4 minute read

de uitspraak 1

Next Article
Legenda Symbolen

Legenda Symbolen

1.01 THEORIE

Het goed kunnen uitspreken van woorden en klanken bij een vreemde taal is erg belangrijk. Daarom begint dit eerste hoofdstuk met het bespreken van de uitspraak.

Advertisement

Wanneer je Duits praat, is het belangrijk dat je goed articuleert. Dat wil zeggen dat je bij het praten heel goed met je lippen beweegt. Daardoor ga je duidelijker en ook veel krachtiger praten. Wanneer je Duits praat, moet je het gevoel hebben, dat je overdreven aan het praten bent. Door zo nadrukkelijk te praten, worden sommige medeklinkers zoals p, t en k anders uitgesproken dan in het Nederlands. Doe je lippen maar eens stevig op elkaar en spreek maar eens een ‘p’ heel krachtig uit. Dan hoor je achter deze ‘p’, ‘t’ en ‘k’ een ‘h’. De naam ‘Peter’ wordt in het Duits uitgesproken als ‘P(h)et(h)er’ en ‘een kopje koffie’ spreek je uit als ‘eine T(h)asse K(h)affee’.

Om je bij de uitspraak van het Duits te helpen, staan in dit hoofdstuk best wel veel uitspraakoefeningen. De oefeningen kun je ook beluisteren op de site. Je luistert eerst naar de uitspraak van een woord. Dan is er een pauze waarin jij hardop

“Om je met de Duitse uitspraak te helpen, staan op de site van Scholar enkele oefeningen” het woord uitspreekt. Daarna hoor je dit woord nog een keer. Merk je dat je het woord precies zo hebt nagesproken, dan herhaal je de uitspraak en ga je verder met het volgende woord. Maar hoor je dat je het woord niet goed hebt uitgesproken, dan streep je dit woord aan of je kleurt dit woord met een marker. Aan het eind van de oefening of op een later tijdstip oefen je deze woorden nog een keer en controleer je of je de juiste uitspraak goed hebt onthouden. Het beste is om samen met een medestudent de uitspraak te oefenen waarbij je elkaar verbetert. schön is de manier hoe je dit woord schrijft. [sjeun] is de manier hoe je dit woord uitspreekt.

Plaats een kurk tussen je tanden. Spreek één minuut over een willekeurig onderwerp. Klank en uitspraak klinken dan heel gek. Als je de kurk tussen je tanden vandaan haalt, zul je merken dat je ineens heel veel ruimte in je mond ervaart. Jouw articulatie past zich vanzelf aan. En nu klinkt het heel duidelijk en pittig!

Om je nog beter bij het oefenen van de uitspraak te helpen wordt in deze methode nog een extra ‘hulpmiddel’ gebruikt. Achter het Duitse woord staat dan tussen vierkante haakjes [ ] hoe het woord wordt uitgesproken. Dat ziet er een beetje gek uit en je zult hier even aan moeten wennen.

Tot slot nog twee hulpmiddelen bij deze aparte manier, om je te helpen bij de uitspraak: bij woorden met meer dan één lettergreep - wordt tussen de lettergrepen een verbindingsstreepje geplaatst en - de lettergreep waarop de klemtoon ligt, wordt onderstreept.

Voorbeeld: Het woordje ‘mooi’ vertaal je in het Duits met ‘schön’. Hierachter staat dan de uitspraak geschreven als [sjeun].

Voorbeelden: de uitspraak die Aussprache [aows-sjpraa-che] de omgeving die Umgebung [oem-gee-boeng] vertrekken abfahren [ap-faa-ren] Duitsland Deutschland [doitsj-lant] de leraar der Lehrer [lee-rer] de lerares die Lehrerin [lee-re-rin]

Het is belangrijk, dat je in dit hoofdstuk al meteen veel leert over hoe je woorden in het Duits correct uitspreekt. Oefen de woorden bij de theorie en uitspraakoefeningen met behulp van de audio-opnames op de website van Scholar: www.scholarvof.nl. Lees de woorden, luister tegelijkertijd naar de audio en spreek de woorden dan hardop na.

woordenlijsten (D-N) 2.01

Leer de woordenlijsten Duits-Nederlands die Sehenswürdigkeit de bezienswaardigheid die Stadt - die Städte de stad - de steden das Bundesland de deelstaat die deutsche Einheit de Duitse eenwording das Gebirge het gebergte wandern lange wandeltocht maken das Schloss het kasteel das Märchen het sprookje die Kreidefelsen de krijtrotsen der Freizeitpark het attractiepark die Achterbahn de achtbaan der Bau de bouw dauern duren die Insel het eiland wunderschön prachtig bis tot (bij tijd en plaats)

Duitsland: steden, bezienswaardigheden en feesten (1) 2.02 a Diese sehr bekannte Sehenswürdigkeit in der Hauptstadt von Deutschland ist für viele das Symbol für die deutsche Einheit. c Dieses Schloss in Bayern sieht aus wie ein Märchenschloss. Jedes Jahr besuchen 1,5 Millionen Touristen diese Sehenswürdigkeit. e Dieser supergroße Freizeitpark hat mehr als 100 Attraktionen, darunter dreizehn (!) Achterbahnen. g Diese Kathedrale ist eine der größten in der Welt. Der Bau hat vom Jahr 1248 bis 1880 gedauert. b Dieses 2.962 Meter hohe Gebirge ist das höchste Gebirge in Deutschland. Hier kann man herrlich wandern und Ski fahren. d Der größte Seehafen von Deutschland steht in Europa hinter Rotterdam und Antwerpen auf Platz 3. f Dieses größte Volksfest in Europa wird mit viel Bier und Musik gefeiert und dauert 1618 Tage. h Auf dieser Insel in der Ostsee befinden sich diese wunderschönen Kreidefelsen, die bis 118 Meter hoch sind. foto letter a-h de Duitse namen van bezienswaardigheden, attracties of feesten

Bekijk de kaart van Duitsland met de deelstaten en de foto’s die betrekking hebben op bezienswaardigheden, attracties en een feest. Lees daarna de omschrijvingen a-h en zoek eventueel verdere informatie op internet. Vul nu de tabel in. Schrijf achter elk cijfer van de foto de letter van de omschrijving en daarnaast de Duitse naam van de bezienswaardigheid, attractie of feest.

werkwoorden (1) - de tegenwoordige tijd

Wanneer we een Duits werkwoord vervoegen, gaan we steeds uit van de stam. We vinden de stam van een werkwoord door ‘-en’ van het hele werkwoord af te halen.

wonen - wohnen - stam = wohnkomen - kommen - stam = komm-

Achter de stam komen dan de uitgangen. Bij de vervoeging van werkwoorden gaan we steeds uit van de volgende personen: ik ich jij du persoonlijke voornaamwoorden in het enkelvoud hij / zij / het er / sie*1 / es wij wir jullie ihr persoonlijke voornaamwoorden in het meervoud u / zij Sie*2 / sie*3 ich wohn - e du wohn - st er / sie*1 / es wohn - t wir wohn - en ihr wohn - t

De vervoeging van het werkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.)

Sie*2 / sie*3 wohn - en

Opmerkingen: zij - sie*1 een vrouwelijk persoon

Mijn vriendin uit Duitsland heet Erika ich komm - e du komm - st er / sie*1 / es komm - t wir komm - en ihr komm - t

Sie*2 / sie*3 komm - en u - Sie* 2 beleefdheidsvorm zij - sie* 3 meerdere personen

Meine Freundin aus Deutschland heißt Erika en zij woont in Aken. und sie wohnt in Aachen.

Meneer Bachmann, woont u in Düsseldorf? Herr Bachmann, wohnen Sie in Düsseldorf?

Mijn vrienden uit Duitsland heten Bernd

Meine Freunde aus Deutschland heißen Bernd en Jürgen en zij wonen in Keulen. und Jürgen und sie wohnen in Köln.

2.04 werkwoorden (1) - vervoegen in de o.t.t. (rijtjes) bezoeken - besuchen zeggen - sagen opbellen - anrufen ich rufe an du er/sie/es wir ihr Sie/sie schrijven - schreiben leren - lernen meedelen - mitteilen ich teile mit du er/sie/es wir ihr Sie/sie

Vervoeg de werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd. (o.t.t.) Schrijf steeds de hele werkwoordsvorm op.

This article is from: