Mischmensch: het ‘ik’ en ik Meditations on Sara’s Saya Roy Voragen
every atom belonging to me as good belongs to you – Walt Whitman mirrors multiply the number of man – Jorge Luis Borges
I, ik, ich – slechts een paar letters, maar wat of wie Saya kan of moet zijn bezorgt ons al eeuwenlang kopzorgen, en niet alleen filosofische migraine.
Kortom: het raadsel van het zelf… Het ware, goede, schoone ‘ik’, wat zegt dat over mij? Het ‘ik’ en ik, is distantie mogelijk? Noodzakelijk? En, afstand van wat of wie?
Als ik het immorele, amorele, amoureuze brein ben – met wat of wie lig ik dan in bed, word ik wakker en stap ik een rivier in?
Ik kan niet tweemaal in dezelfde rivier stappen, zo stelde Heraclitus. De rivier is anders. Ik ben een ander. Een ander wordt ik. Identiteit [P=P] is een hachelijke illusie en zodra we iets tot een illusie deconstrueren kunnen we het niet langer inlijven.
Maelstrom, flux – niet alleen wat betreft wat of wie ik word, maar ik qua zelf/beeld. Het beeld van het zelf is onderhevig aan veranderingen, en beelden uit het verleden raken nooit helemaal vergeten – beelden blijven ronddolen, aanschuren tegen nieuwe beelden van het zelf, van mijzelf. Kortom, resulterend in een mengselmens.
Ik weet dat ik het niet weet. Echter, Socrates stelde dit met zekerheid omdat zijns inziens weten bewust dient te zijn, dat wil zeggen, weten vergt expliciete en onomstotelijke argumenten. Daardoor is er slechts beperkte ruimte voor een onderstroom van het instinctieve, het intuïtieve. Bovendien, hoeveel ware kennis omtrent het ‘ik’ en mijzelf kan ik verdragen?
Kant nam de lantaarn van Plato’s Socrates over en stelde dat de intenties van het morele ‘ik’ zwaarder wegen dan de consequenties van haar of zijn handelingen, waar wij geen autonome macht over hebben. Maakt het uit dat we de juiste handelingen verrichten om de verkeerde redenen? Of, maakt het uit dat ik een onjuist beeld van mijzelf – en de ander – heb?
Ik denk. Ik doe. – Het predicaat denken & doen impliceert dat we het subject ‘ik’ dienen te postuleren, echter, zo stelde Nietzsche, ik ben een gevolg van denken & doen en niet andersom.
Talen en Babylonische spraakverwarringen spreken met accenten – een trage, zachte G – via mijn lijf en leden, mijn kromme rug en lange tenen. Taal – als open source – spreekt door mijn lijf en dat is geen affront tegen authenticiteit van het zelf maar het houdt solipsisme van het lijf. En, de verschuivende horizon van taal is de horizon van onze leefwereld.
Het ‘ik’ blijft ongrijpbaar en een schaduwspel, – ik kan niet anders dan krabben waar het niet jeukt. Het ‘ik’ is heterogeen. Ik ben veelstemmig. En neen, dit vereist niet dat we stilte in acht dienen te nemen jegens het ‘ik’.
I, ik, ich – slechts een paar letters, maar Sara toont en confronteert ons met een intieme labyrint. Saya blijft in al haar fragmenten en contradicties frustrerend fascineren.
Roy Voragen (Heerlen, 1974) is woonachtig in Bandung, Indonesië, sinds 2003, en hij is curator en conceptueel dichter (issuu.com/royvoragen). Bovenstaand beeld is Sara Nuytemans’ Observatory of the Self 2.1 (foto: Jhoeko) en bovenstaande tekst is geschreven naar aanleiding van de solo tentoonstelling Observatories of the Self van Sara (saranuytemans.net) in TETEM kunstruimte (tetem.nl), Enschede, Nederland, 25 september tot en met 6 november 2016.