaamse Leeuw zou “door de grote meerderheid” van het publiek (de Christen Werkers?) geroepen zijn: “In Vlaanderen zelfbestuur” en: “Voor Vlaanderen? Alles! Voor den Belziek? Niets”. De kopstukken zouden zich daarbij snel uit de voeten gemaakt hebben. Het voorval bewees volgens De West-Vlaming dat het nationalis­ me veld won in Tielt. Voor de traditionele misviering hadden de nationalisten opgeroepen naar de kerk van de paters Franciscanen te trekken en de St.-Pieterskerk te mij­ den. Blijkbaar met succes: er waren 250 misvierders bij de paters. De deken werd duidelijk beschouwd als een vertegenwoordiger van de

44


‘staatskatholieken’ en een trouw volgeling van het bisschoppelijke en (Belgische) burgerlijke gezag. In de namiddag voerden de Studiekringers het toneelstuk ‘Groeninghe’ van Palmer Putman op. De voorstelling had plaats op de koer van ‘De Fortuin’. Volgens de nationalisten was er meer belangstelling voor hun toneelopvoering dan voor het optreden van de katholieke harmonie op de Markt. De Studiekringers besloten hun 11-juli-viering met een toespraak van advocaat Edmond van Dieren (45) die naam gemaakt had door zijn ver­ dediging van o.a. Borms en Debeuckelaere. In zijn redevoering had hij het dan ook voornamelijk over Borms en andere activisten. Hij collecteerde persoonlijk 370 fr onder de aanwezigen voor het Martelaarsfonds en de kinderen Borms. De deelname aan de jaarlijkse Ijzerbedevaart in augustus werd stilaan een vaste gewoonte in Tielt. Men kon zich inschrijven bij Constant De Vries (46). Op 26 augustus kwam de voorzitter van het bedevaartscomité, dok­ ter Frans Daels, de nationalisten opwarmen met een voordracht in JongVlaanderen over “Het streven en het lijden van onze IJzerjongens” (47). Hij wees daarbij op het initiatief van de militaire overheid om de Heldenhuldezerkjes (ontworpen door English) op de Vlaamse graven te laten vervangen door de officiële Belgische grafzerk. Dit in het kader van het aanleggen van de definitieve kerkhoven. De Vlaamse zerkjes konden enkel gered worden door het aanleggen van een Vlaams kerkhof in Diksmuide. Dit vroeg echter financiële inspanningen (48). Emiel Desutter kocht, na opbod, het eerste aandeel voor 450 fr. Het “Zinnebeeldig Vlaams kerkhof’ in Diksmuide werd inderdaad gere­ aliseerd: op 30 augustus 1924 werd een eerste stukje grond gekocht op de linkeroever van de Ijzer in Kaaskerke waar de Heldenhuldezerkjes verza­ meld zouden worden. Op deze plaats zou in 1930 uiteindelijk de IJzertoren verrijzen (49). Het overlijden van activist Depla op 15 oktober 1924 in zijn ballingsoord Den Haag was een nieuwe gelegenheid om voor amnestie te pleiten. De lijkrede werd trouwens door Van Severen gehouden. Op de begrafenis in Kortrijk waren de Studiekringers en de Vossen natuurlijk ook present. Minder vanzelfsprekend was de aanwezigheid van het Tieltse Christen Werkersverbond (50). De Volksmacht sprak trouwens zeer lovend over Depla die als “werker voor de volksontwikkeling” als ideaaltype van de Vlaamse intellectueel voorgesteld werd. De houding van de christen arbeiders ten aanzien van het activisme was na de Mulier-affaire trouwens positiever dan ooit: de activisten hebben enkel geprobeerd “het Vlaamse

45


volk hogerop te leiden en door meer wetenschap en ontwikkeling meer welstand te verzekeren”, had De Greve na de veroordeling van Mulier verklaard (51). In Tielt werd Depla in december gehuldigd door niemand minder dan Lodewijk Dosfel (52). Hij sprak in Jong-Vlaanderen op uitnodiging van de Vlaamse Bond. Meer dan een uur lang schetste Dosfel de figuur van Depla en “de zielestrijd” der activisten. Dosfel, zelf een activist, bestem­ pelde zijn lotgenoten als idealisten die voor een zielsverscheurend dilem­ ma geplaatst werden tijdens de bezetting. Ze zagen dat de Duitsers hun volk verdrukten en dat de bezetter zich mengde in de Vlaamse strijd “met Duitse bedoelingen”. Alhoewel ze dit beseften “aanvaardden zij dit lijden (...) uit liefde tot hun volk, voor Vlaanderen” (53). Samenwerking met Vossen en Christen Werkers rond 11 November November stond traditioneel in het teken van de dodenherdenking en dan vooral de herdenking van de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. In 1924 werd die herdenking in nauwe samenwerking gevierd, niet alleen vierden Vossen en nationalisten samen, maar ook het Christen Werkersverbond deed mee. De Vredesfeesten waren ingericht door VOSBVOS, de KVB, De Vlaamse Studiekring, de toneel- en operettegroep de Vrije Zonen en ... de Christen Werkliedenbond. Het was voor het eerst dat ook de christelijke arbeidersbeweging meevierde. Het inrichtend comité stond onder het voorzitterschap van Emiel Desutter. De herdenking werd in het teken gesteld van amnestie en antimilitarisme (54) . Op de VOS-BVOS Allerzielen-dodenherdenking nam De Vries het woord (55) . Hij bracht hulde aan de slachtoffers van de grote mensenslachting en herinnerde eraan dat het Vredeswoord van de paus van 1917 (die toen vruchteloos de belligerenten opgeroepen had vredesonderhandelingen te starten) aanleiding gaf tot verbanning en degradatie van aalmoezeniers die het waagden dit pauselijke voorstel te verdedigen. Met een verwijzing naar de onderhandelingen die uiteindelijk zouden leiden tot het Verdrag van Locarno (1925) (56) stelde De Vries dat er pas wereldvrede zal heer­ sen “als de paus op de vredesconferentie toegelaten wordt”. De 11-november-viering van 1924 werd over twee dagen gespreid. Op de vooravond van 11 november trok een “volksstoet” door Tielt en werd een voordracht gehouden in het Christen Volkshuis. Op 11 november sprak Pieter Finné in Jong-Vlaanderen (57). Deze Vredesfeesten waren eens te meer een gelegenheid voor de Tieltse

46


'-

C J O + -,

Pf

'~ 'jfiiA A

i4*U<

jp,: -Jitn &J 'fjiA ^ivL t**

P

ôinw ,

b

u

* /

C c /*x »

( 'y'u/ L'*t* ,

’'T

'

k is f

S **

r /t

i/ Z e - k ^ v

-----------

/■' /.

/^ ï

r

/

r

f

>*<!

^

/./» £

<■, • /

C rJ A '

•* ƒ

?

/

■,■

-

--' — —

* ^~~ ’

Ca

/

.% ty /

/k t> & ^ é L c -4 L s /tt4

\otdvt bVQl ’/ U ^

^

4^ -J

y

^

e u

x

Oud-strijders en Vlaams-nationalisten werkten nauw samen. Hier het slot van een brief van 5 juli 1923 aan het stadsbestuur waarin beide groeperin­ gen vragen om als afsluiting van de officiële 11-juli-viering “in groep met muziek door de stad te mogen trekken, al zingend vlaamse liederen”. De aanvraag - die trouwens negatief beantwoord werd - is ondertekend door de ondervoorzitter van VOS-BVOS, C. Schepens, en door Constant De Vries, voorzitter van de Vlaamse Studiekring. (SAT 304)


nationalisten om kritiek te spuien op de Belgische regering maar ook op de katholieke Vlaamse parlementairen. Tegelijkertijd werd ook de amnestie-eis herhaald. Op maandagavond 10 november trok een heuse stoet door de Tieltse stra­ ten die hoofdzakelijk bestond uit nationalisten, oud-strijders én - niet zon­ der belang - de christelijke arbeiders. De vertegenwoordigers van VOS, de Christen werklieden, de Leopoldisten (58), de Studentenbond, de Vlaamse Bond, de Vlaamse Studiekring en de Vrije Zonen werden gevolgd door “het onafhankelijk muziek” (59), de Thieltsche Veloclub met versierde fietsen en “een machtige schaar van Vlamingen van alle stand”. Er werd zelfs een reus meegedragen in de stoet: Reyvaert de Tempelier (60). Na de optocht werd verzamelen geblazen in de feestzaal van het Christen Volkshuis. De Roeselaarse advocaat Karei Versteele was de spreker van dienst. Versteele was als raadgevend lid verbonden aan het Provinciaal Werkersverbond. Hij stond bekend als een sterke voorstander van een autonome arbeidersbeweging, los van de katholieke partij (61). Elf november moet in een geest van antimilitarisme gevierd worden, begon hij. We streven naar wereldvrede volgens de zuivere christelijke opvatting van de paus. Maar we willen ook binnenlandse vrede, waarop Versteele overschakelde naar de binnenlandse politiek. Hij beklemtoonde dat de Vlamingen niet meer zouden dulden dat de Belgische staat de eisen van de meerderheid van het volk naast zich neer legt. Als Vlamingen wil­ len wij ons recht, geen misbakken Hogeschool, geen slechte bestuurwetten, enz... Er is slechts één oplossing: Vlaanderen aan de Vlamingen. De Belgische staat werd voorzichtigheid aangemaand, want eens zal de Staat moeten wijken voor het volk. Versteele werd luidruchtig toegejuicht. We willen ook amnestie, vervolgde hij, “omwille van de vrede onder de mensen, omwille van de christelijke beginselen en de naastenliefde”. Hij riep zijn publiek op tot hardere acties: “Amnestie, roept ge! ‘t Is een spot­ ternij. Velen zijn reeds dood en de anderen geknakt en gij laat begaan!”. Hij stak een beschuldigende vinger uit naar minister Van de Vyvere, die eerstdaags naar Tielt kwam. De spreker verwees ook naar het probleem van de dienstplichtverlenging en het Frans-Belgisch geheim militair akkoord. De zesmaandendienst wordt al lang beloofd, maar hij komt er niet. De politici houden U aan het lijntje met woorden als “sekuriteit”, diplomatiek geheim, enz... De nationalisten waren niet zozeer tegen een lange legerdienst omwille van een principieel antimilitarisme, maar “omdat het leger rot is op zede­ lijk gebied en onze jongens zedelijk vermoord worden”. Omwille van de wraakroepende toestand op taalgebied in het leger eisen we Vlaamse regi­ menten, eindigde Versteele.

48


Emiel Desutter, voorzitter van het organiserend comité, sloot de avond af. Hij verwees nogmaals naar de paus, wiens vredesvoorstellen niet gevolgd worden en herinnerde er het publiek aan waarrond 11 november eigenlijk draaide: het herdenken van de doden. Maar dan eigenlijk uitsluitend deze “die vielen onder de leuze AVV-VVK”. Desutter citeerde uit de laatste brief van de gesneuvelde Tieltse scheutist-brancardier Paul Impe (62), die omwille van zijn aandeel in de geheime Frontbeweging een sterke sym­ boolfunctie had voor de lokale nationalisten. De laatste woorden van deze geestelijke waren geweest: “Moeder, God, Vlaanderen” en: “Vlaanderen, daar geven wij ons leven voor”. Ten slotte werd per opbod een beeld van Verschaeve verkocht. Leo Termote, een Vos, kon het bemachtigen voor 314 fr. De Tieltse Vossen vierden 11 november ook nog eens apart. Na de och­ tendmis bij de Paters, trokken de oud-strijders naar Jong-Vlaanderen. Daar sprak Pieter Finné (63) voor een goed gevulde zaal. Finné was, althans in 1922, waarnemend secretaris van de Frontpartij. Volgens Finné was de oorlog in 1914 onvermijdelijk geworden: de bewapeningswedloop was uit de hand gelopen. Het Duitse militarisme werd verslagen, maar nu wordt de vrede opnieuw bedreigd: deze keer door het Franse militarisme. Om de wereldvrede te bekomen is het noodzakelijk alle overdreven mili­ tarisme te vernietigen, concludeerde Finné. Maar er heerst evenmin binnenlandse vrede. De Vlamingen leven in een staat van beleg. De “reactie” wil ons met alle middelen onder de knoet houden. Finné haalde enkele voorbeelden aan die de ongelijke behande­ ling van Walen en Vlamingen moesten illustreren. Hij belichtte de tegen­ stelling Coppée-Borms, en Colbacq-Deman (64). Hij had het ook over amnestie. Volgens Finné was in het Verdrag van Versailles vastgelegd dat amnestie verleend zou worden aan diegenen die meegewerkt hadden met de Duitsers tijdens de bezetting. Dus is er eigen­ lijk helemaal geen amnestiewet nodig: het verdrag dat door het Belgisch parlement aangenomen is, moet gewoonweg toegepast worden. Maar onze Belgische ministers weigeren dit en gaan dus tegen het verdrag en het parlement in! De these van de Versailles-clausule werd inderdaad door de Vlaams-nationalisten aangevoerd in het amnestiedebat maar werd weerlegd met het argument dat de bepaling geen betrekking had op België (65). Finné vervolgde met een aanval op de verfranste administratie waar een “grove borsteling” nodig is om de Walen te verdrijven uit “de veroverde postjes”. Hij besloot dat de Belgische belangen eigenlijk Waalse belangen zijn.

49


Constant De Vries, in zijn hoedanigheid van VOS-bestuurslid, sloot zich helemaal aan bij de spreker. Hij riep op tot een onmiddellijke boycot van “alle franskiljonse instellingen en van Brussel”. Na het gezamenlijk VOS-BVOS middagmaal, volgde het traditionele bezoek aan de leden-herbergiers. De dag werd in de feestzaal van het Christen Volkshuis afgesloten met een “kluchtige tombola” en de opvoe­ ring van “kluchtige nummers” door de Vrije Zonen en door de toneelkring van de Christen Werklieden. De Wapenstilstandherdenking van 1924 was de eerste gelegenheid waar­ bij nationalisten en Christen Werkersverbond zo intens samenwerkten. De onverbloemde taal van Versteele liet geen twijfel over het radicale Vlaams-nationalisme van (een deel van) de arbeidersbeweging (66). Een samenwerking met de nationalisten lag dan ook in het verschiet. Ook langs de oud-strijdersbeweging VOS, die duidelijk onder sterk nationalis­ tische invloed stond (via De Vries) konden de ACW’ers ‘bewerkt’ worden. Heel wat oud-strijders uit de arbeidersbeweging zullen lid geweest zijn van VOS. Vergeten we niet dat de eerste (?) voorzitter van VOS, Adiel Braekevelt, een Christen Arbeider was die van 1921 tot 1926 in de gemeenteraad zetelde. De samenwerking VOS-arbeidersbeweging bleef trouwens gehandhaafd. Verschillende manifestaties van de oud-strijders gingen door in het Christen Volkshuis. De lokaalhouder van dit ACW-lokaal, Camiel Lambrecht, was tevens schatbewaarder van VOS. Bij hem kon men inschrijven voor uitstappen van VOS (67) of kaarten krijgen voor de Ijzerbedevaart (68). Lambrecht zou in 1926 trouwens voorgoed kiezen voor de Vlaams-nationalisten. De Vrije Zonen, het toneel- en operettegezelschap met sterke banden met de nationalisten, trad ook op in het Christen Volkshuis (69). Ook langs die weg was er dus beïnvloeding. Vande Vyvere versus de Frontpartij Een steeds terugkerend motief in de publieke manifestaties van de Vlaams-nationalisten, was, naast de amnestieroep en het daarmee samen­ hangende antibelgicisme, de kritiek op het parlementaire werk van de Vlaamse katholieken. Enkele dagen na de novembermanifestaties, nl. op 16 november, was minister Aloys Van de Vyvere, één van de boegbeelden van de katholieke Vlaamse parlementairen, in Tielt, zijn geboortestad. Hij gaf er voor de leden van de Katholieke Partij een uiteenzetting van wat de katholieken

50


bereikt hadden, onder meer op het gebied van de Vlaamse zaak (70). De minister verdedigde daarbij de verwezenlijkingen van de Katholieke Vlaamse Kamergroep en stak een beschuldigende vinger uit naar de Frontpartij die door haar onverzettelijke houding en haar antibelgicisme verantwoordelijk werd gesteld voor de eerder magere resultaten. Hij had het over de taalwet op de openbare besturen (van 1921) die de “Vlaamse taal op haar ereplaats” gebracht heeft. De realisatie ervan was op veel tegenstand gestoten. De Walen noemden het de Von Bissingswet. Het is inderdaad een feit dat de taalwetgeving moeizaam tot stand kwam. Het politieke spel eiste dat men soms veel water in de wijn moest doen om de politieke tegenstander te overtuigen. Radicale oppositiepartijen als de Frontpartij hadden daar echter zeer weinig begrip voor. Zij hielden dik­ wijls vast aan een alles of niets-principe. In de oudere historiografie over de taalwetgeving werd veelal gewezen op de lacunes in die wetgeving en op het feit dat de toepassing ervan soms te wensen overliet. Recenter wordt bijvoorbeeld de wet van 1921 als een zeer belangrijke verwezenlijking beschouwd die zorgde voor een “radica­ le vernederlandsing in bestuurszaken”, met uitzondering evenwel van de Brusselse agglomeratie (71). Van de Vyvere had het ook over de “Vlaamse Hogeschool”. Hij gaf toe dat de zogenaamde wet-Nolf (minister van Onderwijs) uit 1923 met betrek­ king tot de vernederlandsing van de Gentse universiteit eigenlijk niet bevredigde. Door deze wet werd de voordien ééntalig Franse universiteit verdubbeld. De studenten konden kiezen: 2/3e Nederlandse en l/3e Franse colleges of omgekeerd. Van de Vyvere zat op dat moment in de regering en had het ontwerp-Nolf bijgeschaafd en verdedigd in de Vlaamse Katholieke Kamergroep. Van de Vyvere legde in Tielt echter de schuld voor de magere resultaten bij de “radicale Vlamingen”: de senatoren hadden het voorstel-Van Cauwelaert geweigerd “omdat zij voelden dat wij niet door ons eigen volk gesteund werden”, waarmee van de Vyvere verwees naar de oppositie van de Frontpartij tegen het voorstel. We hebben dan genomen wat er nog te nemen was: de wet-Nolf. Deze halfhartige vernederlandsing van de Gentse universiteit misnoegde echter ook veel Vlaamse parlementairen en een brede achterban. De Nolfbarak zoals de universiteit spottend gekapiteld werd, kreeg af te rekenen met een boycot door de flamingantische stu­ denten. Ook het pleidooi van de Vlaamse katholieken voor Vlaamse legereen­ heden heeft door de schuld van de Fronters geen gehoor gevonden, aldus de staatsman. Onze inspanningen om aan te tonen dat de Vlaamse een­

51


heden niet gericht zijn tegen de eenheid van het land, werden immers teniet gedaan door de Fronters die riepen dat dat wel het geval was. Ze willen het vaderland verdelen, de eenheid in België breken en zelfbestuur bekomen. Door die houding hebben we het pleit verloren, concludeerde de minister. Van de Vyvere verzwijgt hierbij wijselijk dat een voorstel van Van Cauwelaert om het ontwerp-Devèze op de dienstplichtverlenging te amen­ deren met een taalregeling, door zijn eigen Katholieke Vlaamse Kamergroep - waaronder Van de Vyvere - verworpen werd omdat dit aan­ leiding zou geven tot een regeringscrisis (72). Bovendien overdrijft de staatsman - wellicht bewust - hier de impact van de Fronters: in de perio­ de 1921-1925 telde de Kamer slechts vier Frontpartij-mandatarissen op een totaal van 186 (ter vergelijking: Katholieken: 80 kamerleden; Liberalen: 33 en Socialisten: 68). De redenering van Van de Vyvere - die wel waarheid bevat maar zeer een­ zijdig is - is duidelijk: het radicalisme van de Frontpartij veroorzaakt weerstand tegen de minste poging tot wetgevend werk inzake taalwetge­ ving. De houding van de Frontpartij vormde blijkbaar een mooi excuus, zowel voor de tegenstanders van de taalwetgeving als voor de voorstan­ ders, die de schuld voor het niet verkrijgen van grotere toegevingen op de rug van de Fronters konden schuiven. Voor Van de Vyvere kon men enkel door zich eensgezind te scharen ach­ ter de Katholieke Partij de Vlaamse eisen realiseren. Hij voegde er ook aan toe dat “alle overdreven beschouwingen wegens stand en standsbelangen” ondergeschikt gemaakt moeten worden aan de eenheid van de katholieke partij. Dit was een duidelijke waarschuwing voor de Christen Werklieden die zich roerden, ook in zijn eigen arrondisspment. De geruchten over zelfstandig optreden bij de komende parle­ mentsverkiezingen en het lonken naar de Vlaams-nationalisten waren immers niet van de lucht.

EINDBESCHOUWING Beweren dat 1924 een sleuteljaar was in de ontwikkeling van het Tieltse Vlaams-nationalisme is misschien wat overdreven - elk jaar is voor een jonge partij belangrijk - , maar het is niettemin duidelijk dat in 1924 enke­ le belangrijke wezenstrekken van dit nationalisme sterk naar voor komen. Zo valt op hoe geradicaliseerd de Tieltse nationalisten toen reeds waren. Ze spraken zich uit voor volledige amnestie en koppelden een uitgespro-

52


ken antimilitarisme aan antibelgicisme. Opvallend is ook de sterke greep van de nationalisten op de Vlaamse oud-strijders (verpersoonlijkt in Constant De Vries). In 1924 komt er ook voor het eerst na eerdere pogin­ gen in 1921 opnieuw een duidelijke toenadering tot de christelijke arbei­ ders. Deze toenadering zou resulteren in onderhandelingen tussen nationalisten en ACW’ers met het oog op het opstellen van een gezamenlijke lijst voor de verkiezingen van 1925. Deze onderhandelingen zouden echter falen. Ze hadden wel als gevolg dat het nationalistische deel van de Izegemse Christelijke arbeidersbeweging (rond Juul Declercq) zich afscheurde van het ACW en zich aansloot bij het KVNV (Katholiek Vlaams nationaal Verbond), de nieuwe overkoepelende West-Vlaamse nationalistische par­ tij die begin 1925 opgericht werd en waarvan Van Se veren de leider was. De nationalisten van hun kant werden steeds dogmatischer en radicaler. Samenwerking met andere groepen zat er niet meer in: de uitbouw van een sterke partij werd nu prioritair. De Tieltse nationalisten zouden in 1926 het Vlaams Huis stichten op de markt en van dan af zou de beweging snel uitgroeien tot een mini-zuiltje met eigen socio-culturele en sportverenigingen, maar ook met een eigen arbeidersvleugel (gepatroneerd vanuit Izegem met Juul Declercq). Dit succes zou nog datzelfde jaar bekroond worden toen twee Vlaams-nationalisten hun intrede deden in de Tieltse gemeenteraad. Tegelijkertijd groeide de antidemocratische tendens bij de nationalisten... Maar dat is uiteraard een ander verhaal. Peter STRUYVE

53


AFKORTINGEN AMVC : Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven ART : Archief Roede van Tielt (Tielt) BVOS : Bond voor Vlaamse Oud-Soldaten DAT : Dekanaal Archief Tielt EVB : Encyclopedie van de Vlaamse Beweging GVT : Gazette van Thielt KVB : Katholieke Vlaamse Bond KVNV: Katholiek Vlaams Nationaal Verbond SAT : Stadsarchief Tielt (Modem archief) VOS : Verbond van Vlaamse Oud-Stijders WV : De West-Vlaming

ARCHIEFMATERIAAL Ik kan hier slechts summier ingaan op het verwerkte archiefmateriaal. Als bronnenmateriaal heb ik vooral gebruik gemaakt van De West-Vlaming, het weekblad van de Vlaams-nationalisten met een sterke klemtoon op Roeselare-Tielt. Voor 1924 kon ik deze krant zo goed als integraal raadplegen. De West-Vlaming polemiseerde soms met De Gazette van Thielt, katholiek weekblad voor Tielt en omgeving. Ook deze krant heb ik vol­ ledig geconsulteerd. Deze krantenberichten heb ik aangevuld met andere bronnen. Vooral het dekanaal archief leverde een onvermoede schat aan informatie op. Deken Cyriel Vandenberghe (1911-1934) bewaarde blijkbaar elk snippertje papier: aankondigingen, uitnodigingen, strooibriefjes, verkiezingspropaganda... Ook voor de studie van de Katholieke Partij is dit trouwens een eersterangsbron. Voor meer details betreffende het archiefmateriaal verwijs ik naar de voetnoten.

BIBLIOGRAFIE Enkel de in de tekst geciteerde werken worden hier vermeld. BOUDREZ Filip / De Rodenbachstede : bakermat der Vlaamsche Beweging? : de Vlaamse beweging te Roeselare tijdens het interbellum. - Roeselare : Stadsbestuur Roeselare, 1997. - 282 p. BRYS JOZEF / Honderdzeventig jaar muziekleven te Tielt en in ‘t bijzonder : geschied­ kundige kroniek van de Harmonie ‘De Goede Vrienden’ 1798-1965. - Tielt : Eigen beheer, 1966 CLEYNHENS Leen / De scheutisten en de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. - In : Wetenschappelijke Tijdingen, jg.56 (1997), p.153-170. DEMOEN H.-J. / Jeroom Leuridan : recht en trouw. - Zulte : Oranje, 1963. - 469 p. DOSFEL Lodewijk / Verzameld werk. - D1.5. - Tielt : Lannoo, [1928], - 334 p. DUMOULIN Leo (onder pseud. M. DALEN) / Waarom nationalist zijn?. - Tielt : Lannoo, [1924].-46 p. ELIAS Hendrik / Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914-1939. - 2e dr. - Antwerpen : De Nederlandsche Boekhandel, 1971-1972. - 4 dln. Encyclopedie van de Vlaamse Beweging / Deleu Jozef (e.a.). - Tielt : Lannoo, 1973-1975. - 2 dln. GERARD Emmanuel / De Katholieke Partij in crisis : partijpolitiek leven in België (19181940). - Leuven : Kritak, 1985. - 548 p.

54


JACOBS Mariette / Zij, die vielen als helden... : cultuurhistorische analyse van de oorlogsgedenktekens van de twee wereldoorlogen in West-Vlaanderen. - Brugge : Provincie WestVlaanderen, 1995-1997. - 2 dln. JANSSENS Valéry / Burggraaf Aloys van de Vyvere in de geschiedenis van zijn tijd (18711961). - Tielt : Lannoo, 1982. - 335 p. LUYCKX Theo / Politieke geschiedenis van België. - 4e, herz. en bijgew. dr. - Brussel : Elsevier, 1978. - 765 p. PROVOOST Guido / De Vossen : 60 jaar Verbond van Vlaamse Oud-strijders (1919-1979). - Brussel : Verbond VOS, 1979. - 170 p. ROSSIE Joris / Het Vlaams-nationalisme in het arrondissement leper vanaf 1918 tot en met de Tweede Wereldoorlog. - Gent : RUG, 1993. - Onuitgegeven licentiaatsverhandeling. VAN DE MEERSSCHE Paul / Internationale politiek 1815-1945. - Leuven : Acco, 1987. 2 dln. VAN GOETHEM Herman / Taalpolitiek en staatshervorming. - In : De geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging sinds 1975. - Gent : Vereniging voorwetenschap, 1993. - p.720. VAN MOLLE Paul / Het Belgisch parlement 1894-1972. - Antwerpen : Standaard, 1972. 445 p. VERLEYEN Albert / Christelijke arbeidersbeweging en Vlaamse Beweging in het tussenoorlogse West-Vlaanderen (1921-1935). - In : Wetenschappelijke Tijdingen, jg.51 (1992), p.29-43, 83-96, 157-162. Vier Bormsdagen : Den Haag, Leuven, Roeselare, Poperinge. - Antwerpen : Dr. Jacobcomité, 1924. - 36 p. VOS-GEVERS Louis & Lieve / Dat volk moet herleven : het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875-1933. - Leuven : Davidsfonds, 1976. - 319 p. WILS Lode / Honderd jaar Vlaamse Beweging : geschiedenis van het Davidsfonds. Leuven : Davidsfonds, 1977-1989. - 3 dln. WILS Lode / Joris van Severen : een aristocraat verdwaald in de politiek. - 2e dr. - Leuven: Davidsfonds, 1996. - 69 p.

55


VOETNOTEN * Deze studie (waarvan dit een licht aangepaste versie is) werd ingezonden voor de Franz Thiersprijs 1997 en werd er bekroond met een aanmoedigingspremie. 1. In het bestek van dit korte artikel kan ik niet dieper ingaan op de definitie van Vlaamsnationalisme. Ik beperk mij ertoe te stellen dat ik Vlaams-nationalisme in zijn ruimste zin geïnterpreteerd heb, dus ruimer dan de louter politieke stroming die (het realiseren van) de Vlaamse natie aanziet als prioritair. 2. Dit minimumprogramma hield in: vervlaamsing van het onderwijs in Vlaanderen ; ver­ vlaamsing van het gerecht en alle openbare besturen in Vlaanderen ; indeling van het leger in Vlaamse en Waalse eenheden met opleiding en aanvoering resp. in het Nederlands en het Frans ; reorganisatie van de centrale besturen zodat de aangelegen­ heden betreffende het Vlaamse landsgedeelte in het Nederlands, en deze betreffende het Waalse gedeelte, in het Frans worden behandeld. Voor een letterlijke weergave van dit programma, zie GERARD, De Katholieke Partij, p. 94. 3. Van de Vyvere Aloys (1871-1961), advocaat en katholiek politicus, zakenman. Bekleedde verschillende politieke functies: provincieraadslid (O.-Vl.), gemeenteraads­ lid en schepen in Gent. Was van 1911 tot 1931 volksvertegenw. voor het arr. RoeselareTielt. Was kort voor en tijdens WO I minister op verschillende posten, net zoals in de eerste helft van de jaren twintig. In 1925 was hij een week lang eerste minister, maar zijn kabinet werd ten val gebracht. Hij liet zich kennen als een gematigd flamingant katholiek, maar als Realpolitiker moesten zijn Vlaamse principes wel eens wijken. Hij werd daarom sterk gehaat door radicale flaminganten, zoals de Fronters. Vooral de Vlaams-nationalisten uit zijn eigen arrondissement beschouwden hem als vijand num­ mer 1. EVB, p. 1996 ; zie ook de biografie van JANSSENS. 4. EVB, p. 88-93. 5. WV, 1 dec 1923. 6. Jeroom Leuridan (1894-1945) : Vlaams-nationalistisch politicus, advocaat, dr. in de rechten en in de Germaanse filologie. Provincieraadslid West-Vlaanderen (1925-1929), volksvertegenwoordiger Veurne-Diksmuide-Oostende (1929-1939), senator arr. Kortrijk-Ieper (1939-1944). Collegejaren in Poperinge, medewerker aan De Vlaamsche Vlagge, oorlogsvrijwilliger. Werd na WO 1 een felle propagandist voor VOS. Streed aanvankelijk mee met Joris Van Severen in het KVNV, maar volgde deze niet toen hij het Verdinaso stichtte en engageerde zich in het VNV. VAN MOLLE, p. 222 ; DEMOEN, Jeroom Leuridan, passim. 7. DEMOEN, Jeroom Leuridan, p. 163. De auteur citeert Gent, Veume, Leuven, leper, Mechelen, Turnhout, St.-Niklaas, Tisselt, Nieuwpoort, Torhout, Eeklo, Wetteren, Lebbeke, Rumbeke-Beitem, Kortemark, Oostduinkerke, Antwerpen en Menen. Jacob hield ook meetings in Nederland. 8. DEMOEN, Jeroom Leuridan, p. 162-163. In Poperinge zouden 600 personen aanwezig geweest zijn. 9. WV, 16 feb 1924 (Roeselare), 10 mei 1924 (Kortrijk), 21 jun 1924 (Gistel), telkens aan­ kondigingen. Voor Roeselare zie ook : BOUDREZ, p. 140. 10. Ward Hermans (1897) : Vlaams-nationalistisch politicus, publicist en dichter. Nam als oorlogsvrijwilliger deel aan WO I en werd omwille van zijn engagement in de Frontbeweging door de legerleiding naar een speciaal houthakkerspeleton in het Omedepartement verbannen (juli-dec. 1918). Werd na de oorlog journalist bij De Schelde, werd lid van de Frontpartij en VOS en bestreed als volksvertegenwoordiger (19291932) het op Frankrijk gerichte buitenlands beleid. In 1935 werd hij lid van het VNV en behoorde er met zijn autoritair solidarisme tot de rechtervleugel. In 1939 werd hij opnieuw kamerlid, werd in mei 1940 door de Staatsveiligheid naar Frankrijk gedepor­ teerd, waarna hij bij zijn terugkeer ontslag nam uit het VNV en zich engageerde in de De Vlag. Werd medeoprichter van de Algemene SS-Vlaanderen en hoofdredacteur van De SS-Man. Werd na WO II veroordeeld wegens collaboratie en kwam in 1955 vrij. 11. SAT 304, Brief van C. De Vries, 17 apr 1924.

56


12. WV, 12 apr 1924. 13. Dit is een (anachronistische) verwijzing naar het Wilsonianisme van de gelijknamige president van de Verenigde Staten en groot promotor van de Volkenbond. Woodrow Wilson had in zijn Veertien Puntenprogramma ook voorzien in het zelfbeschikkings­ recht van de volkeren (met name deze uit het voormalige Oostenrijk-Hongarije). 14. Tijdens WO I militaire opleidingskampen in Frankrijk die ook dienst deden als straf­ kampen voor flamingante soldaten. 15. DAT 887, Strooibriefje ‘aan de Thieltsche bevolking”, z.d. 16. WV, 19 apr 1924. 17. Jozef Verduyn (1884-1936), geneesheer, oud-strijdersleider. Oud-leerling van het Tieltse college. Was tijdens WO 1frontdokter en medestichter van de studiekringen van het Secretariaat der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten (SKVH) en stond in contact met vele vooraanstaanden uit de Frontbeweging. Stichtte na WO I VOS en richtte het gelijknamige weekblad op, dat na de scheuring in 1924 nog tot 1927 bleef bestaan (EVB, p. 1755-1756). 18. Nochtans was in augustus in Roeselare een Gouwcongres van VOS doorgegaan, waar­ bij ook Verduyn aanwezig was, dat als zeer geslaagd beschouwd werd en waarvan ver­ klaard werd dat het veel misverstanden uit de weg geruimd had. Op dit congres van de West-Vlaamse Vossen werd o.a. het voorstel van Adiel Debeuckelaere om de amnestiereactie te voeren door petities onder de leden te organiseren, verworpen. Het voor­ stel van A. Jacob om per gemeente betogingen te houden werd wel weerhouden (De Schelde, 7 aug 1924). 19. PROVOOST, De Vossen, p. 45-63 ; WILS, Honderd jaar Vlaamse Beweging, II, p. 190. 20. WV, 19 apr 1924. 21. Zie bv. WV, 22 nov 1924. 22. Joris Van Severen (1894-1940), volksvertegenwoordiger voor Roeselare-Tielt (19211929), stichter en leider van het Verdinaso. Geboren in Wakken, studies rechten in Gent die onderbroken werden door WO I. Speelde een rol in de Frontbeweging. Stichtte in 1925 het KVNV als quasi-autonome afdeling van de Frontpartij. Vijf jaar later nam hij ontslag als hoofdman uit die partij en stichtte in 1931 samen met Wies Moens het Verdinaso, een autoritaire antidemocratische beweging die uitging van een corporatis­ tisch solidaristisch samenlevingsmodel. Het Verdinaso evolueerde later naar een HeelNederlandse koers waarbij het antibelgicisme verlaten werd. WILS, Joris van Severen. 23. PROVOOST, De Vossen, p. 47 e.v. 24. De Schelde, 9 apr 1924, het deel van het artikel over de zaak Verduyn dat handelt over West-Vlaanderen is ondertekend door ‘J.V.’ 25. De schrijver noemt Watou, leper, Poelcappele en Poperinge dat de bijdrages gedeelte­ lijk betaald had. De genoemde plaatsen waren gelegen in het thuisgebied van Emiel Butaye, Vlaams-nationalistisch parlementslid en leider van de VOS-afdeling Watou (zie ROSSIE, Het Vlaams-nationalisme in het arrondissement leper, p. 45-46). 26. DAT 887, Strooibriefje “Aan de Thieltsche bevolking”, z.d. ; WV, 29 mrt 1924. De meeting was eerst voorzien met Ward Hermans en Jan Vets, maar geen van beide kwam opdagen (Hermans wegens ziekte). Hermans zou het hebben over de binnen­ landse politiek en Vets over de Ruhrpolitiek van de regering waartegen VOS zich afzet­ te. 27. WV, 19 apr 1924 ; zie ook het gelijkluidend verslag in De Schelde, 19 apr 1924. Antoon Samyn (1898-1977), advocaat. Was frontsoldaat geweest en in 1919 een van de medeoprichters van de West-Vlaamse Frontpartij. Was van 1925-1933 Vlaams-nationaal provincieraadslid en van 1926-1931 gemeenteraadslid en schepen in Diksmuide. Nadat hij in 1925 medeoprichter was van het KVNV rond Van Severen volgde hij die in 1931 niet toen hij het Verdinaso oprichtte. In 1933 nam hij ontslag uit het VNV en als provincieraadslid. Was provinciaal voorzitter en hoofdbestuurslid VOS. EVB, p. 1382. 28. LUYKX, Politieke geschiedenis, p. 321 en 324.

57


29. 30. 31. 32. 33. 34. 35.

36.

37.

38.

39. 40. 4L 42.

43. 44. 45.

46. 47. 48. 49. 50. 51.

58

WV, 3 mei 1924 ; VOS-GEVERS, Dat volk, p. 218. GVT, 26 apr 1924. WV, 3 mei 1924. GVT, 3 mei 1924. DAT 887, Strooibriefje “Aan de Thieltsche bevolking”, van VOS-BVOS en Vlaamsche Studiekring, z.d. WV, 3 mei 1924 ; gelijkaardig verslag in De Schelde van dezelfde datum. Volgens BOUDREZ, p. 175 werd de Roeselaarse Vlaamse Harmonie, bestaande uit Vossen, pas eind 1925 officieel opgericht, als afsplitsing van de Stadsharmonie. Maar blijkbaar traden de Roeselaarse Vossen ook al voor die tijd apart op, zoals blijkt uit hun deelname aan de amnestiebetoging in Tielt. Reeds in 1920 was trouwens al sprake van een “Vossenmuziek” in Roeselare (De Vos, 3 okt 1920). Volgende plaatsen worden genoemd: Kortrijk, Pittem, Menen, Meulebeke, Beitem, Kanegem, Lichtervelde, Deinze, Heule, Ardooie, Koolskamp, Wingene, Aarsele, Ingelmunster, Oostrozebeke, Wakken en Nieuwpoort. Vallaeys Berten (1898-1975), ingenieur. Als Leuvense student werd hij op 15 april 1924 neergeschoten door een Waalse student. Het incident volgde op het Grootnederlands Studentencongres in de universiteitsstad en was een resultante van het groeiend Vlaams-nationalisme onder de Vlaamse studenten dat bv. tot uiting kwam in amnestiebetogingen, en de reactie daarop. EVB, p. 1710-1711. Depla Alfons (1860-1924), geneesheer. Vestigde zich als dokter te Kortrijk waar hij zich engageerde in de opkomende christelijke arbeidersbeweging, die hij trouwens van 1894-1900 als provincieraadslid vertegenwoordigde. Als balling in Nederland huldig­ de hij het Groot-Nederlands ideaal. EVB, p. 400-401. Zie ook VOS-GEVERS, Dat volk, vnl. p. 223. Een zo goed als woordelijk dezelfde motie werd ook aangenomen op de amnestiedag in Roeselare op 17 feb 1924. Zie : Vier Bormsdagen : Den Haag, Leuven, Roeselare, Poperinge. - Antwerpen : Dr. Jacob-comité, 1924, p. 24. WV, 10 mei en 17 mei 1924 ; La Libre Belgique, 7 mei 1924 (knipsel in ART, Papieren Jozef Lenoir, bundel Geschiedenis Tielt, wetenswaardigheden). WV, 24 mei 1924. Telefonisch gesprek met Herman De Vries (zoon van Constant), 25 nov 1996. Dit gedwongen ontslag wordt bevestigd door de onuitgegeven notities ‘meidagen 1940’ van Arthur Impe (ART, Fonds Verbaeys, nr. 182 bis) waarin we lezen dat zijn ontslag “wellicht om zijnen politieke bedrijvigheid” gebeurde. Gek genoeg gaat De WestVlaming nauwelijks in op dit ontslag. Enkel op 28 juni 1924 wordt gemeld dat het optreden van de burgemeester “de broodwinning” van De Vries gekost heeft (WV, 28 jun 1924). Er zou wel een artikel (“Broodroof in Tielt”) verschenen zijn in De Schelde. Ik heb dit artikel echter niet kunnen terugvinden in De Schelde. WV, 19 jul 1924 en 26 jul 1924. Frans Brusselmans (1893-1967), dr. in de rechten, hoogleraar in Leuven. Katholiek volksvertegenwoordiger voor het arr. Veume-Diksmuide-Oostende (1921-1936). VAN MOLLE, p. 30. Van Dieren Edmond (1879-1961), advocaat en politicus. Was van 1929 tot 1932 en van 1936 tot 1945 onafhankelijk Vlaams-nationalistisch senator voor het arr. MechelenTumhout. EVB, p. 411-412. WV, 23 aug 1924. WV, 30 aug 1924. Daels sprak op 30 december 1924 voor de Wingense Vossen, wellicht ook om fondsen te verzamelen. GVT, 3 jan 1925. JACOBS, Zij, die vielen als helden, I, p. 163-164 (de tekst is in feite van Luc SCHEPENS) ; zie ook : EVB, p. 645. AMVC, M 896/B Papieren Jozef Muls, Brief van Emiel Thiers aan Muls, 20 okt. 1924. VERLEYEN, Christelijke arbeidersbeweging, p. 34 en 42.


52. Lodewijk Dosfel (1881-1925), advocaat en letterkundige. Had reeds voor WO I een lei­ dende positie in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en spande zich in voor de vernederlandsing van het hoger en middelbaar onderwijs. Werd na WO I veroordeeld tot 10 jaar hechtenis wegens activisme, maar kwam eind 1920 reeds vrij. Hij distan­ tieerde zich later van de Frontpartij omwille van het godsvredeprincipe. Als overtuigd katholiek vond hij tenslotte dat de katholieke Vlaams-nationalisten geen eigen partij mochten oprichten, maar bleef wel voorstander van de federalisering van België. EVB, p. 431-433. 53. WV, 6dec 1924. 54. WV, 1 nov 1924. 55. Het is niet duidelijk wanneer die plechtigheid precies doorging. Het verslag ervan was opgenomen bij dat van de 11-november-herdenking, zie WV, 15 nov 1924. 56. Sinds de oorlog werden onderhandelingen gevoerd om de modaliteiten van de Duitse herstelbetalingen te regelen. Ook de grensregelingen lagen nog ter discussie. Deze pro­ blemen werden eind 1925 ‘opgelost’ met het Locamopact. VAN DE MEERSSCHE, p. 280-284 en 309-311. 57. WV, 15 nov 1924. 58. Vermoedelijk betreft het hier oud-soldaten die nog onder Léopold II gediend hebben. 59. Het gaat mogelijk over de neutrale harmonie De Ware Vrienden die zich in 1919 afge­ scheurd had van de Goede Vrienden, harmonie van de katholieken. Even goed betreft het het zogen, ‘klein muziekske’, muzikanten die in feite behoorden tot de stadshar­ monie De Goede Vrienden, maar ook apart optraden. Dit is des te aannemelijker omdat Fons Dinneweth, die er de leiding van had, niet onsympathiek stond tegenover de natio­ nalisten. Over beide harmonieën, zie BRYS, Honderdzeventig jaar muziekleven, p. 246-247 en p. 251-252. 60. Deze reus was waarschijnlijk gebaseerd op de historische roman “Reivaart of de wraak van den tempelier : vaderlandsche tafereelen 1319-1322” (1882) van de Brugse priester-historicus-romancier Adolf Duclos (1841-1925). Duclos had met zijn romantische verhalen veel invloed gehad op de studenten. Zijn ‘‘Reivaert” werd tot een toneelstuk herwerkt waarvan eind 1924 / begin 1925 nog een nieuwe versie verscheen. Cfr. DOS­ FEL, Verzameld werk, dl. 5, p. 205 en 207-208. Reivaart de tempelier wordt ook vernoemd in de brochure “Waarom nationalist zijn ?” van Leo DUMOULIN (pseud. M. Dalen) uit 1925 (op p. 40). Volgens Dumoulin zou verfilming van deze en andere romans prima propagandamateriaal opleveren voor de Vlaamse Beweging. 61. Karei Versteele (1872-1969) was reeds voor de oorlog actief in de Vlaamse studenten­ beweging en vestigde zich na zijn studies als advocaat in Roeselare, later in Veurne. BOUDREZ, p. 93 en 104. 62. Over Paul Impe (1890-1918) en zijn optreden aan het front, zie CLEYNHENS, De scheutisten, p. 162-164. 63. PieterFinné (1892-1969), zakenman. Reeds voor WO I actief in de Vlaamse Beweging. Tijdens WO I brancardier aan het front. Daarna één van de medestichters van de Frontpartij. Was vooral actief in Brabant (meer bepaald Brussel en Leuven). Nadat hij sinds 1936 senator was, werd hij tijdens WO II oorlogsschepen voor onderwijs voor Groot-Brussel, wat resulteerde in een veroordeling na de oorlog. EVB, p. 514-515. 64. Colbacq was de Waalse student die Berten Vallaeys neergeschoten had en Remi Deman was een Vos die, omdat hij in september 1924 tijdens een betoging “uit zelfverdedi­ ging” een Belgische fascist neergeschoten had, drie jaar cel en 50.000 fr. boete opliep. Coppée was de reeds hoger genoemde, van economische collaboratie vrijgesproken, baron. De voorbeelden moesten de ongelijke rechterlijke behandeling van Vlamingen en Walen illustreren. Zie voor de gevallen Coppée, Deman en Vallaeys, ook ELIAS, Vijfentwintig jaar, II, p. 165-166 en p. 183. 65. EVB, p. 91." 66. Dat bleek bv. in december 1924 nog, toen de Tieltse textielarbeiders ter gelegenheid

59


67. 68. 69.

70. 71. 72.

van de viering van hun patroonheilige de Vlaamse leeuw zongen en er “kreten voor zelfbestuur” zouden geklonken hebben. WV, 13 dec 1924. WV, 19 dec 1925. WV, 17 jul 1926, waar Lambrecht genoemd wordt als schatbewaarder van VOS. Bijvoorbeeld op 15 november 1925, met het zangspel “Surcouf, de zeeschuimer”, waarbij de Vrije Zonen begeleid werden door het “prachtig symfonisch orkest” van A. D’Havelooze. WV, 14 nov 1925. Albert D’Havelooze was bestuurder van de harmonie “Vermaak na arbeid” van het Kristen Werkersverbond (SAT 215, Brief van [?] aug 1926). Op 4 sep 1925 vroeg hij namens de Vrije Zonen de toelating voor een toneelop­ voering op 4 okt 1925 in het Christen Volkshuis (SAT 213, Brief van 4 sep 1925). GVT, 29 nov 1924. WILS, Honderd jaar Vlaamse beweging, II, p. 123 ; citaat uit VAN GOETHEM, Taalpolitiek en staatshervorming, p. 13. WILS, Honderd jaar Vlaamse beweging, II, p. 141.

Adressen van de auteurs : Hugo Dyserinck, Sijsjesstraat 6, 3620 Lanaken Stefaan Vandenbroucke, Hof ter Eikenlaan 14, 3020 Herent Peter Struyve, Driesstraat 41, 8700 Tielt

60


ALGEMENE ELECTRICITEIT

Rouwdienst

D eb ussch e re E .& L

DHONDT Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. (051)40 07 15 Fax (051)40 73 37 GSM (075) 32 77 08 Privaat- en industriële installaties

S tationstraat 103 8700 TIELT Tel. (051) 40 02 27

ruil

Laagspanningsinstallaties W inkelverlichting Studie - Advies - Uitvoering

MUI

TUUR

ONS

-------

BANK VAN ROESELARE Ó

n

z

e

B

a

n

k

Voor.,.

maken we graag#

wae c inr e c ir owi evrij.

v

a

n

( A )

t

o

t

(

z

)

A G H S E L H /E S T ELECTRABEL-© Kortrijksestraat 86 - 8700 TIELT Tel. (051) 42 31 11


'

4 \& < f a n

’>t

'l'rt ,r * ■

lf


DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 29ste jaargang, nr 2 - juni 1998 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

m Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. (051)40 18 23 Fax (051)40 51 93

DE MEIBLOEM een onderneming die reeds 64 jaar

TE VERKRIJGEN BIJ :

•ÉPVRIES g np A X I I / fN

ITI'W FM ÏFÏ

lang met troeven als VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !

VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN

Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. (051) 4 0Ó 4 16

^R G EN TK uw appeltje voor de dorst

STEEDS DE BETERE VOORWAARDEN Kris Tanghe

BOUCKAERT DANIEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT Tel. (051) 40 42 30

Kantoorhouder leperstraat 8 8700 Tielt Tel. (051)40 39 53 Fax (051)40 56 79


DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051 ) 40 17 00 Ondervoorzitter : P. Callens, Waterstraat 18, Pittem - (051) 46 71 90 Sekretaris-penningmeester en verantw. uitgever :

Ph. De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt - (051) 40 18 38

Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt Verschijnt viermaal per jaar. - Wettelijk Depot : BD 25413 Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762. INHOUD VAN DEZE AFLEVERING (29ste jg„ nr 2, juni 1998) L. Decroix, Het Schaeck op Meulebeke Plaetse blz. 62-83 Fr. Hollevoet, Tielt uitgeteld (1590-1594) blz. 84-92 L. Ailliet, Gustaaf Theodoor Stacino (1867-1917), postbode en dichter in Tielt (1901-1903) blz. 93-97 A. Demeulemeester, Merkwaardige godsvrucht in Pittem (1858) blz. 98-99 P. Huys, Nog over de Tieltse drukker André-Benoit Stéven blz. 100-102 P. Huys, Nog over de Gottemse herberg(en) waar Tanneken verhoord werd blz. 103-104 bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


HET SCHAECK OP MEULEBEKE PLAETSE De geschiedenis van ’T SCHAECK op Meulebeke plaetse is er een van eeuwen. Hoeveel precies weten wij niet. Men wist het zelfs niet meer in 1683 toen men een lijst van de herbergen moest opmaken. Men zei een­ voudigweg dat ’T SCHAECK bestond van immemoriaele tijden. Tot nu toe vonden wij de oudste vermelding van ’T SCHAECK in 1551. Toen was Malen de Vare er herbergier. Zijn er lange tijd alleen maar sporadische gegevens over ’T SCHAECK te vinden, vanaf 1654 hebben we doorlopende informatie en a.h.w. de sleu­ tel op de deur. De erve van ’T SCHAEK lag in ’t midden van de oostzijde van de plaet­ se en wordt met canten ende aboutten - d.i. met de aanpalende erven - in het landboek van 1654-56, deel III art. 695 beschreven als eene hapte (onregelmatig gevormde) behuysde erfve ghenaempt het Schaeck, paelende noort de naervolghende erfve (den Beer), noch noort de Pitthemstraete (de huidige Hoogstraat), oost de erfve van de Capelrie, zuyt de voorgaende erfve (den Hert), west de plaetse groot 1 hondert 12 roeden Eigenaar en gebruiker was Laureins Pollet. Toen het landboek werd opgemaakt, dat was in 1654-56, was ’T SCHAECK nog één en onverdeeld, met dezelfde eigenaar en gebruiker. Korte tijd later viel het in drie stukken uit elkaar. EEN EERSTE STUK viel er uit op 29 maart 1656. Het was dit deel van d’erve dat uitgaf op de huidige Hoogstraat. Het lag juist achter d’erve van den BEER en van de Valcke. EEN TWEEDE STUK dat wegviel uit d’erve van ’T SCHAECK was het zuidelijk deel, waar nu, anno 1998, de Bank van Roeselare gevestigd is. Dit stuk viel weg op 18 februari 1663 (B). Eerst kijken we nu naar het deel dat gebleven is en dat men langst het SCHAECK is blijven noemen. Daar was de herberg. De laatste eigenaar en bewoner was Jozef Goethals. Hij bleef hier wonen tot aan zijn overlij­ den in 1995. Het daaropvolgend jaar werd de woning gesloopt. Er kwa­ men enkele appartementen en de HBK-spaarbank in de plaats met als benaming “Residentie ‘t Schaek”. De nieuwe eigenaar is NV Algemene Onderneming Chris Vuylsteke (A).

62


A. ’T SCHAECK (Kad. C7: Herberg tot omstr. 1800 B. ZUIDELIJK DEEL UIT ’T SCHAECK (Kad. C8 Winkel tot 1777

±1620 Laureins Pollet x 1. Meyers 2. Beels 1670 Joos Pollet x 1. Joà Vermandele 2. Cath. Bostin 1712 Joos Pollet junior 1765 Mart. Labens x Barb. V.d.Linde 1772 Kinders Jan Pollet x Vervaecke 1810 J.B.Iserbyt x Franc3 Thiers 1856 Jean Goethals x Eulalie Hanssens 1890 Emile Goethals x Mecht. Mertens t 9 maart 1932 t 27 febr. 1928 1935 Emilie Van Overschelde (wed.Duyck) t 1 mei 1940 1938 Joseph Goethals x M.Buysschaert zn. v. Henri kl.z.v. Emile t Kortr. 1 jan. 1995

±1620 Laureins Pollet x 1. Meyers 2. Beels 1663 Jan Serroels x M.Callens 1677 Maarten Boone x M.Callens 1707 Jan Veroustraete x Judoca Morel zn.v.Carel x Adriana Maes 1756 M.Agnes Veroustraete jonge d.v. Guill. x Jud3 Vermander kl.d. v. Carel x Adriana Maes 1777 Jac.Aug.Veroustraete x 1. De Stoop zn. v. Guill. 2. Vd Poele kl.z. v. Carel 1803 Jacq. Laridon x Rosa Descheem. 1885 Eulalie Hanssens, wed. Jean Goethals t 27jan. 1909 1911 Henri Goethals x M.Ant. Vd Ougstr. zn. v. Emile f 6 dec. 1964 bierbr., burgem. t II mei 1959

Op deze foto zien wij deel A. Dit gedeelte heet nu “Residentie 't Schaeck” en huisvest de HBK-spaarbank en appartementen.

63


Uittreksels uit het landboek van Meulebeke 1654-1655.

64


Helemaal links op de foto ziet u “Den Beer� met daarnaast deel A en in het midden deel B van 'T SCHAECK. (Foto uit verzameling Godfried Vuylsteke, Meulebeke - de foto op blz. 63 bovenaan komt uit dezelfde verzameling.)

65


DE HERBERG VAN ’T SCHAECK met LAUREINS POLLET De herberg van ’T SCHAECK is het deel uit d’erve dat men langst ’T SCHAEK is blijven noemen (zie A op foto). Laureins Pollet is de herbergier die de twee stukken uit ’T SCHAEK ver­ kocht. Hij deed dat niet uit geldnood. In de loop der tijden is er overal steeds meer verkaveling gekomen. Laureins Pollet was herbergier en brandewijnstoker. Het stuk van d’erve dat hij in 1656 verkocht, kwam tot tegenaan het huysken daer Pollet nu dagelickx gebrande wijn stockt ofte disteleert. Zoals vele Meulebekenaren van zijn tijd was Laureins Pollet buitenpoor­ ter van Kortrijk. In het feodale bestel gaf dat een grotere rechtszekerheid en was het een statussymbool dat men niet gaarne prijsgaf. In 1654 werd Laureins Pollet voor de tweede maal weduwnaar. Uit zijn laatste huwelijk werd hem in 1628 zijn zoon Joos geboren. Deze Joos werd zijn opvolger in ’T SCHAECK. Laureins Pollet maakte het begin van een lange woelige periode mee. In 1635 had Frankrijk de oorlog verklaard aan Spanje. En die oorlog kwam tot op Meulebeke plaetse. Op 27 september 1645 werd de kerk door Franse soldaten in brand gestoken. Die brand van de kerk sloeg over op enkele huizen op de Markt. Waarschijnlijk brandde den BEER toen hele­ maal af. Wij hebben geen weet van schade aan ’t SCHAECK. JOOS POLLET HERBERGIER IN ’T SCHAECK Joos Pollet volgde zijn vader op als herbergier en brandewijnstoker in ’T SCHAECK. Hij bleef er ook de eigenaar, weliswaar van de nu kleinere erve, die met de stallynghen, brauwerie ende andere edifitien ongeveer 15 roeden groot was. Dit alles wordt nog gezegd in 1708, het jaar waarin Joos Pollet, oud geworden, zijn goed verdeelt bij uytgrootinghe onder zijn kinderen. 'T SCHAECK werd geschat op 450 guldens en kwam in handen van de 28-jarige zoon Joos, die er twee hypotheken moest bijnemen, één van 100 p.gr.Vl., croise rende den penninck XVI in prof ijte van Joos Maertens en één ‘van 32 p.gr.Vl. in profijte van de Capelle van Maerloope. In zijn oude dag en voor de tweede maal weduwnaar, heeft vader Joos Pollet geen rustige tijd gekend. In het begin van de 18e eeuw ging het er in onze contreien niet zo rustig aan toe. In 1703 moest hij mede met ande­ ren instaan voor de nachtwacht. Menigmaal kreeg hij in ’T SCHAECK militairen over de vloer. De laatste maanden van 1708 kreeg hij ze tot vijf­ maal toe op bezoek : op 16 augustus, 2 september, 11 november, 20 november en 14 december. Gelukkig kon hij met de rekeningen voor bier, wijn ende brandewijn bij de wethouders terecht, die betaalden met het 66


LAUREINS POLLET zn. v. Anth. poorter v. Kortr. 1627-29 (werd poorter na de dood van zijn eerste vrouw) t 1669 (uitvaart 4-7 pp.)

1. CATH MEYERS d. v. Jan en Margr. De Witte t 19 sept. 1626 (geen poorteresse) wezen : Anth., Frans en Barb. 2. MAYKEN BEELS 5 kinderen uit 2e huw. o.a. Joos geb. in 1628

JOOS POLLET zn. v. Laurs en M.Beels geb. 23 maart 1628 poorter 1665-1712 f 27 sept. 1711, 81 j.

x

1. JOANNA VERMANDELE d. v. Carel en Jacoba De Roo + 26 febr. 1668 (uitv. 7-4 pp.)

3 kinderen uit Ie huw. 2. CATHARINA BASTIN d. v. Jan en Cath. Van Aken t 30 jan. 1698 (uitv. 4-12 pp.) 52 j. 9 kinderen uit 2e huw. o.a. Jan geb. in 1678 Joos geb. in 1680

67


geld van alle belastingsbetalers. Aan de leveringen voor de legers viel niet te ontsnappen. In 1709 moest hij 12 vaeten haevere leveren voor eene par­ tie huzaren die bij faute van leverynghe de kercke van deze prochie dreyghden te forceren. In Meulebeke wist men dat ernstig te nemen. Joos Pollet stierf op 27 september 1711 in de leeftijd van 81 jaar. Hij werd met een middelbare uitvaartdienst begraven. DE JONGMAN JOOS POLLET IN ’T SCHAECK Na Joos Pollet senior, kwam zijn zoon Joos Pollet het roer in ’T SCHAEK overnemen. De nieuwe weerd is nooit getrouwd. Intussen waren de tijden rustiger geworden. Door de vrede van Utrecht in 1713, kwamen onze streken onder Oostenrijk. Tot het einde van de eeuw zou dit zo blijven. Nu waren er geen soldaten meer om taire te maken. Toch werd er nog altijd bier, wijn en brandewijn geschonken. Men achtte het zelfs goed voor zieken. Op kosten van de disch mocht Joos Pollet wijn en de brandewijn’leveren aan Laureyns Claerhout in sijne laetste sieckte (1708). Volgens het Quoteboek bleef Joos Pollet in ’t SCHAECK tot 1765. Dan kwam Martinus Labens die bleef tot 1772. En in 1772 kwamen de kinde­ ren Jan Pollet. Daarbij waren - nog altijd volgens het Quoteboek - zowel Joos Pollet als Martinus Labens in hun gezeide periode dat zij ’T SCHAECK gebruikten, ook gebruiker van ’t Schepenhuis. Mogelijk ver­ huurde men verder door en waren de kinders Jan Pollet vóór 1772 in ’T SCHAECK. Ten andere, op 8 maart 1757 gaat Joos Pollet een lening aan die hij bezet op zijn eigendommen, o.a. op ’T SCHAECK in pachte gebruickt bij de weduwe Jan Pollet. Maar volgens het Quoteboek zat de weduwe nog in ‘DE SWAENE’ tot 1772. Om één lijn te volgen respecteer ik de gegevens en de chronologie van het Quoteboek. Joos Pollet stierf op 11 februari 1768 in de leeftijd van 88 jaar. Hij werd begraven met de hoogste uitvaart. Dit was een weerspiegeling van de sta­ tus die hij weten op te bouwen had tijdens zijn leven. Om niet te spreken van ’T SCHAECK, was hij ook tavernier geweest in het Schepenhuis, ont­ vanger van de schepenen van Robrechteghem en burgemeester van Bosterhout. MARTINUS LABENS Volgens het Quoteboek - d.i. naast het landboek het tweede luik van het toenmalig kadaster - gebruikte Martinus Labens ’T SCHAECK van 1765 tot 1772. Maar tezelfdertijd was hij ook weerd in het Hooghuis, wat wij nu het Gemeentehuis zouden noemen. 68


JONGMAN JOOS POLLET zn. v. Joos en Cath. Bastin geb. 17 sept. 1680 poorter 1713-67 t 11 febr. 1768, 88 j., hoogste uitv.

MARTINUS LABENS zn. v. Mart. t 5 dec. 1783, 67 j„ hoogste uitv.

x

M.BARB. VANDER LINDE d. v. Jan en M.Vertinde t 10 dec. 1812, 85 j.

69


Als schepen van de prochie en leenman van de baronnie, was Martinus Labens een invloedrijk man. Rond 1780 verhuisde hij naar zijn eigen woning. Hij stierf op 5 december 1783 in de leeftijd van 67 jaar en werd begraven met de hoogste uitvaart.

DE KINDEREN JAN POLLET DE LAATSTE HERBERGIERS IN ’T SCHAECK Vader Jan Pollet was de broer van de jongman Joos Pollet en dus ook kleinzoon van Laureins. In 1730 kocht hij De Swaene wesende eene herberghe met woonhuys, scheure, stallinghen ende brauwerie. De appel viel dus niet ver van de boom. De Swaene lag vlak op de huidige Goethalsplaats, waar nu het standbeeld staat. Jan Pollet kon de Swaene kopen van Judocus Vercouttere voor de som van 180 p.gr. VI. Daarvoor moest hij 100 p.gr.Vl. à 5 % aan de verkoper lenen, met een hypotheek op de Swaene. Deze hypotheek kon hij reeds op 18 april 1741 aflossen. Uit zijn huwelijk met Joanna Vervaecke werden hem zes kinderen gebo­ ren, waaronder Joos (1722-1790), Petronilla (1729-1807) en M. Francisca (1733-1809). Het zijn deze drie die in 1772 naar ’T SCHAECK komen en de kinderen Pollet worden genoemd. Met de dood van nonkel Joos Pollet ( t 1768) was ’T SCHAECK hun eigendom geworden. Terloops kan hier gezegd dat zij enkele jaren voordien reeds, namelijk in 1761, samen met hun moeder weduwe, in een openbare verkoping Den Paender hadden gekocht. En dat zij in 1777 ook Het Peirdeken konden kopen. Met de kinders Pollet, althans met de dochters, want Joos is ondertussen gestorven (1790), wordt ’T SCHAECK van het oude naar het nieuwe Regime geloodst. Met de Franse Revolutie, die bij ons kwam in 1795, stortte heel het feodaal systeem met al zijn instellingen in elkaar. Ook het oude kadaster, bestaande uit de landboeken en de quoteboeken, werd opzij geschoven en werd gaandeweg door het verre van volmaakte Franse kadaster vervangen. Het was dan wachten tot 1845 op het kadaster dat wij - anno 1996 - nog altijd voort gebruiken. Dankzij een systemati­ sche aanpak zijn, althans hier te Meulebeke, de drie kadasters op elkaar afgestemd en kunnen we zonder al te veel kleerscheuren doorheen de tij­ den van het ene naar het andere kadaster glijden. Met de kinders Pollet maken wij de sprong van de landboeken naar het Frans kadaster. Ex articulo 695 derde landboek, groot 14 roeden wordt 70


JAN POLLET zn. v. Joos en Cath. Bastin geb. 31 jan. 1678 poorter 1713-75 herbergier in de ‘Swaene’ t 16 dec. 1754, 78 j„ hoogste uitv.

x

JOANNA VERVAECKE d. v. Adr. en Janneken Verhelle t 27 jan. 1763, 70 j., hoogste uitv.

7 kinderen o.a. Joos (°1722), Petron. (°1729), Françoise (°1733)

DE KINDEREN JAN POLLET k. v. Jan en Joanna Vervaecke JOOS °24 mei 1722, schepen Rupelgem, poorter 1775-89 t 11jan. 1790, 69 j. , hoogste uitv. PETRONELLA °2 mei 1729, poorteres 1775-95 t 18 febr. 1807, devota, hoogste uitv. M. FRANÇOISE °20 febr. 1733, poorteres 1775-95 f 19 maart 1809, hoogste uitv.

71


Article 534 : A 534 maison, A 535 brasserie, A 536 cour, A 537jardin. Les enfants Pollet gebruiken dit alles als propriétaires. Maar les enfants Pollet zijn maar met z’n tweeën meer en ze worden met de dag een dagje ouder. In 1807 sterft Petronilla, 78 jaar oud. Twee jaar later sterft Françoise, 76 jaar. Of de herberg van T SCHAECK tot helemaal op ’t laatst openbleef, weten we niet te zeggen. In ieder geval waren de kinders Pollet de laatste herbergiers in ’T SCHAECK. JEAN-BAPTISTE ISERBYT Na de Pollet’s kwam de Ooigemnaar Jean-Baptiste Iserbyt in ’T SCHAECK wonen. Op 18 november 1810 werd daar Cordula, het eerste van zijn twaalf kinderen, geboren. In de volkstelling van 1815 staat hij op de Place nr. 50 als 31 ans brasseur né à Oyghem Iserbyt Jean Bte née à Cuerne 24 Piliers Françoise Meulebeke 4 Iserbyt Cordule Meulebeke Edouard 2 Meulebeke M. Herenie 8 mois Moorseele Delval François 34 ans domestique idem Meulebeke 22 Mestdagh Eugénie Met de nieuwe eigenaar maakte het gewezen SCHAECK de overgang naar de Hollandse tijd (1815-1830) en de stichting van het Koninkrijk België (1830) mee. Op 2 juli 1816 kocht Jean-Baptiste Iserbyt van M.Françoise Algoet, de weduwe van Franciscus Van Geesdaele, intussen hertrouwd met Joseph Maertens, de herberg naast de deur : Den Beer. Maar met Den Beer kocht hij ook een grote schuldenlast mee die op Den Beer rustte. Op 1 maart 1825 kreeg hij de toelating om een brouwerij in de Hoogstraete op te richten. Maar het ging Jean-Baptiste Iserbyt niet goed. Door de zware schulden­ last en mede door de slechte tijd - de zwarte jaren 1840-50 - ging Iserbyt failliet. Op donderdag 20 april 1848 werd zijn ondertussen in beslag genomen onroerend goed in een openbare verkoping - precies in Den Beer !!! - door de familie Goethals gekocht. Werd het de onfortuinlijke Jean-Baptiste Iserbyt te veel ? Volgens de Burgerlijke Stand van de stad Harelbeke over­ leed hij aldaar op 20 mei 1848 in het huis van zijn schoonzoon Denabt, ontvanger van Registratie. Het was de sasmeester, Louis Hostens, die het overlijden kwam melden. Zijn weduwe bleef nog in ’T SCHAECK wonen tot 11 augustus 1855. 72


JAN-BAPTISTE ISERBYT x FRANCISCA THIERS zn. v. Frans en Marie-Jeanne Van Outrijve geb. te Kuume rond 1789 Geb. te Ooigem rond 1784 naar Tourcoing op 11 aug. 1855 t Harelbeke, 20 mei 1848 brasseur, likeurstoker, wijnmarchand Hun kinderen geboren te Meulebeke : Cordula (°1810) trouwt met Jos. Carel Fr. Den Abt Edouard (°1812) naar Brussel op 10 dec. 1852 Melanie (° 1814) in hetzelfde jaar 1814 overleden Herenia (°1815) trouwt met Gregorius Lud. Reynier Remi Hipoliet (°1817) overleden in 1818 Carel August (°1818) trouwt met Camilla Doutreligne Hipoliet Henri (°1820) trouwt met Barbara Soete Henri Fred. (°1822) trouwt met Coleta Marbusoone/in 1847 in de kostschool Harelbeke Maria (°1824) naar Harelbeke in jan. 1848 Jan (°1826) naar Brussel op 10 dec. 1853 Judocus Aug. (°1828) Camilla (°1832) overleden in 1833

73


Dan vertrok zij naar Tourcoing. Kort daarop nam brouwer Jean Goethals zijn intrek in ’T SCHAECK. Na zijn dood (18 maart 1884) verhuisde zijn weduwe, Eulalie Hanssens, naar het huis ernaast. Dat huis had haar zoon Emile in 1877 van de familie Laridon gekocht en helemaal heropgebouwd. En het mag hier gezegd : dit huis stond op d’erve van ’T SCHAECK toen die nog geheel was. Dit stuk hier werd op 18 februari 1663 door Laureins Pollet aan Jan Serroels ver­ kocht. Na meer dan tweehonderd jaar was de hele voorzijde van ’T SCHAECK weer samen als eigendom van de familie Goethals. En waar woonde Emiel ? Van bij zijn huwelijk met Mechtile Mertens woonde hij in de Baljuw Vermeulenstraat. Pas vanaf 1890 kwam hij met vrouw en de zes kinderen naar de Plaats, in het huis van zijn ouders, waar vroeger de herberg van ’T SCHAECK had gestaan.

WAT ER GEBEURDE MET DE VERKOCHTE STUKKEN UIT ’T SCHAECK DE ERVE LANGS DE HOOGSTRAAT Dit deel van d’erve van 'T SCHAECK lag juist achter d’erve van DEN BEER en van DE VALCKE. Adriaen Robbe kon het op 29 maart 1656 kopen van Laureins Pollet met een jaarlijkse bezettende rente of hypo­ theek van zeven gulden, eewiglijk door hem of zijn nakomers aan Pollet of diens nakomers te betalen. Maar ten allen tijde kon ook de totale koop­ som van 112 guldens betaald worden. Dan verviel natuurlijk ook de rente. Wat gebeurde er verder met dit verkochte deel langs de Hoogstraat ? Nog geen vol jaar na hun koop stierven Adriaen Robbe en zijn vrouw. Twee jaar later werd huys ende erfve verkocht aan Pieter Beke uit Tielt. Deze laatste verkocht het verder aan Olivier Vermandele die het op zijn beurt, op 7 februari 1667 voor 50 p.gr.Vl. aan Guillaeme de Beis verkocht. En deze Guillaeme de Beis was eigenaar van DEN BEER ! Daarmee werd het deel van d'erve langs de Hoogstraat, een deel van d’erve van DEN BEER. HET ZUIDELIJK DEEL OP DE MARKT Een tweede stuk dat wegviel uit d'erve van ’T SCHAECK was het zuide­ lijke deel, waar nu - anno 1998 - de Bank van Roeselare gevestigd is. Dit deel was sedert enige tijd, door rentebezetting ten voordele van Laureins Pollet, in handen van de bailliu Gillis vander Moere. Op 18 februari 1663 nam Jan Serroels de rente over en werd eigenaar mits hij de rente van 74


JAN GOETHALS x EULALIE HANSSENS zn. v. Joseph en Ros. Cabbeke d. v. Jan Frans en Julia Deborel geb. 9 april 1810 geb. te leper 6 aug. 1827 schepen, bierbrouwer, grondeigenaar t 18 maart 1884, 74 j. t 27 jan. 1909 Kinderen : M. Josepha (°1851 ) trouwt met Comelis Carpentier Emile (°1854) trouwt met Mechtilde Mertens Joseph (°1860) trouwt met Clara De Timmerman EMILE GOETHALS x MECHTILDIS MERTENS zn. v. Jan en Eulalie Hanssens geb. 11 okt. 1854 geb. 28 jan. 1851 (te Cruybeke) t 9 maart 1932 t 27 febr. 1928 brouwer, burgemeester Kinderen: M. Ida (° 1878) Gabriëlle (°1879) Joseph (°1881 ) Henri (°1882) trouwt met M. Antonia Vander Ougstraete Marg. (°1883) trouwt met Alfred Dirix Joanna (°1887) trouwt met Maurits De Temmerman

ADRIAEN ROBBE overl. rond 1658 (uitv. 2 pp.)

x

MARIA VOESTERSOON wed. van Anth. Schacht t 5 maart 1657 (uitv. 2 pp.)

JAN SERROELS x zn. v. Joos en Jooss.V.d.Bussche poorter Kortr. te Tielt 1658-65 poorter Kortr. te Meuk 1666-76 f sept. 1676 (uitv. 4-12 pp.)

MARIA CALLENS d. v. Pieter en El. Calewaert

zij hertr. met Maarten Boone t 18 juni 1706, 74 j. (uitv. 4-12 pp.)

Zes kinderen o.a. Joossijne die trouwt met Jan Cosman.

75


2 p.gr.Vl. ten profijtte van Laureins Pollet bleef doorbetalen tot hij of zijn erfgenamen de totale koopsom van 82 p.gr.Vl. konden betalen. De koper, Jan Serroels, was geboortig van Meulebeke, maar na zijn huwe­ lijk met Maria Callens was hij naar Tielt vertrokken. In 1663 komt hij naar Meulebeke terug en wordt er winkelier op de Markt, op d’erve van ’T SCHAECK. Interessant is zijn aanvraag bij de prochie of het toenmalig gemeentebestuur, om te hanghen een Bordes aen sijn huys ter Plaetse. Daarin zegt hij dat hij eenen coopman is van alle soorten van goed... dienvolghende dat hij om sijn goed te salveren van wind ende water hij doen maecken heeft een cleen bordeske boven de venster van sijn huys, welck daer nodich is. Om zijn betoog kracht bij te zetten, voegt hij er aan toe dat dit bordeske een sieraet is voor de plaetse, dat niem ant... schaede lijde en lijden can. En om alle weerstand te stuiten wijst hij naar zijn gebuurs die ook een bor­ des hebben soo als Mr Hotto van Caelbergh in de Valcke (hoekhuis naast Den Beer) en Frans de Volder (hoekhuis Markt en Marktstraat). Maar wat is een bordes ? In het West-Vlaams Idioticon van De Bo lezen wij : 1. soort van windeweer o f portaaltje van hout buiten de voordeur. 2. een plank o f bordel vooraan een venster al buiten, alwaar men brood en andere koopwaar ten toon spreidt, eventueel met koperen traliewerk tegen diefstal. In de steden was het gewoonlijk verboden bordesschen aan de vensters te hebben. Op 22 mei 1665 kreeg Jan Serroels de toelating voor zijn bordeske. Deze droeg de handtekening van de baronesse. De winkel van Jan Serroels werd weldra een bloeiende zaak. Hij was ook goed gelegen. In de venditie ten sterfhuyse van zijne weduwe, die onder­ tussen hertrouwd was met Maarten Boone, vinden wij een hele lijst van verkochte goederen en van allerhande soorten van winckelwaere bestaende in gebleeckte en ongebleeckte lijnwaeden, specerien ende andersints ... Jan Serroels overleed in september 1676. Zoals we reeds zeiden, her­ trouwde zijn weduwe met de rijke Maarten Boone. MAARTEN BOONE Maarten Boone kon een rijk gevuld visitekaartje voorleggen : hij was bailliu van verschillende heerlijkheden, zoals Overrechtegem, Schoondorp en Ten Doorne ; schepen van Bosterhout en Ter Borcht ; burgemeester van de prochie ; winkelier op de plaetse. Dat laatste, winkelier, was hij maar tot 1706. Want in dat jaar 1706 kwam de toen 31-jarige Jan Veroustraete achter de winkeltoog.

76


MAARTEN BOONE x zn. v. Anth. en Joà De Raedt geb. 13 april 1648 poorter v. Kortr. 1677-1740 t 26 nov. 1734, 88 j., hoogste uitv.

1. MARIA CALLENS d. v. Pr. en El. Calewaert wed. v. Jan Serrouls t 18 juni 1706, 74 j. (uitv. 4-12 pp.)

2. MARYMAES d. v. Anth. en Cath. Pauwels t 1 april 1741, 70 j. Deze beide huwelijken bleven kinderloos.

77


JAN VEROUSTRAETE Op 22 juni 1707 kon Jan Veroustraete de winkel van ’T SCHAECK kopen van Jan Cosman ... de Jan Cosman met zijn fameuse grafsteen. In zijn tweede huwelijk was deze getrouwd met Judoca Serroels, die de dochter was van Jan Serrouls en Maria Callens. Het waren geen rustige tijden. De oorlog sleepte maar aan. Die was al begonnen in 1635, toen Frankrijk aan Spanje de oorlog verklaarde, die pas zou eindigen in 1713 met de vrede van Utrecht, waarbij de Zuidelijke Nederlanden aan Oostenrijk werden overgedragen. De prochie - zegge de gemeente - werd door vele opeisingen voor de troe­ pen getroffen. In 1707 moest Jan Veroustraete 42 vaeten havere leveren. De prochie betaalde hem daarvoor 3 p. 17 sch./gr. Een jaar later vinden wij een rekening voor vleesch, broodt, boter ende toeback voor diversche militaire partien. Jan Veroustraete en zijn vrouw zijn kinderloos gestorven. Bij haar dood in 1756, bleef Marie Agnes Veroustraete, een nichtje van Jan, de winkel voort openhouden. MARIE AGNES VEROUSTRAETE Marie Agnes Veroustraete hield de winkel open van 1756 tot 1777. Langs de gegevens uit het archief van de disch weten wij dat zij flenelle en linwaedt verkocht. En uit verschillende Staten van Goed vernemen wij dat zij naaide voor de mensen en lijnwaet, gaeren, tarwe en wynckelwaer ver­ kocht. Marie Agnes Veroustraete stierf op 6 maart 1777 in de leeftijd van 59 jaar. Zij werd begraven met de hoogste uitvaart. In de parochiale akt staat dat zij een devota was. Dat was niet zo uitzonderlijk voor jonggebleven vrou­ wen. JACOBUS AUGUSTINUS VEROUSTRAETE In 1777 neemt Jacobus Augustinus Veroustraete de winkel over. Hij is de broer van Marie Agnes en dus ook een neef van Jan Veroustraete die kin­ derloos gestorven was. Vroeg weduwnaar, was hij in 1749 hertrouwd met de 18-jarige Martha Francisca Vande Poele uit Wingene, die hem vijf kinderen schonk. Jacobus Augustinus was schepen van Rupelghem. Hij - en later zijn vrouw - was ook buitenpoorter van Kortrijk tot zolang die instelling bleef bestaan, dat was tot 1795. Op vraag en op kosten van den disch leverde hij bolle cousen, wulle goe­ deren, linwaet, finelle ende andere goederen ende stoffen. Na zijn dood - in 1788 - hield zijn weduwe de winkel nog open tot in 1805. Verschillende mensen stonden bij haar in het krijt voor levering van stoffen, wolle goederen, vlasch, hout ende wynckelwaere. Wij weten dat 78


JAN VEROUSTRAETE x zn. v. Carel en Adriana Maes geb. 10 sept. 1675 poorter v. Kortr. 1703-55 t 10 juli 1750, 75j., hoogste uitv.

JUDOCA MOREL

t 21 febr. 1756, 76j., hoogste uitv.

Geen kinderen

MARIE AGNES VEROUSTRAETE d. v. Guillelmus en Judoca Vermander kl.d. v. Carel en Adriana Maes geb. 21 juni 1717 t 6 maart 1777, devota, 59 j., hoogste uitv.

JACOBUS AUG. VEROUSTRAETE zn. v. Guill. en Judoca V.d.Mander kl.z. v. Carel en Adriana Maes geb. 20 febr. 1715 poorter v. Kortr. 1744-95 f 22 mei 1788, 73 j., hoogste uitv.

Vijf kinderen uit

x

1. ANNA MARIA DE STOOP wed. v. Pr. Wijnes t 5 mei 1747, 33 j., hoogste uitv. 2. MARTHA FR. VAN DE POELE d. v. Jer. en Barb. V. Aken geb. te Wingene 16 sept. 1731 (18 j. bij huwelijk) tweede huwelijk

79


uit verschillende Staten van Goed. Martha Vande Poele maakte de overgang mee naar het Nieuwe Regime. In het Franse kadaster staat zij vermeld onder art. 632 als la veuve Verhoestraete, propriétaire. Dit tot het jaar XIV van de Republikeinse kalender, d.i. tot 1805-06. Na haar komt Jacques Laridon als nieuwe eige­ naar in de winkel. JACQUES LARIDON Na honderd jaar Veroustraete’s kwam in 1803 een gezin van buiten Meulebeke in de winkel van ’T SCHAECK. Het was het echtpaar Jacques Laridon en Rosa Descheemaecker. Hij was kleermaker en zij winkelier­ ster. Beiden waren afkomstig van Oostrozebeke, maar waren na hun huwelijk - dat was omstreeks 1780 - naar Wielsbeke getrokken, waar hun zes kinderen, vijf dochters en één zoon, geboren werden. Te Meulebeke kregen zij er nog een zesde dochter bij. Hun enige zoon was één van de zes Meulebeekse seminaristen die werden ingelijfd in het Franse leger en gestuurd naar Wesel aan de Rijn, waar één van hen, Karei Buyse, over­ leed. De seminarist Laridon werd later pastoor te Ouwegem waar hij in 1848 overleed. Vader Laridon stierf te Meulebeke in 1830. Zijn vrouw, negentien jaar later, in 1849. Maar dank zij de dochters, bleef de winkel Laridon nog vele jaren open. Huis en erve werden pas verkocht na de dood van Rosalie in 1877. DE FAMILIE GOETHALS De nieuwe eigenaar van de winkel van ’T SCHAECK was de pasge­ trouwde brouwerszoon Emiel Goethals. Met deze koop kwam nu de hele erve van ’T SCHAECK in handen van de familie Goethals. Eerder al, in 1848, was de herberg van ’T SCHAECK en de erve langs de Hoogstraat door Emiel’s vader, Jan Goethals, gekocht. Wat gebeurde er nu met de winkel ? Emiel Goethals maakte van de leeg­ stand gebruik om het huis helemaal te herbouwen en uit te breiden. Het werd een mooi, groot herenhuis, met statige balcon. De eerste die er kwam wonen - dat was in 1885 - was Emiel’s moeder, Eulalie Hanssens. Zij was het jaar voordien weduwe geworden. Tot zolang had zij met haar man Jean Goethals gewoond in de woning ernaast, waar vroeger de herberg van ’T SCHAECK was. En waar woonde Emiel ? Van bij zijn huwelijk met Mechtilde Mertens woonde hij in de Baljuw Vermeulenstraat. Pas vanaf 1890 kwam hij met vrouw en de zes kinderen naar de Plaats, in het huis van zijn ouders, waar vroeger de herberg van ’T SCHAECK had gestaan. Lucien DECROIX 80


JACQUES LARIDON zn. v. Jacques en Magd. Goemaere t 26 maart 1830, 73 j. Vijf dochters Francisca t Thérèse t Sophie t Coleta t Rosalie t

x

ROSA DESCHEEMAECKER d. v. Steph. en El. V.d. Kerckhove t 30 nov. 1849, 89 j.

geboren te Wielsbeke en overleden te Meulebeke 1846, 62 j., naaister 1853, 66 j., winkelierster 1820, 30 j., naaister 1870, 74 j. winkelierster 1877, 78 j. bijzondere

Jongste dochter geboren te Meulebeke en er overleden Barbara geb. 1803 en overl. 1848, 44j., winkelierster

EMILE GOETHALS zn. v. Jan en Eulalie Hanssens geb. 11 okt. 1854 t 9 maart 1932 brouwer, burgemeester

x

MECHTILDIS MERTENS geb. 28 jan. 1851 (te Cruybeke) t 27 febr. 1928

Kinderen : M. Ida (° 1878) Gabriëlle (°1879) Joseph (°1881 ) Henri (°1882) trouwt met M.Antonia Vander Ougstraete Marg. (°1883) trouwt met Alfred Dirix Joanna (°1887) trouwt met Maurits De Temmerman

81


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.

82

Robert van der Moere (greffier) “De Valcke” : Meester Otto van Caelbergh (chirurgijn) "Den Beer” : onbehuysd “’T Schaeck” : Laureins Pollet (herbergier) “Den Hert” : Mathijs Caignie (herbergier) Joos Blanckaert Pieter de Pau (landsman) Frans de Meyere (handelaar) Kinderen van Pieter de Pau (landsman) Lieven Borchgraeve Olivier van de Steene Joos Couckhuyt (landsman) Carel Casier (winkelier) Guilliaeme Bastijn (kleermaker) Jan Dobbels (werkman) Laureins Algoet (werkman) Jan van Belleghem (notable) “Den Ingel” : weduwe Jan de Volder (winkelierster)


BRONNEN GEMEENTEARCHIEF MEULEBEKE - land- en quoteboeken - Frans kadaster, huidig kadaster - parochiale doop-, huwelijks- en overlijdensregisters - registers van de Burgerstand - bevolkingsregisters RIJKSARCHIEF KORTRIJK - kerkarchief Meulebeke, disrekeningen - Aanwinsten V 6465, Volkstelling Meulebeke (Maelderije) - staten van goed - in wezerij Desserains (73), Meuk f° 6, 1628, bij overl. van Cath. Meyers vrouw van Laurentius Pollet. - in wezerij Carboneel (89), Meuk f° 15 v. (1668), bij overl. van Joanna Vermandele, vrouw van Joos Pollet. - in schepenarchief Meulebeke 45, reg. 1767-1775, f° 30, bij overl. van Joos Pollet, zn. van Joos en Catharina Bastin. - in aanw. V 64, 24 (nr. 17), bij overlijden van dezelfde Joos Pollet. - in wezerij Du Fort (134), Meuk f° 16 (1756), bij overl. van Jan Pollet, man van Joanna Vervaecke. - in wezerij Van Hoorebeke (110), Meuk f° 25 v. (1735), bij overl. van Maerten Boone - in wezerij Van Beveren (166), Meuk f° 29 (1790), bij overl. van Jac. Augustin Verhoustrate. - schepenarchief Meulebeke 45 - reg. 1654-1660 (reg. omgekeerd) P 4, onterfenisse door Laur. Pollet van een deel van ’t Schaeck ten voordele van Adriaen Robbe. - reg. 1654-1660 (reg. omgekeerd) f° 4 v., rente ten laste van Adriaen Robbe - reg. 1660-1667, P 62, contract tusschen dheer Gs Vandermoere ende Jan Serrouls fs Joos met naervolghende erfenisse (van ’t Schaeck). - reg. 1660-1667, P 94 v., rente ten prof. van Laur. Pollet ende ten laste van Jan Serrouls fs Joos. - reg; 1660-1667, P 102 v., permissie omme te hanghen Bordes ... - reg. 1669-1689, P 128, clachte omme Maerten Boone tot laste van Andries Carlier omme winckelwaere ... RIJKSARCHIEF BRUGGE - Frans Fonds 1245, Volkstelling Meulebeke 1799 - Frans Fonds 1245, Volkstelling Meulebeke 1815 UITGEGEVEN WERKEN - Kan. Tanghe, Parochieboek Meulebeke, Brugge, 1861, p. 117-118. - Genoveva Baert, Van aubergiën, lantsherbergskens en brandewijnhuysen, Meulebeke, 1987. 83


TIELT UITGETELD (1590-1594) In maart 1590 hielden zowel Tielt-binnen (stad) als Tielt-buiten (platte­ land) een belastinginning, waarbij voor elk paard, elke koe en elke bezaai­ de bunder (= 1,417 ha) 2,5 pond parisis neergeteld moest worden. Een rund gold maar 1 pond 5 schellingen parisis. Dergelijke noodimposities bleven, althans tijdens de rampzalige periode 1585-1598, de enige manier waarop de resterende bevolking nog op een enigszins aanvaardbare manier fiscaal kon bijdragen. De heffing lijkt ons vrijwel de hele toenmalige bevolking te betreffen : alle bestuurders vinden we er alvast vermeld (1). Toevoegingen uit een vrijwel identieke lijst drukten we cursief af. MARKT (23 personen met 20 koeien, 3 runderen, 6 paarden, 1 veulen en 6,5 bun­ der) 2 koeien Jan Cruycke (schepen) 2 koeien Gillis Bernaert 1 koe Jan Van Brouwane 1 rund Willem Vande Kerckhove Pieter De Bruyne 1 koe 1 paard Pieter Van Hee 1 koe Salemon Marcx Eustaes Oste (De Groote Valcke) 2 koeien Pieter Verpiete Passchier Neerynck Marten Bruunsteen Gheeraert Bruyneel Lonis Hellebuyck Heyndrick Mesdach Passchier Vande Wyele Pieter De Smedt Marten Vande Wyele Micheyl ’t Kyndt Willem Van Slambrouck Omaer Vanden Hamme Lauwereyns Vande Pitte Caerle Van Waeleghem Ghuillame Van Haelemeersch

84

1 paard 1 rund 2 koeien 1 rund 1 koe 1 koe 1 koe 1 koe

'h bunder 'h bunder 'Isbunder

2 paarden 'h bunder

Ghestaethede (2) : 9 sch. par. Ghestaethede : 10 sch. par. 1 koe 1 paard 4 koeien 1 'h bunder 1 paard 'h bunder

1 veulen

3 bunder


SINT-JANSTRAAT (15 personen met 24 koeien, 1 rund, 7 paarden en 12 V12 bunder) Pieter Sys Joos Veldens Zacharias De Muelenaere (schepen) Jaspar Hellebuyck Olivyer Van Ryckeghem Jan Van Ryckeghem Willem Strynck Philips Van Ryckeghem Roelandt De Vryese Pieter Vermandele

1 paard 1 koe 3 koeien 2 koeien 1 paard 2 koeien

1 koe 'h bunder 1 paard 1 koe 'Ai bunder 7ÂŤ bunder

1 bunder 2/i bunder

1 koe 1 koe 1 carroypeerdt [= legerpaard]

Huybrecht Verpyete Jan De Joncheere Jooris Van Poucke

1 paard 3 koeien 1 rund 3 koeien 2/< bunder Ghestaethede :

Amandt De Cuypere Roelandt De Dorpere

12 sch. par. 2 koeien 'h bunder 2 paarden 4 koeien

8 bunder

HOOGSTRAAT (21 personen met 40 koeien, 3 runderen, 5 paarden en 15 Ve bunder) Gillis Bouckhoudt Pieter De Haene Willem De Haene (ontvanger) Gillis De Bruyne Pieter De Scepene Jan Van Oost (horlogeonderhouder & slotenmaker)

4 koeien 2 koeien 3 koeien 1 paard 2 koeien 1 rund

Jan Vande Casteele (pottenbakker) Christiaen Bibau Ghuillaume Bibau Bauwen Verpiete Ghuillame De Smedt (schepen) Lauwers Van Dyer(en)donck Weduwe Jan Collyn Weduwe Symoen Verheyen Joos De Witte gheseit Poorter Weduwe Pauwels Veroughstraete Antheunis Duyck

1 koe 1 paard 6 koeien 1 paard 3 koeien 2 koeien 8 koeien 1 rund

1 bunder 7e bunder 1 koe 'h bunder

1 bunder

'h bunder 'h bunder

2 paarden

10 bunder

1 koe 1 koe

85


Pieter Van Pachtenbeke 1 koe Loonis Vanden Dorpe (herbergier) 2 koeien Heyndrick Van Ravesteyn (schepen) 1 rund Gheeraerdt De Smidt 3 koeien

'h bunder 2 bunder

NIEUWSTRAAT (17 personen met 9 koeien, 3 runderen, 3 paarden en 2 Jaspar Vande Waetere (griffier) Adryaen Van Ryckeghem

1 koe 2/ j bunder Ghestaethede :

ghezeyt Pynte Willekin Verhuist

14 sch. par. Ghestaethede : 24 sch. par. 2 koeien 'U bunder 1 koe 1 paard

Roelandt De Bruyne Jan De(r) Weduwe(n) Joos Verkynderen

1 koe

"In

bunder)

1 paard

(in “De Bolle� bij de veemarkt) 1 koe 7.1 bunder Pieter Van Waeleghem Ghestaethede : Andryes De Caluwe 2 pond par. gheseyt Strael Pieter Coessens gheseyt Goossens 1 rund Ghestaethede : Woulter Leeman 12 sch. par. Ghestaethede : Michyel Bey(t)s 12 sch. par. Lauwers Verkynderen (herbergier) 1 rund 1 koe T3 bunder Antheunis De Coghe 1 paard 2 koeien Pieter Van Poelvoorde

rund

(blekerij-uitbater) Loonis Crop Gillis Coessens

Ghestaethede : 12 sch. par. Ghestaethede : 12 sch. par.

Jan De Poorter

KORTRIJKSTRAAT ( 12 personen met 12 koeien, 2 paarden en 3 bunde Pieter Panthins (schepen) Weduwe Pieter Vande Keere Gillis Vande Keere Ghoossaert Van Heede 86

2 koeien 1 koe 1 paard 2 koeien

2 koeien

3 bunder

1 bunder


Paesschier Potvlyet

1 koe

Jan De Bruyne

Ghestaethede : 1 pond

Weduwe Lauwers Haene

1 koe

Caerle De Reepere Jan De Witte Jan Vande Wyele Jan Uuytenhouck

1 koe 1 koe 1 koe

Jan Verpyete

stedemolen Ă 6 pond par. Ghestaethede :

1 bunder

12 sch. par.

IEPERSTRAAT (22 personen met 33 koeien, 8 runderen, 2 paarden en 3 bunder bouwland) Gillis Vermeersch Joos Leenknecht Jan Van Wyckhuyse (winkelier, onderbaljuw) Jacques Oste Looy Van Aelst Weduwe Pieter Cool Victor De Zorgher Vincent De Wulf Gillis De Hondt

Joos De Witte Jan De Witte Gillis Van Lokeren Jacques Vermote Marten Boone Jan Cassyer Pieter Vermeersch Pieter Patthin Joos Bruunsteen (herbergier) Weduwe Crispyn Bagghaert Pieter Basseye Adryaen Van Yseghem Heyndrick Boddens

1 koe 1 koe 3 koeien

'h bunder

5 koeien 'h bunder 2 koeien 1 koe 1 rund 1 koe 1 rund 2 koeien 1 rund Ghestaethede : 2 koeien (ros)molen Ă nul pond par. 3 koeien 1 koe 2 paarden 2 koeien 1 koe 2 koeien 2 koeien 'h bunder 2 koeien 2 koeien 1 rund 1 rund 1 rund Ghestaethede : 12 sch. par. 1 rund 1 rund

'h bunder

1 bunder

87


KROMMEWAL (9 personen met 10 koeien, 2 runderen en 1,5 bunder bouwland) Ferdinand Beke Jan Beke

1 koe 2 koeien

Pieter Strael Weduwe Jan Wybraeck Weduwe Pieter Vande Wyele

1 rund 1 rund Ghestaethede : 12 sch. par. 2 koeien

Gillis Goethals Jacop Loobuyck Joos Vande Walle Willem Vermeersch

2 koeien 1 koe 2 koeien

1 bunder 'h bunder

BRUGSTRAAT (21 personen met 25 koeien, 5 runderen, 3 paarden, 2 veulens en 5 Vubunder bouwland) Jan Vande Cappelle (smid) Adryaen Van Ryckeghem Weduwe Pieter Verkynderen Heyndrick Coessens Joos Craeymeers Adriaen Dhollander Pieter Coessens

1 koe 1 koe 1 koe 1 rund 1 rund 3 koeien 1 paard 1 paard 2 koeien 3 koeien 4 koeien

Gillis De Moye Jan Haeck Olivyer Van Haelst Pieter De Witte (schepen) 2 koeien Jan Dauwe Roelandt Verpiete (fs. Roelandts) 2 koeien 1 koe Weduwe Pieter Van Caneghem 1 rund Joos Snuck (De Snic) 1 koe Pieter Van Ryckeghem 1 rund Pieter Vanden Berghe Weduwe Pieter Vande Wyele Antheunis Verleyen Pieter Vervlyet Jan Vande Casteele

1 paard 1 koe

'h bunder 1 koe 'A bunder

2 veulens

‘A bunder 1 rund 2 bunder 1 paard 1 'A bunder 2A bunder

1 koe

Volgens dit belastingkohier telde Tielt-binnen in maart 1590 bijgevolg 120 personen met 173 koeien, 25 runderen, 29 paarden, 3 veulens en


51,75 bunder bewerkte landerijen. Het leeuwendeel van dit landbouwland moeten we uiteraard op Tielt-buiten situeren (3). Een belasting op dieren en landerijen, even later door de kasselrij op 30 juli 1590 uitgezonden, vermeldt 94 verschillende gezinshoofden met samen 155 koeien (die gekalfd hebben), 64 runderen (+ 1 jaar oud), 20 kalveren (+ 0,5 jaar), 2 ossen (+ 2 jaar), 1 stier (+ 1 jaar) en 1 vaars (+ 1 jaar). Naast 27 paarden en 4 veulens, liepen er nog 16 varkens, maar het landgebruik leverde helemaal niets op (4). Nog zo’n taxatie over de oogst 1592 registreerde in de stad slechts 51 gezinshoofden met samen 33 koeien, 20 paarden en 60 schapen, deze laat­ ste bij Wouter Vanden Berghe. In de stad zelf bleek er maar 3 bunder, gebruikt door 26 verschillende personen, belast te zijn (5). In 1586 dan weer hielden de stedelingen nog 81 koeien en paarden, terwijl ze nog 5 bunder bezaaiden. In Tielt-buiten bedroeg het aantal koeien en paarden toen 103 en bleven er nog 20 bunder bewerkt (6). Een belastinguitzending vanwege de kasselrij op 9 november 1593 vroeg als taxatie : voor 1 bunder maaigras 4 pond, voor elke andere gebruikte bunder 2 pond, zelfstandig wonende jonge mannen of vrouwen : 8 pond, wagenmakers of smeden boven haerlieder bedryf 2,5 pond, elk getouw dat toen of de laatste 3 maanden werkte : 3 pond boven tbedryf, elke tiendepachter of molenaar 5 % van haerlieder pacht ende den proprietaris naer extime [= schatting], elke honderd houdts [= hout] 8 schelling, elke hon­ derd busschen 4 schelling ; per paard, veulen, cachtel [= kalf] of stier van 1 jaar 1,5 pond, voor elke koe vet ofmagher of os van 2 jaar 1 pond, elk schaap, geit, lam of varken boven de 3 maand : 6 schelling. Kortom, men kon het zo gek niet bedenken of een en ander werd belastbaar gesteld, want een kat in het nauw maakt onvermijdelijk de gekste sprongen. 69 personen bezigden 20,25 bunder bouwland, 3,375 bunder meers en bezaten 35 honderd hout, 13 paarden, 62 koeien, 1 stier, 13 varkens en 200 schapen. Wouter Vandenberghe en Gillis Vanden Bouchoute bezaten elk evenveel van deze 200 schapen. Molenaar Jan Uutenhoucke betaalde voor zijn molenpacht 4 pond 3 schelling parisis in deze omstelling [= belastingverdeling], smid Jan Vandecasteele en wagenmaker Pieter Vanden Kerchove elk 2,5 pond en tiendheffers pastoor Jaspar Symoens, Loonis Vanden Dorpe en Jan Vande Casteele elk respectievelijk 3, 2,1 en 1,8 pond parisis. De heffing bracht op 31.01.1594 235 pond 8 schelling parisis op. Zelfde datum van uitzending, zelfde quotisatie [= aanslagvoet] op 25.01.1594 : 83 personen met 46,125 bunder bouwland, 8,416 bunder maaimeers, 76 honderd hout, 30 paarden, 133 koeien, 1 stier, 45 zwijnen en de al bekende 200 schapen ... Molenaars Gillis De Hondt (7,5 pond parisis) en Jan Uutenhoucke (2,95 pond parisis), smid Jan Vande Casteele 89


en wagenmaker Pieter Vanden Kerchove 2 pond parisis ; tiendepachters Loonis Vanden Dorpe 9,6 pond parisis, pottenbakker Jan Vande Casteele en pastoor Jaspar Symoens elk 3 pond en Gillis Van Lokeren 2,3 pond. De alleenstaande jongelui Jooris Van Poucke, Jacemyne Bouchouts fa. Jooris en Janneken Van Pachtenbeke betaalden maar 4 pond, maar Fieryne Strynck fa. Willem kreeg de voile 8 pond aangerekend. Een kohier met dezelfde datum van uitzending en een dito quotisatie op een niet precies vermelde datum, blijkt zeer gelijk aan de vorige, maar belast wel extra 14 getouwen : bij Willem Vande Kerchove, Antheunis Duuc, Jaecques Verplancke, Guiljame De Smet, Jan Boddins, Adriane Van Ryckeghem, Jan Vanden Wiele, Jan Symoens, Pieter Smessaert, Gillis Van Lokeren, Pieter Pattyn, weduwe Pieter Van Caneghem, Joos Craeymeersch en Jan Goethals (7). De afrekening op 23 november 1594, door ontvanger Zacharias De Muelenaeres weduwe, beliep 326 pond 17 schelling 8 deniers parisis voor 60 personen, verdeeld over de Markt (16), Hoogstraat (12), Nieuwstraat (6), Kortrijkstraat (5), Ieperstraat (9), Crommewal (5), Brugstraat (7 per­ sonen). Kapitein Mesmaker van het fort of de schrans tussen Ieperstraat en kerk kreeg daar op 8 mei 1594 161 pond parisis van (8).

TIELT-BUITEN (maart 1590) (46 personen met 69 koeien, 8 runderen, 1 stier, 13 paarden en amper 30,75 bunder akkerland). Jonkheer Ghuillaume De Ryckamnez (burgemeester) Marten Vanden Bussche Matheeux Veroughstraete Arendt Vanden Bussche Weduwe Jooren Heyns Martin Frenau (Fremault) Jan Roose Amandt Vanden Dorpe Joos Van Coppenhole Matheeux Van Coppenhole Weduwe Joos De Vlamynck Michyel Verleye Jan Van Maele Germeyn Wemyer Jan Van Hee

90

6 koeien

2 paarden

7 bunder

1 paard 2 koeien 2 koeien 3 koeien

1 koe 'U bunder 'U bunder

4 bunder

4 koeien

1 rund

1 koe 1 paard 1 koe 2 koeien 1 koe 1 koe 1 koe 1 paard 1 paard 2 koeien

1 bunder

'h bunder

2 koeien 3 koeien

1 'h bunder 1 rund 'h bunder


Gheeraert Ghovaert Pauwels Vanden Berghe

1 koe

Luuyck Hellebuyck

1 koe 2 koeien

Amant Pieters Jan De Blaere Jan Huys Lieven De Wilde Willem Cornet Joos Van Betsbrugghe Joos Ghoemaere, fs. Marcx gheseyt Muyselkin

1 koe

1 koe 1 koe 'U bunder 1 koe 2 koeien 2 paarden

Joos Vermeersch Joos Ruebens Ghryete Mayens Pieter Van Renterghem

1 koe 1 koe 2 koeien

Joos Vanden Dorpe Gillis Van Poucke

1 paard 1 koe 2 koeien 2 koeien

Joos Tuytens Caerle Vande Walle Jooren Bouckhout Weduwe Lieven De Ramelaer Mathys De Corte Joos Ryntghoet Germeyn Bruyneel Danyel Van Westhuyse Pieter Loys Olivyer De Vryendt Joos Ghoemaere fs. Victor Pieter Ghoemaere Joos Van Steenkiste Jan Dierks Oosten Dhertoghe

1 rund 'U bunder

'h bunder

1 rund

72 bunder

'Ai bunder 72 bunder

1 rund 1 koe

1 rund

1 bunder

1 koe

1 paard 1 koe 1 koe 1 koe 2 koeien 1 koe 1 paard

1 koe 7: bunder

'h bunder

2h bunder 3 bunder 2 bunder 7i bunder 1 paard 1 rund

2h bunder 2/i bunder

1 koe

1 koe 2 bunder 2 koeien

1 bunder

1 koe 1 stier 3 koeien 'h bunder Ghestaethede : 12 sch. par.

1 rund

7j bunder

Wellicht vinden we in dit overzicht (9) alle gezinshoofden terug, want wie geen huisdieren bezat of land bewerkte, werd belast op zijn geĂŤstimeerd bezit en inkomen. Als we per gezin het - voor die barre tijden - redelijk hoge gemiddelde van 4,5 personen aannemen, dan telde de stad in 1590 nog amper 540 inwoners en moest de uitgestrekte parochie Tielt-buiten het stellen met 207 nog levende zielen. Samen, bijgevolg : 747.

91


Tijdens het Ancien RÊgime droeg Tielt-buiten evenwel bijna doorlopend twee derde van de totale Tieltse belastingen. Dit wijst er in ieder geval op dat er in die barre oorlogsjaren nog meer beschutting te vinden viel in de stad dan erbuiten. Merkwaardig blijft verder dat de bevolking volgens der­ gelijke taxatielijsten later in 1590 en zeker tegen 1594 weer flink leek te dalen. Gegevens die dit laatste kunnen bevestigen, vonden we voorlopig nog niet terug, integendeel. Frans HOLLEVOET

VOETNOTEN 1. Uit OSAT, nrs. 689-690, stadsrekeningen 27-9-1589 tot 30-12-1592 en 30-12-1592 tot 10-1-1595 : zie de meeste gegevens tussen haakjes. 2. Ghestaethede : dit is eigendom van grond, renten, loon. 3. OSAT. nr. 360. 4. OSAT, nr. 826. 5. RAK. Bruine Pakken, nr. 6523. 6. MADDENS K., De omvang van de veestapel en van het bouwland in de kasselrij Kortrijk in 1586-1587, in De Leiegouw, XVIII (1976), p. 277. 7. OSAT, nr. 361. 8. OSAT, nr. 467. 9. RAK, OSAK, nr. 360.

92


GUSTAAF THEODOOR STACINO (1867-1917), POSTBODE EN DICHTER IN TIELT (1901-1903) Gustaaf Theodoor Stacino — zijn naam verraadt ontegensprekelijk een Italiaanse afkomst — werd geboren in Gent op 6 december 1867. (1) Zijn eerste standplaats - in dienst van de post - was het postkantoor in Elsene. Hij leerde er zijn toekomstige vrouw Hendrica Victoria Koller (“Elsene 11.03.1873) kennen. Kort na het huwelijk verhuisde het echtpaar naar Ledeberg, de volgende standplaats van Gustaaf Theodoor. Hun zoon Robert Eduard Héloïse Stacino werd er op 24 januari 1897 geboren. Blijkbaar worden ook in die tijd postmannen al veelvuldig overgeplaatst, want op 2 november 1901 vertrekt hij al uit zijn volgende standplaats (Deinze) en wordt hij op 4 november 1901 als inwoner van Tielt inge­ schreven. (2) Hij vestigt zich in de Ieperstraat nr 53, waar op 22 maart 1902 een jonge postbediende uit Sint-Gillis-Brussel, een zekere Camille Johannes Henri Staes (“Sint-Gillis 27.9.1881), ook zijn intrek neemt. Die houdt het echter niet lang uit in Tielt: een vijftal maanden later vertrekt hij al naar Brugge. Stacino wordt hier evenmin een lang verblijf gegund: op 7 september 1903 wordt hij hier uitgeschreven voor de MariaTheresiastraat in Oostende. (3) Postman Stacino werkte nog in het postgebouw in de Tramstraat nr 6. Rond de eeuwwisseling telde het Tieltse postkantoor twee bedienden en zes brievenbestellers onder de leiding van postmeester Jean Noé Colpin. Die werd op 7 maart 1901 opgevolgd door Jean Pierre Wyckaert, die post­ meester bleef tot 1921. De laatste zal dus de baas van Stacino geweest zijn. In die jaren nam het postverkeer snel toe. Het postgebouw aan de Tramstraat voldeed niet meer aan de eisen, de werkruimte werd te klein. Men keek uit naar een nieuwe vestiging. De Tieltse stadsarchitect Gustaaf Hoste tekende de plannen van een nieuw postgebouw in de Kortrijkstraat. Dit werd in juli 1911 in gebruik genomen. (4) Maar G. Th. Stacino had blijkbaar méér in zijn mars dan alleen brieven bestellen: hij was ook een vrij begaafd dichter ! Hier volgen twee van zijn gedichten die verband houden met Tielt. Het eerste, 'De uitbarsting van den Poelberg', moet geschreven zijn na 8 mei 1902, datum waarop de Mont Pelé (1500 m.) op het eiland Martinique — het belangrijkste van de Franse West-Indische eilanden, dat sinds 1946 een overzees departement vormt — door zijn uitbarsting de hoofdstad Saint-Pierre verwoestte, waarbij 30.000 mensen om het leven kwamen. In de weken die volgden stonden de kranten bol van de berichten over deze

93


verschrikkelijke natuurramp. Die was het gespreksonderwerp van ieder­ een. Niet te verwonderen dat ze ook de postman-dichter Stacino heeft beroerd. Het tweede gedicht, 'Thielt', is een vrije bewerking van 'Carcassonne', een gedicht van de Franse dichter G. Nadeau. Lucien AILLIET

1. Met dank aan mevrouw E. De Leersnijder - Pemet uit Brussel die ons het geval Stacino aanbracht. 2. Bevolkingsregisters, Tielt. 3. Ibidem. 4. Gegevens verstrekt door Willy Missant, Tielt. Waarvoor dank.

De uitbarsting van den Poelberg Bezuiden Thielt in ’t ruime veld, Dat daar zoo lieflijk klimt en helt En heuvlen vormt en dalen, Verheft de “Poelberg” zijne kruin, Niet naakt en aaklig als het duin, Doch schilderachtig als een tuin, Een bergtuin zonder palen ... En sinds onheugelijken tijd Sleet daar een volk in noeste vlijt Het vreedzaam buitenleven, Tot zeekren dag, een sombre maar (St Pierre’s ondergang), ook daar De schrik wierp in die nyvre schaar En gansch den berg deed beven Want, wijl de berg “Pelée” nog braakt, Is d’Etna in Euroop ontwaakt, De Stromboli en anderen, De peruaansche bergen ook. Die werpen rotsen, vuur en rook. Geen twijfel of de Poelberg ook Gaat in vulkaan verandren. 94


Geen rust heerscht op den Poelberg meer, Men loopt er rustloos heen en weer, ‘t Gemoed vol nare droomen. ‘t Is uit met allen arbeid ook En zeekren nacht, zie, als een spook Ziet men een zuil van vuur en rook Des bergen top ontstroomen. Vlucht ! Vlucht ! zoo klinkt van mond tot mond Den akeligen kreet in ’t rond. “De berg spuwt vuur en dampen” “Gevlucht, gevlucht, terwijl ’t nog baat”. En met verwilderde gelaat. Meest in ’t eenvoudigst nachtgewaad Vlucht men ’t tooneel der rampe. Dien ganschen nacht had 't arme volk Voor eenig dak ... de zwarte wolk, Die regende in de gouwen En droever schouwspel was er niet : Die massa, bevende als een riet (Piet in z’n hemd, Trees vol verdriet) In ’t bloote veld ’t aanschouwen. Wat van dien angst nu d’oorzaak was En wat hem eindelijk genas ? Een vuur van drooge bramen ... Waarbij twee kleinen, meisje en knaap, Op ’t bergvlak, tusschen beet en raap Bij 't nadrend rustuur van den slaap Hun avondmaaltijd namen. Men zegt, en ik geloof het graag, Dat sinds de grap, de vuurbergplaag Verdwenen is voor immer. En zijt ge, vrienden, binnen ’t jaar Te lande aan tafel eens te gaar Met eenen vriend poelbergenaar, Spreek van een vuurberg nimmer. G. Th. Stacino 95


Thielt ’K ben oud, ik tel reeds zestig jaren. Ik heb m’n leven lang gewrocht. En zonder dat ik Thielt zien mocht, Is gansch dat leven heengevaren. Ik zie, helaas, dat hier benêen ’t Geluk steeds vlucht voor onze schrêen. Mijn stille wensch zal niet geschien : ’k Zal Thielt, och, nimmer zien. Men ziet de stad, van Eeghem dorp Men ziet zijn honderd roode daken Maar, hemel, hoe zoover geraken ? Vier kilometers zijn geen worp. En dan men moet ook huiswaarts weer. Och, wilde God mij hulpe bien En d’oogst doen rijpen met mooi wêer ’k zou Thielt misschien nog zien. Men zegt dat men er alle dagen De menschen schoon gekleed ziet gaan. In Eeghem heeft men klompen aan, Ginds ziet men hoed en schoenen dragen. Men zegt dat er een belfort staat Waarin een klokspel d’uren slaat. Men zegt er wonen edellïen ... Nooit heb ik Thielt gezien. Onze oude herder heeft gelijk. Ja, d’eerzucht is de val der menschen, Steeds hoog en hooger gaan hun wenschen Nooit zijn ze ver genoeg of rijk. Toch, als ik met de najaarszon Een vryen dag eens vinden kon ’k Waar de gelukkigste aller lien Had ik eens Thielt gezien.

96


Vergeef mij, arme man, o God ’k Verdien uw gramschap door m’n vragen. In kindschheid, jeugd en ouder dagen, Nooit heeft men vrede met zijn lot. Mijn zoon Alfons, mijn vrouw Katrien Die hebben Aeltre dorp gezien. Mijn schoonzoon Neel zag Sint-Niklaas. Nooit zag ik Thielt, helaas ! Zoo kloeg m’een ouder boer zijn wee (Ik was ten zijnent rust gaan zoeken). Ik zei tot hem : m ’n vriend, kom mee, We zullen samen Thielt bezoeken. Wij togen ’s andrendaags op reis, Maar ach ! de God der brave lien Riep hem, halfwege, in ’t paradijs ... Nooit heeft hij Thielt gezien. G. Th. Stacino

97


MERKWAARDIGE GODSVRUCHT IN PITTEM (1858) In de tweede helft van het jaar 1857 besliste Giovanni-Maria kardinaal Mastaï-Ferretti (sinds 17 juni 1846 Paul Pius IX) het jaar 1858 uit te roe­ pen tot een bijzonder Jubileumjaar. De bedoeling was ‘teneinde te ver­ krijgen dat de geest des geloofs en de liefde des godsdiensts onder alle kristene volkeren aengroeyen, dat de dwaling en de ondeugden uit alle landen verbannen worden, en dat de waerheid en de deugd overal vrijelijk heerschen’. (1) De leperse aristocraat, Mgr. Jan-Baptiste Malou, sinds 11 december 1848 bisschop van Brugge, maakte op 8 november 1857 deze pauselijke beslis­ sing bekend aan de gelovigen van zijn bisdom. Voor de viering van dit Jubileumjaar bepaalde de Brugse bisschop voort dat ‘in al de parochie­ kerken des bisdoms, voor het einde van ‘t jaer )858, ter gelegenheid der gedurige aenbidding, o f op een ander tijdstip door ons te bepalen, de groote waerheden des geloofs en de beweegredens eener ware bekeering tot God, aen de geloovigen, zo veel het mogelijk is, door buitengewoone predikanten voorgehouden en uitgelegd zullen worden'. (2) In Pittem had die jubileumviering plaats in de vorm van een volksmissie vanaf zondag 17 januari 1858 tot en met zaterdag 23 januari - deze laat­ ste dag was de dag der eeuwigdurende aanbidding. Over deze succesrijke volksmissie vernemen wij een en ander uit een brief die de ijverige pas­ toor Karel-Lodewijk van Raes (3) (pastoor van Pittem sedert 3 september 1849) op 14 februari 1858 schreef aan Mgr. Malou. Al in 1836 had Mgr. Frans-Renaat Boussen, de eerste bisschop van het weer opgerichte bisdom Brugge, aangestuurd op het prediken van ‘mis­ sies’, ten einde het christelijke leven op de parochies nieuwe levenskracht te schenken. Voor deze taak stelde hij enkele priesters vrij, ‘missionaris­ sen van het bisdom Brugge’ genoemd, die van parochie tot parochie rondtoerden. Een beroemd voorbeeld was de bekende kanunnik Willem-Frans Tanghe (1802-1879) die, tussen twee preken in, de tijd vond om in de parochie-archieven te snuffelen, met zijn bekende reeks ‘Parochieboeken’ voor gevolg. In Pittem had een dergelijke missie voor het eerst plaats in 1838, onder het pastoraat (1834-1845) van Karel-Jan De Wilde (17771845) (4). In Pittem, voor de missie van januari 1858, traden als ‘buitengewone pre­ dikanten’ op, naar de wens van Mgr. Malou, verschillende Paters Recoletten uit het naburige Tielt. Die bekende volkspredikanten werden in hun taak bijgestaan door de Tieltse onderpastoor Constantijn Loncke (5) 98


en door onderpastoor Jozef-Livien-Antoon Vandenberghe (6) uit Koolskamp. Pastoor Van Raes zelf stond natuurlijk ook op de bres, bijge­ staan door zijn onderpastoors-tweespan : Viktor Crousel (7) en Henri Van Acker (8). Die twee laatsten zouden enkele jaren later als onderpastoors in Pittem overlijden (9). Met fierheid meldt pastoor Van Raes aan zijn bisschop dat er ‘de grootste volkstoeloop’ was : alle parochianen hebben zich met vreugde gelaafd aan deze heilige bron der volksmissie ... behalve twee personen, van wie noch­ tans geweten is dat ze jaarlijks hun paasplicht vervullen (en wier identiteit wij natuurlijk niet kunnen achterhalen). Heilig Pittem, anno 1858 ! Ook het werk der Geloofsverbreiding, bijzonder aanbevolen door de financieelgevoelige Mgr. Malou, was, aldus de pastoor, in Pittem een succes : de giften brachten meer dan 200 frank op. André DEMEULEMEESTER (t)

VOETNOTEN 1. Zie Col. Ep. Past. Malou, Tomus IV, 1864, blz. 177-191. 2. Ibidem. 3. Karel-Lodewijk Van Raes, geboren in Esen op 28.09.1801, onderpastoor in Meulebeke in 1826, pastoor in Klerken in 1843, pastoor in Pittem als opvolger van Lodewijk De Costere. Hij overleed in Pittem op 16.05.1865 en werd opgevolgd door Henri-Edmond Castel. 4. Zie Valère Arickx, Geschiedenis van Pittem, Pittem, 1951, blz. 167. 5. Constantijn Loncke, geboren in Lendelede op 02.08.1815, priester gewijd in Brugge in mei 1842, leraar aan het Klein Seminarie in Roeselare in 1844, hulppriester in Kortemark in augustus 1846, onderpastoor in Ledegem in oktober 1846 en in Tielt in oktober 1848, pastoor in Egem in maart 1863, pastoor in Kortemark in november 1869, waar hij overleed op 20.05.1875. 6. Jozef L.A. Vandenberghe, geboren in Poperinge op 27 april 1815, priester gewijd in Brugge op 18.12.1842, hulppriester in Markegem op 05.04.1843, bestuurder van het St.-Annagesticht in Kortrijk op 23.10.1844, onderpastoor in Koolskamp op 20.01.1847, pastoor in Vinkem op 24.05.1871, ontslagnemend op 08.04.1884. Hij overleed in Poperinge op 28 oktober 1888. 7. Viktor Crousel, geboren in Poperinge in 1822, hulppriester in Ardooie, Alveringem en Waardamme, onderpastoor in Ruddervoorde in 1848, onderpastoor in Pittem op 17.05.1851. 8. Henri Van Acker, geboren in Meulebeke op 19.02.1825, leraar college Kortrijk in 1851, onderpastoor in Pittem op 14.09.1854. 9. Onderpastoor Henri Van Acker overleed in Pittem op 17.01.1864, amper 39 jaar oud. Hij werd begraven in Pittem. Onderpastoor Viktor Crousel overleed in Pittem op 26.06.1869, 47 jaar oud.

99


NOG OVER DE TIELTSE DRUKKER ANDREBENOIT STÉVEN In “De Roede van Tielt” 27, 2 (juni 1996) publiceerde Valère Arickx een interessante studie over de drukker-uitgever Stéven, in Tielt werkzaam tussen 1783 en 1795. Hij schrijft (blz. 45) dat A.B. Stéven in Tielt opduikt in 1783, maar dat niet precies bekend is wanneer hij aldaar begon te druk­ ken. Het antwoord luidt : in de lente van het jaar 1791. Dit blijkt uit een dossiertje in het Archief van de Raad van Vlaanderen (1), bewaard in de Correspondentie der Fiscalen. Op 16 februari 1791 stuurt André Stéven, inwoner van Tielt, naar de RaadFiscaal in de Raad van Vlaanderen een rekwest waarin hij de toelating vraagt “d’exercer la profession d’imprimeur”, ofwel (bij voorkeur) in Tielt, zoniet in Kortrijk. Hij voegt bij zijn aanvraag ook enkele attesten, waaronder een van de burgemeester en schepenen van Tielt dd° 17 jan. 1791 ; daarin bevestigen die dat “André Benoit Stéven fs. André, boekvercooper, hebbende vrauwe en kinders ... van geheel goedt gedrag ende comportement (is), ... hebbende nu al eenigen tijdt alhier geëxerceert de fonctie van boeckbinder ende boeckvercooper sonder eenige reprochen”. Ze geven dan ook een gunstig advies betreffende zijn aanvraag. Een ander attest dateert van negen (!) jaar vroeger en is heel wat interes­ santer dan het Tieltse stuk, omdat het ons iets leert over de carrière van A.B. Stéven vooraleer hij in 1782/1783 naar Tielt kwam. Dit attest van 23 maart 1782 (hier in een copie dd° 11 febr. 1791), is nl. van Stévens vroe­ gere werkgever in ... Oostende, genaamd RJ. Vereecken. In dit stuk beves­ tigt P.J. Vereecken, “imprimeur de la ville d’Ostende”, dat “Sieur André Stéven, né de très honnêtes parents à Cassel en Flandre, imprimeur de sa profession, a travaillé pendant l’espace de quatre ans sous ma direction”. A.B. Stéven (°1757) heeft dus in Oostende gewerkt van 1778 tot 1782 en is blijkbaar vandaar naar Tielt getrokken, waar hij in november van 1783 met een 19-jarig meisje van aldaar huwt. V. Arickx stelt dus terecht, dat A.B. Stéven géén geestelijke is geweest. Hij is inderdaad vanaf zijn een­ entwintigste in en voor het beroep van boekdrukker opgeleid. Aan zijn aanvraagdossier bij de Raad-Fiscaal is ook nog een derde attest toegevoegd, dd° 8 maart 1791, getekend (namens) Ferdinandus de Lobkowitz, bisschop van Gent. Daarin wordt bevestigd (nl. op het gezag van de pastoor van Tielt) dat A.B. Stéven een goed katholiek is en dat men verzekerd kan zijn van zijn rechtgelovigheid en goed zedelijk gedrag. Het advies is dan ook Nihil obstat, d.i. geen bezwaar tegen het gevraagde.

100


2e=3<!ie=3l<>e=§)0É

G JE & E N IL-8 € M S . I F T KORTBONDIGE ONT WER RING

1 oa

L)cr ongemoyne Plechtigheden, gcplcégt ter gclcgcnthcyd der inllclling van het rcclit-godVrugtig en allerlonyklte Aerts-lirocderfchap van den alderheyligften

M . G G Z E N --e H J l N 8 BINNEN

DE

STEDE

MIDDELBURG D E

EN G R A EI’SC H AP PE VAN

IN V L A E N D E R E N N

34

JULIUS

aLs'tTVaere ChrIJI’ne VoLkzYn IV erLiet besChoUJVttn Eoor D ’heYL'ge MoeDer goDs , De tro UlEJîe aLLcr VroUJVen.

Tot T

h 1 elt

by A. B. S t

l v eh

, Boek-drukker , op de Werkt.

“Gedenkschrift ...” uitgegeven t.g.v. de oprichting van de Rozenkransbroederschap in Middelburg (1791). (Gent, Bibliotheek van het Grootseminarie) 101


We weten intussen uit de recentere bijdrage van Johan Buyck (2) dat André Benoit Stéven op 24 maart 1791 het gevraagde octrooi heeft gekre­ gen om in Tielt (of in Kortrijk) als zelfstandig drukker en boekverkoper te werken. Dit klopt dan met het feit dat de eerste twee (van de vijf door V. Arickx gekende) Tieltse publicaties van Stéven uit 1791 dateren. Door de aanvullende studie van Johan Buyck zijn intussen ook enkele andere Stéven-drukken bekend. Wij kunnen er nu nog een aan toevoegen die noch door V. Arickx noch door J. Buyck wordt vermeld, nl. een druk­ werk dat (volgens interne tekstgegevens) nog in september (of begin okto­ ber) 1791 gedrukt werd (3). Het gaat om een brochure van 49 blz. (4) met een uitvoerig verslag over de oprichtingsplechtigheden (op 24 juli 1791) van de “Aerts-Broederschap van den alderheyligsten Roozen-Crans bin­ nen de stede ende graefschappe van Middelburg in Vlaenderen” (zie afb.). Paul HUYS

(1) Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 30.914 (= Correspondentie der Fiscalen, jaar 1791), dossier dd° 18 febr. 1791. (2) Voor een aanvulling op het artikel van V. Arickx zie ook de bijdrage van Johan Buyck in “De Roede van Tielt”, 28, 4, dec. 1997, blz. 126-164 (vooral blz. 129 en 157). (3) Afbeelding in “Vriendenboek Luc Stockman” (Aalter, 1998), blz. 214, met dank aan L. Stockman voor de toelating tot reproductie ervan. (4) Een exemplaar is bewaard in de bibliotheek van het Grootseminarie te Gent (zie “Vriendenboek L. Stockman”, blz. 214).

102


NOG OVER DE GOTTEMSE HERBERG(EN) WAAR TANNEKEN VERHOORD WERD ... In de meer dan lezenswaardige bijdrage “Waar Tanneken thuis was ...” (RvT 29/1 van maart 1998) probeert Stefaan Vandenbroucke ook een ant­ woord te vinden op de vraag, in welke herberg (op de Plaats, d.i. in de dorpskom) Tanneken Sconyncx in 1602 werd aangehouden. Voor de iden­ tificatie van deze “herberg der zittingen” beschikt de auteur over twee veel latere - bronnen, nl. het Landboek van 1712 (waarin slechts twee her­ bergen worden vernoemd) en een herbergenlijst van 1779 (die voor Gottem vier herbergen vermeldt). Er bestaat evenwel nog een andere, laat-17e-eeuwse en dus oudere bron, nl. een herbergentelling van 1683, bewaard in het archief van de Raad van Vlaanderen in Gent (1). In die telling worden voor Gottem vijf herbergen vermeld, waarvan niet minder dan drie aan het dorpsplein ; deze worden ook alle met naam genoemd : 10 Een “oude herberge, genaemd de Swane, opde plaetse op de passage van Ghendt op Cortrijck” ; 2° Ook “op de plaetse een herberge, genaemd de drij Swaentghens”, herberg sedert ongeveer veertien jaar ; 3° “Item op de plaetse” de herberg, genaamd St. Jooris, “wesende eene oude taveerne”. Daarnaast vermeldt de Gottemse herbergenlijst van 1683 nog twee ande­ re herbergen, de ene zuidwaarts van de dorpskerk, aan de Leie, en de andere een half uur westwaarts gelegen : 4° “Item ontrent 2000 voet van de voorschreven plaetse op de voorseide passage noch een herberge dichte aen den aerd [= aanlegplaats] vande riviere de Leije” ; 5° “Item ontrent een half ure vande voorseide plaetse noch een oude her­ berge, genaemd den tappuijt, alwaer gheenen herwech en is” (actum 29 april 1683). Er waren dus, aan het dorpsplein van Gottem, in 1683 niet minder dan drie herbergen, waarvan een (“de drij swaentghens”) evenwel opgericht was omstreeks 1669 en dus in Tannekens tijd nog niet bestond. De andere twee worden in de lijst van 1683 als “oude herbergen” omschreven. In de ter­ minologie van dergelijke lijsten wordt met die term algemeen bedoeld : herbergen, die in de herinnering van zelfs de oudste dorpsbewoners al sinds mensenheugnis bestaan hebben, d.w.z. die op zijn minst al driekwart 103


eeuw tot een eeuw of langer bestaan ... We mogen dan ook met een goede kans op zekerheid veronderstellen dat anno 1602 (tachtig jaar vóór het opmaken van de lijst van 1683) zeker twee herbergen op of aan het dorpsplein stonden. Of ze ook in 1602 (reeds) resp. de Zwaan en Sint-Joris heetten, is niet evident, maar toch waarschijnlijk. Het zou wel leuk zijn als dit uit andere archiefbronnen kon bevestigd worden. Intussen blijft de vraag open in welke van deze beide herbergen Tanneken op 24 december 1602 werd aangehouden.

Paul HUYS

(1) Rijksarchief Gent, Raad van Vlaanderen, nr. 32.171, lijst Gottem. Zie hierover : Dr. Paul HUYS, “De algemene herbergentelling van 1683 in het Meetjesland”, in : Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 48 (1997), blz. 85-116. Voor de Roede van Tielt zijn de lijsten bewaard van Dentergem, Gottem, Kanegem, Oeselgem, Ruiselede, Tielt en Wontergem ; aanpalend ook Olsene, (a.w., blz. 94, noot 10).

Adressen van de auteurs : Lucien Decroix, Vlietestraat 163, 8531 Hulste Frans Hollevoet, Bedevaartstraat 98, 8700 Tielt Lucien Ailliet, Schuiferskapellesteenweg 29, 8700 Tielt André Demeulemeester (t) Paul Huys, Deinse Horsweg 18, 9031 Drongen 104


R o u w d ie n s t D

H

O

N

D

ALGEMENE ELECTRICITEIT

Debusschere E.&L.

T

s Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. (051)40 07 15 Fax (051)40 73 37 GSM (075) 32 77 08

Stationstraat 103 8700 TIELT Tel. (051)40 02 27 U I

Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting Studie - Advies - Uitvoering

C U L T U U R L IG T O N S

=

BANK VAN ROESELARE 0 Ó

nze

Bank

7AN

@

T O T (Z )

$

k u maken we graag#

G H S E L IV E S T E L E C T R A B E L -0

w e n e r g ie ö vrij.

MENS,

MILIEU

EN

ENERGIE

K o rtr ijk s e s tr a a t 8 6 - 8 7 0 0 T IE L T T e l. ( 0 5 1 ) 4 2 31 11



DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 29ste jaargang, nr 3 - september 1998 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

®H U K K B L® !! Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. (051)40 18 23 Fax (051)40 51 93

DE MEIBLOEM

TE VERKRIJGEN BIJ :

lIÉPyïïÈÜ D RA N KEK

een onderneming die reeds 64 jaar lang met troeven als VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !

VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN

Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. (051) 40 64 16

<62 ^R G E N T K uw appeltje voor de dorst

STEEDS DE BETERE VOORWAARDEN Kris Tanghe

BOUCKAERT DANIEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT Tel. (051) 40 42 30

Kantoorhouder leperstraat 8 8700 Tielt Tel. (051)40 39 53 Fax (051)40 56 79


DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : P. Callens, Waterstraat 18, Pittem - (051) 46 71 90 Sekretaris-penningmeester en verantw. uitgever :

Ph. De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt - (051) 40 18 38

Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt

Verschijnt viermaal per jaar. - Wettelijk Depot : BD 25413 Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van de door hem ingestuurde bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgeno­ men worden met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DEZE AFLEVERING (29ste jg„ nr 3, september 1998) Fr. Hollevoet, Beroerde tijden in de roede van Tielt, (I) 1577-1609 blz. 106-165 Ph. De Gryse, Romain Vanlandschoot, cultuurlaureaat van het jaar 1998 in Tielt blz. 166-172 bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


BEROERDE TIJDEN IN DE ROEDE VAN TIELT 1577-1609 (*) (I) A little fire is quickly trodden out which, being suffer'd, rivers cannot quench (Shakespeare, Henry IV, III, 4,8)

REFERENTIEKADER VOOR DE PERIODE 1577-1609 Filips II, 1527-1598, koning van Spanje Landvoogden: 1. Margaretha van Parma, 1559-1566 Politieke oppositie: Eedverbond der Edelen. Zij boden een smeekschrift aan. Werden met de spotnaam geuzen bedacht, een naam die ze dan zelf aannamen. Godsdienstige oppositie: calvinisten (Joris Cassander uit Pittem was o.m. raadgever van Willem van Oranje) 1566: Beeldenstorm - troepen uit Duitsland herstellen de orde.

2. Alva (Fernando Alvarez de Toledo, derde hertog van Alva, eigenlijk van Alba, d.i. Alba de Tormes in CastiliÍ), 1567-1573 - Richtte Raad van Beroerten op - Voerde bestendige belastingen in naar Spaans model (strikt genomen legde hij die niet zelf op: hij liet ze goedkeuren door de Staten van Vlaanderen): . 100ste penning: eenmaal op het vermogen (in Spanje werd de eerste penningheffing al in 1543 door Karel V ingevoerd) . 10de penning: op verkoop van roerende goederen (naderhand door Requesens afgeschaft) . 20ste penning: op verkoop van onroerende goederen 1572: Den Briel ingenomen door de Watergeuzen De opstand breidde zich snel over het Noorden uit, maar geen doorbraak - Willem van Oranje trok naar Holland. Alva onderwierp de noordoostelijke gewesten, maar mislukte in de her­ overing van Holland (1573: Alkmaar). 106


3. Don Luis de Requesens, 1573-1576 Staten-Generaal en Staten van Holland en Zeeland vormden één front: Pacificatie van Gent, 1576.

4. Don Juan, 1576-1578 Breuk tussen de landvoogd en de Staten-Generaal die Willem van Oranje naar Brussel riepen. Ze deden een beroep op aartshertog Matthias (nader­ hand keizer). Oranje werd diens luitenant-generaal.

5. Alexander Farnese, meestal aangeduid als 'Parma', 1578-1592 1579: het eenheidsfront viel uiteen in de Unie van Atrecht (met Spanje verzoend) en de Unie van Utrecht. 1581: Placcaet van Verlatinghe: Filips II niet langer als koning erkend Farnese veroverde de Vlaamse en Brabantse steden: o.m. Maastricht in 1579, Gent in 1584 en Antwerpen in 1585. Willem van Oranje in 1584 vermoord. Net zoals in de periode 1572-1576 vormden Holland en Zeeland de kern van de weerstand. Farnese moest zich concentreren op de strijd tegen Engeland, maar de Spaanse Armada leed in 1588 een zware nederlaag.

Albrecht (+1621) en Isabella (+1633) Door de Akte van Afstand (1598) stond Filips II de soevereiniteit over de Nederlanden af aan aartshertog Albrecht van Oostenrijk. Deze had voor­ dien zijn kerkelijke waardigheden (kardinaal-aartsbisschop van Toledo) neergelegd om te trouwen met de infante Isabella. Zij bleven evenwel zon­ der kinderen en daardoor kwamen de Zuidelijke Nederlanden opnieuw onder de soevereiniteit van de Spaanse koning krachtens een geheime bepaling in de Akte van Afstand. Hij sloot in 1609 het Twaalfjarige Bestand af, stimuleerde het economisch herstel en speelde een voorname rol bij het doorvoeren van de Contrareformatie. 107


□ gebieden in handen van de Staten-Generaal o f van Anjou (tot 1584)

□ neutraal (Prinsbisdom Luik en het Kamerijkse na 1583)

gebieden volledig in Spaanse handen

• steden ingenomen door de Spanjaarden


109


DE PROFESSIONALISERING VAN HET SPAANSE LEGER Al in 1471 legde de Bourgondische hertog Karei de Stoute de basis van een professioneel en permanent corps: de ordonnantiebenden. Latere vor­ sten versterkten deze tendens. Landelijke en stedelijke milities werden enkel nog in uiterste nood opgeroepen en fungeerden meestal als hulp­ troepen. Zij verzekerden de stadswallen en patrouilleerden op het platte­ land op zoek naar zwervers en plunderaars. Vanaf het midden van de 16de eeuw leidde de door Spanje gevoerde inter­ nationale politiek tot een nagenoeg permanente oorlogssituatie in de Nederlanden. Altijd grotere legers, vooral bestaande uit infanterie, waren hiervan het gevolg. Een kern van ongeveer 10 000 man was vrijwel per­ manent aanwezig en gedurende de zomercampagnes kon dit worden uit­ gebouwd tot een leger van 50 à 60 000 man. Deze troepen werden in vrij­ wel alle Habsburgse gebieden geronseld, waardoor het leger een erg inter­ nationaal karakter kreeg. Bij dit zogenaamde Spaanse leger vormden de Spanjaarden de ruggegraat wegens hun hoge gevechtswaarde en hun betrouwbaarheid. Zowel kwalitatief als kwantitatief waren de zogenaam­ de Waalse troepen echter veel belangrijker. Zij werden zowel in het Nederlandstalige als in het Franstalige deel van de Nederlanden gelicht. Daarnaast waren er de Hoogduitsers, meestal gelicht in de Habsburgse en katholieke delen van Zuid-Duitsland. Zij waren zeer professioneel, vrij duur en samen met de Walen en Spanjaarden de hoekpijlers van het leger van de Spaans-Habsburgse monarchie in de Zuidelijke Nederlanden. Ten slotte waren er nog Italiaanse, Bourgondische, Engelse, Schotse en Ierse regimenten. (Naar Etienne Rooms, Het leger als exponent van de maatschappij tijdens het Ancien Régime (16de tot 18de eeuw), Brussel, 1995)

Voor de plaatselijke geschiedenis vormt het jaar 1610, het jaar na het slui­ ten van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), maar al te vaak een barriè­ re. Daarna komt er meestal stilaan een overvloed aan archiefbronnen beschikbaar. Vóór 1610 liggen de gegevens doorgaans diep verborgen en wordt het opzoekingswerk een moeizame en weinig lonende sprokkelpartij. Vandaar ons voornemen om na te gaan wat er daarover bijvoorbeeld voor onze streek te vinden is om zo de informatiegrens alvast ruim drie decennia achteruit te dwingen. Bovendien betreft het hier een catastrofale periode in de geschiedenis van Vlaanderen. Godsdiensttegenstellingen entten zich op de confrontatie tus110


ELEONORA VAN OOSTENRIJK (1498 - 1558) huwde 1. Emmanuel I van Portugal 2. Frans I van Frankrijk

KEIZER KAREL V

ii

( 1500 - 1558) echtgenoot van Isabella van Portugal

| I

|

FILIPS II

DON CARLOS (1545 - 1568)

( 1527- 1598) Koning van Spanje huwde 1. Maria van Portugal 2. Maria Tudor 3. Elisabeth van Valois 4. Anna van Oostenrijk

ISABELLA VAN OOSTENRIJK (1501 - 1526) echtgenote van Christiaan II van Denemarken

FERDINAND 1

MARIA VAN SPANJE (1528 - 1603) echtgenote van Maximiliaan II van Oostenrijk

JOHANNA VAN SPANJE (1535 - 1573) Regentes van Spanje echtgenote van don Juan van Portugal

ISABELLA (1566 - 1633) echtgenote van ALBRECHT (1559- 1621)

(1503 - 1564) Rooms-Koning Keizer van Duitsland echtgenoot van Anna van Hongarije

MARIA VAN HONGARIJE (1505 - 1558) Regentes der Nederlanden echtgenote van Lodewijk II van Hongarije

KATHERINA VAN OOSTENRIJK (1507 - 1578) echtgenote van Jan III van Portugal

MARGARETHA VAN PARMA (1522 - 1586) Regentes der Nederlanden huwde 1. Alexander de Medicis 2. Octavio Famese

DON JUAN VAN OOSTENRIJK (1545 - 1578) Regent der Nederlanden

ALEXANDER FARNESE (1545 - 1592) Regent der Nederlanden


sen de Spaanse centralisatiedrang en het traditionele particularisme en zijn roep om inspraak in de Nederlanden. De schok had zo'n verwoestende uit­ werking dat het Zuiden doodbloedde, terwijl het Noorden ongevraagd een krachtige bloedtransfusie toegediend kreeg. Er werden op allerlei vlakken kloven geslagen die wij vandaag de dag nog niet helemaal overbrugd blij­ ken te hebben. De belangrijkste bronnen voor alle plaatsen in de kasselrij Kortrijk zijn vooreerst de kasselrijrekeningen, bewaard in R.A.Kortrijk, Colens 214 (rekening 6 juni 1576 - 3 juni 1578) en A.R.A., Rekenkamer, nrs. 4298142997, d.i. een ononderbroken reeks van 17 tweejaarlijkse kasselrijreke­ ningen over de periode 1578-1613. Wij vinden er onder meer logementen van troepen, betalingen voor het vangen of doden van vrijbuiters en wol­ ven, uitgaven voor de bouw van forten en het onderhoud van hun solda­ ten, betaling van een kasselrijwacht, belastingsverminderingen, enzo­ voort. In het Oud Archief van de stad Kortrijk releveren vier lijvige regis­ ters over de criminele rechtspraak voor de Kortrijkse stadsschepenen een schat aan weinig verheffende gebeurtenissen, namelijk de vonnissen in nrs. 2092 ( 1570-'91) en 2049 (1591-1628) en de vooronderzoeken in nrs. 1007ter (1589-'98) en 2068 (1606-'9). De vonnissen voor de Raad van Vlaanderen in Gent (R.A.Gent, Raad van Vlaanderen, nrs. 8559, 8560 en 8594) bieden nog aanvullingen en de acht rekeningen van de hoogbaljuw van Kortrijk over de periode 1580-1611 vermelden heel wat executies en hun data (A.R.A., Rekenkamer, nrs. 13830-13837). Voor afzonderlijke plaatsen in de roede van Tielt zijn de archieven jam ­ merlijk genoeg schaars. Gelukkig zijn er de Tieltse stadsrekeningen, bijna ononderbroken bewaard vanaf 4 oktober 1394, in het Oud Archief van de stad Tielt (O.S.A.T.) nrs. 684-692 (1576-1599), in R.A. Brugge, Aan­ winsten I, nr. 121 (1599-1602) en in A.R.A., Rekenkamer, nrs. 3841338414 (1602-1610). Enkele kerkrekeningen van die stad zijn ons overge­ leverd voor de periode 1586-1599 (O.S.A.T. 1075-1085) en ook 11 jaar­ rekeningen van de dis tussen 1580 en 1610 (O.S.A.T. 1303-1313). Over het reilen en zeilen van een dorp in onze streek vernemen we veel uit twee hoogst zeldzame bundels pointingrollen van Dentergem, precies uit de periode 1581-1609. Uit deze papieren in het fonds Lanchals nr. 316 in het Oud Archief van de stad Gent leren we niet alleen heel wat over de ter plaatse geïnde belastingen, maar ook over de Dentergemse uitgaven. Voor Wakken consulteerden we de zeven kerkrekeningen tussen 1588 en 1600 (R.A.K., Aanwinsten VI, nr. 1978). Uiteraard zullen er andere plaat­ selijke bronnen aan onze aandacht ontsnapt zijn; volledigheid is nu een­ maal uitgesloten. Van de artikels vermelden we hier enkel de veelzeggende statistieken over 112


de evolutie van het aantal buitenpoorters van Kortrijk (1575-1621), de opbrengst van de imposten of verbruiksbelastingen (1575-1610) en de omvang van veestapel en bouwland (1586-1587) in de kasselrij, allemaal van de hand van Dr. Niklaas Maddens. Daarmee wees hij als eerste op de ontstellende ernst van de crisis in Vlaanderen aan het einde van de 16de eeuw. Het was nu net onze hoofdbedoeling om die bekende cijfers te omkleden met het wedervaren van mensen van vlees en bloed.

DE KIEMEN VAN EEN RADICALE OPSTAND Lotwissel en meenigerley geval; gruwzaam van veldslaagen, waaterstryden, beleegeringen; bitter van twist; warrigh van muitery; beklad van moorddaad buiten de baan des kryghs; wrang van wreedheit, zelfs in pais. Zo typeerde de lyrische literator Pieter Corneliuszoon Hooft in zijn "Nederlandsche Historiën" (1642) de Tachtigjarige Oorlog die de jaren 1568-1648 overheerste (1). De Gentse dominicaan en kroniekschrijver Bernardus De Jonghe legde de schuld voor al deze onenigheid bij de leer van Calvijn en tutti quanti de welke door de moedwilligheyd van het kleyn Volk, en door de eerzucht van eenige Edellieden ondersteunt zynde, die grouwelycke Kerkschendinghen, Beroerten en Opschuddingen veroorzaekt heeft (2). Strijd om vrijwaring van lokale voorrechten en vrijheid van godsdienst­ beleving raakten frontaal in botsing met de onverzettelijkheid en de abso­ lutistische centralisatiepolitiek van koning Filips II. Op 5 april 1566 pleitte het Eedverbond der Edelen, een belangrijke groep van 200 lagere edellieden die meteen spottend als Geuzen, d.i. bedelaars, afgedaan wer­ den, voor afschaffing van geloofsvervolging en de bijeenroeping van de Staten-Generaal, m.a.w. voor inspraak in het landsbestuur. In dit Hongerjaar 1566 leidde de Beeldenstorm tot totale anarchie in de Zuidelij­ ke Nederlanden. Ferdinando de Toledo, de Ijzeren Hertog van Alva, kwam aan het hoofd van een sterke troepenmacht deze zuidelijke en in wezen sociaal-economische opstand neerslaan en richtte de Raad van Beroerten (1567-76) op, die het bezit van meer dan 9000 personen verbeurdverklaarde en er goed 1100 executeerde. Het Godsrijk op aarde dat de meest talrijke, radicale wederdopers wilden vestigen, verdween in de koelkast. In maart 1569 voerde Alva eigenmachtig een éénmalige 100ste penning in en de permanent te lichten 20ste en 10de penning, respectievelijk 1% van alle kapitaal, een belasting van 5% op de verkoop­ prijs van onroerend goed en 10% van de verkoopprijs van roerend goed, te betalen bij iedere overdracht en ook een tol van 10% op de export. 113


Alleen de 100ste penning raakte effectief geïnd. De bevolking was vooral over de 10de penning niet te spreken, temeer daar die moest dienen om de Spaanse troepen in het Zuiden en bestemd voor de oorlog tegen Frankrijk, te betalen. Op 1 april 1572 veroverden de Watergeuzen bij verrassing Den Briel, maar tegen eind 1574 wist de her­ tog van Alva de opstand, die steun kreeg van Schotse, Engelse, Franse en Duitse calvinisten, te smoren. Maar hij slaagde er niet in om Holland en Zeeland te veroveren. Na de dood van de nieuwe landvoogd Don Luis de Requesens y Zuniga op 5 maart 1576 begonnen de Spaanse soldaten, najaren zonder soldij, in het loyale Zuiden te muiten dat het niet mooi meer was: op 25 juli plun­ derden ze duchtig Aalst en in november eiste de zogenaamde Spaanse Furie in Antwerpen 8000 doden. Over de troebelen ter plaatse vernemen we dat op of omstreeks 22 juni 1576 een aantal bosgeuzen (elders: struikrovers) omtrent Thielt het pacht­ goed van ene pensionaris De Geytere in brand staken (3). Op 26 septem­ ber van dat jaar besloten het kasselrijbestuur en de besturen van de vijf roeden 600 keurlingen (door het leger opgeëiste burgers) te lichten voor de belegering van het kasteel van Gent om er de Spaanse muiters te hel­ pen verdrijven (4). Op 12 februari 1577 ondertekende landvoogd Don Juan van Oostenrijk, natuurlijke zoon van Karel V, een verdrag met de Staten-Generaal, de pro­ vinciale afgezanten van adel, geestelijkheid en burgerij, het Eeuwig Edict. Hij erkende daarbij de Pacificatie van Gent van 8 november 1576, die voorzag in het vertrek van de vreemde troepen en religieuze verdraag­ zaamheid. Eindelijk zouden de Spaanse en Duitse troepen weggestuurd worden, terwijl de Staten zelf beloofden die troepen af te betalen. Inderdaad betaalde de kasselrij Kortrijk op 6 maart al zijn aandeel van 5000 p. par. aan Joos Triest, commissaris-generaal in het kwartier van Gent, omme tvertrecken vanden Spaenghnaerden ende andere vremdelinghen (5). In mei logeerde de compagnie voetknechten van kapitein Colimby ten laste van Tielt; het ging allicht om een groep die Gent moest steunen bij de belegering van het gehate Spanj aardenkasteel waarmee keizer Karei sinds 1540 de stad in zijn greep hield (6). Dat de economie er ook in Tielt drastisch op achteruitboerde, wordt onder meer aangetoond door Jaspar Van Haelmeirsch, pachter van de Tieltse blekerij, die halverwege 1577 bystier (= berooid) ende by nachte de stad verliet. Na een half jaar leeg­ stand werd zijn bedrijf toch weer hersteld (7). Don Juan, pas van mei tot 8 oktober 1577 officieel als gouverneur-generaal aanvaard, wou per se zijn macht vestigen. Gefrustreerd veroverde hij 114


DE KASSELRIJ KORTRIJK

DEOUDBURG VAN GENT

Wingene

Poeke

HET

Pittem

BRUGSE VRIJE

'A ste ne

KASSELRIJ IEPER

Ingelmunster Izegem

Lendelede i S in t-\ ElooisWinkel

Bavikhovt

Deerlijk

Gullegem,

Wevelgem

KASSELRIJ OUDENAARDE

Kortrijk

Menen

WERVIK

Beveren

Zwevegem

Otegem

Lauwe

HET RIJSELSE

Moeskroen ’Lowin-)

Dottenijs

HET DOORNIKSE — — "j =r'i ;

D e grens van de roede van Tielt.

De parochies van de roede van Tielt die behoren tot de landelijke dekenij Tielt.


op 24 juli 1577 de citadel van Namen en verloor zo zijn laatste restje geloofwaardigheid, want daarmee negeerde hij de Pacificatie van Gent. Het was nu eenmaal zo dat men een vorst die de belangen van zijn onder­ danen schaadde, ook niet langer gehoorzaamheid verschuldigd was. De Staten-Generaal, die het land al sinds 14 september 1576 zogenaamd in naam van Filips II regeerden, benoemden eigenmachtig aartshertog Matthias, broer van de Duitse keizer Rudolf II, tot landvoogd van de Nederlanden. Maar in feite lag de macht vanaf toen in handen van Willem van Oranje, die op 23 september 1577 zijn triomfantelijke intocht in Brussel maakte en op 8 januari 1578 benoemd werd tot luitenant-generaal van de Nederlanden in dienst van Matthias. De regering (de Staten) begon fondsen te verzamelen om de teruggekeerde Spaanse troepen het land uit te drijven. DE GENTSE CALVINISTEN PROBEREN VLAANDEREN HUN WIL OP TE LEGGEN De oorlog brak los en in oktober 1577 vond in Gent een calvinistische staatsgreep plaats, wat onder Alva ondenkbaar was. Het zogenaamde Comité van XVIII Mannen nam er het bestuur in handen en slaagde er tij­ delijk in de dominantie van de stad over zijn kwartier te herstellen. Het Gentse kwartier omvatte de Gentse Oudburg, de kasselrijen van Kortrijk, Oudenaarde en Aalst, het gebied rond Ninove, Dendermonde, Bornem, verder het Land van Waas, Biervliet, Hulst, Axel, de Vier Ambachten en enkele verspreide heerlijkheden. De dictatoriaal optredende calvinisten beschouwden de overheid als de dienares van God, dus moest ook die overheid tot het calvinisme bekeerd worden. 1578 In januari 1578 maakte Alexander Farnese, zoon van Margaretha van Parma - een natuurlijke dochter van Karel V en de Oudenaardse Johanna van der Gheinst - zijn imposante intrede om landvoogd Don Juan weer aan de macht te brengen. Op de 31ste behaalde hij in Gembloux een eerste overwinning op het leger van de Staten-Generaal, meteen de basis voor zijn herovering. Ondertussen sloot Gent met veel steden een verbond tegen Spanje, drong ze desnoods een calvinistisch bestuur op en begon een offensief in Vlaanderen. Op 6 februari 1578 werd het besluit genomen om alle klok­ ken (op één na) in elke toren in het kwartier van Gent en alle koper uit de kerken naar Gent te brengen om er kanonnen mee te gieten. Tien dagen later vergaderden de besturen van kasselrij en roeden om op verzoek van 116


Gent 1000 weerbare mannen te sturen tot assistentie van die van Brabant (8), want Don Juan had weer heel wat Waalse steden bezet en Farnese bedreigde Brabant vanuit Limburg. Tielt trok op 19 februari ook naar Gent om het vernieuwen van de unie en aangaande de klokken, en om er zich te beraden over de brake (inname) van Tielt en Deinze: beide steden waren inmiddels - goedschiks, kwaadschiks - Gentse handlangers geworden (9). Op 6 maart 1578 besloten de Staten van Vlaanderen in de hele kasselrij alle de kerckelycke hornamenten ende juweelen ghereserveert de ciborey ende kilchten (kelken) ghewydt tot den dienste Godts in beslag te nemen en voorlopig 18 000 gulden (de helft contant, de helft als lening) in de kas­ selrij te ontlenen (10). In die 18 000 gulden droeg Tielt 150 gl. bij. Daar­ toe verkochten ze de kerkgoederen van pastoor-deken Lauwereins De Fraeye, die in Brugge verbleef, voor 60 p. 3 s. gr. Ruim 10 p. gr. daarvan werd aan de Tieltse kerk geschonken ter hulpe van dafdoen ende wechvoeren vande clocken yseren metael ende andersins. Al dat kostbaars ver­ kopen was alvast nog altijd beter dan het vroeg of laat geroofd te weten (11). De kerken werden kale calvinistische bijbelruimtes. Met de opbrengst van het verkochte zilver uit de ontmantelde kerk steunde de Egemse kerk het armbestuur (12). In Wielsbeke haalden Gentenaars, nog steeds in maart, de klokken uit de toren en voerden ze via Pittem naar Antwerpen en op 1 september kwamen calvinisten er de altaren vernielen ( 13). Waulter Wilge uit Kortrijk, die in maart 1578 met Gentenaars de klokken van Meulebeke kwam halen, kreeg vier jaar later de galg (14). Op 20 mei waren zekere zelvere juweelen (...) ghelicht vanden kercken ende prochien van Dentergem, Gottem, Poeke, Lotenhulle, Vinkt en Wontergem en door de Gentenaars eveneens naar Antwerpen overge­ bracht, maar nog dat jaar werd er verzocht om de teruggave van die klei­ nodiën (15). In april 1586 nog zou de Tieltse schepen Pieter Basseye naar die wereldhaven trekken om er kerkornamenten van Tielt te recupereren, maar hij vond er niets meer (16). Kortrijk liet zich op 6 maart 1578 bezetten door Gent en vanaf april werd de stad zes jaar lang versterkt. Het geld hiervoor kwam van speciale accijnzen op bier en wijn, geheven in stad en kasselrij, behalve in Harelbeke, Tielt, Menen en Deinze (17). Vanaf 4 april leverde de kassel­ rij dagelijks 100 paarden, telkens vergezeld van drie mannen en twee browetten (kruiwagens), om de fortificatie van Kortrijk te laten opschieten en op 5 mei kreeg Kortrijk de toestemming om daartoe drie maanden lang 100 werklui en 30 paarden in de kasselrij te recruteren (18). Ook in Tielt arriveerde er op 20 april een ingenieur om de stad te versterken. Hij kwam al van Harelbeke en werd verder begeleid naar Deinze (19). In de reke­ ning van 1578-1580 bleken verscheidene personen tende de straete schan­ 117


sen te betrekken en de stad kocht 40 pond buskruit en 25 pond lonten (20). Alexander Famese werd, nadat Don Juan op 1 oktober 1578 aan de pest overleed, landvoogd. Hij had de Waalse gewesten inmiddels opnieuw in zijn katholieke kamp gekregen. Deze zogenaamde "Malcontenten of Patemostersknechten", die zich kantten tegen het radicale beleid van de Staten-Generaal en Willem van Oranje, en de Gentse excessen, verover­ den en plunderden onder leiding van Emmanuel van Lalaing, heer van Montigny, op 1 oktober 1578 Menen, waar het calvinistische bestuur ver­ dreven werd (21), en even later ook Roeselare. Bij de weduwe Marcus Vermeersch in Egem vermoordden de Walen uit Roeselare drie personen (22) . De bevolking vluchtte voor de Malcontenten uit naar de steden: op 14 oktober vluchtte een deel van de Roeselaarse bevolking naar Brugge (23) en op 3 november 1578 arriveerden er massa's vluchtelingen met have en goed in Brugge, ook dye van Vachene (Wakken) (24). Op 14 oktober 1578 trokken ongeveer 300 Gentenaars weg van Tielt om Waasten te bezetten, want men vreesde dat de Walen doen (toen) ook zou­ den komen. Twee dagen later namen de Walen uit Menen inderdaad het stadje in: de gecooren (uitverkozen) kneghten van Thielt, zynde met de sol­ daten die by Waesten gelegen hadden, hebben zeer frayelijk hun geweird, maar zyn van de Walen zeer beschadigt geweest; alzoo dat er vele dood bleefven (25). Nog in 1578 betaalde de kasselrij vier compagnieën Italiaanse ruiters in Kortrijk, Tielt, Deinze en Menen en het onderhoud van de zwarte ruiters van paltsgraaf Johan Casimir in Kortrijk en Harelbeke (26). Gillis Vanden Bouchoute, buitenpoorter van Tielt, leende 128 p. gr. aan Dentergem, dat daarmee een compagnie Fransen onder kapitein Mulin in Tielt moest onderhouden. Het betrof onder meer de leveringhe van vette scapen, ten 13 schellingen ghrooten tstic, ende rentvleesch te 2 groote tpont (27). Zeker op 12 december verbleven in Tielt tien vendels Fransen en hun suite, de infanterie van paltsgraaf Casimir, die zo horribelick ende inhumainelick aldaer levende zyn dat een steenen herte mochte zyn ghemoveert tot compassie. Niet alleen leed de stad onder roof en ver­ krachting, er moest nog dagelijks een dozijn koeien, 60 weren, 37 tonnen bier, 12 amen wijn, brood, boter, hout, ... geleverd worden en de legerlei­ ders eisten elk dagelijks tot 36 p. par. voor zichzelf. Dit alles kwam allicht ten goede van dezelfde soldaten die in Tielt maar liefst 291 p. par. wijn­ accijnzen schuldig waren aan de Tieltse pachter daarvan, Passchier Vanden Keere. De tomeloosheid van vriend en vijand nam zo erg toe datter niet eene prochie vry en es ghecommen tot de uuterste benautheyt, schynende te wesen verlaten ende gheabandonneert van alle menschen ende principalick van haere ghebueren (28). De Tieltse bestuurders ansiende den noot vande aermen gaven de dismeester 39 razieren koren 118


(3433 liter) voor stad en platteland. Eenen schamelen man die duerschoten was in zyn been vande sauldaten kreeg van Jan Pantin 100 blokken hout en van Guillaume Vande Pitte 21 pinten wijn (29). Op 22 september 1578 kwamen commissarissen van de Gentse rebellen, nl. Busscaert van Hembyze, heer van Ogierlande (Gits), Karei Uutenhove fs Karei (heer van Markegem) en Lucas Deynaert de Tieltse stadsreke足 ning sluiten (30). In de volgende rekening, die van 23 september 1578 tot 1 oktober 1580, vinden wij als wet Marcx Storme, Laureins De Clercq, Jan Pantin, Olivier De Hooghe, Ghuillame Knibbe, Lambrecht Bagghart en Roelandt Vande Pitte i.p.v. Olivier Vanden Keere, Jan Basseye, Jan Van Valenchyn, Lauwers Boddins, Pieter De Witte, Jaquez Wychuuse en Jan Doble. Die wetsvernieuwing gebeurde op 11 augustus 1578 (31). Na het einde van de Gentse calvinistische dictatuur zetelden Jan Basseye, Lauwers Boddins en Pieter De Witte weer in het Tieltse stadsbestuur van 1585. De overige vier waren 'nieuwelingen' (32). 1579 Op 3 maart 1579 kregen de Walen van Montigny het bevel hun legerkamp in het Roeselaarse te verlaten, wat ze blijkbaar niet deden, want op 4 april veroorzaakten zij er "uit onachtzaamheid" een grote brand: ongeveer 300 huizen gingen in vlammen op; ook in juli stichtten ze er brand (33). Hetzelfde oorlogsvolk legde bijvoorbeeld Meulebeke omstreeks die tijd wekelijks 10 p. gr. 'contributie' op (34). Contributie was een belasting ten voordele van de vijand, die zich dan (in theorie) onthield van verdere ravage. In Dentergem ging die vijand er onder meer vandoor met het beste bed van de weduwe van dorpsheer Lieven Huevick, maar voor 33 s. par. kon ze het terugkopen. Maar daarna werd datzelfde meubelstuk van足 den vornomde Malcontenten noch eens ghenomen (35). Nog in maart ver足 bleef de compagnie van Maelcamp in Tielt. Wingene, Zwevezele en Egem moesten hen dagelijks 7 p. gr. brengen, maar daar slaagden die parochies niet in, wat Tielt-binnen volgens een overeenkomst van 21 maart 1579 bijna 100 p. par. kostte. Logementskosten van een bepaalde compagnie, graanleveringen naar Harelbeke, contributie voor de Walen in Menen en Roeselare en een lening om de net genoemde compagnie Maelcamp in juni 1579 te onderhouden, kostte de stad alleen al 3513 p. of zo'n 23 % van de Tieltse inkomsten in 1578-1580. Van 12 tot 14 maart vertoefde er een compagnie infanterie onder de kapitein gheseyt tcornel CobydeL komend van Kortrijk (36). Op 6 april 1579 stelde Montigny zijn 7000 man sterke troepen ter beschik足 king van Farnese in ruil voor een kwart miljoen gulden cash en gaf hem 119


Menen over. In mei was de leider van de Malcontenten weer in de buurt van Menen en Roeselare. Met zo'n 1000 man kwam hij op de 18de vier vendels Gentenaren (grotendeels vluchtelingen uit Artois en de kasselrij Rijsel, Hollanders en Vlamingen), die zich in Tielt genesteld hadden, bij verrassing aanvallen. De listen (kuiperijen) en de conduicte contraire (= tegenstrijdige leiding) van hun leiders en vooral van hun belangrijkste kapitein, de Piëmontees Lambart, leidden ertoe dat de manschappen nogal ver van elkaar verspreid lagen in pachthoeven en huizen. Ofschoon zo'n 30 à 40 Gentse soldaten de "corps-de-garde" of hoofdwacht behoorlijk verdedigden, bleef het gros van de ongeveer 400 man her en der in het Tieltse dood achter. De Tieltse burgers werden daarna duchtig beroofd door de Malcontenten die met hun buit Menen binnentrokken, de vier Gentse vaandels als trofeeën achter zich aan slepend (37). De Gentse kro­ niek van Bemardus De Jonghe, jubilaris van de predikherenorde, situeert deze confrontatie een dag eerder, namelijk op 17 mei: Den 17. (mei) wierd Thielt ingenomen en teenemael uytgeplundert van de Waelen. Daer was eenig Gendsch Krygs-Volk binnen, maer het zelve meest dronke zynde, en dede geenen genoegzamen tegenstand, en wierd voor het meestendeel van den Vyand omgebragt; eene rechtveirdige straffe (want het was het zelve Volk) van hun breken, rooven en branden tot Melle, Wette ren en Quaetrecht (38). Misschien schonk Tielt in dit verband 6 p. par. aan de ghesellen die de wacht hilden vanden brandt als Olivier Sreepers huus af brande byden Mochaertsen ghebrandt. De genoemde moetschaetsen, van het Spaanse muchacho, waren trosjongens. Naderhand slaagde de hele roede van Tielt erin bij de Vier Leden (Gent, Brugge, het Brugse Vrije en leper) ontslag van contributie voor Menen te bekomen en daartoe betaal­ de Tielt-binnen, in verhouding tot het gewone belastingaandeel, 34,5 p. par. (39). Die belangrijke grensstad werd namelijk op 22 oktober door Schotten veroverd, terwijl de Waalse bevelhebber d'Allenes met behulp van (pseudo-)verraders Kortrijk dacht in te nemen. Gefrustreerd reageer­ de hij zich af op Wervik en omgeving (40). Maar ook Wervik werd hem ten slotte op 14 en 15 november afhandig gemaakt door de Bretonse huge­ noot François de la Noue (Bras-de-Fer, met letterlijk een verzilverde ijze­ ren arm) en Schotten. Geen wonder dat op 13 december een compagnie Schotten bijna 50 p. par. verteerde bij Jonathas Van Gavere in Den Hert in Tielt (41). 1580 Een edict van 4 februari 1580 organiseerde de eerste parochiale boeren­ wachten. Maar dat kon de Walen het roven en branden niet beletten. Van 120


18 tot 20 februari vierden ze zich bot op Deinze, namen Sint-Eloois-Vijve in en belegerden het versterkte Harelbeke, niet zonder de gebruikelijke wreedaardigheden. Op de 20ste februaryus, zoe quamen de Paternoster cnechten te Vyve ende te Tyelt om te weven en branden, ende vanghen de lyeden, vaerduere eet lansvolch nam een groete vlucht, dat een mensche moste veenen, dye dat zacht, vandt het macte groete coude ende sterche wyndt (42). Op 23 en 24 februari moesten de in Kortrijk gevluchte platte足 landsbewoners de stad uit. Nog op 23 februari poogden de opstandelingen de Walen, die Sint-Eloois-Vijve versterkten om de scheepvaart op de Leie te controleren, te bedwingen. Op de 25ste, na het in brand steken van de huizen in Petegem, deden de rebellen hetzelfde met een deel van het ste足 deken Thielt, zoo dat de ingezetenen, die onlangs ryke waren, nu have- en leveloos in groote armoede liepen dolen (43). In feite werden de buiten足 sporigheden bedreven door Franse hugenoten, zomwylen uyt baldaedigheyd de Neuzen en ooren schendende, zoo aen Boeren als Borgers (44). De twee regimenten van kolonel d'Alennes veroverden op 27 februari vanuit Sint-Eloois-Vijve Kortrijk op Gent, dit dankzij medeplichtigheid van katholieke Kortrijkzanen (45). Na de verovering van Kortrijk quamen de ommeliggende boeren inde wapen, die van Thielt, die van Meulebeecke ende andere Dorpen, wel vijfduysent man by een. Van dien tyt a f scheent dat het platte Lant ten vernielingh ende ten bederve overghegheven was overmits sy aen wedersyden van 'tKrijchsvolck seer belast en ver overlast waren door dien sy haer met ghewelt uyt teerende noch haer gheldt en andere dinghen aftrotsten. De ouders van de Meulebeekse schilder Karel Van Mander bijvoorbeeld scharrelden toen maar hun bezittingen bij elkaar en vluchtten ermee naar Brugge, dan weer naar Kortijk en vice versa (46). Op 6 maart 1580 werd Deinze door hugenoten teenemael verwoest en meest al de heropgetimmerde huizen in brand gestoken en exact twee maanden later vielen ook de kerk en de resterende huizen dit lot te beurt. Er brak hongersnood uit en de stad bleef drie jaar vrijwel onbewoond ach足 ter (47). In april stuurde Farnese zijn buitenlandse troepen weg, ook Italiaanse en Duitse, en beschikte nu nog enkel over vooral Waalse manschappen. Hij begon een ware ingenieursoorlog: doorsnijden van de verbindingen tussen steden, kleinere steden tussen de grotere bezetten, bruggen bouwen met geschut erop, gewassen in brand steken (48). Anderzijds vernemen we dat de leider van de calvinisten en hun geallieerden op de 17de van die maand zijn infanterie en cavalerie en petit nombre au quartier du lieu dict Thielt verzamelde om de Malcontenten onder bevel van de graaf van Mansfelt in de buurt van Oudenaarde partij te geven (49). 121


Op 6 mei trok hugenotenleider de la Noue van Oudenaarde naar Ingelmunster. Hij wou er het kasteel beschieten, maar op 8 mei deta足 cheerde hij zich om Rijsel of wellicht eerder nog Roubaix te veroveren. Robert de Melun, markies van Roubaix, die de la Noues komst vernomen had, dreef hem evenwel 's anderendaags, aan de andere kant van de Leie, terug naar zijn legerplaats Ingelmunster, doch alzoo hy eenen om-weg moest doen, om de Leye daer de Mandere in valt, te konnen passeren, en zyn Volk te zeer vermoeyd zynde, moest het zelve overnachten tot Wakene. Omdat hij vreesde voor een snellere progressie van de vijand, trok hij naar Ingelmunster om de heer van Marquette te gelasten dat hij met 50 groote Bus-Schieters de Brugge, die tot Iseghem over de Mandere geleyd was, zoude gaen afbreken, om niet onvoorziens overvallen te worden, eer zyn Volk van Wakene by hem was, welk gebod nochtans niet en wierd volko足 men. De markies van Roubaix, die wist dat de la Noues manschappen in Wakken overnachtten, liet echter twee van zijn benden Roer-Ruyters de brug innemen. La Noue arriveerde, onderbemand, in Ingelmunster, in de ijdele hoop dat zijn mannen uit Wakken nog versterking zouden bieden. La Noue en zondebok Marquette werden gevangen genomen en eerstge足 noemde bleef tot 1585 achter de tralies, 't Getal der verslaegene, volgens zommige, was meer als zes honderd, maer volgens andere zeer gering (50). Het bleef niettemin een bittere pil voor de opstandelingen. Op 4 juni werden eenige wagens op den weg van Brugge, door sommige van Thielt, onder den naem van Malcontenten afgezet, want alzulke menschen het hunne verloren hebbende, waren als gedwongen zich te behel足 pen met alles wat zij krijgen konden, en werden roovers (51). Op 22 september, na de jaarmarkt, arriveerden ruiters en voetvolk van de Gentse leider Ryhove in Tielt en hebben aldaer genomen de goederen, die daer tot groot behulp der Malcontenten, alle donderdagen ter merkt gebracht werden, welke geroofde goederen ten zelfden dage geordonneerd waren op eenige bescheiden plaetsen gebracht te worden tot dat de Staten van Vlaenderen zouden geoordeeld hebben waer toe die gebruikt zouden worden. De plunderingen en gewelddaden die ze er toen bedreven, waren volgens een kroniekschrijver, met geen pen te beschrijven, 't was compasselic om siene den roof, die sy ghedaen hadden. En elders luidt het nog: niet tegenstaende dat die van Thielt aen de Gentenaers Schattinge gaven (52). Op Allerheiligen plunderden dan weer Malcontenten Meulebeke (53). Volgens de stadsrekening 1578-1580 kreeg Tielt op 2 december 1580 van de kasselrij ruim 2041 p. par. reductie op de teerkosten van de kapiteins Colimby, de heer van Carpers, kapitein Beernaert, de heer van Assche (broer van Ryhove), Cotten en zijn voetknechten, de ghewilleghe van 122


Ghendt en kapitein Braeckele en de levering van munitie naar Kortrijk en Harelbeke. Voor onkosten door de Fransen van Argent Lieu betaalde Tielt-buiten nog maar liefst 2612 p. par. terug aan de stad. Geen wonder dat met al die protestantse troepenpassages het ghemeente ghrootelicx belast es gheweest metter smette vande peste, zodat de stad besloot Jacob De Jans en zijn vrouw hemlieden qualificerende raet ende remedie daer toe te wetene te ontbieden. Hij mocht meteen 10 p. gr. substantie (medi­ cijnen) aankopen en kreeg naderhand nog 24 p. gr. als eerste helft van zijn betaling. In de rekening van 1580-1584 zou hij de tweede helft ontvangen omdat hij hem daerinne eerlic ghequeten heeft. Voor het verzorgen van de armen besteedde de stad bovendien 497 p. par. aan diversche ruwers (= pestverzorgers) en medesynen. Veel inwoners hadden al veiliger oorden opgezocht, namelijk versterkte steden. Om op last van Gent een staat van de stad op te maken, moest ontvanger Olivier Vanden Keere in Brugge samenkomen met schepenen Laureins De Cleercq, Jan Pantin en Olivier De Hooghe, die respectievelijk in Antwerpen, Zeeland en Gent resideer­ den (54). Maar die veiligheid was zeer relatief. Uit enkele Tieltse staten van goed blijkt dat na de dood van Joos Ghalle in 1580 zijn zes toen nog levende kinderen naderhand allemaal gestorven en begraven waren in Brugge inde ghroote peste. De inventaris had het ook over een coe die byde Walen ghenomen es. In juni 1584 overleed Jan De Neckere. Hij woonde op de markt direct ten noorden van tSoete Vraukin, maar het huis in de Brugstraat, dat hij van zijn broer Pieter geërfd had, bleek midts de jeghenwoordeghe troublen afghebrant. Jan Pantin fs Jan overleed circa 1 oktober 1583 inde trouble van oirloghe in Brugghe, enzovoort (55). Ook Adriaen Bolle, de pastoor van Dentergem, had zich toen al veiligheids­ halve in Brugge gevestigd (56). De Tieltse stadsaccijnzen waren in 1580 nog minder pacht waard dan de helft van het jaar daarvoor en nog geen kwart van 1577 (57). Die indirecte belastingen en de erfelijke goederen (cramerie, cauchie, balanche, lakenelle) werden van oktober 1580 tot oktober 1584 duer den trouble van oir­ loghe niet meer verpacht (58). Over de 5de penning (59) scholden de Gentse schepenen van de Keure Tielt over 1579 en 1580 792 p. par. kwijt tot secourse ende verlichtynghe vande inestimable oncosten byde zelve inwoonders van Thielt binnen ghesupporteert int loghieren ende onder­ houden van diversche companghieen soldaten upde zelve stede ghefouriert (60). 1581 Op 24 januari 1581 belegerden de Malcontenten het kasteel van Poeke (61). 123


Op 6 maart werd de Tieltse ketellapper Geeraert Luyckens fs Willem in Kortrijk naar de galg verwezen. Hij had zich in dienst gesteld van Pieter Van Ghendt, een kapitein van de rebellen, verbrijzelde altaren en meubi­ lair van kerk en hospitaal in Tielt en was eveneens van de partij bij de ver­ nieling van altaren en sieraden in de kerken van Ardooie, Meulebeke en Pittem (62). Gillis Vander Moere uit Lotenhulle werd op 22 juni opge­ hangen omdat hij heel wat diefstallen gepleegd had, hantant les voleurs et vrybuters (63). Zelfs maar de geringste medewerking met vrijbuiters, klei­ ne groepjes daartoe uitgestuurde of vaak ook gedeserteerde soldaten die de resterende bewoners afpersten en terroriseerden, werd dus met de doodstraf vergolden. Een koninklijk plakkaat van 25 maart 1581 stelde de straf met de galg opde foullen ende ongheregeltheden die daghelycx by de soldaeten ende andere onder 't decxele van Cryechslieden ten platten Lande ghecommitteert worden en beval de organisatie van dag- en nacht­ wachten in elk dorp (64). Voorlopig waren het nog hoofdzakelijk de troepen zelf die voor overlast zorgden. De compagnie van kapitein Thiant, allicht een hugenoot, bezon­ digde zich op 11 maart 1581 aan inestimable teerkosten ten nadele van de Tieltenaren overzulcx dat men bevonden heeft de zelve oncosten meer beloopen hebben dan de ommestellynghe importeerde ten laste vande zelve stede (65). Op 23 juli plunderden ruiters van het Brugse bezettingsleger de kerk van Roeselare. Deze stad werd in 1582 nog drie maanden bezet door Walen, die er de lakenhal vernielden (66). Op dezelfde dag, 23 juli 1581, trokken ruiters van het garnizoen in Brugge ook naar Ruiselede, beroofden de kerk en acht van hen trokken elk een gestolen kazuifel aan waarmee zij de stad weer binnenreden. Aan de soldaten van de wacht gaven zij er hosties te eten ende zy schympten zeere (67). Inmiddels hadden de Staten-Generaal op 26 juli het Placcaet van Verlatinghe uitgevaardigd, waarbij de opstandelingen de gehoorzaamheid aan Filips II opzegden en de Franse hertog François van Anjou als land­ voogd aanstelden, in plaats van de al naar huis gestuurde Matthias van Oostenrijk. De eerder door Spanje vogelvrijverklaarde Willem van Oranje hoopte op die manier hulp te krijgen uit Frankrijk. De breuk met de vroe­ gere koning was compleet. Op 20 en 2 1 september vroeg Dentergem aan de Gentse schepenbank van de Keure om hen te lichtene vande Fransoyzen. Deze Gentse bondgeno­ ten lagen er allicht omdat de parochie niet bijgedragen had in het onder­ houdt vande zes venderen voetknechten ende zeker cornette peerderuytteren. Caerel Huus, Philips Van Ooteghem en baljuw Salamon Ghalle van 124


Dentergem en de baljuws van Ruiselede en Tielt-buiten verbleven in arrest in Gent op vraag van Machelen. In september betaalde Dentergem ook voor de kapitein van het garnizoen in Dendermonde en op 10 decem­ ber kreeg Dentergemnaar Jan Temmerman in Machelen een vergoeding voor de Ievering van vlees toen er daar vier vendels logeerden. Op de 11de vergoedde Dentergem Pieter Baron: hij werd naar Kortrijk gezonden als den Walschen legher o f quam (68). En inderdaad, 's anderendaags roofden Malcontenten alle dorpen tussen Deinze en Harelbeke, contributiebetalers of niet (69). Voor het eerst kunnen we nu ook iets afleiden over de toestand van de plaatselijke bevolking. Waar de Tieltse disrekening in 1559-1560 22 armen bij naam noemde, vinden we er nu op een sterk geslonken aantal inwoners ruim 60, zonder dat we veel weten over het aantal schamele kin­ deren. Zeven wezen die in tghasthuus laghen, kregen brandhout, de reeustregghe kreeg 6 p. par. over tcueren van Pieter Naelde, het aantal zie­ ken lag hoog, het epileptische Beelckin Up Straete en Blendt Hanskin von­ den steun, het kind van Zegher Baeys kostte 45 p. 12 s. p. voor zijn onder­ houd in tDulhuys in Brugge, etc. (70).

1582 Op 5 januari 1582 keerde de al vernoemde Karel Van Mander naar zijn vaders huis terug om er het achtergebleven graan en andere goederen op twee of drie wagens te laden en naar Kortrijk in veiligheid te brengen. Toen hij die middag de terugtocht aanvatte en zich nog maar een boog­ scheut van de Meulebeekse kerk verwijderd had, viel Montigny met zijn regiment Walen het dorp aan en hebben desen spaerpot gebroken en alles gherooft wat sy daer vonden, het manvolck seer slaende en quetsende, de Vrauwen ende Maechden wert veel schandelijckheydts aenghedaen, Kareis Vaders huys oock hantsch gheledicht, den armen oude Man die langh sieckelijck gheleghen hadde, wiert de dekens en lakens, en 't bedt, onder zijn lijf van dan gherocht. Kareis broer, de 18-jarige Adam, nam een rapier en hielp, gezien hij goed Frans sprak, in schijn mee aan de vernie­ lingen, en dreigde zelfs zijn moeder te vermoorden voor haar geld, so was sy van het ander boeve-jacht vry. Ook Karei met zijn wagens werd nog gegrepen door de Walen die hem oock naekt ontkleden, een strop om zijn hals drapeerden en hem dreigden aan een boom te verhangen indien hij zijn geld niet afgaf. Toen hij een toekijkende Italiaanse ruiter in vloeiend Italiaans aansprak, nam deze laatste hem in bescherming, want ze bleken elkaar nog in Rome ontmoet te hebben. Karei kreeg zijn kleren terug, 125


maar naar de rest kon hij fluiten. Zo raakte het gezin ten slotte toch nog veilig binnen de Kortrijkse muren; ook hun zuster Janneken, die door Adam in een droghen dyck die tusschen twee haghen lagh, verstopt was (71). In het vluchtoord Kortrijk zelf was de toestand nochtans ook allesbehalve rooskleurig. Op 22 januari 1582 gaf het kasselrijbestuur steun an vele aenne lieden ghevlucht binnen Curtrycke. Daar stierven in 1580-1583 maandelijks gemiddeld 108 personen aan de pest (72). Onder meer ook Karei Van Manders zuster Anna en haar gezin. Karei zelf trok met zijn vrouw en twee kinderen weg naar Brugge, niet zonder onderweg nog eens bijna letterlijk tot op de huid beroofd te worden door weer andere Malcontenten. In Brugge werd de toestand al vlug net zo onhoudbaar, zodat het gezin nog dat jaar de wijk nam naar Haarlem (73). Ook de Wakkense cartograaf Judocus Hondius fs Olivier (Joos De Hondt) zou, maar dan pas in 1584, vanuit Gent naar Engeland vluchten. De weduwe van Passchier Uutenhoucke, pachteres van de Tieltse stedemolen, die duer den trouble van oirloghe ende de ghone gheleghen heb­ bende te Yzeghem ende elders verjaecht es gheweest, kreeg kwijtschelding van pacht. Bovendien was de molen geplunderd en vernield en bleef hij tot eind 1584 in puin liggen, want Gillis De Hont, getrouwd met de wedu­ we van de vorige molenaar, pachtte die weer vanaf nieuwjaar 1585. De stadsblekerij stond er van in 1580 tot mei 1591 onverpacht bij, eerst duer dabsentie vande inzetene deser stede, maar ook nadien bleef het nog zeven jaar een oninteressante uitbating. De stadsboodschapper, de onder­ houder van de stadsklok, de vleeskeurders, de morier (straatveger), de broodwegers, de schout en stadspensionaris Jan Van Aelmersch kregen van 1581-1584 geen wedde overmidts datter van hemlieden niemandt gheresideert en heeft nochte dienst ghedaen. Zelfs werd er toen al die tijd in Tielt recht nochte wet gedaan en ook de beide schuttersgilden lagen stil, net zoals de jaarmarkten. Tot in 1597 betaalde de stad geen beden en dat sinds eind 1580! De wetsvemieuwing (in Gent) kon in oktober 1580 door de troebelen niet plaatsvinden en moest wachten tot 14 mei 1585 (74). Het bestuur van de kasselrij kreeg op 28 november 1582 prinselijke toe­ lating om de justitie waar te nemen over feodale zaken betreffende de vele lenen van het gravelijke leenhof van Kortrijk, la campaighne estant pres­ que inhabitée et deserte estans les inhabitans mortz ou deçà et la esgharez. Dit bleef, blijkens de laatst ingeschreven akte, een noodoplossing tot 20 januari 1586 (75).

126


ALEXANDER FARNESE IN HET OFFENSIEF 1582 Met instemming van de koningsgetrouwe Unie van Atrecht (Artesië, Henegouwen en Dowaai) riep Farnese zijn Spaanse, maar ook Italiaanse en Bourgondische keurtroepen terug. Zij arriveerden in juni 1582 in Vlaanderen en bespoedigden de inname op 5 juli van Oudenaarde, dat al sinds maart belegerd werd. Eind augustus telde Parma's leger 60 000 man. Anderzijds kreeg Willem van Oranje die herfst dankzij Anjou versterking van een Frans hulpleger van 10 000 soldaten, maar dat zou geen jaar duren. In oktober leverden zowel Oostrozebeke, Pittem als Meulebeke één wagen met twee paarden voor het Spaanse leger in Doornik. In november en december bezorgden diverse personen die in Kortrijk vertoefden voor 284 p. 2 s. par. brood, bier, kaas, boter, kaarsen, hout ende andere victu­ aliën in Wakken, waar eveneens Spaanse bondgenoten logeerden. Op 6 januari 1583 betaalde de kasselrij 18 p. 17 s. par. buskruit, lonten en kaar­ sen voor de soldaten in het kasteel in Wakken (76). Nog op 6 februari 1584 verzocht Famese in hoogst eigen persoon om de arrestatie en gevan­ genneming van een naar Arras gevluchte Franse soldaat van het garnizoen bij dat kasteel (77). In het Wakkense kasteel verbleven niet zo lang daarvoor duidelijk ande­ re kornuiten, zo blijkt uit een vonnis van 17 november 1582. Aerent Janssuene gheseit Joncbloet (°Lier) uit Antwerpen werd die dag in Kortrijk opgehangen, daarna verbrand en naar het galgenveld gesleept. Hij bekende een deserteur te zijn uit het vendel van kapitein Bernaert. Zijn groepje was met 16 o f 20 ghecommen up thuus te Wackene twelcke ghy mette zelve uwe complicen blivende occuperen hebt hemlieden onder tdexsele van soldaet te zyn aldaer helpen inhalen de landslieden vande ommeligghende prochien subiecten van zyne Majesteit de zelve by middele van hemlieden te coorden, te binden, te slaene met stocken, uppe te hanghen by huerlieder mannelichede ende springhende up huerlieder buuck te extorqueren uut te pessen ende pynighen zo vele ghelts alst u ende de zelve uwe complicen ghelust heeft. Afpersingen leverden hem 30 of 31 gulden op, bijvoorbeeld 5 of 6 gl. door iemand de handen op de rug te binden en te slaan met een schop. Verder bleek dat hij had inneghebrocht ter zelver plaetse diveersche ghehuwede vrauwen met eere ende jonghe dochters die zeer dorpelic vercracht ende ghescoviert (onteerd) zyn gheweest onder de welcke ghy namelic eene bekent hebt. Aerts moutschaetse Pierkin Anthunis, een 14-jarige schoenenmaker uit Lier, was bij de andere roovers 127


straetschenders ende schelmen die het kasteel van Wakken bezetten, waar zij hadden ghevanghene ghebrocht de landslieden vande ommeligghende prochien (...) de zelve ghy houdende menichwarf de keersse pynende ende andoende afghryselicke tormenten om zoveel losgeld af te persen als hun beliefde. Pieterke sloeg een geknevelde landman die in het water gevallen was met een stok en ande mannelichede van eenen andere ende ghevanghene landsman had hij ghedaen tcoordekin, helpende tzelve trecken ende den landsman daermede pynen gruwelic tot dat den voorseiden uwen meestre ende zyn complicen van hem huerlieder wille hadden. De laatste beschuldiging luidde: zo ghy ooc nietjeghenstaende uwe oolicke joncheit hebt bekent eene vande voorseide ghevanghen vrauwen. De criminele puber kreeg 50 jaar verbanning aan zijn broek en zijn hoofd werd verbloeid met eene strowisse (78). 1583 Bij 9 januari 1583 noteerde Bernardus De Jonghe in zijn kroniek: De Armoede was zoo groot ten platte Lande, dat vele Menschen van honger stierven. Aen alle dingen was er gebrek, 't gene noch vermeerderd wierd door dien de Soldaeten ontrent Kortryk en Audenaerde, alle de WindMeulens verbrandden, om de Spaensche Guarnizoenen door gebrek tot overgevinge te dwingen, mids door het hoog water de Water-Meulens ook onbruykbaer waren (79). Het staat bekend dat de Gentenaars op 10 april 1583 alle molens in het Oudenaardse vernielden (80). Het legergeweld maakte het leven op het platteland vrijwel onmogelijk. Van 15 tot 17 februari 1583 spoedde de Dentergemse baljuw Ghalle zich naar Aardenburg en Brugge om er dorpsontvanger Jan Van Coppenolle's zettinggeld (belastinggeld) te innen dwelc hy my te Brugghe refuzeerde ghemeerct dat de prochianen al verstrooyt waeren. Begrijpelijk genoeg had ook de ontvanger de veiligheid van de stadsmuren opgezocht. Wegens de te late uitbetaling van een kleine pointing of belastinginning van 9 augustus werd Joos De Maenck, een latere Dentergemse ontvanger, in Gent opgesloten. An den sergheandt Schuttematte alleen al dokte hij daar toen in twee keer 20 p. 5 s. 4 gr. af. Ook eind februari al liet capiteyn Schuddematte Dentergemnaar Daneel Van Parijs in Gent opsluiten wegens laattijdige betaling (81). 1584 In 1584 zette Famese zijn zegetocht verder. Aalst (februari), leper (7 april), Brugge (24 mei) en Dendermonde (17 augustus) gaven zich over. 128


De opstandelingen bouwden Oostende om tot een doolhof van verdedigingswerken die pas in 1604 in Spaanse handen viel. Al die tijd werd het Vlaamse land van hieruit keer op keer onveilig gemaakt (Sanderus A„ “Flandria Illustrata”)

129


Het centrum van Tielt in 1616 door Lowys De Bersacques (privÊverzameling). Terwijl het klooster van de grauwzusters (links) en dat van de alexianen (boven in het midden) al vol­ ledig hersteld lijken, moeten de hallen het nog zonder dak stellen

130


Gent raakte omsingeld, werd uitgehongerd en op 17 september capitu­ leerde ook het fanatiek calvinistisch bewind. Enkel Oostende, Sluis en Terneuzen waren nu nog in Staatse handen. De protestanten kregen van Farnese rustig de tijd om hun bezittingen te verkopen en het land te ver­ laten. Guillaume De Smet uit Het Schaeck in Tielt had van 19 november 1584 tot 24 februari 1585 zwaar te lijden van verteer door Spaanse, Engelse en andere soldaten (82). Omdat Tielt geen middelen vond om het jaarlijkse, koninklijke erkenningsrecht voor de wijn- en bieraccijnzen te betalen, kreeg de stad over de periode 1581-1584 toestemming om maar de helft daarvan te betalen, namelijk ruim 242 p. par. Wegens de extreme nood mocht de stad anderzijds 480 p. par. lenen bij ene Gillis Coucke, wellicht uit Kortrijk. Verder werden er vier verlaten huizen verkocht omdat de aan de stad verschuldigde cijnsrenten ervoor al te zeer verachterd waren (83). Op 5 januari 1585 spoedde de Tieltse griffier Pieter Pantin zich naar de Privé-raad in Doornik omdat hij geen middelen vond om de belastingen te betalen en vandaar trok hij met het bekomen advies naar de Raad van Vlaanderen in Dowaai waar hij zes weken uitstel bekwam. De stad lag er inderdaad desolaat bij, getuige deze post uit de rekening van 1581-1584: alzoo duer de desertie ende verwoestynghe der stede van Thielt duer de lancduerighe oirloghe zoo verwildert es gheweest vande uutloopelynghe vande jonghe boomkins gars ende andere wilt cruut dat men aldaer niet en conste ghepasseren heeft men tzelve ghedaen uutweeren ende zuveren (84). Zelfs de gevangenis achter het vleeshuis op de hoek van de St.-Jansen de Hoogstraat bleef na die beroerde jaren on verpacht in elkaar gestort liggen (85). Guillaume Van Aelmersch, stedehouder van de hoogbaljuw van Tielt, kreeg vanaf 15 januari 1585 voor vier maanden 48 p. par. om ghoede pollicie te houdene ter conservatie vande stede ende inwoonders van diere, aangezien er onder de ghone aldaer residerende gheenen reghule nochte ordonnantie ghestelt en es gheweest, terwijl Willem Van Doome en Jan Der Weduwe sinds half december 1584 weer een dag- en nachtwacht verzorgden tegen elk 7 gulden per maand. Alleen jonkheer François Doverloope, griffier Pieter Pantin, ontvanger Olivier Vander Keere en schepenen Jan Basseye en Lambrecht Bagghaert deden de laat­ ste vier jaar enige dienst (86). Vrijwel elke vorm van openbaar gezag was net zo goed tot puin vervallen. De ontreddering en de leegloop van het platteland waren uiteraard koren op de molen van de steeds vaker infiltre­ rende vrijbuiters. Op 27 oktober 1584 werd Hans Vander Moere fs Pieter alias Schoonart (°Lotenhulle) geëxecuteerd metten viere. Hij had een volwaardige vrij131


U) K)

“Plundering van een dorp�, 1604 (Broelmuseum Kortrijk). Dit overbekende schilderij van Kortrijkzaan Roeland Savery illustreert hoe bijvoorbeeld Staatse troepen tekeergingen als een dorp geen contributie meer betaalde


buiterscarrière achter de rug. In 1582 verbleef hij bij de rebellen die het kasteel van Hansbeke bezet hielden, maar uit vrees voor straf van zijn kapitein ging hij alleen op pad. Met een trawant trok hij in het begin van de vasten 1582 naar het huis van Loy Van Lugghem in Ruiselede. Terwijl Loy aan het dorsen was, verwondde Schoonart hem met een rapier en stal het graan. Daarna schreef de rabauw zich in bij het Spaanse leger, maar onder tdexele vanden dienst bleef hij roven. Hij stak huis en schuur van Jan Van Renterghem uit Ruiselede in brand omdat Jans vrouw geen koren naar Kortrijk wou brengen. Met de hulp van enkele Duitse soldaten zette hij onder meer de huizen van Jacques Van Wychuus en Loonis De Prince in lichterlaaie. Later verliet hij opnieuw zijn vendel en verbleef hij met andere rebellen op het kasteel van Wakken en daarna op dat in Grammene. Omstreeks oktober 1583 schoffeerde en verkrachtte hij in Aarsele een meisje van 13 onder de ogen van haar 16-jarige zus die hij vervolgens eveneens overweldigde. Ook Jan Straetmans dochter uit zijn geboortedorp en nog een paar gehuwde vrouwen ontsnapten niet aan zijn driften. In het huis van Oste Van Landuut hield hij er met enkele companen Luuck Mestdagh gevangen. Nadat hij met eene vleghel gherde hem zyne neuse a f ghesmeten hadt, schoot hij de Aarselenaar dood (87). De Kanegemse landman Simoen De Bane fs Jooris was aan het pintelieren met Willem Bekart fs Jan (°Poesele), Hanskin Van Coole fs Passchier (“Ruiselede) en andere complicen ten huize van Oste De Verwere in Ruiselede. De Bane zette zijn vrienden toen aan om zekeren reeuwere (elders: medecin) ghenaempt Meester Michiel te vermoorden omdat die bij hem een potje en een paar messen gestolen zou hebben. De helper bij besmettelijke ziekten werd prompt op De Banes hofstede van de wereld geholpen en er begraven. In het ovenbuur (bakhuis) hadden ze de man eerst nog geld afgeperst en Willem Bekart bijgenaamd They Bekart deserteur uit het Spaanse leger en later actief op de sterckte in Grammene - verwondde hem griefvelyck met een pijk, terwijl Jan Van Coole genaamd Hanskin Van Neste de reeuwer met een stok op de rug timmerde. Laatstgenoemde reeuwde zelf en hield het reeuwersmateriaal. Het trio werd in Grammene ingerekend door een Kortrijkse sergeant. Op 31 okto­ ber 1584 bengelden De Bane, Bekart (na foltering) en Van Coole in Kortrijk samen aan de galg (88). Op 22 december 1584 onderging Cornelis Van Dierdonck fs Marijn uit Kanegem hetzelfde infame lot. Terwijl hij met de jonge Gherolf Den Elandere op stap was van Wakken naar Kortrijk, sloeg hij Gherolf tussen Kuurne en Bavikhove zo wreedaardig met een stok dat zijn hooft al te quiste ghesleghen was en een been op 2 à 3 plaatsen gebroken. En dit 133


uiteraard omdat hij hem zijn geld wou afnemen. Maar nabij Heule kon een sergeant van Kortrijk de geweldenaar in de kraag vatten (89). Op dezelf­ de dag werd ook ene Nicolas Du Bois (°Soigny) terechtgesteld, nadat inwoners van Desselgem hem overmeesterden (90).

HET DEBACLE VAN 1585 IN PERSPECTIEF De ondertrouwregisters van de calvinistische gemeente in Haarlem leren veel over het aantal Zuid-Nederlandse immigranten, ook uit Tielt, in de periode 1580-1606. Van de 1812 Zuid-Nederlanders die toen inweken, kwamen er 94 of 5,2 % uit Tielt: 1580-'84: 6 1585-'89: 29

1590-'94: 17 1595-'99: 21

1600-’04: 18 1605-’06: 3.

In dergelijke registers van enkele andere steden werden de ZuidNederlanders eveneens geteld: Gouda (1580-1604) 944 personen, Rotterdam (1576-1614) 867, Dordrecht (1573-1618) 476, Bergen-opZoom (1580-1604) 178; verder ook nieuwe poorters uit het Zuiden: Leiden (1575-1619) 1680, Amsterdam (1580-1606) 278, Delft (15761609) 145 en Alkmaar (1575-1609) 96. Als er onder deze 4664 ZuidNederlandse immigranten eveneens 5,2 % Tieltenaren zouden zijn zoals bij de ondertrouwregisters, dan bekwamen we er nog eens 243 (91). Ook in Colchester, Norwich en Londen treffen we Tieltenaren aan in de trouwregisters: Josyntghen Dorpes (1581), Pieter Wybo (1583), Laurent De Necker, Pieryne Neckers (1584), Passchier Boddens (1586), Caerle Brielman (1591), Renier De Hooghe (1593), Mayken De Dorpere (1594) en Romeyn De Hooghe (1604). Dat de Wakkense cartograaf Joos De Hondt er op 11 april 1587 trouwde met Coleta Van Der Keere uit Gent is genoegzaam bekend (92). Naast zes poorters die al langer niet meer in Tielt woonden, noemt de rekening van 1589-1591 ruim 20 personen die tsydert tbeghinste vanden trouble vertrokken zijn, maar niet in de vorige rekeningen opgenomen waren voor de betaling van de jaarlijkse 12 s. p. non-residentiegeld. Het betrof onder meer kanunnik Maerten Bac en zijn zussen in leper; de overigen verbleven vooral in de versterkte steden Kortrijk, Brugge of Gent (93). De evolutie van het aantal buitenpoorters van Kortrijk tussen 1575 en 1609 illustreert hoe desolaat onze streken er wel bij lagen (94). We ver­ melden hier enkel het aantal buitenpoorters in 1575 en het percentage dat we daar later van terug vinden: 134


Buitenpoorters Roede van Tielt Roede van Deinze Roede van Menen Roede van Harelbeke Dertien parochies Hele kasselrij Kortrijk

1575

1585

1595

1609

3400 448 3552 3142 2025 12567

6,76 10,71 15,65 26,60 39,11 19,59

18,82 31,25 24,60 34,18 52,19 30,11

28,17 40,40 30,32 44,74 63,75 39,09

De evolutie van de bedragen die de pachters van de imposten - belastin­ gen op het verbruik van wijn, bier en vlees - boden, vertoont nog een schrijnender beeld (95). We vergelijken de opbrengst (in gulden) van 1575 met het percentage ervan in 1587, 1597 en 1610: Imposten Roede van Tielt Roede van Deinze Roede van Menen Roede van Harelbeke Dertien Parochies Kortrijk Hele kasselrij Kortrijk

1575

1587

1597

1610

5927 1218 8309 3578 2479 4621 21512

2,51 7,71 8,61 12,18 15,53 29,14 8,27

8,52 34,81 12,72 24,03 28,55 63,84 16,52

21,61 9,88 17,73 29,84 25,97 58,03 22,45

Binnen het graafschap Vlaanderen was het Brugse Vrije nagenoeg van de kaart geveegd. De verpachting van de oude impost bracht er in 1587-1588 nog amper 0,4 % op van wat er in 1575-1576 nog voor geboden werd. De kasselrijen van leper, Dendermonde, Aalst, Oudenaarde en Gent (de Oudburg) haalden in 1588 slechts percentages van 5,39 tot 8,26 %, terwijl dat voor de kasselrij Kortrijk 8,27 % bedroeg. De kasselrijen van Waasten (10,10 %), Veurne (13,38) en Waas (16,39) waren er, relatief gezien, het minst belabberd aan toe (96). Na april 1582 kon de kasselrij Kortrijk de gevraagde belastingen niet meer volgens de gebruikelijke vaste schaal (transport) verdelen, zodat dit bestuur zich van december 1585 tot in 1598 genoodzaakt zag over te gaan op onder meer het belasten van het vee en de bewerkte landerijen. Vergeleken met het aantal ha bewerkte landerijen in de jaren 1571-1572, nl. 11384 ha, bedroeg het bouwland in 1586 nog maar 3% en in 1587 5,25%. Wij hielden bij deze telling geen rekening met Poeke, Lotenhulle, Vinkt en Ruiselede, omdat die deels ook in de Gentse Oudburg lagen en ook niet met Gottem en Wielsbeke, waarvan geen penningkohieren uit 1571-1572 bewaard zijn. Ten opzichte van het aantal bewerkte landerijen 135


" a flè lrie v a

(féakes kic Jouant

s j. na-,

itüus 'ZFÛnJrbep erj u

l athem > n > u irh

ufôo. e t feâiimtmis atà.

i vrbis OÂ ijanc ob üjMrufpi y im cufoas aljacett

De uitgestrekte heide van het Bulskampveld, hier gegraveerd in 1605, vormde een uitste­ kende uitvalsbasis voor vrijbuiters en wolven. (Deel van een zuidelijk georiënteerde kaart van Pieter Van Den Keere, uit Bossu J., Vlaanderen in oude kaarten. Drie eeuwen cartografie, Tielt, 1982, p. 75)

136


in die jaren 1571-1572 vóór de crisis, namelijk 11 384 ha, bedroeg het per­ centage bouwland in de andere 18 parochies van de roede opeenvolgend nog amper 3 en 5,25 %! (97)

VRIJBUITERS EN ANDERE WOLVEN 1585 Op 29 maart 1585 slaagden Spanjaarden en Duitsers onder La Motte (Valentin de Pardieu), die zelf opereerde onder de Saksische graaf Pieter Ernst van Mansfelt, één van Farneses onderbevelhebbers, er niet in Oostende te veroveren. Omstreeks 20 mei concentreerden Spaanse troe­ pen zich in Oudenburg, wellicht na de eveneens vergeefse aanval op het garnizoen in Terneuzen. In juni kon men in Tielt drie soldaten vangen diemen hilt voor vianden ende vrybuuters ende wiert bevonden dat de zelve te Aerdenburch laghen in gharnisoen. Na advies van Gentse rechtsgeleer­ den, werden ze uitgeleverd aan kapitein La Motte. Farnese rondde zijn herovering van het Zuiden af met de inname van Antwerpen op 17 augustus 1585. De Engelsen zagen dat succes als een bedreiging en boden al drie dagen later steun (8000 man) aan het Noorden. Zij mochten onder meer Vlissingen bezetten. Het Zuiden werd voortaan nog meer bestookt door raids van binnenvallende Staatse troepen en verder economisch ontredderd door de toenemende terreur van de gevreesde vrijbuiters. Reizen werd levensgevaarlijk. Op 13 november trok de Tieltse ontvanger Jaspar Yande Watere overmids tpericle vanden viandt via Henegouwen naar Brussel om er kwijtschelding af te smeken voor de betaling van de stedelijke octrooien en publieke beden. Om die betaling af te dwingen werden daghelicx Tieltenaren die het waagden zich in Kortrijk te vertonen daar door de deurwaarder Guiljame Obrecht losgeld vastgehouden tot er losgeld betaald werd (98). Eind november namen de stad Kortrijk en de kasselrijen van Kortrijk en Oudenaarde een buitengewone wacht van 30 infanteristen en 6 ruiters aan, geleid door Jaspar Handsame, luitenant van de soeverein-baljuw van Vlaanderen. De kasselrij Kortrijk betaalde daarvoor maandelijks 22, Kortrijk 19 en de kasselrij Oudenaarde 15 p. gr. Tijdens de eerste negen maanden dienst slaagde de kasselrijwacht erin 50 vrijbuiters en landlopers te arresteren (99). Oudenaarde gaf in januari 1585 al 50 gulden (25p. gr.) per vrijbuiter, in 1588 100 gl., waarvan 20 voor de aanbrenger (100). De vrijbuitersjacht werd ingezet met drie Sluizenaars van een groepje van acht die tot bij Ingelmunster en Meulebeke waren afgezakt, namelijk 137


Claes Hoefnaghele fs Thomas, bijgenaamd Jonckbloet, een schoenenma­ ker uit Brugge, en Caerle De Zanghere fs Martin, bijgenaamd Rake, uit Wingene. Zij waren medeplichtig aan baanstroperij in Wingene en omge­ ving en een overval op een convooi tussen Tielt en Brugge. Dit gebeurde met zulcke furie dat 2 of 3 landslieden er de dood bij vonden. Wat later knevelde Jonckbloet een landman in Tielt en toen die wou vluchten, sloeg hij hem naar de andere wereld. De twee kornuiten werden op oudejaar 1585 gehangen. De enige vrijbuiter uit de kasselrij die ooit vrijgesproken werd (hij moest één jaar in Kortrijk blijven), was de 15-jarige Loys De Caluwe fs Maertins. Hij had dienst genomen bij de vijand en zich daarna aangeslo­ ten bij Jonckbloet en zeven of acht gezellen. Samen hielden zij enkele Meulebekenaars dag en nacht gevangen, brachten ze naar een huis waar ze hen gruwelicke ende onverdraghelicke tormenten aandeden en er met hun meubels vandoor gingen (101). Op 15 juli 1585 was ook vrijbuiter Jacques Quarterus fs Adriaan (°Pittem), beter bekend als Jacques Verschelde ofte Cuisere, terechtgesteld (galg). In Meulebeke had hij de dochter van Adriaen Sanders in haar huis vrees aan­ gejaagd en er alles wat hij wou geroofd. In dezelfde parochie stal hij bovendien een koe uit de stal van beenhouwer Pieter Maes, maar ze werd hem in Roeselare weer afhandig gemaakt (102). Eerder dat jaar, op 3 mei, kwam Symon Van Briele (“Brugge) er met een geseling vanaf. In Meulebeke, komend van Tielt, had hij een diefstal gepleegd, maar Joos Vermeersch, een Tieltse sergeant, kon hem inrekenen (103). 1586

Vanaf het jaar 1586 werd een ander prangend probleem aangepakt door de overheid van de kasselrij. Op 21 april besloot zij tot een algemene wol­ venjacht per parochie: (....) gheinformeert zynde vande ghroote ende onsprekelicke schade die de wolven nestelende by naer in alle prochien daerde landslieden zyn woonende, jae tot up eten ende verbijten niet allendelick van diverssche coyen, peerden ende zwyns, nemaer dat dat een yeghelick behoorde te beweghen, van vele ende diverssche groote dochteren ende kinderen (104). Een wolvin leverde 24 p. par. op, een wolf de helft en een jong 3 p. Op 14 april voordien vingen zowel Jan De Smet en Willem Van Dale (Dentergem) als Guillaume Van Doome en Crispiaen Bybau (Tielt) twee wolvenjongen. Tien dagen later werden er nog eens twee gevat in Pittem (105). In het desolate, verwilderde en ontvolkte landschap vonden de roofdieren een uitgelezen jachtgebied. Zelfs de stad had maar weinig meer van een culturele zone. Jan Rootsaert 138


fs Olivier bijvoorbeeld verkocht omstreeks deze tijd diverse uitgebrande huizen in Tielt: De Vier Heemskinderen en het aanpalende Het Aendekin op de markt, een verbrand erf in de Brugstraat en één in de Hoogstraat, plus twee erfjes inde Crommewael. Carel Van Waleghem kocht het erf van wijlen meester Jan Symoens met tmateriael, noch opde zelve bevonden datter niet verbrant es. De stad zelf verkocht 4 vervallen huizen voor samen amper 41 p. par. omdat ze al jaren geen cijns meer betaalden. De panden waren gheabandonneert en de eigenaars becommert of benauwt gestorven, met name Sebastiaen Hoomaert, Ghermein De Vraet, Maerten De Deckere en Jan Van Coppenolle. In de twee rekeningen van stadsont­ vanger Olivier Vander Keere, die in april 1585 overleed, waren 3687 p. par. intresten van leningen niet betaald en nu kon de stad dit bedrag van zijn erfgenamen recupereren. Wezende in extreme noot van ghelde nam de stad ook 748 p. par. over van de dis, met de intrest waarvan wylen eerweerde Meester Stevin De Meyere in 1558 de dis opgedragen had 6 bur­ salen (kostschoolleerlingen) te betalen, maar gezien de zelve bursalen niet gheresideert en hebben, benutte de stad zelf dit studiefonds. Op 1 maart trokken de ghewillighe (vrijwilligers) van Thielt naar Brugge om er de schepenen, baljuw en wachtmeester Guiljame van Aelmeersch, kapelaan Jacob De Voocht en koster Reynier Humaet terug naar de stad te begelei­ den om er hun functies weer op te nemen (106). Waasten kreeg in september 1586 14 vendels uit Oudenburg ter verster­ king; rond 20 mei was er al een troepenconcentratie rond Oudenburg. Omstreeks die tijd verteerden soldaten vandaar 38 p. 8 s. p. in Het Schaeck (Loonis Vanden Dorpe) en in 't Paeuken (Walraven Verkerst). De zoge­ naamde Roode Rocx, op weg naar Doornik, soupeerden in mei bijna 55 p. par. op in Tieltse herbergen. Op 20 juli om 14 u. arriveerde dan weer lui­ tenant Strepigny met de compagnie van kolonel Haultepenne in ghetale van 1600 voetknechten zonder de peerderuuters ende de vrauwen metten moschaetsen ghefouriert zynde binnen deser stede. De volgende dag ver­ trok de horde wel weer, maar na riant verteer op kosten van de verpau­ perde inwoners. Spijts de deplorabele toestand van de stadskas, moest Tielt hierin 306 p. 5 s. par. betalen. Een lange tafel op de schepenkamer die scepenen ghebruuct hebben voor een buuffet int administreren van ju s­ titie werd door soldaten opgestookt (107). In de winter van 1586 trok La Motte met 20 vendels naar zijn winter­ kwartier in Stegers bij Duinkerke. Tielt stuurde volgens bevel van 5 mei (misschien wel in 1587) voor het eerst weer, volgens de transportwaarde, 2 quarroywaghens metten toebehoorten naar het Spaanse leger (108). Vanaf 8 september 1586 leidde Roelandt Clement met 30 gezellen in opdracht van de kasselrijen Kortrijk en Oudenaarde de patrouille tot zuy139


veringhe van tplatte landt tegen de excursies van de vijanden, vrijbuiters en rovers. Hun eerste 8 maanden dienst kostte de kasselrij Kortrijk wel 1394 p. par. of ruim 116 p. gr. (109). Voortaan infiltreerden er ook vrijbuiters vanuit Axel en Vlissingen. De ter­ reur vanuit het Staatse kustgebied werd zo ernstig dat veel dorpen zich onder de bescherming van de vrijbuiters stelden door ze collectief contri­ butie te betalen. Dat moet vooral het geval geweest zijn in de buurt van de Leie. Ruiselede deed daar op 3 september 1586 nog zeker niet aan mee, want Jan Van Roodentorre, de plaatselijke baljuw, kreeg toen met andere parochianen 25 p. gr. voor het naar Kortrijk voeren van een gevangen vrij­ buiter (110). Al op 2 januari 1582 kregen een trits dieven et brimsans (struikrovers, schurken), gevat door Meulebekenaars en overgeleverd aan de luitenant-baljuw van Kortrijk, voor de laatste keer een touw om hun hals: Franchoys Gangion fs Louys (“Lille), Pierre De Langhe fs David en Jan De La Borel (“Thom, bij Maastricht). Voor elke gevangen vrijbui­ ter loofde de kasselrij na deze executie 50 gulden premie uit (111). Het was maar een woord. Weer Meulebekenaren en ook inwoners van Zwevezele vingen blijkbaar erg kort daarop zeven Sluizenaars, die op 4 januari gehangen werden in Kortrijk, leden van de ruim 70-koppige en beruchte bende van tusschen Schelde en Leye. Rovershoofdman Joos Voet dict Casimirus uit Arnhem had onder meer wel 600 personen gevangen en losgeld afgeperst en overviel in Gottem-Wontergem een schip dat van Kortrijk naar Gent voer. Zacharias De Wilde uit Oudenaarde nam om­ streeks nieuwjaar 1586 in Oostrozebeke deel aan een aanslag op de arme Joos Mulaert, die met stokken geslagen werd omdat hij het hoge losgeld niet wou betalen, en aan de roof op het schip in Gottem. Joos De Hulst fs Jacob uit Ingelmunster bijgenaamd Roosemont was eveneens van de par­ tij bij de aanslag op Mulaert. Anthoine De Moor uit Axel en Pieter De Smet uit Vlierzele (bij Aalst) mochten als eersten het schavot betreden, maar parfaulte lourde commisse par le boureau de Courtray allendroict de deux precedentes par luy executez, werden de volgende drie - Vincent Vande Welde (“Brugge, allicht Vande Velde), Sacharias De Wilde en Christoffel De La Mote (“Menen) - door de beul van Rij sel behandeld. Roosemont kreeg daarop de brandstapel en Casimirus werd eerst gemar­ teld en daarna geradbraakt. Ook medeplichtigen kregen straffen tot de doodstraf toe: in 1586 Jan De Grande fs Jan uit Meulebeke, Gheerkin Buick van Lotenhulle, Franchois Ghoudgheluck fs Gillis en Gheeraert Daleins fs Jaspar uit Ruiselede en zelfs Lyne Vlamincx fa Pieter (“Tielt) uit Wingene (112).

140


1587 Boeren uit Oostrozebeke namen op 15 januari Hugo Bouille fs Jan (°Marcq-en-Baroeul) en Jacquez Prévost (van Nupkercke, bij leper) gevangen, terwijl Meulebeekse collega's Cornille Froighneu (“Be veren, bij leper) konden verrassen. Drie dagen later waren ze te bezichtigen op het Kortrijkse galgenveld, waar Hans Catin (°Haringe), hun complice, hen 's anderendaags gezelschap kwam houden. De Oostrozebekenaars had­ den hem alsnog kunnen verschalken. Op 26 februari grepen Zwevezelenaars Gherart Dalens (°Monchy-à-Bois-lez-Arras): de vage­ bond was vermoedelijk een vrijbuiter, maar hij hield vol enkel een uit Aardenburg gedeserteerde soldaat te zijn, wat in wezen geen verschil uit­ maakte (113). Daags voor Kerstmis (1586) werden Joos Tarwe fs Carel, geboren en wonend in Dentergem, en Thomas Bakelandt fs Antheunis (“Menen) in Kortrijk gegeseld met een strop om de hals en voor zes jaar uit Vlaanderen verbannen. Gewapend met een stok en een steekwapen trokken zij 's nachts naar verscheidene pachthoeven in Dentergem. Ze logen dat ze 18 à 20 man sterk waren en eisten brood. Matthys De Hondt gaf er twee, maar ze keerden terug, en dwongen er nog een af. Bij de dochters van Pieter Snaet verkregen ze onder de bedreiging ze dood te schieten een stuk vlees. Zij werden gevangen genomen door W akkenaars (114). De lande­ lijke bevolking liet zich dus niet zomaar door de vrijbuiters inpakken. Op 3 februari 1587 leidden parochianen van W akken en Oostrozebeke twee vagebonden hemlieden veynsende vrybuuters te wesene in gevan­ genschap naar Kortrijk en dat leverde 16 p. par. op. Drie dagen daarna achtervolgden W ielsbekenaars een groepje vrijbuiters (12 p. par.) en omstreeks die tijd kregen Martin Blomme en Jan De Haveloose elk 12 pond om Joos Vanderbauweede twee tonnen bier te betalen, die uitgetapt werden voor W akkenaars en inwoners van Sint-Baafs-Vijve die vrijbui­ ters achtervolgden (115). Dezelfde Martin Blomme kreeg net zoals Simon Holvoet 12 p. par. voor het aanvallen van een groepje vrijbuiters van wie hij er één kon doodschieten. Bij die actie raakt de Waregemse officier Joos Goethals gewond en met 30 p. par. kon hij een begin maken met het cure­ ren vande wonde (116). Ook vrouwen liepen al eens in de vangnetten van de wetsdienaars. Zo ving een Kortrijkse sergeant op 8 februari 1587 de dievegge Marie Leeman (°Roosbeeck). 's Anderendaags werd zij enkel mis a la croix envi­ ronne des verges allentour de ses épaulés. Eén van zijn collega's rekende wat later in Kortrijk zelf de dief Willem Van Bosterhout (“Sint-BaafsVijve) in; op 18 april kwam hij er met een geseling vanaf. Op 15 mei 141


kreeg Georghe Stevens fs Jan (°Dentergem) daar nog driejaar verbanning uit de kasselrij bovenop, nadat dorpsgenoten hem in Kortrijk gedeponeerd hadden. Ook Jan Van Pachtenbeke uit Ruiselede, gevangen door de luitenant-baljuw, viel op 15 juni wegens een diefstal een geseling te beurt op de Kortrijkse markt (117). Op 10 april 1587 regelde Tielt in Veurne met de ontvanger van WestVlaanderen een en ander over de betaling van de schulden aan Zyne Majesteit, want schepenen Jan Cruucke en Pieter De Witte zaten daarvoor in Brugge gevangen. Een andere Tieltse schepen, Jan Collyn, werd nog die maand vermoord in Aarsele door vrijbuiters uit Sluis, toen hij in opdracht van de stad naar Brussel gestuurd werd. Ver was hij dus niet geraakt. Diezelfde Collyn en ontvanger Jasper Vande Watere hadden zich nog op 21 januari voordien naar Kortrijk gerept om er twee jonge paarden en vier koeien van Collyn los te krijgen bij deurwaarder Obrecht. Maar Moyses Hora uit Oudenaarde, aan wie de stad intresten schuldig was, liet de dieren twee dagen later al voor 352 p. par. verkopen en de twee sche­ penen werden er toen ook zelf gevangen gezet wegens achterstallige octrooibetaling aan de koning. Tielt zou eind mei in Brussel eindelijk een nieuw bier- en wijnoctrooi krijgen. Dergelijke executies waren schering en inslag. Voor de onbetaalde intresten van een lening van 640 p. gr. aan de weduwe van Sieur Anthone de Vilefrancke bijvoorbeeld zat ontvanger Vande Watere van 15 september tot 23 oktober 1587 in Brugge gevangen (118). Op den tweeden Syncxendach (18 mei) arriveerden de Slusenaers in Tielt, waar ze de hallendeur open smeten ende piljierden tghoet van eenighe vande stede aldaer te bewaeren gheleyt. Jacob Neerync spoedde zich die dag te paard naar La Motte in Brugge om er te melden dat de vianden van­ der Sluus den paster inde kercke zynde vanden autaer ghehaelt hadden met noch wel veertich ander persoonen ten diensten Gods ghecommen zynde medegheleedt zonder de pilaghe ende tberooven by hemlieden anders ghedaen (119). Op 16 juni ontvingen de Oeselgemse baljuw Jacop Blomme en Cornelis De Meyere 24 p. par. om een ghequetste int bespringhen van zekeren hoop vrybuuters anghereest binnen Ste Baefs Vive te helpen verzorgen (120). Gelukkig werd Sluis op 5 augustus 1587 veroverd na belegering door Aremberg, d.i. Karel de Ligne (1550-1616), die gouverneur werd van Oudenaarde. Voortaan kwamen er enkel nog vrijbuiters vanuit Oostende, Vlissingen en Axel. Sluis kon nu als uitvalsbasis dienen in de voorberei­ ding op de strafexpeditie van de Spaanse Armada (130 schepen; 30 000 man) tegen Engeland. Maar in de zomer 1588 zou die aanval faliekant in het honderd lopen en slechts schamele resten van de vloot bereikten 142


Spanje. De kasselrijwacht, vooral in de Leiedorpen, bleef niettemin de aandacht opeisen. In Kortrijk vergaderden de kasselrijen van Kortrijk en Oudenaarde over die kwestie en o. a. de baljuws van Wakken, Gottem en W ielsbeke werden daarop uitgenodigd. Nadat de patrouille onder Roeland Clement op 8 juni 1587 ontbonden was, treffen we op 22 decem­ ber daarna Christiaen Vanderbeke dict Veralle aan, die toen voor het eerst voor zijn dienst als chef van het groepje vrijbuiterbestrijders vergoed werd ( 121).

Op het wolvenfront leek het in 1587 behoorlijk rustig. Enkel op 25 juni kreeg Jan Dhondt 12 p. par. voor zekeren wulf ghevanghen ende doodghesmeten tot Denterghem. Die parochie lag er inderdaad woest en ver­ woest bij. Terwijl de vorige kerkrekening op 24 en 25 november 1586 gesloten werd bij de dorpsheer in Kortrijk, gebeurde dat met de rekening over de de periode van kerstavond 1586 tot kerstavond 1597 op 7 juni 1598 in Wakken, waarschijnlijk in de kerk. Marten De Cock kreeg er 16 p. par. van al de doorenen ende braemen vande kerchove te weerene, Andries Van Keersbeelck moest het stellen met 12 s. voor het verghaederen thoutwerck als de kercke in ghevallen was, maar timmerman Arent Willemyns en smid Thomas Temmerman incasseerden toch respectieve­ lijk 117 en 20 p. par. voor oplapwerk aan dat sacrale bouwwerk (122). Van de kerken en het kerkelijk leven bleef niet veel meer overeind. In W akken zien we hoe in 1588 een paar jaargetijden niet meer gecelebreerd werden wegens gebrek aan fondsen, maar typerend was dat van de ruim 307 p. par. inkomsten van de kerk 68 p. 9 s. voortkwam van weeckghelt vande peerden ende coyen die over jaer in de kercke stonden ten 4 s. p. elck ter weke. Kerkmeester Chaerel De Smet en schepen Adolf Dhaveloose bewaakten de tot stallingen herschapen tempel Gods en ver­ kochten nadien de mest voor 62 p. 12 s. p. ten bate van de kerk (123). In Tielt werden de 20 jaargetijden deur de alteratie des tyts ende soberen ontfanck nog altijd niet gecelebreerd en dat zou zeker voor de rest van de eeuw zo blijven, maar toch begon in 1588 stilaan het kerkherstel. Burgemeester Guiljame Bibau schonk de kareelstenen voor een nieuw hoogaltaar, dat Pieter De Ghraeve in 18 dagen opmetselde. Ook de erfge­ namen van wijlen Joosyne Van Neste presenteerden volgens haar testa­ ment een som voor dat karwei. Er werden verder een nieuw kruis, wie­ rookvat, pelder, ... aangeschaft en de vroegere ciborie kon gerecupereerd worden (124). 1588 Op 9 januari 1588 zocht Tielt nog eens La Motte op in Brugge om de fou143


ragering van soldaten in Tielt te laten ophouden en twee maanden later vroegen ze hem ontlasting van levering van haver aan de Duitse soldaten. Na het vertrek van de Duitsers, allicht in juli, dienden de vloer, de haard, de deur en ramen van de hallen hersteld en een galg gerecht te worden. Het gebouw was zowel boven als beneden aan een grondige opruimbeurt toe (125). Na de nederlaag van de Spaanse Armada in augustus 1588 en de opgave van het beleg van Nieuwpoort kreeg de streek te lijden onder troepenver­ plaatsingen. Op 19 augustus trokken 19 compagnieën ruiters de brug over in Harelbeke en passeerde voetvolk in Wakken de Leie, niet zonder de bevolking af te persen (126). In november arriveerde er in ZwevezeleRuddervoorde een regiment Ieren. Deze notoire wildebrassen bleven acht maanden en teerden op de bevolking van alle parochies in de roede: den lansman die onlancx te vooren waren ten plattelande commen wonen klaagden dat die soldaten dat mochten by ghebrecke van betaelynghe. De overlast ontmoedigde zo datter een groot deel van tplatte landt vertrocken zyn herwaerts ende derwaerts zulcx datter in diversche dorpen letter ofte gheen vole en woont ende byzonder oock omme dat de vrybuuters ende vianden daghelicx tzydert transseren vanden volcke ende soldaten by die vande Casselrye in dienste ghenomen, omme huerlieden excursien te beletten (...) zo dat tlant byna gheheel verwoest es ende gheabandonneert vande lanslieden (127). Op 1 december betaalde Tielt Maerten Brunsteen als pachter van de bieraccijnzen 8 p. 8 s. par. voor wat diveersche companghnien, allicht ook die Ieren, opgedronken hadden (128). Anderzijds kregen wolven en rovers dat jaar blijkbaar door het logement van allerlei troepen niet al te veel kansen. Op 14 maart werden Joos Goemaere en Gillis Dhondt beloond voor het neerknallen van een wolf byder plaetse van Meulebeke en op 22 april liet Joos Vande Voorde in dezelfde omgeving twee wolvenjongen dootbyten met eenen hondt (129). Op 18 maart kregen Pieter Van Elsmoortele fs Joos (°Ruiselede) en Steven Van Wambeke fs Adriaen uit Nokere een geseling en tien jaar ver­ banning voor diefstal van zeven koeien in Bondues (bij Roubaix) en elders. Zij werden in Olsene gevangen genomen (130). Op 20 februari 1589 sloot Christiaen Vanderbeke een nieuw contract met de kasselrij voor het leiden van de patrouille omme d'inzetenen vande cas­ selrye te bevrydene jeghens doverlasten van alle vrybuuters ende rovers quaetdoenders ende vianden. Als kapitein kreeg hij maandelijks 50 gul­ den, zijn twee sergeanten elk 20 gl., de drie korporaals, de tamboer en de scavere (?) elk 15 gl. en de rest elk 10 gl. Hij bleef dienst doen tot 20 augustus 1590, wat de kasselrij voor die periode alleen al 6900 p. par. kostte (131). Op 8 mei 1589 betaalde baljuw Ghalle van Dentergem die 144


kapitein, ligghende up tcasteel te Maerckeghem, (...), om breederen cost te schuw ene, 74 p. 12 s. par. door de kasselrij opgelegde assignaties (betalingsbevelen) en dit nog over de periode december 1586 - juli 1587 (132). Blijkbaar diende het Goed ter Hoyen, het buitenverblijf van de Markegemse dorpsheren en calvinistenleiders Uutenhove, enkele jaren als garnizoensplaats voor de wacht. Gelegen bij de samenkomst van de fel bestookte Mandei en Oude Mandei én maar even ten noorden van de cru­ ciale Leie, kon de ook nu nog omwalde versterking uiteraard goede dien­ sten bewijzen. 1589 In maart 1589 manifesteerden zich weer muitende Ieren vanuit Ruddervoorde, want Tielt recupereerde voor hun verblijf 1091 p. 16 s. par. (133). Een bode uit Meulebeke en één uit Pittem hadden de stad bij­ tijds op de hoogte gebracht van de komst van de Ieren. Op last van bur­ gemeester Guillame Bibau ging Jan De Poortere naar Torhout om het leger dat afzakte uit Diksmuide af te kopen (134). Op 24 maart dat jaar hield de Dentergemse wet een al een maand eerder geautoriseerde verkoping, getekend Hubrecht Meganck, up eeneghe ver­ vallen huyzen schueren midts dyveerssche huyscattheylen daer hem niemandt hooyr en fondeert, m.a.w. waarvoor niemand zich als erfgenaam aanmeldde. De sterfhuizen in kwestie waren nog belasting schuldig. Ghemerct de ruyne vande zelve huusaighen ende catheylen ende daer lancx om meer es up vallende, garandeerden de schepenen de wettelijke bescherming van de kopers tegen de aanspraken van eventuele nazaten. Ongeacht de hoogte van het aankoopbedrag moesten de kopers 10% daar­ van in de parochiekas storten. De veiling betrof 28 sterfhuizen en bracht 261 p. 18 s. par. op én nog 49 p. par. zetting uit het sterfhuis van jonkheer Gheeraert van Sycleers. De nalatenschap van Danneel Vanden Driessche bijvoorbeeld was goed voor 13 p. 13 s. par.: een gharderope (kleerkoffer) 7 p., een lys (kofferbank) 3 p., een coutse (beddebak) 32 s., nog een coutse 21 s. en een ze te le 1 p. Mijnheer Cortewylle kocht zelfs een schuur op 't goed van Willem Vanden Berghe (20 p.) en het ovenbuur (bakhuis) van Willem Mestdach (8 p. 5 s. par. ). Na de opbrengst van 309 p. 10 s. bleef er nog een negatief saldo van 116 p. 6 s. 8 d., want de parochie betaalde onder andere twee jaar (1587 en 1588) en een half (1583, sic!) of 240 p. par. aan Jan De Bock uit Ename, ghesproten over Gillis Bouchout ende Lieven De Smet. Ook kreeg vooral Jan De Hont fs Philips een vergoeding voor den roof vande persschen al hier ghedaen (...) up den 13 april 89. Soldaten van Jaspaer met zyne compaighnie, vertrekkend naar Ouden­ burg, namen een en ander mee van bij Willem Van Dale en Jan Sowiers 145


ontving nog 6 p. p. van zeker maeldrye als wy ghevlucht waeren (135). De Dentergemse kerk was inmiddels ingestort, aangezien de baljuw de kerk van Wakken het jaar daarop, in 1590, een pint wijn schonk om er de Dentergemnaars te mueneghen, d.w.z. ontnuchteren na de paascommu­ nie (136). Iedereen was er uiterst benard aan toe. Ook de kasselrijrekening vertoon­ de over 1587-1589 163 808 pond par. inkomsten en 155 690 pond par. uit­ gaven. Maar tegenover dit batig saldo van 8118 pond stond een schul­ denlast van 48 811 pond (137). Een octrooi van 6 september 1586 had toegestaan bij de verkoopsom der landerijen in de kasselrij 3 patars (6 gr.) per p. gr. te innen. Maar in de periode 1587-1589 bracht dat in de roede van Tielt enkel in Meulebeke 54 p. 11 s. 6 d. par. op en in Gottem 4 p. 16 s. par. Egem kwam zeker niet in aanmerking aangezien het onbe­ woond was: sur linaccessibilité et inhabitation de ce lieu pour les fre­ quentes occursions de lennemy. Hetzelfde gold voor Wingene midts dien dat den huissier aldaer quaelick ende niet liberl(yck) en connen reysen ende tquartier onbewoont es (138). Ergens tussen 19 en 27 oktober wasser tot Thielt wel 20 vendelen Spanjaerds, de welke men zeyde ghecasseert te zyne, want hadden ghemuydt voor Heusden. Velen van hen werden overgebracht naar Duinkerke of elders (139). In oktober 1589 kreeg Tielt (ook Roeselare) het dubbel en dik te verduren, want 20 vendels van het in oorlogstoestanden doorge­ winterde Tercio Vecchio, de trots van het Spaanse leger, sloegen aan het muiten. Uiteindelijk slaagden troepen van kolonel de Levai erin die lie­ den te omsingelen en de groep te ontbinden (140). Inderdaad kreeg Tielt naderhand 4306 p. 10 s. par. terug van de kasselrij voor negen dagen onderhoud in oktober van de compagnie paarden en voetvolk van Don Sanghe (elders: Sancio) Martino de Leva. Na diens vertrek arriveerden dan meteen weer Spaanse soldaten, op terugtocht van Sluis, Hofstade, Nieuwpoort en Dendermonde (141). Spijts al die oorlogsellende raakte de contrareformatorische uitzuivering stilaan op gang. Op 21 juli 1589 werd in Kortrijk Sentine Van Riest fa Jan (°Izegem) uit Tielt, echtgenote van Martin Brabant, die beschuldigd was van het betoveren van dieren, vrijgelaten (142). Dat Pieter Ketele als enige dat jaar op 20 februari in Zwevezele een wolf neergeknald had (143), belette niet dat men er na al die jaren van overtuigd kon worden dat de schuld maar in eigen boezem te vinden was. Het omringende kwaad bleef vegeteren op de individuele en maatschappelijke tekortkomingen tegenover de Almachtige Schepper van Goed en Kwaad. Eén dode wolf of een "nutteloze" oudere vrouw stelde in dit ultieme perspectief helemaal niets voor. 146


ZONDER FARNESE, VERWEESD EN ONBEVOOGD 1590 Op 23 februari 1590 sloegen 24 onbetaalde compagnieën Italianen uit Menen en Kortrijk aan het muiten en dorpen ten oosten van de Leie wer­ den gebrandschat, 's Anderendaags deelden ook dorpen aan de andere zijde van de rivier dat lot, o.a. W akken en Oostrozebeke (144). Een andere bron situeert die gebeurtenissen in maart, toen bewoners van die dorpen van schrik met hun vee vluchtten tot in Oudenaarde. Pas halver­ wege april kon overleg de muiterij doen ophouden (145). Filips II dwong Famese het geweer van schouder te veranderen. Zijn troe­ pen verlieten op 27 juli de Nederlanden richting Frankrijk, waar de katho­ lieken bedreigd werden doordat de protestantse troongerechtigde Hendrik van Navarra het land in handen dreigde te krijgen. In augustus trokken o.a. de regimenten van Arembergh, Noircarmes en Balanson (de garde van de hertog van Savoye) van Harelbeke naar Frankrijk (146). Op 19 september maakte Farnese zijn triomfantelijke intrede in Parijs. Ondertussen bleef het Vlaamse platteland echter grotendeels onbeschermd achter. Vanaf het begin van de winter leed de bevolking weer erg onder de over­ last van vijandelijke aanvallen (o.a. Staatse overrompeling van Harelbeke en Ingelmunster in september 1589), maar net zo goed onder die van de Spaanse soldaten. Ook de wederopbouw van het Oudenburgse fort vanaf 18 november, met het oog op de inname van het contributiehol Oostende, zorgde voor zware financiële lasten en velen moesten hun toevlucht zoe­ ken in steden en versterkingen (147). Op 23 februari 1590 werd Hans Merschaert fs Jan gezeid Speele (“Etikhove) naar de brandstapel geleid en gewurgd. Met anderen wilde hij op 15 maart 1589 een konvooi overvallen dat van Kortrijk naar Gent trok. Jan Van Ooteghem fs Gillis uit Meigem, kapitein van de Oudburg, ont­ dekte evenwel hun schuilplaats: een schuur in Kanegem. Maar ze waren te sterk voor de kapitein en zijn kleine patrouille. Zij bonden hem aan een fruitboom, legden er stro omheen en staken het in brand. Door de pijn van het vuur trok hij nog met ghroote fortce de coorde daer gy mede einden hals ghebonden was kapot. Toen hij weg wou lopen, stak Merschaert hem met een pycke zodat hij viel. Het ritueel herhaalde zich en Jan stierf op de bereide brandstapel. Ook Rogaer Couchement fs Michiel (“Waregem) deed hieraan mee. Zij kwamen uit Vlissingen en hadden ook enige solda­ ten doodgeschoten langs de grote weg naar Gent, maar werden op 19 februari door inwoners van Olsene gevangengenomen (148). Verder waren Lau Van Parijs uit Ruiselede, Heyndrick Mesdach uit Lotenhulle en sergeant (Thomas) Mesdach, de vroegere baljuw van Kanegem, even­ 147


eens van de partij bij de gruwelijke moord op den souverain van Nevele (149) . Drie dagen eerder, op 20 februari 1590, werd ook medeplichtige Roger Couchement, dienend onder een kapitein in Biervliet en gevangen in een bende vrijbuiters, verhoord. Vrijdags voordien was hij vanuit Vlissingen vertrokken met een dozijn collega's, van wie Hans Merschart, Thomas Mesdach van E(e)ke die doot is bleven en Martin Upstal (eigenlijk Vander Moere) uit Nazareth de leiders waren. Tijdens de zaterdagnacht verbleven zij al op tBulscampvelt in bosch ofte ghinst (wilde brem). Daarna zochten zij weer de metersbrede bremstroken op langs de weg tussen Tielt en Aarsele en voeren toen tussen Machelen en Olsene - omtrent Oeselgem de Leie over met een vlot, vervaardigd van hout en stro uit een leegstaand huis. Zij lagen er in droge grachten, zich afdekkend met afgehouwen tak­ ken. De Leie was hier niet zo diep. Voor het overige vormde de Mandei hét oriënteringspunt voor Oostendse aanvallers. Zij opereerden enkel ten zuiden van de Mandei - die in doorwaardbare plaatsen uitmondt in de Leie en Zaubeke. Die van Sluis bleven echter ten noorden van de Mandei (150) . Toen jonkheer Guiljame de Rycamnes (burgemeester), Pieter Pantin, Zacharias De Muelnare en Guiljame De Smet terugkeerden van Brugge, waar ze de eed als nieuwe schepenen afgelegd hadden, werden zij ruim twee maanden lang gevangen gehouden door de vijand en een ontallic rantsoen opgelegd. De kersverse burgemeester moest 100 p. gr. losgeld ophoesten, Pantin 20 p. gr. Opeenvolgend kostte hun rantsoen mét de onkosten 1700, 480, 256 en 232 p. par. Bij zijn terugkeer in Tielt kreeg de Rycamnes van de stad van pure opluchting een ton bier gepresenteerd (151) . Op 15 mei werd Joos Vanden Eeke (°Dentergem), echtgenoot van Joossine Martens (°Waregem), landbouwhulp bij Joos Vanden Poele en laatst verblijvend in Brugge, opgepakt wegens vagebondage (152). Op Allerheiligen in (hoogstwaarschijnlijk) 1590, vóór de hoogmis, alar­ meerde een zekere Laureins Neerynck gheseit Bleys de Wakkense baljuw Jan Vander Luythen fs Jan (“Brugge 1542). Ten uutcante vande prochie Gottem had hij twee verdachte heden met blauwe mantillen opgemerkt, mogelijk vrijbuiters. De baljuw maande de parochianen en zijn schepenen aan tot behoedzaamheid en raadde hen aan zich te voorzien van een geweer. Zelf nam hij zijn roer mee naar de hoogmis en om in alle rust de plechtigheid te kunnen bijwonen, posteerde hij wachters op de kerktoren en rondsomme de plaetse. Gezien er maar 5 of 6 W akkenaars behoor­ lijk een geweer konden hanteren, organiseerde hij een paar kleine inspec­ tietochten, blijkbaar ondersteund door enkele soldaten van de kassel148


rijwacht. Toen het bleek te gaan om wel 30 soldaten van Oudenburg, moest de baljuw bij zijn verklaring voor de Raad van Vlaanderen op 23 november tot zijn leedwezen bekennen dat er ooc wel 4 ofte 5 vande zelve soldaten ende landslieden telcken reyse vermoort waren vanden viant (153). In juni 1590 ving Joos Goemaere twee wolvenjongen in Tielt. Volgens een rekening van de opbrengst van het beste catheil - het waardevolste stuk onroerend goed - van niet-poorters in de kasselrij in de periode 15881591 kocht iemand een coelkin (koetje) af voor 19 p. par. na de dood van een vrauwepersoon gheten vanden wulfven in Olsene (154). Wellicht betrof dit dan wel een lijk, dat voor een wolf naar verluidt niet meer bete­ kent dan een prooidier. Verder kunnen enkel ter aarde liggende volwasse­ nen (dronken, ziek, verzwakt) het slachtoffer worden van de overigens vreesachtige wolf (155). In Tielt stak men zoals vroeger in september weer het kermisvaantje uit op de kerktoren, maar het zou daarna duren tot 1596 voor het weer, her­ steld en wel, zou wapperen. Een ghat anden torre dat de soldaten broken om tloot te nemene raakte weer dichtgemetseld. Steven Corneet kreeg van de kerkbestuurders 3 p. par. toelech voor zyne aerbyt ende oncosten van dossen vande ciborie vanden helighen sacramente. Het kleinood was op 2de Pinksterdag 1587 eveneens meegenomen door de vijanden uit Sluis. Kerk en wet verrichtten ook uitgaven om allerlei kostbaarheden (twee kel­ ken, kazuifel, tunieken, ....), die Lauwers Vande Pitte sinds het begin van de troebelen in bewaernesse hadde, weer in bezit te krijgen (156). 1591 Rebellen van Vlissingen en Axel vielen op nieuwjaardag 1591 weer bin­ nen in Wakken, waar ten oosten van de dreef tegenover de kerk het kas­ teel van Antoon van Bourgondië stond. Deze vice-admiraal van de vloot verbleef toen in de kapersstad Duinkerke. Terwijl de meeste inwoners in de kerk de mis volgden zo quamen in de zelve kercke eerst zes mans ghecleet in boere clederen, al o f zy hadden willen den dienst hooren. Ende corts daernaer volghede de gheheele troupe, slaende, vanghende ende roovende al wat zy betrapen conden. De capitein van den casteele wiert zeer ghequetst. Zy trocken vandaer naer tcasteel, waer zy in gherochten, midts luttel volcx daer binnen, ende namen al tgoet dat zy daer vonden, twelck by de prochianen aldaer ghebrocht was om bewaert te zyne. Daernaer trocken anderwaerf met al den roof vanwaer zy ghecommen waren (157). Pastoor-deken Fransoys De Smet verloor in dt foulle op nieudach 1591 zijn overslop (koorhemd). Jan Ghovaere metselde daar naderhand de kerkdeur dicht en herstelde er het kerkkoor met 84 p. p. van 149


de Gentse Sint-Pietersabdij, de plaatselijke grote tiendheffer (158). Joos Van Outrive fs Jan (Wielsbeke, 42 j.) getuigde dat hij op 17 juli 1591 drie kerels van Beemem gezien had, ook al in Wakken, die omstreeks bamis of 1 oktober daarna paarden en koeien stalen in Wielsbeke (159). Omstreeks vastenavond, op 24 februari 1591, kreeg Tielt nog de compag­ nie van kapitein Royon te onderhouden (160), maar wat later kon toch weer werk gemaakt worden van restauraties. Nadat Jan Petu(u)c kort daar­ voor de loden goten hersteld had, werd de Tieltse kerk volgens een con­ tract van 17 juli 1591 voor 24 p. gr. weer allomme daert noot was gedekt met leien door Jan Callebaut. Daarvoor moest men halen te waghene de ghroote letdere (ladder) diemen jeghen de kercke van Muelebeke leende en haalde voor 't decken. Voor Callebauts knechten leverde Pieter Strael een bed, linnen ende dexcels. Wellicht sliepen ze in de kerk, want op 22 juli werden er in dat heiligdom afgetekende plaatsen verpacht om vruch­ ten te tassene. Scholaster Guiljame Barbion kreeg die dag 8 s. p. voor tweeren vanden scrans (schrans = fort) ande endelduere (verste deur). Achttien personen betaalden daarvoor samen 161 p. 4 s. par., bijna één derde van de toenmalige kerkinkomsten. Willem Van Slambrouc bijvoor­ beeld stapelde zijn oogst voor 20 p. par. onder het orgel. Die eenmalige pachtperiode liep tot eind april 1592 (161). Burgemeester Rycamnes, griffier Jaspar Vande Watere en ontvanger Willem De Hane waren op 22 april in Kortrijk weer eens opgesloten wegens achterstallige betalingen van het erkenningsrecht voor de bier- en wijnoctrooien. Nadat over die geldkwestie in Brussel een akkoord geslo­ ten kon worden, kwam het drietal na een week vrij (162). In Dentergem leverde omstreeks die tijd Jan Huys fs Willems een rent (rund) dat de prochie van hem hadde als de Spaenghaers hier laghen tot zes daghen en op zaterdag 18 mei daarna vingen Oostendenaars in Meulebeke negen Ieperse ruiters (163). Op 13 december pleegde de Dentergemse ontvanger Jan De Hont fs Philips in Tielt overleg met de plaatselijke baljuw Wychuus over hun aan­ deel in de karren en werklieden die op de 20ste naar Gottem trokken en te Oudenborch moesten ghelevert wezen. De Hont had op 31 oktober enkele gebruikers uit andere parochies gepoint (belast) residerende daer men ooc contrybutie betaelde, het eerste materiële bewijs dus voor het feit dat de meeste parochies in de buurt van Dentergem zich via een trimestriële bijdrage vrijkochten van belagers van over de Leie. Over augustusseptember-oktober betaalde Dentergem 8 p. gr. contributie in Oostende en ook de contributie december 1591 en januari-februari 1592 werd aan Tieltenaar Zacharias De Meulenaere bezorgd, die blijkbaar het aandeel van meerdere parochies naar de kust bracht (164). 150


Eind 1591 realiseerde de kasselrij het plan om het oude fort van SintEloois-Vijve, allicht direct ten zuiden van de Leie en even westwaarts van de kerk (op de plaats van het vroegere dorpskasteel), opnieuw op te bou­ wen. Op 15 november van dat j aar werden de ruiters van dat fort in ieder geval voor het eerst betaald en zij kregen 20 nieuwe casacken (165). Op het wolvenfront bleef 1591 een pover jaar. Enkel Joos Vande Walle uit Zwevezele schoot een wolvin in Zwevezele, waarvoor hij op 15 juli betaald werd (166).

EEN TUSSENBALANS IN 1592 Wat de sinds 1585 ingevoerde noodbelastingen (imposities) opbrachten, vinden we voor veel parochies terug in 1592. Voor één bunder (1,417 ha) maaimeers betaalde men 3 p. par., voor een bunder bouwland 2 p., voor een paard of stier van minstens 1 jaar oud 15 s., voor een koe of os van 2 jaar 10 s., voor een os of vaars van 1 jaar 6 s. en voor een varken of schaap van minstens 3 maanden 2 s. Alleenwonende jonge zonen of dochters betaalden 2 p., een post die we nergens terugvonden. In de tabel op de volgende bladzijde trachten we in cijfers te vatten wat de parochies voor de imposities op landbouwgebied nog voorstelden. Door de belasting per hectare weer te geven, bekomen we een rangorde van agrarische ellende. Waar Oeselgem nog 0,5296 p. per hectare betaalde (100 %), krijgen we in dalende orde: Gottem 69 %, W akken 48 %, SintBaafs-Vijve 29 %, Wielsbeke 27 %, Oostrozebeke 26 %, Wontergem 24 %, Poeke 18 %, Pittem 11 %, Zwevezele 10 %, Dentergem 9,8 %, Tielt-buiten, Aarsele 9 % en Ruiselede 5,4 %. In Grammene (306 ha), in de naburige roede van Deinze, bracht het land nog 22 p. 13 s. 6 d. par. belastingen op en de veestapel 23 p. 16 s., of met andere woorden 28,4 % van de Oeselgemse waarde. Bij baljuw Loonis De Roo, Saerle Van Lantschoot en Joos Salins waren er respectievelijk 4 gemeten, een half bunder en een vierendeel ontoust ende vanden viant verbrant. Tielt-binnen (ca. 50 ha) registreerde 51 gezinshoofden die 37 p. 10 s. bestiaalgeld (maandelijkse belasting per dier) betaalden voor 20 paarden, 33 koeien en 60 schapen, deze laatste bij Wouter Vanden Berghe. Er werd in de stad amper 3 bunder land bewerkt door 26 verschillende personen, van wie er 8 één, 15 twee, 2 drie en 1 vier honderdlands bewerkten, wat, in Tielts geval à 1 p. per twee honderdlands toch weer 24 p. belasting opleverde (170). 151


Parochie

Opper­ vlakte

Aantal boeren­ gezinnen die imposities betaalden

Opbrengst imposities

Belastbare oppervlakte bouw- en weiland

Belastbare veestapel

Oeselgem

461 ha

37

244 p. 3 s. 10 d.

66,3 bu land 9 bu meers

25 paarden (waaronder 4 veulens), 129 koeien, 5 varkens

Gottem Wakken

619 h 537 ha

56

226 p. 11 s. 6 d. 136 p. 18 s. 3 d.

St.-Baafs-Vijve

851 ha

30

153 p. 7s.

37,25 bu land 3,25 bu maaimeers 42 bu 2 c land 4 bu 9 c meers

12 paarden, 98 koeien, 4 varkens, 1 stier, 1 kachtel 20 paarden, 74 koeien, 9 runderen

Wielsbeke Oostrozebeke Wontergem Poeke Pittem

789 ha 1662 ha 509 ha 583 ha 2416 ha

62 (167)

233 p. 2 s. 4 d. 64 p. 16 s. 55 p. 12 s. 8 d. 141 p. 10 s. 3 d.

Zwevezele

2277 ha

45 (168)

119 p. 15 s. 6 d.

Dentergem Tielt-buiten

1176 ha ca. 4200 ha

55+13 afdrijvers (169) 60 p. 19 s. 8d. 197 p. 6 s. 8 d.

Aarsele Ruiselede

1510 ha 3020 ha

114 p. 5 s.

40

69 p. 19 s. 2 d. 87 p. 4 s. 6 d.

14,6 bu 30 bu zaailand 4 bu meers 24,6 bu land 1 bu 2 lijnen meers

12 paarden, 37 koeien 7 paarden, 37 koeien, 10 varkens 20 paarden, 84 koeien, 5 kalveren, 5 varkens 12 paarden, 91 koeien, 2 varkens

8 paarden, 71 koeien


Van enkele parochies kunnen we de toestand vergelijken met die uit 1587:

Oeselgem Wakken St.-Baafs-Vijve Zwevezele

bouwland (1587) + paard en koe (1586)

bouwland + paard en koe (1592)

41 bu + 36 47 bu + 87 54 bu + 64 9 bu + 71

66,33 37,25 42,12 24,66

bu + bu+ bu+ bu+

120 96 94 84

Ruiselede telde in 1592 68 koeien en paarden tegenover 47 in 1587, W ontergem 41 tegenover 7. Er had dus in 5 j aar een matige aangroei plaatsgevonden van de veestapel, terwijl dat voor het bouwland, enkel afgaande op W akken en Sint-Baafs-Vijve althans, het tegendeel is. Voor Tielt kennen we onder andere nog een pointing van maart 1590 daar­ voor. De stad vermeldde 120 gezinshoofden met samen 173 koeien, 25 runderen, 29 paarden, 3 veulens en 51,75 bunder bewerkte landerijen, waarvan het leeuwendeel uiteraard op Tielt-buiten gesitueerd moet wor­ den. Dat Tieltse platteland was er nog erger aan toe: 46 gezinshoofden met 69 koeien, 8 runderen, 1 stier, 13 paarden en amper 30,75 bunder akkerland (171). Als we het voor die tijd hoge gemiddelde van 4,5 perso­ nen per gezin aannemen, dan telde de stad toen 540 inwoners en Tielt-bui­ ten amper 207, samen 747. Wat de bevolkingsevolutie in de hele roede betreft, vallen er eveneens drastische veranderingen te melden. Op basis van de penningkohieren uit 1571-1572, waarin het aantal huizen (5 personen) en aparte kamers (1 per­ soon) per parochie vermeld wordt, werd het bevolkingsaantal gerecon­ strueerd. In 1611 kennen we voor het eerst ook enkele communican­ tencijfers, waarvan aangenomen wordt dat die 60 % van de bevolking ver­ tegenwoordigen (172).

Aarsele Dentergem Egem Gottem Kanegem Markegem Meulebeke Oeselgem Oostrozebeke Pittem Poeke

1 5 7 1 -1 5 7 2

1611

1039 889 474 492 743 399 2375 265 1140 1425 347

500 500 265

(173)

166

153


Ruiselede (volledig) 1714 Sint-Baafs-Vijve 516 Tielt (stad + buiten) 887+2312 Wakken 632 Wielsbeke 516 Wingene 1510 Wontergem 287 Zwevezele 947 Totaal: 19 909

2000 500

Als we de zes vergelijkbare gemeenten, Aarsele, Dentergem, Egem, M arkegem, Tielt en Wakken, vergelijken, telden zij in 1571-1572 samen 7632 inwoners, tegenover 3931, of nog 51,5 %, in 1611. Als we dezelfde verhoudingen voor de hele roede zouden doortrekken, dan woonden er in 1611 nog 10 253 inwoners in de streek. Omstreeks 1590 zal dat nog maar ongeveer de helft daarvan geweest zijn of zo'n 16,7 inwoners per km2 op een totale oppervlakte van 30 698 ha. De ernst van de situatie blijkt ook uit de evolutie van de Tieltse financiën. De uitgaven overtroffen ruim de sterk slinkende inkomsten. Tegen sep­ tember 1608 bereikte de totale stadsschuld bijna 9000 p. par. en het zou nog duren tot halverwege de jaren 1630 eer die geldelijke put gedempt raakte. De nevenstaande grafiek spreekt daarbij voor zichzelf.

DE EERSTE SCHAKELS IN EEN GORDEL VAN FORTEN In februari 1592 ondertekenden de kasselrijen van Kortrijk, Gent en Oudenaarde een akkoord van militaire samenwerking. De vernielde kerk van Deinze deed al dienst als fort en nu werd er ook besloten het oude fort van Sint-Eloois-Vijve, ten zuiden van de strategische Leie, opnieuw op te bouwen, maar al op de 26ste van dezelfde maand sloopten 500 Staatse sol­ daten uit Oostende de deels opgerichte versterking. Op 17 maart legden kapitein Francesco de Pozzolo (al op 19 oktober afgelost door de heer van Moorsele) en zijn luitenant Jehan de Berghes in Kortrijk hun eed af en zij kregen begin april 60 infanteristen en 20 ruiters ter beschikking (174). De rekening voor de werkzaamheden aan het fort in Sint-Eloois-Vijve werd op 12 mei gepresenteerd en beliep 2484 p. 9 s. 3 d. par. De kasselrij Oudenaarde betaalde daarvan de helft, en de stad en kasselrij Kortrijk elk één vierde. Op 15 november werden de ruiters uit het fort van Sint-ElooisVijve voor het eerst gehonoreerd en met nieuwe casacken uitgedost (175). 154


Stadsschuld (1566-1610)

De aangroei van de Tieltse stadsschuld, berekend op basis van de saldo’s van de rekenin­ gen van 1566 tot 1610. Eind 1610 had de stad effectief 7978 p. Is. 7d. par. schulden opge­ stapeld, die pas in de jaren 1620 en 1630 terugbetaald raakten.

155


Fortjes met hun oprichtingsjaar, geconcentreerd aan de Leie en bijna onveranderlijk bij de kerk opgetrokken (aangeduid op een deel van de kaart van de kasselrij Kortrijk uit Antonius Sanderus’ “Flandria Illustrata” van 1641-1644)

156


De vijand bleef niettemin de Leie oversteken tussen Deinze en SintEloois-Vijve, zodat Kortrijk halverwege 1592 een deel van de manschap­ pen uit Vijve wou overplaatsen naar Tielt (176). Inderdaad verrichtte Kortrijk toen uitgaven voor de wederopbouw van de Tieltse kerk (177). Tielt zelf trok op 13 oktober naar de ingestorte kerk van Egem om er leien te zoeken voor dat kerkherstel, maar er werd daar niets bruikbaars meer aangetroffen (178). Nog die winter betrok kapitein Berghe het fort op het kerkhof in Tielt. Kortrijk en de kasselrij betaalden daartoe 382 p. par. Met pertsen (palen) maakte men palissaden, hutten voor de paarden en een waechuus o f corps de gharde annex gevangenis, inclusief een gemetselde plee en grote haard. Nog vóór Kerstmis 1592 herstelde metselaar Pieter Strael de hoofdwacht daer den brant in quam. Er was een apart verblijf voor de kapitein. De muren onder strodaken waren met leem bestreken met vooraan een grote poort en rondom een dyc ofte veste. In het huis in de Ieperstraat waar vroeger Joos Bruunsteen woonde, direct ten westen van Spuyssens' Hol, werd een deuropening aangebracht zodat de gevan­ genis vanop het kerkhof bereikbaar was (179). Zoals elders betrof het een vierkante constructie met houten palen, voorzien van driehoekige uit­ bouwsels in elke hoek, en rondom beveiligd door een gracht. Ook in de kerken van Egem en Zwevezele legerde de kasselrij in 1592 een klein aantal soldaten (180). Het gras op het kerkhof kon door tligghen vande soldaten niet meer ver­ pacht worden en ook voor de okkernoten lukte dat niet: dezelfde soldaten hadden ze allemaal zelf afgheworpen. De kerk lag bovendien een tijd in ces, d.w.z. de kerkelijke diensten en begrafenissen werden verboden, nadat een soldaat er zyne maerte (van de pastoor) tot bloedens toe ver­ wond had. Pastoor Jaspar Symoens wendde zich tot de Gentse bisschop, die het gebouw ontheiligd verklaarde. Maar aangezien er geen andere bequame plaetse in de stede te vinden was, vroegen en kregen Laureins Vande Pitte en Willem Vandermersch bij de bisschop een akte van recon­ ciliatie. Tielt deed overigens een hardnekkig beroep op dezelfde bisschop Pieter Damant om de compagnie van kapitein de Berghez te beletten de kerk als fort te gebruiken. Pastoor Jan De Zanghere, baljuw Jan Vanden Wychuuse en schepen Pieter Pantin wezen het kasselrijbestuur tevergeefs op den int­ rest (nadeel, schade) die de voornomde kercke stont Ie lydene zoo verre de zelve soldaden inde kercke moesten commen. Griffier Jaspar Vande Watere kreeg in Gent bisschoppelijke briefven van verbode, maar de kapitein had daar geen oren naar. Ook pogingen in Brussel, bij de schepenen van de Keure in Gent en zelfs bij de Vier Leden om de soldaten te doen deloghieren, bleven vruchteloos (181). De stadsgriffier was eerder al, op 30 juli, 157


fc/ï«V' W

'- J *

0 $ t6 y q ^ fp

f i ÿ r i

fâjh$- I n/

y\^4y$<S}$ 'v f h t

-

?t* cx\„£ & i i , t it fttvkvt'

a-v

L,i+- i*y*\„£,

lc c

» ■i«W- :

/>k ,

Eerste bladzijde van een rekening voor reparatie van het Tieltse fort (OSAT 815)

Rekenynghe om Jaspar Vande Watere ghec(om)miteert by Edele heere(n) Myne heere(n) Burchmeestere en(de) scepen(en) der stede van Cort(rycke) metghaders by Edele heere(n) Myne heere(n) hoochpointers en(de) vryscepen(en) der casselrie van Cortrycke nopen(de) de refectie van tfoort ghemaect an het kerchof te Thielt tot preservatie van Capitain Berghez met zyn(e) co(m)panghnie a(nn)o 92. Inde casselrie ghepass(eer)t nopen(de) tfort. Ghepasseert inde casselrie den 13e January 93

158


naar Gent getrokken om de soldaten niet in de kerk, maar in de hal of elders te logeren, maar de poging bleek vruchteloos. De hal stond er ove­ rigens niet zo denderend meer bij: de noordzijde van het schepenhuis dwelc anders zoude ommeghevallen hebben, moest geschoord worden met vier per paard aangevoerde stutten, hardstenen ramen waren er uitgevallen, vensters waren gestopt met stro, de deur moest hersteld en er kwamen vier nieuwe banken in. Maar bruikbaar werd het gebouw daarmee nog niet, want sinds nieuwjaar 1589 pachtte de stad voor 20 p. par. per jaar aan de erfgenamen van Laureyns Boddins een huuse neffens de marct by die van­ der wet gheemployiert voor het scepenhuus ende aldaer recht ende wet te administreren. Up dat de stede van Thielt ende hare neghotiatie niet teene malen en zoude verghaen schonken de schepenen op de twee jaarmarkten (na Pinksteren, bamis) sinds 1589 al drie jaar een aantal stopen bier (in plaats van wijn) voor eenighe ghoetwillighe commende van buuten (182). De forten bleken niet in staat de vijand terdege af te schrikken. Tielt was zinnens de stadsrekening in Brugge te gaan sluiten even na bamis (1 okto­ ber) 1592, maar duer dexcursie vanden viant ende tbelegghen van alle de weghen (ende) alzoo zy oic persoonen van Wynghene ghevanghen namen opden zelven dach, zou dat pas op 30 december gebeuren. Voor zeker wildemesse op het Stoet, waarop de stad zich verder mocht uitbreiden, hoor­ de men jaarlijks 9 p. par. te betalen, maar overmids dat tzelve dese 3 jaren veughelwee (braak) gheleghen heeft, zou er wegens gebrek aan geld kwijt­ schelding gevraagd worden (183). De Tieltse disinkomsten bereikten in de periode bamis 1591 - bamis 1592 met 305 p. 6 s. 7 d. par. een diepte­ punt. Een koe van Gillis Verschaeghe was ghenomen vande Duutschen, net zo goed als de koeien van Willem Vander Mersch en andere. Simpel Pierkin alleen al kostte de dis in 1591-1592 bijna 70 p. par., maar in febru­ ari 1594 zou hij overlijden in zyne miserie. Een soldaat was zijn reeuwer en begroef hem ( 184). Ook elders bleek het armoe troef. Kanegem kon 44 p. 16 s. par. van een op de 2 juni gevraagde belasting niet betalen en voor die van 3 november daarna bleven Dentergem, Markegem, weer Kanegem en ook Wingene respectievelijk meer dan 165, 73, 53 en 26 pond schuldig (185). De Hollanders eisten eveneens centen. Dentergem kon pas op 21 april zijn driemaandelijkse contributie voor Oostende opbrengen ter causen vande ghevanghen die te Oostende ghehadt waren. Andries Van Keersbeelc en Pieter Oste fs Symoen bleven hoe dan ook van 14 april tot 13 juni in Oostende geconsigneerd. Dentergem bracht snel het geld naar Tielt, waarna Laureins De Muelenaere waarschijnlijk contributies van meerde­ re parochies naar de kust transporteerde. Voor Dentergem alleen kweet vaak ene Jaques Metseel Schodtsman zich van die taak (186). Ook Tielt 159


betaalde uiteraard Oostendse sauvegarden (vrijgeleides). Zo vinden we er één die in mei en juni bij Guillaume Bernaert verbleef en voor die twee maanden 38 p. 6 s. gr. kostte (187). Op 15 juni 1592 werd Jan De Bouvere betaald voor het schieten van een wolvin op het deel van Poeke-Lotenhulle-Vinkt dat behoorde tot de kasselrij Kortrijk en op 15 november incasseerde Jacop De Briefve zijn belo­ ning voor de vangst van een wolvenjong op de grens Wingene-Zwevezele (188). De uitgestrekte heide van Bulskampveld vormde voor deze roof­ dieren uiteraard een uitstekend jachtterrein. De vrijbuiters vreesden, als het hun zo uitkwam, de "bewoonde" wereld niet. Paesschier De Wildre (De Vildere) fs Lieven dit Winacinde (“Kalken, bij Dendermonde) en Thomas Werlinck fs Wilfart (“Straatsburg), vributerend in Meulebeke, werden door de luitenant-baljuw en sergeanten van Kortrijk, met assistentie van M eulebekenaars, gearresteerd en op 3 janu­ ari 1592 opgehangen (189). De A arselenaar Oste Van Landuut, door dezelfde luitenant en zijn sergeanten gevangen in W akken na zijn moord op M arkegem naar Guillame Van Vyanen, werd opgeknoopt op 14 december 1592 (190). De Spaanse verdedigingslinie liep van Nieuwpoort via de Ijzer naar Diksmuide en verder tot in leper, waarna de Leie van Waasten tot Gent en verderop de Schelde tot in Antwerpen als barrières gehandhaafd moesten worden. Maar ondoordringbaar waren die helemaal niet. Oostendenaars hielden W akken bezet op 19 september 1592, trokken er over de Leie, staken in Harelbeke negen huizen in brand, plunderden de kerk en vele huizen, waarna ook de kapel van St.-Catherina in Lendelede, met nog diverse huizen, in de as gelegd werd. Die raid kostte de aanvallers zelf zeven doden. In de week van 20 november vielen zo'n 200 Staatse solda­ ten uit Vlissingen Izegem binnen, waar ze 28 nieuwe huizen verbrandden. In Emelgem zetten ze de rode haan op de kerk en in Meulebeke op een windmolen en verscheidene huizen. Nog in november onderging de kerk van Grammene hetzelfde lot (191). (Wordt vervolgd) Frans HOLLEVOET

160


NOTEN

(*) Dit is een bewerking van de bijdrage waarmee de auteur een aanmoedigingsprijs won in de Franz Thiersprijs 1997. 1. Van Der Lem A., De Opstand in de Nederlanden (1555-1609), Utrecht, 1995, p. 12. Voor het overige benutten we als achtergrondinformatie: Parker G., The Dutch Revoit (revised édition, 1984), London (Penguin Books), 1990, 334 p. Voor meer lokale toe­ standen consulteerden we ook Guillemyn E., De vrijbuiters: XVIde-eeuwse guerrillastrijders als voorposten in de Tachtigjarige Oorlog, Aartrijke, 1990, 155 p. Dit werk behandelt de periode 1584-1593, maar heeft vrijwel geen aandacht voor het feitelijke, maar niettemin behoorlijk illustratieve gedrag van de vrijbuiters 2. De Jonghe B., Gendsche Geschiedenissen, Gent, deel I, 1781, p. 1 3. De Kempenaere Ph., Vlaemsche Kronyck, Gent, 1839, uitgave Ph. Blommaert, p. 157158; De Jonghe B., o.c., I, p. 244 4. RAK, Colens 241, f.46 5. RAK, Colens 241, f.74 6. OSAT 685, f. 32 7. OSAT 684, f. 13 8. RAK, Colens 241, f. 49 v. 9. OSAT 684, f. 21, 20 v. 10. RAK, Colens 241, f. 49 v. 11. OSAT 684, f. 12 12. Arickx V., Geschiedenis van Egem, Tielt, 1982, deel I, p. 438 13. De Smet Jos., De kerk van Wielsbeke in het beroerde jaar 1579, in Biekorf, LXV (1964), p. 44-46. Het betreft volgens ons het jaar 1578. 14. OSAK2092, f. 131 rv. 15. RAK, Colens 241, f.58 16. OSAT 686, f. 26 17. Maddens N. (red.), Geschiedenis van Kortrijk, Tielt, 1990, p. 155 18. RAK, Colens 241, f. 50 v„ 51 19. OSAT 684, f. 33 v. 20. OSAT 685, f. 27 en 28 21. Zie voetnoot 17 22. Arickx V., o.c., p. 438 23. Dochy B., Geschiedenis van de stad Roeselare vanaf de oudste tijden tot heden, Roeselare, 1949, p. 239 24. Weydts G., Chronique flamande 1571-'84 (uitgeg. door Varenbergh E.), Gent-BruggeDen Haag, 1869, p. 16 25. Van Hermelghem A., Nederlandsche Historie, I (1572-1583), Gent, 1864, p. 79-80 26. ARA, Rk. 42981, f. 33. Een compagnie van 120 à 160 infanteristen werd geleid door een kapitein; een regiment (tercio) bestond uit 10 à 12 compagnieën, beloven door een kolonel 27. De Vlaamsche Wacht, IV, nr. 16 (29 januari 1892), p. 119-120 28. De Schrevel A., Recueil des documents relatifs aux troubles religieux en Flandre 15771584, tome II. Bruges. 1924, in Société d'Emulation de Bruges, Mélanges X, p. 608; OSAT 684, f. 31 v. Een vendel groepeerde ongeveer 200 soldaten 29. OSAT 684, f. 29 30. OSAT 684, f. 36 31. OSAT 684, f. 1 t.o.v. OSAT 685 f. 1, f. 20 32. OSAT 687, f. 1 33. Dochy B., o.c., p. 240

161


34. De Jonghe B., o.c., dl. II. p. 127 35. BAB, F 74, heerlijke rekening Dentergem 1579-'80, f. 20 v. 36. OSAT 685, f. 28, 30 v. en 31 37. Henne A., Mémoires anonymes sur les troubles des Pays-Bas 1565-1580, Bruxelles, Société de l'Histoire de Belgique, deel IV, 1866, p. 277 38. De Jonghe B., o.c., II, p. 136 39. OSAT 685, f. 31 v., 28 v. 40. Maddens N. (red.), o.c., p. 156 41. OSAT 685, f. 27 v. 42. Weydts G., o.c., p. 20-21 43. De Kempenaere Ph., o.c., p. 248 44. De Jonghe B., o.c., II, p. 202 45. De Jonghe B., o.c., II, p. 201; Van Hermelghem A„ o.c, p. p. 136, 138; Maddens N. (red.), o.c., p. 158 46. Miedema H., Karel Van Mander. The Lives o f the Illustrious Netherlandish and German Pointers, from thefirst édition ofthe Schilder-boeck (1603-1604), Volume I, The Text, Doornspijk, 1994, p. 20 47. Van Den Abeele A., Geschiedenis der stad Deinze, Gent, 1865, p. 136 48. Maddens N. (red.), o.c., p. 158-159 49. Henne A., o.c., deel V, p. 205 50. De Jonghe B., o.c., II, p. 214-217; Weydts G., o.c., p. 21 situeert de nederlaag op 3 mei 51. De Kempenaere Ph., o.c., p. 258 52. Van Den Vivere J. , Chronycke van Ghent (1384-1632), Gent, 1885, p. 314, 382; De Kempenaere Ph., o.c., p. 271; De Jonghe B., o.c., II, p. 237-238 53. De Kempenaere Ph., o.c., p. 273 54. OSAT 685, f. 12, 23 v„ 19; 686, f. 20 55. Stadsbibliotheek Tielt, Microfilm 1694 56. ARA, Rk. 1178, f. 229 v. 57. OSAT 685, f. 4v.-6v. 58. OSAT 686, f. 5rv. Tol voor het gebruik van de marktkramen, geplaveide straten, weeg­ schaal en het meetrecht 59. Belasting op de jaarwaarde van het onroerend goed en ook op handelswinsten en industriekapitaal, af en toe geheven tussen 1543 en 1581. 60. OSAT 686, f. 11 61. De Kempenaere Ph., o.c., p. 277 62. OSAK2092, f. 121v.-122 63. ARA, Rekenkamer 13830, f. 6 64. Viaene A., De Vrijbuiters van Sluis in de Kastelenij van Kortrijk 1585-1586, in Hande­ lingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, Nieuwe Reeks, deel XIII (1934), p. 277-278 65. OSAT 686, f. 27v. 66. Dochy B., o.c., p. 240-241 67. Weydts G., o.c., p. 32 68. SAG, Lanchals 316 69. Van Den Abeele A., o.c., p. 137 70. OSAT 1302-1303. Reeustregghe: verzorgster van besmettelijk zieken of stervenden 71. Miedema H., o.c., p. 20 en 23 72. ARA, Rekenkamer 42983, f. 29; Sevens T., De pest te Kortrijk in 1580-1583, in Hande­ lingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, Nieuwe Reeks, I (1921), p. 1-12

162


73. 74. 75. 76. 77.

Miedema H., o.c., p. 24 OSAT 686, f. 10rv, 15, 19, 20, 21rv OSAK, Colens 454, f. 2-3 ARA, Rekenkamer 42983, f. 36rv, 13 Van Der Essen L., Correspondance d'Alexandre Farnese, in Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, LXXXII (1913), p. 412 78. OSAK 2092, f. 135v.-136v.; ARA, Rekenkamer 13830, f. 15v. vermeldt maar 3 jaar voor Pieterke 79. De Jonghe B., o.c., II, p. 312 80. Castelain R., De kasselrij Oudenaarde slachtoffer van het militair optreden van Gente­ naren en gereformeerde Hollanders (1582-1609), in De Gaverstreke, XII (1984), p. 98 81. SAG. Lanchals 316 82. OSAT 686. f. 26v.-27r. 83. OSAT 687, f. 15v.-16v. 84. OSAT 686, f. 15v„ 19v. 85. OSAT 687, f. 2v. 86. OSAT 686, f. 27rv, 14v. 87. OSAK 2092, f. 150rv.; ARA, Rk. 13831, f. 32 plaatst Schoonarts executie op 26 okto­ ber 88. OSAK 2092, f. 151-152v.; ARA, Rk. 13831, f. 33 89. OSAK 2092, f. 155v.; ARA, Rk. 13831, f. 33 90. ARA, Rekenkamer 13831, f. 33 91. Briels J., Zuidnederlanders in de Republiek 1572-1630, Sint-Niklaas, 1985, p. 154, 144, 149, 205, 133, 118, 138 en 108 92. Vanden Hove E., Emigranten uit de streek Kortrijk-Roeselare-Tielt in Engeland, in 't Stamboompje, XX (1992), nr. 4, september, p. 42, 49-50 93. OSAT 689, f. 14rv. 94. Maddens N., De krisis op het einde van de XVIde eeuw in de kasselrij Kortrijk, in De Leiegouw, I (1959), p. 82-85 95. Maddens N., De krisis in de stad en kasselrij Kortrijk, weerspiegeld in de opbrengst van de imposten (1575-1610), in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, Nieuwe Reeks, LX (1994), p. 191-198 96. Zie voetnoot 94 (p. 77) 97. Maddens N., De omvang van de veestapel en het bouwland in de kasselrij Kortrijk in 1586-'87, in De Leiegouw, XVIII (1976), p. 273-279; Verbeke C., Depenningcohieren als sociaal-economische en demografische bron. De Roede van Tielt rond 1571-72, (lie.) R.U. Gent, 1988, p. 32-47 98. OSAT 687, f. 26 en 23v. 99. Guillemyn E., o.c., p. 103-104 100. Viaene A., o.c., p. 279 101. Ibidem, p. 281; OSAK 2092, f. I67v.-169v. 102. OSAK 2092, f. 164v.-165; ARA, Rk. 13831, f. 37 103. ARA, Rk. 13831, f. 36 104. Van Ruymbeke P., Les loups dans Ie Courtraisis, in Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, Nieuwe Reeks, deel XIX (1941), p. 85-86 105. ARA, Rk. 42985, f. 32v.-33r. 106. OSAT 687, f. 10v.-llr„ 16rv„ 18r.-19r„ 35r. 107. Ibidem, f. 38rv„ 33v„ 44r. 108. OSAT 687, f. 22 109. ARA, Rk. 42985, f. 34

163


110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. 133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. 141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148.

149. 150. 151. 152. 153.

164

ARA, Rk. 42981, f. 33 ARA, Rk. 13831, f.39v. OSAK 2092, f. 171v. e.v.; ARA, Rk. 13831, f. 40v.; Viaene A„ o.c., p. 283-289 ARA, Rk. 13831, f. 43rv. OSAK 2092, f. 201v.-202; ARA, Rk. 13831, f. 48v. beweert dat zij pas op 16 febru­ ari 1587 gegeseld werden ARA, Rk. 42985, f. 34v. ARA, Rk. 42986, f. 32v. ARA, Rk. 13831, f. 48v„ 50-51r. OSAT 687, f. 28v.-30; 40v. OSAT 687, f. 34v., 39v.-40r.; Van Den Vivere T, o.c., p. 382 ARA, Rk. 42986, f. 32 ARA, Rk. 42985, f. 34v.; Rk. 42986, f. 32rv.; Guillemyn E„ o.c., p. 105 leest Vanderbeke als van Ganschbeeke ARA, Rk. 42986, f. 32v.; Kerkarchief Dentergem, nr. 58 RAK, Aanwinsten VI, nr. 1978, kerkrekening Wakken anno 1588 OSAT 1076, f. 2v„ 14v„ 17v„ 18rv. OSAT 688, f. 20v„ 24v. Guillemyn E., o.c., p. 53 Ruddervoorde en omstreken, 1590, in Fragmenta, III (1888), nr. 22 (dec.), p. 222-223 OSAT 688, f. 23 ARA, Rk. 42986, f. 33 OSAK 2092, f. 213rv.; ARA, Rk. 13831, f. 52 zegt 17 maart ARA, Rk. 42986, f. 33v.; Rk. 42987, laatste bladzijde; RAK, Colens 60, f. 12 SAG, Lanchals 316 (tussengeschoven kwitantie) OSAT 826 OSAT 688, f. 27v. SAG, Lanchals 316 RAK, Aanwinsten VI, nr. 1978, kerkrekening Wakken anno 1590 ARA, Rk. 42987, slot RAK, Colens 60, f. 3 Van Hermelghem A., o.c., II, p. 123 Guillemyn E., o.c., p. 53 OSAT 826 Pattyn K„ Heksenprocessen voor de Kortrijkse schepenbank (XVIde-XVIIde eeuw), (lie.) K.U. Leuven, 1987, p. 362; zie OSAK 1007ter, f. 20v.-23r. ARA, Rk. 42986, f. 33v. Guillemyn E., o.c., p. 53 Castelain R., o.c., p. 102 ARA, Rk. 42987, f. 15 ARA, Rk. 42987, f. 13v. OSAK 2092, f. 228-229; ARA, Rk. 13831, f. 54; De Vos A„ De strijd tegen de vrijbui­ ters binnen de kasselrij van de Oudburg (1584-1609), in Handelingen der maat­ schappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, Nieuwe Reeks, V (1957), p. 140-141; Van Den Vivere L, o.c., p. 389 situeert de moord in 1579!! OSAK 1007ter, f. 32v. Guillemyn E., o.c., p. 56-57 OSAT 689, f. 22v„ 34, 27 OSAK 1007ter, f. 37v. RAG, Raad van Vlaanderen, 8559, voorlaatste en laatste blad


154. ARA, Rk. 42987, laatste bladzijde; ARA, Rk. 17854, f. 2v. 155. Louis M., La Bête du Gévaudan. L'innocence des loups, Paris (Librairie Académique Perrin), 1992, p. 258-260 156. OSAT 1077, f. 11v„ 24-25 157. Viaene A., Overval van vrijbuiters in Wakken. Nieuwjaardag 1591, in Biekorf, LXVIII (1967), p. 52-54; Van Hermelghem A., o.c., II, p. 197 158. RAK, Aanwinsten VI, 1978, kerkrekening Wakken anno 1590 159. OSAK 1007ter, f. 108v. 160. OSAT 826 161. OSAT 1078, f. 16v.-17v„ 23-24 162. OSAT 689, f. 23v. 163. SAG, Lanchals 316; Van Hermelghem A., o.c., II, p. 227 164. SAG, Lanchals 316 165. ARA, Rk. 42988, f. 38v. 166. ARA. Rk. 42988, f. 41 167. Arickx V., Geschiedenis van Pittem, Pittem, 1951, p. 100 168. Vandewiele A., Geschiedenis van Zwevezele, deel I, Zwevezele, 1981, p. 489 169. SAG, Lanchals 316 (over het jaar 1591) 170. RAK, Bruine Pakken 6523; 1 bunder = 400 grote roeden = vier honderdlands = 1.417 ha 171. OSAT 360; Hollevoet F., Tielt uitgeteld (1590-1594), De Roede van Tielt, XXIX (1998), p. 84-92 172. Verbeke C., o.c., p. 134; Cloet M., Het kerkelijk leven in een landelijke dekenij van Vlaanderen tijdens de XVIIe eeuw. Tielt van 1609 tot 1700, Leuven, 1968, p. 557 173. Arickx V, Geschiedenis van Egem, Tielt, 1982, p. 491 (op basis van geboortecijfers uit 1611-T5) 174. Guillemyn E., o.c., p. 105-106; Castelain R., o.c., p. 104 noemt 42 voetknechten en 25 ruiters; de Italiaanse edelman Francesco de Pozzolo (°Langis in het hertogdom Milaan) trouwde met Jacoba Galle, vrouw van Esen. Via haar moeder stamde zij af van Karei de Grote. Terloops: de paternele overgrootmoeder van schrijver dezes was een afstammelinge van de Pozzolo's (zie: van Hille Ph., Familie de Pozzolo, in Vlaamse Stam, V (1969), p. 177-180) 175. ARA, Rk. 42988, f. 38rv. 176. Castelain R., o.c., p. 104-105 177. OSAK 1998, f. 165v. 178. Arickx V, Geschiedenis van Egem, Tielt, 1982, deel I, p. 441 179. OSAT 815 180. Zie voetnoot 178, p. 442 181. OSAT 1079, f. 18v„ 24-26 182. OSAT 689, f. 25, 28-29, 31v„ 36v. 183. OSAT 689, f. 17, 38, 20v. 184. OSAT 1303 t.e.m. 1314 185. ARA, Rk. 42989, f. 19 186. SAG, Lanchals 316 187. OSAT 826 188. ARA, Rk. 42988, f. 41v. 189. ARA, Rk. 13832, f. 13 190. Hollevoet F., Aarseelse vrijbuiter vermoordt Markegemnaar in Wakken (1592), in De Roede van Tielt, XXVIII (1997), afl. 1 (maart), p. 37-40; ARA, Rk. 13832, f. I3v. 191. Guillemyn E., o.c., p. 126-127 (nrs. 22 en 23); Castelain R., o.c., p. 120 spreekt over een overtocht op 1 oktober in Wakken, gevolgd door een rooftocht in Waregem; De Vos A., o.c., p. 147.

165


ROMAIN VANLANDSCHOOT, CULTUURLAUREAAT VAN HET JAAR 1998 IN TIELT (1) Het initiatief 'Cultuurlaureaat van het jaar' wil bewijzen dat men soms wél sant in eigen land kan zijn. Overigens : een gemeenschap die haar groten eert, bewijst dat ze een gemeenschap is die deze groten verdient. De jury had te oordelen over acht kandidaten (mannen, vrouwen, vereni­ gingen) voor de titel 'cultuurlaureaat van het jaar 1998', meteen de eerste Tieltse cultuurlaureaat uit de geschiedenis. Na vijf stembeurten sprak een duidelijke meerderheid zich uit voor één kandidaat, die zich overigens vanaf het begin als de grote kanshebber had aangediend. Vandaag huldigen wij een taaie lange-afstandsloper. Geen eendagsvlieg. Evenmin een kortademige sprinter die af en toe eens schittert in een gemakkelijk succesnummer. Onze cultuurlaureaat van het jaar werd vorige maand 65. Vaak is alleen al het bereiken van die leeftijd een aanleiding om te vieren en te huldigen, ook al zijn daartoe niet altijd evenveel gegronde redenen. In ons geval kan zulks beslist niet gezegd worden. In ons geval is die belangrijke verjaar­ dag alleen een, laat ons zeggen bijna toevallig element —zij het hier een heel gelukkig toeval - , een welgekomen bijkomende reden om iemands verdiensten eens flink in de verf te zetten. Ik houd deze laudatio een beetje met tegenzin, want ik weet dat onze lau­ reaat écht niet houdt van lof- en eerbetuigingen, maar er zijn zoveel rede­ nen om Romain Vanlandschoot te huldigen dat het toch weleens moet. Ik probeer die redenen in vier hoofdstukjes in te delen: - zijn verdiensten als historicus — die meer bijzonder in 1998 in de schijnwerpers zullen staan - zijn verdiensten als voortrekker en, onafgebroken sinds november 1981, als voorzitter van de Plaatselijke Openbare Bibliotheek - zijn bijzonder brede culturele belangstelling en zijn inzet in heel uiteen­ lopende culturele verenigingen en initiatieven. Het kan klinken als een cliché, maar Romain Vanlandschoot is een culturele duizendpoot. - zijn verdiensten als wegbereider en voorvechter in Tielt van het plura­ lisme en, als uitloper daarvan, van levensvatbare inspraakorganen of adviesraden. Als historicus Door een speling van het lot en de omstandigheden komen wij ietsje te vroeg met onze huldiging. Maar wie zal ons verwijten voorlopers te zijn? 166


Iets te vroeg, zeg ik, want de biografie van kapelaan Cyriel Verschaeve, het (wellicht voorlopige) orgelpunt van Romain Vanlandschoots geschied­ kundig opzoekingswerk, moest deze maand van de pers rollen, maar zal er vermoedelijk pas in de zomer of nazomer 1998 komen. Dit omvangrijk werk van zo'n 350 bladzijden is op zichzelf al een voldoende reden om de auteur ervan tot cultuurlaureaat van het jaar te kiezen. Deze levensbe­ schrijving van dé sleutelfiguur uit de vooroorlogse Vlaamse Beweging, van één van de meest omstreden mannen uit de Vlaamse Beweging, zal in de media ongetwijfeld een ruime weerklank vinden. Het werk geeft o.m. een objectieve verklaring over het hoe en het waarom van het smadelijke collaboratie-avontuur van de voormalige leraar aan het Sint-Jozefscollege in Tielt en onderpastoor in Alveringem. Maar, alsof dit éne boek nog niet volstond, komt op 20 november a.s. ook de tweede herziene en herwerkte uitgave van de 'Encyclopedie van de Vlaamse Beweging' op de markt. Romain Vanlandschoot —die ook al aan de eerste uitgave ervan, in het begin van de jaren '70, had meegewerkt — is een van de zowat 400 wetenschappelijke medewerkers aan die Encyclopedie. Hij nam nu een goede 30-tal trefwoorden voor zijn reke­ ning. Maar daarmee is de lijst van Romain Vanlandschoots productie voor het jaar 1998 nog niet volledig —al zou ik nooit durven beweren daar een vol­ ledige lijst van te geven. Wie kan de bibliografie van zo'n bezige bij bij­ houden ? —Ook in het Jaarboek van het Stijn Streuvelsgenootschap dat in het begin van dit jaar verscheen, stond er een belangrijke bijdrage van Romain Vanlandschoot. En die bijdrage handelt - dit is uiteraard geen toeval — over de briefwisseling tussen Stijn Streuvels en Cyriel Verschaeve. In de loop van zijn lange weg als historicus is Romain Vanlandschoot inderdaad uitgegroeid tot dé kenner van Cyriel Verschaeve. Van 1980 tot 1994 was hij overigens hoofdredacteur van de Jaarboeken Verschaeviana. Maar de belangstelling van de historicus Vanlandschoot beperkte zich niet tot die éne figuur. Romain Vanlandschoot staat bekend als een voortreffe­ lijke kenner van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. En daarom heeft hij zich al die jaren grondig verdiept in heel onze sociale, culturele en politieke geschiedenis van de 19e en 20ste eeuw. De resultaten van zijn vorsingswerk zijn terug te vinden in meer dan 300 publicaties, meestal in min of meer gespecialiseerde tijdschriften en vakbladen. Maar vóór de komende biografie van Verschaeve had Romain Vanlandschoot al twee biografieën op zijn actief: in 1980 de biografie van Michiel Vandekerckhove, in 1984 die van Joris Lannoo. 167


(Foto Ronny Neirinck)

168


De bibliotheek Vanuit zijn pluralistische ingesteldheid - waarover straks iets meer - was Romain Vanlandschoot één van de pleitbezorgers en voorvechters van een samensmelting van de voormalige katholieke en socialistische bibliothe­ ken. En de voorstanders van deze door anderen ónmogelijk gewaande operatie haalden hun slag thuis! De stad nam beide bibliotheken over en op 1 januari 1981 startte de Plaatselijke Openbare Bibliotheek. Na een kort voorzitterschap van René Vandekinderen was het bijna vanzelfspre­ kend dat Romain Vanlandschoot voorzitter werd. We waren toen in november 1981. Al heel vlug bleek dat de bestaande gebouwen te klein waren of het op korte termijn zouden worden. Dus diende dringend uitgekeken naar nieuwbouw of uitbreiding. En Romain Vanlandschoot sloeg meteen de hand aan de ploeg. Hij besefte toen vermoedelijk niet dat hij aan een tien­ kamp begon. Want het werd beslist geen Blitzkrieg, wel een ware lijdens­ weg! Het werd een geschiedenis van vallen en opstaan. Ik bedoel: de anderen vielen en heten één na één de plannen en ontwerpen sneuvelen. En Romain Vanlandschoot was het die telkens weer opstond. Hij was niet klein te krijgen. Hij verloor wel een aantal veldslagen, maar hij won de oorlog: na een hele paternoster (hoeveel het er precies waren weet ik niet, ook ingewijden hebben er de tel bij verloren) schetsen, plannen, ontwer­ pen, keuzes van nieuwe of mogelijke vestigingsplaatsen, vergaderingen, lobbywerk, beloften, en na evenveel administratieve en andere dossiers, toezeggingen van subsidiëring door de hogere overheid enzovoort enzo­ voort enzovoort, wordt straks, deze zomer, werkelijk begonnen met de bouwwerken voor de nieuwe bibliotheek . Hier ook komt onze hulde dus een klein beetje te vroeg. De hulde net een beetje vóór de bekroning van jarenlange inzet en strijd, zwoegen, sleuren en werken. Culturele belangstelling Romain Vanlandschoot behoort tot het ras van de stille culturele werkers, die zonder veel hoerageroep, zonder toeters, trompetgeschal noch trom­ geroffel, niet alleen aan anderen de weg tonen, anderen inspireren en tot voorbeeld dienen, maar nog: zelf niet aan de kant van de weg blijven staan, maar de weg bereiden en zelf aan die weg timmeren. Pluralisme en verdraagzaamheid zijn daarbij zijn compas. Eigenlijk niet te verwonderen bij iemand die zo nauw bij de werking van de Stichting Lodewijk de Raet betrokken is geweest en die in Tielt zelfs een tijdlang, eigenlijk tot 1980, als het ware het gelaat en de vaandeldrager ervan is geweest. Romain Vanlandschoot werd actief in de Stichting Lodewijk de 169


Raedt in 1966, op verzoek van o.m. Jean Lemey — met wie Romain Vanlandschoot ook in andere verenigingen en fora een team heeft gevormd —door hun samenwerking hebben ze overigens ongetwijfeld bij­ zonder bevruchtend op elkaar ingewerkt (2). Het is ook vanuit die Stichting Lodewijk de Raedt dat Romain Vanlandschoot zijn belangstelling ontwikkelde voor ruimere maatschap­ pelijke problemen, waarbij ik er - bij gebrek aan tijd — maar twee ver­ noem: de ontwikkelingssamenwerking en vooral de democratisering van het onderwijs die hem zeer na aan het hart lag. Hieruit blijkt ook duidelijk dat Romain Vanlandschoot geen kamergeleer­ de is. Wel staat hij traditioneel bekend voor het gebruik van heel wat 'stad­ huiswoorden', maar ik stel vast dat vele van de woorden en begrippen die we in de jaren '70 en '80 van Romain Vanlandschoot hebben geleerd van­ daag de dag in onze woordenschat zijn opgenomen en bij niemand nog verbazing wekken. En wie beweert dat Romain Vanlandschoot een kamer­ geleerde is en alleen geleerde woorden gebruikt, heeft beslist nooit het geluk gehad, tussen pot en pint (voor Romain dan graag een 'pater'), te genieten van zijn moppen en zijn humor in het zuiverste West-Vlaams dia­ lect. Ook in zijn beroepsleven stond Romain Vanlandschoot overigens met beide voeten stevig in de dagdagelijkse werkelijkheid: zo'n 30 jaar lang was hij leraar godsdienst en maatschappelijke opvoeding aan het Tieltse VTI, een van de afdelingen van het secundair onderwijs waar de algeme­ ne vakken niet meteen de grootste belangstelling van de leerlingen plegen weg te dragen. Romain Vanlandschoot heeft al die jaren zijn leerlingen weten te boeien en, door zich in hun levenssituatie en in hun cultuur in te leven, items weten te vinden die hun aandacht vingen en vasthielden. De muziek van Pink Floyd was geen vreemd onderwerp van gesprek binnen de klasmuren. De maatschappelijke inzet van Romain Vanlandschoot blijkt ook uit zijn voorzitterschap, sedert een drietal jaar, van SORT (Samenlevingsopbouw Roeselare-Tielt). Het opbouwwerk laat zich allerminst in met het geslacht der engelen, wel met laagbijdegrondse (letterlijk in een aantal gevallen) aangelegenheden als mestactieplan, structuurplan, ruimtelijke ordening, werkloosheid en werkgelegenheid, vergrijzing van de bevolking, woning­ nood en andere maatschappelijke beleidsmateries. Voor het overige moet ik me, spijtig genoeg, beperken tot een loutere opsomming van de andere culturele velden waarop Romain Vanlandschoot in de voorbije decennia heeft geploegd, gezaaid en geplant: vooreerst op het gebied van het medium film waarvan hij de cul­ tuur in Tielt — samen met o.m. wijlen Jos Baekelant (3) —op een hoger 170


niveau heeft getild dankzij de werking van verenigingen als 'Filmforum', het interscolair filmforum en later 'Studio 16'. Ook, gedurende meerdere jaren (1962-1977), als hoofdredacteur van 't Halletorentje, het tijdschrift van de oudleerlingenbond van het St.-Jozefscollege, en binnen de heem­ kundige kring 'De Roede van Tielt' (waarvan hij een van de medestichters was, van 1970 tot 1980 bestuurslid en van 1972 tot 1980 lid van de redac­ tieraad) zijn de culturele verdiensten en de invloed van Romain Vanlandschoot beslist niet te onderschatten. En sinds de stichting ervan (januari 1996) is Romain Vanlandschoot de bezielende ondervoorzitter van de pluralistische 'Stichting Jean Lemey'. Tenslotte zijn de debatten, gesprekken en zogenaamde 'ronde tafels' waar­ bij Romain Vanlandschoot als inleider en/of moderator is opgetreden gewoonweg niet te tellen. Bij die gelegenheden —maar beslist niet alleen bij die gelegenheden — kan men vaak vaststellen dat Romain Vanlandschoot beschikt over een zonder meer verbazende parate kennis, ook op de meest onverwachte gebieden. Wie Romain Vanlandschoot bij de hand heeft, heeft geen encyclopedie nodig. Inspraakorganen / adviesraden Voor het laatste hoofdstukje over de culturele verdiensten van Romain Vanlandschoot, moeten we eerst even terug naar 1972, toen op het natio­ naal vlak het veelbesproken 'cultuurpact' werd afgesloten, dat in 1973 ver­ taald werd in een 'cultuurpactwet' en in 1974 in een Vlaams decreet betreffende het cultuurpact. Kort gezegd was de bedoeling van al die wet­ geving de bescherming, binnen het cultuurbeleid, van de ideologische en filosofische minderheden. Op het plaatselijk vlak leidde dit tot de samen­ stelling eind 1979 van wat de eerste erkende Stedelijke Culturele Raad moest worden. Die erkenning door de hogere overheid was nodig voor de erkenning en subsidiëring van het Cultureel Centrum en van de Plaatselijke Openbare Bibliotheek én was afhankelijk van het naleven van de cultuurpactwetgeving. Een eerste poging mislukte in Tielt, doordat alle minderheidsgroepen in feite werden uitgesloten. Na een klacht en een verzoeningsronde van de nationale cultuurpactcommissie kon in maart 1980, onder het voorzitterschap van de verzoeningsfiguur Arsène Verbeke, een Culturele Raad van start gaan die pluralistisch was samengesteld. En ook de 'kinderen’ van de Culturele Raad —met name de Raad van Bestuur van het Cultureel Centrum en de Raad van Bestuur van de POB — kregen vanaf dan een pluralistische samenstelling. Vandaag wordt dit, gelukkig, door iedereen als normaal ervaren en door niemand meer betwist. Maar eer we in Tielt zover waren, had die verfijning van de democratie, meer bepaald van de culturele democratie, dus heel wat voeten in de aarde 171


gehad. Ze was het werk geweest van de niet aflatende inzet van een beperkt aantal mensen die, vanuit hun pluralistische overtuiging, gestre­ den hadden voor deze vorm van verdraagzaamheid. Onder hen, naast alweer Jean Lemey, moeten we beslist ook Romain Vanlandschoot ver­ noemen. Hij nam eens te meer het voortouw en leverde baanbrekend werk als apostel van de verdraagzaamheid. Daarbij getuigde hij bovendien van een ongeëvenaarde kennis van de wetgeving terzake. We mogen gerust stellen dat we zonder Romain Vanlandschoot vandaag in Tielt wellicht geen erkende Culturele Raad, erkend Cultureel Centrum noch erkende Openbare Bibliotheek zouden hebben. Door de voorzitter van een ander plaatselijk inspraakorgaan te huldigen, doen we niet aan inteelt: we erken­ nen gewoon dat we weten van waar we komen en aan wie we ons bestaan te danken hebben. Om te besluiten, nog een persoonlijke bedenking: ik was al altijd verbaasd over en stond al altijd in bewondering voor de ongelooflijke werkkracht van Romain Vanlandschoot. Hoe doet hij het allemaal en vooral wanneer doet hij het allemaal ? Ik verdenk hem ervan dat hij een machientje heeft dat tijd kan maken of dat de uren als elastiekjes uit kan rekken. Romain, in naam van de aan jou schatplichtige Tieltse culturele gemeen­ schap zeg ik je kort en goed een heel oprechte dank ! We overhandigen jou geen kunstwerk, maar iets waarmee je zelf kunst­ werken kan maken. Hopelijk beleef je er nog heel lang heel veel plezier aan. Philippe DE GRYSE

NOTEN

(1) Toespraak gehouden op de 'laureatenhulde' van de Stedelijke Culturele Raad, Tielt, 17 april 1998 . (2) Over Jean Lemey (1938-1995), zie meerdere bijdragen in De Roede van Tielt, jg. 27, nr 1, maart 1996. (3) Over Jos Baekelandt (1930-1986) zie: Jos Baekelandt, Niet over rozen. Teksten van Jos Baekelandt over geloof en bevrijding. Balans van een groeiend inzicht, Leuven, Kristenen voor het Socialisme, 1988, 216 blz., ill.

Adressen van de auteurs : Frans Hollevoet, Bedevaartstraat 98, 8700 Tielt Philippe De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt 172


ELECTRICITEIT Rouwdienst ALGEMENE DebusschereE.&L DHONDT

9

Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. (051) 40 07 15 Fax (051)40 73 37 GSM (075) 32 77 08

S ta tio n s tra a t 103 8700

HELT

Tel. (0 5 1 ) 4 0 02 27

Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting Studie - Advies - Uitvoering

C U L T U U R LIGT O N S

BANK VA N ROESELARE □ Ó

n z e

B

a n k

VAN

(A)

TOT

0

k u itu u r m aken w e graag#

(2)

G H S E L U 'E S T E L E C T R A B E L -0

^ e n e r g ie O vrij.

M E N S ,

M I L I E U

EN

E N E R G I E

K o r t r i jk s e s t r a a t 8 6 - 8 7 0 0 T I E L T T e l. ( 0 5 1 ) 4 2 31 11


'


DE ROEDE VAN TIELT

Driemaandelijks heemkundig tijdschrift 29ste jaargang, nr 4 - december 1998 Afgiftekantoor 8700 Tielt


AUTOCARS-REISBUREAU

r~

ii, ,i i : i| J

rsl

Kasteelstraat 149 8700 TIELT Tel. (051) 40 18 23 Fax (051)40 51 93

TE VERKRIJGEN BIJ :

DE MEIBLOEM een onderneming die reeds 64 jaar lang met troeven als VEILIGHEID - KOMFORT - KLASSE U een héél aparte belevenis bezorgt !

VERNIEUWEN EN HERSTELLEN VAN ZETELS, SALONS, STOELEN EN ZITBANKEN

Oude Stationstraat 142 8700 Tielt (aan het station) Tel. (05 1 )4 0 64 16

>4R G E N T K uw appeltje voor de dorst

STEEDS DE BETERE VOORWAARDEN Kris Tanghe

BOUCKAERT DANIEL Félix D'hoopstraat 33 8700 TIELT Tel. (051)40 42 30

Kantoorhouder leperstraat 8 8700 Tielt Tel. (051)40 39 53 Fax (051)40 56 79


DE ROEDE VAN TIELT Heemkundige Kring voor de gemeenten van de vroegere Roede van Tielt, d.i. Aarsele, Dentergem, Egem, Gottem, Kanegem, Lotenhulle, Markegem, Meulebeke, Oeselgem, Oostrozebeke, Pittem, Poeke, Ruiselede, Schuiferskapelle, Sint-Baafs-Vijve, Tielt, Vinkt, Wakken, Wielsbeke, Wingene, Wontergem, Zwevezele. Lid van het Westvlaams Verbond van Kringen voor Heemkunde.

Voorzitter : P. Vandepitte, Driesstraat 7-9, Tielt - (051) 40 17 00 Ondervoorzitter : P. Callens, Waterstraat 18, Pittem - (051) 46 71 90 Secretaris-penningmeester en verantw. uitgever :

Ph. De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt - (051) 40 18 38

Redactie : V. Baert, J. Billiet, Ph. De Gryse, W. Devoldere, Fr. Hollevoet, R. Ostyn, P. Vandepitte

Lidmaatschapsbijdrage : 700 fr., te betalen op rekening 000-0398411-32 van De Roede van Tielt, Stoktmolenstraat 32/3, Tielt

Verschijnt viermaal per jaar. - Wettelijk Depot : BD 25413 Er worden geen losse nummers verkocht. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn/haar bijdrage. Bijdragen verschenen in "De Roede van Tielt" mogen slechts overgenomen wor­ den met toestemming van de redactie. Kaft : detail van de kaart van het graafschap Vlaanderen door Robert de Vaugondy, zoon, 1762.

INHOUD VAN DEZE AFLEVERING (29ste jg„ nr. 4, december 1998) Fr. Hollevoet, Beroerde tijden in de roede van Tielt, 1577-1609 (II) blz. 174-220 Ph. De Gryse, Bij het afscheid van Arsène Verbeke als bestuurslid van de Tieltse Stedelijke Culturele Raad blz. 221-223 bvba Drukkerij Desmet-Dhondt, Wakken


BEROERDE TIJDEN IN DE ROEDE VAN TIELT 1577-1609 (II) Gunfight at the Tielt Market, 1 augustus 1593 Kapitein Jan de Berghez van het Tieltse fort overleed (oorzaak onbekend) al spoedig en werd begraven in het Onze-Lieve-Vrouwenkoor, op zijn werkterrein als het ware. Zijn begrafenis bracht de Tieltse kerk nog 7 p. 4 s. par. op. In juni slaagde men er eindelijk in de vergulde zilveren kelk en de casule (kazuifel) te recupereren die zich al 15 jaar bij commissaris Bevere in Gent bevonden (192). Op 12 juli 1593 schonk de kasselrij nog eens 100 p. par. voor het herstel en het opnieuw dekken van de kerk annex fort (193). Op 27 april 1593 legde Jacques Marioribanck in Kortrijk zijn eed af als kapitein van de Tieltse soldatenwacht (194). Kort daarop begon ook de opbouw en bemanning van forten in Emelgem (de kerk) en Olsene, want vanaf mei 1593 betaalde de kasselrij alleen al 7455 p. par. voor het eerste werkjaar aan de versterking in Olsene. Vanaf diezelfde maand droeg de kasselrij voor twee jaar 39 649 p. 16 s. par. bij in de forten van Tielt en Emelgem. Hierbij moeten we er rekening mee houden dat pas op 8 juli 1594 tot de opbouw van het Emelgemse fort besloten werd (195). Op verzoek van de nieuwe kapitein vande muteren ende piétons ligghende binnen den foorte in Tielt ondervroegen de Tieltse burgemeester Guillaume Bibau en schepenen Pieter De Witte en Maerten Bruunsteen op 6 en 8 augustus negen getuigen over de ghroote ende onbetamelicke rudesse voor het voornomde foort ghesciet den len augusti 1593. Op deze dag van algemene monstering van de weerbare mannen voor de dorpswachten uit de 17 parochies van de roede speelde zich in het hartje van de stad een volwaardige westernscène af. Drie infanteristen uit de serons (verschansing), met name de als tolk optredende Laureyns De Herde (°Nieuwpoort, 29 j.), Jaecques De Smet (1er, 40 j.) en Francis Senel (Engelsman, 23 j.), getuigden het eerst over wat toen voor het fort gebeurd was. Terwijl zij er de wacht optrokken, arriveerde de vroegere baljuw van Meulebeke Guillaume Vander Moere er lang na de monstering met eene ghroote quantiteyt van weerbare volck uut de zelve prochie van Meuelebeke, van wie de meesten al net zo dronken waren als hijzelf. Met gela­ den geweer wilden Vander Moere en andere Meulebekenaars met geweld het fort binnendringen en, na scimpen injurieuse woirden ende anders, de schildwacht overvallen. De Herde, aflegghende nochtans zyne ghewere, wees hem op zijn onbetamelijke gedrag, want er was de ex-baljuw al eer­ der in Meulebeke zelf diets gemaakt dat hij zijn zaakjes niet binnen het fort mocht komen regelen. Daarop begon Vander Moere op De Herde te schelden ende de rudesse lanex zoo meer rysende nam hij de schildwacht

174


zijn roer af en gooide het tegen de grond. De schildwacht trok zijn rapier, maar Guillaume en enige anderen sloegen hem terstont (...) in zyn hooft dat hy hebbende open wonde ende loopende bloet alzoo vuer doot ter aerden ghevallen es. De Meulebekenaars riepen Slaet doot, slaet doot!, zodat de soldaten al vlug hun fort verlieten om meerder ghrief te belettene. Ten slotte sloeg de tamboer alarm en de belagers konden slechts na de komst van de kapitein, die met de commissarissen van de monstering aan tafel zat, maar door de waardin ingelicht was, tot de aftocht gedwongen worden. Daarop getuigden ook vijf Tieltenaars: gareelmaker Guillaume Bernaert (45 j.), pachter van de Stedemolen Guillaume (= Gillis) De Hondt (36 j.), bakker Oomaert Van Hamme (29 j .), labourier Pieter De Hane (28j .) en stadsboodschapper Guillaume Van Doorne (40 j.). Omstreeks zes uur ‘s avonds zag eerstgenoemde hoe de beschonken Vander Moere en Joos Scotte het aan de stok kregen met de wacht bij het fort. Toen de gealar­ meerde kapitein arriveerde, gheadvirtert zynde ende commende gheloopen inden hoop uuttreckende zyn cortulasse (borststuk), had hij de bezopen Meulebeekse joncman Gillis Vanden Bussche fs Pieters eenen slach ghegheven in zyn hooft dat de hersenen daer uute gheloopen zyn. Vervolgens slaagde de kapitein er toch nog in zijn manschappen het fort in te drijven. Molenaar Gillis De Hondt kon hier enkel aan toevoegen dat Marioribanc een Meulebekenaar een slag op het hoofd gegeven had, maar dat hij ver­ der niet wist wie het eerst een slag toegediend had: een Meulebekenaar of De Herde. De 36-jarige landman Jan Van Male fs Jan, die eenen pot biers inden scrans gedronken had, wist nog dat net daarvoor Joos Scotte met eender pycke in zyn handt en daarna nog meer gewapende Meulebekenaren tot bij Vander Moere liepen. Schildwacht De Herde bezwoer hen terug te wijken, waarop hij wou aanleggen, maar medesol­ daten trokken de lompte nut den hane. Bij de volgende schermutseling sloeg een van zijn belagers hem neer met een open hoofdwonde als resul­ taat. Joos Bruunsteen, 53 jaar, kapitein van de Tieltse burgerwacht en waard in Het Schaeck, verklaarde dat er vier of vijf Meulebekenaren bij hem aan het drinken waren op de zolder aan de Marktzijde en er de perikelen voor het fort volgden. Toen ze gezien hadden dat Marioribanc Gillis Vanden Bussche neersloeg, richtten zij vanuit het raam haerlieder gheladen roers (...) naer den voornomden capitain (...) die inden hoop stont vande zelve conflictanten. Ook ene Joannes Beernaert nam de kapitein vanuit de poort van de herberg in het vizier, maar gelukkig bleek dat het met drie loden gevulde roer zeerfaulte slouch (196). De hele scène bewijst niet alleen dat de maandelijkse monsteringen voor

175


een flinke portie stress en navenant alcoholverbruik zorgden, maar ook dat de soldaten niet zo geliefd waren. Zij zorgden immers voor veel overlast en spaarden ook de plaatselijke bevolking niet.

Nog meer ellende We merkten al op dat de noordzijde van de hal gestut moest worden. Geen wonder dat ze duer fortune van stoorme endefaulte van refectie in décem­ bre 1593 inné ghevallen es ende meest gheruyneert zonder de torre vande zelve halle. Het hout uit het puin werd al vlug verkocht als brandhout. Molenaar Gillis De Hondt zaagde van drie gebroken balken blokken om zijn stedemolen te stutten en allerlei nog bruikbaar materiaal werd verza­ meld in het vleeshuis voor latere herstellingen. Ex-schepen Zacharias De Muelenare, de zus van burgemeester Guiljame Bibau, die van de weduwe van Jan Spoorman en de vrouw van Gheeraert De Smet werden zelfs begraven in kisten gemaakt van het oude bert vande ghebroken halle. De schepenen hadden al eerder ingezien dat tfabryck vande halle ende van­ den scepenhuuse het niet zou houden en Jan Callebout zou kort daarop de leien weghalen. Maar toen es zelve fabryck by nachte omme ghevallen in eenen hoop zoo datmen an diversche weerclieden betaelt heeft het ghreys ende onwerckelic (gering en onbruikbaar) steen te rumen ende byde waeghenaers inde onghecalsydde quade straten allomme binnen den scependomme te voeren tot refectie van dien. Zelfs de schoorsteen van de sche­ penkamer aan de oostzijde die ten ghrooten pericle stondt van meerder ghrief werd noodgedwongen ontmanteld. Voor de leenmannen van de graaf en de vierschaar van de grafelijke schepenen, die aldaer van outs hof en vierschaar hielden, werden echter al spoedig weer banken gemaakt aan de hal en daarboven een nieuw bordesch. Joos Brunsteen, kapitein van de burgerwacht, kreeg ook 20,5 p. int fortifie ren vande halle ten oirbuere (ten behoeve) vande wacht vande zelve borghers. Wat later werd de deur ervan gefortifieerd en diverse ramen dichtgemetseld. Aan de toren (bel­ fort) volgden ruim 150 p. par. herstellingskosten (197). Eerder dat jaar, op 18 februari, reisde de stadsgriffier naar Gent voor een beginnend proces tussen Tielt-binnen en Tielt-buiten omdat de pointers van buiten niet en verstaene en wilden te helpen contribueren de oncosten ipde stede ghevallen van tpasseren ende repasseren vande soldaten in ate ende drancke ende anderssints. Die van buiten vertikten het bijvoorbeeld om een burgerwacht daartegen te organiseren. Een bekend refrein in Tielts geschiedenis. Modderman Pieter Strael werd anderzijds 20 dagen betaald om de slechte stukken weer te bestraten alzoo de straten vande stede metten lancduerighen trouble van oirloghe ende tryden vande waghenaers ende soldaten zeer gheruyneert ende duerreden waren. Een oud

176


zeer. Wat troepenpassages in de stad betreft, kunnen we slechts de com­ pagnie achterhalen van kapitein Berghe Anghoet, die in juni 1593, maar ook weer in januari daarna flink wat bier kwam drinken, in het fort en elders. In augustus 1594 volgden nog compagnieën van Oudenburg (198). Vanaf 11 maart 1594 zou Tielt eindelijk voor het eerst de vorstelijke toe­ stemming (betalen en) krijgen om drie jaar lang 30 s. par. extra nieuwe imposities te heffen - bovenop de al lang bestaande oude impositie van 10 s. par. - up elcke dicke (grote) tonne biers ten tappe ghesleten en dit tot een kwartmijl buiten de stad (199). In 1593 begon de strijd tegen de vrijbuiters veelbelovend. Op 13 januari kregen de Kortrijkzanen Jan Marrin, Jan Beert en anderen 400 p. par. om in Pittem naer vele vervolchen ende debvoirs ghedaen dootgheschoten thebbene twee vrijbuiters. Zij overmeesterden er nog twee andere, die ver­ volgens in Kortrijk geëxecuteerd werden. Meulebekenaar Jan Belaen, overigens ook goed op dreef in de wolvenjacht, schoot die dag een vrij­ buiter dood en dat leverde hem 80 p. op, zelfs toen hij het lijk pas vier weken later in Kortrijk presenteerde. Een door inwoners van Bavikhove ingeleverd lijk van een vrijbuiter werd ter exempel aan de galg vastge­ maakt, nadat de booswicht door soldaten uit Tielt achtervolgd was (200). Nog altijd op 13 januari werd een doodgeschoten Engelse vrijbuiter naar Kortrijk gebracht, die in Wielsbeke bij het vervolghen vanden viant sneu­ velde. Op 15 februari kreeg de 63-jarige Wielsbekenaar Joos Goemare geld om de verwonding die hij bij die achtervolging opgelopen had te laten behandelen. Het duurde evenwel nog tot 15 november vooraleer Michiel De Gheselle uit Zwevezele 133 p. 6 s. 8 d. par. mocht incasseren om twee vrijbuiters dootghesmeten thebben op de grens met Lichtervelde (

201).

In de eerste dagen van hetzelfde jaar schoot Jan De Boots een wolvin in Poeke. Op 5 juni verschalkte Jeron Vincke drie jongen in Meulebeke en op 21 juni ving Jacques Oste er eentje op de grens Tielt-Meulebeke. Weer Jan De Boots neutraliseerde in december nog een wolvin, nu in Ruiselede (202). Er kwam weer stilaan tijd vrij om de geloofszuiverheid te herstellen. De Egemse schoenenlapper Philips De Busschere verkocht namelijk een valsch ende hereticque nieu testament. Op 13 januari 1593 moest hij voor de Kortrijkse rechters vergiffenis vragen voor zijn daad en het boek publiekelijk verbranden. Bij herhaling stond hem een openbare geseling te wachten (203). Anderzijds kreeg de Tieltse pastoor Jaspar Symoens op 9 december zelfs van het Kortrijkse stadsbestuur 100 p. par. voor zeker boucxkin by hem ghetranslateert in Vlaemsche “Het Schildekin des christelycken gheloofs”. Halverwege april 1594 schonk de kasselrij hem voor de vertaling van dit Franse werkje ook 36 p. par. Dit bedrag diende deels

177


om de drukkosten te bestrijden (204). Charles Luucx gheseit Zwevezele (°Ertvelde, op Waepereyt, 1554), de oudste zoon van dorpsheer Lodewyk Luucx en Philipotte van Ydeghem, wou zich alvast weer tot het rechte geloof bekeren en zich na talloze omzwervingen met Spanje verzoenen. Op 10 maart 1594 zat hij gevangen in het Gravensteen en daar werd zijn doopceel gelicht. Hij had zich bij de opstandige troepen van Willem van Oranje geschaard en commandeerde er vier vendels voetvolk, in 1580-1581 in Dendermonde en in 1584 in Gelderland. Na de dood van Oranje (1584) reisde hij naar Engeland, ver­ toefde in 1592 in Domburg (Zeeland), fungeerde van toen tot juni 1593 als eerste luitenant van 1800 man in Zweden en nadien huurde hij een paar kamers in Keulen. Zijn overste was Philips van Nassau, een zoon van Willem van Oranjes broer Jan. Maar toen Karei Luucx nog zo’n 4000 gl. betaald moest worden door de Staten en zij dat niet zo gauw wilden doen, kreeg hij op 23 september 1593 een paspoort om terug te keren naar Gent, waar ook zijn vrouw, Joanna Roels, verbleef. Zijn vader had hem al in 1586 onterfd ten voordele van zijn jongere, meer gewillige zoon, maar Karei beweerde dat hij nooit het protestantisme beleden had. Het Noorden aanvaardde immers om het even wie, als hij maar meevocht (205).

1594 Op verkoren maandag na Kerstmis 1593 (1 1 januari 1594) kwamen zo’n 200 vrijbuiters uit Oostende naar Wingene. De dorpswacht op de kerkto­ ren blies alarm op de hoorn, probeerde zich te verweren, maar ziende den grooten hoop ende haerlieder ghewelt, ontstond er paniek. Men vluchtte op en in de kerk of elders. Hutten in de kerk en op het kerkhof werden in brand gestoken, de torentrap brandde af en van de acht personen die in de toren gevlucht waren, verbrandden twee oude mannen te pulvre. De ove­ rige zes, soe wel mans, vrouwen als kinderen, sprongen naar beneden dat de darmen uuyt haerlieder lichaem vielen ende beneden zoe verbranden dat men nyemandt en kende. In de kerk en op het kerkhof gingen, naast paarden, 28 koeien en in veiligheid gebracht roerend goed in vlammen op. Verder staken de Staatsen nog 17 huizen en schuren omheen de kerk in brand (206). Wingene zelf, en Markegem (elk 25 p. par.), bolden dat jaar ook tekort bij de uitzending (belastingaanslag) van 19 december, en dat gold ook voor Tielt-binnen (66 p.), Tielt-buiten (33 p.) en Harelbekebuiten (109 p.). Markegem betaalde toen pas nog ruim 154 p. over de uit­ zending van 23 november 1593 (207). Mahieu Papegay en Franchois Du Buisson, onder de (alweer nieuwe) kapitein Mesmaekere uit het Tieltse fort, werden op 4 augustus veroor­ deeld. Op hun knieën moesten ze de Kortrijkse schepenen vergiffenis vra­ 178


gen voor de rudesse bij de laatste monstering in Harelbeke. Zij eisten van hun kapitein een waarborg van 10 gulden per maand. Op 8 augustus ver­ leende de kasselrij waarachtig 12 pond par. steun voor deze twee heren die in Kortrijk gevangen zaten (208). Na weer een monstering in Harelbeke, nu op 19 oktober, stalen drie garnizoensoldaten uit Tielt - Claude Buffet fs Pieter, Jehan Petyt fs Philips en Claude Michiel fs Jacques - omstreeks drie uur na de middag met geweld boter bij Lieven Vander Crucen uit Bavikhove. Van zijn vrouw, Cristine Vanden Berghe fa Andries, die alleen thuis was, eisten zij vlees, sloegen haar een bloedneus en dreigden haar teruggekeerde echtgenoot dood te schieten. De tweede doorsnuffelde een andere kamer, terwijl de derde een hesp meenam. Bij Malin Naert, ook in Bavikhove, maakten ze eerder een kind de sleutel afhandig en stalen er een schotel vlees en een nachtdoeck. Bij Joannes De Smet, wiens vrouw in het kraambed lag, stalen ze vlees, keerden er na de middag terug en beukten de deur in. Toen ze door de landslieden gevangen genomen wer­ den, loochende één van hen God. Op 15 november daarna werden ze in Kortrijk op de blote bast gegeseld en voor zes jaar uit Vlaanderen verban­ nen (209). Op 3 november dreigde Jacques De Cocq, een andere soldaat uit Tielt, Jan Lakin, kapitein van de wacht in Marke, op zijn hof neer te knallen. Nadat de wakkere kapitein erin geslaagd was hem zijn wapen afhandig te maken, bekende De Cocq schaapachtig dat hij er wou slapen . Ook de burgerbevolking werd al eens betrapt op een vergrijpje. Hans Verwandele fs Oliviers, joncman geboren in Tielt, stal in Kortrijk bij een zekere Clapbeke een ketel die hij onder de halle voor 3 sch. gr. verkocht aan de ketelaar. Deze kruimeldiefstal was uiteraard klein bier voor de rechters, die Hans enkel op het hart drukten dit nooit meer te doen (210). In de kerstnacht schoot Guillaume De Groote een wolf in Meulebeke en op 3 januari van het nieuwe jaar 1595 deed Lauwers Belaen hem dat daar na (211).

Even ook nog door Frankrijk belaagd 1595 Op 7 januari 1595 verklaarde de Franse koning Hendrik IV Spanje de oor­ log en werd zo, samen met Engeland, een bondgenoot van het Noorden. Bij de Vrede van Vervins op 2 mei 1598 staakte Frankrijk zijn strijd met Spanje, die zich evenwel niet in de Zuidelijke Nederlanden afspeelde. Op 20 februari ontvingen de 13 kapiteins en de luitenanten van de wacht­ posten in de parochies bij de zuidelijke Leieoever elk 36 p. par. voor hun inspanningen, zonderlinghe gheduerende de voorledene vorst. Het betrof Astene, Petegem-Deinze, Machelen, Olsene, Zulte, Sint-Eloois-Vijve,

179


Desselgem, Beveren, Harelbeke, Kortrijk-buiten, Marke, Lauwe en Rekkem. Gedurende maart-april-mei besteedde de kasselrij 2568 p. 3 s. 6 d. par. voor het breken van het ijs op de Leie. Daardoor werd de overtocht van de vijand over de Leie belet door de parochianen en de genoemde wachten. Joos Boussens, kapitein van de Deinse wacht, werd voor zijn goede dien­ sten met een toemaatje van 36 p. bedacht. Op 13 mei kreeg ook de Tieltse kapitein Marioribanck dezelfde beloning omme merckelicke consideratien voor goede advertencien ende dienst (212). Hij of de kasselrij betaalde wel niet de cijns van het kerkerf waarop Jan Van De Pitte zijn huis ghenaempt ‘t Gouden Hooft betimmerd had (net ten westen van de kerkweg) en ook voor Den Gouden Leeuw, die Jacob Van Beemont in 1588 daar­ naast opgericht had, ontving de kerk geen penning, zoals het jaar voordien overigens. Zoals twee jaar eerder raakte de kerk op 31 augustus opnieuw ontwijd duer zeker ghevecht ende bloetstorten tusschen twee soldaten ghesciet. Op 9 september al gaf de bisschop een akte van reconciliatie (rituele herstelling van de wijding). De Tieltse magistraat bevindende dat de kercke gheheel apparent es te verghaene duerfaulte van refectie had de kerk al op nieuwdag 1593 toegestaan een lening aan te gaan tegen een jaarlijkse rente van 4 p. 15 s. par. In 1595 werd de bedaking blijkbaar weer verbeterd, want de grote ladder uit Meulebeke werd geleend (213). Voor het herstel van hun klooster kregen de zusters op hun verzoek van 10 janu­ ari 1595 groen licht van de Tieltse stadscommissarissen én 10 p. par. Op 25 februari 1595 bevond de Tieltse griffier Jaspar Vande Watere zich in Gent om octrooiverlenging te bekomen voor een tol ten voordele van Tielt-binnen van 6 gr. op elke zak graan en 4 gr. op elk honderd hout dat per schip op de Leie door de roede van Tielt voer. Op 29 maart ondernam hij daar een nieuwe poging, maar hoewel het octrooi opnieuw toegestaan werd, raakte het daer naer duer oppositie vande prochien vande roede ende misverstant vande advysen etc. gheannulleert. Het stadsbestuur nodigde zelfs alle gebruikelijke accijnspachters en gedeputeerden van de parochies uit de roede op 29 mei uit naar de verpachting van die tol op het schepenhuis en presenteerde ze daarna tbancquet (...) ten huuze van Joos Barnsteen weert int tScaec. De parochies bleven er tegen gekant. Burgemeester Guiljaume Bibau trok op 27 juli én op 21 september telkens voor zwaar advies naar Gent. Vandaar stevende hij meteen richting Brussel omme hem te beclaghene uuter name deser stede an zyne Majesteit dat de ghedeputeerde vande prochien vande voornomde Roede zochten haerlieder gheimpetreerde octroey voornompt te nieten te doene zoot daer naer gheschiet es. Dit 19-daagse uitstapje kostte de stad 53 p. par., onder meer voor brieven van advies en een verzoekschrift. In april

180


De in 1595 tot fort omgebouwde kerk van Eeklo (Uit: Stockman L., De kerk van Eeklo omge­ bouwd tot fort in 1595, in Appeltjes van het Meetjesland, XVI (1965), p. 59 en 65). Het enige gebouw dat er nog rechtstond, werd weer van daken voorzien en kon goedkoop tot fort omgebouwd worden. De soldaten konden verblijven in het deel dat de parochianen niet innamen om de mis te volgen. We zien 3 bolleweercx bij de kerkingangen. Zij bestonden in elk geval uit een gelijkbenige driehoek met, de borstwering incluis, zijden van 3 roeden lang: 11,56 m. De wan­ den bestonden uit afwisselend graszoden en rijshout, omzoomd met palissaden. De afmetingen bij de doorsnede zijn uitgedrukt in Gentse voeten. Eén voet is 0.2753 m.

181


1596 ondernam Tielt nog een poging om het octrooi te redden, maar tevergeefs (214). In 1595 werd de bevolking nauwelijks belaagd. Wel wilden op 8 mei Jacques Seruis fs Vincent (°Passendale) en vijf andere soldaten uit Tielt deserteren en bij een andere compagnie - in Nevele - intrekken. Zij liepen twee dagen het land af en raakten ten slotte na tien dagen door een venster in de kerk van Gits, nadat Seruis de spijkers in de planken voor het raam uitgetrokken had. Uit de coffre vande goede luiden stalen ze kleren, onder andere eenen buffelculdere (wambuis van buffelleer), die ze dan weer ver­ kochten. Seruis, die beweerde niets te weten van het in brand steken van de kerk, werd op 16 juni in Kortrijk met een strop om de hals op een kruis gebonden, gegeseld en voor tien jaar uit Vlaanderen verbannen (215). Op 10 mei meldde Joos Vermersch fs Joos uit Tielt aan de Kortrijkse sche­ penbank dat hij Joannes Goemare van Tielt-buiten zichzelf aan de vijand had horen overgeven, waarop Joannes dreigde hem in zijn huis te ver­ branden en samen met zijn vrouw te vermoorden. Halverwege dat jaar werd Joos Vande Poele fs Antheunis (°Dentergem) uit Tielt gevangen genomen suspect van een spie (spion) te wezen, maar hij kreeg al vlug weer de vrijheid. Als hij erom verzocht werd, moest hij zich bij de Kortrijkse schepenen melden (216). Nadat Filips II op 10 november een krachtig optreden tegen hekserij bevo­ len had, hield de Kortrijkse schepenbank al op 17 november op last van de Raad van Vlaanderen een onderzoek naar de bedrijvigheid van Margriete De Grande fs Jans, getrouwd met Steven Bolle, die naar verluidt dieren dood kon toveren. Haar vader én ook haar moeder daarentegen genoten tot over de Leie de faam die dieren opnieuw te kunnen genezen. Rogaer De Coninck en vrouw verklaarden twee jaar geleden in Het Schaeck in Meulebeke dat Mathijs en Marin De Jaeghere en hun zuster, die getrouwd was met Charles Vande Kerckhove, volgens de straetmaere berucht waren voor toverij, maar zich voor het overige onberispelijk gedroegen. De weduwe van Gillis Coerde beweerde dat haar zwager Jan Coole Roegaer De Smet en zijn vrouw betoverd had en de vrouw van Adriaen Schellebroot getuigde dat Margriete haar kind en dieren behekst had. Vijfentwintig getuigen, onder wie ook de meeste Meulebeekse prominen­ ten, leden onder de snel om zich heen grijpende heksenwaan en legden over maar liefst elf dorpsgenoten bezwarende verklaringen af, die evenwel zonder gevolg bleven (217). Dat er in eigen kring naar zondebokken voor de heersende ellende gezocht werd, is meer dan begrijpelijk. Aan tegenspoed was er geen gebrek. Op 7 november 1595 bijvoorbeeld getuigde de Tieltse magistraat dat Wingene de aider aermste ende miserabelste prochie was in de hele roede, teene-

182


male gheruyneert (...) duer ‘tgroot ghewelt vande vrybuuters van Oosthende. De achterblijvers in het verwilderde Bulskampveld bezaten geen rooie duit meer en nog bleven zowel vrijbuiters als eigen soldaten de streek afstropen (218).

1596 Op 17 januari 1596 verbood de Raad van Vlaanderen iedereen nog langer te gaan drinken in het fort of er bier, wijn, vlees, brood, enz. te halen. De vivandiers of zoetelaars, bezorgers van leeftocht voor de soldaten, ver­ kochten er immers van alles zonder accijnsrechten te betalen (219). In plaats van ze gewoon zelf op te eten, kocht de kapitein in 1596 (1 p. p.) en 1597 (7 p. p.) de okkernoten van het kerkhof, waarop in 1596 een sol­ daat uit het fort begraven moest worden: Jan Vertraen. De kerk zelf, waar­ in ene Antheunis Vanden Bussche op Pinksteren, tweede Pinksteren en Sacramentsdag de missen weer met gezang opluisterde, werd enigszins opgeknapt: Pieter De Ghrave witte het hoogaltaar en de vier pilaren en legde tijdens de Goede Week vloeren in de koren. Belangrijker was tghroote werck vanden nieuwen zuutbuec, waarvoor de Kortrijkse lood­ gieter Willem Sottin zo'n 34,5 p. par. kreeg en er al op 18 februari onder meer 2400 leien geleverd waren door Vincent De Wulf. Pieter De Witte fs Symoens schonk na zijn dood dat jaar royaal 24 p. par. voor het kerkherstel. Op 16 september 1597 zouden de stad en de parochie van Tielt weer een octrooi krijgen om zes jaar lang een extra taks te heffen op elke ton groot bier ten tappe ghesleten, ook op bruiloften en in het fort. De school te noorden van de kerk kreeg eveneens weer de nodige aan­ dacht. Pieter De Ghrave herstelde er de zolders, de haarden, een poortje, banken en hun peckels, stoelen en vloeren (200 tegels) en maakte diverse nieuwe ramen. Scholaster-koster Guiljame Barbion verliet Tielt op 9 april 1596 en werd opgevolgd door Jeremias Oste. Hij werd vergast op een ban­ ket, maar doorfaulte van convoyé moest hy tarderen van naer Brugghe te reysen om zyn mesnaghe. Maar geen nood: de soldaten uit het fort bege­ leidden hem tot twee keer toe naar Brugge en daarvoor werden zij door de kerk getrakteerd op bier (220). Jeremias voelde zich in Tielt allesbehalve op zijn gemak, want Pierken Van Beemont bediende tot 6 april 1597 al een halfjaar als waarnemer de costerie van Thielt, waarna Barbion zijn oude positie weer waarnam. Jeremias Oste was namelijk onlancx naer zyn acceptatie duer vreese vanden viant ende boschroovers weder naer Brugghe van daer hy quam ghetrocken (221). In de rekening van begin 1595 tot begin 1597 wilden de Tieltse schepe­ nen hun gebruikelijke jaarlijkse teerkosten van 100 p. par. per jaar met 30 p. verhogen, gezien de zeer dure tijd en de zware last van het steeds weer

183


vergaderen omme taccommoderene de soldaten te peerde ende te voet ligghende passerende ende repasserende. Wegens de vele schulden en lasten van de stad, weigerden de commissarissen (controleurs van de rekenin­ gen) hun dit toemaatje. Ook een subsidie van 12 p. voor jonge rederijkers die De Bekering van Paulus opvoerden, werd geschrapt: de tijd was voor dergelijke recreatie en uitgave nog niet rijp (222). Op 10 april 1596 verlieten Staatsen Dentergem richting Olsene. Eens over de Leie brandschatten zij Nokere en Kruishoutem, maar twee dagen later konden in Machelen toch 18 Hollanders ingerekend worden (223). Op Sinte-Catharinedag (25 november 1596) moest Loys Cardon in Wakken zeynene (zegenen met een relikwie) omdat guldenzorger (confreriemeester) Joos Bruggheman ghevanghen was vanden vyant (224). Op 11 en 13 april 1596 verhoorde de Raad van Vlaanderen enkele perso­ nen over mogelijke collaboratie met de vrijbuiters (korporaal Noël, Jaspar Holvoet, ...) in de bossen van Zwevezele en Lichtervelde. Het 18-jarige Synken Vande Steene fa Paesschier (°Ruddervoorde) werkte een tijdlang in Ruiselede bij Jan Willems ghezeyt Hollandre (40 j., °int landt ter Tolen), die naar Vlaanderen kwam wonen toen hij met zijn eerste vrouw, een Kanegemse, trouwde. Synken wist dat de vrijbuiters er twee keer geweest waren: eerst op de donderdag na Allerheiligen 1595 toen ze haar rok en wat linnen gestolen werd en haar meester 12 p. gr. Twee maanden later gaf zijn vrouw ze door het raam brood en een pond boter. Hollandre aanvaardde wel drie keer geld van onbekenden om daarmee gegijzelden los te kopen en zelf had hij drie jaar voordien zijn eigen paarden moeten verkopen om zichzelf voor 50 p. gr. vrij te krijgen. Op Beloken Pasen 1594 (17 april) kwamen vrijbuiters Hollandre, Laureyns Lievens en Pieter Van Ryckeghem wegplukken uit een herberg in Ruiselede, leidden ze naar Oostende en eisten van elk 4 p. gr. losgeld. Hollandre ging ook met de bal­ juw van de heerlijkheid Doriseele naar negen vrijbuiters in de bossen van Zwevezele met 47 p. gr. rantsoen (en 4 p. gr. reserve) voor de vrijlating van de meijer van Doriseele. Zij eisten uiteindelijk de ronde som van 100 p. gr., zodat hij twee weken later met nog 18 p. gr. naar het huis van Joren Andries in Wingene (of de rand van Zwevezele) stapte, waar vier vrijbui­ ters hem het geld vroegen en hem een mijl verder meenamen in de bossen. Zij stelden dat ze nu nog 18 p. gr. te kort hadden en vroegen hem waarom hij vroeger die 4 p. niet gegeven had. Die inlichting hadden ze gekregen van wagenmaker Cornelis Ruyschynck fs Cornelis (“Mechelen, 35 j.), die sinds vier jaar in Zwevezele woonde. Hoewel Ruyschynck in 1595, net zoals de andere inwoners, door de foule (oproer) naar Brugge gevlucht was, bleek hij eveneens iemand die verdacht veel rantsoengeld bezorgde bij de rebellen. De Zwevezeelse waard Blase trad daarbij herhaaldelijk als

184


contactpersoon op. De Wingense baljuw Hubrecht Perchyn fs Willem (45 j.) werd over die verdachte tussenpersonen aan de tand gevoeld. Veel wist hij daarover niet te vertellen, maar wel vernemen we dat hij pas in mei 1594 naar Wingene teruggekeerd was. Hij kwam van Brugge waer hy tsichtent haerlieden eerste loop dat was nu gheleden ontrent 14 jaren hem continuelick ghehauden hadde. Wingene betaalde maandelijks 8 gl. con­ tributie aan de Staten, 10 gl. aan de gouverneur van Oostende en 2 gl. aan de officiers aldaar. Het geld werd naar Brugge gebracht waar iemand anders het voor weer eens 8 stuivers per pond gr. (20 %) ter bestemming bracht (225). Op 4 januari 1596 werd toch al een vrijbuiter opgehangen: Jan Offermans Chepherin (“Antwerpen, duidelijk van joodse afkomst). Hij verklaarde dat een herbergier genaamd Den Wildeman (allicht de hierna genoemde Joos Velghe) uit Koolskamp nu diende in Oostende en groote hennesse had met den vyand. Offermans zelf had met korporaal Noë en Jaspaer Malins op de hoeve van mijnheer van Crombrugghe in Wielsbeke een stal in brand gestoken. Met twaalf man rantsoeneerden ze zes personen in Ingelmunster. Dit leverde hem voor zijn part 10 p. gr. op, maar die werden hem bij zijn gevangenneming eind 1595 door een sergeant van Tielt afge­ nomen (226). Olivier Van Beaumont fs Michiel uit Meulebeke, een corrupte sergeant van het Tieltse garnizoen, was er verscheidene keren met enige soldaten op uitgetrokken om den vijant tattraperen. Ze stalen vier keer. Op de zaterdag voor 1 november 1595 stond hij zijn 30 mannen toe dat zij enig roerend goed, o.a. meubels, roofden bij Josine Calewaert fa Joos, de weduwe van Pieter Vanden Bussche, in Lichtervelde. Op 16 december 1595 hield hij zich met 24 soldaten op in Ruddervoorde, waar zijn man­ nen twee hespen stalen. Bij Joos Velghe, waard in Koolskamp, die beweer­ de dat er niemand was daerse nochtans ten huuse uutspronghen, rekende hij een vrijbuiter genaamd Swaentken in. Hij liet er thuus spoliëren by zyne soldaden en verkocht het gestolene in het fort van Tielt metten trommele. Later nog nam de ons reeds bekende Lauwereins De Herde hem de sleutels van het fort uit handen, hem toevoegend: “Dat ic meer met u uutghae ic zal u herte in u handt gheven”. Op 30 april 1596 moest Van Beaumont als straf een jaar lang de Spaanse koning dienen tegen de Turken (227). Op 18 september 1596 onderging Anthoine Du Buisson uit Douai, allicht ook een garnizoensoldaat, in Kortrijk een geseling en werd uit de kasselrij verbannen (228). Op 23 augustus 1596 verklaarde Amoldine Van Landut, echtgenote van Steven Veldeken, uit Kanegem, dat Joossyne Sraets (“Meulebeke 1546),

185


weduwe van Joos Reubens uit Tielt, zo’n twee tot drie jaar geleden bewerkt had dat de koeien van haarzelf en haar buren geen melk produceerden, maar stinkend schuim. Toen ze eens met Joossyne De Raedt van de Tieltse markt terugkeerde, bekloeg ze zich hierover. Als de plaag binnen vier dagen niet afnam, zou ze te rade gaan bij iemand die voor ons zal doen commen in persoone diet ons doet ende zullen den zelven verbranden te pulvere ofte zelve doodsmiten. Joossyne repliceerde alleen maar: En compt an zulck volck niet, de duvels zouden hemlieden helpen, ‘s Anderendaags hadden Arnoldine en haar buur weer deugdelijke zuivel. Joossyne De Raet werd volgens Arnoldine al 27 jaar geleden van toverij beticht en die slechte faam ging haar vooruit. Ook Guillaume Bibau fs Pieter, vrijschepen en burgemeester van Tielt, verklaarde dat ze al meer dan 30 jaar berucht es gheweest van tooverie. Zij zou de Tieltse molenaar Gillis De Hondt betoverd hebben, waarop de baljuw haar gevan­ gen genomen had en verhoord. Op 23 september 1596 bleek dat de baljuw toen onder andere geacteerd had dat zy ten diverssche stonden es ghesleghen gheweest vande persoonen die daermede ofte huerlieden beesten ghequelt hebben. Om raedt thebbene jeghens zyne quellinghe had Gillis De Hondt haar verdreecht en gedwongen te zeggen “Godt helpt God betert” daerup zou antwoorde “Godt betert niet” (229). Op Gillis’ verzoek nam de Tieltse wet haar al in juni gevangen. Joos Huus uit Kanegem beweer­ de dat zijn koe niet meer produceerde zoals voorheen sinds Joossyne haar bekeken en betast had. Na getuigenissen van acht Tieltse poorters, ontha­ ring en een (negatief) onderzoek naar duivelstekens werd ze op 2 decem­ ber 1596 in Kortrijk op de pijnbank bewerkt met beenschroeven en de nagels van haar grote tenen uitgetrokken. Zij bleef echter krachtig ont­ kennen en op 11 januari 1597 kwam zij vrij, maar zij werd wel verplicht tot vast verblijf in Tielt (230). Vanaf juni 1595 tot Kerstdag 1596 betaalde de kasselrij 132 p. par. pre­ mies voor het vangen en doden van wolven, pakweg elf mannelijke exem­ plaren (231).

1597 Op 8 februari 1597 ontmoeten we terloops een oude bekende als getuige in de Raad van Vlaanderen, namelijk Thomas Vander Meulen (53 j.) fs Lieven uit Gottem. de echtgenoot van de zes jaar later doodgemartelde Tanneken Sconyncx. Het gaat om een relletje dat ons toch wat leert over toenmalige toestanden. Op 3 februari trok Thomas ‘s avonds, zoals hij al een jaar gewoon was, over de Leie naar Olsene om er ten huize van offi­ cier Huybrecht Clopdrop de nacht door te brengen mit vreese vanden vyandt. Voorheen overnachtte hij ook nog bij Pieter Brielman en ene

186


Roulant Van Daele. Eerst bleef hij die avond tot omstreeks een uur na zonsondergang in De Platte Borse in Olsene drinken met zijn volle neven Steven en Jooren Van Aelst en onderhandelen over de ruil van een roepeert (rechter paard van een gespan). Toen Thomas na dat uurtje op straat ging wateren, werd hij plots bedreigd door een aanstormende Spaanse soldaat die vervaarlijk met zijn rapier zwaaide. Thomas smeekte om genade en zag toen hoe ook Jan Van Ackere met een tang van twee à drie voeten en Steven Van Aelst met een plank slagen en steken van Spanjaarden moes­ ten afweren. Hoewel er al ruzie geweest was over het feit dat de Spanjaarden het hooi uit de kerk van Olsene wegvoerden, ontstond deze rel door een goede daad van Steven Van Aelst fs Jan (°Gottem, 26 j.) uit Wingene. Door een deurkier van de ruimte waarin de jonghers van de Spaanse soldaten lagen te slapen, had hij gezien dat een walmende kaars wat hooi daarboven aan het branden bracht. Hij stootte de deur open en blies de kaars uit, maar één van de trosjongens sloeg hem met een lantaarn op het hoofd, waarop Steven terugsloeg. Er werd moord en brand geschreeuwd. Hun meesters in de andere kamer maakten ze achteraf wijs dat de landslieden hun paarden wilden stelen (232). De pointing van 9 april 1597 in Dentergem leverde 360 p. par. op en op last van de kasselrij werd daarvan 144 p. par. betaald aan de soldaten van Tielt, die die som al vlug zelf kwamen ophalen. Joos Lottereel en Pieter De Smet, die in Lotenhulle aan het fort werkten, werden daar door de sol­ daten een bijl en een spa afgenomen. Ook de vijand bleef zijn portie opeisen. Op 1 juni 1597 ondertekenden 22 Dentergemnaren een plaatselijk besluit: de late betalers van de contribu­ tie (500 p. p.) van 22 februari en 25 mei 1596 en de achterstallige kasselrijlening (46 p. p.) van 22 juli 1596 werden aangesproken om daermee te betalene zeker noodelicke zaken in sercoezie (als hulp) vande voornomde prochie (233). In Tielt kregen de gelovigen in januari en juli 1597 weer Kortrijkse kapu­ cijnen op de kansel; zij werden wel telkens geconvoyeerd door ruiters. Niettemin werd Guiljame De Smet uit Het Scaeck nog op 9 januari 1597 dat jaar betaald voor het beraad dat er met de 17 parochies van de Roede plaatsvond anghaende watmen doen zoude met de brantbrieven van die van Zeelant. In juli-augustus 1597 begeleidden de Tieltse officiers pio­ niers in dienst van Spanje naar Kortrijk en in de hele roede werden de parochies gesommeerd bagage van de ruiters van Braecquemont naar Zomergem te voeren. De Tieltse wacht bleef uiteraard in functie. Zeker vanaf 10 mei tot eind oktober 1597 vertoefde hij in de kerk (234). Het bouwvallige fort in Olsene werd in mei hersteld en de volgende maand weer bemand met 40 soldaten (235). Fortsoldaten gingen vaak hun

187


boekje te buiten. Van maart 1597 tot eind april 1598 arresteerden de Kortrijkse luitenant-hoogbaljuw en zijn vier sergeanten vier keer soldaten uit het fort van Tielt en Spaanse soldaten (236). Jacques Muesine fs Nicaise bijvoorbeeld, geboren in Vitry bij Douai, toen soldaat in Tielt en tot Pasen nog hofknape bij Pieter Snau in Tielt, werd op 30 juni 1597 na foltering met het zwaard terechtgesteld voor het stadhuis in Kortrijk. Op 31 mei 1597 vertrok hij ‘s nachts zonder toestemming, verbleef de hele nacht in een schuur en ging daarna bij Nicolais Van Folbeke op het raam bonken. De man lag kreupel te bed, maar toch opende zijn bevreesde vrouw de deur. Met blote ponjaard drong hij op naar Nicolais en orakel­ de: “Gij burger gij moet sterven. Ik zal uw vrouw en kinderen vermoor­ den. Sta op!”. Hij herhaalde dat hij de kinderen van kant zou maken als hij zijn vrouw niet mocht beslapen. Ten slotte eiste hij zijn geld en nam hij iets mee uit een koffer. Daarna ging hij naar het huis van Jan Impe om geld te eisen, bedreigde de echtgenote, maar nam daarop de benen (237). Op 11 juli 1597 werd Jehan Lefebure fs Bernard uit St.-Pol om niet nader genoemde redenen gegeseld (238). Onder de vrijbuiters vinden we dat jaar maar één executie. Op 12 maart 1597 eindigde de 19-jarige Heindrick Willems uit Wesel aan de Rijn aan de galg omdat hij met andere vrijbuiters erbij was toen in Ruddervoorde die van Thielt daer ghesleghen wierden ende tot thiene doodt bleven. Zij trokken ook naar de Tieltse stad alwaer diverssche soldaten van z i j n e Majesteit by hulieden verminght zyn gheweest ende doodtghesmeten. Elders lezen we dat er toen vier zo vyfve doodt bleven. In Bavikhove en Kuurne vingen zij zeven landslieden, die ze als gijzelaars naar Oostende meevoerden. Willems diende tot voor kort bij de ruiterij van Zijne Majesteit, maar stelde zich daarna in dienst van kapitein Brakele in Oostende (239). In oktober 1597 bezocht Zijne Hoogheid, landvoogd Albrecht van Oostenrijk, onder andere Tielt. De wacht in de hallen stak de restanten ervan in brand door tghroot vier maken in tvertrecken van Syne Hoocheyt naer Brugghe. Zij die naarstig hielpen blussen, werden achteraf getrak­ teerd in Het Schaeck bij Joos Bruunsteen. Pieter Vander Keere soldaet begeleidde Zyne Alteze met zyne suyte leedende hem van Thielt naer Brugghe, dit volgens een betalingsbevel van 3 november daarna (240). Bij dat doorluchtige bezoek plaatste men de koeien in de kerk en op het kerk­ hof. Pastoor Jaspar Symoens kocht achteraf zelf voor 5,5 p. par. de mest die zij in het heiligdom achtergelaten hadden (241).

1598 Op Pasen 1598 betaalden Dentergem en Markegem, net zoals in 1597,


elk 3 p. par. voor wijn om er de parochianen mee te meuneghen (ontnuch­ teren) in Wakken, waar de kerk wel nog overeind stond. De twee volgen­ de jaren deed alleen Markegem dat nog (242). Op 10 februari 1598 besteedde Dentergem de pointing onder meer aan de betaling van het parochiaal aandeel in de 16 000 gulden ten voordele van Spanje. Maar we treffen ook onkosten aan voor verteer van soldaten uit Vinkt, daarna uit Nevele (243). Voor Tielt vinden we pas op 28 novem­ ber 1598 voor het eerst sedert september 1580 weer een betaling van 183 p. 12 s. voor een bede van 20 000 gl. per maand ten gunste van hertog Albrecht. In 1599 zou deurwaarder Guiljame Obrecht de wet tot vier keer toe komen executeren voor te late betaling van bedes, wat telkens vlug gebeurde, want er moest iedere keer maar ongeveer 4 p. par. betaald wor­ den voor zijn maningskosten (244). De vrede tussen Frankrijk en Spanje op 2 mei 1598 maakte het Zuiden voortaan minder afhankelijk van de aanvoer via de Schelde. Om de Leie beter te kunnen bewaken, verhuisde Walterus De Wilde, luitenant van de compagnie van de graaf van Frezeyn, op het einde van de winter van 1598 van Harelbeke naar het fort in Olsene (245). De vrijbuitersoverlast leek niettemin weer toe te nemen. Op 2 maart 1598 werd de Engelsman Hans Caenter fs Hendrickx uit Oostende aan de galg geëxecuteerd voor gijzelnemingen in onder andere Hulste, Wielsbeke, Wakken en Wervik. In Wielsbeke hielp hij met zes collega’s een landman vangen van wie ze wel 40 p. gr. losgeld afpersten. De twee paarden die Caenter er gestolen had, waren nog eens goed voor 10 p. gr. Na één jaar in Zeeland gediend te hebben, stond hij al zes jaar onder het gezag van Joorge Aeldricx. duidelijk een landgenoot. Alles samen was hij zo’n 30 keer betrokken bij infiltraties door vrijbuiters. Hij bekende onder meer gheweest thebbene met Noël met ontrent 60 soldaden te Wackene up eenen martdach toen de pastoor en zo’n 15 of 16 personen gevangen genomen werden. Zijn aandeel in deze raid beliep toen vijf gulden (246). Op 17 augustus eindigde de 25-jarige Antoine Bosch fs Arents (°Bergenop-Zoom) aan de galg. De vermoerden schelm ende vrybutere, die onder andere diende onder het bevel van ‘t Kindt van Meulebeke in Oostende en er zeven jaar knecht was van een kapitein, behoorde laatst tot een groep van 90 man, meest Engelsen, in Oudenburg. Begin augustus nam hij twee landslieden van Ruiselede gevangen en één ervan werd 10 p. gr. rantsoen afgeperst. De andere lieten ze weer gaan, want hij woonde op contributie. Zijn groepje trok daarop naar Kanegem waar ze vier vrouwen gevangen namen en er in het bos van drie weer veel losgeld afdwongen: 8, 6 en 4 p. gr. De vierde moest - heel medemenselijk - niet betalen, omdat haar man op dat moment in Tielt gevangen zat. Na zes dagen gijzeling van de vrou­

189


wen, kon hij van die van Thielt by Wingene ingerekend worden (247). De Engelsman Heindrick Visch, al zes jaar soldaat in Oostende, kreeg op 5 oktober 1598 de galg. In 1596 viel ook hij met een aantal spitsbroeders Wakken binnen waar ghylieden de maert perturberende ende verstroiende de zelve berooft hebt. Er werden personen gevangen genomen en op losgeld gesteld. Kort daarvoor hield de groep in Oeselgem de griffier en zes of zeven anderen gevangen (248).

Een verdachte gijzelingszaak in Oostrozebeke in de lente van 1598 Op een zondag o f heylighen dach in de lente van 1598 stroomde er veel volk toe in Oostrozebeke ter oirsaecke van zeker walleballinghe oft baerloopinghe (herbergkermis) diemen daer hielt. Plotseling arriveerden er t ’hien soo twaelf vrybuyters oft boschroovers meesten deel gharnisoen houdende binnen Ostende. De mare ging vlug rond, zodat diversche prochianen ende andere herwarts ende derwarts naer canten ende haeghen wech gheloopen zyn, maar eenighe iongheghesellen hebbende roers losten één of twee schoten in t ’wilde. Allicht daardoor repten enkele sol­ daten uit het Tieltse garnizoen zich ter plekke, achtervolgden de vrijbui­ ters en slaagden erin twee ervan dood te schieten en een andere gevangen te nemen. De aanvallers hadden veel geld bij zich en dat werd natuurlijk, samen met hun kleren en geweren, afgenomen. Korte tijd later kwamen de companen van de verslagen vrijbuiters echter terug naar Oostrozebeke, namen Ghysbrecht Muylaert, twee paarden van Lieven Tytghat en twee van Gillis Lathem als gijzelaars mee naar de bos­ sen tussen Torhout en Lichtervelde en hielden ze er ongeveer tien weken vast. De gijzelnemers eisten eerst voor de paarden van Lathem en Tytghat respectievelijk 25 en 20 p. gr. en later nog 400 gulden van Oostrozebeke, dat ze anders in brand dreigden te steken, want deur de beroerte ende allaerme die zy ghemaect hadden, waren ze er in de pan gehakt. Joos Lathem, Gillis’ vader zou toen gezegd hebben: “In nomine domini, kinders o f de kercke verbrant wierde, wat zouden wy ghaen maecken?!". Omstreeks Sacramentsdag (donderdag 21 mei) 1598 kregen Meulebekenaar Jan Van Haute fs Adriaen (36 jaar) en Oostrozebekenaar Jan Vander Meulene fs Willem (34 jaar) ten huize van Jan De Meyer fs Cornelis 50 pond gr. (300 gl.) die baljuw Jooris Dobbele fs Laureins (54 jaar) en Lieven Tytghat geleend hadden bij Pieter Desquiens (°Bondue) in Desselgem. Joos Lathem en Jan Ghoemare fungeerden als borgen. Van Haute en Vander Meulene bezorgden het bedrag aan de vrijbuiters. Toen de borgen op 23 februari 1600 geëxecuteerd werden om nog 200 gl. terug te betalen, bleek de ghemeente van Oostrozebeke daertoe nyet eenen stu-

190


ffi;

/T ^ K

1°&*>'**?

&&L

n ^ .L ***. >-j-w-•"

Dy £$**' **’ y f ^ ' f ï ;"

/«*-•[ <g ï& °,‘ r f!

p^

Jfèt'‘ > ^*: ‘:f~ jftif ut'-— ^

T

f n .« iH ^

jr& A & éy J&£/'>4**, ~~ïe- ■££?.*- ' f» * ttié -(ld y • / Z^c~»% $» fiSers 'j-h'érfm f\e**- /% +iÿÿ£S9j^ " / ^~~'(vS-*<»>/- t m '■ / t‘fjé-K 1-»-'?

' K rC /t

:■■ D . ■^ :

vr<(f

jf-^ i

. ...

?**< s^

,. • ' .u ; - rfa f F *s&yjc i £- fei& rtH ?-£5y y. te __ M 7r ,, *é e>ï4trZ >T»", ># •$y etKVn. t~ {7(*&*nu. ' ÿ. ,-a^ -^~ ___ tO'" .

■S^>s-

.

-ify jg o ïr ïy

A 'f ó s V

/

i'lru i^ i’A—-

(tri& s- ( ï jt ij y j\ÿ .

:. l

iv fè j'

y^uX‘, «W-?, ^^HV*T7 * <V

jfl i'dZ&nJr

> ... ~

‘~9- - j e y o » y Jfg*

jX e n r fc ^ fo ï-) ^ é " [

c .. ^ ; / V

}■ *&

/ - !*

Gfi-fe$t>ré- ^ i î i j 'p ,^

/'^'//f^>7 c'^3>

Schreven vrijbuiters deze brandbrief op instigatie van Oostrozebeekse prominenten? (RAG, Raad van Vlaanderen, nr. 9125): “Wy soldaeten hebben verstelen u lyeder meenen van u saeveghaerde ghy lyeder liebse ghebroeken al soe ghy wel wedt dat ghy lyeder mysbruck hebt m et schyeten ende mendet ons al dooet te slaene daeroeme syn wy soldaeten heysken de soeme van vyer hondert ghuldens voer u lyeder mysdaet. Anders soe waer ghy niet een achordert wy weeten wat ons te doene staet m et te doene ghelick wy beghoenen hebben want die soldaeten hebben ghehat drye en dertych pont Vlaems ende liaer lyeder gheweere ende begheren het selde van de proehy te hebben ofte wy sullent versouken als voere ende ghy lyeden suit beschet senden wat ghy doen suit tusken hyer en morghen aevent sonder fa u te ”.

191


ver te willen contribueren, want zij betaalden al contributie - hoewel de vrijbuiters gheene conduicte nochte discipline militaire houden - en men achtte zich in het dorp niet verantwoordelijk voor de dood en beroving van de vrijbuiters. Bovendien waren er na Muylaert en de twee koppels paar­ den nog Oostrozebekenaars door diezelfde vrijbuiters gevangen geno­ men, namelijk Adolf Manhaghe, Jan De Hondt en Gillis Lathem zelf. Die hadden zich ook op eigen kosten moeten vrijkopen. Kort daarna hield de contributiebetaling op ende zoo was de voorseide prochie bastant haer te deffenderen ende te propulseren het ghewelt, zoo wel van eene cleene trouppe vande voorseide bosquillons (struikrovers), als van ghroote compaighnien van andere vrybuuters, ordinairlick uutcommende met consent ofte passeport van haerlieder overste. Nu beweerden de drie borgen dat zij de 300 gl. en later nog eens 100 gl. bij Desquiens geleend hadden om te voorkomen dat het dorp zoude moghen ghenerael afghebrant ende ghespoliert gheweest hebben en niet om Muylaert en de paarden los te krijgen. Muylaert zou zichzelf vrijgekocht hebben voor amper twee dubbele duka­ ten. Er kwam een proces tussen de borgen en Muylaert, Lathem en Tytghat, dat in de Raad van Vlaanderen vervolgd werd. Op 13 en 16 augustus 1601 verhoorde raedt commissaris Anthuenis Schoorman met zijn adjunct Joos de la Torre in Wakken elf getuigen: Jan Van Haute, Jan Vander Muelen (Meuleman), Pieter Van Nieuwenhuyse fs Pauwels (Sint-Baafs-Vijve, 50 j.), herbergier Adriaen Uuytenhove fs Jan (°Letterhoutem, 42 j.), Pieter Desquien fs Pasquier (47 j.), baljuw Jooris Dobbele, pointer Joos Van Hamme fs Joos (44 j .), Jan De Hondt fs Lauwers (32 j.), Philips Ampe fs Diericx (“Hulste, 50 j.), pointer Roughier De Munck fs Willem (50 j .), Laureyns Bouckaert fs Robberecht (54 j.) en Joos Vanden Dendele fs Joos (30 j .). De Munck beweerde onder meer dat Muylaert en Co. de rovers de brandbrief lieten schrijven om zo hun eigen gijzelingskosten af te wente­ len op de Oostrozebeekse gemeenschap. Laureyns Bouckaert, die kort vóór Muylaert en de paarden door de vrijbuiters gevangen genomen was, betaalde 75 p. gr. rantsoen, hoewel zij hem voorstelden een briefje te schrijven waarmee de schepenbank hem op kosten van de parochie vrij zou kunnen kopen! Of de gijzeling van Muylaert en de paarden een zaak apart was of een middel om de 400 gl. inderdaad sneller van het hele dorp af te persen, daarover waren de meningen van de getuigen zeer verdeeld. Spijtig genoeg kunnen we uit het dossier, dat loopt over de periode 15991609, zoals gewoonlijk, niet opmaken hoe deze zaak afliep. Maar zeer hoogstwaarschijnlijk zullen de borgen opgedraaid hebben voor een lening die niet eens in het schepenregister geacteerd werd. Terloops vernemen we nog uit een getuigenis op 19 maart 1604 dat de

192


toenmalige troebelen toen opgehouden waren, doordat kapitein Noël (Algoet), die alsdoen in dat quartier met zyn complicen was dominerende, hem begheven heeft onder de ghehoorsaemheyt van huerlieder hoocheden (249).

Spanje concentreerde zich op de kust 1599 Onder de zeer godvruchtige en vredesgezinde aartshertogen Albrecht en Isabella ontstonden al vlug diverse forten voor Oostende, wat de bewe­ gingsvrijheid van infiltrerende vrijbuiters uiteraard belemmerde. De hoofdmannen en parochianen van Ruddervoorde kregen in augustus 1599 een beloning van 60 p. voor hun aandeel in het vangen van twee vrijbui­ ters en het verlossen van diverse parochianen van Tielt en Wingene (250). Ook in Dentergem hield men dat jaar een klopjacht, want 35 personen werden vergoed voor tvervolghen vanden vyant gedurende één tot vier dagen (251). Op 18 maart werden Joos De Pottere (Wakken), Fieren Raecke (Gottem) en de ons bekende Cornelis Ruyschynck (Zwevezele) met andere rebellen in Ardooie gedood door soldaten van de Gentse Oudburg en de kasselrij Kortrijk. Sergeant Noë Algoet werd gevangen genomen (252). In maart-april 1599 herstelden soldaten en enkele handwerkers de weg Kortrijk-Tielt om de passage van het leger van hertog Albrecht, ongetwij­ feld kustwaarts, te vergemakkelijken (253). Op 22 februari 1599 pointte Dentergem nog contributie, terwijl de Schot Jacques Metseel in naam van Dentergem die zaken in Oostende ging regelen. In maart echter verboden de Staten van Vlaanderen om brandschatting aan Oostende te betalen. Het was een maandelijks gebruik die binnen vier dagen te betalen, op straffe van algemene verwoesting. Wel vinden we weer transportsgewijs (volgens een vast aandeel) verdeelde kasselrijbelastingen, ook in Dentergem, want ontvanger Jacop Vande Voorde werd al in 1598 in Kortrijk gevangen gehouden, zodat Joos Vander Naedt deurwaarder Guillaume Obrecht gun­ stig trachtte te stemmen door hem een hesp aan te bieden. Dentergem betaalde - blijkens de bewaarde bronnen - pas in 1606 weer contributie aan het Noorden (254). Aanvang 1599 kwam de compagnie van Guillebert van Liedekerke, heer van Moorsele, vanuit Kortrijk de forten van Olsene en Sint-Eloois-Vijve bemannen. Dat eerste, gelegen op het erf van de erfgenamen Joos Damman, had nogal te lijden, want op 1 juni 1599 verzocht Oudenaarde er weer een compagnie te legeren, nadat de palissaden van de versterking een maand eerder door Hollanders afgebrand waren (255). Op 13 septem­ ber 1599 wendde de compagnie van de heer van Moorsele zich van Deinze naar Zulte, waar het huis van de weduwe Ollivier tVelt in een “corps-de-

193


garde” veranderd werd. Voorheen huisde die kapitein in het fort van Tielt, want daarna werden de hutten inde kercke ende meyen dye up het kerchof stonden door de kerkmeesters verkocht, net zoals de palissaden van de schans en het sentinelle huuseken. Dat bracht nog samen 13 p. 18 s. par. op. Vanwege de stad werd de heer van Moorsele bedacht met zes steden­ kannen wijn (12 p.), omdat hij de stad trouw gediend had en de tucht onder zijn manschappen had weten te handhaven (256). Nog in septem­ ber vond de monstering plaats van de compagnie voetvolk van kapitein Guillaume De Wale van Tielt in Zwevezele. In Zeveren en Vinkt worden eveneens fortjes opgericht (257). Tussen juni 1597 en 1599 loofde de kasselrij 147 p. par. wolvenpremies uit. Onder andere Lauwers Vandevelde roofde in Aarsele vijf wolvenjongen, die hij op 12 juni 1599 in het kasselrijhuis afleverde (258). Eind 1599 werd in Gent een andere Aarselenaar, Pieter Hovaere (28 j.) fs Pieter, bij­ genaamd Uulspieghele, wegens hand- en spandiensten aan vrijbuiters gehangen (259). De heksenjacht naderde, toen de laatste ketterverbranding in 1598 een feit geworden was, een hoogtepunt. Zegheryne Bals uit Meulebeke werd op 9 oktober 1599 na tortuur voor 20 jaar uit Vlaanderen verbannen wegens het betoveren van enkele volwassenen en kinderen, die vervolgens op pijnlijke wijze het tijdelijke met het eeuwige ruilden (260).

1600 In de bewaarde parochierekeningen van Dentergem vinden we pas in 1600 voor het eerst een duidelijk spoor van de plaatselijke dorpswacht: Pieter De Vlieghere kreeg 6 p. par. voor het slaan van de trommel in maart en april. Op 1 mei van dat jaar ledigden alle parochianen samen twee ton­ nen bier en deden zich te goed aan een zugher calf op het hof van Andries Vander Plaetse toen dorpsheer Maximiliaan Lanchals en de heren com­ missarissen er de parochierekening kwamen sluiten. Voor deze laatsten haalden zij twee stopen wijn bij Jan ‘t Kint in Olsene en een lam bij de schaper van Jan Temmerman (261). Begin 1600 werd er ook in Machelen een versterking opgetrokken. Maar de vredesperspectieven - op 12 mei 1600 viel het besluit tot onderhandelingen - leidden anderzijds tot de afbraak en verkoop van de forten van Sint-Eloois-Vijve en Olsene. Dit volgens een betalingsbevel van 20 maart 1600. De weduwe en de erfgenamen van Jooris Bonte kregen 32 p. par. wegens het derven van een jaar pacht van hun erf waarop de sterkte in Olsene zich bevonden had en 120 p. par. schadevergoeding. De compag­ nie van de heer van Moorsele zette vanaf mei haar taak voort in Tielt, waar zij omtrent drie maanden de huusinghen van Jacques Van Beaumont, d.i. 194


het vroegere fort, bezette. Kapitein Guillaume De Wale, die zeker nog in november 1599 in Tielt verbleef, zette zijn taak voort in Zwevezele (262). Op 23, 24 en 26 juni 1600 was men er in Tielt niet gerust in. Er werden bodes gezonden naar Eeklo, Aalter, Oostwinkel en Brugge om te verne­ men waer den vyant het hooft hadde. Het leger van Maurits van Nassau was inderdaad op de 21ste aangekomen in Philippine en Boekhoute (263). De beruchte slag om Nieuwpoort op 30 juni 1600 bleek echter veel weg te hebben van een slag in het water: zowel het Noorden als Spanje beschouwden zich als overwinnaars. Op 14, 15 en 16 juli 1600 selecteerde Dentergem keurlingen, die bij Joos Benoot in ‘t Ghuldehuys een dicke tonne biers dronken. Op 16, 17 en 18 juli werden zij naar Ooigem en Kortrijk geleid (264). De volgende maand overschreed het leger in Deinze de pont richting Oostende (265). Aartshertog Albrecht verzamelde zijn troepen bij Diksmuide. Via Oostende wou het Noorden alsnog Nieuwpoort veroveren om de Duinkerkse kapers te neutraliseren. Nieuwpoort bleek echter alleen veroverbaar vanaf het land, niet vanuit zee. Spanje daarentegen had zijn zin­ nen gezet op de verovering van de Vlaamse angel Oostende. Op 11 september 1600 moesten gemutineerde soldaten in Tielt omgepraat worden om zich in de kasselrij te wagen en de maand daarop verbleef kolonel Gruson er. Schepen Ghuillame Bybau was alleszins naar Torhout getrokken om er het regiment van Gruson te ontmoeten toen het naar de streek van Ronse moest. Op 17 september kwam er een bode uit Roeselare met de melding dat dit regiment naar Tielt kwam, waar die soldaten alles­ zins acht tonnen bier leegmaakten. Jan Roose leverde tien vaten haver en Hansken Ostens drie paar duivenjongen aan kapitein Ghouty van het regi­ ment van de heer Catrysse, ook al in Torhout. Bybau reed eveneens eens jeghens de recrute vande Bourghonions op den wech van Nevele (266). Terwijl Joos Van Doorne en Calis op Pasen (11 april) 1599 nog de wacht hielden bij de Wakkense kerk, konden zij nu de herstelling meemaken van goten, daken en toren van hun bedehuis, dat tegelijk van een heuse preek­ stoel voorzien werd (267). In de kasselrijrekening juni 1599 - juni 1601 worden er 124 p. par. wolvenpremies uitgeloofd. Behalve voor een wolf die gevangen werd tussen Sint-Eloois-Vijve en Desselgem, betrof het telkens exemplaren uit de roede van Tielt. Lauwers Belaen schoot nog eens een wolvin in Meulebeke (7 februari 1600), op 12 juni werd Ryckoort Van Bedsbrugghe betaald voor vijf wolvenjongen in Dentergem en tien dagen later tou­ cheerde Marryn Vande Male 24 p. voor een wolvin vernielt in Pitthem (268). Op religieus gebied werden de zielen scherp doorgelicht. Joos Baudens fs

195


Meereis (°Sint-Baafs-Vijve) uit Oostrozebeke verscheen op 21 april 1600 voor de Kortrijkse schepenen. Hij had zich diverse jaren sccindaleuselicken ghedreghen in zijn woonplaats: hij hoorde noch mis noch biecht. Bovendien gaf de man openlijk toe tot de sekte der wederdopers te behoren. Nu hij gevangen zat, bekende hij misleid te zijn. Zijn verzoek om gratie werd zelfs ingewilligd, want hij had niet nagelaten zijn kinderen te dopen (269).

1601 In het eerste decennium van de 17de eeuw nam de landloperij van liever­ lede buitensporige proporties aan. Op 20 februari 1601 bijvoorbeeld werd de 26-jarige Joos Vanden Bussche fs Joos (°Gottem) voor zes jaar uit Kortrijk en zijn kasselrij verbannen wegens landloperij. Zo’n zes jaar terug hield hij zich nog in leven met de verkoop van brandewijn en suiker­ koeken ende den leghere te vervolghene. Hij beweerde dat hij laatste vijf jaar met zijn inmiddels gestorven vrouw in Antwerpen gewoond had, waar hij de kost verdiende als metselaarshulp (270). Op 23 en 24 februari 1601 vertoefden de Tieltse schepenen Pieter Vanden Kerchove en Joos De Witte in Harelbeke, waar het kasselrijbestuur en afgevaardigden van de vijf roeden beraadslaagden anghaende de teeringhen ende passaghe vande soldaten (271). Kolonel Catrysse belastte de stad op 18 mei met de levering van haver en hooi voor zijn cavalerie (272). Tielt leverde eind mei zeker ook fourage in Torhout, maar kocht er ook af. Eind juni verteerden de officiers van de regimenten Catrysse en Ghruison een en ander bij Ghuillame De Wale, toen ze wachtten op de wagens die de dorpen uit de roede moesten leveren. Er bleek ook relatief positief nieuws uit de stad te melden: het dak van de hallen, daer Ghillis Loddereel a f ghevallen was, raakte voorlopig met stro gedekt (273).

Op naar Oostende Op 15 juli 1601 begon het drie jaar durende beleg van Oostende en dat zou de bevolking geweten hebben. Dentergemnaren Jan Baervoet en Karei Annot deden voor hun parochie drie weken dienst in het leger voor Oostende à 5 s. gr. elk per dag. In Dentergem zelf verbleven er op 22 juli ruiters en op 30 oktober en 1 november betrof het een compagnie bestaan­ de uit 88 soldaten, 99 paarden, 49 vrouwen, 71 jongeren en 47 kinderen. Zij trokken verder naar Melle. Maar op 13 december arriveerden er alweer ruiters in de parochie (274). Eveneens in juli 1601 passeerden compagnieën Spanjaarden Gent en Tielt en op oudejaar begaven de heer van Lendelede en hoogpointer Guillaume Rycamnez zich voor negen dagen naar de Vier Leden in Brugge om 300

196


zieke Italiaanse soldaten die apparent waeren te commen hyverneren (overwinteren) binnen Thielt op andere gedachten te brengen (275). Hoogstwaarschijnlijk veroorzaakten al deze bevriende troepen behoorlijk wat narigheid, anders kunnen we niet verklaren waarom Pieter Chys (Brugge) en Jan Van Valenchyne de Tieltse dis 84 p. par. voorschoten gheduerende den vluchtyt van het platte lant (...) omme eenighe armen te onderhouden (276). In de kasselrijrekening over 1601-1603 werden 96 p. par. wolvenpremies uitbetaald. Jooris Van Ryckeghem en Lauwereyns Goethals ‘vernielden’ een wolvin in Wingene in december 1601 en in oktober daarna ving dezelfde Goethals er nog een wolf én een wolvin (277). Diverse plaatsen in de kasselrij zaten tegen 1601 financieel volledig op hun tandvlees. Aangezien er van een kikker geen veren te plukken vallen, kregen Tieltbinnen (2/3) en Tielt-buiten, Kanegem, Aarsele, Pittem, Egem, Wingene, Ruiselede en Zwevezele forse belastingverminderingen. Elders in de kasselrij genoten nog Sint-Eloois-Vijve, Ingelmunster, Deinze en Petegem, Menen, Lendelede, Izegem en Emelgem korting (278).

1602 Het jaar daarop bleven de legerafdelingen present. Op 7 en 8 februari 1602 kocht Dentergem zich vrij van een compagnie ruiters en voetvolk van de soldaten van Havere, trekkend naar Deinze. Op 1 maart 1602 verbleven er 43 soldaten met vrouwen en kinderen. Wellicht nagenoeg de hele Dentergemse bevolking (58 gezinshoofden) legde een gezamenlijk schaderapport voor dat maar liefst 1277 p. 17 s. 6 d. par. bedroeg. Op 3 november passeerde een compagnie Italianen doorheen Dentergem. Hun bagage moest naar Koolskamp en Gistel gevoerd worden en 59 gezinnen besteedden samen 964 p. 9 d. par. aan het onderhoud van de quaede Italiaenen. Op 14 december logeerde ook nog een compagnie ruiters van mijnheer van Vylecourt. Anderzijds begon de parochie voorzichtig met de wederopbouw. Nadat in 1600 de grotendeels ingestorte kerk met stro gedekt was en de halve huishuur van de dorpsonderwijzer betaald werd, begon in 1602 ook de bouw van een nieuwe school (279). In Tielt reisden baljuw Eustaes Oste en griffier Jan Vanden Wychuuse op 10 april 1602 naar Nevele en Deinze om de rekruten van het regiment van de graaf van Barlemont af te kopen. Omdat dit lukte, kregen dye van Deynse een imbyt (ontbijt) om haerlieder ghoede addresse int afsteken vanden zelven volcke. Hoe dan ook, in april verteerde den artsier (karabiniersleider) van haerlieder hoocheden commende met de recruute vande Bourghoinghions bijna 30 p. par. en op 10 juni dronken muitende solda­ ten in het hospitaal van de alexianen een halve ton bier leeg. Maar ook hier 197


>-W V -7 ^

( -/

-

-

’> c» ;#*-• "l / " ^ W

-rr-o*”1— ------— ^r2*>M*x

, /p*< rr< *^p

- # ^ P ’y y - '

- frn "- fp v

rfii

y

■» ./ &*./

X'; v/

■ ';'(W ^S -°J\* \f'^ f, s£ ü •*'.\xÿ

^ \ ?“ ' ' 'P**r^* <*5?

^Zs.uAtSf\

<i

} Q*.~p)p<yv%£—

f ‘ * * '- y ■■

rt V

’^IÛ SSJS

■ : a»m

. - • -v

‘" • ; im

'

Ç v ii V (^ya~- k K tf J#- w / :--|H‘’;

v

'r f & ty

g

f a

:

Bladzijde uit een boekje van de Dentergemse belastinginning op 16 februari 1602 (SAG, Fonds Lanchals 316): - /tem bet(ael)t an W(ille)m Van Essche van dat daer in het passeren van(de) zelve compaenghne v(er)teert was comt 14 s. gr. 6 d. p(ar). - Item bet(ael)t van tschryven van twee zettynckboucken en(de) ander l(ettr)aeghen ter cause van dien comt ts(amen) de so(mm)e van 5 ,v. gr hier inne es beghrepen een vaca(ti)e tot Deynze 5 s. gr. - Item bet(ael)t an Joos Benoot van dat daer v(er)teert was up den viien en(de) viiien ferbruaery 1602 by de soldaers van Havere en(de) by consente comt de somme van 8 s. 9 gr. - Item bet(ael)t Joos Reynghoet van dat daer van ghelycken v(er)teert was by de zelve soldaers comt 13 s. 10 gr.

198


nam het herstel een aanvang. Met het materiaal van de oude fontein ten zuiden van de hallentoren werd een nieuwe gebouwd en de watertoevoer van de oude fontein dichtgestopt. In de periode 1602-1608 raakte de Tieltse schepenkamer weer opgebouwd, althans de ruwbouw. De om­ streeks 1600 ingeweken Normandiër Romain De Caigny had dit werk voor 20 p. gr. aangenomen en de helft daarvan werd hem toen al uitbetaald (280).

1603 Weer in Dentergem vertoonde 1603 ongeveer hetzelfde scenario als het jaar daarvoor. Op 28 en 29 april en ook op 24 en 25 mei logeerde er tel­ kens een compagnie. Samen met Gottem kocht de parochie op 14 sep­ tember ongeveer 40 soldaten in Oeselgem af bij mijnheer Olivier Uutten Eeckhoute. Daardoor verplaatsten ze zich maar naar Wontergem, waar Eeckhoute de kapitein een haas mocht aanbieden. Op 24 en 25 november vertoefden er opnieuw Italianen. De weduwe van Andries Verplaetse, die voorlopig ook pastoor Rysebo onderdak verleende, logeerde dat jaar den venderyck (vendelleider) vande Duytsschen tot hueren huuse met al syn complysen. Dentergem leverde verder weerbare mannen of keurlingen voor Petegem. Bij hun vertrek verteerden zij goed 18 p. par. bij Willem Van Essche. Maar er werd tegelijk voortgewerkt aan de opbouw. De pas­ torie werd opgeknapt en het schoolhuis in plak en stak raakte af. De kerk­ rekening, lopend van 1601 tot sluitingsdatum 21 mei 1603, vermeldt weer de aanschaf van hosties, bezems en cruyckoucken, een soort peperkoeken, voor Pasen. Het "bedehuis” wordt gedekt met latten en 600 bundels stro. Met banderoen (tenen=wissen) en tien voeren leem worden een paar voor­ lopige wanden opgericht. Zelfs kan er weer 3 p. par. vanaf voor broeder Joos Hinnekens om de passie te preken.

De Zwarte Dood klopt weer aan Joos Benoot uit herberg Het Gildehuis kreeg 48 p. par. in lening van Dentergem in het huytcommen van zynder ziecte vande peste om zijn reeuwer te betalen (281 ). Vanaf 1 oktober 1603 werden de Tieltse accijn­ zen niet verpacht door dien de stede vaghue lach (...) over midts dat de stede ghans was gheinfecteert vande contaghieuse siecte der peste ende dat alle man dye niet en was gheinfecteert zyne refughe nam in ander plaetsen. Voor de eerste drie maanden van 1604 zou men de indirecte belastingen toch weer verpachten, zij het met weinig opbrengst. Ook zomighe schepenen stierven aan de pest. De Gentse cellebroeders kregen van de stad 156 p. par. vergoeding over den bystant dye broer Robert ande ghemeente van Thielt heeft ghedaen inde peste conforme dacte danof

199


wesende in daten 19en marty 1604. Voor de betaling van die som moesten de schepenen wel eerst even in Kortrijk gevangen gezet worden. Schout Jacques De Hane betaalde Pieter Gyselinck, procureur in de Raad van Vlaanderen, 27 p. 7 s. par. over dacte van costen ghetacxeert nopende een paer cellebroers ten laste van schepenen. Ook meester Ghovaert Jansens, apotheker, incasseerde toen 48 p. par. ter cause vande substantie dye hy heeft ghelendt om darme lieden dye inde peste waren. De stadsschepenen besteedden 62 p. par. ande aerme lieden dye inde benautheyt der peste waeren ende hadden moeten hulpeloos ende van aermoede sterfven. De pest was blijkbaar al volop uitgebroken in augustus 1603, want kosterscholaster Guillame Barbion durfde toen nog de klok op het belfort bij­ houden in tyden daer de stede was gheinfecteert vande peste ende nyemant al hier en dorste commen (282). Op 5 mei trekt Rycamnez naar Oostrozebeke, Meulebeke en Tielt om het regiment Duitsers dat daar logeerde de kasselrij te laten verlaten (283). In de periode 1602-1605 is er ook sprake van kapitein Barneval, comman­ dant van een troep Engelsen in Oostrozebeke, want de Kortrijkse hoog­ baljuw beboette hem voor een foule van drie van zijn soldaten. In februari 1603 kreeg Tielt ruiters van Bucquoy te accommoderen, op 8 juni kwam een bode uit Deinze waarschuwen voor een grote troep soldaten in aan­ tocht en begin juli verteerden diverse soldaten van de garde van haerlieder hoocheden, van kapitein Carpeyn en anderen 52,5 p. par. bij Pieter De Hane (285). Al lokten al die troepenpassages dan wellicht de pesthaarden uit, vrijbui­ ters en wolven van hun kant bleven nagenoeg achterwege. Enkel Lauwers Goethals en Franchois De Doriese (?) werden op 9 juni 1603 beloond voor de eliminatie van zes wolfjes in Wingene (286).

1604 In januari 1604 wemelde het alvast in Dentergem weer van kleine groep­ jes soldaten die er hun dorst kwamen lessen, ofschoon veel ervan in Markegem logeerden. Eind mei moest Dentergem in Deinze vis halen om die te bezorgen aan de kolonel en kwartiermeesters van de compag­ nieën benden van ordonnantie in Tielt (287). Intussen groeide de Spaanse druk op de vesting Oostende. Op 1 juni 1604 betaalde de kasselrij voor de herstelling van een Leiebrug om twee regimenten Duitsers te laten optrekken naar Oostende en halver­ wege die maand stuurde het Kortrijkse 400 keurlingen naar het fort St.Philippe (Bellem). Op 14 juni 1604 werden nog Duitse regimenten van de heren Bye en Wustleven van Oudenaarde naar Tielt begeleid, richting Brugge. Twee compagnieën cavalerie van de Spaanse kapitein Don Pedro

200


Corteys, in garnizoen in Wakken, werden betaald op 19 juli. Op 23 augus­ tus dan weer kreeg de griffier van Tielt de opdracht om ten laste van de kasselrij 45 wagens te bezorgen om in Moerbrugge hooi en haver te halen voor de compagnieën ruiters in Wingene en op het einde van de maand werden die van Corteys en Broncost, met twee wagens geld op weg naar Brugge, begeleid tot in Zulte en Olsene (288). Voor het halve accijnsjaar april-september 1604 verkreeg Tielt naderhand kwijtschelding op het aanbod van de pachters vermidts int zelve halfjaer den vyant heeft i?ibrake ghedaen inden Lande van Vlaendren (...) door dyen de stede vaghue lach ende datter alle man uytghevlucht was naer de besloten steden (289). Staatse troepen ondernamen inderdaad plunder­ tochten in Vlaanderen. Zij slaagden er op 20 augustus 1604 zelfs in Sluis weer op de Spanjaarden te veroveren. Spanje sloot in die maand echter ook een vredesverdrag met Engeland en op 22 september veroverde Ambrogio Spinola eindelijk Oostende. Voortaan had het achterland nog af te rekenen met heen en weer trekkende troepen, maar de Oostendse raids behoorden tot het verleden. De bescherming van de Leie bleef niettemin een hoofdbekommernis. Afgevaardigden van de kasselrijen Kortrijk en Oudenaarde kregen op 18 oktober het bevel naar Machelen, Olsene, Zulte, enz. te trekken om er hun advies uit te brengen over de meest geschikte plaatsen om er de wacht te houden tegen de vijand. In november vinden we bijvoorbeeld betalingen aan Jan Van Der Poest en Jacques Adams, respectievelijk kapiteins van de wachtposten in Olsene en Machelen. Op 7 december werden er ook in Oostrozebeke drie compagnieën gelegerd (290). Dentergem bezorgde de kapiteins aldaar 61 p. par. (291). Omstreeks die tijd, tot in januari 1605, logeerde Tielt 52 dagen lang kapitein Jacques den Yerlander en zijn bevel­ hebbers. Het aandeel van de stad (1/3) bedroeg 300 p. par. (292). In die wankele tijden hield de zoektocht naar zondebokken in eigen ran­ gen niet zo vlug op. Maar dat kon ook averechtse gevolgen hebben, zoals Jan Vermeersch in Pittem ondervond. Op 30 november 1604, ‘s avonds na een bruiloft, passeerde hij met zijn vrouw en een paar anderen de hoeve van vijftiger Jan Van Brabant fs Martens die in Pittem woonde beneden de muelene. Op het erf stonden in de duisternis enkele jongelui te praten met Van Brabants dochter. Toen het gezelschap hem Ghoen nacht, compere of Ghoen nacht, ghebuer toeriep, smaalde Jan Vermeersch: Wat wilde al ghebueren, zeght “Ghoen nacht, toverarel”. Van Brabant reageerde hier wijselijk niet op, maar één van de vrienden van zijn dochter had dit gehoord en volgde blijkbaar de passanten, want wat verder op de heirweg van Brugge naar Gent ontstond er in de duisternis een gevecht waarin Vermeersch het leven liet.

201


Het verhoor voor de Raad van Vlaanderen op 23 september 1605 leverde nog een interessant detail op. Jan Van Brabant beweerde toen al 27 jaar (sinds 1578) in Pittem te wonen, maar op de vraag onder welke heerlijk­ heid zijn hoeve ressorteerde, kon hij niet antwoorden. Hij dacht dat het wel de heerlijkheid Egem kon zijn, maar hij had al die jaren nooit heerlij­ ke rente betaald (293)! Tijdens de volgende jaren regent het in de kasselrij Kortrijk werkelijk ver­ oordelingen van vooral Noord-Franse bedelaars. Werden er in de kasselrij in 1531-1580 ongeveer 100 vagebonden voor de rechtbank gebracht, dan betrof het er in de periode 1580-1621 maar liefst 1162 (294) !

1605 De commissaris-generaal van de cavalerie passant Ie 4-1-1605 avecq bonne trouppes de ses gens par le villaghe de Wackene y fist prendre ung Pierre Beaucamp fs Pasquier natif de Bovigny soubz pretext destre ung espie (spion), ayant pourtant icelluy lieutenant este constraint de plus prez se informer de la conduycte dudit espie (295). Diezelfde waakzame, bevriende troepen bleven toch vooral gevreesde gasten. Vanaf april 1605 bijvoorbeeld werden de Tieltse marktkramen driejaar lang voor een spot­ prijsje verpacht doordat de Bourghonions alle de cramen verbrant had­ den. Griffier Jan Vanden Wychuuse trok naderhand met dat regiment Bourgondiërs weer van Tielt naar het land van Dendermonde (296). ‘s Nachts op Pasen zopen de soldaten van Oostrozebeke zich op kosten van Dentergem lazarus bij Jan Martins in Wakken. In Dentergem zelf wer­ den bij Lieven De Meyer vier tonnen bier gekocht omme de Eeyierschen en presenteerde die parochie hun kapitein Caerpentyn 10,5 ellen (7,245 m) damastwerk (25 p. 4 s. par.), gekocht bij Robert Riet in Kortrijk (297). Hoogstwaarschijnlijk betrof dit de Ierse ruiters die alleszins in mei 1605 in Sint-Eloois-Vijve verbleven. Begin mei passeerden 600 Duitsers in Olsene de Leie om in Tielt te logeren (298).

Meer beveiligd, maar niet minder bedreigd Op 10 januari 1605 betaalden de kasselrijen Kortrijk en Oudenaarde elk hun helft voor de herstelling van het fort bij ‘t Guldehuis naast de kerk in Olsene en halverwege februari was er opnieuw werk gemaakt van de for­ tificatie van de kerk van Deinze. Ook werden toen de wachtposten in Petegem-aan-de-Leie en Astene geïnspecteerd. In Petegem was er een fort gemaakt en nog steeds in februari is er eveneens sprake van forten in Beveren-Leie, Desselgem en Zulte en de wacht aan beide zijden van de Leie. Kapitein Noë Algoet ontving op 14 maart 1605 144 p. par. voor het ombrengen van zes Staatse soldaten in Poeke (299), maar op 29 mei daar-

202


na schreef hij dat het fort van Deinze door de Hollanders vernietigd was (300). De Zultse “corps-de-garde”, achter de kapel ten Dale, moest na brand eveneens hersteld worden (301). Begin september 1605 bezocht het kasselrijbestuur Sint-Baafs-Vijve om er een geschikte plaats te zoeken voor de bouw van een sterckte, inspec­ teerde het fort van Sint-Eloois-Vijve en wees werkzaamheden toe voor de forten van Sint-Baafs-Vijve, Desselgem en Kortrijk-buiten. Op 10 okto­ ber 1605 volgde een betalingsbevel voor het aankopen van pannen en lat­ ten om daarmee de soldatenbarakken in Sint-Baafs-Vijve te dekken. In december 1605 dokte de kasselrij bijna 4075 p. par. af voor dat hele fort. Tijdens de oprichting ervan hield de compagnie van kapitein Vander Werf een oogje in het zeil op het Goed te Mandere, gepacht door Joos De Clercq (302). Op 7 maart 1605 trad de soldatenwacht van de Oudburg met succes op tegen zes vrijbuiters in Aarsele. Molenaar Jacques Piers, beenhouwer Gillis De Brune, strodekker Louis Van Der Straeten, timmerman Lanck Hals uit Poeke, Petytjen uit Diksmuide en een Bruggeling lieten er het leven (303). In 1603-1605 kregen de volgende plaatsen in de kasselrij belastingver­ minderingen: Tielt-binnen en Egem (2/3 minder), Wingene (1/2), Ruiselede, Zwevezele, Tielt-buiten (1/3), Aarsele, Kanegem. Pittem (1/4) en Meulebeke (1/6). Ook Harelbeke (2/3), Ingelmunster (1/3), SintEloois-Vijve (1/4), Deinze, Petegem, Lendelede, Izegem, Emelgem, Kachtem en het laatschip (rechtbank van laten, horigen, onvrijen) Izegem in Lichtervelde genoten reductie (304). In 1605 elimineerden Symoen De Grootte en François Goemare op 9 maart een wolf en François Van Hoorebeke trof op 2 mei een wolvin, tel­ kens in Wingene (305). Van 24 juni 1605 tot 24 juni 1607 werden er nog 78 p. par. vangstpremies uitgeloofd. In dezelfde periode besteedde de kasselrij 14 494 p. 16 s. 6 d. par. aan de corweyen, handwerckers, waeghenen ende anderssints (...) zo int leghere voor Oosthende als totter fortificatie van dien. Het onderhoud van de landwachten te zuiden en noorden van de Leie en de soldaten die aanvaard waren voor de bewaking van die rivier tot het weeren vande contributien en andere onkosten vergde maar liefst 69 947 p. p. (306).

1606 Halverwege maart 1606 moest de bagage van vier compagnieën Schotten, die van Deinze naar Oudenburg trokken, meegevoerd worden. Wagens uit Meulebeke en Pittem bleven daar achter en dienden achteraf terugge­ haald. Zelfs nog eind juli 1606 ontving de Tieltse schepen Loys Simoens 203


84 p. par. voor een reis naar Leuven om restitutie te bekomen van vijf wagens met paarden, die Tielt leverde aan vijf vendels Schotten omme huerlieder wapens ende bagage te voeren (307). In juli en augustus 1606 verbleven er nog Duitsers en Schotten in Dentergem (308). Tielt verkreeg op 1 september 1606 van Zijne Excellentie vanden Berghe een sauvegar­ de. Daarvoor had de stalmeester van deze graaf maandelijks recht op elf vaten haver (à 30 gr. per havot) voor zijn paarden. Deze overeenkomst bleef twaalf jaar geldig tenfyne zylieden ofte de arme insetenen niet meer en zouden zyn ghepresseert van eenighe loghementen van soldaten ofpassaghen van dien door haerlieder uuterste aermoede. Deze loutere erken­ ning van stads afhankelijkheid kostte wel 366 p. par. (309). De feitelijke vijand was evenmin nooit ver weg. Bouduin Kindt, kapitein van de wacht in Sint-Eloois-Vijve, ontving op 10 april 1606 een vergoe­ ding van 80 p. par. ter hulpe van tcureren van zyne quetse gheschoten zynde binnen Thielt vanden viant int convoyeren met noch andere van zynen volcke (310). Op 16 oktober 1606 daarna noteerde de Gentse Oudburg dat de kasselrij Kortrijk de bovenloop van de Leie zou beveili­ gen door de verdere oprichting van forten. Het betrof 30 ruiters en 350 man voetvolk voor het fort van de Vijfringen in Aalter, een compagnie van 150 man in de kasteelruïne van Poeke, 80 man in Zwevezele en 50 in Wingene (311). Allicht omstreeks die tijd ging de kasselrij bij de Vier Leden in Gent 300 p. gr. halen voor de oprichting van forten in Ardooie, Wingene, Poeke en elders tot het beletten van de contributie (312).Voor Dentergem ging baljuw Salomon Ghalle de werklui in het fort van Vijfringen afkopen, het dorp leverde perschen (omheiningspalen) voor het Tieltse fort, maar bleef toch contributie betalen in Sluis (313). De vrijbuiters doken weer vaker op. Op 1 september 1606 kreeg kolen­ brander Ruerard Camu fs Jan, geboren by Cappelle en Thirasse (Hirson bij La Capelle, tussen Avesnes en Vervins) de galg. Nadat hij een hele tijd gewerkt had als knecht van meester-kolenbrander Henry Taz in Egem nam hij dienst bij de Hollanders in Aardenburg. Enige tijd geleden keerden hij en zes handlangers van daaruit terug naar Egem en namen er de zoon van kolenbrander Jacques Robbe gevangen tegen een losprijs van 6 p. gr., waarvan ze er meteen vier kregen. Diezelfde nacht vingen zij ook Camu's vroegere collega Olivier Messens, sleurden hem de bossen in, eisten 24 gl. losgeld en ontvingen 16 gl. Een paai' dagen later meldden ze zich weer bij Taz om de overige 8 gl. te incasseren. Olivier Messens vluchtte de zolder op en werd achternagezet met poignaert ende snidere. Messens smeet een happe naar zijn belager die een slagh int hooft opliep en nam de benen doorheen het raam. Daarop richtte Camu zich op Taz, op wie hij wraak zou nemen, maar ook Taz bleek een goede spurter en hij kon zich ver­

204


schuilen in het koren. Camu bleef nog tempeesten in Taz' huis waar hij diens vrouw dreigde te crancken of het huis in lichterlaaie te zetten als zij haar man niet liet komen. Daarop gooide hij vuur uit de haard op een hoop stro. De 19-jarige Toussain Laure fs Jan, eveneens uit Hirson en kolen­ brander, werd op 18 september 1606 op zijn beurt naar de galg verwezen. In zeker cabaret in Egem gaf hij Jacques Robbe de doodssteek omdat Robbes zoon Philip te vele ende meer stonden danste dan hem lief was ende andere beledt dede int dansen. Philip Robbe werd gegijzeld en toen eiste Laure 6 p. van de zonet genoemde Taz, die er 4 gaf. Laure was ver­ der ook van de partij bij de eerder vernoemde achtervolging op Messens (314). Ook de soldaten, die geacht werden de bevolking te beschermen, gingen meermaals over de schreef. Op 23 oktober 1606 belandden Jehan Mathys fs Jehan dict Joly en Jean Bertram (“Claurel bij Arras), soldaten in het fort van Machelen onder Roelandt Clement, aan de galg. In Grammene had­ den ze enige tijd geleden geteerd op kosten van de buitenlui. Op 20 sep­ tember verlieten ze het fort, klommen bij Antheunis Gheeraert in Wielsbeke door het raam naar binnen, stalen er de kleren en het geld, maar zij werden in Hulste gesnapt door Antheunis zelf en zijn buren Jan Thomas fs Jan en Jooris Goemare fs Eloy. Er is voort nog sprake van ene Jean Rancourt fs Jean (315). 1607 Op 13 en 14 februari 1607 was men vanuit Tielt naar Brugge getrokken bij graaf vanden Berghe om er te verzoeken dat de Ieren vanuit het Westkwartier niet in Tielt zouden komen logeren, maar op 27 maart volg­ de toch een ordonnantie vanuit de kasselrij om in Tielt soldaten te legeren (316).

Adempauze Het tanende Spaanse wereldrijk raakte hoe langer hoe meer in geldnood en gooide het ten slotte over een louter defensieve boeg. De onafhanke­ lijkheid van het moegestreden Noorden werd erkend en vanaf 11 april 1607 volgde er een wapenstilstand van acht maanden, behalve op zee. Niettemin betaalde bijvoorbeeld Dentergem van februari-maart 1607 tot in februari-maart 1609 tweemaandelijks een contributie van ongeveer 20 p. gr. aan Fransois Van Belle, ontvanger van die dwangsommen in Sluis. Bovendien kostte een paspoort om de stad in en uit te gaan telkens weer 1 s. 4 gr. en kreeg de Dentergemse ontvanger verder 2 p. gr. voor het ter plekke bezorgen van het geld. Op 24 april 1609 zou hij dit voor het laatst doen. Maar ook voor te late betaling van de eigen belastingen zaten

205


Christoffel De Wispelaere en Joos De Hoop dat jaar een tijd in Gent gevangen. Hun onderhoud aldaar kostte 51 p. 14 s. par. Eerder in 1607 was Dentergemnaar Philips De Hont door soldaten gevankelijk naar het fort van Sluis gebracht, uiteraard wegens late betaling van contributie, een lot dat ook Aarsele en Gottem deelden. Anden gheweldeghen van Sluys, de provoost of orde- en tuchtmeester van de troepen daar, werden bovendien 2 p. 6 s. 8 gr. cyperaighe costen neergeteld (317). Anderzijds deed den gheweldighen provoost met zeker zyne suite wat verteer bij Jan Tulck in Tielt als hy quam halen de ghemutineerde die tot Thielt ghevanghen laghen per bilghet vanden 12den december 1607. Het betrof hier dus Spaanse muitende soldaten (318). Weer in Dentergem logeerden er zeker op 18 oktober 1607 Ieren, want ze kregen brood, kaas, eieren, haring, olijfolie en azijn. Ook in Meulebeke lag er enige tijd een compagnie Ieren. Zij waren op doortocht van Diksmuide naar Gent (319). In Meulebeke verbleef er vanaf de lente 1607 een soldatenwacht ter bescherming van de kasselrij. Het betrof 30 soldaten van de compagnie van kapitein .Wyts. Zij werden op 22 oktober beloond voor het vangen van vrijbuiter Pieter Van Utrecht, opgehangen in Brugge. Verder was de kas­ selrij Adriaen Coysman, waard in Den Beer, erkentelijk voor zijn hulp aan een door de vijand gewonde soldaat. Op 10 december (1607) ontving Guillaume De Groote, kapitein van Meulebeke, een gage van 220 p. par. voor zijn 7 maanden en 10 dagen dienst. Daarna behield Cornelis De Smet tot eind april 1609 het oppertoezicht in dat kwartier (320). In Sint-Baafs-Vijve daarentegen werd het fort er eind juli 1607 al opnieuw verkocht. Joos De Ruyt ontving 226 p. 8 s. p. schadeloosstelling voor het derven van zijn huis en erf waarop de schans gemaakt was (321). Dat het zedelijk peil na al die jaren reddeloosheid bedenkelijk laag gezakt was, kunnen de volgende Dentergemse toestanden helpen illustreren. Op 31 juli 1607 werd Salomon Ghalle er door de procureur-generaal van Vlaanderen ghedestitueert (...) van syn officie van Bailliu, want hij ver­ klaarde hem inhabil omme meer sulcke ende ghelycke officien te bedienen. De vertegenwoordiger van de dorpsheer had zich schuldig gemaakt aan dissimulatie (ogen sluiten voor een onregelmatigheid) ende coninventie (laksheid) in zake twee doodslagen door David Haillet en één door Steven Niclays sonder hemlieden gheapprehendeert ofte theurlieder laste ende van heurlieder ghoedynghen gheprocedeert thebben. Een boete van 100 gl. ten voordele van Albecht en Isabella was zijn deel en voor 300 gl. kon hij op borgtocht de gevangenis van het Gravensteen weer verlaten (322). Volgens de deels bewaarde schepenbankregisters van Dentergem had Salomon in zijn baljuwscarrière nog alleszins een paar doodslagen te ver­

206


volgen gekregen. Nadat Hanskin Ovare fs Raechen Hanskin Van Daele fs Willem om het hoekje hielp, organiseerde de wet op 1 april 1593 den paeis tussen de twee partijen. Ovare zou de dokterskosten (3 s. gr.), lijkschou­ wing (5 s. gr.), begrafenis en uitvaart (elk 4 s. gr.) betalen en over tmonsoen (verzoening) by party en gheaccepteert gaf hij 15 s. gr. en aan de armen ende de vrienden belieft twee havotten koren. Op 30 augustus 1593 deed hij dan in zijn lynwaet (...) zyn omaighe (eerbetoon) voetval ende humiliteyt vande nederlaeghe van Hanskin Van Daele in aanwezigheid van de ouders ende vrienden ende maghen van het slachtoffer. De onkosten van deze ootmoedigheidsbetuiging beliepen 7 s. gr. en ook de 12 s. gr. teerkosten van de leenmannen bij die gelegenheid vielen hem te beurt. Of Steven Cornee(d)t fs Steven, die op 11 september 1594 Hanskin Van Torre fs Lieven in de herberg van Gheeraert Vermeersch in Dentergem doodde, ook zo’n milde straf kreeg, vernemen we niet. Het betrof een questie van tbysitten van eene dochtere. Nadat Van Torre even van de tafel van het meisje weggegaan was, nam Corneet er zijn plaats in. Bij zijn terugkeer smeet Hanskin ghram ende ghestoort een drinkpot naar Steven, wat resul­ teerde in een gevecht op straat waar Hanskin eenen snyder inden rugghe kreeg. Na de overtollige uitspraak Ic ben soo seere ghequetst, gaf de gebelgde cavalier spoedig de geest (323). Op vrijbuitersterrein noteerden we al de gevangenneming van Pieter Van Utrecht. Daarnaast kennen we in 1607 enkel nog de bosrover en moorde­ naar Den Grooten Bedelaere, in Egem gedood door een kapitein uit Roeselare en zijn mannen (324). Nog in Egem schoten Jan en Salamoen Vander Cappelle op 6 juni 1607 zes wolvenjongen. Op 21 mei 1608 werden Joos Vande Poele en zijn gezelschap vergoed voor zeven wolvenjongen gevangen ontrent de stede van Thielt en precies één maand later incasseerde Antone De Roo 12 p. par. voor een wolf in Pittem. Het zou nog duren tot 23 mei 1613 vooral­ eer Joos Axpoele, als enige in de hele kasselrij, vergoed werd voor zes wolvenjongen in Meulebeke (325). Tijd bijgevolg om een gedeeltelijke balans op te maken van de wolvenjacht in de roede van Tielt voor de perio­ de 1586-1608. Volledig kunnen we niet zijn, want enkele keren wordt alleen het totale bedrag aan premies vermeld. Behalve in 1600 met twee wolvinnen en vijf jongen blijken er geen uitgesproken piekjaren te zijn. Wingene (117 p. par.), Meulebeke (69 p.), Poeke (48 p.), Pittem (42 p.), Zwevezele en Tielt (elk 36 p.) telden het meest apart beloonde vangsten. Dentergem (33 p.), Egem ( 18 p.) en Aarsele (15 p.) volgden. Kortom, te zuiden van de lijn Mandel-Oude Mandei vinden we geen wolvenvangsten. Naarmate de beesten dieper de kasselrij introkken, verhoogde uiteraard de pakkans en daalde ook hun aanwezigheid. In Bulskampveld, dat aanleun­

207


de bij de woestenij waarin het Brugse Vrije herschapen was, en even zui­ delijker viel er nog succes te boeken.

De laatste loodjes 1608 Op april 1608 visiteren kasselrijbestuurders de grenzen Tielt, Pittem en Meulebeke om bequame plaetsen te vinden tot legghen vande soldaten om te beletten d ’excursien vanden vyand. Het worden ruiters van de compag­ nie van de heer Chalon en zes ruiters van kapitein Camargo die ter Meulenbeke plaetse postvatten. In juni wordt Meulebeke weer bezocht met het oog op reparaties ande crebben, rosteelen ende andersins tot secourse van de peerderuuteren aldaer. De Meulebeekse baljuw Guillaume Vander Moere leverde er haver en hooi voor 13 ruiters en eind augustus werd er gewerkt aan het plaatselijke fort in Meulebeke. Misschien logeerden daar ook, zeker van 28 april tot 8 juli, de 30 infante­ risten die deel uitmaakten van de vrije compagnie van jonkheer Guillaume Wyts (326). Toen hij van Tielt vertrok, kreeg hij vier stedenkannen wijn gepresenteerd (327). Ook in Tielt werden er hout, kaarsen, enz. bezorgd aan logerende kapi­ teins en soldaten. In ieder geval verteerden zij in 1608 respectievelijk 805, 336 en 239 p. par. bij herbergiers Jan Van Reable, Pieter Blocquaeue en Lucas Van Lovene, deze laatste in De Gouden Leeuw. Tielt-buiten betaal­ de het dubbele van die bedragen (328). In Dentergem offreerde jonkheer Joos Balde, de nieuwe baljuw, twee Spaanse kapiteins op 12 augustus 1608 30 p. par., namelijk elc eenen dob­ belen Albertyn met een bancquetkin, om van Olsene niet door Dentergem te passeren. Luyc Mestdach fs Willem dan weer werd op 6 april daarvoor gevankelijk naar Sluis geleid wegens laattijdige betaling van contributie. Voor 7 p. gr. kreeg de parochie hem weer vrij. Pastoor Michiel Rysebo mocht van datzelfde Dentergem 240 p. par. hulpgeld ontvangen om een ovenbuur te bouwen. In 1611 bleek dat nog als zijn pastorie te fungeren (329). In juli 1608 ondernam de kasselrij in Brugge een poging om drie schip­ pers, die door de vijand op de loskaai aan de Leie in Gottem gevangen genomen waren en naar Aardenburg geleid, weer vrij te krijgen. De vaan­ drig van de compagnie van hoopman Pallare ving in september in Aarsele één van de ontvoerders, vrijbuiter Olivier Bruneel gheseyt Neffens, en leverde hem ter executie af in Brugge (330). Fieren had bij de ontvoering assistentie gekregen van zijn 19-jarige vriend Hans Vande Casteele fs Jan (°Zwevegem) alias Lange Hans. Samen hadden ze bovendien in Oeselgem Heindrick Van Aueghem gekneveld, meegesleurd in de bossen

208


en 400 gl. losgeld afgeperst. Een weduwe uit Oeselgem, wonende lancxt twatere, had hun de man eerder als mogelijk slachtoffer aangewezen. Lange Hans, die tot voor kort onder Spanje diende en er bestraft werd voor een paar kleine vergrijpen, had op aanraden van Bruneel dienstgenomen bij de vijand in Aardenburg. Hij kwam wonderlijk genoeg op 5 maart 1609 vrij na een open brief van pardoene vanwege de landvoogden (331). Per slot van deze rekening mogen we stellen dat de roede van Tielt, aan­ sluitend bij het Brugse Vrije, duidelijk het meest te lijden had onder de vrijbuiterij. De bestraffing van deze gesel startte in 1584 en 1585 met tel­ kens een handjevol executies. In 1586, na Farnese’s opmars, volgde een absoluut hoogtepunt. Van de 41 in de kasselrij gevangen vrijbuiters wer­ den er toen maar liefst 25 betrapt in de roede van Tielt. Tot 1609 beperk­ ten de vangsten zich tot een paar per jaar, terwijl er in de jaren 1588-1589, 1591, 1594-1595, 1600-1603 en 1605 helemaal geen plaatsvonden. Met negen arrestaties in de roede bleek 1593 een tweede hoogtepunt (332). Ook buiten het oorlogsgebeuren konden bepaalde dorpsfiguren soms lange tijd straffeloos tekeergaan. Op 28 april 1608 werd de 30-jarige Philippe Dhooghe (°Bexiaert bij St Pol-sur-Ternoise, ten westen van Arras) in Kortrijk gefolterd en met het zwaard onthoofd. Zijn lichaam werd aan de rand van de stad op een rad gebonden en zijn hoofd op een stok gespietst. Deze landman woonde laatst in Zwevezele en was er getrouwd met Margriete Vande Walle. Twee jaar geleden, na een drink­ partij bij Jacques Abraham op de platse, viel hij binnen bij Adriaen Lampsins, die hij beschuldigde van het kwellen en betoveren van zijn vrouw en beesten. Met eenen corten snydere gaf hij diens vrouw een steek, waaraan ze twee weken later overleed. Adriaen zelf kreeg het mes in zijn rug en buik en stierf na drie dagen. Volgens Dhooghe zelf overleed de man echter doordat hy van te vooren in zynen buuck ghequetst hadde gheweest daer het smeer vuytghecommen was ende danof hy noch quelde. Maar Dhooghe had voort ook te kampen met een onstilbare libido en een dito copulatiedrang.' In augustus 1607 brak hij inden tydt datmen den bouckwee pyckte een leegstaand huis van juffrouw De Gryse open en verkracht­ te er Lampsins 14-jarig dochtertje, dat daarnet nog plichtbewust de koei­ en hoedde. Een maand later moest zij hem stro opgeven op de hooizolder. Begerig greep hij haar benen vast, maar doordat zij heftig afweerde, viel zij door een gat naar beneden in de koeienstal. Daar wierp hij haar op de grond en de ‘stoeipartij’ eindigde ermee dat hij syn dynck in haeren buuck stak. Zo’n maand geleden wou hij ook zijn eigen schoondochter syn snooden wille opleggen, maar eerst mislukte dat door haar groote resisten­ tie. Maar niet getreurd: kort daarop verkrachtte hij haar op de huisvloer. Ook zijn schoonzus Antonine Vande Walle fa Joos was niet langer veilig.

209


Hij kwam er ‘s nachts de dieren voederen, vond haar alleen in bed en bond synen cousebandt rond haar benen. Ook toen haar man Hans bij haar in bed lag, herhaalde hij dit handigheidje en daarna kondigde hij haar man aan dat hij hem over twee weken van zijn bed zou halen. Onder een keur aan bedreigingen, vergreep hij zich daarna aan de vrouw van Charles Malfait, maar toen werd hij door parochianen ingerekend (333).

1609 In het begin van 1609 kreeg Dentergem weer een resem troepjes soldaten te verwerken, met name van Meulebeke, Poeke, het fort Vijfringen (Aalter) en Moerbrugge. Hoewel er dan nog zo’n dozijn afgekocht wer­ den, nam een groepje toch Pieter den ghebranden wyn makere gevangen. Joos Benoot (Den Hert, schepenhuis), Willem Van Essche (Den Inghel) en Maerten Van Steenkiste fs Jacob (Het Schaeck) hadden het die winter behoorlijk druk. Eerstgenoemde moest zich bijvoorbeeld een kleine 5 p. par. verteer laten welgevallen by eenen tambouryn van Ardenburch die ghevanghenen verlost hadde te Mullebeeke. De compagnie van kapitein Wyts alhier langhe tyt gheleghen hebbende werd 24 p. gepresenteerd voor zyn vertreck van alhier niet haestlyke uut Meulebeke (334). Soldaten waren nu eenmaal vaak onbetaalde vrienden of rancuneuze vijanden en allebei net zo goed te mijden als de pest. Van 6 tot 9 maart 1609 onderhandelde Tielt in Brugge met executeur van­ den Berghe ter cause vande ontlastinghe vande soldaten dye tot Thielt laghen. Men trachtte eveneens te beletten dat er een garnizoen in de kerk zou verblijven. De Tieltenaars probeerden vruchteloos de Vier Leden ervan te overtuigen dat tlant de verbrande halle zoude gherefectioneert hebben om gharnisoen in te legghen. De stad leverde toen ook wagens en werklui die hielpen bij de oprichting van een sterckte in Wingene. Zeker begin 1609 bevond er zich eveneens een fort op het Pittemse Rysselende (335). Op 2 maart 1609 werd de (voorlopig) laatste vrijbuiter, Pierre Du Croix fs Jan (°Kerck bij Boulonge, Berck-sur-Mer?), op het schavot aan de staak gewurgd en verbrand. Hij was al 17 jaar in Vlaanderen en diende nog in Tielt onder kapitein Guillaume’s kasselrijwacht. Daarna woonde hij eerst bij Pieter Vanden Nee (allicht Vanden Heede) en ook nog bij Olivier Vande Wiele in Tielt. Vervolgens werkte hij als boever en hofknecht in Pittem. Sinds het verlies van Sluis ging hij uit pure armoede in dienst bij de vijand. In februari 1607 al kwamen hij en een zekere Poot - afgaand op de naam, bijna zeker een Hollander - in Meulebeke de contributie ophalen en zet­ ten er zich de hele dag aan het zuipen. Poot trok met een pot bier in de hand het kerkhof op, presenteerde de drank in spot anden bilde vanden

210


Godt up tvoornomde kerckhof, waarop hij het bier den Godt in syn aensiche ghesmeeten had. Toen de koster ‘s avonds kwam luiden, stapte Du Croix met de man mee de kerk binnen en hielp hem - heel geestig - bij zijn werk. Toen hij de kerk weer uit was, kreeg hij ruzie met ene Pieter De Rynck, die naar zijn geweer geschoten had. Zij begonnen te worstelen ‘t wel meinende, maar Poot schoot De Rynck niettemin in de schouder. In ghroote furie met eenen brandende stroowispe stak De Croix dan de brand in de smidse, maar De Ryncks vrouw, Livyne Smestdachs, waardin in Den Beer, kon het vuur tijdig blussen. Omstreeks mei 1608 trok hij met 29 trawanten weer naar Meulebeke om er contributie af te dwingen. In de buurt van de kapel van Marialoop sta­ ken zij drie huizen in brand en in één ervan verbrandden er levend drie kleine kinderen. In september kwam hij weer naar Meulebeke om met de baljuw te accorderen over de te betalen contributie. Zo hij niet betaalde, zou hij hem in zyn smoudt verbranden. In dezelfde periode schoot hij in Tielt een medestander door zijn been, wonde waaraan de vrijbuiter bezweek. Tielt briefde het incident over naar Sluis waar hem een gevan­ genisstraf opgelegd zou worden, zodat hij uit vrees voor straf van de gou­ verneur van Aardenburg vier tot vijf maanden fugitif was, maar ten slotte toch in de gevangenis van Sluis belandde. In arren moede repte hij zich weer met zijn rechterhand Poot naar Tielt, waar de schepenen, schuld aan al zijn ellende, in Het Schaeck op de neermarkt vergaderden. Met de bijna anderhalve meter lange haakbussen in aanslag, eiste de Boullonees (inwo­ ner van Boulonge) van elk van de zeven 9 p. par. en brulde vervaarlijk: lek zalder hier twee ofte drie vanden banek schieten! En hij zou nog in zijn opzet geslaagd zijn ook had niet één van de wetsheren snel en behendig de tromp van zijn roer omhooggeslagen en de twee loden, 20 gram zware 16-kalibers drongen door het plafond. Een andere getuige beweerde dat het roer haperde aan de deur en daardoor afging. Onder allerlei bedreigin­ gen probeerde hij zijn moordwapen opnieuw te laden, maar met een vloed van mooipraterij en beloftes konden de schepenen hem tot andere gevoe­ lens bewegen. Zij stuurden hem drie dagen later nog 20 gulden naar Sluis (336). Wat men noemt puur toeval (!?) leverde ons nog een verhaal op over het gezin van de als heks geslachtofferde Gottemse Tanneken Sconyncx. Haar oudste zoon, Thomas Vander Meulen jr., was waard in herberg De Zwane in Dentergem up de plaetse, toen hij er op 11 februari 1609 zijn 36-jarige broer Lieven uit Gottem een paard verkocht. Ook hun vader Thomas sr. (Gottem, 68 jaar) was van de partij en samen zetten zij zich aan het opdrinken van de lijfkoop, d.i. een percentage van de koopsom (eventueel in drank) dat de koper bij een openbare verkoping ter bevesti­

211


ging van de transactie verschuldigd was. Toen die 11 sch. gr. om twee hueren inden avent verzwolgen waren, beloofde Lieven zijn broer ‘s ande­ rendaags te betalen, maar Thomas willende ghelt hebben ende dander zegghende ghoet thebben, wou het paard toen niet meer meegeven en het als borg behouden. Thomas sr. had Lieven tot zo’n regeling aangezet. Daarop ontstond ghroot rumoer ende questie tussen Thomas jr. en Thomas sr., die zijn jongere zoon steunde, maar achteraf wisten ze amper waer nochte hou, want ze waren alle drie zo dronken als een kanon. Er vielen tusschen de voorseiden veele enorme woorden die elcanderen toe gheroepen waren als bugghers (sodemieters), verraders ende dierghelycke injurieuse woor­ den. Ande brugghe staende upde plaetse te Denterghem bij de watermo­ len eiste Thomas het paard dat zijn broer bij de hand had terug, maar zijn vader en broer wilden het niet afgeven. Toen hij het Lieven toch afhandig kon maken, sloeg Thomas jr. met een tang naar de kop van het paard ofte daerontrent dat schampelde lancx a f en raakte in plaats daarvan zijn vaders duim. Franchois Schynckele (23 j.) kwam tussenbeide en trok de dolle waard bij de hals achteruit zodat hij niet meer kon slaan. Thomas sr. kreet daarop: Ghy ghyschudde (ofte anderssins), zoude ghy uwen vader smyten!? Met een spa in beide handen smeet (hij) daermede Thomas zynen zone in zyn aensicht hem quetsende inde neuse ende daerontrent. De lad­ derzatte Lieven werd ondertussen tijdens dit handgemeen door Thomas’ vrouw, die zeere riepe ende creesch, vastgehouden voor het huis van Maerten Van Steenkiste, wat Thomas jr. niet belette vele steenen te wer­ pen naar Lieven en zijn eigen vrouw, op wie hij blijkbaar ook vertoornd geraakt was. Nadat Thomas het paard weer naar zijn huis geleid had, stormde hij, verwensingen schreeuwend, zijn herberg uit met een riek omme daermede zynen vader an te rysen. Maar nu werd hij weer door iemand anders tegen de grond geworpen en van zijn gevaarlijk werktuig ontdaan. De vader en Lieven waren inmiddels het huis van ene Meganck ingevlucht en Thomas sr. bleef daar nog de hele nacht, hem beclaeghende van zyn zonen. Hij wou zoon Thomas voor de rechtbank laten veroordelen als niet willende suffreghreeren van syne kinderen gheslaeghen te wesen. Na het vooronderzoek van 13 februari bood Thomas jr. zich vier dagen later inderdaad aan bij de vierschaar en beloofde, op verbeurte van 100 gl., de heerlijkheid Dentergem niet te verlaten vooraleer hij gevonnist was (337). Het moge wel duidelijk zijn dat, net voor het Twaafjarige Bestand, de ont­ reddering toegeslagen had bij het al eerder fors gekwelde gezin Vander Meulen. En dan nog te bedenken dat zij hun toevlucht zochten bij allicht Hubrecht Meganck, uitgerekend het stuk individu dat Tannekens vel wou en kreeg.

212


De Markegemse kerk, hier in 1623 getekend door deken Jan de Mol, kreeg pas 4 jaar later weer daken. Die van Dentergem werd al in 1612-' 14 opnieuw opgebouwd volgens de tekening rechts van de Kortrijkse stadsarchitect Robert Persyn (Bekaert E. & F. Hollevoet, De parochiekerken van Dentergem en Markegem, Lichtervelde, 1992, p. 3 en 26)

“Aldus was dese rekeninghe ghesloten ende gheconclydert p(re)sent beede de pastoors Eustaes Oste baillui Joos De Witte burchm(ees)tre ende andre schepen(en) ende notabele in bysyne van(de) kercm(eeste)rs up de p(ro)testatie ghecostumeert". Onder dit slot van de Tieltse kerkrekening van 1 oktober (bamis) 1598 tot 1 oktober 1599 (OSAT 1085, f. 26v.) zien we onder andere de handtekeningen van de twee pastoors: Jan De Zanghere en Jaspar Simoens. Zij begeleidden de Tieltenaars in de helse jaren 1584-1613 (De Zanghere) en 1585-1604 (Simoens).

213


Een zekere Sir Thomas Overbury, op bezoek in het Vlaanderen van 1609, vond de bewoners harteloos en zij klaagden meer over hun bestuurders dan dat zij wraaklustig waren tegenover hun vijanden (338).

Het begin van een moeizame wederopbouw Op 9 april 1609 tekende Spanje, bankroet en militair ontmoedigd, in Antwerpen het Twaalfjarige Bestand. Het toekomstige Nederland, het Moeras van Europa, bleek een te kwade klant. Na zoveel tegenstand was een terugkeer onder Spanje onvoorstelbaar geworden en bovendien maak­ te “Holland” zich op voor de Gouden Eeuw. Bij ordonnantie van baljuw Joos Balde kregen in Dentergem de jonghers een halve tonne bier alsmen den pays vierde voor hun debvoir int schie­ ten ende andersins. Voort werden hun nog 25 borsschen geleverd. Helemaal zorgeloos was de parochie nog niet meteen. Op 26 mei 1609 werd Pieter Lauwers fs François gearresteerd in Poeke op last van de kapi­ tein op de kasteelruïne aldaar, omdat Aarsele, Wontergem en Dentergem hem de geëiste 8 p. 6 s. 8 gr. niet tijdig bezorgd hadden (339). Tielt verspreidde 100 aanplakbiljetten om de kooplui weer naar de vrije jaarmarkt te lokken, alzo door dese troublen de vrye mart heeft meer als 30 jaren verduustert gheweest ghrootelicx ten naerdeele vander stede. Er werd gewerkt aan de hallen (pannen, kalk), maar het vroegere schepenhuis bleef voorlopig onbruikbaar, ofschoon er in 1609-1610 al sprake was van 17 ellen ghroenen bay inde plaetse van lakene voor de nieuwe schepen­ kamer. In ieder geval ontving Boddins zeker nog tot begin september 1610 pacht voor de tijdelijke vergaderplaats van de wet. De bevolking leed nog, want meester Ghovaert Jansens, een Gentse apotheker, leverde voor 36 p. par. diverse medicamenten anden aermen luyden vander stede van Thielt in haerlieder siecten. Op Goede Vrijdag 1610 verteerden rekruten van hoopman Berchem alhier passerende luttele 9 p. par. In september daarna kwamen er nog Sluizenaars naar de stad om de rest van een vroegere con­ tributie te incasseren (340). Verder was er weinig nieuws te rapen over de streek. De vrede was nog jong, zodat we hier even bij wijze van fait-divers enige plaats inruimen voor een Dentergems jachttafereeltje, dat herinneringen oproept aan het in 1513 in de Tieltse kerk gevangen damhert (zie de gedenksteen onder de preekstoel aldaar). Op 8 maart 1610 verhoorde de Dentergemse wet vier getuigen die beves­ tigden wat Joos Ghalle fs Salamon in de herberg “Picardiën” in Gent ver­ teld had tegen de vrouw van Joos Heuvick en anderen. Kort voor vasten­ avond (23 februari) had de heer van Wakken zyne ghaerens ghespannen in het bos van heer Heuvick in Dentergem om er op root (wild) te jagen.

214


Joos Galle hoorde dit en verschool zich met een cleen hondekin (een tjaeberkin) ende zynen windt. Staande op een laet in een meenghat (landweg over gracht) wiert (hij) ghewaere dat het ghejaecht wilt naer hem quam dat hy thoonde an zynen windt die het vynck ende ghreep den dain achter an zyne bil ende terstont liep hy derwaerts ende ghreep den dain in zyne armen die zeere jammerde creet ghelic een cleen kindt. Joos schonk het levende damhert, een schuldeloos dier dat de koning toekwam, aan baljuw Joos Balde en schepen Willem Van Essche, maar toen ze de ware vangstomstandigheden vernamen, zag dezelfde baljuw zich wel verplicht Joos gevangen te nemen. Door tussenkomst van zijn vader Salamon, de afgezette baljuw, bleef die gevangenisstraf beperkt tot een verplicht ver­ blijf op de parochie op straffe van verbeurte van 12 razieren koren, half ten voordele van de dis, half ten voordele van de kerk van Dentergeni (341 ). In juni 1610 hadden nog maar 13 van de 22 parochies in het decanaat Tielt een eigen parochieherder. Die priesters gaven toe dat zij vooreerst de strijd moesten aanvatten tegen het bijgeloof, de onverschilligheid en onwetend­ heid van hun parochianen. Er was nood aan een nieuwe politieke en reli­ gieuze identiteit (342). De secretaris van bisschop Karei Maes kwam ook de Tieltse altaren wij­ den en een paar van de stads roemrijke zonen deden er nog iets bovenop. Laureins De Dorpere, prior van het befaamde benedictijnenklooster Elnone in Saint-Amand-les-Eaux, schonk eenen schoonen selveren verghuldenen kilck metzyn toebehoorten van ghoeder ende notabel weerden. Meester Maertin Bacx, toen officiaal van het bisdom leper, schonk een schilderij van het H. Kruis. En er was ook weer geld voor vaentghens up Sinte Pietersdach in de Sincxendaghen (343). Op 2 april 1612 mocht de Kortrijkse goudsmid Chaerle De Hondt namens het kasselrijbestuur een zilveren kelk van 116 p. 19 s. par. kopen en leve­ ren voor tgrauwsustershuys te Tielt omme de cappelle aldaer. Fortjes raakten voort opgeruimd. Op 3 juli ontving Tanneken Roosemont, weduwe van Jan Vanden Hecke, een vergoeding voor de schade die zij leed door de oprichting of afbraak van het vroegere fort van Sint-ElooisVijve. Jan Storme in Meulebeke genoot op 1 oktober van dezelfde rege­ ling omdat diverse soldaten van Wyts zijn huis opden uutcant vande selve prochie als uitvalsbasis gebruikten. Sinds 28 juni 1611 fungeerde Baltazar Talman nog als commandant van twaalf wachtlieden die door de kasselrij patrouilleerden (344). In 1603 kon die kasselrijwacht, toen geleid door commandeur Cornelie De Smet, althans gedurende tien jaar, ontbonden worden (345). In 1613 golden er nog altijd pointingreducties: Tielt-binnen 2/3, Egem 1/2, Wingene 1/3, Tielt-buiten, Ruiselede, Zwevezele 1/4, Kanegem, 215


Aarsele, Pittem en Meulebeke 1/6. Elders in de kasselrij: Izegem en Harelbeke 2/3, Menen-binnen en Menen-buiten, Emelgem, Kachtem en het laatschip van Izegem in Lichtervelde 1/2, Ingelmunster 1/3 en SintEloois-Vijve 1/4. Ook Deinze-binnen, Petegem-buiten en Lendelede kon­ den onmogelijk hun quotum opbrengen. Nog tot 1635 zouden Wingene (1/7), Zwevezele (1/8), Ruiselede en Ingelmunster (1/9), en Pittem en Egem (1/12) belastingmoderaties genieten duer voorghaende trouble. Net in dat jaar sloot Frankrijk een akkoord met de Nederlanders en vanaf 1644 overspoelde een grootschalig eindoffensief nog maar eens onze streken (346). Nood breekt wet, maar een nieuwe apocalyptische opvoering bleef uit.

Besluit In het verhaal van Saïdjah en Adinda veronschuldigt Eduard Douwes Dekker om de eentonigheid van het verhaal. Niet de stijl is eentonig, wel de revolterende eentonigheid van het onrecht dat de Javaan almaar opnieuw werd aangedaan. Het verhaal van de beroerde tijden in de roede van Tielt aan het eind van de 16de eeuw is op zijn manier al even eentonig. De Zuidelijke Nederlanden - of onze gewesten, voor wie dat beter vindt - werden geplet door de tegengestelde belangen van vorsten en strijdende partijen. Een politieke machtsstrijd, mede gevoed door ideologische tegenstellingen tussen katholieken en calvinisten. Voor de bewoners van de regio kwam dit neer op armoede, honger, ziektes, oversterfte, zich constant belaagd weten door huursoldaten en vrijbuiters. Forten, wachtposten in kerken of kastelen en betaling van contributie boden onvoldoende bescherming. In een toestand van rechteloosheid overleeft allereerst de sterkste. Het Zuiden bleef of werd opnieuw katholiek. Daarvoor zorgde de harde hand van de Roomse Kerk, die het wapen van de inquisitie hanteerde om ‘de geesten gelijk te stemmen’. Op zoek naar schuldigen waren heksen de zondebokken bij uitstek, een heksenjacht die goed op gang kwam na een open brief van Filips II in 1595. In de tweede helft van de 19de eeuw zal de streek het slachtoffer worden van een economische crisis zonder weerga. Deze twee momenten zijn ongetwijfeld de zwartste bladzijden uit de laatste vijf eeuwen. Ze hebben de mensen in de streek sterk getekend. Maar de ontwikkelingen van de jongste decennia hebben veel weggeveegd van dat verdere verleden. Dat onderzoek moet nog heel precies worden uitgevoerd. Maar hopelijk kun­ nen we stellen: “Het wordt nooit meer als vroeger”. Frans HOLLEVOET

216


Voetnoten 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198. 199. 200. 201. 202. 203. 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212. 213. 214. 215. 216. 217. 218. 219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233. 234.

OSAT 1080, f. 20v„ 24v. ARA, Rk. 42989, f. 46 ARA, Rk. 42988, f. 34 ARA, Rk. 42989, f. 40v.-41r.; Mussely Ch., Inventaire des archives de la ville de Courtrai, Kortrijk, 1858. dl. II, p. 146 OSAK 4873 OSAT 690, f. 13rv„ 29r.-32v.: OSAT 692, f. 26v. OSAT 692, f. 20v.-21r„ 25v„ 27; 33-34 OSAT 690, f. 17 ARA, Rk. 42988, f. 37v.-38; ARA, Rk. 13832, f. 14 OSAK 2049, f. 6v.; ARA, Rk. 42989, f. 38rv. ARA, Rk. 42988, f. 41v.; ARA, Rk. 42989, f. 43 OSAK 2049, f. 13 OSAK 1782, f. 58v.-59; ARA. Rk. 42989, f. 47 RAG, Raad van Vlaanderen 8559, f. 32-39; zie ook Vandewiele A., Filips Luucx van Zwevezele, leraar van Sanderus, in De Roede van Tiell, VIII (1977), p. 187-188 Fragmenta, II (1888), nr. 8, p. 163-164 ARA, Rk. 42990, f. 12v. OSAK 2049, f. 17; ARA, Rk. 42989, f. 48v. OSAK 2049, f. 22v„ 24; OSAK 1007ter, f. 151; ARA. Rk. 13833, f. 15v. OSAK 1007ter, f. 153, 165 ARA, Rk. 42989, f. 43v. ARA, Rk. 42989, f. 42r; f. 51 v.-52, 53v. OSAT 1081, f. 24v.-25v.; OSAT 1076, f. 7 OSAT 691, f . 2 6 ; 19-22 OSAK 2049, f. 28v.-29; OSAK 1007ter, f. 168; ARA. Rk. 13833, f. 17v. OSAK 1007ter, f. 167v. en 172 OSAK 1007ter, f. 176-184; Pattyn K., H eksenprocessen voor de Kortrijkse schepenbank (XVIde-XVIIde eeuw), (lie.) K.U. Leuven, 1987, p. 386 Zie voetnoot 205 Thieltsche M engelingen, Thielt, deel I (1878), p. 40-41 ; zie OSAT 621 OSAT 1082, f. 21v„ 24-26v.; OSAT 1083, f. 16v., 25 OSAT 1083, f.2 2 ; OSAT 691, f.3 4 OSAT 691, f. 25rv Castelain R., o .c ., p. 121 RAK, Aanwinsten VI, nr. 1978, rekening broederschap Ste.-Catharina 1597 RAG, Raad van Vlaanderen 8859 (onvolledig gefolieerd), blz. 256 e.v. OSAK 1007ter, kort vóór f. 190; ARA, Rk. 1833, f. 21 plaatst de executie op 5 januari OSAK 2049, f. 33rv.; OSAK 1007ter, f. 191 ARA, Rk. 13833, f. 22 en 33 OS AK 1007ter, f. 201 -203 Pattyn K„ o.c., p. 84, 211-215, 367 ARA, Rk. 42990, f. 36 RAG, Raad van Vlaanderen 8559 (ongefolieerd) SAG, Lanchals 316 OSAT 692, f. 32v.-33, 34v.

217


235. 236. 237. 238. 239. 240. 241. 242. 243. 244. 245. 246. 247. 248. 249. 250. 251. 252. 253. 254. 255. 256. 257. 258. 259. 260. 261. 262. 263. 264. 265. 266. 267. 268. 269. 270. 271. 272. 273. 274. 275. 276. 277. 278. 279. 280. 281. 282.

218

Castelain R., o .c ., p. 111 ARA. Rk. 42990, f. 42 OSAK 2049, f. 41-42; OSAK 1007ter. f. 212v.; ARA, Rk. 13833, f. 23v. ARA, Rk. 13833, f. 24v. OSAK 2049, f. 39; OSAK 1007ter, f. 209v.; ARA, Rk. 13833, f. 23 OSAT 692, f. 31v., 32v. OSAT 1084, f. 19rv. RAK. Aanwinsten VI, nr. 1978, kerkrekeningen Wakken 1599 en 1600 SAG, Lanchals 316 OSAT 692, f. 28v. - 29v. ARA, Rk. 42991, f.2 8 OSAK 2049, f. 40v.; OSAK 1007ter, f. 212v.-213 OSAK 2049, f. 50v.; OSAK 2067, f. 116 e.v.; ARA, Rk. 13833, f. 28 OSAK 2049, f. 53rv.; ARA, Rk. 13833, f. 29 RAG, Raad van Vlaanderen 9125 ARA, Rk. 42992, f. 37v. SAG, Lanchals 316 De Vos A., o.c., p. 160 ARA, Rk. 42991, f.3 3 SAG, Lanchals 316 Castelain R„ o .c ., p. 112 ARA, Rk. 42992, f. 40v.; OSAT 1082, f. 20v.; OSAT 692, f. 23v. ARA. Rk. 42992, f. 29. De Vos A„ o.c., p. 157. ARA, Rk. 42991, f. 31; ARA, Rk. 42992, f. 53 D eV osA ., o.c., p. 158 Roelstraete J., H a n d le id in g v o o r g e n e a lo g is c h o n d e r z o e k in V la a n d e re n , Roeselare, 1992, p. 242-243 SAG, Lanchals 316 ARA, Rk. 42993, f. 83; ARA, Rk. 42992, f. 30v„ 41, 37 RAB, Aanwinsten I, nr. 121 (vroeger 176), f. 38v.; De Vos A., o.c., p. 162. SAG, Lanchals 316 ARA. Rk. 42992, f. 42v.-43 ARA, Rk. 42992. f. 33v., 34r.; RAB, Aanwinsten I, nr. 121, f. 33, 36v.-37v. RAK, Aanwinsten VI, nr.1978, kerkrekeningen Wakken 1599 en 1600 ARA, Rk. 42992, f. 53 OSAK 2049, f. 66rv. OSAK 2067, f. 127 RAB, Aanwinsten I, nr. 121, f. 38v. ARA, Rk. 42992, f. 36r. RAB, Aanwinsten I, nr. 121, f. 23v„ 37v„ 38v„ 28 SAG, Lanchals 316 ARA, Rk. 42993, f. 39 OSAT 1310, f. 38v. ARA, Rk. 42993, f. 74 ARA, Rk. 42992, f. 60 SAG, Lanchals 316; Kerkarchief Dentergem, nr. 60 ARA, Rk. 38413, f. 33v„ 54rv.; 45 Zie voetnoot 277 ARA, Rk. 38413, f. 8v„ 9v„ 40v„ 5 lr., 52v„ 55rv.


283. 284. 285. 286. 287. 288. 289. 290. 291. 292. 293. 294. 295. 296. 297. 298. 299. 300.

301. 302.

303. 304. 305. 306. 307. 308. 309. 310. 311. 312. 313. 314. 315. 316. 317. 318. 319. 320. 321.

ARA, Rk. 42993, f. 47v. ARA, Rk. 13835, f. 20 ARA, Rk. 38413, f. 55rv. ARA, Rk. 42994, f. 73 SAG, Lanchals 316; ARA, Rk. 42994, 79v. Ordonnantiebenden waren cavalerietroepen die gerecruteerd werden uit adel en gegoede burgerij. ARA, Rk. 42994, f. 34rv„ 60v„ 56v„ 37r. ARA, Rk. 38413, f. lOv. ARA, Rk. 42994, f. 38v„ 50r„ 91v. SAG, Lanchals 316 ARA, Rk. 38415, f. 57v. RAG, Raad van Vlaanderen 8560, f. 1-3 Staessens F., De kriminaliteit in de kasselrij Kortrijk 1580-1621, (lie.) K.U. Leuven. 1968, p. 121 ARA, Rk. 13835, f.2 0 ARA, Rk. 38431, f. 13r„ 32v. SAG, Lanchals 316 ARA, Rk. 42994, f. 96r„ 46r. ARA, Rk. 42994, f. 50v„ 41 v„ 51rv., 103r. Verstraete M., Krupendeerde. Waarheid en verzinsels, in Ten M andere, XXXVI (1996), nr. 1 (mei), p. 12. De al m eermaals vermelde kapitein Noë(l) Algoet, gebo­ ren in Ardooie in 1560 (OSAK 2068, f. 137v.) en opgegroeid in Kachtem, was aan­ vankelijk een gevreesde rebellenleider, m aar in (of om streeks) 1604 kwam hij tot inkeer en sloot zich aan bij de Spanjaarden. Volgens De Vos A., o.c., p. 160, was Noë Algoet geboren in Moen. ARA, Rk. 42995. f. 67r. ARA, Rk. 42995, f. 12v., 34r., 36v., 68rv. Het Goed ter M andere ligt direct ten westen van Heintje Teeuws Brugske, dat tussen Wakken en Sint-Baafs-Vijve over de Mandei ligt. De Vos A„ o.c., p. 165 ARA, Rk. 42994, f. 75r.-76r. ARA, Rk. 42994, f. 73v. RAK, Colens 242, f. 94v„ 36v„ 69v. ARA, Rk. 42995, f. 39v.-40r„ 45rv. SAG, Lanchals 316 ARA, Rk. 38413, f. 57r. ARA, Rk. 42995, f. 112r. Hoste I. & L. Stockman, Geschiedenis van Poeke, Aalter, 1985, p. 138 ARA, Rk. 42996, f. 49v. SAG, Lanchals 316 OSAK 2049, f. 125v.-126r.; OSAK 2068, f. 17v.; ARA, Rk. 13836, f. 18v. noemt 19 septem ber als executiedatum van Laure; zie ook Staessens F., o.c., p. 73 OSAK 2049, f. 127v.-128r.; OSAK 2068, f. 23r.; ARA, Rk. 13836, f. 19v. ARA, Rk. 38413, f. 32v.; ARA, Rk. 42995, f. 51v.-52r. SAG. Lanchals 316 ARA, Rk. 38413, f. 53r. SAG, Lanchals 316; ARA, Rk. 42995, f. 53rv. ARA, Rk. 42996, f. 43r„ 96r„ 80rv.; ARA, Rk. 42995, f. 114r. ARA, Rk. 42995, f. 121 r.; ARA, Rk. 42996, f. 41 v.

219


322. 323. 324. 325. 326. 327. 328. 329. 330. 331. 332. 334. 335. 336. 337. 338. 339. 340. 341. 342. 343. 344. 345. 346.

220

RAG, Raad van Vlaanderen 8594, f. 92v. RAG, Colens nr. 2, f. 17rv„ 27r„ 69v.-71r. Arickx V., o.c., p. 442 ARA. Rk. 42996, f. 94rv.; ARA, Rk. 42997, f. 74v. ARA, Rk. 42996, f. 5 lr., 47v„ 89r en v„ 82r ARA, Rk. 38414, f. 24v. ARA, Rk. 42996, f. 83v.-84r.; ARA, Rk. 38413, f. 58rv. SAG, Lanchals 316 ARA, Rk. 42996, f. 48r„ lOOv. OSAK 2068, f. 125 e.v., 137v. OSAK 2049, f. 142v.-144v.; OSAK 2068, f. 71r.-72v.; ARA, Rk. 13836, f. 29v. Voor de periode 1584-1593 kon vergeleken worden met Guillemyn E., o.c., p.66. SAG, Lanchals 316 ARA. Rk. 38413, f. 36r„ 37v.; OSAK 2068, f. 137v. OSAK 2049, f. 152v.-153r.; OSAK 2068, f. 143v. e.v. RAK, Colens 493 Parker G., o.c., p. 253 SAG, Lanchals 316 ARA. Rk. 38414, f. 23r„ 25v„ 26v.-27r„ 31r.- 32v. RAK, Colens 493 Cloet M., H et kerkelijk leven in een landelijke dekenij in Vlaanderen tijdens de XVIIe eeuw. Tielt van 1609 tot 1700, Leuven, 1968, passim OSAT 1086, f. 7r„ 21r.-22v. ARA, Rk. 42997, f. 79r„ 80r„ 72v. Hollevoet R, Het Fort in Ruiselede , in Oud Ruysselede, V (1988), p. 33-34. Er staat op p. 33 verkeerdelijk 1623 i.p.v. 1613 ARA, Rk. 42997, f. 71-72; vorige voetnoot, p. 27.


BIJ HET AFSCHEID VAN ARSÈNE VERBEKE ALS BESTUURSLID VAN DE TIELTSE STEDELIJKE CULTURELE RAAD (l) Eind 1979 ondernam men in Tielt een poging om een erkende Culturele Raad op te richten en samen te stellen. Enerzijds waren die oprichting en erkenning nodig voor de erkenning en subsidiëring van het Cultureel Centrum en van de Openbare Bibliotheek. Anderzijds moest de oprichting van de Culturele Raad gebeuren overeenkomstig de wetgeving die in de jaren 1973 en 1974 voort was gevloeid uit het beruchte 'cultuurpact' van 1972. In Tielt mislukte die poging omdat in feite alle minderheidsgroepen wer­ den uitgesloten. Na een klacht en een verzoeningronde van de Nationale Cultuurpactcommissie kon in maart 1980, onder het voorzitterschap van de verzoeningsfiguur Arsène Verbeke een culturele raad van start gaan die pluralistisch was samengesteld. Binnen het katholieke verenigingsleven genoot Arsène Verbeke, die zelf binnen het Davidsfonds zijn strepen al had verdiend, een grote geloofwaardigheid. Maar ook binnen andere ide­ ologische en filosofische strekkingen had men voor hem veel waardering. Ingevolge onder meer een aantal spijtige en pijnlijke familiale omstandig­ heden heeft Arsène Verbeke, na vele jaren, noodgedwongen, maar met heel veel pijn in het hart, het voorzitterschap aan anderen overgelaten, eerst voorlopig, ten slotte ook definitief. Wel mocht het Bestuur nog gedu­ rende driejaar op zijn rijke ervaring en onverdroten inzet blijven rekenen. Bij de jongste verkiezingen, in maart van dit jaar, besliste Arsène Verbeke om geen kandidaat-bestuurslid meer te zijn. Hij wilde o.m. meer tijd vrij­ maken voor passieve, maar ook voor actieve literatuur- en poëziebeleving. Al op zijn eerste vergadering was het nieuwe Bestuur van de Culturele Raad - het eerste bestuur sinds 1980 waarvan Arsène Verbeke geen lid was - van oordeel dat men hem niet zomaar, met de stille trom, kon laten ver­ trekken. Het Bestuur besliste hem een hulde te brengen op de 'Laureatenhulde' op 17 april 1998. Spijtig genoeg kon dit niet doorgaan omdat Arsène Verbeke toen, onverwacht, voor een achttal dagen in het zie­ kenhuis verbleef. En zo komt het dat we ons pas vandaag van die aange­ name plicht kunnen kwijten. Lange jaren heeft men in Tielt de erkende Stedelijke Culturele Raad ver­ eenzelvigt met zijn eerste voorzitter. Van maart 1980 tot maart 1994, bijna een decennium lang dus [als men rekening houdt met twee onderbrekin­

221


gen, toen eerst Jean Langerock (maart 1983 - juni 1985) en later Geert Puype (sept. 1986 - dec. 1988) voorzitter waren] heeft Arsène Verbeke een onuitwisbare stempel gedrukt op de Culturele Raad en op het culturele leven in Tielt (2). Arsène Verbeke was het gelaat van de Stedelijke Culturele Raad. Maar hij was er ook en vooral het hoofd, de ziel, het hart en de motor van. Wij beseffen maar al te goed en kunnen ook moeiteloos erkennen dat de Culturele Raad vandaag nog teert op de inzet, het onvermoeibare werk, de geestdrift, de talloze initiatieven die Arsène Verbeke al die jaren heeft ont­ wikkeld. Op het gevaar af er een aantal te vergeten, waag ik me toch aan een opsomming van de belangrijkste: de Jeugdboekenweek (waarvan we dit jaar de 17e uitgave kenden), de prijskampen 'Dichter bij Jeugd' en 'Tielt Boekenstad', de 11 julivieringen, de kalender 'Het Groot Gebeuren'. En dan heb ik nog niet gesproken over het titanenwerk en de taaie koppigheid die nodig waren voor het opstellen van het eerste subsidiereglement (juni en sept. 1985) volgens een objectief puntenstelsel —tot 1986 leefden we, op het gebied van de subsididëring van de culturele verenigingen, onder het stelsel van de totale politieke willekeur. Ik wil tenslotte nog een klein voorbeeld geven van het plichtsbesef waar­ mee Arsène Verbeke zijn taak van voorzitter heeft waargenomen, vaak ongezien, ongeweten, achter de schermen. Toen de eerste personeelsleden van het Cultureel Centrum op 2 januari 1981 in dienst traden, werden ze om 8 uur 's morgens opgewacht en verwelkomd, niet door de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Cultureel Centrum, maar door de voor­ zitter van de Culturele Raad, Arsène Verbeke. Als we Arsène Verbeke één bloem zouden geven per vergadering die hij in al die jaren geleid heeft voor de Culturele Raad of een van de werkgroe­ pen ervan, dan zou hij de reusachtige tuil zeker niet kunnen torsen. We wilden hem dat dus niet aandoen. Maar uit zeer oprechte en diepe erken­ telijkheid voor alles wat Arsène Verbeke gedaan heeft voor de cultuurraad en de cultuur in Tielt, wilden we hem, in naam van heel de Tieltse cultu­ rele gemeenschap, een blijvend geschenk geven, dat hij vermoedelijk heel vaak ter hand zal nemen. Arsène, hartelijk dank. We weten dat we jou nog heel vaak zullen terug­ zien, op onze Agemene Vergaderingen en op de vele culturele gebeurte­ nissen in Tielt. We hopen dat het jou, nog vele jaren lang, persoonlijk, familiaal en cultureel bijzonder goed moge gaan. Philippe DE GRYSE

222


VOETNOTEN (1) Toespraak op de algemene vergadering van de Stedelijke Culturele Raad, Tielt, 17 juni 1998. Voorzitters van de erkende SCR waren - Arsène Verbeke .03.1980 ->31.12.1982 17.01.1983 -> 29.03.1983 waarnemend - Jean Langerock 29.03.1983 -> 10.06.1985 - Arsène Verbeke 10.06.1985 -> 18.09.1986 - Geert Puype 18.09.1986 -> 31.12.1988 - Arsène Verbeke 01.01.1989 -> 07.03.1994 - Philippe De Gryse 07.03.1994 waarnemend 19.04.1995 verkozen 16.03.1998 -> heden herverkozen

Adressen van de auteurs : Frans Hollevoet, Bedevaartstraat 98, 8700 Tielt Philippe De Gryse, Stoktmolenstraat 32/3, 8700 Tielt

223


Inhoud van de 29ste jaargang (1998) Nr. 1, maart 1998 H. Dyserinck, Een nabetrachting bij het beeld van Olivier De Neckere (1434-1484) .............................................................................. St. Vandenbroucke, Waar Tanneken thuis was........................................... P. Struyve, 1924: een momentopname uit de geschiedenis van het Tieltse Vlaams-nationalisme ................................................

2-12 13-29 30-60

Nr. 2, juni 1998 L. Decroix, Het Schaeck op Meulebeke Plaetse .................................... 62-83 Fr. Hollevoet. Tielt uitgeteld ( 1590-1594) .............................................. 84-92 L. Ailliet, Gustaaf Theodoor Stacino (1867-1917), postbode en dichter in Tielt (1901-1903) ................................................................ 93-97 A. Demeulemeester, Merkwaardige godsvrucht in Pittem (1858) ....... 98-99 P. Huys, Nog over de Tieltse drukker André-Benoit Stéven 100-102 P. Huys, Nog over de Gottemse herberg(en) waar Tanneken verhoord werd ................................................................................................103-104

Nr. 3, september 1998 Fr. Hollevoet, Beroerde tijden in de roede van Tielt, 1577-1609 (I) 106-165 Ph. De Gryse, Romain Vanlandschoot, cultuurlaureaat van het jaar 1998 in Tielt .....................................................................166-172

Nr. 4, december 1998 Fr. Hollevoet, Beroerde tijden in de roede van Tielt, 1577-1609 (II) .... 174-220 Ph. De Gryse, Bij het afscheid van Arsène Verbeke als bestuurslid van de TieltseStedelijke Culturele Raad ......................... 221-223

224


Rouwdienst

ALGEMENE ELECTRICITEIT

DHONDT

3

Debusschere E .& L

Bruggestraat 43 - 8700 TIELT Tel. (051) 40 07 15 Fax (051)40 73 37 GSM (075) 32 77 08

Stationstraat 103 8700 TIELT Tel. (051) 40 02 27

Privaat- en industriële installaties Laagspanningsinstallaties Winkelverlichting Studie - Advies - Uitvoering

Bank & Verzekering

G R S E L H /E S T ELECTRABEL-© ME NS , M I L I E U EN E N E R G I E

K o rtrijk s e s tra a t 8 6 - 8 7 0 0 T IE L T T e l. (0 5 1 ) 4 2 31 11


<

â– l' ?


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.