2015 03 17 es europakoffer handleiding

Page 1

© Ryckevelde vzw 2016 – Europahuis Ryckevelde


VOORWOORD Beste leerkracht,

Europe Direct West-Vlaanderen maakt reeds vele jaren een prioriteit van degelijk en up-to-date materiaal voor het basisonderwijs rond het thema ‘Europa’. Telkens zorgen wij voor een doordacht aanbod, in functie van de noden van de leerkracht. Zo ontwikkelde Europe Direct West-Vlaanderen i.s.m. Europahuis Ryckevelde de Europakoffer voor de West-Vlaamse basisscholen. De Europakoffer werd ontwikkeld in 2003, maar werd sindsdien al grondig herwerkt om ervoor te zorgen dat alle materiaal actueel blijft. De koffer is een echt succesverhaal en reist ondertussen al meer dan 10 jaar van klas naar klas in West-Vlaanderen. Daarnaast beschikt Europe Direct West-Vlaanderen over nog ander interessant didactisch materiaal voor het basisonderwijs. Zo blijven het werkboekje ‘Sterrenkijker’, de workshop ‘28 keer Europa’ en de wedstrijd ‘SpEUrnEUs’ een vaste waarde in ons aanbod. Meer info over het aanbod: zie www.westvlaanderen.be/overdegrens/gebiedenbeleid/europedir/Paginas/basisonderwijs.aspx. De Europese eenmaking is een continu proces en haar werking verandert dan ook heel snel. Hierdoor moeten de educatieve tools constant herwerkt en aangepast worden. Aangezien de provincie West-Vlaanderen duurzaamheid hoog in het vaandel draagt, werden de materialen zo ontwikkeld dat deze bij elke ontlening opnieuw kunnen worden gebruikt. Na een intensief denkproces met een team van ervaren leerkrachten stelden we eveneens vast dat ook de werkvormen in het onderwijs snel veranderen. We probeerden dan ook op die trend in te spelen door klassikale opdrachten af te wisselen met doe- en online opdrachten in hoekenwerk. Maar vooral door sterk te variëren in gebruikte methodieken. De nieuwe Europakoffer is daardoor een innovatief project geworden, dat meegroeit met de ontwikkelingen binnen de Europese actualiteit én de noden van het onderwijs. Het Provinciebestuur West-Vlaanderen leent de Europakoffer graag gratis uit. De koffer is bestemd voor alle leerlingen van de derde graad basisonderwijs en brengt Europa letterlijk binnen in je school en in je klaslokaal. We wensen u en uw leerlingen een boeiende Europese ervaring toe. Carl Vereecke Gedeputeerde voor Onderwijs Jean de Bethune Gedeputeerde voor Externe Relaties


Inhoud Voorwoord ....................................................................................................................1 Opbouw EUROPAKOFFER ......................................................................................3 DEEL 1: Het verhaal van de Sterren ........................................................................4 DEEL 2: De Sterrenparade ........................................................................................6 1.

De Vaak Vergeten Ster ...................................................................................... 7

2.

De Voedselster .................................................................................................... 8

3.

De Grensster ....................................................................................................... 9

4.

De Regioster ...................................................................................................... 10

5.

De Veiligheidsster ............................................................................................. 11

6.

De Milieuster ...................................................................................................... 12

7.

De Hulpster ........................................................................................................ 13

8.

De Taalster ........................................................................................................ 14

9.

De Cultuurster ................................................................................................... 15

10.

De Jeugdster ..................................................................................................... 16

DEEL 3: De landen van europa ..............................................................................17 Eindtermen .................................................................................................................21


OPBOUW EUROPAKOFFER De Europakoffer biedt materiaal om kinderen van de derde graad van het basisonderwijs op een leuke en leerrijke manier te laten leren over ‘Europa’. De koffer bestaat uit drie delen: 1. Het verhaal van de sterren: Hoe is de EU ontstaan en gegroeid? 2. De sterrenparade: Rond welke thema’s werken de Europese landen samen? 3. De landen van Europa: Welke landen maken deel uit van de Europese Unie? De leerkracht bepaalt zelf welke onderdelen van de koffer besproken worden in de klas. In deze leerkrachtenhandleiding vind je een overzicht van de inhoud van elk onderdeel van de Europakoffer. De koffer is een combinatie van klassikale opdrachten en hoekenwerk. Bij de klassikale opdrachten begeleidt de leerkracht de oefening. Bij het hoekenwerk kunnen de kinderen zelfstandig aan de slag gaan, maar wordt de inhoud van elke opdracht besproken tijdens de nabespreking die de leerkracht begeleidt. Voor deze nabespreking is er een presentatie voorzien die je kan downloaden via de knop ‘Leerkracht’ op www.europakoffer.com (leerkrachtenpaswoord: EKED_14). Alle materiaal en opdrachten zijn terug te vinden in de koffer. Op de website www.europakoffer.com vind je nog volgend materiaal: Leerkrachtenpagina (leerkrachtenpaswoord: EKED_14): Handleiding Europakoffer Powerpointpresentatie voor de nabespreking Landenidentiteitskaart (om uit te printen voor de leerlingen) Leerlingenpagina (leerlingenpaswoord: Europakoffer14): (Optioneel) online opdrachten bij deel 2 ‘De sterrenparade’

Verhuur ipads op aanvraag De Europakoffer bevat bij deel 2 online opdrachten. Scholen die in de klas geen of te weinig computers hebben, kunnen op aanvraag vijf ipads uitlenen. Voor het gebruik van de ipads wordt geen extra kost aangerekend.

screenshot website www.europakoffer.com


DEEL 1: HET VERHAAL VAN DE STERREN Het eerste deel van de Europakoffer is klassikaal uitgewerkt. Het verhaal van de sterren vertelt het verhaal van de Europese integratie: waarom is de Europese samenwerking gestart en hoe is ze geëvolueerd tot de Europese Unie zoals we deze vandaag kennen?

Kernboodschap De leerlingen begrijpen dat: de Europese samenwerking gestart is als een vredesproject. het project gegroeid is van 6 tot 28 lidstaten. de EU rond veel thema’s samenwerkt.

Materiaal De map ‘Het verhaal van de sterren’ tekstballonnen tekst voor de regisseur tekst voor de verteller

Verloop In dit deel van de koffer werken alle leerlingen mee aan de klassikale opdracht. Aan de hand van een script voeren ze een toneelstuk op over de evolutie van de Europese samenwerking. De leerkracht neemt de taak van de regisseur op en neemt er de tekst voor de regisseur bij. De nummers in de tekst van de regisseur verwijzen naar de tekst op de achterzijde van de tekstballonnen. Als een leerling het nummer hoort dat op zijn/haar tekstballon staat, dan moet hij/zij iets zeggen of doen. Eén van de leerlingen is de verteller en krijgt de tekst voor de verteller. De andere kinderen van de klas krijgen een tekstballon toegewezen met een bepaalde rol, bv. Duitsland. De instructies van de regisseur zorgen ervoor dat de oefening voor zich spreekt. De rollen die moeten verdeeld worden zijn: 1. verteller 7. Nederland 2. regisseur: leerkracht 8. Luxemburg 3. Frankrijk 9. Italië 4. Duitsland 10. Europa 5. Robert Schuman 11. Verenigd Koninkrijk 6. België 12. Ierland

13. 14. 15. 16. 17. 18.

Denemarken Griekenland Spanje Portugal Zweden Finland

19. 20. 21. 22.

Oostenrijk Berlijnse Muur 10 lidstaten Roemenië en Bulgarije 23. Kroatië.

Indien nodig, kan je de rol van de 10 lidstaten over meerdere leerlingen verdelen. Bovendien kan één leerling meerdere rollen spelen, bijvoorbeeld de rol van Robert Schuman kan gecombineerd worden met Kroatië.

Nabespreking Voor de nabespreking kan je er de powerpointpresentatie bij nemen die je vindt op de website www.europakoffer.com. Daarbij overloop je aan de hand van een tijdslijn de historiek van de Europese Unie nog eens op een gestructureerde manier. Verwijs daarbij telkens naar het toneelstuk. Bijvoorbeeld: wat was


het idee van Robert Schuman? Wanneer kwamen de eerste landen bij de Europese samenwerking? Enz.

Achtergrondinfo De Europese samenwerking is gestart als een vredesproject tussen zes Europese landen. Na jarenlang bloed vergieten tijdens WOI en WOII had men er genoeg van. Om oorlog in de toekomst te vermijden zouden de zes landen niet meer zelf beslissen over hun kolen- en staalindustrie. Voortaan zou Europa dat in hun plaats doen. In het geniep wapens maken voor een nieuwe oorlog werd zo onmogelijk. België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië richtten daarom in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal op, de EGKS. De zes landen waren zo tevreden over hun samenwerking dat ze in 1957 besloten ook voor handel, landbouw, transport, enz. de handen in elkaar te slaan. Kortom, de samenwerking werd uitgebreid naar de hele economie. Sinds 1957 spreken we daarom van de EEG, de Europese Economische Gemeenschap. De samenwerking zorgde voor vrede en welvaart in Europa. Daardoor trok het ook andere Europese landen aan. Zo traden het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland toe in 1973, Griekenland in 1981 en Spanje en Portugal in 1986. Maar de samenwerking stond niet stil. Om de handel tussen de Europese landen nog vlotter te laten verlopen, besloten de lidstaten om de grenscontroles tussen de Europese landen af te schaffen in 1993 (zie Grensster). Toen spraken ze ook af om hun eigen nationale munten af te schaffen en in de plaats een Europese munt in te voeren. Die kwam er uiteindelijk in 2002. Omdat die samenwerking steeds groter werd, was een nieuwe naam nodig: de Europese Unie. En die sterkere economische samenwerking trok opnieuw nieuwe lidstaten aan: Zweden, Finland en Oostenrijk werden lid in 1995. De laatste mijlpaal in de Europese samenwerking was de uitbreiding van de EU naar OostEuropa toe. Deze werd mogelijk gemaakt door het verdwijnen van het IJzeren Gordijn en de Val van de Berlijnse Muur in 1989. In 2004 kwamen er 10 nieuwe landen bij: Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slovakije, Hongarije, Slovenië, Malta en Cyprus. In 2007 was het de beurt aan Roemenië en Bulgarije. En Kroatië ten slotte in 2013.


DEEL 2: DE STERRENPARADE Deel twee van de Europakoffer is gebaseerd op hoekenwerk en belicht 10 thema’s waarrond de Europese Unie werkt: 1. Vrede 6. Milieu 2. Voedsel 7. Ontwikkelingssamenwerking 3. Open grenzen 8. Taal 4. Regionaal beleid 9. Cultuur 5. Veiligheid 10. Jeugd Telkens zijn het de sterren van de Europese vlag die de kinderen doen ontdekken waarom en hoe Europa rond dat thema werkt. Elk thema telt drie soorten opdrachten: een doe-opdracht (opdrachtenfiche 1), een verdiepingsopdracht (opdrachtenfiche 2) en een puzzel. De leerlingen werken het thema ook in die volgorde uit. Na elke opdracht controleren de leerlingen zelf of ze de opdracht goed volbrachten, aan de hand van de oplossingenfiches (zie map ‘Oplossingen’). De leerkracht bepaalt zelf rond welke thema’s gewerkt wordt, en of elke groep één of meerdere thema’s werkt. Hoe ga je aan de slag? 1. Verdeel de klas in hoeken/groepen van 4 leerlingen. 2. Kies de thema’s waarrond er gewerkt wordt en verdeel ze over de groepen. Per thema is er een bijhorende map. Om aan te duiden welke hoek rond welk thema werkt, plaats je de ster uit de bijhorende map op de tafel. 3. Je legt de map met alle materiaal op de tafel per groep. Aan de hand van de opdrachtenfiche kunnen de leerlingen zelfstandig aan de slag. 4. Leg vooraan in de klas kladpapier en de oplossingenfiches (zie map ‘Oplossingen’). 5. Reken per thema 30 minuten. Opmerking: Hou er wel rekening mee dat sommige opdrachten meer tijd vragen dan andere. Dus dat elke groep een ander tempo zal hebben. De leerlingen die eerder klaar zijn, kunnen bv. de online opdrachten (zie www.europakoffer.com – Leerlingen) oplossen. 6. Vijf minuten vóór tijd geef je de leerlingen de opdracht om de puzzel op te lossen. 7. Nadien volgt een klassikale nabespreking. Deze vertrekt van de slogans die op de puzzels staan. Reken per thema ongeveer 10 minuten tijd. Indien gewenst, kan je daarbij gebruik maken van de powerpointpresentatie op www.europakoffer.com.

Optioneel: Op de website www.europakoffer.com vind je per thema online opdrachten en spelletjes, op de leerlingenpagina (leerlingenpaswoord: Europakoffer14).


1. De Vaak Vergeten Ster Kernboodschap De leerlingen begrijpen dat: de Europese samenwerking er kwam om vrede te creëren op het Europese continent, na decennialang oorlog voeren.

Materiaal De map ‘Het verhaal van de sterren’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + fotoboek opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom ze denken dat de Europese samenwerking gestart is. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘Nooit meer oorlog’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond Na de Tweede Wereldoorlog zat Europa aan de grond: vele miljoenen mensen waren gedood, anderen waren op de vlucht. Er was hongersnood en veel huizen en fabrieken waren vernield. Dat was trouwens niet de eerste keer. Van 1914 tot 1918 waren de Europese landen ook al met elkaar slaags geraakt. Vele Europeanen vonden het nu welletjes en wilden nooit meer oorlog. Maar hoe vermijd je oorlog? Gewoon door er voor te zorgen dat men zo met elkaar gaat samenwerken, dat het bijna niet meer mogelijk is om tegen elkaar te vechten. Dat gebeurde begin de jaren vijftig. Het was de start van een Europees integratieproces, waarbij steeds meer landen in Europa op alsmaar meer terreinen de handen in elkaar sloegen. Het werkte! Er is al meer dan zestig jaar vrede en dat zwijgen van de wapens zorgde ervoor dat we op korte tijd een nooit geziene welvaart konden opbouwen. Om die verwezenlijking te belonen kreeg de EU in 2012 de Nobelprijs voor de Vrede.


2. De Voedselster De leerlingen begrijpen dat: de Europese landen gestart zijn met een samenwerking rond landbouw om de hongersnood in Europa aan te pakken. er nu voldoende voedsel is en dat de EU nu vooral aandacht besteedt aan veilig en gezond voedsel.

Materiaal De map ‘De Voedselster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + fotokaartjes opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom ze denken dat de EU zich met voedsel bezig houdt. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘Voedsel moet betaalbaar en beschikbaar zijn voor iedereen in de EU’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond Na de Tweede Wereldoorlog was er hongersnood in Europa. Om dat te vermijden, sloegen de landen van de Europese samenwerking de handen in elkaar. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moest landbouwers aansporen om meer te produceren. Dit gebeurde door hen subsidies te geven en goede prijzen te betalen voor hun producten. Zo waren ze gemotiveerd om voldoende voedsel te produceren. Daarnaast moest er voor de Europeanen genoeg voedsel zijn voor een redelijke prijs. Het landbouwbeleid slaagde in zijn opzet. In de jaren zeventig en tachtig ging het zo goed dat er veel te veel geproduceerd werd. Er ontstonden zelfs boterbergen, melkplassen en wijnmeren. Hoewel er toen genoeg en zelfs te veel voedsel was, bleek uit de vele landbouwcrisissen dat de kwaliteit van het voedsel niet goed was. Daarom werd het Europese Landbouwbeleid hervormd. De boeren krijgen nu minder subsidies en de klemtoon ligt niet meer op veel produceren, maar op kwaliteitsvol voedsel, plattelandsontwikkeling en aandacht voor het milieu en dierenwelzijn. En bovendien worden landbouwers aangemoedigd om ook andere bronnen van inkomsten te zoeken, zoals plattelandstoerisme of een boerderijwinkel.


3. De Grensster De leerlingen begrijpen dat: de grenscontroles aan de binnengrenzen van de Europese Unie verdwenen op 1 januari 1993. het opengaan van de grenzen voordelen biedt voor bedrijven: ze kunnen makkelijker handel drijven met andere EU-landen. het opengaan van de grenzen voordelen biedt voor burgers: ze kunnen bv. makkelijker reizen, wonen en werken in andere EU-landen. de euro werd ingevoerd in 2002 (cash) om de handel in Europa nog vlotter te laten verlopen.

Materiaal De map ‘De Grensster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + wegenkaart + pijltjes opdrachtenfiche 2 + brochure ‘Eurozone’ puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom ze denken dat de grenzen in Europa open zijn. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘Dankzij de open grenzen zijn we één groot handelsblok’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond Met de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1957 spraken de lidstaten al af om de hindernissen voor de handel weg te werken. Toch duurde het nog tot 1 januari 1993 vooraleer de grenzen open gingen. Toen was er vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Vrij verkeer van goederen betekent dat bedrijven vrij hun producten kunnen verkopen in alle EU-lidstaten. Ze hebben nu een ‘markt’ of ‘afzetgebied’ van vijfhonderd miljoen consumenten. Dat noemen we de Europese ‘interne markt’. De vrachtwagens moeten niet meer aanschuiven, formulieren invullen of taksen betalen aan de grens. De douanehokjes staan sinds 1993 leeg. De euro maakte de handel in de EU nog gemakkelijker, maar een aantal EU-landen besliste om de euro niet in te voeren en anderen mogen nog niet meedoen omdat hun economie nog niet gezond is. Vrij verkeer van personen betekent dat je zonder probleem kunt reizen van het noorden van Finland tot Malaga in Zuid-Spanje. Je mag als EU-burger ook gaan wonen en werken in een andere lidstaat, net alsof je dat in je eigen land zou doen. Het vrij verkeer wordt geregeld door de Akkoorden van Schengen. Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Roemenië, Bulgarije, Kroatië en Cyprus doen niet mee met de open grenzen voor EU-burgers. Vrij verkeer van diensten betekent dat er nu meer concurrentie is tussen bedrijven die diensten aanbieden. Vroeger waren er in de EU monopolies voor bepaalde diensten: één bedrijf die een dienst aanbood. Dat was in België bijvoorbeeld zo voor de telefoon met Proximus (vroeger RTT), voor vliegtuigreizen en voor elektriciteit. Nu bieden ook andere firma’s die diensten aan. Omdat de concurrentie vrij kan spelen, heb je als consument meer keuze en moeten de prijzen dalen (al is dat niet altijd het geval). Het vrij verkeer van kapitaal betekent onder meer dat je overal in de EU een bankrekening kunt openen.


4. De Regioster De leerlingen begrijpen dat: ‘solidariteit’ net als ‘samenwerking’ één van de basisprincipes van de Europese Unie is. de EU ervoor wil zorgen dat alle regio’s in de EU welvarend zijn, zodat alle burgers van Europa het goed hebben.

Materiaal De map ‘Regioster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + weegschaal + zandzakjes opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom ze denken dat de Europese samenwerking ‘solidariteit’ in de EU belangrijk vindt. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond De Europese Unie is een van de rijkste gebieden in de wereld, maar er zijn toch grote verschillen qua welvaart tussen én binnen de EU-landen. Zo is Luxemburg, het rijkste land, zowat 7 keer rijker dan Roemenië en Bulgarije, de armste lidstaten. Om de verschillen in rijkdom tussen de lidstaten weg te werken, of zeker de kloof te verkleinen, zette de Europese Unie een regionaal beleid op poten. Daarmee wil de EU: 1. Investeren in economisch zwakkere regio’s: Deze regio’s krijgen subsidies om de leefbaarheid en de economie van die streek te verbeteren. Die subsidies zijn bedoeld voor het aanleggen van betere (autosnel)wegen, het moderniseren van riolering, het ondersteunen van onderwijsprojecten bij achtergestelde bevolkingsgroepen, en nog veel meer. Lidstaten die momenteel dit soort subsidies krijgen, zijn: Portugal, Griekenland, Cyprus, Tsjechië, Hongarije, Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Malta, Roemenië, Bulgarije, Polen en Kroatië. 2. Investeren in de toekomst van regio’s: de EU wil niet alleen investeren in economisch zwakkere, maar ook in sterke regio’s. Men moet er immers voor zorgen dat de economie in de toekomst sterk blijft. Dat doet ze bijvoorbeeld door subsidies te geven aan nieuwe economische sectoren, zoals de appsindustrie, biotechnologie of alternatieve energie. Maar ook projecten rond de modernisering van havens, ecotoerisme of het renoveren van historische sites kunnen subsidies krijgen. 3. Grenzen overbruggen: vaak zorgen de grenzen tussen de Europese landen nog voor vervelende obstakels, bv. fietspaden of busvervoer die stoppen aan de grens. Daarom investeert de Europese Unie ook in projecten die die grenzen wegwerken, zoals moderne en aaneensluitende vervoersnetwerken in de hele EU, grensoverschrijdende fietspaden of projecten die grensarbeid makkelijker maken.


5. De Veiligheidsster De leerlingen begrijpen dat: het openen van de grenzen er ook voor zorgde dat criminelen makkelijker de grens over konden. de Europese politiediensten moeten samenwerken en informatie uitwisselen om grensoverschrijdende misdaad tegen te gaan.

Materiaal De map ‘De Veiligheidsster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + fotokaartjes opdrachtenfiche 2 + wegenkaart puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom de EU samenwerkt rond veiligheid. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘Sommige veiligheidsproblemen kan je enkel samen oplossen’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond Op 1 januari 1993 gingen de grenzen tussen de landen van de EG open. Daardoor konden de bedrijven en burgers makkelijker de grens over, zonder vervelende controles. Maar dat betekent dat het ook voor misdadigers makkelijker werd om de grens over te gaan. Daarom moesten de politiediensten van die landen meer en beter gaan samenwerken. In een klein stadje in Luxemburg, Schengen, werden er daarom afspraken gemaakt over dat ‘vrij verkeer van personen’ en over politiesamenwerking. Er werd bijvoorbeeld afgesproken dat de politie bij een grensoverschrijdende misdaad de gangsters mag achtervolgen op het grondgebied van een andere EU-lidstaat. Bovendien beslisten ze om een computersysteem op te starten, om informatie uit te wisselen. Bijvoorbeeld vermiste en gezochte personen, gestolen wagens, enz. worden in het systeem gestoken en zo kunnen de politiediensten van de andere EU-landen mee helpen om deze zaken op te lossen. Alle EU-lidstaten doen mee met deze ‘Schengenafspraken’, behalve het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Cyprus, Roemenië, Bulgarije en Kroatië. Daarnaast doen ook enkel niet-EU-landen mee: Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Deze landen samen noemen we de Schengenzone. Daarnaast spraken de Europese landen af om een Europese politiedienst, Europol op te richten. Deze moet informatie van de verschillende politiediensten samenleggen, en zo internationale bendes proberen op te rollen. De terroristische aanslagen van de afgelopen jaren tonen echter aan dat de samenwerking tussen de politiediensten in de Schengenzone nog niet optimaal verloopt. De aanslagen van Parijs (2015) werden in België voorbereid, maar de politiediensten uit beide landen hadden allebei te weinig informatie om de aanslag te verijdelen. Door de informatie van beide landen samen te leggen, hadden de aanslagen misschien vermeden kunnen worden. Dus de politiesamenwerking is zeker nog een ‘work in progress’.


6. De Milieuster De leerlingen begrijpen dat: milieuvervuiling niet stopt aan de grenzen. Het is dus noodzakelijk om samen te werken. er verschillende beleidsniveaus bezig zijn met het aanpakken van milieuvervuiling.

Materiaal De map ‘De Milieuster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + fotoblad + 9 puzzelstukken opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom de EU werkt aan een beter milieu. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘Lucht en water kennen geen grenzen’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond Milieuvervuiling stopt niet aan de grenzen. Als de fabrieken in Duitsland vuile stoffen uitstoten, brengt de wind die ook naar Nederland en België. Als ze in Frankrijk afval in de Maas gooien, komt dat in België en Nederland terecht. Het heeft dus weinig zin dat elk land afzonderlijk maatregelen neemt om het milieu schoon te houden. Daarom houdt de Europese Unie zich met het milieu bezig. Dat doet ze door: 1. het tegengaan van klimaatverandering: Ook in Europa is de klimaatopwarming duidelijk: er zijn meer overstromingen, de temperaturen stijgen, gletsjers smelten, enz. Daarom werkte de EU een klimaatplan 20-20-20 uit: tegen 2020 moeten we 20% minder CO2 uitstoten, 20% meer energie halen uit hernieuwbare bronnen en 20% minder energie gebruiken dan in 1990. Tegen 2030 wordt dat 40%-27%-27%. Dat probeert ze te doen door bv. gloeilampen te verbieden, door autoloze zondagen te organiseren of door groene energie te stimuleren. 2. het beschermen van natuur en biodiversiteit: Door de toenemende verstedelijking en milieuvervuiling dreigen heel wat dier- en plantensoorten te verdwijnen. Daarom werkt de EU bv. aan vogelrichtlijngebieden (natuurgebieden). Daarnaast probeert de EU bepaalde diersoorten te beschermen. Zo staat er een beperking op hoeveel vis er elk jaar mag gevangen worden. 3. aandacht voor milieu en volksgezondheid: Verontreinigd water, voedsel of lucht hebben niet alleen invloed op het klimaat, maar ook op onze gezondheid. Daarom neemt de EU tal van initiatieven, zoals de blauwe vlag die aangeeft of zwemwater proper is, of het stimuleren van biologische producten. 4. afval te beperken: Elk jaar wordt er in de EU 2 miljard ton afval geproduceerd. De beste oplossing hiervoor is: afval voorkomen. Dat doet ze bv. door de verplichte inzameling van batterijen en recyclage aan te moedigen.


7. De Hulpster De leerlingen begrijpen dat: de Europese Unie ook solidair is met landen van buiten Europa. Europa zowel humanitaire hulp als ontwikkelingshulp geeft.

Materiaal De map ‘De Hulpster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + 2 puzzels + puzzelstukken opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom de EU hulp geeft aan de Derde Wereld. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘De EU wil mee armoede bestrijden in een veranderende wereld’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond De Europese Unie is één van de meest welvarende regio’s ter wereld. Daarom wil ze een stuk van haar welvaart delen met landen in de wereld die het minder goed hebben. Dat doet ze door twee soorten hulp: humanitaire en ontwikkelingshulp. Humanitaire hulp is hulp bij rampen en conflicten buiten de EU, die veroorzaakt zijn door de natuur of de mens, zoals aardbevingen, overstromingen of een epidemie. Het gaat bij humanitaire hulp telkens om crisissituaties, waarop snel moet ingespeeld worden. Daarvoor richtte de EU ‘ECHO’ op: een bureau dat de hulp verdeelt, samen met allerlei nietgouvernementele organisaties, zoals het Rode Kruis of Artsen zonder Grenzen, en organisaties van de Verenigde Naties, zoals UNICEF. Ontwikkelingshulp is hulp met de bedoeling de armoede in de wereld te bestrijden op lange termijn. Zo sluit de EU overeenkomsten met de ontwikkelingslanden, zodat zij hun producten gemakkelijker kunnen verkopen op onze markt. Daarnaast geeft de EU ook subsidies aan projecten, zoals beroepsopleidingen, de bouw van scholen en wegen of campagnes tegen hiv. Ook voor deze projecten werkt de EU nauw samen met internationale en lokale organisaties. Samen met haar lidstaten is de EU is de grootste donor ter wereld, met zo’n 56,2 miljard euro aan hulp per jaar.


8. De Taalster De leerlingen begrijpen dat: er 24 officiële talen in de EU zijn. de EU het belangrijk vindt dat die talenrijkdom bewaard blijft. het motto van de EU ‘in verscheidenheid verenigd’ betekent dat de Europese landen ondanks grote verschillen toch goed samenwerken.

Materiaal De map ‘De Talenster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + 24 kaartjes + tekstballonnen + boekje ‘Talen helpen je vooruit’ opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom de EU het belangrijk vindt dat iedereen zijn of haar taal kan spreken in de EU. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘De vele talen in de EU zijn een kenmerk van haar diversiteit’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond De slogan van de Europese Unie is ‘In verscheidenheid verenigd’. Dat betekent dat de vele verschillen in de EU geen belemmering moeten zijn om samen te werken, integendeel, die moeten gekoesterd worden. Eén van die verschillen is de verscheidenheid aan talen in de Europese Unie. Om aan te tonen dat de EU die verschillende talen belangrijk vindt, heeft de Unie 24 officiële EU-talen. Zo kan in het Europees Parlement iedereen zijn eigen taal spreken, of kan je de EU mailen met een vraag in je eigen taal. In de EU-instellingen is er immers altijd een leger aan vertalers en tolken aan de slag. Alle EU-burgers worden bovendien aangemoedigd om vreemde talen te leren, door initiatieven zoals de ‘Europese talendag’ of het ondertitelen van televisieprogramma’s in plaats van ‘overdubben’. Want met een goede talenkennis kan je makkelijker studeren of werken in andere EU-lidstaten. De 24 officiële talen van de Europese Unie zijn: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds.


9. De Cultuurster De leerlingen begrijpen dat: Europa een rijke cultuur heeft. de Europese Unie initiatieven neemt om de eigen cultuur te bewaren, beschermen en verspreiden.

Materiaal De map ‘De Cultuurster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + dominostukken + kaart ‘Eenheid in verscheidenheid’ + boekje ‘Europa. Alles wat je altijd al wilde weten’. opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom de Europese Unie werkt aan cultuur in Europa. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘De EU wil haar cultureel erfgoed beschermen en bij de mensen brengen’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond De slogan van de Europese Unie is ‘In verscheidenheid verenigd’. Dat betekent dat de vele verschillen in de EU geen belemmering moeten zijn om samen te werken, integendeel die moeten gekoesterd worden. Eén van die verschillen is de verscheidenheid aan cultuur in de Europese Unie. Om aan te tonen dat de EU die verschillen in cultuur belangrijk vindt, doet de Unie het volgende: Beschermen en bekend maken van Europees erfgoed: Dat doet de EU door jaarlijks twee Europese steden uit te roepen tot ‘Culturele Hoofdstad van Europa’, een ‘Europese Monumentendag’ (in Vlaanderen is dit ‘Open Monumentendag’) te organiseren en een ‘erfgoedlabel’ uit te reiken. Deze initiatieven kunnen ervoor zorgen dat het Europese erfgoed in stand gehouden wordt en meer bezoekers aantrekt. En zo heeft cultureel erfgoed ook een positieve invloed op de economie en werkgelegenheid. Beschermen en bekend maken van Europese muziek, film en tv-producties: De audiovisuele sector (muziek, film, televisie, radio) is niet alleen een belangrijke bron van ontspanning, maar is ook enorm belangrijk voor de economie. De EU steunt de Europese muziek, films en tv-programma’s, zodat ze een groter bereik krijgen: meer kijkers of luisteraars. Met Europese steun kunnen Europese artiesten of films dus sneller Europees doorbreken. Zo wonnen onder meer Selah Sue, Stromae, Deus en Oscar and the Wolf de EBBA-award, een prijs voor zangers die in Europa doorbreken. Ook de Vlaamse film krijgt heel wat EUbudget, bv. de film Marina. En ook voor de filmindustrie is er een prijs, de Lux-prijs die in 2013 gewonnen werd door ‘The Broken Circle Breakdown’. Beschermen van de tv-kijker: de EU hecht ook veel belang aan het beschermen van minderjarigen en van de ‘menselijke waardigheid’. Zo bepaalt de ‘televisierichtlijn’ dat er maar 1 keer om de 30 minuten reclame mag uitgezonden worden tijdens jeugdtelevisie. Programma’s die niet geschikt zijn voor minderjarigen mogen pas laat op de avond worden uitgezonden.


10.

De Jeugdster De leerlingen begrijpen dat: de EU ook initiatieven neemt die het leven van de Europese jeugd beïnvloeden.

Materiaal De map ‘De Hulpster’ instructiefiche opdrachtenfiche 1 + 12 kaartjes + 12 afbeeldingen opdrachtenfiche 2 puzzel + 9 puzzelstukken

Nabespreking 1. Vraag de kinderen waarom de Europese Unie aan jeugdzaken werkt. Hierbij kan je verwijzen naar de slogan die ze vonden op de puzzel: ‘De Europese wetten vind je overal om je heen’. 2. Wat hebben ze nog geleerd doorheen de opdracht? 3. Overloop eventueel de powerpointpresentatie (zie www.europakoffer.be).

Achtergrond De EU neemt heel wat beslissingen die een invloed hebben op ons dagelijks leven. Voor jongeren is dat niet anders. We zetten enkele van de EU-wetten op een rijtje: Speelgoed moet veilig zijn in de EU. Je raceauto mag bijvoorbeeld niet met giftige verf beschilderd zijn. Veilig speelgoed krijgt een symbool: CE. Te lang en te luid naar een MP3 speler luisteren kan je gehoor beschadigen. Daarom is er in de EU een beperking in hoe luid een MP3-speler kan. Nadat je deze fles shampoo geopend hebt, is deze nog 12 maanden goed. Het symbool van een open potje wordt in de hele EU gebruikt. Ouders kunnen een tijdje ouderschapsverlof nemen om extra voor hun kinderen te zorgen. Kinderen hebben andere medicijnen nodig dan volwassenen als ze ziek zijn. De EU moedigt bedrijven die medicijnen maken om er ook voor kinderen te maken. Kinderen kleiner dan 1m50 moeten in de auto in een kinderstoel zitten. Als je jonger bent dan 12 jaar en in de EU op reis gaat, dan moet je de kids-ID je hebben. Het Europees noodnummer 112 kan je in alle 28 EU-landen bellen, bijvoorbeeld als je een ongeval hebt. Op de eicode lees je uit welk land een ei komt, en zelfs in welke boerderij een kip het ei gelegd heeft. In de EU staat op bijna alle voedingsproducten een lijst met ingrediënten. In 19 landen van de EU kan je met de euro betalen. Handig als je op reis gaat! Dieren die reizen binnen de EU moeten een chip of tatoeage hebben. Zo kan men je contacteren als je hond weggelopen is, bijvoorbeeld.


DEEL 3: DE LANDEN VAN EUROPA Het derde deel van de Europakoffer is een stuk klassikaal en een stuk in hoekenwerk uitgewerkt. In dit deel bekijken we de landen die deel uitmaken van de Europese Unie.

Kernboodschap De leerlingen: kennen de 28 lidstaten van de Europese Unie. kunnen enkele kenmerken van elk land opnoemen.

Materiaal De map ‘De landen van Europa’ Deel 1: klassikaal 112 kwartetkaarten, waarvan 84 genummerd en 28 ongenummerd 6 pakjes van 20 vraagkaartjes 28 vlagjes 6 badges met de rolverdeling Deel 2: hoekenwerk landen identiteitskaart kaart ‘In verscheidenheid verenigd’ atlas ‘een fantastische ontdekkingsreis langs de schatten van de wereld’ lonely planet ‘Europa. Alles wat je altijd al wilde weten’. kaart ‘Reizen in Europa’ kaart EU brochure ‘de vlaggen van de wereld’

Verloop Deel 1: klassikaal In deel 1 van ‘De landen van Europa’ werken de kinderen klassikaal samen en spelen ze kwartet met de 28 landen van de Europese Unie. Hoe ga je tewerk voor de voorbereiding? 1. Verdeel de klas in zes groepjes en richt het lokaal als volgt in: Begeleiderstafel

Groep 1

Groep 6

Groep 2

Groep 5

Groep 3

Groep 4


2. Neem de vraagkaartjes en leg op elke tafel 1 stapel. Op de tafel van groep 1 leg je de kaartjes met ‘1’ op. Enz. 3. Doe hetzelfde voor de genummerde kwartetkaarten. 4. Neem de badges en verdeel ze over de zes groepen. Per groep is er één badge voor de diplomaat, één voor de secretaris en één of twee voor de beheerder(s). 5. Plaats de vlagjes van de Europese landen op de begeleiderstafel. 6. Start de speluitleg. De groepen verzamelen zo veel mogelijk kwartetten. Een volledig kwartet telt vier foto’s van een EU-land, met daarop telkens eenzelfde symbool dat gaat over dieren, muziek, sport of eten. De kinderen proberen de 4 kwartetstukken die bij elkaar horen te vinden bij de andere groepen. Bijvoorbeeld: Heeft een groep twee kwartetkaarten met het symbool trompet, dan moeten ze de twee ontbrekende stukken bij de andere groepen te pakken krijgen.

De speluitleg in 10 stappen 1. De groep duidt de diplomaat, de secretaris en de beheerder(s) aan. de diplomaat: verzamelt puzzelstukken. de secretaris: stelt de vragen. de beheerder (1 of 2): bundelt de kwartetkaartjes. Na elke ronde moéten de spelers van rol wisselen. 2. De diplomaat spreekt met de groep af welke kwartetstukken hij/zij moet verzamelen en gaat voor de eigen tafel staan. 3. De spelbegeleider geeft het startsignaal. 4. De diplomaten lopen rond, zoeken de juiste stukken en lossen de vragen bij de secretarissen op. Hoe? De diplomaat loopt bij het startsignaal naar een andere groep. Hij/zij gaat voor de tafel staan en beeldt het symbool uit dat op de kwartetkaart staat die hij/zij zoekt. Heeft de groep het stuk niet, dan schudt de secretaris met het hoofd ‘neen’. De diplomaat loopt dan zo snel mogelijk naar een andere tafel. Staat daar al iemand uit te beelden, dan moet hij/zij even wachten. Heeft de groep het stuk wel, dan stelt de secretaris van de groep een vraag aan de diplomaat. Beschikt de groep over het symbool waarnaar de diplomaat vraagt, dan is de groep verplicht dat te zeggen. De secretaris neemt het bovenste kaartje van de stapel vraagkaartjes en leest de vraag voor. De diplomaat kan antwoorden met ‘juist’ of ‘fout’. Is het antwoord juist, dan krijgt de diplomaat de kwartetkaart. Hij/zij loopt dan zo snel mogelijk naar de volgende groep. Binnen een ronde van drie minuten mag de diplomaat willekeurig naar de vijf andere groepen lopen. Is het antwoord fout, dan krijgt de diplomaat de kwartetkaart niet en geeft de secretaris het juiste antwoord. Na het stellen van de vraag, verdwijnt het kaartje altijd onderaan de stapel, of de vraag juist beantwoord werd of niet.


De speluitleg in 10 stappen - vervolg 5. De spelbegeleider geeft (na drie minuten) het stopsignaal en start de verwerkingsronde. 6. De beheerder van elke groep geeft de gevormde kwartetten af aan de leerkracht. Als de beheerder weet van welk land een kwartet gevormd werd, krijgt de groep in ruil de vlag van dat EU-land. Weet de beheerder het juiste antwoord niet, dan mag hij/zij de volgende ronde nog eens proberen. 7. Alle groepen die een volledig kwartet vormden, krijgen twee extra kwartetstukken van de leerkracht. Dit zijn de ongenummerde kwartetkaarten. 8. Iedereen gaat terug zitten en de badges met de rolverdeling worden doorgegeven. 9. De spelbegeleider geeft het startsignaal voor de volgende ronde. 10.Het spel eindigt van zodra alle vlaggen verdeeld zijn. De spelbegeleider kijkt welke groep het meeste vlagjes verzamelde. Die groep wint het spel.

De juiste oplossing is: België

Litouwen

Bulgarije

Luxemburg

Cyprus

Malta

Denemarken

Nederland

Duitsland

Oostenrijk

Estland

Polen

Finland

Portugal

Frankrijk

Roemenië

Griekenland

Slovenië

Hongarije

Slowakije

Ierland

Spanje

Italië

Tsjechië

Kroatië

Verenigd Koninkrijk Zweden

Letland


Deel 2: hoekenwerk In dit deel van ‘De landen van Europa’ werken de leerlingen in hoeken. Verdeel de klas in verschillende hoeken en verdeel de vlagjes op elke tafel. Leg alle materiaal die voor deze opdracht voorzien is op een centrale tafel. De leerlingen nemen er de landenidentiteitskaart bij en vullen de identiteitskaart aan voor elk land (vlagje) dat op hun tafel staat.

Nabespreking Voor de nabespreking kan je er de powerpointpresentatie bij nemen die je vindt op de website www.europakoffer.com. Daarbij overloop je de uitbreiding van de Europese Unie nog eens op een gestructureerde manier. Vraag telkens aan de leerlingen die rond dat specifieke land werkten om wat informatie te geven over dat land, aan de hand van de landenidentiteitskaart. Bijvoorbeeld: wat is de officiële munt van dat land, of wat is de hoofdstad?

Achtergrondinfo In 1951 sloegen zes landen de handen in elkaar: door samenwerking wilden ze vrede en welvaart creëren in Europa. Die pioniers waren de Beneluxlanden, Frankrijk, West-Duitsland en Italië. Ze startten hun samenwerking op het vlak van kolen en staal maar breidden hun gemeenschappelijk werkterrein al gauw uit naar andere domeinen van de economie. De Europese Gemeenschap liep voortreffelijk en maakte ook andere landen enthousiast om aan dat project mee te werken. In 1973 traden drie nieuwe lidstaten toe: het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland. De jaren tachtig stonden in het teken van de uitbreiding naar het zuiden. Griekenland kwam erbij in 1981. Spanje en Portugal werden in 1986 lid. Een betere toegang tot de Middellandse Zee en een verruiming van de afzetmarkt maakten die zuiderse landen tot aantrekkelijke partners. Bovendien wilde de EG in deze landen de opbouw van de democratie steunen, na de dictaturen die er in de jaren 70 waren omvergeworpen. In 1995 sloten ook Zweden, Finland en Oostenrijk zich bij de EU aan. De val van de Berlijnse Muur in 1989 opende het perspectief naar het oosten. Met de toetreding van landen uit OostEuropa wilde men het Europese continent herenigen. In 2004 traden Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slovakije, Hongarije, Slovenië, Malta en Cyprus toe. Nooit eerder werden zoveel landen tegelijk lid. In 2007 volgden Roemenië en Bulgarije. En Kroatië ten slotte in 2013.


EINDTERMEN Onderstaande lijst bevat een overzicht van de belangrijkste eindtermen die met de ‘Europakoffer’ bereikt worden.

WERELDORIËNTATIE 1.24 De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu; 4.4 De leerlingen kunnen illustreren dat welvaart zowel over de verschillende landen in de wereld als in België ongelijk verdeeld is. 4.15 De leerlingen kunnen illustreren op welke wijze internationale organisaties ernaar streven om het welzijn en/of de vrede in de wereld te bevorderen. 4.16 De leerlingen weten dat Vlaanderen één van de gemeenschappen is van het federale België en dat België deel uitmaakt van de Europese Unie. Ze weten daarbij dat elk een eigen bestuur heeft waar beslissingen worden genomen. 5.8 De leerlingen kunnen aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is, en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert. 6.2 De leerlingen kunnen in een praktische toepassingssituatie op een gepaste kaart en op de globe evenaar, de polen, de oceanen, de landen van de Europese Unie en de werelddelen opzoeken en aanwijzen. 6.9 De leerlingen kunnen aspecten van het dagelijks leven in een land van een ander cultuurgebied vergelijken met het eigen leven. 6.11 De leerlingen kunnen een atlas raadplegen en kunnen enkele soorten kaarten hanteren gebruik makend van de legende, windrichting en schaal. 7 De leerlingen kunnen op hun niveau verschillende informatiebronnen raadplegen.

ICT 1 De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ict en zijn bereid ict te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren. 2 De leerlingen gebruiken ict op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier. 3 De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ict ondersteunde leeromgeving. 6 De leerlingen kunnen met behulp van ict voor hen bestemde digitale informatie opzoeken, verwerken en bewaren.

SOCIALE VAARDIGHEDEN – domein relatiewijzen 1.5 bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken. 1.6 De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.

SOCIALE VAARDIGHEDEN – domein samenwerking De leerlingen kunnen 3 samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.

LEERGEBIEDOVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN – LEREN LEREN De leerlingen kunnen 2 op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken;


3 op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken; 4 eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen; 6 op hun niveau leren met: nauwkeurigheid, efficiĂŤntie, wil tot zelfstandigheid, voldoende zelfvertrouwen, houding van openheid en kritische zin.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.