Pulse nr 5 2010

Page 1

pulse

Magazine voor schoolontwikkeling en kwaliteitszorg

nummer 5 • 2010 • Jaargang 2

Voor re en meer acties informa www.pul tie: seprima ironder wij

s.nl

Kees van Overveld Hoe signaleer je vroegtijdig vreemd gedrag bij leerlingen? len e k u e r e. an B Hans ven is uit den boszen ‘Moti ver t v anuit de men Het moezelf komen.’

Leonardoschool Hoe succesvol is de basisschool voor bollebozen? OGO: Resultaat is waar je voor staat De kwaliteit van voor- en vroegscholen Oudercontact Omgaan met verschillen www.pulseprimaironderwijs.nl/???????


Voorwoord

If you can’t beat them, join them De leraar maakt het verschil. Functiedifferentiatie. Homogene of heterogene groepen. Passend onderwijs. Rugzakjes. Toelatingstoetsen. Ouderbetrokkenheid. Referentieniveaus. Opbrengstgericht onderwijs. Och, in de vele onderwijsdebatten die de laatste maand gevoerd zijn – over belangstelling hebben we niet te klagen – heb ik ze allemaal voorbij zien komen. Vele mooie woorden én bedoelingen. De een integreert, de ander differentieert. Iedere ouder, iedere leerkracht, iedere wetenschapper en ook iedere ambtenaar wil het beste voor het kind. Dat de initiatieven vaak haaks op elkaar staan, lijkt weinigen te deren. Natuurlijk is het goed om na te denken over de inrichting van het onderwijs, om evidence based strategieën en oplossingen toe te passen. Om te benchmarken. Doen we het goed of moet het beter? Om methodisch en gestructureerd te werk te gaan. Doen! Maar soms is de oplossing even simpel als doeltreffend. Een klein voorbeeld. Ik ben een docent tegen het lijf gelopen die samen met zijn leerlingen een klassenhyve heeft gemaakt. Alle belangrijke informatie en afspraken, het huiswerk en de oefeningen worden met elkaar gedeeld. Iedere week is een andere leerling de moderator, zeg maar de beheerder, en zorgt hij of zij dat alles vlekkeloos verloopt. Een andere basisschoolleerkracht is nog wat verder gegaan. Hij heeft een eigen elektronische leeromgeving gemaakt. Als er de volgende dag een rekentoets op het programma staat, dan mailt hij diezelfde middag om kwart over vier nog even een proeftoets, met de mededeling dat als de leerlingen deze toets goed maken, dat ze dan uitstekend voorbereid zijn op de toets van morgen. De autocorrectie staat aan. Nakijken hoeft dus niet meer. Alles wordt keurig vastgelegd. Ook de Cito-toetsen worden zo geoefend, er is een agenda, een knipselkrant en een forum. Kinderen zijn gewend aan dit soort media. Ze zijn bekend met MSN, Hyves, Habbo en tal van andere sociale media. Enthousiaste jonge docenten weten hier wel raad mee. If you can’t beat them, join them. Zij weten de muren van het schoolgebouw te slechten en de uren van onderwijs te verlengen. Door handig in te spelen op de snelveranderende wereld van het kind, waarin digitale communicatie de normaalste zaak van de wereld is geworden. Ik heb het nog niet gezien (maar misschien is het er al, want er schijnen al 11.000 schoolhyvespagina’s te zijn), de som van de dag, het rekenwonder van de week, de zinderende taalquiz van groep 5, mijn favoriete gedicht of songtekst, een eigen klassenkrant met redacteuren en columnisten, op maandag extra veel sport, op dinsdag de techniekbijlage, op woensdag beauty en brains, een site met filmpjes en muziek, met optredens van de leerlingen, met webinars, zeg maar instructievideo’s van de leerkracht, met extra informatie over de leerstof, met extra opdrachten, met een directe chatlink naar een school in Engeland of de VS, met een 28 tegen 1 spel, goed voor de algemene ontwikkeling, met klassekanjers, waarin de uiterst persoonlijke talenten helemaal tot bloei komen. Och, wat zou dat een verrijking voor het onderwijs zijn. Bottom up en top down tegelijk. Dan maken leerkracht én leerling samen het verschil. Prachtig toch!

Frank Stienissen, hoofdredacteur

www.pulseprimaironderwijs.nl/magazine Pulse 3


Inhoud

In deze uitgave MANAGEMENT & MOTIVATIE 8 Hans van Breukelen: ‘Motiveren is uit den boze’ Oud-keeper en voormalig onderwijzer Hans van Breukelen is vandaag de dag een veelgevraagd spreker. Hij is er ‘heilig van overtuigd’ dat succes maakbaar is en dat ‘mensen wel willen veranderen, maar willen niet veranderd willen worden.’

ONTWIKKELINGSGERICHT ONDERWIJS 26 Resultaat is waar je voor staat In Ontwikkelingsgericht Onderwijs wordt geprobeerd een ondersteunende leergemeenschap vorm te geven, waarbinnen leerlingen sociaal-emotioneel kunnen groeien én cognitief worden uitgedaagd.

16

8

34

18 Kees van Overveld: ‘Wat je vroeg aanpakt, hoef je later niet op te lossen’ Kees van Overveld, landelijk coördinator van het Expertisecentrum Gedrag van het Seminarium voor Orthopedagogiek (SvO) en docent aan de Hogeschool Utrecht, wil dat docenten leren hoe ze vreemd gedrag bij leerlingen vroegtijdig kunnen signaleren en dat ze weten hoe ze het kunnen bijsturen.

26

22

39

15 Waar of niet waar

‘Scholen verliezen hun eigen identiteit door de bemoeienissen van ouders, bestuurders en overheid’

25 Column Martin van Rooij 30 Smartboxx brengt competenties in beeld

Binnen het onderwijs is er naast aandacht voor de leerling ook steeds meer aandacht voor de competenties en leergang van docenten.

39 Onderwijs in stelling gebracht

45 Het creatieve klaslokaal

Buitenruimtes worden onvoldoende gezien als verlengstuk van de ontwikkeling van kinderen. En dat terwijl buiten spelen voor kinderen in alle leeftijdscategorieën enorm belangrijk is.

Het imago van de Cornelis Musiusschool in Delft was slecht en het leerlingaantal liep terug. Aan Scholen met Succes werd gevraagd hoe de school haar aantrekkingskracht weer kon vergroten.

Volgens het KNMI gaan er per jaar zo’n 125 dagen voorbij zonder dat er ook maar een spatje regen valt. Een uitgelezen kans om het muffe klaslokaal te verlaten voor een les in de openlucht.

46 Ontwikkel je brein op het speelplein

Nazifah komt regelmatig te laat op school. Youssef lijkt geen grenzen te respecteren en Aisha is wel erg teruggetrokken. Tijd voor een oudergesprek. Niks aan de hand, toch? Of wel? Nog steeds worden gesprekken met allochtone ouders ingewikkelder gevonden dan met autochtone ouders. Wat kunnen we hieraan doen?

En verder 6 Nieuws 12 Schoolprofilering met PIT!

HUISVESTING 22 De buitenklas, leren op het schoolplein

Op basisschool De Ridderhof in Terwijde ondergaat de algemene ruimte meerdere keren per dag een metamorfose. In een handomdraai verandert de ruimte van aula, naar gym- en danszaal en naar buitenschoolse opvang.

tone ouders

HOOGBEGAAFDHEID 16 Leonardoschool, basisschool voor bollebozen Steeds meer scholen wagen de stap om een Leonardoschool binnen hun muren op te zetten. Oprichter en adviseur van de Leonardostichting Jan Hendrickx: ‘Het is zoeken, ontdekken en voortdurend bijsturen, maar het is ook een kans om het onderwijs te verrijken.’

sociale vaardigheden 32 Omgaan met verschillen: contact met alloch-

‘Ouders die nauwer betrokken willen worden bij het onderwijs van hun kind, moeten een te hoge drempel over’

40 Schipperskinderen varen wel bij onderwijs-

30

aanpak Als je ouders de kost verdienen als binnenvaartschipper en je wordt (vier of) vijf jaar, hoe moet je dan naar school?

48 Producten en diensten 49 Training en advies 50 Column Wim Menke

kwaliteitszorg 34 De kwaliteit van voor- en vroegscholen In juni 2010 verscheen het toezichtkader VVE (voor- en vroegschoolse educatie) van de Inspectie van het Onderwijs. Het toezichtkader beschrijft de werkwijze (hoe) en het waarderingskader (wat) om de kwaliteit van voor- en vroegscholen vast te stellen.

4 Pulse

40

46

48 Pulse 5


nieuws

Lerarentekort minder groot dan verwacht

‘Onderwijsassistent wordt misbruikt’

Het tekort aan leerkrachten zal de komende jaren minder groot zijn dan verwacht, zo meldt de NOS. In het basisonderwijs zullen geen tekorten bestaan, terwijl in het voortgezet onderwijs de tekorten zullen meevallen. Doordat leraren later stoppen met werken en minder snel een andere baan kiezen door de economische crisis, zal de vraag naar leerkrachten iets minder nijpend zijn. Toch wordt er een tekort verwacht van 3.000 voltijdbanen. Jaarlijks zal het tekort met 300 á 500 banen toenemen, zo schat het demissionaire kabinet in.

Onderwijsassistenten in het basisen voortgezet onderwijs doen vaak meer dan waarvoor ze worden betaald, zoals zelfstandig lesgeven. Dat meldde de vakbond CNV Onderwijs onlangs op basis van eigen onderzoek. Uit het onderzoek onder leden van de vakbond die onderwijsassistent zijn, blijkt dat 88 procent taken uitvoert die bij een hogere functie horen. Van hen zegt 75 procent wel eens als ‘goedkope’ leerkracht te worden ingezet, als vervanger van een zieke leraar. De kwestie aankaarten bij directie of bestuur heeft lang niet altijd succes. Sommigen krijgen zelfs te maken met intimidatie, aldus de onderwijsvakbond. Er zou worden gedreigd met ontslag of de onderwijsassistent wordt te verstaan gegeven dan maar niet voor de klas te gaan staan. CNV Onderwijs gaat een zwartboek maken en de zaak aankaarten bij schoolbesturen. Individuele leden kunnen erop rekenen dat de vakbond hen bijstaat tot aan de rechter, aldus voorzitter Michel Rog. Volgens hem heeft het wel degelijk zin een procedure te beginnen om een hogere inschaling. De vakbond heeft recent een zaak gewonnen. Na bezwaar van de vakbond namens een lid oordeelde een commissie functiewaardering voor het katholiek onderwijs, dat de betreffende onderwijsassistente van schaal 4 naar schaal 7 moest worden gepromoveerd.

Achterstandsscholen halen referentieniveaus niet Voor achterstandsscholen wordt het halen van de referentieniveaus taal en rekenen onbegonnen werk, blijkt uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut. ‘Witte’ elitescholen daarentegen kunnen tevreden achterover leunen. Het is nog maar de vraag of de referentieniveaus de onderwijskwaliteit zullen verhogen. Sinds augustus zijn de referentieniveaus taal en rekenen van kracht. Van de leerlingen moet 75 procent een vastgesteld fundamenteel niveau halen en vijftig procent een streefniveau. Dat is voor veel leerlingen echter niet haalbaar, blijkt uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut. Voor begrijpend lezen in groep 8 halen bijvoorbeeld alleen autochtone leerlingen met middelbaar of hoger opgeleide ouders in 75 procent van de gevallen het fundamentele niveau. Van de allochtone leerlingen met middelbaar en hoger opgeleide ouders haalt slechts 64 tot 71 procent dit niveau. Van de leerlingen met lager opgeleide ouders (allochtoon en autochtoon) haalt 48 tot 62 procent het fundamentele niveau, en een behoorlijk deel van deze leerlingen (circa 20 procent) haalt zelfs een lager gesteld minimumniveau niet. Als het de bedoeling is om scholen hierop te gaan beoordelen, is de kans reëel dat straks vrijwel alle ‘zwarte’ scholen tot zwakke school worden bestempeld.

6 Pulse

Omgeving basisschool vaak onveilig Ruim 35 procent van ouders vindt de omgeving van de basisschool onveilig voor hun kinderen. De ouders vinden dat er te veel auto’s rond de school rijden, dat ouders midden op de weg parkeren en dat er te hard wordt gereden in de buurt van de school. Dat blijkt uit een onderzoek, dat Veilig Verkeer Nederland (VVN) tijdens de campagne ‘De scholen zijn weer begonnen’ heeft uitgevoerd. Veel ouders ergeren zich er aan dat in de buurt van basisscholen geen veilige oversteekplaatsen zijn. Uit het onderzoek komt ook naar voren dat drie op de tien kinderen/ouders de kortste route naar school kiezen. Slechts een kwart kiest voor de veiligste route.

Heeft u nieuws of wilt u uw mening geven? Ga dan naar www.pulseprimaironderwijs.nl/ nl/contact

Onderwi jshui sv esti ng bli jft melk k o e g emeenten

hoogbegaafdheid

Gemeenten gaven in 2010 veel minder uit aan onderwijshuisvesting dan er via het gemeentefonds werd ontvangen. Dat blijkt uit het Periodiek Onderhouds Rapport gemeentefonds 2011, onderdeel van de begroting van het gemeentefonds voor 2011. Ook vorig jaar was er sprake van onderbesteding door de gemeenten en die liep dit jaar met 50 miljoen euro verder op. Daarmee is dit verhaal bijna een kopie van het bericht van september 2009. Het verschil met vorig jaar is dat de bedragen nog verder zijn toegenomen. Was er vorig jaar sprake van een ‘onderuitputting’ van 330 miljoen euro, voor 2010 gaat het al om een bedrag van ca. 380 miljoen euro. Op dit moment lopen er diverse onderzoeken naar de gemeentelijke uitgaven voor onderwijshuisvesting.

PO-Raad: ‘Reken- en taalonderwijs is aantoonbaar verbeterd’ Het gaat beter met het taal- en rekenonderwijs op de basisscholen, dankzij de subsidie die de scholen sinds twee jaar krijgen. Dat stelt de PO-Raad op basis van een enquete onder tweeduizend basisscholen. Twee jaar geleden kende de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs twintig miljoen euro toe aan basisscholen die een achterstand hadden op het gebied van taal en rekenen, wat neerkomt op zo’n 10.000 euro per school. Volgens driekwart van de scholen zijn de resultaten van hun leerlingen aantoonbaar verbeterd sinds het extra geld beschikbaar is. Concrete resultaten kunnen echter pas over een aantal jaar worden gegeven, wanneer de leerlingen hun Cito-toets hebben gemaakt.

Hoogbegaafdenschool wil meer rijksgeld Basisscholen voor hoogbegaafde kinderen moeten worden gezien als speciaal onderwijs. Dat zegt projectdirecteur Kuipers van de Leonardoschool in Amersfoort. De school voor hoogbegaafden kampt in het eerste jaar met een tekort van ongeveer 80.000 euro. Omdat de school niet wordt bestempeld als speciaal onderwijs, komt er minder geld binnen vanuit het Rijk. Dus is de school afhankelijk van sponsors en die zijn moeilijk te vinden. Volgens Kuipers is het voor de hoogbegaafde kinderen heel belangrijk dat ze onder kinderen zijn met dezelfde intelligentie. Veel hoogbegaafde kinderen verpieteren op reguliere basisscholen. Ondanks hun hoge IQ krijgen ze daardoor een leerachterstand en redden ze het niet op de middelbare school of in het hoger onderwijs.

Ki nd met taalachterstand vaak slechtho rend Kinderen met een taalachterstand hebben vaak andere problemen dan vermoed, zoals een slecht gehoor of een algehele achterstand in de ontwikkeling. Daardoor wordt vaak de verkeerde aanpak gekozen. Dat zegt orthopedagoog Anne Keegstra van de Rijksuniversiteit Groningen in Trouw. Nu krijgen kinderen bij wie een taalachterstand wordt vermoed vaak te maken met taalstimuleringsprogramma’s. Deze taalspelletjes en -oefeningen werken volgens Keegstra echter alleen goed bij allochtone kinderen die weinig met de taal in aanraking komen. Bij autochtone kinderen is er vaak een andere oorzaak voor de achterstand. Veel van die kinderen horen bijvoorbeeld niet goed doordat ze vocht achter hun trommelvliezen hebben. Daarbij kunnen buisjes in de oren worden geplaatst. In andere gevallen is een kind op alle vlakken minder ver en heeft taalontwikkeling alleen geen zin, aldus Keegstra.

Pulse 7


management & motivatie

Hij is geboren in Utrecht op 4 oktober 1956. Hij speelde als keeper negentien jaar professioneel voetbal bij FC Utrecht, Nottingham Forest en PSV en behaalde daarmee grote successen. Hij kwam maar liefst 73 keer uit voor het Nederlands Elftal, met als hoogtepunt het Europees Kampioenschap in 1988. Hans van Breukelen is opgeleid als onderwijzer en stond als zodanig vier jaar voor de klas. Tegenwoordig is Van Breukelen een veelgevraagd spreker. Hij is er ‘heilig van overtuigd’ dat succes maakbaar is, dat de mens de bepalende factor is, dat de rol van de coach daarbij van eminent belang is, dat je alleen met een positieve instelling resultaat boekt, dat een ‘echt en hecht’ team wonderen kan verrichten en dat ‘mensen wel willen veranderen, maar niet veranderd willen worden.’ Inspireren en stimuleren vindt hij prima, motiveren is taboe. Een interview over het onderwijs als lerende organisatie, over geluk in het leven, over winnaarsmentaliteit en over zijn grote voorbeeld. Je bent een veelgevraagd spreker, zowel in de profit- als de nonprofitsector. Ben je een motivatiecoach? Ik doe aan instellingsmanagement. Dat is een niet bestaand woord, maar het heeft alles te maken met hoe je meer uit jezelf en uit anderen haalt. Nee, een motivatiecoach ben ik zeker niet. Leiders van scholen, maar natuurlijk ook alle andere managers, moeten per direct stoppen met het motiveren van mensen. Motiveren betekent dat je iedere dag bezig bent andere mensen zo gek te krijgen dat ze doen wat jij zegt. Stop daarmee. Dan word je een soort Hans Kazan die iedere dag een trukendoos opentrekt. Als je mensen echt in beweging wilt brengen, dan moet je zorgen dat het vanuit de mensen zelf komt.

Hans van Breukelen

‘Motiveren is uit den boze’ 8 Pulse

Maar hoe zorg je ervoor dat alle neuzen dezelfde kant op staan? Door samen goede afspraken te maken. Maar ook nu weer geldt dat je het de mensen, in dit geval de leerkrachten, zelf moet laten zeggen. Wat willen we met elkaar bereiken om de ambities van de leerlingen te realiseren? Welke weg bewandelen we daarvoor? Hoe gaan we met elkaar en met de kinderen om? Kinderen vragen om structuur en duidelijke kaders. Die moet je niet per klas geven, maar als school. Die moet je totaal voelen. Maak duidelijke afspraken over petjes dragen in de klas, kauwgom eten, huiswerk maken, noem maar op. Ook naar de ouders toe moet je duidelijk zijn: zo gaan we hier op school met elkaar om. Regels moeten

mensen de vrijheid geven, ze moeten niet als juk ervaren worden, dan heb je een probleem. Je hebt zelf vier jaar voor de klas gestaan. Hoe kijk je terug op die tijd? Ik had twee vijftigpluscollega’s. Eén heeft wel eens tegen mij gezegd: ‘Hans, ik ben blij als ik over een paar jaar kan stoppen, ik vind er niks meer aan. Als de leerlingen binnenkomen dan krijg ik dat gevoel van, o jee, daar heb je ze weer.’ Maar die andere oudere collega stond nog met een geweldige drive voor de klas. Hij genoot zichtbaar van het feit dat hij iedere dag nog met die kinderen bezig kon én mocht zijn. Die collega die het helemaal niet meer zag zitten, is nooit bij die andere energieke collega op bezoek gegaan. Dat is jammer, want je kunt zoveel van elkaar leren. De goede dingen moet je delen. Het lijkt er soms op dat we meer tegenover elkaar staan, dan dat we met elkaar doen. Het is van eminent belang dat mensen die op school actief zijn een hecht team met elkaar vormen. Dat zou het werk voor hen een stuk makkelijker maken. Je moet elkaar steunen, door dik en dun. Als je samen ergens voor staat, dan kun je er ook samen voor gaan. Je moet dus heel duidelijke afspraken maken. Hoe doe je dat? We moeten beter communiceren, beter luisteren en vooral aan elkaar vragen of we het goed begrepen hebben. In mijn presentaties vraag ik wel eens of ze een bal willen tekenen. De een tekent een voetbal,

‘Het is van eminent belang dat mensen die op school actief zijn een hecht team met elkaar vormen. Dat zou het werk voor hen een stuk makkelijker maken.’

Pulse 9


management & motivatie

‘Topdown werkt niet, dat is een kansloze missie. Dan doet iedereen zijn kunstje. Teamwork moet het zijn. Alleen een echt en hecht team geeft je energie, biedt je mogelijkheden.’ of negen schuilt het talent van mensen. Dan maak je van je werk je hobby en gaat het bijna automatisch. Mensen zeggen wel eens tegen mij: ‘Jij hebt makkelijk praten: jij hebt van je hobby je werk kunnen maken’, maar dan zeg ik: ‘Ik het het soms wel eens als werk ervaren, maar dat waren de minder leuke momenten in mijn voetbalcarrière.’

de ander een golfbal, tennisbal, korfbal, volleybal, een bal gehakt of een bepaalde persoon. Maar ik ga ervan uit dat we allemaal dezelfde bal voor ogen hebben, in woord, beeld en gevoel. Zet dat eens af tegen het woord respect, dan weet je op voorhand dat het op een Babylonische spraakverwarring uitloopt. Dan begrijp je er met z’n allen toch helemaal niets meer van? Geef elkaar de ruimte om elkaar te leren kennen. Daar kan een schoolleider een belangrijke rol in spelen. Mensen willen wel veranderen, maar willen niet veranderd worden, schrijf je op je site. Wat bedoel je daarmee? Precies wat ik zeg. Als je topdown beslissingen neemt, dan roep je alleen maar weerstand op. We willen alleen veranderen als we er zelf profijt van hebben. Guus Hiddink kan dat als geen ander. Hij vraagt dan aan zijn spelers wat ze willen bereiken. In de voetbalsport is dat vrij simpel. Zeker als je op het hoogste niveau acteert, dan wil je kampioen worden, de beker winnen of eventueel de championsleague. Zijn volgende vraag is dan: ‘En hoe denken jullie dat te gaan doen?’ Hij laat het de voetbalprofessionals zelf zeggen, zo creëer je maximale betrokkenheid en draagvlak. Dat vergroot de kans op een succesvolle verandering aanzienlijk. Topdown werkt het niet, dat is een kansloze missie. Dan doet iedereen zijn kunstje. Teamwork moet het zijn. Alleen een echt en hecht team geeft je energie, biedt je mogelijkheden. Daar kun je met je vragen en je twijfels terecht, mag je je kwetsbaarheid tonen. Zo willen mensen met elkaar omgaan.

10 Pulse

Je zegt topdown werkt niet, toch dicht je de directeur of leidinggevende een belangrijke rol toe. Is dat niet in tegenspraak met elkaar? Ik zal het je sterker vertellen, ik geloof dat het resultaat van een organisatie voor meer dan zestig procent bepaald wordt door de leidinggevende. Zowel in positieve als negatieve zin. In het boek van Jim Collins, Good to Great, onderscheidt hij drie aspecten van leiderschap: ondernemer zijn (visie uitdragen), manager zijn (processen structureren) en coach zijn (houding en gedrag beïnvloeden). Dat doe je met je hoofd, je hart en door dingen te doen. De ene keer moet je een beetje trekken, de andere keer moet je een beetje duwen. Maar dat is nogal wat. Wie heeft dat allemaal in zich? Iedere schoolleider moet zich afvragen of hij zich hierin herkent en of hij er happy mee is. Ik kom heel goede schoolleiders tegen, maar ik tref ook onderwijsmanagers die tegen me zeggen: ‘Toen ik vroeger voor de klas stond was ik eigenlijk gelukkiger.’ Als ik zoiets hoor dan denk en zeg ik: ‘Waarom ga je dan niet terug naar de klas?’ Status en inkomen zijn dan de hobbels die genomen moeten worden. Een goede leerkracht is nog geen goede directeur. Een topvoetballer is ook niet per definitie een topcoach, een topverkoper hoeft geen goede salesmanager te zijn. Het is goed als je die stap mag maken, maar dan moet je daarvoor wel over de juiste competenties beschikken en je moet je afvragen of die functie wel bij je past. Ik vind dat mensen veel meer naar hun hart moeten luisteren. Of in onderwijsjargon: ga voor jezelf uit van de acht of de negen en focus je niet op die vier of vijf. In die acht

Waarom is het voor de meeste mensen zo moeilijk om hun hart te laten spreken? Er moet brood op de plank komen, hoor ik vaak. Natuurlijk doet iedereen wel eens dingen die minder leuk zijn, that’s life, maar als je 36 tot 50 uur per week met je werk bezig bent en je hebt het niet naar je zin, dan is het wijs om te besluiten iets te gaan doen wat wel bij je past. Je vergalt toch je leven. Door de jaren heen is dat steeds meer mijn boodschap geworden, zowel naar mijn kinderen als naar de mensen om me heen. Ik probeer te achterhalen wat mensen beweegt, wat hen raakt en positief stemt. We gaan steeds zakelijker met elkaar om, met als gevolg dat we steeds verder van onszelf af komen te staan. Ik zoek de mens achter de manager. Ik kom in non-profitorganisaties en in supercommerciële bedrijven, waar keihard op output wordt gestuurd, maar ook daar ben ik op zoek naar de menselijke factor, het goede gevoel. 99 procent van de mensen die goed in hun vel zitten, presteert ook beter. Welke trainer of coach heeft een grote invloed op jouw carrière gehad? Han Berger bij FC Utrecht, mijn amateurtrainer Henk Olthof, Rinus Michels en Guus Hiddink. Zij hadden niet alleen oog voor de voetballer Hans van Breukelen, maar ook voor de mens. Die waren oprecht geïnteresseerd in mij en wisten de juiste snaar te raken. Leerkrachten en ouders

zeggen vrijwel altijd de goede dingen tegen de kinderen. Toch gaan die goede adviezen het ene oor in en het ander uit. Een goed advies moet aanslaan, moet raken, moet gevoeld worden. Als je dat niveau haalt, dan kan er sprake zijn van een verandering. Ik werk nu aan een boek dat de werktitel ‘Winnen!?’ meegekregen heeft. Er zijn heel veel zeer getalenteerde voetballertjes, maar slechts enkelen slagen erin om de top te halen. Hoe komt dat? Wat is hun geheim? Welke keuzes hebben ze gemaakt? Hoe staan ze in het leven? Wie heeft hen daarbij geholpen? Ik heb al behoorlijk wat internationals geïnterviewd, Cruijff en Rijkaart hoop ik nog te strikken. Medio volgend jaar wil ik het boek laten verschijnen. Welke uitspraak van de geïnterviewden is je bijgebleven? Dat is toch de uitspraak van Louis van Gaal. Hij heeft elf regels om succesvol te kunnen zijn. Dat lijkt heel erg dogmatisch, maar de laatste regel vindt hij de belangrijkste: de mens staat centraal. We beoordelen mensen op hun functioneren, maar ook hij benadrukt dat je mensen moet beoordelen op hun mens zijn. Dat lijkt zo simpel en eigenlijk is het ook zo simpel. Laat je hart en je gevoel spreken. Ik vind het waanzinnig leuk om met mensen te praten en te werken. Dat geeft mij energie en hopelijk de mensen ook. Wie is je grote voorbeeld? Dat is mijn vrouw. Zij is helaas vorig jaar overleden, maar zij is een winnares van top tot teen. Zo was ze als lerares zoals ze les heeft gegeven, zo was ze als moeder, als echtgenoot en als vriendin. Ze stond heel positief in het leven en durfde keuzes te maken. Zelfs in de tien maanden dat ze ernstig ziek was, bleef ze alles van de positieve kant bekijken. Ze wist dat het einde naderde, toch bleef ze uitgaan van de zaken die ze wel kon. Het lopen bijvoorbeeld ging op het laatst heel moeilijk, maar fietsen kon ze nog als de beste. Dus zei ze tegen mij: ‘Laten we lekker op de fiets stappen en in deze omgeving genieten van de vele mooie plekjes en de natuur.’ Ze genoot van het moment. Daar was ze een kanjer in. Tot op de dag van vandaag is ze een grote inspiratiebron voor me, maar ook voor de kinderen en de mensen die haar hebben gekend. Zij heeft mij nog meer bewust gemaakt van het feit dat je keuzes kunt maken in het leven om aan de ene kant succesvoller én gelukkiger te zijn. Als je een duidelijk doel hebt, daar een strategie op loslaat en inzet toont, dan is succes maakbaar. Dat idee deel ik graag met andere mensen. Ik ga door in haar kracht.

Pulse 11


onderwijsmarketing

Schoolprofilering

den de rust en orde in de klassen en op de gangen hersteld. Op het gebied van buitenschoolse partners werd de samenwerking met de peuterspeelzaal geïntensiveerd. Het eerste zichtbare resultaat van die inspanningen was het gezamenlijk uitbrengen van een professionele, wervende folder. Ook de andere middelen werden vernieuwd, met inhoudelijk steeds weer aandacht voor Plezier, Inzet en Talent.

met PIT!

De Cornelis Musiusschool in Delft vierde zes jaar geleden haar tachtigjarig bestaan. Een feest met een zwart randje, want het ging niet goed met de school. Het imago was slecht, het leerlingaantal liep terug en ouders kozen steeds vaker voor de concurrerende school in de wijk. Aan Scholen met Succes werd gevraagd hoe de school haar aantrekkingskracht weer kon vergroten, in de hoop op termijn weer meer leerlingen in de school te krijgen. Een eerste stap was het oprichten van een PR-groep. In deze groep nam niet alleen de directie plaats, maar ook een leerkracht van de onder- en de bovenbouw, ouders uit de MR/OR en een medewerker van de peuterspeelzaal. Op die manier kregen de belangrijkste groepen in en rond de school een stem. De PR-groep werd gedurende een jaar opgeleid om praktisch aan de slag te kunnen met marketing en communicatie. Waar staan we? Eerst werd de huidige marktsituatie van de school in beeld gebracht. Er werd gekeken naar bestaand onderzoeksmateriaal in de school, zoals de onlangs afgenomen oudertevredenheidspeiling. Daarnaast werd een aantal gerichte onderzoeken opgezet, waaronder panelinterviews met de eigen ouders en interviews met ouders van kinderen op de concurrerende school. Ook werden demografische gegevens in kaart gebracht, waaronder het leerlingverloop, het eigen marktaandeel en dat van de concurrentie. Strategisch plan Na de bespreking van de resultaten in de PR-groep werd een SWOT opgesteld (analyse van sterke en zwakke punten van de school en kansen en bedreigingen in haar omgeving). Deze werd tijdens een

studiedag met het hele team besproken. Gezamenlijk werd een (communicatie) strategie geformuleerd. Daarbij werd de huidige slogan, de school met PIT, als uitgangspunt genomen. PIT stond voor Professioneel, Intelligentie en Toekomstgericht. Drie termen die voor de ouders geen inhoud hadden en ook intern niet voldoende leefden. Met de SWOT in het achterhoofd werd gekozen voor een nieuwe invulling: Plezier, Inzet en Talent. Samen met het team werden deze drie kernwaarden ingevuld aan de hand van de dagelijkse schoolpraktijk. Wat doen wij op het gebied van Plezier, Inzet en Talent? Waarin kunnen ouders en leerlingen die PIT herkennen? Het profielwiel In de PR-groep is na de studiemiddag het profiel verder uitgewerkt, met behulp van het profielwiel. PIT moest herkenbaar zijn in: 1. Het eindpro-

fiel van de leerling; 2. De schoolcultuur/het pedagogisch klimaat; 3. De inrichting van het schoolgebouw en schoolplein; 4. De hoogtepunten/toppers; 5. De buitenschoolste partners; 6. De kwaliteiten van de leerkrachten. Plannen maken Om het profiel goed door te voeren in de school is er een marketing-/communicatieplan opgesteld voor de middellange termijn. De algemene doelstelling

Zes sleutelvragen: 1. Welk eindprofiel hebben we voor ogen bij een kind dat na acht jaar onze school verlaat? 2. Welke onvergetelijke onderwijshoogtepunten hebben daaraan bijgedragen? 3. Welke buitenschoolse partners helpen om het schoolprofiel te realiseren? 4. Hoe draagt het schoolklimaat bij aan de vorming van de kinderen? 5. Hoe is aan de inrichting een profiel te kerkennen? 6. Welke (specifieke) kwaliteiten vraagt het profiel van de leerkrachten?

van het traject werd omgezet naar een SMART-doelstelling (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Deze werd uitgesplitst per doelgroep om vervolgens vast te leggen wat er moest gebeuren om die doelstellingen te behalen. Daaraan gekoppeld maakten we met de school een actieplan voor het lopende schooljaar. Want nu was het tijd om aan de omgeving te laten weten dat de Cornelis Musiusschool PIT heeft. Van binnen naar buiten Het team stond achter de gekozen strategie, aan hen nu de taak om het waar te maken. Niet alleen moesten zij letterlijk met PIT voor de klas staan, er moest ook inhoudelijk worden gewerkt aan met name talentontwikkeling. Er werd onder andere gekozen voor extra aandacht voor techniek. In de stad van de TU een logische keuze. Ook de eerste indruk van de school, het gebouw, moest beter. Oude, verschoten gordijntjes werden vervangen door op maat gemaakte raamstickers met het logo en de naam van de school. Daarnaast wer-

Vier jaar later De Cornelis Musiusschool is nu vier jaar verder. Directeur Karin Brand is nog volop bezig met de profilering van haar school. De nadruk ligt op ‘laten zien wat we doen’. Zo is er ’s ochtends een inloopkwartier. In dit kwartier mogen ouders binnenlopen en werk van hun kinderen bekijken. Eens in de zes

weken is er inloop-extra, dan mogen ouders zelfs een les bijwonen. Er is nu inhoudelijke samenwerking tussen de peuterspeelzaal en de kleutergroepen en met resultaat, de doorstroom is enorm verbeterd. Karin: “Ik vind het belangrijk om uit te blijven leggen waar we mee bezig zijn. Ik hoor gelukkig steeds vaker terug van ouders dat het goed gaat. We zien ook groei in de onderbouw. Die resultaten houden ons enthousiast.” PIT leeft inmiddels in de school en onder ouders. Het team is zich er wel van bewust dat ze kritisch moet blijven kijken naar de inhoud. De vraag ‘maken we nog waar wat we zeggen’ blijft op de agenda. Voor meer informatie, Scholen met Succes, www.scholenmetsucces.nl, 023 - 5341158

Communicatieplan Cornelis Musiusschool Op basis van analyse ziet de SWOT (strength, weakness, opportunity, threat) voor de Cornelis Musiusschool er als volgt uit: Sterk

Zwak

Degelijk klassikaal onderwijs met differentiatiemogelijkheden

Onduidelijkheid van het onderwijsconcept in- en extern

Gemotiveerd en professioneel personeel / stabiel team

Veel kinderen met extra aandacht/gewicht

Vakleerkrachten bewegingsonderwijs en creatieve vorming Kleinschalige school. Kleine groepen, veel individuele aandacht

Communicatie in- en extern / niet voldoende naar buiten gericht

Organisatie van activiteiten (straatspeeldag etc.)

Te weinig positieve profilering

Deelname brede school Gemengde school (niet zwart, maar ook niet wit) Samenwerking met Peuterspeelzaal/Voorschool

Onzichtbaar / Onaantrekkelijke uitstraling van gebouw en plein

Samenwerking met Stichting de Lange Keizer Ligging naast de crèche (Woezelhuis)

Kansen

Bedreigingen

Enige vrije toegankelijke school in de Wippolder

Negatief imago in de buurt

Nieuwe directie

Aantrekkingskracht van Prins Mauritsschool (staat bekend om kwaliteit) en Oostpoort (Jenaplan school)

Nieuwbouw

Opvanghuis bij ingang Hoog percentage laag opgeleide ouders / negatieve houding aan de poort

Techniekmuseum verhuist naar plek dicht bij school. Profilering op techniek

Opheffingsnorm / teruglopend leerlingaantal

www.pulseprimaironderwijs.nl/onderwijsmarketing 12 Pulse

Pulse 13


Groei mee met Estafette Nieuw! Estafette Nieuw groeit. Groeit hard. Ook dit schooljaar startten bijna 1.000 scholen met onze nieuwe methode voor voortgezet technisch lezen. Nog steeds is Estafette Nieuw de enige technisch leesmethode volgens het nieuwste AVI-systeem. Met compleet nieuwe materialen van Avi-E3 t/m Avi-Plus, voor groep 4 t/m 8. Estafette Nieuw staat voor leestechniek en leesplezier. En weet u? Estafette Nieuw is verrassend groen. Alle lees- en werkboeken zijn gedrukt op FSC-papier bij drukkerijen met het FSC-keurmerk. En voor die 1.000 nieuwe starters? Daarvoor plantten we 100 nieuwe bomen en beschermen we 10.000 m2 tropisch regenwoud. Groei ook mee met Estafette Nieuw. Ga naar www.estafette-lezen.nl voor een groene stap.

Breng leren tot leven

Waar of niet waar? ‘Scholen verliezen hun eigen identiteit door de bemoeienissen van ouders, bestuurders en overheid’

De tijd dat basisscholen in alle luwte konden opereren ligt ver achter ons. In de afgelopen twintig jaar is er in hoog tempo veel veranderd en zijn de scholen onder een vergrootglas komen te liggen. We hebben te maken met een overweldigende invloedsfeer. We ontmoeten andere culturen, andere gedachten, andere gewoonten. Ouders worden mondiger en de media hebben een steeds grotere invloed. Daarnaast heeft de decentralisatie vanuit het ministerie ertoe geleid dat besturen ‘gedwongen’ werden om over eigen beleid (en de naleving hiervan) na te denken en dit ook uit te voeren. Termen als kwaliteitszorg, duurzaamheid en integraal personeelsbeleid zijn gemeengoed geworden. De hoofdmeester is in de loop van de jaren directeur geworden en de directeur heeft zich inmiddels ontwikkeld tot manager. Stil staan Jaarlijks trainen wij, als Centrum voor Leiderschap Stenden hogeschool/ISM, ongeveer tweehonderd ambiërende, startende en zittende directeuren. In de regel zijn het mensen die gedreven zijn en vol overgave hun functie uitoefenen. Tijdens de trainingssessies komt vaak ook de werkdruk in het primair onderwijs aan de orde en dat men het gevoel heeft steeds weer met nieuwe zaken bezig te zijn. Een voortdurende strijd om met de stroom mee te gaan. Meer en meer klinkt het geluid om stil te willen staan en te willen bezinnen op het persoonlijk leiderschap. Juist om te ontkomen aan de dynamische omgeving. Stil staan betekent dat er weer nagedacht kan worden over wat de beweegredenen zijn geweest om leiding te willen geven aan een organisatie. Maar ook hoe de eigen authenticiteit wordt behouden in een voortdurend veranderende maatschappij. Goede leven De neiging bestaat om in deze veranderende maatschappij ons te richten op organiseren, systematiseren en bureaucratiseren. Hierdoor is er vaak geen tijd voor bezinningsvraagstukken en voor het verder ontwikkelen van de eigen authenticiteit. Authentiek leiderschap Van leidinggevenden wordt verwacht dat zij zich in een dynamische maatschappij staande houden en dat processen worden ingericht en aangestuurd. Steeds meer managers verschijnen ten tonele en de algemeen directeuren worden de college van besturen genoemd. De vakbladen richten zich op managementvaardigheden. Het licht van de lantaarnpalen schijnt op de organisaties (Harry Kunneman) en het gesprek rond kampvuren lijkt langzaam verstomd. Laten we ons leiden door de wereld van buitenaf en zijn we vergeten wat we daadwerkelijk belangrijk vinden?

Roy Meulman,

Teamleider leiderschapstrajecten Centrum voor Leiderschap Stenden hogeschool Wilt u reageren? Stuur dan een mail naar info@pulseprimaironderwijs.nl.

www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool Pulse 15


Hoogbegaafdheid

Leonardoschool Basisschool voor bollebozen

Steeds meer scholen wagen de stap om een Leonardoschool binnen hun muren op te zetten, al is dit financieel soms lastig. Oprichter en adviseur van de Leonardostichting Jan Hendrickx: “Het is heel wat werk. Het is zoeken, het is ontdekken en het is voortdurend bijsturen. Maar het is ook een kans om het onderwijs te verrijken.”

Twee in Flevoland, drie in Noord-Holland, twee in Utrecht en één in Zeeland, acht nieuwe basis-Leonardoscholen gingen begin van dit schooljaar van start. In januari volgen er nog zeven. De eerste werd in 2007 in Venlo opgericht. Nu zijn er 55 basisscholen met een Leonardoafdeling, verspreid over het hele land. Op een Leonardoschool krijgen leerlingen met een IQ van ten minste 130 vijf dagen per week aangepast onderwijs. Ze gaan razendsnel door de reguliere stof heen, dankzij het indikken, ofwel compacten. Ze krijgen extra vakken zoals Spaans, filosofie en denksporten. Elke leerling krijgt op school een Apple laptop in bruikleen. Jan Hendrickx vindt dat het goed gaat met de Leonardoscholen. “We zijn flink gegroeid in drie jaar tijd. Het belangrijkste probleem is nu de structurele financiering. Scholen moeten erop toeleggen en dat kan niet eindeloos blijven duren.” Leonardoscholen zijn gelieerd aan een bestaande basisschool. Dat noemt Hendrickx een praktische en financiële keus, maar zeker ook een inhoudelijke. “Zo ontvangt de school voor elke Leonardoleerling een basisbedrag, dat ongeveer zeventig procent dekt. Maar het is ook enorm belangrijk dat de Leonardokinderen contact hebben met de kinderen van de reguliere basisschool. Anders zet je het

weg als speciaal onderwijs. Dat zou financieel een oplossing zijn, maar is inhoudelijk onwenselijk. In hun latere leven moeten ze ook kunnen optrekken met mensen die een ander denkniveau hebben.” Gezamenlijke activiteiten Leonardoklassen doen zoveel mogelijk mee met de activiteiten van de ‘gastschool’, zoals vieringen, sportdagen, schoolreisjes en projecten. Hendrickx zag een mooi voorbeeld in Venlo: “De Leonardoschool is daar onderdeel van een brede school waar ook een speciale school zit. Ze hadden een vogelproject, gingen de natuur in en leerden welke vogels er in Nederland voorkomen. Daarna hebben ze samen met de leerlingen van de speciale school, die toch net wat beter met hun handen waren, prachtige nestkasten gebouwd.” In de trainingen die de stichting geeft voor leerkrachten wordt veel aandacht besteed aan het belang van die gezamenlijke activiteiten. Voor ‘aspirant Leonardoleerkrachten’ zijn de trainingen verplicht. Verschillende trainingen staan sinds dit schooljaar ook open voor leerkrachten van het reguliere onderwijs. Hendrickx: “We willen de kennis die we hebben verbreiden. Het zou heel goed zijn

als leerkrachten beter weten hoe ze met slimme leerlingen om kunnen gaan en wat hun onderwijsbehoeften zijn.” Nuttige trainingen zijn bijvoorbeeld ‘top down leren’ – eerst toetsen wat een kind al weet, dan het ontbrekende gaan leren – en ‘deep level leren’ – niet de feitjes uitleggen, maar het

waarom, of hoe. Of ‘leren leren’: slimme kinderen snappen veel vanzelf dus hebben niet geleerd iets te leren. Leonardoleerkrachten dienen een bijzondere houding te hebben. “Ten eerste”, stelt Hendrickx, “moeten ze accepteren dat zo’n leerling vaak slimmer is dan zijzelf. Anders krijgen ze onherroepelijk problemen. Ook heel belangrijk: durven loslaten. Veel leerkrachten willen controle hebben, een boek van A tot Z doorwerken. Dat werkt niet bij deze leerlingen, zij maken grotere sprongen en leggen sneller verbanden.” Hendrickx denkt niet dat Leonardo zichzelf op den duur overbodig zou kunnen maken. “Kinderen met een IQ van 50 hebben in feite dezelfde problemen op school als kinderen met een IQ van 150. In beide gevallen is het zeer de vraag of we hen in het reguliere concept moeten opvangen.” Hij kan zich voorstellen dat leerlingen met een IQ tot 130 nog goed kunnen functioneren, mits de school veel doet aan compacten en verrijken. “Maar hoe verder je boven die 130 komt, des te moeilijker wordt het. Om deze kinderen echt tot hun recht te laten komen, is toch een vorm van speciaal onderwijs nodig. Wij willen hen, op een gewone school, het onderwijs aanbieden dat bij hen past. Dat is wat Leonardo beoogt.” Iedereen mag er zijn Jenaplanschool De Werf in Huizen is sinds kort gastschool voor de eerste Leonardoschool in het Gooi. Directrice Trudy Spierings ziet het als kans om het onderwijs te verrijken. “We hebben hier een goede voedingsbodem, omdat we net begonnen zijn als brede school die zich richt op onderwijsontwikkeling. We werken samen met een bso, een bibliotheek, een peuterspeelzaal en een ergopraktijk. In dat kader past een Leonardoschool heel goed.” De Leonardoleerlingen en de leerlingen van de Werf hebben samen gymles en spelen samen buiten. Twee Leonardoklassen gingen half september mee op schoolkamp.

Er zijn met de hele school openingen en afsluitingen van projecten. “We hebben een heel plan gemaakt om die integratie te stimuleren,” vertelt de nieuw aangetrokken coördinator van de Leonardoschool Martine Eisma. “Maar het gaat eigenlijk vanzelf. De kinderen zoeken elkaar op. Er heerst hier een sfeer van ‘iedereen mag er zijn.’ Wij zijn nu al, de klassen zowel als het team, een onderdeel van de school.” De drie Leonardoklassen zitten vol. De leerlingen komen van de Werf zelf, maar ook uit de brede omgeving. “De nood is vaak erg hoog”, zegt Eisma. “We moeten niet onderschatten hoe ongelukkig hoogbegaafde kinderen op school kunnen zijn, hoe naar het is om totaal geen aansluiting te vinden. Veel scholen weten dat wel, maar het is enorm moeilijk om in een grote klas daadwerkelijk gedifferentieerd onderwijs te geven en elk kind op zijn eigen niveau te benaderen. Bovendien hebben echt hoogbegaafden een heel aparte aanpak nodig. Het is vaak geen onwil van leerkrachten, maar onmacht.” De Werf heeft relatief kleine klassen, van 24 leerlingen. In het Jenaplan is veel aandacht voor de verschillen tussen kinderen en voor hun specifieke ontwikkeling. Het Leonardoconcept lijkt daar goed bij aan te sluiten. De gemeente Huizen biedt de Leonardoschool een substantiële bijdrage. Samen met een bescheiden ouderbijdrage en steun van de vrienden van een regionale

Leonardostichting, is dat voor de komende jaren dekkend. Spierings: “Dan kijken we verder, wat er landelijk gebeurt, of de zorgbudgetten omhoog gaan. Wij willen nu vooral kijken naar wat wèl mogelijk is, binnen het budget, binnen de regels en binnen het gebouw.” Op de Werf is een jaar lang hard gewerkt voordat de Leonardoschool van start kon. Spierings vind het heel wat werk voor een school: “Contact met de gemeente onderhouden en met de scholen waar de leerlingen vandaan komen, de licentie van Leonardo verkrijgen, sollicitatieprocedures, de boekhouding en de administratie aanpassen…” Eisma vult haar aan: “En dan de intake van de leerlingen, dat moet zeer secuur gebeuren en kost meerdere uren per leerling.” Ook de leerkrachten zijn zorgvuldig gekozen. “We hebben nu twee ervaren juffen uit het montessori- en daltononderwijs en een jongere juf die heel goed is met computers!” En dan gaan de schooldeuren open en is nog lang niet alles geregeld. Eisma: “Het is voor iedereen nieuw, we moeten ontdekken hoe we het concept hier precies gaan uitvoeren. We evalueren veel en sturen voortdurend bij. En het gaat absoluut goed, dat zien we aan de kinderen. Ze hebben rode wangen van inspanning, klagen over krakende hersenen en zijn voor het eerst in hun leventje eens goed moe!”

Tekst: Marrigje de Bok 16 Pulse

Pulse 17


Management & motivatie

‘Wat je vroeg aanpakt, hoef je later niet op te lossen’ Hij voelt zich als een man met een missie. Kees van Overveld, landelijk coördinator van het Expertisecentrum Gedrag van het Seminarium voor Orthopedagogiek (SvO) en docent aan de Hogeschool Utrecht, wil maar één ding. Of liever gezegd: twee. Dat docenten leren hoe ze vreemd gedrag bij leerlingen vroegtijdig kunnen signaleren. En dat ze weten hoe ze het kunnen bijsturen. “Docenten leggen de nadruk te vaak op verkeerd gedrag. Er is zo ontzettend veel aandacht voor stoornissen, terwijl je onderwijs echt niet beter maakt door vooral te herhalen wat er allemaal mis is en met wie. Je zou juist moeten kijken wat er goed gaat. Dat deel moet je uitvergroten. Klassikaal.” Hij kijkt er niet alleen bevlogen bij, hij is het ook. Van Overveld wil iets veranderen in het onderwijs. Hij begon zijn carrière na de pabo als docent in

18 Pulse

het buitengewoon onderwijs. Hij leerde door, deed een Post-HBO Pedagogiek en promoveerde in 2008 aan de Universiteit Utrecht (UU) met een proefschrift over agressie onder jonge jongens. Hij vindt: leraren zijn vaak handelingsverlegen en sturen extreem gedrag niet bij. Een klas wordt onhandelbaar, het werk zwaar en het kind leert slechter. Wat bedoelt u nu precies met handelingsverlegen? Daarmee bedoel ik dat docenten te vaak niet weten hoe te handelen. Eigenlijk gaat het in ons leersysteem al vroeg mis. Docenten weten te weinig van de ontwikkeling van kinderen van nu. Bij een kind van vier dat erg agressief gedrag naar anderen vertoont, zouden alarmbellen moeten gaan rinkelen – dat is normaal gedrag voor peuters en niet voor kleuters. Maar dat weet het grootste

deel van de docenten niet. Het valt op wanneer het niet meer goed bij de sturen is. De leeftijd waarop een kind begint te puberen is tien. Als je voor die tijd dat agressief gedrag niet bijstuurt, ben je eigenlijk te laat.

‘Docenten leggen de nadruk te vaak op verkeerd gedrag. Er is zo ontzettend veel aandacht voor stoornissen, terwijl je onderwijs echt niet beter maakt door vooral te herhalen wat er allemaal mis is en met wie. Je zou juist moeten kijken wat er goed gaat. Dat deel moet je uitvergroten. Klassikaal.’ Is dat niet een taak van de kinderpsycholoog, gedrag analyseren en bijsturen? Wel als je het hebt over diagnose en medicatie. Dan praat je vooral over kinderen met de bekende stoornissen ADHD en PDD-NOS. Maar er zijn zoveel meer gedragstoornissen waarmee docenten te maken krijgen. Neem nou agressie. Een leraar heeft daar last van, vindt het kind irritant. Hij wil het wel oplossen, maar weet niet hoe. U wel? Ik denk dat het kan. Inderdaad door kennis van gedrag te vergroten. En door een positieve houding aan te nemen. Nu is het vaak zo dat een kind met een gedragsprobleem vooral het probleem is. Leraren zeggen tegen elkaar: ‘oh, die Piet is zo vervelend’. Dan denkt de volgende leraar al: Oh, die krijg ik volgend jaar. Ontzettend demotiverend. Je zegt dat je als school verder komt als je aandacht hebt voor de motieven van het kind. Maar overvraag je docenten zo niet? Hebben zij niet al genoeg aan hun hoofd? Het vergt wat extra inspanning, maar het is evident dat leraren zich verdiepen. En je hoeft niet àlles te weten. Het zou mooi zijn wanneer in een team

verschillende docenten zich specialiseren in verschillende onderwerpen. Dat er onderzoeksgroepen binnen teams ontstaan, er docenten gaan registreren hoe vaak een incident plaatsvindt en hoe zij er zelf op reageren. Het probleem is nu dat er teveel leraren zijn die fantastisch rekenen en taal doceren. Maar van gedragspatronen weten ze te weinig, dus komt het niet eens altijd over. Maar op de pabo heeft driekwart van de studenten moeite met de rekentoets… Dat klopt. Gelukkig wordt op de pabo veel tijd vrijgemaakt voor bijscholing, al vind ik dat ook hier het roer om moet. Studenten krijgen nog les op het niveau van Freud en Piaget terwijl er de laatste twintig jaar op het gebied van ontwikkelingspsychologie zoveel meer ontdekt is. Dat is wat ik wil zeggen, aan zowel docent als student. Houd je vak bij. Hoe moeten zij dat doen? Op de Universiteit leerde ik pas hoeveel

kennis er eigenlijk is – en hoe elementair die kennis is. Het nadeel is: leraren en studenten in het Nederlandse onderwijs kunnen er maar moeilijk aankomen. De helft is ontoegankelijk geschreven en in het Engels. Maar een beetje docent moet toch een verhaal in het Engels kunnen lezen? Dat klopt, maar het is wel fijn als het een beetje goed gepresenteerd wordt. Wat dat betreft moeten docenten de vakbladen ook bijhouden. En het Nederlands Jeugdinstituut heeft ook een goede databank beschikbaar (www.nij.nl, red.). De oplossing ligt dus in kennis? Ja, maar ook in de benadering van het gedrag van kinderen moet iets veranderen. Een nieuwe methode daarvoor is Sociaal Emotioneel Leren (SEL, zie kader), een onderwijsvisie die is overgewaaid uit Amerika. Ik kwam SEL tegen tijdens mijn studie en ben ervan overtuigd dat het ook hier kan werken. Het is een ontwikkelingsproces waarmee je kinderen vaardigheden

Wie is: Kees van Overveld Van Overveld werd geboren op 16 januari 1963 in Alblasserdam. In de jaren ’80 en ’90 behaalt hij zijn diploma voor buitengewoon onderwijs, akte Pedagogiek MO-A, Post-HBO getuigschrift leraar voortgezet onderwijs en Pedagogiek. In 2008 promoveert hij aan de universiteit Utrecht. Van Overveld is staflid van het SvO en sinds 1994 verbonden aan het seminarium voor orthopedagogiek van de Hogeschool Utrecht (HU). Hij is daarbij hoofddocent van de masteropleiding Pedagogiek en gedragskunde.

Pulse 19


Management & motivatie

aanleert. Als je kinderen bewust maakt van de klas en de rol die zij erin hebben, passen ze zich aan en gaan ze zich ook beter gedragen. Als docenten leren werken met die gedachte en de kennis van gedrag en ontwikkeling vergroten, kunnen meer kinderen van het speciaal onderwijs instromen in het regulier onderwijs. ”

Wat ze hier leren kunt u ze in de klas niet bijbrengen Spelenderwijs leren kinderen van alles. Sociale interactie, communiceren, samenwerken. En dat zijn belangrijke lessen die je uit een boekje niet kunt leren. Daarom is het schoolplein een belangrijke plek voor de ontwikkeling van kinderen. KOMPAN creëert unieke speelplekken waar spelen en leren hand in

hand gaan. Dat begint bij een doordacht ontwerp en de meest uiteenlopende speeltoestellen. Maar u kunt ook bij ons terecht voor veilige ondergronden, periodieke inspecties en onderhoud. We hebben álle middelen in huis om schoolpleinen zo in te richten dat kinderen er meer leren dan spelen alleen.

KOMPAN BV | Schimminck 13 | 5301 KR Zaltbommel | T: 0418 - 681468 | F: 0418 - 681499 | E: kompan.nl@kompan.com

www.KOMPAN.com

KP0053 Adv.lijn 2006_Ontw.indd 6

06-04-2006 15:25:46

Voor deskundig advies op het gebied van arbeidsomstandigheden

ArboAdviesCentrum PO Arbo AdviesCentrum Primair Onderwijs Bel 045 - 579 81 81

Hoe moet het volgens u? Laten we beginnen met eerst goed onderwijs maken. Dat positivisme terugbrengen. Kijken naar wat er goed gaat en daarvan profiteren. En dan pas de tweede laag aanpakken: wat gaat er fout en hoe los ik dat op? Daarnaast moeten we zorgen voor een goede basiskennis. Het invoeren van SEL kost tijd en gaat dus ten koste van bestaande leerprogramma’s. Hoe scholen dat implementeren is aan hen. Het kan in een uurtje per week. En de wet verplicht scholen ook aandacht te hebben voor de sociale vaardigheden van hun leerlingen.

Het klinkt prachtig, dit scenario. Een wijze docent die laat zien dat hij de klas kan controleren – en tegelijkertijd plezier heeft in zijn werk. Rustige kinderen die zich veilig voelen, goed kunnen leren en nadenken over zichzelf en de verschillen en overeenkomsten met hun leeftijdsgenoten. Op een basisschool zullen de jongste groepen het principe snel oppakken.

Oudere groepen moeten er enorm aan wennen, dat anders omgaan met elkaar. Maar stuur je kinderen niet tijdig bij in hun gedrag, dan is de kans groter dat zij later ook vreemd gedrag te vertonen. Alleen al aan criminaliteit zijn we twintig miljard per jaar kwijt. Een programma als SEL kan preventief werken en kost zeven euro per leerling per jaar. Het is het gewoon waard.

SEL staat voor Sociaal Emotioneel Leren. Dit principe is ontwikkeld in Amerika en biedt een kader voor schoolverbetering. De grondgedachte is dat scholen systematisch, door de hele school heen, werken aan vijf kerncompetenties: 1. Besef hebben van jezelf (inschatten en vertalen van eigen gevoelens, waarde en kracht). 2. Besef hebben van anderen (empathie, perspectief en verschil tussen groep en individu). 3. Keuzen kunnen maken (denken voor je doet, verantwoordelijkheidsgevoel). 4. Zelfregulatie (impulscontrole, doelgericht gedrag). 5. Relaties kunnen hanteren (sociale druk weerstaan, conflicthandelingen). De werkzaamheid van de methode is door middel van een review getest. 317 bestaande studies (waarbinnen een totaal van 324.000 kinderen) werden nauwkeurig geanalyseerd. Dit onderzoek wees uit dat de methode verschil maakt: de kinderen gedroegen zich onder meer beter. Een neveneffect: de cognitieve resultaten verbeterden. De kinderen scoorden hoger op de reken- en taaltests.

7095/ARC

of mail naar aacpo@vfpf.nl

Deze zomer ontketende schooldirecteur Dronkers een discussie over het segmentiseren van onderwijs. Hij veronderstelde na onderzoek onder allochtone en autochtone kinderen dat klassen mogelijk beter functioneren als de groepen homogener zijn. Hoe denkt u over de stelling: sterke leerlingen in een andere klas of andere school dan zwakke leerlingen? Buiten de discussie allochtoon en autochtoon: ik vind juist dat veel kinderen uit het speciaal onderwijs naar het gewoon onderwijs kunnen. Als je docenten maar leert hoe ze ermee om moeten gaan, hoe ze gedrag kunnen verbeteren. Voor bepaalde groepen, zoals meervoudig gehandicapten, blijft speciaal onderwijs nodig. Maar het hele onderwijs indelen in groepen van zwak tot sterk vind ik niet heilzaam. Dronkers insinueert ook klassenverkleining, dat is in praktijk helemaal niet werkzaam gebleken.

Pulse 21


huisvesting

De buitenklas

Leren op het schoolplein Volgens het KNMI gaan er per jaar zo’n 125 dagen voorbij zonder dat er ook maar een spatje regen valt. Een uitgelezen kans om het muffe klaslokaal te verlaten voor een les in de openlucht.

Waar kun je een betere natuurkennis- of biologieles geven dan midden in de natuur? Met haar productlijn Spelend Leren bewijst Ovaal speelconcepten dat een goede speelomgeving meer omvat dan alleen klimmen en klauteren: het is een plek om te leren, om avonturen te beleven, om te observeren en om nieuwe vriendjes en vriendinnetjes te maken. Stimulerende leeromgeving De buitenklassen en creatieve zitoplossingen van Ovaal bieden kinderen een stimulerende omgeving om te leren, spelen en luisteren. Scholen kunnen hun schoolplein hierdoor inzetten als leeromgeving. De zitgroepen kunnen volledig naar wens worden ingericht, bijvoorbeeld met bankjes in de vorm van een hoefijzer of een doolhof, losse stoeltjes of krukjes of zelfs een groot amfitheater met podium, waarop toneelstukjes gespeeld kunnen worden of waarop een poppenkast kan worden neergezet. De zitgroepen kunnen naar wens worden versierd met speelse gravures van bijvoorbeeld diersporen, bladeren, insecten of een pakkende spreuk. De schaduwdoeken – die tevens beschermen tegen motregen – of zeildoeken en de sprookjesstoel voor meester, juf of de jarige leerling, maken de buitenklas helemaal compleet. Les in de buitenklas Sinds haar start in 2007 heeft Ovaal Speelconcepten Spelend Leren al op meer dan 250 schoolpleinen gerealiseerd. Onder andere de Eerste Westlandse Montessorischool in Monster, de Borgmanschool in Groningen, basisschool Op Weg in Vorstenbosch (foto rechtsboven), kbs Het Octaaf in Krimpen aan den IJssel, de Albert Schweitzerschool in Rotterdam en basisschool de Satelliet in Dordrecht hebben de mogelijkheden van de buitenklas ontdekt. De Prins Willem-Alexanderschool in Waarder is vorig jaar uitgebreid met een buitenklas. Leerkracht van groep 6, Hans Ritmeester: “De buitenklas wordt hier op school erg gewaardeerd. Het is een leuke afwisseling tussen de reguliere lessen door. Ik gebruik de klas met name voor de kringgesprekken, bijvoorbeeld wanneer een leerling zijn opstel afheeft en dat wil voorlezen aan zijn klasgenootjes. Maar ook voor de rekenlessen is de buitenklas zeer geschikt. Ik stuur mijn leerlingen soms naar buiten om op te meten hoe lang of hoe hoog de bankjes zijn, om te tellen hoeveel paaltjes er in totaal onder de bank staan, et cetera. Door de kinderen opdrachtjes te geven en hen te belonen met een les in de buitenklas, blijven ze gemotiveerd.” Toch blijft de buitenklas volgens Ritmeester vooral ook een spelobject. “Maar ook tijdens het overblijven, wanneer een jarig kind wil trakteren en voor wachtende vaders en moeders biedt de buitenklas uitkomst.” Diersculpturen Als aanvulling op de buitenklas biedt Ovaal handgemaakte diersculpturen in alle soorten en maten. De dieren bevorderen het fantasiespel, zijn leuk om naar te kijken en zijn zeer multifunctio-

22 Pulse

neel in gebruik. Ze zijn bruikbaar als klimelement, als evenwichtselement of als zitelement. Kies voor het boerderijthema en verrijk uw speelplein met houten koeien, schapen en varkens. Of ga voor een indrukwekkende zwaan of een kikker die gekust kan worden en – héél misschien – wel verandert in een mooie prins! De diersculpturen zijn tot in het kleinste detail afgewerkt en zeer robuust uitgevoerd in verduurzaamd grenenhout. Voelen, kijken en leren Het hout is zo glad gemaakt dat het verleidt tot aanraken. Kinderen betasten de vormen en kunnen met hun vinger de ingegraveerde nerven volgen, waardoor hun fijne motoriek wordt gestimuleerd. Alle zitoplossingen van Ovaal worden speciaal ontworpen om te combineren met beplanting. Zo kan de vlindersculptuur worden geleverd en geplaatst met een vlinderstruik die op warme dagen zorgt voor veel echte vlinders én bekijks. Naast de productlijn Spelen Leren levert Ovaal speelconcepten ook avontuurlijke robiniahouten toestellen, muziekelementen en RVS- en granieten speelaanleidingen. Voor meer informatie, www.ovaalspeelconcepten.nl

Pulse 23


column

Complimenten Twee mannen, échte onderwijsmannen en bovendien oud-collega’s, komen elkaar tegen op een symposium. “Wat doe jij tegenwoordig?”, vraagt de een. De ander, trots: “Ik geef tegenwoordig geen les meer!” Er is iets goed mis in het onderwijs als mensen die geen les meer geven meer aanzien genieten dan zij die voor de klas staan. Nee, dan vroeger. Nog maar een paar decennia geleden was de leraar iemand tegen wie je opkeek. Er was – ja, jongens en meisjes van na 1980! – een tijd waarin de mensen tegen leerkrachten ‘u’ zeiden! Niet te geloven, toch? Een leerkracht in de Randstad zou een rolberoerte krijgen. Klasgenootjes zouden het besterven van het lachen. Laatst sprak ik een leerkracht die enkele jaren voor de klas had gestaan in Duiven. Lieve kindjes hadden ze daar. Braaf en netjes. Nu staat ze voor de klas in Eindhoven. Nou is Eindhoven toch echt maar een bescheiden stad van pakweg 215.000 inwoners. Een stad die bovendien ten zuiden van de grote rivieren ligt. Voor uw beeld: de kindjes gaan er hand in hand en huppelend naar school en zingen onderwijl zoetsappige liedjes. The Sound of Music, zoiets. Toch is de jonge leerkracht uit de omgeving van Arnhem geschrokken. De kinderen zijn volgens haar soms best brutaal. Als ze een kind vraagt om even bij haar te komen, zegt het soms ijskoud ‘nee!’ Dat geloof je toch niet? In het gemoedelijke Eindhoven, of all places! Ik vraag me af hoe een leerkracht in Amsterdam zich voelt als ze na haar werk thuis neerploft op de bank. Het is niet voor niks dat er in de Randstad nog volop vacatures zijn voor leerkrachten in het basisonderwijs terwijl daarbuiten de banen in het primair onderwijs dunner gezaaid zijn. Ik snap dat wel. Al die vlotgebekte koters putten je uit. Honderd keer vragen of ze alsjeblieft hun snavel willen houden en hun opgaven willen maken, dat gaat vervelen.

Ovaal speelconcepten

Spelend leren, ontwikkelen & ontmoeten

Ontwerp en inrichting van speelomgevingen

Buitenruimten gerealiseerd door Ovaal speelconcepten stellen de belevingswereld van het kind centraal. Onze visie is dat een speelplek véél meer is dan alleen een verzameling klim- en klautertoestellen. Het is een plek om avonturen te beleven, te observeren en vriendjes te ontmoeten. Ontdek onze unieke productlijnen en vraag onze brochure aan via: www.ovaalspeelconcepten.nl

Ondernemersweg 2A - 7451 PK Holten - tel 0548 - 363067 - fax 0548 - 363068 info@ovaalspeelconcepten.nl - www.ovaalspeelconcepten.nl

Toch vind ik dat juf José, die zich al jaren op die moeilijke school in De Pijp staande weet te houden, meer respect verdient dan de leerkracht die promotie heeft gemaakt en niet langer voor de klas staat. Zou José wel vaak genoeg een schouderklopje krijgen? Zou ze trots zijn op haar werk, ook al krijgt ze zelden een teken van appreciatie? Ik vrees dat een leerkracht die op waardering wacht over het nodige zitvlees moet beschikken. Je moet het treffen met je directeur. En de ouders? Die weten je probleemloos te vinden als ze ontevreden zijn. Maar hoe vaak steken ze nou de loftrompet? Oké, dan doe ik het. Complimenten! Aan iedereen die keer op keer, jaar in jaar uit zijn best doet om onze jeugd de broodnodige kennis en vaardigheden bij te brengen. Een tien met een griffel en een dikke knuffel. Omdat jullie het verdienen.

Martin van Rooij

www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool Pulse 25


Ontwikkelingsgericht onderwijs

Resultaat

is waar je voor staat

Leerkrachten in OGO bouwen door gerichte observatie en begeleiding leertrajecten op samen met hun leerlingen. Vervolgstappen worden doelgericht gezet en varieren voor ” groepjes (of individuele) leerlingen.

In Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO) gaat het om betekenisvol leren. Schoolse vaardigheden en leerinhouden zijn van groot belang. Niet omdat de boekjes nu eenmaal ‘uitmoeten’, maar vanwege de vormende waarde voor de leerlingen. Leerkrachten in OGO-klassen zijn gebrand op opbrengsten die voor de leerlingen zinvol zijn én waarmee ze in hun eigen wereld verder komen. In Ontwikkelingsgericht Onderwijs wordt geprobeerd een ondersteunende leergemeenschap vorm te geven, waarbinnen leerlingen sociaalemotioneel kunnen groeien én cognitief worden uitgedaagd. Deze visie vraagt nogal wat van leerkrachten. In dit artikel schetsen wij aan de hand van praktijken uit een 3/4 groep de wezenlijk andere rol die een leerkracht in OGO neemt. ‘Ik ging strandjutten….’ In de 3/4 groep van juf Caroline gaat het over strand en zee. Eén van de subthema’s is ‘strandvondsten’. Alle kinderen zijn wel eens op het strand geweest, vlak bij huis of in een ver buitenland. Ook juf Caroline heeft wel eens gejut op het strand en deelt haar schatten met de leerlingen. In tweetallen vertellen de kinderen aan elkaar wat ze gevonden hebben en waar, met

wie zij er waren en wat ze gedaan hebben met hun spullen. Alle kinderen komen op verhalen en de eerste woordvelden, teksten én vragen van de groep worden zichtbaar in de klas. De vondsten worden uitgestald, zodat iedereen er goed zicht op houdt. Alle leerlingen doen mee met het op papier krijgen van de verhalen. De beginners tekenen en noteren bekende woorden, de gevorderden schrijven hun eigen teksten voluit zoals Marleen, die schrijft over de flessenpost van Jennifer. ‘Ik maak een echte schatkaart….’ Jeffrey heeft een mooie schatkaart getekend waarmee in de bouwhoek kan worden gespeeld. De leerkracht gaat met hem in gesprek en vraagt hoe zij de kaart moet lezen. Haar vraag helpt Jeffrey zijn tekening nog eens goed te bekijken en hij vertelt wat nu precies wat voorstelt. Dan vraagt juf hoe zij dit het best kan onthouden, vervolgens doet zij een voorstel voor het maken van een legenda. Jeffrey wordt door haar geholpen en na een

In OGO bouwt de leerkracht samen met de leerlingen een betekenisvolle context waaraan iedereen kan en wil deelnemen en waar voor elke leerling aanknopingspunten voor leer- en ontwikkelingsprocessen te vinden zijn.

poosje maakt hij het zelf af. In de kring legt hij vervolgens uit hoe zijn legenda werkt. ‘Wat staat er in de krant?’ Marieke heeft de krant mee naar school genomen. Er staat een verhaal met foto’s in over een meneer die van strandvondsten mooie dingen maakt, zoals kleine meubeltjes van hout en versieringen voor in het huis. De kinderen vinden het prachtig. De krant kan nog niet door veel kinderen zelfstandig worden gelezen, maar samen met de leerkracht wel en zo komen veel mooie activiteiten op gang, zoals: • het bekijken van de illustraties en het bespreken van hoe iets gemaakt is; • plannetjes maken om zelf iets te maken van je strandvondsten en meer spullen mee te brengen of aan te vullen met andere materialen; • zelf iets maken en exposeren; • een tekening of foto maken van je kunstwerk; • een tekstje maken bij je tekening of foto; • samen een krant en uitnodiging maken voor de expositie. ‘Wij bouwen een schip’ De groep duikt verder het thema in en er komen allemaal interessante nieuwe vragen en onderwerpen aan de orde. Verschillende soorten schepen is zo’n mooi nieuw onderwerp. De kinderen weten al wat een driemaster is, omdat de vader van Juttertje

Tekst: Bea Pompert 26 Pulse

Pulse 27


Ontwikkelingsgericht onderwijs

2011

Hoogbegaafdheid op de basisschool Digitaal handelingsprotocol hoogbegaafdheid

Voor en door het onderwijs

De nieuwste leer- en presentatiemiddelen voor het primair onderwijs

Ga naar: www.dhh-po.nl

Tijdschrift over hoogbegaafde kindereren: www.tijdschrift-talent.nl

Boeken over hoogbegaafdheid

kijk snel op: www.hoogbegaafd.nl Koninklijke Van Gorcum BV Postbus 43 9400 AA Assen [t] 0592 37 95 56 [e] verkoop@vangorcum.nl

PRIMAIR ONDERWIJS

WWW.DHH-PO.NL

Hét online instrument voor signalering, diagnostiek en begeleiding van hoogbegaafde kinderen

In OGO ontstaan in de deelname aan activiteiten problemen die om een oplossing vragen. Nieuwe handelingen en kennis beklijven zo beter omdat leerlingen zelf actief mee doen aan het construeren van oplossingen.

r nu Registree atis voor Gr et toegang m

0776 0 0 10 : e d co

25-29 januari 2011

Jaarbeurs Utrecht www.not-online.nl

Tim op zo’n schip vaart. In het krantenartikel komen kustvaarders aan de orde en in boeken in de boekenhoek vinden zij alles over piratenschepen. Het wordt de hoogste tijd om met z’n allen een schip te bouwen. Iedereen vindt het een mooi plan en gaat een bijdrage leveren. In groepjes gaat de klas aan de slag. De beginnende lezers leren woorden als oog en ver en oefenen deze nieuwe woorden. Ze maken ook verrekijkers voor aan boord. Een groepje gevorderde lezers leest informatieteksten, onder andere over Vikingschepen en maakt een reisverslag/logboek voor het spel in de boot. Ook moeten er schatkisten aan boord komen met kostbare voorwerpen en aan de zijkanten ronde ramen. Een groepje maakt een bouwplan en bekijkt of er wel voldoende planken en blokken zijn. In elk groepje moet worden overlegd, nagedacht en uitgeprobeerd en worden nieuwe dingen geleerd.

‘Waarom de Vikingen over de wereld gingen’ Jasper en Inge zijn geboeid door de verhalen over de Vikingen en hun reizen over zee. Ze willen er meer over weten. Leerkracht Caroline geeft hen de kans om tijdens het speelwerkuur een tekst op te zoeken die hen interessant lijkt om te lezen. De leerkracht benut deze leesactiviteit om te observeren hoe zij dat aanpakken en hoe zij de tekst te lijf gaan. Caroline checkt de begrijpend leesdoelen die zij voor ogen heeft voor deze leerlingen en analyseert hun leerweg in samenspraak. Zo komt ze er bijvoorbeeld achter dat de beide kinderen tijdens het lezen te weinig leesstops maken om in de gaten te houden of zij alles nog begrijpen. Ze realiseert zich dat zij meer hulp moet geven en maakt daar een planning voor, waarbij zij ook andere kinderen die al pittige teksten lezen, betrekt.

Ontwikkelingsgericht Onderwijs is holistisch en richt zich nadrukkelijk op de ontwikkeling van het kind als geheel in interactie. Kinderen leren van en met elkaar. Als er geoefend moet worden – bijvoorbeeld bij het beginnende lezen – gebeurt dat zoveel mogelijk in relatie met aspecten van de brede ontwikkeling en in samenhang met andere activiteiten.

Leerkrachten die ontwikkelingsgericht werken zijn dus verantwoordelijke ontwerpers van een rijk curriculum voor alle kinderen in hun groep. Zij hebben daarbij de totale

persoonsontwikkeling van hun leerlingen voor ogen en stimuleren hun creatieve, kritische, sociale kanten. Resultaten en opbrengsten worden alleen beter als de leerkracht toegewijd kan deelnemen aan de leerprocessen van alle leerlingen. De consequentie daarvan is dat de leerkracht weer volledig meesterschap mag tonen en uitbestede functies weer ter hand neemt. Zelf onderwijs maken, zelf je doelen stellen voor verschillende groepjes in je klas, zelf observeren en toetsen en doelgericht begeleiden. Pas dan ontstaan er kansen voor echte resultaten en waardevolle opbrengsten omdat de leerkracht bewust in interactie gaat met de leerlingen in betekenisvolle en rijke activiteiten. Leerkracht en leerlingen worden actieve partners die in gesprek met elkaar er voor gaan en staan. Bea Pompert is onderwijspedagoog en als nascholer verbonden aan De Activiteit, landelijk centrum voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs in Alkmaar en ’s-Hertogenbosch (www. de-activiteit.nl)

www.pulseprimaironderwijs.nl/ontwikkelingsgerichtonderwijs Pulse 29

advNOT-10000776-90x280mm.indd 1

12-10-10 11:57


onderwijsontwikkeling

Smartboxx brengt competenties in beeld Binnen het onderwijs is er naast aandacht voor de leerling ook steeds meer aandacht voor de competenties en leergang van docenten. Sinds de invoering van de wet Beroepen in het Onderwijs (BIO, 2007) is het zelfs verplicht om die competentievergroting bij te houden in een eigen portfolio. Dat is niet even gemakkelijk, zag ook Dé Praktijkgroep. Het bedrijf ontwikkelde Smartboxx, een instrument waarmee zowel schooldirecteur als docent altijd zicht heeft op competentieprofiel en voortgang. De docent van nu moet meer kunnen, meer zijn dan didactisch of pedagogisch bekwaam. Vier jaar geleden is in de wet BIO vastgelegd dat docenten moeten werken aan competentieontwikkeling. Ofwel: het bijscholen en bijslijpen van eigen vaardigheden, plus het noteren en rapporteren daarvan. Geen schoolbestuur of docent kan er omheen, maar er zijn er slechts weinig die het als ‘leuk’ of ‘leerzaam’ ervaren. “Docenten móeten dit doen, maar lopen bijvoorbeeld aan tegen de hoeveelheid werk die het meebrengt. Een ander kan weer niet precies formuleren welke competenties hij wil verbeteren en ervaart het alleen daarom al als vervelend. Wat wij hebben gedaan, is eigenlijk niet meer dan ingaan op de vraag.” zegt Mark Schaeffer, directeur van Dé Praktijkgroep. Het trainings- en vaardigheidsbureau ontwikkelde Smartboxx, een programma dat nog het best te omschrijven is als een digitaal competentie- en leerinstrument, samengevat in zes onderdelen (zie kader). Het principe is simpel: met een persoonlijke competentiemeting kunnen zowel docent als schoolleiders zien in welke mate ze een vaardigheid beheersen. Zo wordt voor de docent duidelijk welke vaardigheden hij bezit en aan welke hij aandacht moet besteden. De directie ziet welke vaardigheden er in huis zijn, welke ontbreken en wie waar aan werkt. Die ontwikkeling wordt digitaal bijgehouden en is altijd toegankelijk en up to date: zowel leraren als schoolbestuur kunnen de ontwikkelingen 24 uur per dag volgen en aanpassen. “Het programma ordent de gegevens die nu allemaal afzonderlijk genoteerd worden op papier en maakt er een competentieprogramma van,” legt Schaeffer uit. “Dat werkt overzichtelijker dan met mappen vol papier en de tussenkomst van afdelingen als P&O. En het is gemiddeld zo’n 75 procent sneller.” Bijkomend voordeel: docent en directie hebben overzicht en inspraak in het (eigen) competentiemodel. Dat versimpelt het

30 Pulse

proces. Bij organisaties die de plannen laten ontwikkelen door directieorganen of P&O rebelleren docenten vaak: het komt van de top en ze voelen zich niet thuis in het plan. Een organisatie die de taak uitbesteedt aan docenten moet een eeuwigheid wachten en krijgt te maken met inconsistentie: wat voor de één heel belangrijk is, is voor de ander irrelevant. De één registreert anders dan de ander. Gevolg: het plan komt bij veel organisaties niet van de grond.” Profileren Smartboxx werkt als een monitor en bevat verschillende competentiebibliotheken, gebaseerd op de SBL (zeven competentie-eisen voor leraren) of NSA (acht competentievlakken voor leidinggevenden). Ook voor bijzondere functies als ICT-er, IB-er en RT-er zijn databanken beschikbaar. Voor enkele schoolbesturen heeft het bedrijf een eigen competentieprofiel ontwikkeld.

Het traject begint altijd met een intakegesprek tussen school en Dé Praktijkgroep. In dat gesprek wordt vastgesteld wat er binnen een school al gedaan is, zowel aan competentieverhoging als aan personeelsbeleid. “Belangrijk”, zegt Schaeffer. “Je hoeft immers niet te herhalen wat al gedaan is. Daarna wordt in samenspraak met de directeur besloten wat de gewenste doorlooptijd van het programma en de metingen is. Dat verschilt per school, maar de ervaring leert dat het in drie maanden haalbaar is. En dan hoeft niemand op zijn tenen te lopen.” Monitoren& faciliteren Na de metingen kunnen docent en bestuur op hun eigen tempo verder met het competentieprogramma. Deelnemers aan Smartboxx kunnen zelf tests doen en een eigen profiel aanmaken. De competenties binnen een profiel zijn overzichtelijk ingevoerd, de voortgang wordt vertaald in verschillende grafieken. Schaeffer: “Zo kun je zien wie waar is in zijn proces en waar hij of zij tegenaan loopt. Dat biedt een aantal voordelen. Docenten en directie zien welke competenties en expertisen de ene leerkracht heeft en welke leerkracht hier wellicht van kan profiteren. Het systeem biedt de mogelijkheid die twee aan elkaar te koppelen.” Ook kan de schooldirecteur zijn medewerkers coachen (e-coaching). Zo kan hij competentieprofielen van leerkrachten inzien, vergelijken en voorzien van feedback. Big Brother? “Welnee, dat horen we vaak van tevoren, maar in de praktijk merk je juist dat hulpvoorziening op deze manier goed werkt.”

Het Smartboxx-systeem bestaat uit zes onderdelen: • E-learning: ondersteuning met behulp van audiovisuele middelen en oefeningen. • E-coaching: het ondersteunen van competentieontwikkeling. • Smartscan: scan met testen als leerstijlentest, opleidingentest, Belbintest. Kan aangevuld worden met eigen tests. • Smartopleider: Feedback van o.a. de praktijkopleider/schooldirectie. • SmartEVC: Voor het aanvragen van een EVC (competentiediploma). • Smartportfolio: POP of portfolio waarin ontwikkeling wordt bijgehouden

Portfolio & SMART Voor leraren biedt het systeem een extra voordeel: Smartboxx kan met het onderdeel ‘portfolio’ de digitale persoonlijke profielgegevens omzetten in teksten voor een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Dit onderdeel is zo ingericht dat de gebruiker een aantal vragen wordt gesteld. Uit de antwoorden formuleert het automatisch een persoonlijk plan dat is opgesteld volgens de SMARTmethode. Een oplossing voor diegenen die het lastig hebben met het maken van een dergelijk plan. Ook de directeur is niet gevrijwaard: binnen het traject wordt hij getraind in het schrijven van een plan van aanpak over het invoeren van competentiemanagement op zijn school. Schaeffer: “Dat is geen vuistdik plan, maar een gefaseerd overzicht van vier tot zes pagina’s. De inhoud bestaat puur uit wat hij wil bereiken en in het bijzonder: hoe dat moet gebeuren. Dat biedt houvast en niet minder belangrijk: een helder competentieoverzicht.” Meer informatie en een demo bekijken: www.smartboxx.nl

Dé Praktijkgroep houdt zich veertien jaar bezig met het vaardigheidstrainingen, voornamelijk voor MKB en retailers. In 2006 vraagt een basisschool hen te helpen met het invoeren van competentiemanagement. Dé Praktijkgroep werkt sindsdien samen met de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA). Ruim tweehonderd scholen werken al met het Smartboxxsysteem. Deze voldoet aan de eisen van de wet BIO. De methode is simpel en pragmatisch: geen ingewikkelde theorieën, maar een korte theoretische kapstok en daarna veel zelf doen.

Pulse 31


sociale vaardigheden

Contact met allochtone ouders

Omgaan met verschillen Nazifah komt regelmatig te laat op school. Youssef lijkt geen grenzen te respecteren. Aisha is wel erg teruggetrokken. Het schoolgeld van Hanane is nog steeds niet binnen. Tijd voor een oudergesprek. Niks aan de hand, toch? Of wel? Nog steeds worden gesprekken met allochtone ouders ingewikkelder gevonden dan met autochtone ouders. Wat kunnen we hieraan doen? We beginnen het steeds gewoner te vinden: klassen met daarin autochtone èn allochtone kinderen. Gelukkig maar, want Nederland is een land waar veel culturen samenleven. Een op de vijf basisschoolleerlingen is tegenwoordig van allochtone afkomst. Maar ook al zijn we het heel normaal gaan vinden dat we kinderen met een buitenlandse achtergrond op school hebben, dat wil niet zeggen dat de omgang met andere culturen ons gemakkelijk afgaat. Nog steeds zijn er situaties waarmee we ons geen raad weten. Meestal betreft dat niet zozeer de kinderen, maar de ouders. Veel schoolmanagers en leerkrachten vinden gesprekken met autochtone ouders al ingewikkeld genoeg. Gesprekken met ouders die ook nog eens een buitenlandse achtergrond hebben, maakt het nog eens extra moeilijk, zo is de heersende gedachte. Wat maken deze gesprekken nu zo moeilijk? Heel vaak heeft dat te maken met onze perceptie. Elke cultuur heeft zijn eigen (lichaams)taal, gebruiken en ideeën en bekijkt de ander vanuit die achtergrond. Dat leidt gemakkelijk tot misverstanden en onbegrip. ‘Wat reageert die ongewoon’, zeggen we dan. We kunnen daar wat aan doen. Onderzoek heeft uitgewezen dat we misverstanden kunnen verminderen en dat we meer kans maken op succesvol contact door een culturele sensitiviteit te ontwikkelen en onze multiculturele competenties te vergroten. Dat zijn mooie woorden die prachtig klinken, maar wat houdt dat concreet in? Hoe zorg je voor een goed verlopend gesprek met een allochtone ouder? Veilige omgeving creëren Op de eerste plaats is het belangrijk dat je aandacht besteedt aan een veilige omgeving. Dat kan heel praktisch betekenen dat je zorgt dat de ruimte vriendelijk en uitnodi-

Tekst: Marijke van Dijk 32 Pulse

gend is ingericht en dat je de ouders gastvrij ontvangt met een kopje koffie of thee met koek. Voelt iemand zich hier op zijn of haar gemak? Daarnaast is het van belang dat je naar jezelf kijkt. De woorden ‘je kunt mij alles vertellen’ zijn zo je mond uit, maar meen je dit echt? Is er werkelijk een klimaat dat alles gezegd kan en mag worden? Dat je mag vragen, behoeftes mag uiten, kritisch mag zijn zonder dat er sancties komen of dat dat gevolgen heeft voor de sfeer of de relatie? Begin je rustig aan, over koetjes en kalfjes? Of val je direct met de deur in huis, omdat je de hete adem van de klok in je nek voelt? Is er een mogelijkheid om het gesprek te verlengen, zodat iedereen zich minder opgejaagd voelt?

Vragen stellen Als het gesprek eenmaal begonnen is, is een onderzoekende houding noodzakelijk om te achterhalen wat er werkelijk aan de hand is. In sommige culturen is het de gewoonte om de ander niet ‘lastig te vallen’ met je sores. Dat kan leiden tot een te grote nuancering, tot ontkenning of tot het verbloemen van de situatie. Waarom komt het kind bijvoorbeeld steeds te laat op school? Kan ze haar bed niet uitkomen? Of heeft ze nog een zorgtaak thuis? Wat zeggen haar ouders hierover? Probeer door te vragen. En luister! Niet luisteren voor de vorm, maar echt luisteren, zonder te oordelen: wat probeert iemand je (tussen de regels door, met zijn of haar lichaamstaal) te vertellen? Vaak is dat moeilijker dan je denkt. Verwachtingen uitspreken Tja, en dan begint het je te dagen waarom iemand op deze manier reageert of handelt. Je hebt ervoor open gestaan, niet meteen geoordeeld en je begint het zowaar te begrijpen. En nu? Kun je nu niet meer van de ander verlangen dat het gedrag aangepast wordt? Er is toch een goede reden voor? Begrip opbrengen voor de ander, betekent niet dat je moet gaan pamperen. Op school worden eisen gesteld, aan leerlingen, aan leerkrachten en ook aan ouders. Wat wordt er van de leerlingen verwacht? En wat van de ouders? En wat kunnen zij in ruil daarvoor van de school verwachten? Maak deze verwachtingen kenbaar! Als je positieve aandacht hebt voor talenten, is er niets mis met het stellen van hoge en duidelijke eisen (teaching for excellence). Jouw leerling heeft bijvoorbeeld aanleg voor rekenen, maar doordat zij steeds te laat komt, mist zij de rekenles. Nu kan zij dit talent niet ontwikkelen. En dat staat weer haar totale ontwikkeling in de weg. Op tijd komen is dus belangrijk. Valideren Ouders moeten de noodzaak inzien van alle verwachtingen. Waarom is het zo belangrijk dat je op tijd komt? Wat is het nut daarvan? Het is dus van belang dat je dit aangeeft. Een goede ontwikkeling vergroot bijvoorbeeld de kans om later in de maatschappij een goede baan te vinden, aanzien te verkrijgen, je happy te voelen, et cetera. Verhelderen Natuurlijk is een belangrijke voorwaarde voor succes dat iedereen begrijpt waar de ander het over heeft. Helder taalgebruik werkt daaraan mee. Pas je taalgebruik aan aan het taalniveau van je gesprekspartner. Zorg eventueel voor iemand die kan tolken. Check elke keer of de ander je echt begrepen heeft en of jijzelf nog steeds op het juiste spoor zit, bijvoorbeeld door de ouders uit te nodigen om vragen te stellen. Verhelder het een en ander als

dit niet het geval blijkt te zijn. Wees heel concreet. Als de school om half negen begint, hoort het kind om tien voor half negen op het schoolplein te staan. Of wil je dat er thuis geoefend wordt met rekenen? Geef materiaal mee, zeg welke sommen op welke dag van de week moeten worden gemaakt. Vooroordelen veroordelen Stille overtuigingen kunnen gevolgen hebben voor het welslagen van het gesprek. Denk jij diep in je hart dat allochtone ouders je toch niet begrijpen? Dat ze niet zullen meewerken? Dat ze eigenlijk niet betrokken zijn? Dat ze hun kinderen niet stimuleren en thuis nooit eens vragen naar school? Dat hun gewoonten en ideeën niet alleen anders zijn, maar ook minder goed zijn dan de gewoonten en ideeën waarmee jij vertrouwd bent? Grote kans dat het gesprek bij voorbaat al gedoemd is te mislukken. Probeer liever je vooroordeel om te zetten in een positieve overtuiging als ‘ouders kunnen me inzicht geven in hoe mijn leerling denkt en handelt’ of ‘samen kunnen we tot unieke oplossingen komen’. Vertrouwen hebben Heb vertrouwen in de goede intentie van de ander. Ga ervan uit dat de ander je niet dwars wil zitten, maar dat er een goede reden is voor zijn of haar gedrag. En dat jullie samen in staat zijn tot een passende oplossing te komen, misschien door out of the box te denken of op een andere manier te handelen dan je gewend bent, maar toch... Jullie hebben immers allebei hetzelfde voor ogen: het welzijn van jouw leerling, hun kind. En heb vertrouwen in jezelf. Dat jij heus goed in staat bent om contact te maken met de ander. Terecht wordt door de professional na het lezen van dit stappenplan opgemerkt: ‘Ja, maar… deze vaardigheden zijn toch in alle situaties toepasbaar?’ Inderdaad, je kunt dit stappenplan ook uitvoeren in gesprekken met autochtone ouders of in gesprekken met je collega’s. Zelfs in gesprekken met leerlingen. In alle gesprekken op school dus. In een ideale situatie probeert iedereen, allochtoon of autochtoon, jong en oud, zich deze competenties en sensitiviteit eigen te maken. Pas dan zullen (culturele) misverstanden echt verdwijnen. De echte professional wacht echter niet op de ander, maar geeft het goede voorbeeld. Goed voorbeeld doet immers in goed volgen. Zo was het toch? Drs. Marijke van Dijk is een van de oprichters van het Centrum voor Co-actieve Communicatie dat studiedagen, trainingen, lezingen en coaching verzorgt op het gebied van non-verbale en verbale gespreksvaardigheden in het onderwijs. Samen met dr. Tom Boves heeft zij het boek Contact maken. Communicatieve vaardigheden voor leerkrachten. geschreven (ISBN 978 90 232 4331 1).

www.pulseprimaironderwijs.nl/socialevaardigheden Pulse 33


Kwaliteitszorg

De kwaliteit van voor- en vroegscholen In juni 2010 verscheen het toezichtkader VVE (voor- en vroegschoolse educatie) van de Inspectie van het Onderwijs. Het toezichtkader beschrijft de werkwijze (hoe) en het waarderingskader (wat) om de kwaliteit van voor- en vroegscholen vast te stellen. Een voorschool is een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf, waar voorschoolse educatie wordt aangeboden; een vroegschool wordt gevormd door de groepen 1 en 2 van een basisschool met VVE. Voor- en vroegschoolse educatie is bedoeld voor kinderen van circa 2,5 tot 6 jaar die uit onderwijsachterstandsgezinnen komen. Deze zogenaamde doelgroepkinderen zijn peuters en kleuters die in het basisonderwijs een gewicht krijgen toegekend van 0,3 of 1,2. Het doel van VVE is dat deze kinderen zoveel meekrijgen, dat ze ‘gewoon meekunnen’ als ze naar groep

3 gaan. De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op de kwaliteit van VVE aan de hand van het toezichtkader. Wat komt daarin aan de orde? Waarop worden vooren vroegscholen beoordeeld? Wanneer is er sprake van tekorten, wanneer van ‘een voorbeeld voor anderen’?

De bestandsopname Tot ongeveer 2013 wordt er door de inspectie een bestandsopname gemaakt (bezoeken aan gemeente, voorscholen en vroegscholen) van de locaties die voldoen aan de eisen vanuit de wet OKE (= de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie). Dat is een wet waarin verschillende andere wetten gewijzigd zijn, zoals de Wet Kinderopvang, de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT) en de Wet

op het primair onderwijs (WPO). Omdat de vormgeving van VVE per gemeente kan verschillen door de gemaakte beleidskeuzes, wordt de bestandsopname uitgevoerd per gemeente, waarbij steeds alle volwaardige VVE-locatie in een gemeente worden beoordeeld. De bestandsopname leidt daardoor tot een beeld van de kwaliteit van de VVE-locaties per gemeente, in relatie met het VVE-beleid van de gemeente. Het onderzoek richt zich dan ook op twee niveaus: 1. Het gemeentelijk niveau. 2. De afzonderlijke VVE-locaties in de gemeente. De gemeente Het gemeentelijk beleid moet voldoen aan de Wet OKE. In het toezichtkader van de inspectie wordt op gemeentelijk niveau een oordeel gegeven voor de domeinen context en condities (zie tabel 1). Het waarderingskader bevat indicatoren die te relateren zijn aan ‘wettelijke naleving’, maar ook indicatoren die de kwaliteit van het VVE-beleid van een gemeente voorzien van een beoordeling. Dat de inspectie op gemeentelijk niveau de kwaliteit van VVE controleert is vanzelfsprekend: een gemeente ontvangt geld van het Rijk voor de doelgroepkinderen in haar gemeente. Het aantal potentiële VVE-kinderen wordt bepaald aan de hand van het aantal kleuters met een leerlinggewicht van 0,3 of 1,2. De gemeente heeft tot taak voldoende VVE-locaties te realiseren en die door doelgroepkinderen te laten bezetten. Daarnaast moet de gemeente afspraken maken met de houders van de voorscholen (peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen met VVE) over diverse VVE-aspecten en met name de gewenste opbrengsten en resultaten.

Tabel 1, Het VVE-waarderingskader op hoofdlijnen Domeinen

Aspecten

VVE-beleidscontext

Gemeentelijk VVE-beleid VVE-coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering op gemeentelijk niveau

VVE-condities (GGD-rappoten)

Basiskwaliteit: algemeen Basiskwaliteit: voorschoolse educatie

Kwaliteit van de uitvoering

Ouders Kwaliteit van de educatie Ontwikkeling, zorg en begeleiding Interne kwaliteitszorg Doorgaande lijn

Opbrengsten (resultaten)

Bereik Resultaten (m.n. eind groep 2)

samenwerkingsverband tussen een voorschool en een vroegschool. Soms is de samenwerking zo hecht dat men spreekt van een Voorschool met een hoofdletter. De extra gelden voor VVE worden door het Rijk beschikbaar gesteld aan de gemeente en daarna verstrekt aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met VVE. De gemeenten hebben de beleidsruimte om de voorschoolse educatie nader vorm te geven. De extra gelden voor VVE aan de schoolbesturen worden toegekend in de vorm van het gewichtengeld in de lumpsum. De financiering door het Rijk (al of niet via de gemeenten) legitimeert het toezicht. Gemeenten en instellingen dienen uiteraard verantwoording af te leggen over de besteding van de publieke gelden. Rapportage Omdat het VVE-toezicht zich afspeelt op twee niveaus, te weten gemeente en instellingen, wordt er bij de bestandsopname ook tweeledig gerapporteerd. Allereerst

wordt de kwaliteit van het gemeentelijke VVE-beleid gewaardeerd met daarbij de wet OKE als belangrijkste referentiepunt. Vervolgens worden de VVE-locaties afzonderlijk beoordeeld. Van iedere locatie wordt een separaat rapport opgesteld. De gemeente ontvangt uiteindelijk een eindrapport met daarin: 1. De waardering van het gemeentelijk beleid. 2. Een samenvatting van de beoordeling van de VVE-locaties. 3. Een totaalbeeld van de kwaliteit van de VVE in relatie tot het beleid. Het waarderingskader De Inspectie van het Onderwijs is in 2007 al begonnen met de bestandsopname in de vier grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Momenteel zijn de middelgrote steden aan de beurt, later volgen de kleine(re). De eindoordelen die de inspectie heeft gegeven zijn opgenomen in tabel 2 (voorbeeld Rotterdam en Utrecht).

Tabel 2, Bevindingen bestandsopname grote steden (RO en UT) Voor- en vroegscholen VVE wordt gegeven op voorscholen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met VVE) en vroegscholen (basisscholen met VVE in de groepen 1 en 2). In veel gemeenten is er – terecht – sprake van een

Oordeel

Kwalificatie

RO (%)

UT (%)

TT (%)

1

Verbeteringen dringend wenselijk

0,2

0,0

0,1

2

Verbeteringen wenselijk

15,0

25,0

20,0

3

Voldoende

76,2

70,0

73,1

4

Goed, een voorbeeld voor anderen

8,7

5,0

6,8

Tekst: Cees ??? Bos 34 Pulse

Pulse 35


Kwaliteitszorg

Tabel 3, Kwaliteitszorg voor- en vroegschool afzonderlijk (Amsterdam) Indicatoren 10.1

1 (%)

2 (%)

86

4 (%)

Voor- en vroegscholen hebben een pedagogisch beleidsplan

0

10.2

Het pedagogisch beleidsplan is ingebed in de context

0

26

72

2

10.3

De VVE-coördinatie is geregeld

0

76

21

3

10.4

Voor- en vroegscholen evalueren de kwaliteit van de educatie

0

11

86

3

10.5

De voor- c.q. vroegschool bereikt voldoende kinderen

0

77

23

0

10.6

Er worden verbetermaatregelen geformuleerd en uitgevoerd

0

47

52

1

10.7

Voor- en vroegscholen borgen de kwaliteit van hun educatie

0

23

75

2

De kwaliteitsaspecten die beoordeeld werden zijn: 1. Opbrengsten; 2. Aanbod; 3. Pedagogisch klimaat; 4. Educatief handelen; 5. Ouders; 6. Ontwikkeling, zorg en begeleiding; 7. Inbedding in de bredere zorgketen;

14

3 (%)

0

8. Personeel en huisvesting; 9. Toegankelijkheid en tijd; 10. Kwaliteitszorg op voor- en vroegschool afzonderlijk; 11. Kwaliteitszorg voor- en vroegschool samen. Ieder kwaliteitsaspect werd voorzien van indicatoren die werden beoordeeld op basis van de kwalificaties 1 t/m 4. In tabel 3

staat daarvan een voorbeeld (Amsterdam, Kwaliteitszorg afzonderlijk) Het nieuwe toezichtkader (2010) dat gebruikt wordt voor de beoordeling van voor- en vroegscholen bestaat uit domeinen en aspecten (zie tabel 1). Twee van de vier domeinen (context en condities) spelen vooral op gemeentelijk niveau; de twee andere domeinen worden met name beoordeeld op de VVE-locatie zelf. Elk aspect bestaat uit één of meer indicatoren (zie tabel 4) die beoordeeld worden met de volgende kwalificaties: Score 1: Een noodzakelijk verbeterpunt; Score 2: Een wenselijk verbeterpunt; Score 3: Voldoende; Score 4: Een voorbeeld voor anderen. Om een beter grip te krijgen op de kwaliteit van het gemeentelijk beleid en de kwaliteit van de instellingen heeft de Inspectie van het Onderwijs het toezichtkader uitgebreid met een vierde laag. Per do-

Tabel 4, Een aspect vertaald in indicatoren De kwaliteit van de educatie 1

Het educatief handelen van de beide leidsters is goed op elkaar afgestemd

2

Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd

3

De leidsters bevorderen de interactie met en tussen de kinderen

4

De leidsters stimuleren de actieve betrokkenheid van de kinderen en verrijken het spelen en leren

5

De leidsters bevorderen de ontwikkeling van aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen

6

Het gedrag van de leidsters met de kinderen is responsief

7

De leidsters stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de kinderen

mein, per aspect, per indicator wordt een ‘toelichting’ en een normering gegeven. De toelichting geeft criteria (kernkwaliteiten). Als die waargemaakt worden, leidt dat tot de beoordeling voldoende op de indicator. Met andere woorden: de beoordeling van de criteria (kernkwaliteiten) in de toelichting leidt tot een gewogen beoordeling van de bijbehorende indicator. Bij de norm wordt door de inspectie aangegeven welke criteria (kernkwaliteiten) van doorslaggevend belang zijn om te komen tot een voldoende. Kortom, niet alle criteria (kernkwaliteiten) wegen even zwaar. Als we het toezichtkader nader beschouwen komen we tot de volgende lagen: 1. Domeinen; 2. Aspecten; 3. Indicatoren; 4. Kernkwaliteiten + normering. Signaalgestuurd toezicht Zodra de bestandsopname in een gemeente is afgerond, schakelt de inspectie over op signaalgestuurd toezicht. Hierbij spreekt ze in principe jaarlijks met een gemeente af over welke VVE-onderwerpen en op welke locaties specifiek VVE-toezicht wordt gehouden. Ook kan de inspectie zelf besluiten om VVE-toezicht uit te voeren op bepaalde locaties en/of bepaalde VVEthema’s. De signalen op basis waarvan dan het toezicht plaats vindt, kunnen grofweg verdeeld worden in vijf categorieën: 1. Op basis van signalen in GGD-rapporten; 2. Bij nieuwe VVE-locaties; 3. In het kader van een herbeoordeling; 4. Op basis van specifieke inhoudelijke

thema’s; 5. Op (zeer) zwakke basisscholen. In 2010 wordt het signaalgerichte toezicht uitgevoerd in de vier grote steden, omdat daar de bestandsopname is afgerond. In de loop van 2010 kan dit ook plaatsvinden in de G-27 gemeenten (middelgroot) waar de bestandsopname uitgevoerd is. WMK Het toezichtkader VVE (2010) is recent uitgewerkt voor WMK. Gemeentes, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en vroegscholen (de groepen 1 en 2 die onderdeel zijn van een reguliere basisschool) kunnen gebruik maken van vier instrumenten: 1. De Quick Scan; 2. De Diagnose; 3. Vragenlijsten; 4. Documenten. De Quick Scan bestaat uit vragenlijsten (per aspect) die gebaseerd zijn op het toezichtkader. Deze vragenlijsten kunnen

separaat gescoord worden door bijv. medewerkers van een gemeente, houdsters van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, leidsters en/of leraren uit de groepen 1 en 2 van de basisschool. In de Quick Scan zijn de domeinen, aspecten en indicatoren opgenomen. Respondenten krijgen met behulp van het instrument een globaal beeld van de kwaliteit van VVE. De uitslagen worden weergegeven in een kant-en-klaar rapport. Op basis van een analyse van het rapport kunnen betrokkenen verbeterpunten en een verbeterplan vaststellen. De Diagnose kan gebruikt worden om een gedetailleerder beeld te krijgen van één of meer aspecten. De Diagnose bestaat uit een vragenlijst per domein c.q. aspect. Iedere vragenlijst geeft de respondent de mogelijkheid om per domein en per aspect de indicatoren en de bijbehorende kernkwaliteiten te scoren (zie tabel 5). De uitslagen worden vormgegeven in een kant-en-klaar rapport dat gebruikt kan worden voor het vaststellen van verbeterpunten en een verbeterplan. Omdat de Diagnose idealiter planmatig wordt ingezet, kan de gebruiker van WMK beschikken over een het document Planning. Daarin staat aangegeven wie wanneer de Quick Scan uitvoert en wie wanneer een onderdeel diagnosticeert. Kortom: ook om de kwaliteit van VVE te bepalen is WMK een onmisbaar instrument. Drs. C.H. Bos, chbos@introweb.nl

Tabel 5, Een indicator vertaald in kernkwaliteiten De Kwaliteit van de uitvoering [domein] De kwaliteit van de educatie [aspect] Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd [indicator] (zie tabel 4, indicator 2) Kernkwaliteiten 1

In een dag/weekplanning staan gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling

2

De leidsters zijn de hele dag bewust bezig met taal

3

Er zijn gerichte activiteiten

4

Spontane gebeurtenissen worden benut voor taalontwikkeling

5

De activiteiten zijn sterk gericht op de ontwikkeling van de woordenschat (peuters)

6

De activiteiten zijn sterk gericht op de ontwikkeling van fonemisch bewustzijn en ontluikende/beginnende geletterdheid

www.pulseprimaironderwijs.nl/kwaliteitszorg 36 Pulse

Pulse 37


WMK advertorial

De volgsystemen

Onderwijs in stelling gebracht

WMK kent drie zogenaamde ‘volgsystemen’ 1. Een LVS voor de sociale competenties van leerlingen 2. Een LVS voor leraren (o.b.v. de WMK-competenties) 3. Een LVS voor leraren (o.b.v. de SBL-competenties) De volgsystemen voor leraren Met behulp van de volgsystemen voor leraren (LVS Leraren) kunnen gebruikers de kwaliteit van hun medewerkers in kaart brengen. Het LVS richt zich op de volgende competenties:

‘Ouders die nauwer betrokken willen worden bij het onderwijs van hun kind, moeten een te hoge drempel over’

Wat is de bedoeling van het LVS? Het LVS voor leraren maakt het mogelijk dat de leiding van de school de leraren beoordeelt. Maximaal drie leidinggevenden kunnen de leraar scoren op de bovenstaande competenties en de bijbehorende criteria. De resultaten worden vormgegeven in een leraarrapport. In het rapport wordt zichtbaar hoe de (drie) leidinggevenden aankijken tegen de kwaliteit van de leraar.

LVS voor leraren o.b.v. WMK

LVS leraren o.b.v. SBL

Gebruik leertijd

Interpersoonlijk competent

Didactisch handelen

Pedagogisch competent

Pedagogisch handelen

Inhoudelijk en didactisch competent

Criteria

LG1

LG2

LG3

Gem

Zorg en begeleiding

Organisatorisch competent

Gemiddelde scores

3,83

4,50

4,33

4,22

Functioneren als teamlid

Competent in samenwerken met collega’s

1

Werkt aan de hand van een dagrooster (afgeleid van weekplanning)

5

5

4

4,67

Gerichtheid op ontwikkeling

Competent in samenwerken met omgeving

2

Werkt aan de hand van een schriftelijke dagvoorbereiding

4

4

3

3,67

Opbrengstgerichtheid

Competent in reflectie en ontwikkeling

3

Heeft de geplande tijd afgeleid van de onderwijsbehoeften

4

4

4

4,00

4

Houdt zich in beginsel aan de geplande activiteiten

4

4

5

4,33

5

Besteedt de geplande tijd effectief

2

5

5

4,00

6

Geeft -indien nodig- kinderen meer instructie- en/of verwerkingstijd

4

5

5

4,67

Communicatie Persoonskenmerken

Iedere competentie bestaat uit criteria. Het LVS o.b.v. de SBLcompetenties bevat criteria die afgeleid zijn van de wet Bio; het LVS o.b.v. WMK-competenties geeft per competentie een klein aantal kerncriteria. Bijvoorbeeld (Leertijd): 1. Werkt aan de hand van een dagrooster 2. Werkt aan de hand van een schriftelijke dagvoorbereiding 3. Heeft de geplande tijd afgeleid van de onderwijsbehoeften 4. Houdt zich in beginsel aan de geplande activiteiten en tijden 5. Besteedt de geplande tijd effectief 6. Geeft – indien nodig – leerlingen meer instructie- en/of verwerkingstijd De schoolleiding kan zelf competenties toevoegen en criteria aanpassen aan de wensen van de school. Op die manier ontstaat een schoolspecifieke competentieset.

Op basis van de uitslagen bepaalt de leiding een strategie: wat moet gedaan worden om de kwaliteit van die ene leraar te (laten) verbeteren? Nadat de leiding alle leraren heeft gescoord ontstaat een teamfoto. Dan wordt duidelijk wie kwaliteit levert en wie niet, wordt duidelijk welke criteria het team beheerst en welke niet. Ook nu gaat het om de vraag: wat gaat de leiding (laten) doen om de kwaliteit te verbeteren? Het LVS is geen afrekeninstrument, maar een middel om grip te krijgen op de sterke en de zwakke(re) kanten van de school. Een voorbeeld van de totaalscores laat zien, dat er bij Anouk Richter werk aan de winkel is. En dat de meeste leraren uitstekend functioneren. 1 Leertijd

Tijdens de Nationale Open Ouderdag op 7 oktober heeft OUDERS & COO een oproep gedaan aan alle scholen in Nederland om de schooldeuren open te zetten voor ouders en belangstellenden. De oproep is een reactie op het onderzoek van het ministerie voor Jeugd en Gezin, waaruit onder andere blijkt leerkrachten in het basisonderwijs met name het gebied van opvoeding meer samenwerking wensen tussen school en ouders. Directeur van OUDERS & COO Werner van Katwijk: “Voor een kind is het enorm belangrijk dat zijn ouders betrokken zijn bij zijn school. Dat ze weten wat er speelt, meehelpen bij activiteiten, hun gezicht regelmatig laten zien en meedenken over schoolzaken. Kinderen met betrokken ouders presteren beter en zitten lekkerder in hun vel.” Recent onderzoek van OUDERS & COO laat echter zien dat de ouderbetrokkenheid afneemt. Maar liefst 94,1 procent van de ondervraagden voor het onderzoek geeft aan dat ‘het altijd dezelfde ouders zijn die op school helpen’. Van Katwijk: “Wij adviseren scholen daarom om ouderbeleid te maken, want er is meer nodig dan een ouderavond om een goede verstandhouding te krijgen tussen de ouders en de school.” Uit de Onderwijsmeter 2008 blijkt dat driekwart van de ouders van kinderen op het basisonderwijs (76 procent) vindt dat de school van hun kind hen voldoende informeert over de algemene gang van zaken op de school. Een jaar eerder lag dit percentage significant hoger, op 84 procent. De drempel om buiten de ouderavonden met problemen of zorgen naar school te stappen, blijkt voor ouders hoog. En dat terwijl een goede verstandhouding tussen school en ouders beide partijen alleen maar ten goede komt. Dat ‘ouders en leerkrachten de ouderavond als een verplichting zien’, een tweede resultaat dat naar voren is gekomen uit het onderzoek van het ministerie voor Jeugd en Gezin, getuigt echter niet van een goede verstandhouding. En dat terwijl negentig procent van de leerkrachten en 83 procent van de ouders volgens het onderzoek wel positief staan tegenover samenwerking. Hoe betrekt uw school ouders bij het onderwijs van hun kind? Laat het ons weten via info@pulseprimaironderwijs.nl.

2 Didactiek

1. Marijke de Jong

4,00

4,00

2. Daphe van Dijk

4,00

4,00

3. Anouk Richter

2,60

2,50

4. Stefanie Duiker

3,60

3,70

5. Sylvia Boogaard

3,80

4,00

6. Karel Vijver

4,20

4,00

7. Milou v.d. Putten

4,20

4,00

Gemiddelde team

3,70

3,70

www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool 38 Pulse

Pulse 39


school in beweging

Landelijk Onderwijs aan Varende Kinderen scoort bijna een tien

Schipperskinderen varen wel bij onderwijsaanpak

Als je ouders de kost verdienen als binnenvaartschipper en je wordt (vier of) vijf jaar, hoe moet je dan naar school? En wie houdt in de gaten of je voldoende vooruitgang boekt, cognitief maar ook sociaal-emotioneel? In Nederland hebben we daarvoor de Stichting Landelijk Onderwijs aan Varende Kinderen (LOVK). Die kan bogen op prima leerresultaten en bijzonder tevreden ouders.

Tekst en foto’s: Martin van Rooij 40 Pulse

Pulse 41


school in beweging Directeur Cobi Visser van de LOVK wil het maar gezegd hebben: haar school heeft geen uitzonderingspositie en krijgt geen voorkeursbehandeling. “De LOVK is een gewone school en wordt ook als zodanig behandeld. We worden op de normale manier bekostigd door het ministerie van OCW, we krijgen bezoeken van de onderwijsinspectie en net als alle andere scholen hebben we een BRIN-nummer.” Een school voor kinderen van varende ouders, dat doet denken aan De Rijdende School (zie Pulse-PO nr. 2 van dit jaar). Er is echter een belangrijk verschil. Bij leerlingen van De Rijdende School (kinderen van circusartiesten en kermisexploitanten) is de winterschool verantwoordelijk voor de kinderen. Maar de kinderen van varende ouders hebben geen winterschool, daarom is de LOVK verantwoordelijk voor hen.

Die van Rotterdam en Dordrecht volgen het rooster van MiddenNederland, die van Terneuzen en Maasbracht het rooster van ZuidNederland en die van Zwolle het rooster van Noord-Nederland. Varende kinderen gaan gemiddeld een kleine veertig dagen per jaar naar een van deze vijf ligplaatsscholen. De overige 160 dagen gaan ze een aantal dagen naar een gastschool – een school waarmee de LOVK een relatie heeft en mee samenwerkt – of hebben ze les aan boord. Visser: “Ongeveer zeventig procent van de lestijd wordt aan boord gegeven, door de ouders. Van vrijblijvendheid is geen sprake. Behalve dat de ouders aan boord moeten werken, moeten ze ook lesgeven. Een vijfjarig kind aan boord van een schip heeft op een doordeweekse dag ongeveer twee uur les van een van de ouders. Dat lijkt weinig, maar die tijd wordt heel efficiënt besteed. Het kind werkt dan heel geconcentreerd.”

Compleet krat met materialen De LOVK bestaat sinds 2001 en komt voort uit een fusie. De stichting heeft dertig mensen in dienst, hoofdzakelijk leerkrachten/ mentoren. Zij geven les aan ongeveer driehonderd kinderen. En dat doen ze goed, want de onderwijsresultaten zijn dik in orde, aldus Visser. “Varende kinderen die naar groep drie van het basisonderwijs gaan, presteren op school beter dan hun klasgenootjes van de wal. Dat succes is ons trouwens niet komen aanwaaien. In 2001, het jaar van de fusie, bleef dertig procent van de varende kinderen in groep 3 zitten. Nu is dat nog maar 3,5 procent, terwijl het landelijk gemiddelde op 4,1 procent ligt.” Visser schrijft dit succes met name toe aan de zelf ontwikkelde lespakketten, voor 3-, 4-, 5- en 6-jarigen. “Die steken didactisch goed in elkaar en zien er goed uit. Het is ook een veelzijdig pakket. Naast lesboeken en werkschriften bevat het krat waarin ons lespakket zit ook materialen zoals klei, een springtouw, beloningsstickers, pittenzakken en balletjes voor gymles aan boord, een boek met voorleesverhalen, verf, een tekenblok, punaises en kwasten. Alles voor een complete schooldag.” De LOVK beschikt over vijf scholen aan de wal, ook wel ligplaatsscholen genoemd: in Rotterdam, Dordrecht, Terneuzen, Zwolle en Maasbracht. Ze zijn op alle weekdagen open, ook op woensdagmiddag. In de zomervakantie gaan de scholen zes weken dicht.

Mentoren maken het verschil De doelgroep van de LOVK zijn kinderen van drie tot zeven jaar. Visser: “Kinderen mogen tot het jaar waarin ze zeven worden aan boord blijven en daar lessen volgen. Vanaf het schooljaar waarin ze zeven worden, moeten ze naar een school aan de wal en gaan ze meestal naar een internaat.” Hoe stoom je een kind in die cruciale eerste levensjaren klaar voor groep 3 van het basisonderwijs? Kunnen ouders dat trouwens wel: kinderen lesgeven, terwijl er ook nog een schip moet worden bestuurd en een bedrijf moet worden gerund? Visser: “De ouders van varende kinderen zijn bijzonder tevreden over LOVK. Dat blijkt onder meer uit het feit dat ouders bereid zijn grote afstanden te rijden om hun kinderen naar een van onze scholen te brengen. Er zijn ouders die hun kinderen naar onze school in Dordrecht brengen terwijl hun schip in Antwerpen ligt. Of vanuit Worms in Duitsland naar onze school in Maasbracht. Waarom? Omdat op onze scholen mentoren aanwezig zijn die zowel de kinderen als de ouders begeleiden. Ouders stellen dat op prijs. Ze willen graag dat een mentor zich een oordeel vormt over hun kinderen.”

Juf klaar om aan boord te gaan.

Is het ondoenlijk om de kinderen naar een ligplaatsschool te brengen, dan zijn de kinderen van varende ouders welkom op een van de driehonderd gastscholen in Nederland. Visser: “Wat we zien, is dat ouders als het enigszins mogelijk is hun kinderen naar een school aan de wal brengen. Volgens mij doen ze dat niet zozeer om de handen vrij te hebben als wel omdat ze het belangrijk vinden dat hun kinderen contacten leggen met leeftijdsgenootjes. Vaste vriendjes maken en afspreken is natuurlijk lastig voor schipperskinderen; er is nauwelijks tijd om te hechten. Maar daar staat tegenover dat schipperskinderen over het algemeen heel zelfstandig zijn. Ze zijn gewend ergens nieuw binnen te komen en passen zich makkelijk aan.” Schippers: begenadigde leerkrachten Leraar ben je niet zomaar. Het leraarschap is een vak dat je leert aan een pabo. Echter, op binnenvaartschepen geven de ouders hun kinderen les. Dilettanten dus. En dan beweert Visser ook nog

Een creatieve gymles uit ‘Stappen langs het water’.

Een les (fijne motoriek) uit ‘Stappen langs het water’ Hang de was op!

eens dat de resultaten uitstekend zijn. Het klinkt haast als een sprookje… “Toch is het zo”, aldus Visser. “Het GION (Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs) onderzocht of ouders goed kunnen lesgeven. Uit dat onderzoek* bleek dat ze dat beter kunnen dan leerkrachten! Dat komt met name door de binding die ouders van nature met hun kinderen hebben. En lukt er een keer iets niet, dan biedt de mentor uitkomst. Die heeft eens per drie weken contact met de ouders, ofwel via de mail ofwel door een bezoek aan boord. Verder brengen ouders iedere vijf weken verslag uit van de vorderingen van hun kind via een zogenaamde kijklijst. Het gaat dan om observaties zoals: ‘mijn kind kan een zin van drie woorden foutloos nazeggen’ en ‘mijn kind kan gedurende vijf minuten zelfstandig werken’. Die lijsten worden heel eerlijk ingevuld, is onze ervaring. Dat is uiteindelijk ook in het belang van de ouders. Zou hun kind in groep drie komen met een leerachterstand, dan valt het kind al snel door de mand. Dat wil je niet als ouder. Je wilt dat je kind goed kan meekomen en goed beslagen ten ijs komt.”

echte vertrouwenspersonen, die ook vaak opvoedkundige vragen krijgen voorgelegd. De ouders zijn op hun beurt ook heel betrokken bij de school. We hebben een eigen MR en de MR-leden houden er bij het aannemen van opdrachten rekening mee dat ze een MR-vergadering kunnen bijwonen. Dat vereist nogal wat van hun planning. Ze moeten die bewuste dag in de buurt zijn. Bovendien ligt het schip dan een dag stil, waardoor er dus geen geld kan worden verdiend. Overigens krijgen de MR-leden wel vacatiegelden ter compensatie van die verloren dag.”

De LOVK beschikt over een digitaal netwerk (leerlingvolgsysteem) dat door alle ligplaatsscholen kan worden ingevuld. Ouders hebben er zelf ook inzage in; iets wat in het reguliere onderwijs nog een zeldzaamheid is. Sterker nog: ouders hebben (beperkte) mogelijkheid om hun eigen bevindingen via een notitie of via de mentor in het systeem te zetten en worden daartoe door de LOVK ook aangemoedigd. Visser: “Als ouders zo’n groot aandeel hebben in het onderwijs, laat ze dan ook maar vertellen wat ze zien. Varende kinderen worden door allerlei mensen gezien: hun eigen ouders, onze mentoren en leerkrachten van gastscholen. Wij stellen hen allemaal in staat hun bevindingen te registreren, bijvoorbeeld in het persoonlijke boekje ‘Dit Ben Ik’ dat elk varend kind overal en naar elke school bij zich heeft, zodat een breed en betrouwbaar beeld van het kind ontstaat.” Tevreden en betrokken ouders Schippers wier kinderen les krijgen via de LOVK zijn bijzonder tevreden, vertelt Visser met nauwelijks verholen trots. “Ouders zijn 95 tot honderd procent tevreden over de LOVK. Dat komt vooral door onze oudergerichte aanpak via onze mentoren. Dat zijn ook

Terugblikkend op de afgelopen negen jaar stelt Visser vast dat de fusie tot LOVK in 2001 de kwaliteit van het onderwijs aan varende kinderen ten goede is gekomen. “Voor de fusie waren de lespakketten eigenlijk meer knutselpakketten. We hadden nog geen mentoren, er was geen controle en ook geen verplichting om les te geven. Daardoor strandden veel kinderen van varende ouders in groep 3; ze hadden een leerachterstand en bleven zitten. Maar tegenwoordig zitten onze mentoren er bovenop. De kinderen doen ook gewoon mee aan de Cito-toetsen voor groep 1 en 2 en wij op onze beurt worden ook gewoon gecontroleerd door de onderwijsinspectie, net zoals de walscholen. De onderwijsinspectie is bijzonder tevreden over de LOVK – en terecht. Onze leerresultaten zijn gewoon prima.” Meer weten over de LOVK? Zie www.lovk.nl en www.zelflesgeven.nl * Het volledige onderzoek, ‘Stappen langs het water; van schip naar school met het onderwijsleerpakket voor varende kleuters’ staat op www.lovk.nl in het rode rolmenu bij ‘archief’. Zie maart 2007: Opsteker voor ouders, kleuters en LOVK.

LOVK: grensoverschrijdend De LOVK opereert ook buiten de landsgrenzen. Zo kopen ouders met kinderen die voor langere tijd in het buitenland verblijven vaak pakketten en arrangementen bij de LOVK. Een groeiende afzetmarkt is België. Vlaamse schippers willen steeds meer het onderwijs van de LOVK volgen omdat het onderwijsleerpakket ook voor hun kinderen een voorsprong geeft bij de instroom in de Belgische klas 1.

www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool 42 Pulse

Pulse 43


Huisvesting

Van Rooijen Arcitecten komt met creatieve oplossing voor huisvestingsprobleem bso

Werken met kwaliteit

Het creatieve leslokaal

Online instrument voor Kwaliteitszorg en Integraal Personeelsbeleid voor het Primair Onderwijs

Het huisvesten van een buitenschoolse opvang binnen de bestaande schoolmuren vergt vaak heel wat creativiteit. Om de scheiding tussen schooltijd en vrije tijd voor de kinderen duidelijk te houden, is opvang in de klaslokalen eigenlijk geen optie. Maar veel scholen beschikken ook niet over voldoende ruimte om een gedeelte van het pand aan de opvangorganisatie toe te wijzen. Van Rooijen Architecten uit de Meern komt met een oplossing: het architectenbureau heeft een serie verplaatsbare, inklapbare, inschuifbare en afsluitbare meubels ontworpen, waardoor iedere ruimte eenvoudig van bestemming kan wisselen.

Gebaseerd op het meest recente toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs (2009)

Nieuw!

Beoordeel de kwaliteit van uw medewerkers met het volgsysteem voor leraren

Op basisschool De Ridderhof in Terwijde ondergaat de algemene ruimte meerdere keren per dag een metamorfose. In een handomdraai verandert de ruimte van aula, naar gym- en danszaal en naar buitenschoolse opvang. Geke van Hof-Schouwerwou, directrice van De Ridderhof: “Scholen hebben een inspanningsplicht wat betreft het regelen van de buitenschoolse opvang. Wij zijn die plicht nagekomen, al kostte het wel het nodige denkwerk. Het onderbrengen van de kinderen in de reguliere klaslokalen was geen optie, omdat hier veel kwetsbaar lesmateriaal ligt dat niet voor speeldoeleinden geschikt is. En we weten allemaal dat in de bso anders gespeeld wordt dan tijdens de lesuren. Maar ook het toewijzen van de algemene ruimte aan de opvangorganisatie, had absoluut niet onze voorkeur. Door de op maat gemaakte meubels van Van Rooijen Architecten hebben we een situatie gecreëerd waarin zowel

Meer informatie? www.wmkpo.nl Laat u adviseren door één van onze erkende WMK specialisten:

De voordelen van WMK: • Volledig aan te passen aan eigen wensen en situatie • Online werken: overal en altijd de nieuwste versie • Voldoet aan de eisen die de overheid stelt • Koppeling met Integraal Personeelsbeleid • Ondersteuning en begeleiding op maat

            

Bos Onderwijs Consultancy, Ede Bureau Meesterschap, Assen Ceciel Wolfkamp Directeur PO, Lochem CED-groep, Rotterdam Dyade Advies, Ede Eduniek, Maartensdijk Hut OA & IM, Bemmel IJsselgroep, Apeldoorn Marant, Elst (Gld.) MHR, Gouda OBD voor vrije scholen, Driebergen OnderwijsAdvies, Zoetermeer Schoolbreed, Barendrecht

de school als de opvangorganisatie zich uitstekend kan vinden.” De op de riddertijd geïnspireerde speelhuisjes op wieltjes kunnen na gebruik eenvoudig worden teruggeschoven in de hiervoor bestemde nissen in de kastenwand. Tafeltjes worden in elkaar geschoven en alle losse speelmaterialen en computers worden achter de kastdeuren aan het zicht onttrokken. “Doordat de kastenwand is voorzien van spiegels, kunnen de kinderen zichzelf zien tijdens de danslessen. Dat maakt het dansen natuurlijk wel wat ‘echter’. Ook van de bankjes wordt tijdens oudergesprekken regelmatig gebruik gemaakt. Dat praat toch wat ontspannender dan op die kleine stoeltjes uit bijvoorbeeld de onderbouwklassen.” Het project van De Ridderhof heeft inmiddels landelijke belangstelling gekregen. Gemeentes, directies van basisscholen en

opvangorganisaties brengen de school regelmatig een bezoekje. Van Rooijen Architecten is op dit moment bezig om een soortgelijk project uit te voeren in de dr. Bosschool in Utrecht. Voor meer informatie, www.vanrooijenarchitecten.nl.

Alle adressen vindt u op: www.pulseprimaironderwijs.nl/wmk

Postbus 43 - 9400 AA Assen [t] 0592 379 571 - [e] helpdesk@vangorcum.nl www.vangorcum.nl

Foto’s: Cornbread Works, Utrecht 1 Pulse 45


Huisvesting

Ontwikkel je brein

op het speelplein

Buitenruimtes worden onvoldoende gezien als verlengstuk van de ontwikkeling van kinderen. En dat terwijl buiten spelen voor kinderen in alle leeftijdscategorieën enorm belangrijk is. Zowel op motorisch, cognitief als sociaal-emotioneel gebied draagt spelen bij aan de ontwikkeling van het kind. Door te ontdekken, klimmen en klauteren ontwikkelen kinderen hun grove motoriek en ruimtelijk bewustzijn. Ook leren ze om hun evenwicht te bewaren. Bovendien prikkelt spelen de creativiteit van kinderen en is het goed voor hun gezondheid. Om kinderen voldoende uit te dagen om te gaan spelen, moeten de speeltoestellen worden afgestemd op de leeftijd en de belevingswereld van het kind. Kompan is gespecialiseerd in het realiseren van speeloplossingen en begeleidt opdrachtgevers bij het hele proces; van de inventarisatie van de wensen tot het ontwerpen en inrichten van de speelplek. Het resultaat is een veilige, unieke speelplek, passend bij de identiteit van de school, het beschikbare budget en de behoeften van de leerlingen. Onder de naam ‘Playful Living’ draagt Kom-

46 Pulse

pan uit dat iedereen, zowel jong als oud, met het juiste speelaanbod kan worden uitgedaagd om te spelen. Spelend leren Scholen richten zich volgens Kompan met hun speeltoestellen met name op het

kwijtraken van de overtollige energie van hun leerlingen. En dat terwijl een schoolplein heel goed kan dienen als educatief speelterrein. Zeker voor Brede Scholen is dit een aspect om over na te denken, gezien de buurt-/wijkfunctie die deze scholen hebben.

Uit onderzoek blijkt dat op schoolpleinen: • Niet optimaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare ruimte; • Conflicterende spelactiviteiten vaak naast elkaar worden gesitueerd; • De speeltoestellen vaak niet zijn afgestemd op de wensen en behoeften van de kinderen; • De ruimte vaak niet wordt ingericht op meisjes; • Speeltoestellen lang niet altijd oproepen tot creativiteit en multifunctioneel gebruik; • Speeltoestellen vaak gericht zijn op kinderen van vier tot zeven jaar.

Voor leerlingen van de onderbouw zijn veiligheid en overzichtelijkheid van groot belang. Het klimmen en klauteren draagt in deze leeftijdsgroep bij aan het ontwikkelen van ruimtelijk inzicht. Dit heeft een positieve invloed op het leren rekenen. Schommelbewegingen bevorderen op hun beurt de taalontwikkeling van een kind doordat kinderen ritme ervaren. “Je hoort kinderen ook vaak zingen, tijdens het schommelen”, legt Ank Duteweert, adviseur van Kompan uit. “Door de cadans van de schommel leren kinderen vloeiender te spreken.” Een speelhuisje nodigt op haar beurt uit tot rollenspellen en bevordert daardoor de sociale ontwikkeling van het kind. Dit is ook het doel van de vogelnestschommel, waar kinderen moeten samenwerken om de schommel in beweging te krijgen. Op een zandtafel of in de zandbak ten slotte leert een kind onder andere zand met verschillende diameters te zeven, wat goed is voor het besef van oorzaak en gevolg. In de bovenbouw is volgens de adviseurs Kompan meer behoefte aan uitdagendere klimtoestellen, duikelrekken, een ‘buut-plek’ om verstoppertje te kunnen spelen en een voetbaldoel en/of basketbalnet. Bankjes of een picknicktafel kunnen dienen als sociale hangplek.

Speelwaarde-analyse Fabritiusschool, Hilversum Op het schoolplein van de Fabritiusschool in Hilversum wordt de fantasie van de kinderen geprikkeld doordat er veel gebruik is gemaakt van reliëf, verschillende materialen en een diversiteit aan ruimtesoorten. Door het gebruik van zand, steen en natuurlijke materialen zoals bladeren en takken worden de kinderen zowel creatief als cognitief gestimuleerd. De speeltoestellen kunnen op verschillende manieren worden gebruikt, wat vraagt om creativiteit van de gebruikers. De Minkar, een transparant en gevarieerd klimtoestel, helpt de leerlingen op een leuke en uitdagende wijze ruimtelijk inzicht te ontwikkelen en strategisch te denken. Door de toepassing van verschillende dynamische spelelementen zoals een schommel, een draaischijf en een draaistang zijn op dit schoolplein met name ook de meisjes actief. Bijkomend voordeel is dat vrijwel alle speeltoestellen door zowel de onderbouw als de bovenbouw gebruikt kunnen worden. Ieder kind kan de toestellen op zijn of haar eigen niveau gebruiken, waardoor er voortdurend nieuwe, passende uitdagingen zijn. Voor het competitieve element, met name in het jongensspel, is de oplossing gevonden in de vorm van sportelementen. Kortom, dit plein biedt volop fysieke en sociaal emotionele ruimte voor cognitieve en creatieve spelvormen in een veilige omgeving, waar voor alle kinderen plaats is.

Door te ontdekken, klimmen en klauteren ontwikkelen kinderen hun grove motoriek en ruimtelijk bewustzijn.

Speelwaarde-analyse basisschool Vonkenmorgen, Gendt (Gemeente Lingewaard) De speelpleinen van De Vonkenmorgen voldoen aan de pedagogische beginselen die het Kompan Play Institute heeft samengevoegd in het concept dat Speelbrein heet. Speelbrein is de verzamelnaam voor vijf belangrijke competenties die kinderen spelenderwijs ontwikkelen, fysiek, sociaal, cognitief, emotioneel en creatie. De speel-brein-pleinen van De Vonkenmorgen bieden alle kinderen een veilige, vrije en speelse omgeving om hun persoonlijke ervaringen en voorkeuren te ontwikkelen. Eventuele aanwezige talenten voor taal, wiskunde, ruimtelijke beleving, muziek, lichamelijke controle, natuur en inter- of intra-menselijkheid worden zo op een natuurlijke manier ontwikkeld. De visie van ervaringsgericht leren op het schoolplein is hier uitstekend vormgegeven en bewijst haar waarde ook in de klas door onder andere socialer gedrag, verbeterde concentratie en een toenemend leervermogen. Het fysieke aspect waarborgt een minimale lichamelijke inspanning. Voor meer informatie over het Speelbrein en de Speelbrein Scan: www.speelbrein.nl

Pulse 47


producten & diensten

Wikiwijs nu volledig online Afgelopen september is Wikiwijs volledig online gegaan. Wikiwijs is een platform waar docenten van basis- tot universitair onderwijs open, digitaal leermateriaal kunnen vinden, gebruiken, maken en delen. ‘Docenten willen heel graag de kwaliteit van het onderwijs verhogen’, zegt Ronald Huizer, programmamanager Wikiwijs. ‘Door digitaal en open leermateriaal eenvoudig en gratis toegankelijk te maken, kan dat ook.’ Inmiddels geeft www.wikiwijs. nl toegang tot bijna een miljoen items, meestal zijn het beknopte modules of oefeningen, maar er zijn ook volledige lesmethodes en leerlijnen beschikbaar. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat Nederlandse docenten in het po, vo en mbo veel meer digitaal leermateriaal in het onderwijs willen gebruiken dan nu gebeurt: het aandeel van digitaal leermateriaal in het totale aanbod van leermaterialen zou moeten gaan van 22 procent naar 42 procent. Eind vorig jaar ging de proefversie van Wikiwijs in de lucht en die is ondertussen meer dan 100.000 keer bezocht. De komende jaren moet Wikiwijs zich gaan ontwikkelen tot een plek voor digitaal leermateriaal voor iedere docent in het onderwijsstelsel, van basis- tot universitair onderwijs.

training & advies

Mediawijsheid in de klas Jan Müller, directeur van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, heeft eind september het eerste exemplaar van het Handboek Mediawijsheid op School van stichting Mijn Kind Online in ontvangst genomen. Het handboek biedt een nieuw model waarmee scholen een visie op mediawijsheid kunnen ontwikkelen en implementeren. Stichting Mijn Kind Online hoopt met dit Handboek het onderwijs te motiveren om actief aan de slag te gaan met mediawijsheid in de klas. De focus ligt op de inpassing van mediawijsheid in het curriculum van het regulier voortgezet onderwijs, maar is ook bruikbaar voor leerkrachten in de bovenbouw van het basisonderwijs, docenten in het speciaal onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs. Het Handboek is gratis als PDF te downloaden op www.mijnkindonline.nl/handboekmediawijsheid. Gedrukte exemplaren kunt u online bestellen bij www.vanbuurtboek.nl (EUR 19,95 - ISBN 97 8905 906 2405).

Duizenden uren educatieve televisie gratis op www.teleblik.nl Teleblik is een onderwijsproject met duizenden uren televisiemateriaal, rechtstreeks uit de archieven van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. In Teleblik worden televisie-uitzendingen van o.a. de publieke omroepen en Polygoon via internet toegankelijk gemaakt voor het onderwijs. Het materiaal is snel en gemakkelijk te doorzoeken en af te spelen. U kunt zoeken op trefwoord, op omroep en via de alfabetische trefwoordenlijst. Bovendien kunt u met de digitale snijmachine zelf fragmenten uit programma’s snijden of eenvoudige montages maken. U kunt Teleblikmateriaal opnemen in uw eigen (digitale) lesmateriaal of elektronische leeromgeving. Teleblik is een initiatief van Beeld en Geluid, Teleac en Stichting Kennisnet. Leerlingen en docenten kunnen gratis gebruik maken van Teleblik. Teleblik is een blijvende voorziening voor het onderwijs.

48 Pulse

EDventure gaat samenwerken met Teachers Channel Branchevereniging van onderwijsadviesbureaus in Nederland EDventure gaat samenwerken met het nieuwe Teachers Channel (www.teacherschannel.nl). Door de samenwerking zal onder andere de enorme Onderwijsdatabank worden opgenomen in Teachers Channel. Teachers Channel wordt daarmee het meest brede, redactioneel onafhankelijke, digitale informatieplatform voor professionals in het primair onderwijs. De informatie in Teachers Channel is op basis van eigen interesses te filteren. De gebruiker maakt een schoolprofiel- of groepspagina aan en zet artikelen, video’s of online trainingen klaar voor collega’s. De leraar kan (bij)scholen, zowel vakinhoudelijk, als didactisch en pedagogisch. En het geleerde kan direct in de klas worden toegepast. Daarbij wordt de leraar ondersteund door ervaren coaches. Ook kunnen ervaringen worden uitgewisseld met collega’s uit het hele land. Door een eenvoudige zoekstructuur zijn achtergrondartikelen, cursussen, conferenties en tools gemakkelijk te vinden. In Teachers Channel werken o.a. de volgende gerenommeerde partners samen: Basalt – RPCZ, CED groep, EDventure (Onderwijsdatabank en Tijdschriftenplein), Giralis groep, HCO, Hogeschool Utrecht Faculteit Educatie / Seminarium voor Orthopedagogiek, KlasseTV / Teachers in Media, Koninklijke Van Gorcum (WMK, DHH, Horeb, Pulse Primair Onderwijs), Leraar24 (Kennisnet, Ruud de Moor Centrum, SBL & Teleac) en ThiemeMeulenhoff / Zuyderwind. Teachers Channel wordt geïntroduceerd tijdens de NOT in januari 2011 (standnr. A040).

CPS conferentie: ‘Begrijpend lezen, verdiepen en verbinden’ Begrijpend lezen staat al jaren hoog op de onderwijsagenda. Terecht, want het niveau van begrijpend lezen dat kinderen aan het einde van hun basisschoolperiode halen, is bepalend voor hun succes in het voortgezet onderwijs en hun latere maatschappelijk functioneren. De resultaten op het gebied van begrijpend lezen verbeteren is echter complex. CPS organiseert daarom op 19 november in Amersfoort de conferentie ‘Begrijpend lezen, verdiepen en verbinden’. In verschillende presentaties en verdiepingsworkshops komen nieuwe inzichten en praktische werkwijzen aan bod, waarmee scholen de begrijpend-leesresultaten structureel kunnen verbeteren. Ook recente ontwikkelingen op het gebied van de referentieniveaus en doorlopende leerlijnen taal krijgen aandacht. Voor meer informatie, www.cpsacademie.nl.

Seminar ‘Hoogbegaafdheid in de praktijk’

Vakbeurs Facilitair Van 19 tot en met 21 januari kunnen facilitair verantwoordelijken zich uitgebreid laten informeren op de vakbeurs Facilitair, die plaatsvindt in de Brabanthallen in ’s-Hertogenbosch. Een uitgebreide beursvloer, themapresentaties, recepties, de EU FM Summit en Meet & Greet diners maken Facilitair tot een compleet vakevenement. De organisatie is in handen van HoLaPress Communicatie. Voor meer informatie, www. vakbeursfacilitair.net

Over hoogbegaafdheid hebben we in de afgelopen jaren veel geleerd. We weten nu dat het niet altijd om ambitieuze ouders gaat. We hebben geleerd dat hoogbegaafdheid voor de betrokkenen ook een last kan zijn. En we hebben kennis gemaakt met begrippen als meervoudige intelligentie. Maar wat gebeurt er in de praktijk? Een aantal bovenschoolse organisaties heeft met behulp van initiatiefnemers als Leonardo en Pharos experimenten opgezet. Met plusklassen of met andere vormen van maatwerk. Hoe verlopen die experimenten? En hoe staat het met de financiering/ bekostiging? Kortom, het is tijd om de temperatuur op te nemen. Exhem organiseert op donderdag 25 november een seminar over dit onderwerp in Amsterdam (Aristo, Amsterdam-Sloterdijk). Voor meer informatie, www.poraad.nl

Studiemiddag Opleiden in Ontwikkelingsgericht perspectief De OGO-Academie organiseert 10 november een studiemiddag over ontwikkelingsgericht opleiden op de pabo. Het ontwikkelen van een onderzoekende professionele attitude, alsmede het ontwikkelen van kennis en vaardigheden is de ‘core business’ van iedere opleiding voor hoger onderwijs, en zeker ook voor de pabo. De wijze waarop deze ontwikkeling tot stand komt verschilt van pabo tot pabo. Ontwikkelingsgericht opleiden is een mogelijkheid die veel academies aangrijpen. De vraag is echter wat ontwikkelingsgericht opleiden inhoudt en welke keuzes gemaakt kunnen worden. Deze en andere vragen zullen tijdens deze studiemiddag aan de orde komen. Wouter Pols verzorgt de inleiding; workshops worden verzorgd door Ria Colenbrander, Hans Bakker, Hilde Amse en Gert van der Slikke. Locatie: De Haagse Hogeschool, Den Haag Aanmelden via ogo-academie@kpnmail.nl

Agenda Datum

Naam

Doelgroep

Prijs

Plaats

Informatie

10 nov

Symposium Uw kracht, hun toekomst

Leerkrachten, directies, interne begeleiders

€ 229,-

Apeldoorn

www.ijsselgroep.nl

10 nov

Studiemiddag ontwikkelingsgericht opleiden op de pabo

o.a. leraren, onderwijskundigen, medewerkers van opleidingen

Den Haag

ogo-academie@kpnmail.nl

19 nov

Basistraining Kijken en Kiezen

Leerkrachten

€ 174,-

Zoetermeer

www.kijkenenkiezen.nl

19 nov

Conferentie ‘Begrijpend lezen, verdiepen en verbinden’

Leerkrachten

€ 390,-

Amersfoort

www.cpsacademie.nl

24 nov

Conferentie ‘Betere leerprestaties? Mét ouders kom je verder!’

Leerkrachten

€ 450,-

Amersfoort

www.cpsacademie.nl

25 nov

Seminar ‘Hoogbegaafdheid in de praktijk’

Bestuurders, bovenschoolse managers, onderwijskundigen

Amsterdam

www.poraad.nl

7 dec

Conferentie ‘Talent voor excelleren!’

Iedereen die betrokken is bij ‘Hoogbegaafdheid’ binnen de school

’s-Hertogenbosch

www.kpcgroep.nl

€ 145,-

Pulse 49


column

Colofon

Voedingsgebied Dit stukje gaat niet over het in de wintermaanden bijvoederen van de ruigbehaarde, roodgestreepte, afgedwaalde Schotse Meeloper op de Hoge Veluwe. Ook interessante materie, dat wel. Maar niet zo geschikt voor een onderwijsblad wellicht. Nee, dit stukje gaat over de jacht op leerlingen en hun ouders door scholen en hun bestuurders. En dan vooral over de afbakening van de jachtgebieden. Vreemd genoeg noemen we die jachtgebieden in onderwijsland ‘voedingsgebieden’. Als schoolleider van een nieuwe school op een VINEX-locatie heb ik dagelijks te maken met de werving van nieuwe kinderen en hun ouders. Niet dat ik zelf veel actie onderneem. Ik ben een luie jager. Er is geen aantrekkelijke website van de school en er liggen nergens folders bij de plaatselijke middenstand op de toonbank. Ik lig met mijn school ergens verdekt opgesteld te wachten in een bouwput en als er toevallig een ouder met kind (prooi of klant?) passeert, sla ik waar mogelijk toe. Mijn jachttechniek is niet echt verfijnd te noemen. Ouders krijgen niet direct een inschrijfformulier om in te vullen. Er zijn geen aantrekkelijke welkomstcadeaus, zoals broodtrommel of rugzakje met logo van de school. Een logo hebben we trouwens ook niet… Mijn prooi wordt door mij hongerig gehouden. En wordt juist daardoor gretig. Ouders kunnen intekenen voor het bijwonen van een informatieavond. Alleen per e-mail, dat maakt het nog wat exclusiever. Meestal mail ik eerst nog even terug dat de avond van hun keuze is volgeboekt. Dat werkt echt goed! Aan het eind van de lang verwachte avond krijgen de ouders dan een inschrijfformulier. Daarvoor hebben ze dan wel mijn monotone voordracht zonder pauze, koffie en PowerPoint presentatie moeten uitzitten. Op harde, gehuurde stoelen. Van agressieve werving is dus wat mij betreft geen sprake. Eerder van ontmoedigingsbeleid. Tsja, ik zei het al: ik ben een luie jager. Toch stroomt de school snel vol. Té snel naar de wens van andere scholen. En dus moeten er afspraken komen over de jachtgebieden. Het is heel simpel. We trekken in goed overleg met elkaar een paar lijnen om postcodegebieden of straten en we beslissen met elkaar welk kind naar welke school mag. Mevrouw Vinex uit de Taalstraat mag alleen naar de ‘School zonder Meester’ of het ‘Schotse Meeloper College’. Behalve als ze op een nummer boven 35 woont, dan mag ze met haar kinderen alleen naar de ‘CITO-school’ of de ‘School met het Kinderboek’. Niet echt goed uit te leggen in een land met vrijheid van schoolkeuze, maar we doen het gewoon. Kwaliteit van de school is niet relevant meer. Het begin van het werken met voedingsgebieden betekent het einde van de onbegrensde jachtgebieden. Jammer. Ik ben een luie jager. Maar voor hoe lang nog?

Wim Menke

column 50 Pulse

Pulse Primair Onderwijs Magazine voor schoolontwikkeling en kwaliteitszorg verschijnt zes maal per jaar en wordt in een oplage van 8.500 exemplaren gratis verspreid onder basisschooldirecteuren en bovenschoolse managers in Nederland. Uitgever Koninklijke Van Gorcum Postbus 43, 9400 AA Assen T. 0592 - 379 571 F. 0592 - 379 552 E. pulse@vangorcum.nl W. www.vangorcum.nl Redactie Frank Stienissen (hoofdredactie), Lieke van Zuilekom, Joyce van der Bent, Martin van Rooij Stienissen Media Postbus 32 5550 AA Valkenswaard T. 040 - 207 11 66 F. 040 - 207 11 60 E. info@stienissenmedia.nl

Bijblijven in het onderwijs is belangrijker dan ooit. En was nog nooit zo makkelijk. Want op Teachers Channel heeft u alle informatie over het onderwijs binnen handbereik:  best practice video's  achtergrondartikelen  overzicht van lesmateriaal  bekwaamheidsdossier

 assessments  cursussen  trainingen

Met uw gratis persoonlijke profiel krijgt u een homepage waarop onderwerpen staan die u interesseren of die voor uw school belangrijk zijn. Helder, betrouwbaar en actueel, dat is Teachers Channel.

Maak kennis met Teachers Channel! van 25-29 januari op de NOT 2011 (hal 8, stand A040) Teachers Channel komt mede tot stand door:

Neem alvast een kijkje op www.teacherschannel.nl

Bijblijven in het onderwijs was nog nooit zo eenvoudig!

Aan dit nummer werkten mee: Ilja Mul, Marrigje de Bok, Bea Pompert, Marijke van Dijk, Cees Bos en Wim Menke

BESTEL NU MET EXTRA KORTING!

Art director/vormgever Sacha Vercoelen Dana van Veen

Het prentenboek als invalshoek

Fotografie Stienissen Media

Werken met prentenboeken in het basisonderwijs

Advertentie-exploitatie Acquire Media, Zwolle T. 038 - 460 63 84 F. 038 - 460 63 18 info@acquiremedia.nl

In dit boek zijn zeven bekende en minder bekende prentenboeken uitgewerkt naar projecten voor de groepen 1 tot en

Druk Koninklijke Van Gorcum

met 4. De kinderen dansen, zingen, rekenen en schrijven rondom prentenboeken als Bang Mannetje, Woeste Willem of Abracadabra. Ze filmen, filosoferen, dichten of doen technische proefjes: praktisch alle vakgebieden voor het basisonderwijs Christiane Nieuwmeijer 2008. 184 p. € 42,00 ISBN 978 90 232 4316 8

komen aan bod. Alle projecten werken toe naar een vorm van presentatie. De presentatievorm zorgt zo voor samenhang in het activiteitenaanbod. Op de bijbehorende cd staan alle in het boek gebruikte liedjes en luistervoorbeelden. In het laatste hoofdstuk wordt tot slot aandacht besteed aan hoe je zelf een prentenboekproject kunt ontwerpen.

©2010, Koninklijke van Gorcum, Assen Alle auteursrechten ten aanzien van de inhoud van deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden.

U bestelt nu 'Het prentenboek als invalshoek' met extra korting. U betaalt slechts € 34,95 in plaats van € 42,-

Ga naar: www.pulseprimaironderwijs.nl/actie www.pulseprimaironderwijs.nl/mijnschool

www.vangorcum.nl/nieuwsbrief - altijd op de hoogte van de nieuwste uitgaven

Koninklijke Van Gorcum BV Postbus 43 9400 AA Assen [e] verkoop@vangorcum.nl


De trek

Geschiedenis maak ik zelf. Elke dag weer. Hoe ik straks terugkijk op mijn eigen geschiedenis? Dat lukt alleen als ik weet hoe het vroeger ging. Met De Trek kan ik dat écht meemaken. Ik mag een ruilhandel tussen jagers en boeren naspelen. Of een Romeinse gevechtshelm maken. Met een speer op rendieren jagen in een computerspel. Op internet dingen van vroeger opzoeken. Naar veel mooie filmpjes, foto’s en tekeningen kijken en naar een echt museum gaan. Door De Trek snap ik veel beter wat er vandaag in de wereld gebeurt, en waarom. En begrijp ik ook een beetje hoe de toekomst eruit zal zien. Een toekomst waar ik nu de geschiedenis voor maak – elke dag weer!

Bekijk alle materialen en vraag nú nog het uitprobeerpakket aan op www.detrek.nl

Breng leren tot leven

B19016627 Museum Het Valkhof / Araldo de Luca - Corbis / Fitzwilliam Museum University of Cambridge UK / Rijksmuseum / Visual Arts Library / Picture Contact / Maria Austria - MAI / Peter Turnley - Corbis / Wim Euverman / Warehouse Multimedia / Teachers in Media

De geschiedenis in mijn eigen hand


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.