Rokers drinken meer koffie dan niet-rokers Het cliché dat roken en koffie op het werk hand in hand gaan klinkt misschien té voorspelbaar om waar te zijn, maar wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat mensen die roken, ook een grotere kans hebben op het ontwikkelen van afhankelijkheid van cafeïne. Dat is één van de redenen waarom men tijdens de pauze zowel de koffieautomaat als een sigaret aansteekt. Waarom drinken rokers meer koffie? Volgens de wetenschap zijn er voor dit verband twee mogelijke oorzaken. Ten eerste is uitgewezen dat sommige mensen genetisch gevoeliger zijn voor het effect van nicotine op het lichaam, en dat diezelfde mensen ook cafeïne minder goed kunnen weerstaan. Daarbij zorgt het gebruik van nicotine ook nog eens voor een hogere drang naar cafeïne. Koffie op het werk en roken gaan hand in hand Cafeïne wordt sneller afgebroken in het lichaam van iemand die rookt, door het feit dat nicotine de stofwisseling in de lever versnelt. Als er zich nicotine in de lever bevindt, wordt de afbraak van cafeïne versneld waardoor die langer in het lichaam blijft. Kortom, rokers moeten wel meer koffie drinken om hetzelfde effect te ervaren als niet-rokers die koffie nuttigen. Rokers hebben echter niet enkel meer behoefte aan koffie door de processen in het lichaam; zo blijken rokers de smaak van een sigaret en koffie samen heel aangenaam te vinden, en dat is één van de redenen waarom koffie op het werk en roken vaak samen gebeuren. Genetische gevoeligheid De merkwaardige relatie tussen roken en koffie wordt ook ondersteund door een andere theorie: de gevoeligheid voor cafeïne zou immers genetisch bepaald zijn, en die zou overlappen met de gevoeligheid voor nicotine. Dit zou te maken hebben met het beloningssyteem in het lichaam, waar de twee middelen op ongeveer dezelfde manier op inwerken en dus grotendeels samenhangen. Studies waarbij de erfelijkheid van een dergelijke gevoeligheid werd onderzocht deden beroep op eeneiige tweelingen, die eigenlijk gezien kunnen worden als genetische klonen en dus ook eventuele kenmerken zouden delen op het vlak van afhankelijkheid van cafeïne en nicotine. De gevoeligheid voor zowel cafeïne als nicotine zou ongeveer 50 tot 70 % genetisch bepaald zijn, en de overlap zou tot wel 50% kunnen gaan. Dat betekent dat de helft van de mensen die genetisch meer risico lopen op afhankelijkheid van nicotine, ook
meer risico hebben op het ontwikkelen van cafeĂŻne-afhankelijkheid. Misschien zou het koffieautomaat dus wel uitgerust moeten worden met een knop 'sigaretten'. Gevoeligheid betekent niet altijd afhankelijkheid Natuurlijk betekent dit niet dat de aanwezigheid van deze genen meteen wil zeggen dat iemand verslaafd zal zijn. Soms hebben mensen een genetische gevoeligheid, maar komen ze gewoon niet in contact met deze middelen waardoor ze dus geen afhankelijkheid opbouwen. Men kan de afhankelijkheid van nicotine en cafeĂŻne niet volledig op de genetische achtergrond steken, maar de genen die ervoor zorgen helpen natuurlijk niet. Voor iemand die wil stoppen met koffie is het roken afbouwen een goed idee, maar vreemd genoeg werkt dat niet andersom: hoe dan ook heeft men nog altijd zelf in de hand in welke mate deze gevoeligheid bepaalt of men wel of niet een koffieautomaat benadert bij het roken van een sigaret.