3 minute read

Digiloog – Watcher

Next Article
Boeken

Boeken

Digiloog

Heb je dat ook dat een bepaald begrip je intrigeert? Dat het je jarenlang bezighoudt? Dat je ermee bezig blijft? Dat je er niet los van komt? Ik heb dat wel. Om precies te zijn heb ik dat met de twee begrippen analoog en digitaal. Misschien heb jij daar niets mee. Dat kan. Dan stop je gewoon met lezen en gaat door naar het volgende artikel.

Advertisement

Ik ben een techneut en mijn oudste herinnering aan het woord digitaal gaat terug tot de jaren dat er ineens digitale telefonie kwam. Tot die tijd was telefonie analoog. Deze column gaat niet over telefonie maar over het feit dat je dat telefoneren – vér-spreken – kennelijk op twee manieren kunt realiseren: analoog of digitaal. Ik wist natuurlijk al lang dat analoog ‘gelijk aan’ betekent, ofwel gelijkmatig, staploos, harmonisch. Digitaal daarentegen gaat stapsgewijs. Oneerbiedig gezegd met horten en stoten, abrupt, disharmonisch. Een voorbeeldje: De overgang van zwart naar wit kan analoog verlopen of digitaal. De illustratie geeft aan wat ik bedoel. Ik weet niet hoe het komt, maar ik vraag me dan altijd af wat is nou beter? Analoog, dus geleidelijk, of digitaal, dat wil zeggen plotsklaps? In de natuur gaat alles geleidelijk, zijn er alleen gebogen lijnen en geen rechte hoeken, die een mens zo graag maakt, zeker een techneut. En dan te bedenken dat een mens niet eens een rechte lijn kan tekenen of een zuiver vierkant zonder daarbij een liniaal te gebruiken. Wie is het gegeven om uit de losse hand een exact ronde cirkel te tekenen, om nog maar te zwijgen over een gelijkzijdige vijfhoek? Analoog is veel ouder dan digitaal; ook in de techniek. Een klok, een thermometer een barometer, ze kregen allemaal wijzers toen de mens zich ermee ging bemoeien. Dat bleef eeuwenlang zo. Totdat er cijfers aan te pas kwamen (digits zeggen ze in het Engels), toen werd zes uur, waarbij de ene wijzer naar beneden wees en de andere omhoog ineens: 06:00:00 uur Als je analoog en digitaal bekijkt over het beklimmen van een berg, dan zou je dat schematisch zo voor kunnen stellen als in de onderstaande figuur.

DIGI TAAL

ANALOOG

DIGITAAL

Als je zelf wilt bepalen hoe groot de stappen zijn die je neemt, dan zou je dat analoog kunnen noemen. Als je via een trap omhoogloopt, heeft de maker van de trap bepaald hoe groot je stappen moeten zijn. Analoog komt dus natuurlijker over en je bent niet afhankelijk van wat een ander voor jou bedacht heeft. Zou je ook zo kunnen kijken naar het pad, de trap, van inwijding waar het in de school van het Rozenkruis toch om gaat? Ik kom er niet uit wat beter is. Soms is analoog prettiger, omdat het geleidelijk aan is. Op andere momenten

w COLUMN: w LAND: w BEELD: w RUBRIEK: WATCHER NEDERLAND BAUHAUS TIJDGEEST

DAN IS ER GEEN NUL EN ÉÉN MEER

lijkt digitaal hoogstaander, omdat het in wezen ‘alles of niets’ is. Het gaat altijd om veranderingen. Veranderingen tussen zwart en wit, tussen hoog en laag, tussen nul en één, tussen niets en alles. Veranderingen duiden op verschillen, op tegengesteldheden. Misschien moet ik het denken in verschillen loslaten, dan hoef ik ook niet meer te kiezen tussen analoog en digitaal. Dan is er geen nul en één meer. Dan is er alleen nog maar de nul, de cirkel, die alles omsluit. De cirkel waarvan de omtrek nergens is en het middelpunt overal. En zo kom je als vanzelf van het beeld van een cirkel bij een spiraal. Een cirkel is een prachtig beeld, maar wel als het ware gesloten, dicht, zonder in of uitgang. Terwijl een spiraal altijd ópen is. En als je met een open ‘mind ‘ en een open hart je weg bewandelt, je ontwikkeling gaat, dan is dat alsof je een spiralengang volgt. Begrippen als analoog en digitaal vallen daarbij in het niet. Een spiralengang voert je tegelijkertijd naar de kern van alles en naar de onmetelijke grootheid die daar één mee is.

This article is from: