Boek 4b nederlands

Page 1

Natuurlijk, Rekenen! 4B 4B naam ajety / iri / nĂŤ


Natuurlijk, Rekenen! is een initiatief van Rutu Foundation Intercultureel Meertalig Onderwijs, ITOS Intercultureel Tweetalig Onderwijs Suriname, VIDS Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname en VSG Vereniging van Saramakaanse Gezagsdragers, in samenwerking met de Stichting Rooms Katholiek Bijzonder Onderwijs (RKBO). Natuurlijk, Rekenen! is onderdeel van het pilotproject ‘Intercultureel Tweetalig Rekenonderwijs voor inheemse en marron kinderen’ van Rutu, ITOS, VIDS, VSG en RKBO, (mede)gefinancierd door: ARA, Art Sabina, Cordaid, Kinderpostzegels, Rotary Club Deventer en Rotary Club Paramaribo Residence, Skan Fonds, Stichting Fonds Ontwikkeling Saamaka Gemeenschap, Stichting Weeshuis der Doopsgezinden, Zeister Zendingsgenootschap.

Tekst en methode:

J.G. Hensen, met medewerking van Els Terlien en van de leerkrachten van de dorpen Galibi, Donderskamp, Powaka en Washabo in Suriname, in het bijzonder van Greta Pané-Kiba.

Illustraties & vormgeving:

Julie Ann Sutton, met medewerking van Rodney Awankaroe, Sylvester Toekaja en Kelno Vorswijk.

Tekstredactie en coördinatie:

Carla Madsian en Ellen-Rose Kambel.

Alle onderdelen uit dit werk mogen zonder toestemming, maar met bronvermelding worden overgenomen, gebruikt of veranderd. Commercieel gebruik is verboden. Rutu Foundation: VIDS: VSG:

info@rutufoundation.org, www.rutufoundation.org info@vids.sr bureauvsg@hotmail.com

VIDS

Rotary Club Deventer en Rotary Club Paramaribo Residence


Inhoud Tellen ➊ Indeling Aripapyry ➋ Optellen 1. Tellen

Ukuru Aftellen 2. Optellen

1 15 3

39 21

Itu’ponaka yry

Plussen en minnen 3. Aftellen

57

40

Wena’potaka ukuru

➎ ➏ ➐

4. Plussen en minnen Vermenigvuldigen

Ituponaka yry ikary enapa

5. Vermenigvuldigen

74

6. Geldzaken

96

Geldzaken Apyimakary

Pyrata maro aminano

Meten

7. Meten

5877

97

116 110

Imarikitory

Klokkijken 8. Klokkijken

Orosi enery

135 124


1

Tellen Tellen

1


1. In welk vakje zie je 1 meer dan 11 visjes? In welk vakje zie je 1 meer dan 11 visjes? a)

b)

c)

2. Trek een lijn Trek een lijn

2


3. Tel hoeveel mieren er zijn? Tel hoeveel mieren er zijn?

a)

____

b)

____

c)

____

4. Trek een lijn Trek een lijn

9

Voorbeeld Voorbeeld

0

23

18

42

38

Nu jij Nu jij

20

10

40

30

5. Sprongen van 2 heen en terug Sprongen van 2 heen en terug Voorbeeld Voorbeeld 12

14

16

24

26

18

Nu jij Nu jij a)

3

20

50


c)

36

34

b)

40

d)

42

20

32

e)

6. Maak groepjes van 10 Maak groepjes van 10 a)

Er zijn ………. groepjes van 10 Er zijn ………. groepjes van 10

Over …….. Over

Totaal ……… Totaal

b)

Er zijn ………. groepjes van 10 Er zijn ............ groepjes van 10

Over …….. Over 4

Totaal ……… Totaal


c)

Er zijn ………. groepjes van 10

Over ...........

Totaal ..........

Over ……..

Totaal ………

d)

Er zijn ………. groepjes van 10

7. Welk getal stellen de letters voor? Welk getal stellen de letters voor?

1

G

I

F

10 J

20 L

H N

K

30 O

M G = ___ L = ___

I = ___

F = ___

J = ___

N = ___ K = ___ O = ___ 5

H = ___ M = ___

40 50


8. Teken de afbeeldingen in de juiste vakjes Teken de afbeeldingen in de juiste vakjes

21

33

12

7

45

9

49

11

6

13

28

39

10 20 30 40 50 6


9. Kleur de vis met het juiste getal Kleur de vis met het juiste getal

0

10

5

a)

3

2

b)

10

20

14

15 13

c)

30

40

37

39

38

d)

40

50

42

43 41

7


Op naar de...

Hardop tellen aan het eind van de les Hardop tellen aan het eind van de les Tel tot 100 en daarna terug Tel tot100 en daarna terug

1, 2, 3, 4.....................................................................100

10. Vul het honderdveld verder in Vul het honderdveld verder in

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10 20

11

30

22

40

33 44

50 55

60 66

70 77

80 88

90 99 100

8


11. Vul in Vul in Voorbeeld Voorbeeld

51 ___

Nu jij Nu jij

52

___ 53

47

___

___

66

___

c)

___

12. Vul de onderstaande getallen op de juiste plaats in het honderdveld Vul de onderstaande getallen op de juiste plaats in het honderdveld

61

13

36

45

50

34

62

46

56

4

99

68

39

23

7

8

91

83

94

73

78

90

___

d)

1

2

___

___

___

___

___

___

___

___

___

___

b)

___

___ 54

48

a)

56 ___

55 ___

___

___

3

5

___

6

9

10 20

11 12

14 15

16 17 18 19

21 22

24 25

26 27 28 29 30

31 32 33

35

40

37 38

41 42 43 44

47 48 49

51 52 53 54 55

57 58 59 60

63 64 65

66 67

69 70

71 72

74 75 76 77

78 79 80

81 82

84

92 93 9

85 86 87 88

90

95

100

96 97 98


13. Teken de afbeeldingen in de juiste vakjes Teken de afbeeldingen in de juiste vakjes

10 5

20

15

30 31

40 46

50

22

60 77

70

66

Voorbeeld Voorbeeld

77

92

80 90

1 58

100 10


14. Vul in Vul in

Voorbeeld Voorbeeld

0

1

2

3

4

X

6

7

8

9

10 20

11

Zet een X op Zet een X op

30

22

5,6,13,16,23,26,33,36,43,45

40

33 44

Zet een O op 14 en 15 Zet een O op 14 en 15

50 55

60 66

Zet een – op 34 en 35 Zet een – op 34 en 35

70 77

80 88

90 99 100

15. Vul het juiste getal in de ballon Vul het juiste getal in de ballon

Voorbeeld Voorbeeld

13

0

10

__

20

30

__

__

40

50

____ 11

60

__

__

70

__

80

90

100


16. Trek een lijn Trek een lijn 0

10

30

20

40

50

60

70

34

80

90

100

98

37

57

23

73 46

17. Zet in de juiste volgorde Zet in de juiste volgorde a) Van klein naar groot Van klein naar groot

24

86

76

12

100

60

5

20

71

10

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

b) Van groot naar klein Van groot naar klein

8

88

78

98

12

100

19

22

65

45

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

12


18. Vul in Vul in Voorbeeld Voorbeeld

2 stappen na 24 staat 24 + 2 = 26 2 stappen na 24 staat 24 + 2 = 26 +2 0

10

20

30

40

50

Nu jij Nu jij

5 stappen na 26 staat …… 5 stappen na 26 staat Vul in Vul in

7 stappen na 21 staat …… 7 stappen na 21 staat 3 stappen na 12 staat …… 2 stappen na 56 staat ……

Voorbeeld Voorbeeld

35 + 5 = ___

35 - 5 = ___

42 + 4 = ___

42 - 4 = ___

12 + 3 = ___

12 - 3 = ___

31 + 7 = ___

31 - 7 = ___

2 stappen voor 24 staat 24 – 2 = 22 2 stappen voor 24 staat 24 – 2 = 22 -2 0

10

20

30

Nu jij Nu jij

7 stappen voor 21 staat …… 7 stappen voor 21 staat 2 stappen voor 56 staat …… 2 stappen voor 56 staat 5 stappen voor 26 staat …… 3 stappen voor 12 staat ……

13

40

50


19. Vul in groter of kleiner Vul in groter of kleiner Voorbeeld Voorbeeld

groter dan 6 15 is ..................

groter dan 6 15 is ..................

kleiner 36 is ..................dan 45

kleiner 36 is ..................dan 45

Nu jij Nu jij

15 is ............... dan 12

15 is ............... dan 12

23 is .........….. dan 24

23 is .........….. dan 24

76 is …......….. dan 100

76 is …......….. dan 100

25 is ….........… dan 14

25 is ….........… dan 14

33 is …............ dan 24

33 is …............ dan 24

66 is ……......... dan 50

66 is ……......... dan 50

35 is …........… dan 22

35 is …........… dan 22

33 is …............ dan 14

33 is …............ dan 14

56 is …......….. dan 55

56 is …......….. dan 55

45 is …........… dan 42

45 is …........… dan 42

43 is …............ dan 44

43 is …............ dan 44

100 is …....….. dan 99

100 is …....….. dan 99

20. Even en oneven Even en oneven Omcirkel de even getallen Omcirkel de even getallen 12

15

19

22

25

28

30

33

44

67

88

100

Omcirkel de oneven getallen Omcirkel de oneven getallen 13 25 29 2 45 28 60 63 84 37 89 100

14


2

Optellen Optellen

15


1. Teken erbij: Teken erbij: Voorbeeld Voorbeeld

Nu jij Nu jij

a)

b)

33 nootjes Ik tel ……

Ik tel …… nootjes Ik tel nootjes

Ik tel …… nootjes Ik tel nootjes

Teken erbij: 45 nootjes Teken erbij: 45 nootjes 78 nootjes Totaal ….. Totaal nootjes

Teken erbij: 25 nootjes Teken erbij: 25 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

Teken erbij: 12 nootjes Teken erbij :12 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

c)

d)

Ik tel

nootjes

e)

Ik tel …… nootjes Ik tel nootjes

Ik tel …… nootjes Ik tel nootjes

Ik tel …… nootjes Ik tel nootjes

Teken erbij: 27 nootjes Teken erbij: 27 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

Teken erbij: 41 nootjes Teken erbij: 41 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

Teken erbij: 36 nootjes Teken erbij: 36 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

16


h)

f)

g)

Teken 36 nootjes Teken 36 nootjes

Teken 24 nootjes Teken 24 nootjes

Teken 25 nootjes Teken 25 nootjes

Teken erbij: 45 nootjes Teken erbij: 45 nootjes

Teken erbij: 25 nootjes Teken erbij: 25 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

Teken erbij: 56 nootjes Teken erbij: 56 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

j)

k)

Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

i)

Teken 62 nootjes Teken 62 nootjes

Teken 34 nootjes Teken 34 nootjes

Teken 38 nootjes Teken 38 nootjes

Teken erbij: 27 nootjes Teken erbij: 27 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

Teken erbij: 65 nootjes Teken erbij: 65 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

Teken erbij: 26 nootjes Teken erbij: 26 nootjes Totaal ….. nootjes Totaal nootjes

l)

___

+

___

+

___ 17

+

___

+

___

= ___


2. Vul aan tot 10 Vul aan tot 10 Voorbeeld Voorbeeld

6 = 10 4 + ..... Nu jij Nu jij

3 + ….. = 10 4 + ….. = 10 6 + ….. = 10

1 + ….. = 10 9 + ….. = 10 10 + ..... = 10

8 + ..... = 10 2 + ..… = 10 7 + .…. = 10

3. Vul aan tot een heel tiental Vul aan tot een heel tiental Voorbeeld Voorbeeld

Nu jij Nu jij

6 = 30 24 + .....

32 + ..... = 40 26 + ..... = 30

18 + ..... = ..... 75 + ..... = .....

82 + ..... = ..... 62 + ..... = .....

14 + ..... = 20 36 + ..... = 40

46 + ..... = ..... 97 + ..... = .....

72 + ..... = ..... 42 + ..... = .....

Tientallen en eenheden Tientallen en eenheden

T 10=

4. Welk getal staat hier? Welk getal staat hier? Voorbeeld Voorbeeld

tientallen (T) tientallen

30 + ____ 2 ____ 32 ____ Nu jij Nu jij a)

____ + ____ ____

b)

____ + ____ ____ 18

E 1=

eenheden (E) eenheden


c)

____ + ____ ____

d)

____ + ____ ____

e)

____ + ____ ____

5. Kleur de tientallen en eenheden Kleur de tientallen en eenheden Voorbeeld Voorbeeld

33 30 + 3 Nu jij Nu jij

28 a)

____ + ____

17 b)

____ + ____

19


31 c)

____ + ____

47 d)

____ + ____

24 d)

____ + ____

45 e)

____ + ____

6. Vul in Vul in a) Getal Getal Voorbeeld Voorbeeld Nu jij Nu jij

32

Tientallen Eenheden Tientallen Eenheden

3

2

b)

Getal Getal

56

43

29

75

94

96

15

25

31 20

Tientallen Eenheden Tientallen Eenheden


7. Vul in Vul in

T

E 1=

10= Voorbeeld Voorbeeld

3

6

30 + 6 = 36

+6 0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Nu jij Nu jij a)

6

7

___ + ___ = ___

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

b)

4

9

___ + ___ = ___

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

7

8

___ + ___ = ___

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

d)

8

3

___ + ___ = ___

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

e)

9

5

___ + ___ = ___

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

c)

Getallenlijn Getallenlijn Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

Eerst aanvullen tot 10 Eerst aanvullen tot 10

8. Met getallenlijn Met getallenlijn +5

5 + 6 = 5 + (5 + 1)

Startpunt Startpunt

21

+1


Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

Eerst aanvullen tot 10 Eerst aanvullen tot 10 +7

3+9=3+7+2

Startpunt Startpunt Nu jij Nu jij

Teken eerst het startpunt Teken eerst het startpunt a)

3 + 8 = 3 + .... + ....

b)

6 + 8 = 6 + .... + ....

c)

7 + 5.= 7 + .... + ....

d)

5 + 6 = 5 + .... + ....

e)

6 + 7 = 6 + .... + ....

f)

4 + 7 = 4 + .... + .... 22

+2


9. Reken uit Reken uit Voorbeeld Voorbeeld Eerst aanvullen tot 10 Eerst aanvullen tot 10

Som Som

Wat moet er nog bij? Wat moet er nog bij?

Antwoord Antwoord

5+6=

5+5

(6 = 5 + 1)

+1

10 + 1 = 11

3+9=

3+7

(9 = 7 + 2)

+2

10 + 2 = 12

4+8=

4+6

(6 = 6 + 2)

+2

10 + 2 = 12

5+8=

5+5

(6 = 5 + 3)

+3

10 + 3 = 13

Nu jij Nu jij Wat moet er nog bij? Wat moet er nog bij?

Eerst aanvullen tot 10 Eerst aanvullen tot 10

Som Som

6+5=

6+

7+9=

7+

5+8=

5+

6+6=

6+

4+7=

4+

5+7=

5+

Antwoord Antwoord

10. Hoofdrekenen Hoofdrekenen 3 + 5 = .....

4 + 6 = .....

8 + 3 = .....

7 + 4 = .....

5 + 6 = .....

8 + 4 = .....

6 + 5 = .....

5 + 5 = .....

6 + 6 = .....

8 + 5 = .....

5 + 6 = .....

6 + 5 = .....

7 + 6 = .....

8 + 6 = .....

4 + 7 = .....

7 + 5 = .....

8 + 6 = .....

8 + 7 = .....

3 + 8 = .....

4 + 5 = .....

+

+ 23

= ____


11. Tel op Tel op

Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

Som Som

Uitleg Uitleg

9+7=

9+7= 9+1+6=

9 + 1 + 6 = 16

Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

10 + 6 = 16 23 + 18 =

23 + 18 =

23 + 10 + 8 = ..... 33 + 8 = ..... 33 + 7 + 1 = ..... 40 + 1 = 41

23 + 10 + 7 + 1 = 41

Voorbeeld 3 Voorbeeld 3

16 + 27 =

16 + 27 =

16 + 20 + 7 =

16 + 20 + 4 + 3 = 43

Nu jij Nu jij

a)

15 + 7 =

36 + 7 = 36 + 4 + 3 = 40 + 3 = 43

b)

15 + .... + .... = ....

d)

15 + 18 =

e)

15 + .... + .... + .... = ....

g)

45 + 17 = 45 + .... + .... + .... = ....

25 + 7 =

c)

25 + .... + .... = ....

35 + 17 =

23 + .... + .... + .... = ....

f)

35 + .... + .... + .... = ....

h)

46 + 25 =

24

23 + 28 = 23 + .... + .... + .... = ....

i)

46 + .... + .... + .... = ....

23 + 18 =

65 + 27 = 65 + .... + .... + .... = ....


j)

65 + 17 =

k)

65 + .... + .... + .... = ....

m) 75

+ 17 =

l)

33 + .... + .... + .... = ....

n)

75 + .... + .... + .... = ....

33 + 18 =

42 + 29 = 42 + .... + .... + .... = ....

75 + 19 =

o)

75 + .... + .... + .... = ....

43 + 28 = 43 + .... + .... + .... = ....

Optellen met getallenlijn Optellen met getallenlijn 12. Tel op Tel op Voorbeeld Voorbeeld

24 + 25 = 24 +10 + 10 + 5 (10 + 10 + 5 = 25) 24 + 25 = ___ 49 0

10

10

20

30

+

10

+

5

40

50

24 startpunt startpunt

a) 0

10

20

30

40

50

20

30

40

50

20

30

40

50

36 + 8 = 36 + 4 + 4 36 + 8 = ___ b) 0

10

24 + 8 = 24 + 6 + 2 24 + 8 = ___ c)

0

10

17 + 15 = 17 + 10 + 3 + 2 17 + 15 = ___ 25


d) 0

10

20

30

20

30

40

50

26 + 15 = 26 + 10 + 5 26 + 15 = ___ e) 0

10

50

12 + 15= 12 + ___ + ___ 12 + 15 = ___

13. Tel op Tel op

38 + 25 = 63

Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

38 + 10 + 10 + 2 + 3 10

20

30

20

40

10

+2 +3

50

60

70

50

60

70

50

60

70

50

60

70

38 startpunt startpunt

Nu jij Nu jij a)

+

30

40

38 + 25 = 38 + 10 + 10 + .... = .... b)

20

30

40

28 + 25 = 28 + 10 + 10 + .... = .... c)

20

30

40

48 + 22 = 48 + 10 + 10 + .... = .... 26


Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

10

50

+

60

10 70

+

10

+3

+5 90

80

100

Het kan ook sneller: 10 + 10 + 10 = 30 Het kan ook sneller: 10 + 10 + 10 = 30 + 30

50

60

70

+3

80

+5

90

100

57 + 38 = 57 + 30 + 3 + 5 = ...... 95 57 + 38 = ___ Nu jij Nu jij a)

20

30

40

50

60

70

50

60

70

80

28 + 57 = ...... 28 + 50 + 2 + ..... = ..... b)

30

40

47 + 25 = ...... 47 + 20 + ...... + ...... = ...... c)

10

20

30

40

60

70

50

60

70

80

26 + 48 = ...... 26 + 40 + ...... + ...... = ...... d)

30

40

33 + 47 = ...... 33 + 40 + ...... = ...... 27


e)

30

40

50

60

70

80

60

70

80

90

70

80

90

100

34 + 39 = ...... 34 + 30 + ...... + ....... = ...... f)

40

50

45 + 45 = ...... 45 + 40 + ...... = ...... g)

50

60

64 + 29 = ...... 64 + 20 + ...... + ...... = ...... 14. Nu zonder getallenlijn Nu zonder getallenlijn 22 + 26 = ......

37 + 21 = ......

45+ 35 = ......

22 + 20 + ...... = ......

37 + 20 + ...... = ......

45 + ...... + ...... = ......

22 + 27 = ......

37+ 22 = ......

45 + 36 = ......

......................... = ......

......................... = ......

......................... = ......

22 + 28 = ......

37 + 23 = ......

45 + 37 = ......

......................... = ......

......................... = ......

......................... = ......

22 + 29 = ......

37 + 24 = ......

45 +38 = ......

......................... = ......

......................... = ......

......................... = ......

22 + 30 = ......

37 + 25 = ......

45 + 39 = ......

......................... = ......

......................... = ......

......................... = ......

28


15. Anders optellen Anders optellen Onthoud Onthoud Stap 1: Eerst de eenheden optellen Stap 1: Eerst de eenheden optellen Stap 2: Dan de tientallen optellen Stap 2: Dan de tientallen optellen Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

T 10=

E

T E

1= 13 + 14 = ___ samen samen

13 14

1 3 1 4

27 13 + 14 = ___ +

27 2 7 Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

T E 23 + 16 = ___ samen samen

2 3 16 1 6 39 3 9 23

39 23 + 16 = ___ +

Nu jij Nu jij

T E samen samen a)

46 + 32 = ___

T E +

+

samen samen b)

T E

41 + 33 = ___ 29

samen samen c)

72 + 17 = ___

+


T E

T E +

samen samen d)

+

samen samen

57 + 32 = ___

e)

g)

26 + 20 = ___

h)

T E +

samen samen

T 10=

E 1=

Optellen tot 100 Optellen tot 100 Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

46 + 25 Leerling 1: neemt 4 tientallen en 6 eenheden Leerling 1: neemt 4 tientallen en 6 eenheden Leerling 2: neemt 2 tientallen en 5 eenheden Leerling 2: neemt 2 tientallen en 5 eenheden Voeg alles bij elkaar Voeg alles bij elkaar Leg de tientallen bij elkaar en de eenheden bij elkaar Leg de tientallen bij elkaar en de eenheden bij elkaar 30

samen samen i)

40 + 39 = ___

16. Spel: Inwisselen Spel: Inwisselen Spel voor 2 personen Spel voor 2 personen

43 + 25 = ___

T E +

+

samen samen f)

81 + 18 = ___

T E samen samen

T E

58 + 40 = ___

+


LET OP, als je meer dan 10 eenheden hebt moet je inwisselen LET OP, als je meer dan 10 eenheden hebt moet je inwisselen

Samen heb je 6 tientallen en 11 eenheden Samen heb je 6 tientallen en 11 eenheden Na inwisselen heb je 7 tientallen en 1 eenheid Na inwisselen heb je 7 tientallen en 1 eenheid 46 + 25 = 71 Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

24 + 18 Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

2T+4E

1T+8E

3 T + 12 E

4T+2E

42

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

56 + 38

a)

b)

c)

76 + 18

62 + 19

31


d)

e)

f)

g)

h)

i)

56 + 28 Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

Leerling 1 Leerling 1

Leerling 2 Leerling 2

Samen Samen

Na inwisselen Na inwisselen

Antwoord Antwoord

.....T + .....E

...... T + ...... E

...... T + ......E

...... T + ...... E

......

66 + 35

73 + 9

77 + 18

59 + 39

85 + 15

32


17. Onder elkaar optellen Onder elkaar optellen Onthoud: Onthoud: Stap 1: Eerst de eenheden optellen Stap 1: Eerst de eenheden optellen Stap 2: Dan de tientallen optellen Stap 2: Dan de tientallen optellen Stap 3: Als de eenheden meer dan 10 zijn, dan inwisselen voor tiental Stap 3: Als de eenheden meer dan 10 zijn, dan inwisselen voor tiental

42 + 18 = 60 ___ samen samen

4 2 18 1 8 60 5 10 +

26

+

0

4

T E

a)

48 + 14 = ___

+

+

3

T E

b)

55 + 27 = ___

+

samen samen

T E

2 6 26 + 17 = 43 ___ 17 1 7 samen 43 3 13 samen

42

6 Nu jij Nu jij

Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

T E

Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

+

samen samen

T E

T E

c)

d)

22 + 19 = ___

35 + 15 = ___

+

samen samen

samen samen

33

+


T E

T E

e)

f)

67 + 27 = ___

33 + 38 = ___

+

samen samen

+

samen samen

18. Optellen over de 10 Optellen over de 10 Onthoud: Onthoud: Stap 1: Eerst de eenheden optellen Stap 1: Eerst de eenheden optellen Stap 2: Dan de tientallen optellen Stap 2: Dan de tientallen optellen Stap 3: Als de eenheden meer dan 10 zijn, dan inwisselen voor tiental Stap 3: Als de eenheden meer dan 10 zijn, dan inwisselen voor tiental

Voorbeeld Voorbeeld

T 10=

E 1=

Nu jij Nu jij

T E

T E

13

1 3

17

19

1 9 + 2 12

25

+

12 = 10 + 2

3 2 32 13 + 19 = .....

34

a)

17 + 25 = .....


T E

T E

25

16

26

b)

T E 18

17

+

25 + 26 = .....

c)

14

+

16 + 17 = .....

d)

+

18 + 14 = .....

19. Optellen van drie getallen Optellen van drie getallen Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

Nu jij Nu jij

T E 12 6 24

samen samen

a)

1 2 0 6 2 4 + 3 12 4 2

14 15 16 samen samen

14 + 15 + 16 = ...... c)

T E

d)

T E

T E

18

24

16

26

13

34

12 samen samen

+

+

12 = 10 + 2

42 12 + 6 + 24 = ...... b)

T E

15 samen samen

+

26

+

samen samen

18 + 26 + 12 = ...... 24 + 13 + 15 = ...... 16 + 34 + 26 = ...... 35


Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

Nu jij Nu jij

T E 16 23 35 samen samen

e)

T E

1

1 6 2 3 3 5 7 4

T E

16

12

18

36

16

+

f)

14

+

samen samen

+

samen samen

74 16 + 18 + 16 = ...... 12 + 36 + 14 = ...... 16 + 23 + 35 = ......

g)

h)

T E

T E

i)

T E

34

26

24

23

35

12

15 samen samen

24

+

34 + 23 + 15 = ......

samen samen

11

+

samen samen

26 + 35 + 24 = ...... 24 + 12 + 11 = ......

20. Nu zonder tabel Nu zonder tabel Nu jij Nu jij

Voorbeeld Voorbeeld 1

16 18 14 +

48

+

24

14

27

25

13

31

32 +

25 +

16 +

.......

.......

.......

36


27

36

34

24

37

27

13

15

15

12

11

14

31 +

24 +

12 +

24 +

26 +

16 +

.......

.......

.......

.......

.......

.......

17

11

42

22

28

17

33

12

2

12

21

19

31 +

16 +

16 +

11 +

14 +

10 +

.......

.......

.......

.......

.......

.......

21. Verhaaltjes sommen Verhaaltjes sommen a)

Micha heeft 46 djamoes. Rebecca heeft 12 djamoes. Micha heeft 46 djamoes. Rebecca heeft 12 djamoes. Hoeveel hebben ze samen? Hoeveel hebben ze samen? …… + …… = ……

b)

Robert heeft 6 knikkers, Lucy heeft er 5, en Martin heeft er 4. Robert heeft 6 knikkers, Lucy heeft er 5, en Martin heeft er 4. Hoeveel knikkers hebben ze samen? Hoeveel knikkers hebben ze samen? ……… + ……… + …….. = …….

c)

Een timmerman heeft in zijn hand 25 spijkers. In zijn tas zitten er nog 36. Een timmerman heeft in zijn hand 25 spijkers. In zijn tas zitten er nog 36. Hoeveel spijkers heeft hij samen? Hoeveel spijkers heeft hij samen? ……… + …….=…….

37


22. Maak een verhaal Maak een verhaal a)

12 + 15

b)

7+5+4

c)

25 + 14

12 + 10 + 2 = ......

38


3

Aftellen Aftellen

39


1. Hoe zit het ook alweer? Hoe zit het ook alweer? Hoeveel blijven over? Hoeveel blijven over? Tel het aantal bacoven. Hoeveel zijn er? ……. Tel het aantal bacoven. Hoeveel zijn er? Je geeft 1 bacove aan de juf. Hoeveel blijven over?..... Je geeft 1 bacove aan de juf. Hoeveel blijven over? Je geeft daarna 2 bacoven aan je vriendjes Je geeft daarna 2 bacoven aan je vriendjes Hoeveel blijven over? Hoeveel blijven over? Nu eet je 1 bacove op. Hoeveel blijven over?..... Nu eet je 1 bacove op. Hoeveel blijven over?.....

Hoeveel awara’s zijn er? Er zijn ……. awara’s Hoeveel awara’s zijn er? Er zijn awara’s

Je geeft 3 awara’s aan je moeder Je geeft 3 awara’s aan je moeder Hoeveel blijven over? ..... Hoeveel blijven over?

Je geeft daarna 2 awara’s aan je broertje Je geeft daarna 2 awara’s aan je broertje Hoeveel blijven over? ..... Hoeveel blijven over? Eén awara geef je aan je zusje Eén awara geef je aan je zusje

Hoeveel blijven over? ........ Hoeveel blijven over?

40


2. Maak een verhaal met de getallen die er al staan Maak een verhaal met de getallen die er al staan a)

7-5

b)

8-3

c)

9-6

3. Maak de som Maak de som 8 – 4 = ......

5 – 4 = ......

7 – 3 = ......

9 - 6 = ......

7 – 5 = ......

8 – 3 = ......

9 – 5 = ......

5 – 3 = ......

6 – 6 = ...... 4. Ga terug tot een heel tiental Ga terug tot een heel tiental Voorbeeld Voorbeeld

46 – ...... = 40

6 = 40 46 – ......

Nu jij Nu jij

41

53 – …... = 50

73 – .…. = 70

85 – …... = 80

76 – ….. = 70


46 – ….. = 40

27 – .…. = 20

96 – …... = 90

53 – .…. = 50

58 – ….. = 50

68 – .…. = 60

35 – ….. = 30

99 – ….. = 90

76 – 20 = ..…

59 – 40 = …..

43 – 20 = …..

33 – 20 = …..

56 – 50 = ..…

96 – 90 = ..…

66 – 40 = ..…

33 – 30 = ..…

43 – 30 = ..…

83 – 30 = …..

72 – 60 = …..

33 – 0 = …..

5. Reken uit Reken uit

6. Tel af Tel af Voorbeeld Voorbeeld

32 36 - 4 = .....

36 - ..... 20 - ..... 4 = ..... 16 - ..... 4 = ..... 12 36 - 24 = .....

4 = ..... 26 - ..... 4 = ..... 22 36 - 14 = 36 ..... - 10 ..... - .....

4 = ..... 6 - ..... 4 = ..... 2 36 - 34 = 36 ..... - 30 ..... - .....

Nu jij Nu jij a) 46

- 5 = .....

b)

57 - 2 = ..…

c)

59 - 7 = .....

46 - 15 = 46 - ...... - ..... = .....

57 - 32 = ..… - ..... - ..… = .....

57 - 12 = ….. - ..... - ..… = .....

59 - 37 = ..… - ..... - ..… = .....

59 - 17 = ..… - ..... - ..… = .....

46 - 45 = ..… - ..... - ..… = ..... 57 - 42 =….. - ..... - ..… = .....

46 - 25 = ….. - ..... - ..… = ..... 57 - 22 = ….. - ..... - ..… = .....

59 - 47 =….. - ..... - ..… = .....

59 - 27 = ..… - ..... - ..… = .....

57 - 52 =….. - ..... - ..… = .....

46 - 35 = ..… - ..... - ..… = .....

59 - 57 = ….. - ..... - ..… = .....

42


Aftellen met getallenlijn Aftellen met getallenlijn 7. Hoe tel je af? Hoe tel je af? Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

42 – 18

Zet eerst de getallenlijn neer. Start bij 42 Zet eerst de getallenlijn neer. Start bij 42 -6

012 34 5

24

20

10

18 kun je verdelen in 10 + 8 18 kun je verdelen in 10 + 8

- 10

-2

40 42

30

42 - 18 = 24

50

8=2+6

Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

74 – 32

Start bij 74 Start bij 74

- 30 -2

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

32 kun je verdelen in 30 + 2 32 kun je verdelen in 30 + 2

50

55

60

65

70

75

80

85

90

95

100

65

70

75

80

85

90

95

100

74 - 32 = 42

Voorbeeld 3 Voorbeeld 3

Start bij 67 Start bij 67

67 – 14

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

14 kun je verdelen in 10 + 4 14 kun je verdelen in 10 + 4

50

55

60

67 - 14 = 53

43


Nu jij Nu jij a)

26 – 18

Start bij 26 Start bij 26 18 kun je verdelen in 10 + 6 + 2 18 kun je verdelen in 10 + 6 + 2 26 - 18 = 26 - 10 - 6 - 2 = .......

0

b)

5

10

15

42 – 16

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

70

75

80

85

90

95

100

Start bij 42 Start bij 42 42 - 10 - 6 = 32 - 2 - 4 = .......

0

5

10

c)

84 – 38

15

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

70

75

80

85

90

95

100

45

50

55

60

65

70

75

80

85

90

95

100

60

65

70

75

80

85

90

95

100

Start bij 84 Start bij 84 84 - 30 - 4 - 4 = .......

0

d)

5

10

15

94 – 36

20

25

30

35

40

Start bij 94 Start bij 94 36 kun je verdelen in 30 + 4 + 2 36 kun je verdelen in 30 + 4 + 2 94 - 30 - 4 - 2 = .......

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50 44

55


e)

56 – 32

Start bij 56 Start bij 56 32 kun je verdelen in 30 + 2 32 kun je verdelen in 30 + 2 56 – 32 = 56 – 30 – 2 = …..

0

f)

5

10

15

85 – 32

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

70

75

80

85

90

95

100

55

60

65

70

75

80

85

90

95

100

55

60

65

70

75

80

85

90

95

100

Start bij 85 Start bij 85 85 - 32 = 85 - ….. - ..… = …..

0

g)

5

10

15

69 – 32

20

25

30

35

40

45

50

Start bij 69 Start bij 69 69 - 32 = 69 - ..… - ….. = …..

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

8. Splitsen en aftellen Splitsen en aftellen

Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

43 - 22 = ___

T E 43

4

3

22

2

2

11

1

1

Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

94 - 72 = ___

_

11 43 - 22 = ___

32 94 - 72 = ___ 45

T E 94

9

4

72

7

2

32

3

2

_


T E

T E _

a)

45 - 13 = ___

_

b)

c)

T E _

84 - 53 = ___

83 - 33 = ___

_

d)

T E _

f)

T E _

46 - 25 = ___

T E

e)

T E

66 - 24 = ___

T E _

69 - 17 = ___

g)

77 - 22 = ___

_

h)

78 - 36 = ___

Samen aftellen Samen aftellen 100, 99, 98, 97, 96, 95, 94, 93, 92, 91, 90, 89 ,88, 87, 86, 85, 84, 83, 82, 81, 80, 70, 78, 77, 76, 75, 74, 73, 72, 71 .....

9.

T 10=

E 1=

Spel 1 Spel 1 Spel voor twee leerlingen Spel voor twee leerlingen Wat heb je nodig? Wat heb je nodig? 30 eenheden 30 eenheden 46

10 tientallen 10 tientallen


Hoe werkt het? Hoe werkt het? De leerlingen zien een som staan: 56 – 23 De leerlingen zien een som staan: 56 – 23 Leerling 1 pakt 5 tientallen en 6 eenheden Leerling 1 pakt 5 tientallen en 6 eenheden Leerling 2 vraagt aan leerling 1 om hem 23 te geven Leerling 2 vraagt aan leerling 1 om hem 23 te geven Leerling 1 geeft 23 aan leerling 2 Leerling 1 geeft 23 aan leerling 2 Leerling 1 telt hoeveel tientallen en eenheden ze over heeft en schrijft het antwoord achter de som Leerling 1 telt hoeveel tientallen en eenheden ze over heeft en schrijft het antwoord achter de som

Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

33 56 – 23 = ..... Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

5T+6E

2T+3E

3T+3E

33

Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

6T+8E

3T+3E

3T+5E

35

Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

..... T + ..... E

..... T + ..... E

..... T + ..... E

......

Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

35 68 - 33 = .....

Nu jij Nu jij a)

64 - 26 = .....

47


b)

c)

78 - 55 = ..... Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

..... T + ..... E

..... T + ..... E

..... T + ..... E

......

Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

..... T + ..... E

..... T + ..... E

..... T + ..... E

......

59 - 25 = .....

Spel 2 Spel 2 Spel voor twee leerlingen Spel voor twee leerlingen

E

=1

T

=10

Wat heb je nodig? Wat heb je nodig? 30 eenheden 30 eenheden

10 tientallen 10 tientallen

Hoe werkt het? Hoe werkt het? De leerlingen krijgen een som: 52 – 23 De leerlingen krijgen een som: 52 – 23 Leerling 1 pakt 5 tientallen en 2 eenheden Leerling 1 pakt 5 tientallen en 2 eenheden

Leerling 2 vraagt aan leerling 1 om hem 23 te geven Leerling 2 vraagt aan leerling 1 om hem 23 te geven Leerling 1 kan dit niet. Hij moet eerst 1 tiental inwisselen voor 10 eenheden Leerling 1 kan dit niet. Hij moet eerst 1 tiental inwisselen voor 10 eenheden Nu kan hij 23 geven aan leerling 2 Nu kan hij 23 geven aan leerling 2 Leerling 1 telt hoeveel tientallen en eenheden hij over heeft en schrijft het antwoord achter de som Leerling 1 telt hoeveel tientallen en eenheden ze over heeft en schrijft het antwoord achter de som 48


Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

29 52 – 23 = ...... Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

5T+2E (inwisselen) (inwisselen)

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

2T+3E

2T+9E

29

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

3T+9E

2T+6E

26

4T en 12E Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

26 65 – 39 = ...... Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

6T+5E (inwisselen)

5 T + 15 E

Na elke som wisselen de leerlingen van rol Na elke som wisselen de leerlingen van rol Nu jij Nu jij

a) 26

– 18 = ......

Leerling 1 heeft Leerling 1 heeft

Leerling 2 krijgt Leerling 2 krijgt

Leerling 1 houdt over Leerling 1 houdt over

Antwoord Antwoord

...... T +. ..... E

...... T + ...... E

...... T + ...... E

......

...... T +. ..... E

...... T + ...... E

...... T + ...... E

......

...... T +. ..... E

...... T + ...... E

...... T + ...... E

......

(inwisselen) (inwisselen)

...... T +. ..... E b) 35

c) 25

– 28 = ......

– 19 = ......

...... T +. ..... E (inwisselen)

(inwisselen)

...... T +. ..... E 49


Maak ook deze sommen Maak ook deze sommen 67 – 29 = ......

98 – 28 = ......

54 – 35 = ......

70 – 17 = ......

82 – 42 = ......

80 – 27 = ......

Spel 3 Spel 3

Spel voor twee leerlingen Spel voor twee leerlingen

Wat heb je nodig? Wat heb je nodig? 30 eenheden 30 eenheden 3 tientallen 3 tientallen

Hoe werkt het? Hoe werkt het? De leerlingen krijgen een som: 16 – 4 – 4 De leerlingen krijgen een som: 16 – 4 – 4

T

Leerling 1 pakt 1 tiental en 6 eenheden Leerling 1 pakt 1 tiental en 6 eenheden Leerling 2 vraagt aan leerling 1 om 4 eenheden Leerling 2 vraagt aan leerling 1 om 4 eenheden Leerling 1 geeft 4 eenheden aan leerling 2 Leerling 1 geeft 4 eenheden aan leerling 2 Daarna vraagt leerling 2 weer om 4 eenheden Daarna vraagt leerling 2 weer om 4 eenheden Leerling 1 schrijft op hoeveel zij nog over heeft: 16 – 4 – 4 = 8 Leerling 1 schrijft op hoeveel zij nog over heeft: 16 – 4 – 4 = 8 Maak deze sommen Maak deze sommen 18 – 6 – 5 = ......

15 – 4 – 6 = ......

16 – 2 – 6 = ......

12 – 8 – 1 = ...... 50

E


10. Aftellen met inwisselen Aftellen met inwisselen Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

13 - 6 = ___

Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

T E 13

7 13 - 6 = ___

1

1

3

6

6

7

7

_

3 – 6 kan niet 3 – 6 kan niet Eerst inwisselen Eerst inwisselen

76 - 38 = ___ 76 - 38 = 36 __

T E 6 1

76

7

4

38

3

8

36

3

6

_

Nu jij Nu jij

T E _

a)

45 - 18 = ___

b)

44 - 39 = ___

f)

g)

66 - 28 = ___

T E _

j)

d)

93 - 45 = ___

T E _

_

_

82 - 15 = ___

12 - 8 = ___

_

T E

T E

T E

i)

c)

46 - 29 = ___

_

T E _

_

T E

e)

T E

T E

60 - 28 = ___ 51

82 - 18 = ___

_

h)

75 - 36 = ___


11. Bereken Bereken 44 – 12 = …...

54 – 12 = .....

64 – 12 = .....

74 – 12 = .....

44 – 13 = …..

54 – 13 = .....

64 – 13 = .....

74 – 13 = .....

44 – 14 = …..

54 – 14 = .....

64 – 14 = .....

74 – 14 = .....

44 – 15 = …..

54 – 15 = .....

64 – 15 = .....

74 – 15 = .....

12. Tel af Tel af Voorbeeld Voorbeeld

Nu jij Nu jij

66 - 7 =

a)

6 - ..... 1 66 - ..... 1 = 59 60 - ..... .....

c)

g)

65 - 8 =

d)

e)

89 - 11 =

56 - 7 =

b)

24 - 8 =

56 - ..... - .....

24 - ..... - .....

50 - ..... = .....

20 - ..... = .....

54 - 12 =

f)

56 - 17 =

65 - ..... - .....

86 - ..... - .....

54 - ..... - .....

56 - ..... - .....

60 - ..... = .....

80 - ..... = .....

50 - ..... = .....

50 - ..... = .....

24 - 6 =

h)

i)

65 - 8 =

89 - 11 =

j)

54 - 16 =

24 - ..... - .....

65 - ..... - .....

89 - ..... - .....

54 - ..... - .....

20 - ..... = .....

60 - ..... = .....

80 - ..... = .....

50 - ..... = .....

52


k)

83 - 7 =

l)

m)

27 - 9 =

82 - 9 =

n)

73 - 8 =

83 - ..... - .....

27 - ..... - .....

82 - ..... - .....

73 - ..... - .....

80 - ..... = .....

20 - ..... = .....

80 - ..... = .....

70 - ..... = .....

13. Tel af Tel af Voorbeeld Voorbeeld

17 - 9 =

23 - 18 =

16 - 7 =

7 - ..... 2 17 - .....

3 - 15 23 - ..... .....

6 - ..... 1 16 - .....

2 = ..... 8 10 - .....

5 20 - 15 ..... = .....

1 = ..... 9 10 - .....

Nu jij Nu jij a)

e)

i)

m)

15 - 7 =

b)

25 - 7 =

c)

23 - 18 =

d)

45 - 16 =

15 - ..... - .....

25 - ..... - .....

23 - ..... - .....

45 - ..... - .....

............... = .....

............... = .....

................ = .....

................ = .....

35 - 17 =

f)

g)

45 - 17 =

33 - 18 =

h)

46 - 28 =

35 - ..... - .....

45 - ..... - .....

33 - ..... - .....

46 - ..... - .....

............... = .....

................ = .....

................ = .....

................ = .....

65 - 7 =

j)

65 - 17 =

k)

65 - 18 =

l)

42 - 29 =

65 - ..... - .....

65 - ..... - .....

65 - ..... - .....

42 - ..... - .....

................ = .....

................ = .....

................ = .....

................ = .....

75 - 7 =

n)

o)

75 - 17 =

43 - 18 =

p)

45 - 26 =

75 - ..... - .....

75 - ..... - .....

43 - ..... - .....

45 - ..... - .....

................ = .....

................ = .....

................ = .....

................ = .....

53


14. Maak de som Maak de som

Nu jij Nu jij

-3

-6

47

44 ....

22

19 ....

92

-7

58

....

86

....

64

....

36

....

....

62

....

27

....

35

....

49

....

39

....

61

....

54

....

51

....

30

....

35

....

93

....

53

....

10

....

58

....

76

....

89

....

76

....

Voorbeeld Voorbeeld

15. Verhaalsommen Verhaalsommen a)

Er zijn 10 pinda’s Een aapje eet er een aantal op Er blijven 4 pinda’s over Hoeveel pinda’s heeft de aap gegeten?

a)

…… pinda’s

…… pinda’s

b) Er

zijn 7 koekjes. Je zusje heeft een paar opgegeten. Er zijn nu nog 3 koekjes over. Hoeveel koekjes heeft je zusje gegeten?

b)

Er zijn 7 koekjes. Je zusje heeft een paar opgegeten. Er zijn nu nog 3 koekjes over. Hoeveel koekjes heeft je zusje gegeten? ……... koekjes

……... koekjes

c)

Er zijn 10 pinda’s Een aapje eet er een aantal op Er blijven 4 pinda’s over Hoeveel pinda’s heeft de aap gegeten?

c)

De buurman heeft 14 vogels Hij verkoopt 9 vogels Hoeveel vogels heeft hij over?

De buurman heeft 14 vogels Hij verkoopt 9 vogels Hoeveel vogels heeft hij over? ……… vogels

……… vogels

54


d) Mama

heeft 27 kippen. Het hok stond open. Er zijn nu nog 13 kippen over. Hoeveel kippen zijn weggelopen?

d)

Mama heeft 27 kippen. Het hok stond open. Er zijn nu nog 13 kippen over. Hoeveel kippen zijn weggelopen? ............... kippen

............... kippen

16. Maak zelf een verhaal Maak zelf een verhaal 32 - 15

25 - 14

20 - 16

55


17. Verbind de som met het juiste antwoord Verbind de som met het juiste antwoord Voorbeeld Voorbeeld

92 - 56 = .....

41

36

56


Plussen & minnen Vermenigvuldigen Vermenigvuldigen

57


Hoe is het ook alweer! Hoe is het ook alweer! Vermenigvuldigen is steeds weer optellen van dezelfde getallen Vermenigvuldigen is steeds weer optellen van dezelfde getallen

Tafel van / Tafel van

H5 Voorbeeld1 Q1 1 Q1

2

2

H5 Voorbeeld2

1. Hoeveel groepjes van 2 zijn er? Hoeveel groepjes van 2 zijn er? Voorbeeld

H5IkVoorbeeld1 Q1 van 2 tel 6 groepjes

12

12

Ik tel 6 groepjes van 2

H5 Q2

12

H5 Voorbeeld2

Totaal aantal blaadjes / Totaal aantal blaadjes 2 + 2 + 2 + 2 + 2 + 2 = 12 Aantal groepjes Aantal groepjes

x

Aantal per groep Aantal per groep

= totaal = totaal

6

x

2

= 12

H5 Voorbeeld2

H5 Q3

12

Nu jij / Nu jij

12

2. Maak eerst groepjes van 2 Maak eerst groepjes van 2

12

H5 Q2 Totaal aantal visjes Totaal aantal visjes

H5 Q2 2 + .... + .... + ... .+ .... +. ... +. ... = 12

H5 Q3

Aantal groepjes Aantal groepjes

x

...

x

Aantal per groep Aantal per groep

= totaal = totaal

...

= ... 58

Of . ‌ x 2 = ‌.


3. Tel het aantal ogen per gezicht Q4 het aantal ogen per gezicht H5 Tel H5 Q4 H5 Q4 H5 Q4 H5 Q4

Aantal gezichtjes

Aantal ogen per gezicht

Totaal aantal ogen

Aantal gezichtjes

Aantal ogen per gezicht

Totaal aantal ogen

1

2

1x2=2

2

2

2x2=4

3

2

3x2=6

4

2

4x2=8

5

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

Teken 6 gezichtjes / Teken 6 gezichtjes

H5 Q8 H5 Q8 H5 Q8 H5 Q8 H5 Q8 Teken 7 gezichtjes / Teken 7 gezichtjes

Teken 8 gezichtjes / Teken 8 gezichtjes

Teken 9 gezichtjes / Teken 9 gezichtjes

Teken 10 gezichtjes / Teken 10 gezichtjes

59


H5 Q10 van 2 4. Stapjes Stapjes van 2

Teken de stapjes verder Teken de stapjes verder

5. Leer deze tafel van 2 goed uit je hoofd Leer deze tafel van 2 goed uit je hoofd

1x2=2 2x2=4 3x2=6 4x2=8

Steeds stapjes van 2 Steeds stapjes van 2

5 x 2 =10 6 x 2 = 12 7 x 2 = 14

8 x 2 = 16 9 x 2 = 18 Overhoor elkaar Overhoor elkaar

10 x 2 = 20

60


6. Tafel van / Tafel van H5 Q15

H5H5 Q15 Q15 H5 Q15

H5 Q15 H5 Q15

H5 Q16

H5 Q18

0

3

H5 Q15

3 __ Hoeveel groepjes van 3 zie je? / Hoeveel groepjes van 3 zie je? H5 Q16

__

Aantal groepjes Aantal groepjes

x

...

x

H5H5 Q16 Q16 H5 Q16

H5 Q16

Aantal per groep Aantal perH5 groep Q16

= totaal = totaal

3

= ...

__ __

Er zijn …. groepjes van 3

Er zijn …. groepjes van 3

Totaal …. vlinders

Totaal …. vlinders

Of …. x 3 = ….

Of …. x 3 = ….

__

7. Dobbelstenen Dobbelstenen H5 Q15

__

Een dobbelsteen heeft hier 3 ogen Een dobbelsteen heeft hier 3 ogen H5 Q15

H5 Q15 H5 Q15 H5 Q15 H5 Q15

Aantal Aantal Totaal dobbelstenen ogen per aantal ogen dobbelsteen Aantal Totaal Aantal dobbelstenen aantal ogen ogen per dobbelsteen

H5 Q16 H5 Q16 H5 Q15 Q16 H5 H5 Q16 H5 Q16

1

3

1x3=3

3

2x3=6

3

3x3=9

H5 Q15 H5 Q16

H5 Q18 H5 Q15 H5 Q15 H5 Q15 H5 Q15 H5 Q15

H5 Q16 H5 Q15 H5 Q16

0

H5 Q18 Q16 H5 Q18 H5 Q18 H5 Q18 H5 Q18 H5 0 Q16

3

__

3 3 3 3 3

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

H5 0 Q18

3

__

__

__

H5 0 Q18

3

__

__

H5 0 Q18

3

__

H5 0 Q18

3

__

3

__

H5 Q16 H5 Q16 H5 Q16 H5 Q16 H5 Q16 __

__ __ __ __ __

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

H5 Q18 H5 Q18 H5 Q18 H5 Q18 H5 Q18 __

3 3 3 3 __ 3

__3 3 3

______ __ 4____ ______ 3 ____ __ 0 __ 3 __ __ __ 3 5

0

__ __ __ __

0 0 0 0 __ 0

3

H5 Q18

__0 0 0

0 0 0 H5 0 Q18

0

2 Q18 H5

H5H5 Q18 Q18 H5 Q18

H5 Q15

__

__ __ __ __ __ __

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

__ 61 __ __ __ __

__ __ __ __ __

__

__3

__

...... ____ ____ __ __ __ __ ...... __

6

3

......

7

3

......

......

......

......

......

......

......

......

......

......

__ __ __ __ __

__

__


8. Vul de getallen bij elke sprong in Vul de getallen bij elke sprong in

H5 Q18

0

3

__

__

__

__

__

9. Leer deze tafel van 3 goed uit je hoofd Leer deze tafel van 3 goed uit je hoofd

1x3=3 2x3=6 3x3=9 4 x 3 = 12

Steeds stapjes van 3 Steeds stapjes van 3

5 x 3 = 15 6 x 3 = 18 7 x 3 = 21

8 x 3 = 24 Overhoor elkaar Overhoor elkaar

9 x 3 = 27 10 x 3 = 30

10. Door elkaar Door elkaar 2 x 3 = .... 2 x 2 = .... 4 x 3 = .... 3 x 3 = ....

3 x 2 = .... 3 x 3 = .... 2 x 3 = .... 4 x 2 = ....

4 x 3 = .... 3 x 3 = .... 5 x 2 = .... 5 x 3 = ....

62

6 x 3 = .... 6 x 2 = .... 7 x 3 =. ... 7 x 2 = ....

__


11. Kruis het goede antwoord aan Kruis het goede antwoord aan

a) 2 x 3 = 12

c) 5 x 3 = 10

e) 6 x 2 = 18

b) 4 x 3 = 12

d) 5 x 2 = 10

f) 6 x 3 = 18

12. Verhaaltjes som Verhaaltjes som

a) Joan heeft een zak met maripa’s. Zij geeft aan 4 zusjes elk 3 maripa’s. Hoeveel maripa’s heeft zij in totaal weggegeven?

a) Joan heeft een zak met maripa’s. Zij geeft aan 4 zusjes elk 3 maripa’s. Hoeveel maripa’s heeft zij in totaal weggegeven?

Totaal ….. x ….. = …..

Totaal ….. x ….. = …..

b) Onder de awaraboom zitten 8 konijnen. Elk konijn eet 3 awara’s. Hoeveel awara’s eten ze samen op?

b) Onder de awaraboom zitten 8 konijnen. Elk konijn eet 3 awara’s. Hoeveel awara’s eten ze samen op?

Samen …. x …. = ….

Samen …. x …. = ….

13. Schrijf zelf een verhaaltje Schrijf zelf een verhaaltje 5x3 ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... 7x3 ......................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................

63


8x3 .... (r)

2x3 .... (l)

4x3 .... (e)

1x3 .... (t)

7x3 .... (k)

3x3 .... (n)

14. Woordraadsel Woordraadsel

15. Wie eet wat op? Wie eet wat op?

24

9

Trek een lijn Trek een lijn

6

12

21

21 12 24

12

3

12

9

3x3 5x3

18

6x3

15

2x3

21

8x3

6

7x3

64


4

Tafel van / Tafel van

16. Maak eerstgroepjes van 4 Maak eerst groepjes van 4

Er zijn ….. groepjes van 4 Er zijn ….. groepjes van 4 Aantal groepjes Aantal groepjes

x

Aantal per groep Aantal per groep

= totaal = totaal

...

x

4

= ...

Of … x 4 = …

17. Hoeveel noten zijn er totaal? Q26 noten zijn er totaal? H5Hoeveel Aantal manden Aantal manden

Aantal noten per mand Aantal noten per mand

Totaal aantal noten Totaal aantal noten

H5 Q26 H5 Q26 H5 Q26 H5 Q26 H5 Q26

1

4

1x4=4

H5 Q26

2

4

2x4=8

H5 Q26

3

4

3 x 4 = 12

H5 Q26

4

4

....

5

4

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

In een mand zitten 4 noten In een mand zitten 4 noten

H5 Q28 H5 Q28 H5 H5 Q26 Q28 H5 Q28 H5 Q28

0 H5 Q26 0 0 0H5 Q30 H5 Q28 0H5 Q30 H5 Q30 H5 H5Q26 Q30 H5 Q30 H5 Q28

0

H5 Q30 H5 Q28

0

H5 Q26 H5 Q26 H5 Q26 H5 __ Q26

4 4 4 4 4

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

__ __ __ __ __

4

__

__

__

__

__

__

4

__

__

__

__

__

__

4

__

__

__

__

__

__Q28 H5 H5 Q28 H5 Q28 H5 Q28

4

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__ 0 4 0 4 0 4 0 Q30 4 H5 __Q30 H5

__ __ __ __

H5 Q30 H5 Q28

0

H5 Q30 H5 Q28

0

H5 Q30 H5 Q28

H5 Q28

0

4

__

__ __ __ __

__ __ __ __

__ __ __ __

__ __ __ __

__ __ __ __

__ __ __ __

H5 Q30 H5 Q30

18. Maak de sprongen verder af 0 4 __ __ __ __ __ __ Maak de sprongen verder af H5 Q30

H5 Q30

0

4

__

__

__ 65

H5 Q30

__

__

__


19. Onthoud Onthoud

1x4=4 2x4=8 3 x 4 = 12 4 x 4 = 16

Steeds stapjes van 4 Steeds stapjes van 4

5 x 4 = 20 6 x 4 = 24 7 x 4 = 28

Overhoor elkaar

Overhoor elkaar

8 x 4 = 32 9 x 4 = 36 10 x 4 = 40

20. Door elkaar

Door elkaar

2 x 3 = ... 2 x 2 = ... 4 x 3 = ... 3 x 3 = ...

3 x 2 = … 3 x 4 = … 2 x 3 = … 4 x 4 = …

4 x 3 = … 3 x 4 = … 5 x 2 = … 5 x 3 = …

6 x 2 =… 6 x 3 =… 7 x 4 =… 7 x 2 =…

21. Verhaaltjes som Verhaaltjes som a) Er zijn 5 kokosbomen. Elke boom heeft 4 kokosnoten. Hoeveel kokosnoten kun je dan plukken?

a) Er zijn 5 kokosbomen. Elke boom heeft 4 kokosnoten. Hoeveel kokosnoten kun je dan plukken?

…. x ….. = …..

…. x ….. = …..

b) Mama gaat markoesa sap maken. Ze heeft 4 markoesa’s nodig voor 1 fles sap. Mama maakt 8 flessen sap. Hoeveel markoesa’s heeft zij nodig?

b) Mama gaat markoesa sap maken. Ze heeft 4 markoesa’s nodig voor 1 fles sap. Mama maakt 8 flessen sap. Hoeveel markoesa’s heeft zij nodig?

…. x ….. = …..

…. x ….. = …..

66


22. Maak zelf een verhaaltje Maak zelf een verhaaltje 6x4 ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... 2x4 ......................................................................................................................................................... .........................................................................................................................................................

23. Mieren Mieren

Tel de mieren en zet het totaal op het blad Tel de mieren en zet het totaal op het blad

5x

=

4x

=

7x

=

8x

=

6x

=

3x

=

67


Tafel van / Tafel van

5

24. Hoeveel vingers tel je? Hoeveel vingers tel je?

Aantal handen Aantal handen

Aantal vingers per hand Aantal vingers per hand

Totaal aantal vingers Totaal aantal vingers

4

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

....

25. Door elkaar Door elkaar 2 x 3 = ....

3 x 3 = ....

4 x 3 = ....

6 x 3 = ....

2 x 4 = ....

3 x 4 = ....

3 x 4 = ....

6 x 2 = ....

4 x 5 = ....

3 x 5 = ....

5 x 3 = ....

7 x 3 = ....

3 x 3 = ....

4 x 2 = ....

5 x 4 = ....

7 x 2 = ....

3 x 5 = ....

5 x 2 = ....

5 x 5 = ....

7 x 4 = ....

68


26. Zet een kruisje bij het goede antwoord Zet een kruis bij het goede antwoord a) 2 x 4 = 12

c) 5 x 5 = 10

e) 3 x 4 = 18

b) 3 x 4 = 12

d) 2 x 5 = 10

f) 6 x 3 = 18

27. Zet een kruisje bij het goede antwoord Zet een kruis bij het goede antwoord a) 4 x 5 = 24

c) 6 x 5 = 36

e) 10 x 4 = 40

b) 6 x 4 = 24

d) 9 x 4 = 36

f) 6 x 5 = 40

28. Welke tafelsom staat hier? Maak eerst groepjes Welke tafelsom staat hier? Maak eerst groepjes a)

.... x .... = ....

b)

c)

.... x .... = ....

.... x .... = ....

29. Welke tafelsom staat hier? Maak eerst groepjes Welke tafelsom staat hier? Maak eerst groepjes a)

.... x .... = ....

b)

c)

.... x .... = .... 69

.... x .... = ....


Tafel van / Tafel van

1 X 2 X 3 X 4 X 5 X 6 X 7 X 8 X 9 X 10 X

10 10 10 10 10 10 10 10 10 10

10

= 10 = 20 = 30 = 40 = 50 = 60 = 70 = 80 = 90 = 100

De tafel van 10 zijn stappen van 10 De tafel van 10 zijn stappen van 10

H5 Q28

31. Maak de sprongen verder af Maak de sprongen verder af

0

10 4

__

__

__

__

__

__

H5 Q30 32. Onthoud Onthoud

1 x 10 = 10 2 x 10 = 20 3 x 10 = 30 4 x 10 = 40

Steeds stapjes van 10 Steeds stapjes van 10

5 x 10 = 50 6 x 10 = 60 7 x 10 = 70

8 x 10 = 80 9 x 10 = 90

Overhoor elkaar Overhoor elkaar

10 x 10 = 100 70


33. Door elkaar Door elkaar 2 x 2 = ...

3 x 3 = …

4 x 4 = …

6 x 2 = …

2 x 3 = ...

3 x 4 = …

3 x 5 = …

6 x 3 = …

4 x 4 = ...

2 x 5 = …

5 x 10 = …

7 x 4 = …

3 x 5 = ...

4 x 10 = …

5 x 2 = …

7 x 10 = …

6

34. Wat staat er op het schildpad? wat staat er op het schildpad?

x 3 = 15

...

10 x 10 =

5x

...

= 10

6 x

...

= 18

...

5 x

...

10 x 2 =

x 2 = 12

...

x 3 = 12

7x

71

...

...

Voorbeeld Voorbeeld

= 50

3x4=

= 70

9x2=

...

...

...

x 10 = 40


35. Draai ze om! Draai ze om!

Voorbeeld / Voorbeeld

2 x 10 = 10 x 2 = 20 3 x 10 = 10 x 3 = 30 7 x 2 = 2 x 7 = 14 Nu jij / Nu jij

5 x 10 = ……….... = …

5 x 2 = ……….... = ... 4 x 3 = ……….... = ...

4 x 10 = ……….... = …

7 x 2 = ……….... = ... 1 x 10 = ……….... = ...

10 x 10 = ……….... = …

3 x 2 = ……….... = ... 2 x 5 = ……….... = ...

36. Vul in Vul in

x 2 3 4 5 10 4

2 3 4 5 10

37. Geheimschrift Geheimschrift

20 = e

24 = k

12 = n

10 = s

14 = i

2X3

r .....

6=r

16 = u

7 + 13 5 X4

6 .....

9= l

6 X4

2 X10

3X4

20 - 8

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

3X3 7X2

5X2

10 X 2

4X4

22 + 2

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

.....

72


38. Vliegeren Vliegeren

Van wie is de vlieger? Van wie is de vlieger?!

2x

10

7x3

84 x 84

7x4

2x3

73

85 x x

58


39. Welke twee visjes zwemmen in de fuik? Welke twee visjes zwemmen in de fuik? Kleur de twee visjes en zet daaronder de som Kleur de twee visjes en zet daaronder de som Voorbeeld Voorbeeld Want / Want 4 x 3 = 12

9 3

4

Nu jij / Nu jij

5

8

a)

35

4 5

7

6

7 x .... = 35

3

b)

10

3 .... x .... = 10 2

5

1

4

c)

15

3 .... x .... = 15 2

5

1

4

d)

12

3

.... x .... = 12 8

2

5

4 74


40. Hoeveel manja’s raapt tante Martha op? Hoeveel manja’s raapt tante Martha op? Tel het aantal manja’s in de manden / Tel het aantal manja’s in de manden Hoeveel heeft tante Martha in totaal? / Hoeveel heeft tante Martha in totaal?

Voorbeeld Voorbeeld

4 x 3 = 12

Nu jij Nu jij

a) …. x …. = ….

b) …. x …. = ….

c) …. x …. = ….

d) …. x …. = ….

e)

…. x …. = ….

75


41. Tel het aantal poten en maak de vermenigvuldiging Tel het aantal poten en maak de vermenigvuldiging

1 x 2 poten = 2 poten

.... x 2 poten = .... poten

1 x 2 poten = 2 poten

.... x 2 poten = .... poten

.... x 2 poten = .... poten

.... x 4 poten = .... poten

.... x 4 poten = .... poten

76

.... x 4 poten = .... poten


5

Eerlijk verdelen Eerlijk verdelen

77


Iedereen krijgt evenveel Iedereen krijgt evenveel : betekent “eerlijk verdelen” : betekent “eerlijk verdelen” Als je 12 awara’s eerlijk verdeelt over 2 mensen schrijf je dat als 12 : 2 = 6

Voorbeeld 1 Voorbeeld 1

1 ___

Als je 12 awara’s eerlijk verdeelt over 2 mensen schrijf je dat als 12 : 2 = 6

1 ___ 2 : __ 2 = __ 1 __

Voorbeeld 2 Voorbeeld 2

2 ___

2 ___ 4 : __ 2 = __ 2 __

1. Delen door 2 is eerlijk verdelen met twee personen Delen door 2 is eerlijk verdelen met twee personen Nu jij Nu jij

a)

___

___

___

___

__ : __ = __

b) 78

__ : __ = __


___

___

___

c)

___

__ : __ = __

d)

__ : __ = __

___

___

___

e)

g)

___

__ : __ = __

f)

__ : __ = __

___

___

___

___

__ : __ = __

h)

79

__ : __ = __


Onthoud: Onthoud:

2:2=1 4:2=2 6:2=3

8:2=4 10 : 2 = 5 12 : 2 = 6

14 : 2 = 7 16 : 2 = 8

18 : 2 = 9 20 : 2 = 10

2. Eerlijk verdelen Eerlijk verdelen Rita en Tamore hebben 4 awara’s. Hoeveel krijgt elk? Rita en Tamore hebben 4 awara’s. Hoeveel krijgt elk?

3. Rita en Tamore willen elk 3 awara’s hebben Rita en Tamore willen elk 3 awara’s hebben Hoeveel awara’s heb je dan nodig? Hoeveel awara’s heb je dan nodig?

4. Manja’s Manja’s Er vallen manja’s op de grond. Waar komen de manja’s terecht? Er vallen manja’s op de grond. Waar komen de manja’s terecht?

14 : 2

20 : 2

8:2

18 : 2

16 : 2

12: 2

Voorbeeld Voorbeeld

6 10

7

8

4 9 80


5. Maak de som Maak de som Voorbeeld Voorbeeld

2 x 2 = 4  4 : 2 = 2

4 x 2 = 8  8 : 2 = 4

3 x 2 = 6  6 : 2 = 3

5 x 2 = 10  10 : 2 = 5

Nu jij Nu jij a)

6 x 2 = 12  12 : 2 = ….

d)

9 x 2 = …. 

.… : 2 = ….

b)

8 x 2 = ....  .… : 2 = ….

e)

10 x 2 = …. 

.… : 2 = ….

c)

7 x 2 = .... 

14 : 2 = ….

6. Delen door 3 is eerlijk verdelen met 3 personen Delen door 3 is eerlijk verdelen met 3 personen Voorbeeld Voorbeeld

2 __

1 __

1 __

2 __

1 __

_2_

a)

b)

__

__

__

__

81

__

__


c)

d)

__

__

__

__

e)

__

__

f)

__

__

__

__

__

__

g)

__

__

__

__

82

__

__


Onthoud: Onthoud:

3:3=1 6:3=2 9:3=3 12 : 3 = 4 15 : 3 = 5

18 : 3 = 6 21 : 3 = 7 24 : 3 = 8 27 : 3 = 9 30 : 3 = 10

7. Maak de som Maak de som Voorbeeld Voorbeeld

2x3=6 

6 : 3 = 2

4 x 3 = 12 

12 : 3 = 4

3 x 3 = 9  9 : 3 = 3

5 x 3 = 15 

15 : 3 = 5

Nu jij Nu jij a)

6 x 3 = 18

18 : 3 = ….

c)

8 x 3 = .... 

.… : 3 = ….

c)

7 x 3 = ....

21 : 3 = ….

d)

9 x 3 = …. 

.… : 3 = ….

e)

10 x 3 = …. 

.… : 3 = ….

8. Eerlijk verdelen Eerlijk verdelen

9. Verdeel 15 manja’s over 3 manden. Hoeveel manja’s gaan in een mand? Verdeel 15 manja’s over 3 manden. Hoeveel manja’s gaan in een mand?

3 kinderen verdelen 12 manja’s. 3 kinderen verdelen 12 manja’s. Hoeveel krijgt elk? Hoeveel krijgt elk? 12 : 3 = ....

15 : 3 = ....

12

__

15

__

__

__

83

__

__


10. Hoeveel manja’s? Hoeveel manja’s?

Je hebt 3 manden. In elke mand moeten 5 manja’s komen. Hoeveel manja’s heb je nodig? Je hebt 3 manden. In elke mand moeten 5 manja’s komen. Hoeveel manja’s heb je nodig?

5

5

5 = _____

11. Delen door 4 is eerlijk verdelen met 4 personen Delen door 4 is eerlijk verdelen met 4 personen

1

1

1

1

4 1 4 : 4 =___ 2

2

2

8 2 8 : 4 = ___

12 a) 84

12 : 4 = ____

2


16 b)

16 : 4 = ____

c)

20 : 4 = ____

d)

24 : 4 = ____

e)

28 : 4 = ____

f)

36 : 4 = ____

20

24

28

36

85


40 g)

Onthoud: Onthoud:

4:4=1 8:4=2 12 : 4 = 3 16 : 4 = 4 20 : 4 = 5

40 : 4 = ____

24 : 4 = 6 28 : 4 = 7 32 : 4 = 8 36 : 4 = 9 40 : 4 = 10

12. Maak de som Maak de som Voorbeeld Voorbeeld

2x4=8 

8 : 4 = 2

4 x 4 = 16 

16 : 4 = 4

3 x 4 = 12  12 : 4 = 3

5 x 4 = 20 

20 : 4 = 5

Nu jij Nu jij a)

6 x 4 = 24

 24 : 4 = ….

c)

8 x 2 = .... 

.… : 4 = ….

c)

7 x 4 = ....

 28 : 4 = ….

d)

9 x 2 = …. 

.… : 4 = ….

e)

10 x 4 = …. 

.… : 4 = ….

13. Vissen Vissen Numo heeft 12 vissen gevangen Numo heeft 12 vissen gevangen

Verdeel de vissen eerlijk over de manden Verdeel de vissen eerlijk over de manden

12 : 4 = ....... 86


14. Bloemen verdelen Bloemen verdelen

4 kinderen moeten 16 bloemen verdelen. Hoeveel bloemen krijgt elk kind? 4 kinderen moeten 16 bloemen verdelen. Hoeveel bloemen krijgt elk kind?

__

__

__

__

15. Delen door 5 is eerlijk verdelen met 5 personen Delen door 5 is eerlijk verdelen met 5 personen Voorbeeld Voorbeeld

5

__ 1

1 __

__ 1

__ 1

1 __

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

Nu jij Nu jij a)

10 b)

15

c)

20

87


d)

25

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

__

e)

30

f)

35

g)

40 h)

45

i)

50

Onthoud: Onthoud:

5:5=1 10 : 5 = 2 15 : 5 = 3 20 : 5 = 4 25 : 5 = 5

30 : 5 = 6 35 : 5 = 7 40 : 5 = 8 45 : 5 = 9 50 : 5 = 10

16. Maak de som Maak de som Voorbeeld Voorbeeld

2 x 5 = 10 

10 : 5 = 2

4 x 5 = 20 

20 : 5 = 4

3 x 5 = 15  15 : 5 = 3

5 x 5 = 25 

25 : 5 = 5

88


Nu jij Nu jij a)

6 x 5 = 30

 30 : 5 = ….

c)

8 x 5 = .... 

.… : 5 = ….

c)

7 x 5 = ....

 35 : 5 = ….

d)

9 x 5 = …. 

.… : 5 = ….

e)

10 x 5 = …. 

.… : 5 = ….

17. Bloemen Bloemen Er zijn 5 aardewerk potten. Teken in elke pot 5 bloemen Er zijn 5 aardewerk potten. Teken in elke pot 5 bloemen Hoeveel bloemen heb je totaal nodig? Hoeveel bloemen heb je totaal nodig?

Totaal …... bloemen Totaal bloemen

18. Meloen verdelen Meloen verdelen Iedereen krijgt een stuk meloen Iedereen krijgt een stuk meloen Hoeveel personen zijn er? Er zijn …… personen Hoeveel personen zijn er? Er zijn personen

19. Je bent met 2 personen Je bent met 2 personen Elk krijgt ..… stukjes Elk krijgt stukjes 89


20. Je moet deze meloen verdelen met 5 personen Je moet deze meloen verdelen met 5 personen

Hoeveel stukjes meloen krijgt een ieder? Hoeveel stukjes meloen krijgt een ieder? ‌. stukjes stukjes

21. Welke bloem hoort bij welke bij? Welke bloem hoort bij welke bij? Trek een lijn Trek een lijn

24 : 4 12 : 4

7

8

6

10

32 : 4

2

28 : 4 16 : 4

8:4 20 : 4

4

1

5

3

4:4

9

36 : 4 40 : 4 90


22. Bloemen verdelen Bloemen verdelen Ik wil 12 bloemen verdelen over 4 kinderen Ik wil 12 bloemen verdelen over 4 kinderen

Hoeveel krijgt elk? Hoeveel krijgt elk?

12 : 4 = ....

__

__

__

__

23. Delen door 2, 3, 4 en 5 Delen door 2, 3, 4 en 5 a)

Welke getallen zijn deelbaar door 2? Kleur deze getallen Welke getallen zijn daalbaar door 2? Kleur deze getallen

b)

Welke getallen zijn deelbaar door 3? Kleur deze getallen Welke getallen zijn daalbaar door 3? Kleur deze getallen

:3

:2

6

3

18

12

16

21

9

20

19

8

10

14

30

14

18

12

2

15

11

9

21

27

15

23

1

4

17

7

4

25

13

28

5

13

20

3

12

24

8

16

91


c)

Welke getallen zijn deelbaar door 4? Kleur deze getallen Welke getallen zijn daalbaar door 4? Kleur deze getallen

d)

Welke getallen zijn deelbaar door 5? Kleur deze getallen Welke getallen zijn daalbaar door 5? Kleur deze getallen

:4

5

:5

25

30

27

35

36

44

14

20

31

12

38

12

28

37

24

40

24

15

18

42

34

25

6

15

1

36

22

20

11

30

42

10

17

28

10

18

33

26. Kleur telkens de helft Kleur telkens de helft

92

45

50


27. Teken evenveel ernaast Teken evenveel ernaast

28. Vul in Vul in De helft van 10 is …..

3 is de helft van …..

De helft van 8 is …..

9 is de helft van …..

De helft van 16 is …..

8 is de helft van …..

De helft van 24 is …..

7 is de helft van ….. 93


29. Bij welk huis legt de boot aan? Bij welk huis legt de boot aan? Trek een lijn Trek een lijn

3 20 : 4

4 8:2

5 9:3

8 7x2

14 40 : 5

24 3x8

45 9x5

94


24. Figuren Figuren Vul in hoeveel delen gekleurd zijn Vul in hoeveel delen gekleurd zijn Voorbeeld Voorbeeld

a)

4 is gekleurd 2 van de ...... ...... van de is gekleurd

c)

...... van de ...... is gekleurd van de is gekleurd

e)

...... van de ...... is gekleurd van de is gekleurd

b)

d)

95

...... van de ...... is gekleurd van de is gekleurd

...... van de ...... is gekleurd van de is gekleurd


25. Kleur nu zelf Kleur nu zelf

a)

Kleur 5 van de 8 delen Kleur 5 van de 8 delen

c)

Kleur 7 van de 10 delen Kleur 7 van de 10 delen

b)

Kleur 4 van de 12 delen Kleur 4 van de 12 delen

96


97


1. Mieren Wengosi

H4 Q3

Voorbeeld Enepo’to’po

2

5 7 5 + 2 = ___

6 2 6 - 4 = ___ Nu jij Amoro terapa

5 5 - 2 = ___

5 7 + 3 + 5 = ___

2 7 + 1 + 2 = ___

7

7 - 2 - 3 = ___

98


99


2. Spring verder Ataporongo mojaro

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

3. Vul in Etyndoko 20 + 10 = ....

30 + 10 = ....

40 + 10 = ....

50 + 10 = ....

20 + 20 = ....

30 + 20 = ....

40 + 20 = ....

50 + 20 = ....

20 + 30 = ....

30 + 30 = ....

40 + 30 = ....

50 + 30 = ....

20 + 40 = ....

30 + 40 = ....

40 + 40 = ....

50 + 40 = ....

20 + 50 = ....

30 + 50 = ....

40 + 50 = ....

50 + 50 = ....

20 + 60 = ....

30 + 60 = ....

20 + 70 = ....

30 + 70 = ....

20 + 80 = ....

4. Vul in Etyndoko 20 - 10 = ....

30 - 10 = ....

50 - 10 = ....

80 – 20 = ....

50 - 10 = ....

30 - 20 = ....

50 - 20 = ....

80 – 40 = ....

60 - 10 = ....

30 - 30 = ....

50 - 30 = ....

80 – 60 = ....

70 - 10 = ....

40 - 10 = ....

50 - 40 = ....

80 – 80 = ....

80 - 10 = ....

40 - 20 = ....

50 - 50 = ....

90 - 10 = ....

40 - 30 = ....

100 - 10 = ....

40 - 40 = ....

100


5. Tel terug met sprongen van 10 Tel terug met sprongen van 10

75

85

87

97

79

63

91

6. Maak sprongen van 10, 20 en 30 Maak sprongen van 10, 20 en 30 10

10

3

13

14

24

20

23

20

15

35

7

24

30

55

16

8

36

12

39

78

24

24

80

32

40

101

30

45


7. Maak met een heel tiental erin Maak met een heel tiental erin Voorbeeld 72 = 70 + 2 Enepo’to’po 46 = 50 - 4

Nu jij Amoro terapa

37 = 30 + ....

56 = 50 - ….

37 = …. + ….

54 = 50 + ....

24 = …. - ….

34 = …. + ….

73 = 70 + ....

35 = …. - ….

46 = …. - ….

83 = 80 + ....

49 = …. - ….

42 = …. - ….

8. Met getallenlijn Met getallenlijn Voorbeeld Enepo’to’po

-3 30

40

47

-4

50

54 - 7 54

60

70

4

Nu jij Amoro terapa

62 - 9

a) 30

40

50

60

70

43 - 8

b) 30

40

50

60

70

75 - 8

c) 40

50

60

102

70

80

3


9. Reken uit het hoofd Reken uit het hoofd Voorbeeld / Enepo’to’po

34 – 5 = 34 – 4 – 1 = 29 62 – 6 = 62 – 2 – 4 = 56 Nu jij Amoro terapa

84 – 5 = 84 – 4

– .... = .... 41 – 3 = 41 – .... – .... = ....

54 – 5 = 54 – .... – .... = .... 56 – 7 = 56 – .... – .... = .... 47 – 9 = 47 – .... – .... = .... 58 – 9 = 58 – .... – .... = .... 83 – 5 = 83 – .... – .... = .... 97 – 8 = 97 – .... – .... = .... 10. Goed of fout Goed of fout Vul in g (goed) of f (fout) Vul in g (goed) of f (fout)

Voorbeeld Voorbeeld

45 = 40 + 5

g

18 = 20 + 2

f

Nu jij Amoro terapa

26 = 20 + 6

_

43 = 40 + 3

_

25 = 30 – 5

_

26 = 20 + 6

_

56 = 50 + 6

_

26 = 30 + 6

_

66 = 70 – 4

_

26 = 30 – 4

_

37 = 30 + 7

_

98 = 100 + 2 _

11. Kleur samen een heel tiental Kleur samen een heel tiental

25

25

16

37

13

40

34

22

5

15

25 15

28

17

14

30

50 103

+

50


12. Samen 20 of 40 Samen 20 of 40 11 + .... = 20

11 + .... = 40

13 + .... = 20

46 - .... = 40

.... + 5 = 20

.... + 5 = 40

13 + .... = 40

44 - .... = 40

15 + .… = 20

15 + .... = 40

26 - .... = 20

44 - .... = 20

13. Optellen en aftellen Optellen en aftellen Voorbeeld / Enepo’to’po

14 = 10 + 4 36 = 30 + 6

14 = 20 – 6 36 = 40 – 4

Nu jij / Amoro terapa

16 = 10 + ….

16 = 20 - ….

34 = …. + ….

34 = …. - ….

22 = .… + ….

22 = …. - .…

39 = …. + ….

39 = …. - ….

12 = …. + ….

12 = .… - ….

44 = …. + ….

44 = .… - .…

14. ∆ sommen ∆ sommen Voorbeeld / Enepo’to’po

6 2

8 4

3

9 5

4

7 5

2

5

2 + 4 = 6

5 + 3 = 8

5 + 4 = 9

2+5=7

6 – 4 = 2

8 – 3 = 5

9 – 4 = 5

7–2=5

6 – 2 = 4

8 – 5 = 3

9 – 5 = 4

7–5=2

104


4

__

__

__

__

Nu jij / Amoro terapa

12 5

11 7

5

14

H5 Q28

6

10

24 4

9

15

5 + 7 = 12

5 + 6 = 11

10 + 4 = 14

15 + 9 = 24

12 - …. = ….

11 - …. = …..

14 - …. = ….

24 - …. = ….

12 - …. = ….

11 - …. = .…

14 - …. = ….

24 - …. = .…

34 14

56 20

6

96

50

18

76 80

26

50

20 + 14 = 34

50 + 6 = 56

80 + 18 = 96

50 + 26 = 76

34 - …. = ….

56 - …. = .…

96 - .… = .…

76 - …. = .…

34 - …. = .…

56 - …. = .…

96 - .… = ….

76 - .… = .…

15. Maak een verhaaltje Maak een verhaaltje H5 Q2

6

Voorbeeld

Voorbeeld

42 + 13 Ik krijg van mijn moeder H542Qnoten. 26 Van mijn zus krijg ik 13 noten. Hoeveel heb ik samen?

42 + 13 Ik krijg van mijn moeder 42 noten. Van mijn zus krijg ik 13 noten. Hoeveel heb ik samen?

42 + 13 = samen 55 noten

42 + 13 = samen 55 noten

Nu jij / Amoro terapa

42 + 14 ......................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................ 19 + 5 ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... .

H5 Q28 105


16. Maak een verhaaltje Maak een verhaaltje Voorbeeld

Voorbeeld

8-3 In het kippenhok lagen 8 eieren. Een slang at er 3 op. Hoeveel eieren heb ik nog over?

8-3 In het kippenhok lagen 8 eieren. Een slang at er 3 op. Hoeveel eieren heb ik nog over?

Over: 8 - 3 = 5 eieren

Over: 8 - 3 = 5 eieren

Nu jij / Amoro terapa

25 - 4 ......................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................ 29 + 5 ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... 17. Verhaaltjessommen Verhaaltjessommen a)

Stanley en Tamore plukken manja’s. Stanley heeft 15 manja’s. Tamore heeft 22 manja’s Hoeveel manja’s hebben ze samen?

Stanley en Tamore plukken manja’s. Stanley heeft 15 manja’s. Tamore heeft 22 manja’s Hoeveel manja’s hebben ze samen?

Samen hebben ze …. manja’s

Samen hebben ze …. manja’s

b)

Nuno heeft 27 maripa’s Hij vindt er nog 15 bij

Nuno heeft 27 maripa’s Hij vindt er nog 15 bij

Nuno heeft nu ….. maripa’s

Nuno heeft nu ….. maripa’s

106


c)

Tokoro heeft 34 awara’s Zij vindt er nog 13 bij. Onderweg naar huis geeft ze 25 awara’s aan haar nichtje.

Tokoro heeft 34 awara’s Zij vindt er nog 13 bij. Onderweg naar huis geeft ze 25 awara’s aan haar nichtje.

Hoeveel awara’s houdt Tokoro over?

Hoeveel awara’s houdt Tokoro over?

Tokoro houdt ….. awara’s over

Tokoro houdt ….. awara’s over

18. Tel op en tel af Tel op en tel af Voorbeeld Enepo’to’po

48 + 37 = 85

97 – 37 = 60

+

37

39

39

40

37

38

39

40

48

85

...

...

...

97

60

...

...

...

49

...

...

...

...

96

...

...

...

...

50

...

...

...

...

95

...

...

...

...

51

...

...

...

...

94

...

...

...

...

19. Zet een kruisje bij het goede antwoord Zet een kruisje bij het goede antwoord Voorbeeld / Enepo’to’po

□ □

a) 7 – 2 = 5 b) 1 + 8 = 7

Nu jij / Amoro terapa

□ □

c) 8 + 8 = 16 d) 20 – 5 = 16

□ □

e) 25 + 8 = 34 f) 40 – 6 = 34

107

□ □

g) 50 – 8 = 48 h) 40 + 8 = 48


20. Welk getal staat op het ei? Welk getal staat op het ei?

60 + 4 =

57 = 50 +

80 + 5 =

46 = 40 +

64 = 60 +

50 = 57 -

85 = 80 +

40 =

64 =

- 4

50 =

+ 7

85 =

- 5

40 = 40 -

21. Tovervierkanten Tovervierkanten Voorbeeld / Enepo’to’po

+ +

7

8

15

9

3

12

16

11

27

8

9

15

16

33

53

5

8

16

15

51

52

108

-6


22. Sommen puzzel Sommen puzzel Voorbeeld / Enepo’to’po

5

+3

–2

8

6

+ 10

16

Nu jij / Amoro terapa

a)

17

b)

17

c)

38

d)

27

+3

–2

+ 10

+ 13

– 11

+7

+ 13

– 11

+7

+ 24

–9

+5

23. Goed of fout Goed of fout Vul in g (goed) of f (fout) Vul in g (goed) of f (fout) 92 – 29 = 63 g

83 – 61 = 21 f

25 + 13 = 38 _

45 – 15 = 30 _

93 – 16 = 77 _

77 + 21 = 98 _

33 + 17 = 50 _

33 + 15 = 48 _

65 – 15 = 50 _

56 + 14 = 70 _

28 + 31 = 59 _

17 + 18 = 35 _

25 + 12 = 13 _

55 + 20 = 75 _

77 – 21 = 98 _

86 – 46 = 40 _

42 + 42 = 84 _

64 – 29 = 93 _

33 – 19 = 14 _

15 + 17 = 32 _

15 + 13 = ….

17 – 14 = .…

12 – 8 = ….

16 – 2 = ….

19 – 18 = ….

23 – 16 = ….

20 – 8 = .…

25 – 14 = .…

10 – 3 = ….

34 – 6 = .…

21 – 9 = ….

36 – 13 = ….

19 – 6 = ….

20 – 3 = ….

26 + 16 = ….

18 + 18 = ….

24. Vul in Vul in

109


25. Maak een heel tiental Maak een heel tiental Maak 10 / Maak 10 Voorbeeld / Enepo’to’po

15 - 5 = 10

3 + .... = 10

18 - .... = 10

5 + 5 = 10

13 - .... = 10

28 - .... = 10

8 + .... = 10

37 - .... = 10

44 - .... = 10

15 + 5 = 20

3 + .... = 20

38 - .... = 20

25 - 5 = 20

13 + .... = 20

18 + .... = 20

28 - .... = 20

37 - .... = 20

44 - .... = 20

25 + 5 = 30

3 + .... = 30

18 + .... = 30

45 - .... = 30

23 + .... = 30

38 - .... = 30

28 + .... = 30

37 - .... = 30

44 - .... = 30

Maak 20 / Maak 20 Voorbeeld / Enepo’to’po

Maak 30 / Maak 30 Voorbeeld / Enepo’to’po

110


Maak 50 / Maak 50 Voorbeeld / Enepo’to’po

55 - 5 = 50

3 + .... = 50

18 + .... = 50

75 - .... = 50

23 + .... = 50

38 + .... = 50

68 + .... = 50

67 - .... = 50

84 - .... = 50

75 + 5 = 80

3 + .... = 80

18 + .... = 80

85 - 5 = 80

63 + .... = 80

88 - .... = 80

98 + .... = 80

93 - .... = 80

44 + .... = 80

15 + 85 = 100

3 + .... = 100

18 + .... = 100

75 + 25 = 100

23 + .... = 100

68 + .... = 100

28 + .... = 100

37 + .... = 100

44 + .... = 100

Maak 80 / Maak 80 Voorbeeld / Enepo’to’po

Maak 100 / Maak 100 Voorbeeld / Enepo’to’po

111


26. Waar gaat de balans naartoe? Oja pangon moro asewara iwairy nysan? Voorbeeld 1 / Enepo’to’po 1

26 - 12

24 -12

26 - 12

14

24 -12

12

Voorbeeld 2 / Enepo’to’po 2

16 - 12

12 - 4

16 - 12

4

112

12 - 4

8


Nu jij / Amoro terapa

a)

c)

e)

g)

16 - 13

17 - 12

28 - 15

27 - 19

44 - 33

50 - 32

50 - 34

46 - 32

b)

d)

f)

h)

113

30 - 25

29 - 26

37 - 31

35 - 27

38 - 37

36 - 32

57 - 51

55 - 47


27. Maak evenwicht Maak evenwicht Voorbeeld / Enepo’to’po

18 - 12

6

6

6

2

2

Nu jij / Amoro terapa

a)

c)

e)

g)

23 - ___

22

29

35 - ___

31

50 - ___

34

35 - ___

b)

d)

f)

h)

114

32 - ___

30

45 - ___

20

50 - ___

46

53 - ___

51


28. Raadsel Raadsel Maak de sommen en los het raadsel op Maak de sommen en los het raadsel op

95

- 93

2 .... e

a=1 e=2 n=6

45

- 43

....

p = 12 i =5 d = 13

46

- 40

17

....

+

19 3-

....

- 21 4 + - 16 18 28

....

....

6+

3 6+

....

....

25

b = 15 o = 10 m = 14

-10 -9 +3 6 -5 6+ 18

- 10

....

29. Waar zwemt de vis naar toe? Waar zwemt de vis naar toe? Trek een lijn Trek een lijn

115

....

22

- 12

....

32

- 22

....

17

- 15

....

7+

....

7


Meten Imarikitory Meten

116


Startpunt

Liniaal Imarikitoto’po

4 cm

7 cm

.

5 cm

.

15 cm

.

7 cm

.

9 8 1

2

3

4

5

3 cm

7

The of the b. ruler shown here can go at the back..... cmbook for children to cut out and use. Please can you scale it so that it’s accurate. Thank you. Julie c. ..... cm H7 Q3 Again please can you draw accurate length lines 2. Teken een lijn vanaf de stip H7 Amy Q4 ikaka’po ikako moro ikinka’po wyino

6

H7 Q1 1. M eet het lijnstuk Moro tymarikitomyn imarikitoko Andy, please can you draw the lines in as they need to accurate. 3cm, a. 5cm, 8cm long. The caterpillar ..... cm below can sit on the bottom of one of the lines.

10

cm

0

117


3. Meet de afstand tussen de stippen op Meet de afstand tussen de stippen op

A•

•B

C•

•D

E•

•F

G•

•H

De afstand van De afstand van AB = …. cm

EF = …. cm

CD = …. cm

GH = …. cm

4. Wat voor lijn is het? Wat voor lijn is het? Is het een rechte lijn, gebroken lijn of een gebogen lijn? Is het een rechte lijn, gebroken lijn of een gebogen lijn? ….......................................................

….......................................................

….......................................................

5. Teken een cirkel om de gebogen lijnen Teken een cirkel om de gebogen lijnen

118


6. Omcirkel het langste woord Omcirkel het langste woord Voorbeeld / Enepo’to’po

Potlood - krijt - bord Nu jij / Amoro terapa

stoel - boek - schooltas bordenwisser - krijt - veger huis - boom - kokosnoot

7. Omcirkel wat het zwaarst is Omcirkel wat het zwaarst is Voorbeeld / Enepo’to’po

Potlood - krijt - bord Nu jij / Amoro terapa

stoel - boek - schooltas bordenwisser - krijt - veger Huis - boom -

kokosnoot

8. Meet een krijtdoosje op Meet een krijtdoosje op Hoe lang is dit doosje? Hoe lang is dit doosje? ….. cm Hoe hoog is dit doosje? Hoe hoog is dit doosje? ….. cm Hoe breed is dit doosje? Hoe breed is dit doosje? ….. cm

119


9. Eerst schatten, dan opmeten Eerst schatten, dan opmeten a) Ik schat dat mijn rekenboek … cm lang is Ik schat dat mijn rekenboek … cm lang is Meet nu de lengte van je rekenboek op Meet nu de lengte van je rekenboek op Mijn rekenboek is .…. cm lang Mijn rekenboek is .…. cm lang

□ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte □ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte

b) Ik schat dat mijn potlood ….. cm lang is Ik schat dat mijn potlood ..… cm lang is Meet nu de lengte van je potlood op Meet nu de lengte van je potlood op Mijn potlood is ….. cm lang Mijn potlood is ….. cm lang

□ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte □ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte

c) Ik schat dat mijn arm .…. cm lang is Ik schat dat mijn arm ….. cm lang is Meet nu de lengte van je arm op Meet nu de lengte van je arm op Mijn arm is .…. cm lang Mijn arm is ….. cm lang

□ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte □ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte

120


d) Ik schat dat mijn voet .…. cm lang is Ik schat dat mijn voet ….. cm lang is Meet nu de lengte van je voet op Meet nu de lengte van je voet op Mijn voet is .…. cm lang Mijn voet is ….. cm lang

□ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte □ goed □ fout □ bijna goed Ik schatte

121


10. Wandelen Y’topono Meet eerst de lijnen op en bereken daarna hoe lang je moet lopen. Elke 2 cm is 5 minuten lopen Morokon ikakasan nasen imarikitoko irombo moro awytory tysenory ukugo. 2 imo’i 5 minuten awytory man

C B A

D

Hoe lang is het lopen: a) Van huis naar de rivier? Gemeten ….. cm Dat is ……… minuten

Otorokon moro y’topononan: a) Auto wyinombo moro irone’wa? Tymarikito man….. cm Moro man .......... minuten

b)

Van huis naar school? Gemeten ….. cm Dat is …… minuten

b)

c)

Van huis naar de weg? Gemeten …. cm Dat is …….. minuten

c)

d)

d)

Van school naar de rivier? Gemeten .…. cm Dat is …… minuten

Auto wyinombo itoro’wa? Tymarikito man….. cm Moro man .......... minuten Auto wyinombo moro oma’wa? Tymarikito man….. cm Moro man ......... minuten Van school naar de rivier? Tymarikito man….. cm Moro man ........ minuten 122


11. Grote en kleine voeten Poto’su kowarono enapa pupu nano

1 stap van George = 2 stappen van Mildred 1 ekatary George = 2 Mildred ekatary man (d) Hoeveel stapjes maakt George? Otoro ekatary makon kasakon George? Voorbeeld Enepo’to’po

(e) (c)

a) 6 b) .... c) ....

(a)

d) .... e) ....

(b) Hoeveel stapjes maakt Mildred? Otoro ekatary makon kasakon Mildred? Voorbeeld Enepo’to’po

a) 6 + 6 = 12 b) .... + .... = .... c) .... + .... = .... d) .... + .... = .... e) .... + .... = ....

123


12. Meet op Meet op C

G

K

H

A 

B

F

D

E

I

J

AB = ……. cm

DE = ……… cm

IJ = ………. cm

BC = ……. cm

EF = ……… cm

JK = ……… cm

AC = ……. cm

FG = ……… cm

KI = ………. cm

GH = ……… cm HD = ……… cm

13. Kleur de flessen van leeg naar vol. Morokon patere ikarypan wyinombo tanose wa apiroko

Leeg Ikarypan

Bijna leeg Aito roten ikarypan

Halfvol Asera taro tanose

124

Vol Tanose


14. Teken na Teken na

125


15. Teken een robot Teken een robot De robot bestaat uit cirkels, driehoeken, rechthoeken en vierkantjes De robot bestaat uit cirkels, driehoeken, rechthoeken en vierkantjes

126


16. Teken na Teken na

127


17. Blokkenspel Blokkenspel Spel voor twee leerlingen / Spel voor twee leerlingen Nodig: 20 blokjes / Nodig: 20 blokjes Bouw het figuur eerst na / Bouw het figuur eerst na Uit hoeveel blokjes bestaat elk figuur? Uit hoeveel blokjes bestaat elk figuur?

a)

d)

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

b)

e)

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

c)

f)

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

Nodig …… blokjes

128


18. Nachttemperatuur Nachttemperatuur Nuno houdt ’s avonds de temperatuur bij Nuno houdt ’s avonds de temperatuur bij

ma di wo do vr za zo 25 °C 23 °C 26 °C 27 °C 20 °C 22 °C 21 °C  a) Op welke nacht was het het koudst? ….. Op welke nacht was het het koudst? ….. b) Op welke nacht was het het warmst? ….. Op welke nacht wat het het koudst? ….. c) Wat is het verschil in temperatuur tussen maandag en zondag? Dat is ….. °C Wat is het verschil in temperatuur tussen maandag en zondag? Dat is ….. °C 19. Wat is zwaarder? Wat is zwaarder? Bedenk zelf wat zwaarder is Bedenk zelf wat zwaarder is Voorbeeld / Enepo’to’po

Een tafel is zwaarder dan een boek Een tafel is zwaarder dan een boek Nu jij / Amoro terapa

Een ………................................... is zwaarder dan een schrift Een ………................................... is zwaarder dan een schrift Een ………................................... is zwaarder dan een bordenwisser Een ………................................... is zwaarder dan een bordenwisser Een ………................................... is zwaarder dan een pen Een ………................................... is zwaarder dan een pen

129


20. Gewichten vergelijken Gewichten vergelijken Kruis het goede antwoord aan Kruis het goede antwoord aan Neem 1 kg suiker en kijk wat lichter is en wat zwaarder Neem 1 kg suiker en kijk wat lichter is en wat zwaarder

Voorbeeld / Enepo’to’po

Voorwerp Voorwerp

Zwaarder dan 1 kg Zwaarder dan 1 kg

Lichter dan 1 kg Lichter dan 1 kg

Boek Boek Tafel Tafel

x x

Nu jij / Amoro terapa

Voorwerp Voorwerp

Zwaarder dan 1 kg Zwaarder dan 1 kg

Lichter dan 1 kg Lichter dan 1 kg

Veger Veger Jij zelf Jij zelf De juffrouw of meester De juffrouw of meester Glas water Glas water

130


21. Water vullen Water vullen Wat heb je nodig Wat heb je nodig

1 kleine fles met water, 1 liter fles met water en 10 bekers 1 kleine fles met water, 1 liter fles met water en 10 bekers Schat eerst hoeveel bekers je kan vullen met de kleine fles water Schat eerst hoeveel bekers je kan vullen met de kleine fles water Ik denk Ik denk

□1 □2 □3

bekers bekers

Schenk het water uit de kleine fles over in bekers. Hoeveel bekers kan je vullen? Schenk het water uit de kleine fles over in bekers. Hoeveel bekers kan je vullen? Ik tel Ik tel

□1 □2 □3

bekers bekers

Hoeveel bekers water kun je vullen uit een liter fles water? Hoeveel bekers water kun je vullen uit een liter fles water? Ik denk bekers 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Ik denk bekers

□ □ □ □ □ □ □ □ □ □

Schenk het water uit een volle liter fles water over in bekers Schenk het water uit een volle liter fles water over in bekers Ik tel bekers 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Ik tel bekers

□ □ □ □ □ □ □ □ □ □

131


22. Wat weegt zwaarder? Wat weegt zwaarder? 1 beker water of 1 beker zand? 1 beker water of 1 beker zand?

□ water □ zand Ik denk □ water □ zand Ik denk

Vul een beker met water en een beker met zand Vul een beker met water en een beker met zand Hou ze allebei in een hand Hou ze allebei in een hand Ik denk dat de beker met …….................... zwaarder is Ik denk dat de beker met …….................... zwaarder is

132


Orosi enery

133


1. Hoe laat is het? Hoe laat is het?

a)

3

uur uur

b)

.....

uur uur

c)

.....

uur uur

d)

.....

uur uur

e)

.....

uur uur

f)

.....

uur uur

2. Zet de wijzers goed Zet de wijzers goed

a) Het is 2 uur b) Het is 6 uur Het is 2 uur Het is 6 uur

c) Het is 8 uur Het is 8 uur

d) Het is 10 uur Het is 10 uur 134


3. Zet de wijzers een uur later of eerder Zet de wijzers een uur later of eerder Zet de wijzers een uur later Zet de wijzers een uur later a)

b)

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Zet de wijzers een uur eerder Zet de wijzers een uur eerder a)

b)

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

Het is ..... uur

4. Halve uren Halve uren

Het is nu half 3

Het is nu half .....

Het is nu half .....

Het is nu half 3

Het is nu half .....

Het is nu half ..... 135


5. Hoe laat is het? Hoe laat is het?

Het is half 5

Het is .................

Het is .................

Het is half 5

Het is .................

Het is .................

Het is .................

Het is .................

Het is .................

Het is .................

Het is .................

Het is .................

6. Kwart voor en kwart over Kwart voor en kwart over

Voorbeeld / Enepo’to’po

Het is kwart over 2 Het is kwart over 2

Het is kwart voor 11 Het is kwart voor 11

Nu jij / Amoro terapa

Het is kwart ............ 6

Het is kwart ............ 7

Het is kwart ............ 12

Het is kwart ............ 6

Het is kwart ............ 7

Het is kwart ............ 12

136


7. Hoe laat is het? Hoe laat is het? Vul in: kwart voor of kwart over Vulin: kwart voor of kwart over

Het is kwart over 6

Het is ................................. 9

Het is ................................. 10

Het is kwart over 6

Het is ................................. 9

Het is ................................. 10

Het is ................................. 1 Het is ................................. 3

Het is ................................. 11

Het is ................................. 1

Het is ................................. 11

Het is ................................. 3

137


8. Kalender maand Kalender maand a) Welke maand is het? Het is ………........ Welke maand is het? Het is ……….......... Juni ma

di

wo

do

vr

1

2

3

4

5

6

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

Kleur 10 juni rood

c) Op welke dag valt 10 juni? …………......................

Op welke dag valt 10 juni?………….........................

d) Welke dag is het op 11 juni? …………......................

Welke dag is het op 11 juni? …………........................

e) De eerste zondag in juni is op ….... juni.

De eerste zondag in juni is op ….... Juni

9. Vul de tijd in

zo

7

b) Kleur 10 juni rood

za

Vul de tijd in Tijd nu Tijd nu

Een half uur later Een half uur later

Een half uur eerder Een half uur eerder

9.00 uur / uur

............ uur / uur

............ uur / uur

10.30 uur / uur

............ uur / uur

............ uur / uur

............ uur / uur

12.00 uur / uur

............ uur / uur

............ uur / uur

............ uur / uur

11.30 uur / uur

138


10. Bootreis Bootreis Vertrektijd 6.00 uur

Reistijd 1.30 uur

Hoe laat is het? Het is ….....…… uur Hoe laat is het? Het is …….....… uur Hoe laat vertrekt de boot? Om ….....…… uur Hoe laat vertrekt de boot? Om …….....… uur Hoe lang moet je wachten? …….....… uur Hoe lang moet je wachten? …….....… uur Hoe laat kom je aan? Om …….....… uur Hoe laat kom je aan? Om …….....… uur

11. Maanden van een jaar Maanden van een jaar Een jaar heeft 12 maanden Een jaar heeft 12 maanden

januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december

Vul in / Vul in:

september

wat komt na wat komt na

november mei januari maart

139

oktober


Welke maand komt voor Welke maand komt voor september

oktober mei juni september december

140


12. Digitale klok Digitale klok Deze klok heeft 12 uren De klok heeft 12 uren

Een dag heeft 24 uren. De digitale klok geeft dit aan. Een dag heeft 24 uren. De digitale klok geeft dit aan.

Het is nu 3 uur in de nacht. Dat schrijf je ook als 3.00 uur Het is nu 3 uur in de nacht. Dat schrijf je ook als 3.00 uur

Het is nu 3 uur in de middag. Dat is hetzelfde als: 3.00 uur + 12.00 uur = 15.00 uur Het is nu 3 uur in de middag. Dat is hetzelfde als: 3.00 uur + 12.00 uur = 15.00 uur

De tijd in de nacht De tijd in de nacht

De tijd overdag De tijd overdag

3.00 uur / uur

15.00 uur / uur

5.00 uur / uur

............ uur / uur

............ uur / uur

14.00 uur / uur

6.00 uur / uur

............ uur / uur

............ uur / uur

13.00 uur / uur 141


13. Verhaalsom Verhaalsom

a)

a)

Janomo moet om 8.00 uur op school zijn Hij loopt een half uur van huis naar school Hoe laat moet Janomo van huis gaan?

Janomo moet om 8.00 uur op school zijn Hij loopt een half uur van huis naar school Hoe laat moet Janomo van huis gaan?

Hij vertrekt om …… uur

Hij vertrekt om …… uur

b)

b)

De schoolboot vertrekt om 13.30 uur De boot vaart 1.30 uur tot je dorp Hoe laat kom je aan?

De schoolboot vertrekt om 13.30 uur De boot vaart 1.30 uur tot je dorp Hoe laat kom je aan?

Ik kom om ……. uur aan

Ik kom om ……. uur aan

14. Maak zelf een verhaal met deze tijden Maak zelf een verhaal met deze tijden 16.00 uur / uur

2.30 uur / uur

......................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................ ......................................................................................................................................................... ......................................................................................................................................................... . 142


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.