Een modern sprookje voor volwassenen, waarin de menselijke ambitie om hoger, steeds weer hoger op de ladder te komen, omgezet wordt in wezenlijke rijping van het innerlijk
O
mdat het me al jaren niet meer lukte om ook maar enigszins tevreden te zijn met mijn leven, hoewel ik ogenschijnlijk alles had wat iemand wensen kon, besloot ik het hoger op te zoeken. Er moet iets beters zijn, iets hogers, dacht ik en juist op dat moment viel mijn oog op een advertentie. ‘Stijg boven uzelf uit,’ stond er en daarna iets wat erop neerkwam dat je bij de Hoogvliegersvereniging je eigen vleugels kon bouwen. Door daarmee steeds zo hoog mogelijk te vliegen kon je op een hoger niveau nog betere vleugels bouwen en daarmee nóg hoger komen, tot zelfs in de hoogste hemelen toe! Je hoefde je daartoe alleen maar helemaal in te zetten en dan ontving je ook de hulp die je nodig had. Dat sprak me zeer aan en ik nam meteen contact op met de vereniging. De volgende morgen kon ik al komen voor een eerste bijeenkomst, werd er gezegd. De plaats van bijeenkomst was helemaal niet ver en ik ging er al vroeg heen. Mijn hart sprong op van vreugde bij wat ik daar zag. Mannen en vrouwen van meer of minder gewicht fladderden rond met een soort licht-houten, dubbele vleugels waartussen fijn gaas gespannen was. Zij lachten en bemoedigden een heleboel kleine kinderen die met kartonnen oefenvleugeltjes van de grond probeerden te komen. ‘Harder rennen en tegelijk je
vleugeltjes op en neer slaan,’ ‘Ja! Je komt al bijna van de grond,’ klonk het enthousiast. De kinderen sprongen en renden, niet allemaal even serieus, maar dat ze het leuk vonden, was duidelijk. Rechts van mij stond een overhuifde werkplaats, waar mensen vleugels aan het bouwen en repareren waren. Ze zwaaiden hartelijk naar me en ik wilde naar hen toe gaan, toen mijn blik werd gevangen door een kleine jongen van een jaar of tien, die opviel doordat hij heel rustig op een steen zat te kijken naar een takje in zijn hand. Het was helemaal geen opvallende jongen, hij had bruin stekeltjeshaar, een tenger lijf en een gewoon jongensgezicht. Hij was de enige die niet druk ergens mee bezig was. Toen ik langs hem liep, groette hij me met een knikje. Hij had groene ogen en een peinzende uitdrukking. Maar we spraken niet en ik liep door. Wat werd ik hartelijk verwelkomd in die werkplaats! Mannen en vrouwen werkten zij aan zij. De moeilijkste klus was het buigen van het hout. Mij werd duidelijk dat je niet zomaar even kon gaan vliegen, maar er hard voor aan het werk moest. Onder leiding van twee enthousiaste mannen leerde ik over de verschillende houtsoorten en hun eigenschappen, over het weken van het hout en het buigen, héél voorzichtig, zodat het niet knapte. De vleugels waren best zwaar, merkte ik
36
Hoogvlieger