‘geluks-‐steen’
Weg
Ik werd wakker van de voordeur die dicht ging, ik keek op mijn wekkertje die op het nachtkastje. Half 10 in de ochtend. Gaat hij nu al tennissen? Het is nog zo vroeg. Hij ging altijd op zaterdag tennissen, maar nooit zo vroeg. Ik sprong uit mijn bed en loerde door de luxaflex voor het raam, de deur van de auto sloeg dicht, de motor werd gestart en ik zag de Volvo de straat uitrijden. Hij was weg. Ik merkte dat ik een soort opluchting voelde en schaamde me er een beetje voor. Het is wel papa, mijn papa. Ik keek rond in mijn oranje geverfde kamer, de grootste van het huis en ik was er trots op. Het driedelige bureau dat in de hoek stond zag er netjes en symmetrisch uit. Ik wist dat als papa terug kwam ik daar mijn rekensommen moest gaan maken. Ik haat rekenen en zeker als papa het nakijkt om vervolgens boos te worden wanneer ik er 4 fout heb. Een diepe zucht ontsnapte uit mijn mond en ik bedacht me dat het tijd was om te ontbijten. Ik moet om twee uur bij vioolles zijn, ik hoop dat mama meegaat. Ik trok mijn badjas aan en liep naar beneden. Mama zat aan de eettafel en staarde naar haar kopje koffie, ze keek een beetje verdrietig en leek mijn aanwezigheid niet op te merken. “Goede morgen mama” zei ik zachtjes en gaf haar een kus op haar wang. Ze leek uit haar trance te komen en begroette me. Ik liep naar de keuken om thee te zetten voor mezelf, smeerde een boterham en ging bij haar aan tafel zitten. “Gaat het wel mam, je kijkt zo treurig.” “Ja hoor liefje het gaat prima, heb je zin in je vioolles?” Ik mompelde “ja” en nam een hap van mijn broodje, “Brengt papa me vandaag?” Het was even stil en mama’s treurige blik kwam terug, “Nee, ik breng je vandaag.” zei ze met een verbeten glimlach. Na het ontbijt was ik gaan douchen en had ik me klaargemaakt om te gaan, met mijn vioolkist in mijn hand liep ik richting auto. Onderweg bleef
het akelig stil en eenmaal aangekomen bij het huis van mijn vioolleraar bedacht ik me dat papa nog niet thuis was gekomen. “Mam, hoe laat komt papa thuis?” Stilte. “Papa is eventjes weg, voor een paar weken.” Yes bedacht ik me snel, dan ben ik alleen met mama. “Waar gaat hij dan naartoe?” Weer stilte. “Hij is naar Hans en Edwin. Kom we moeten naar binnen je les begint zo.” Iets klopte er niet, maar ik kon me niet bedenken wat. Papa zou toch niet zomaar weggaan zonder wat tegen mij te zeggen? Ik besloot me er bij neer te leggen, het zal wel niets zijn. Twee weken gingen voorbij en papa was er nog niet, ik had mama al een paar keer zacht horen snikken en ik begon te vermoeden dat er wat fout zat. Iedere keer dat ik vroeg wat er was wuifde ze het weg. “Er is niets liefje, mama is gewoon een beetje moe en verdrietig.” “Mis je papa een beetje?” Ik zag haar gezicht veranderen naar een uitdrukking alsof ze een steek kreeg. “Ja, wel een beetje. ” Ik vond dat papa al best lang weg was, maar ik had het nog steeds gezellig met mam dus besloot er maar niet naar te vragen. Maar na vier weken had ik er genoeg van. Er kwamen vriendinnen van mama over de vloer die haar troostend toe spraken. “Hij is gewoon een lul!” “Ja, helemaal mee eens, hij weet niet wat hij weggooit!” Tijdens het avondeten, toen iedereen weg was, zaten mama, mijn zussen en ik aan tafel en ik besloot nog een laatste keer te vragen wanneer papa terug kwam. Weer kreeg ik een vaag antwoord, ik keek naar mijn zussen en zag een treurige blik over hun gezicht glijden. Nu was ik er klaar mee. Ik sloeg met mijn vuist op tafel, “KAN IEDEREEN OPHOUDEN MET LIEGEN EN ME VERTELLEN WAT ER GODVERDOMME AAN DE HAND IS!?” Stilte. Mijn zus pakte mijn hand om me te kalmeren, maar ik was te boos en trok m’n hand weg. “ WAAR IS PAPA!?” Stilte. Mama opende haar mond “liefje..” “ Papa is bij ons weg gegaan.. “
GEZOEM
Ik was een jaar of zes en ik had afgesproken met een vriendinnetje. Ze kwam bij mij spelen. We besloten naar het park te gaan en hadden natuurlijk ook wat brood meegenomen om de eendjes te voeren. Eenmaal aangekomen bij het park, renden we meteen naar de waterkant toe op enthousiast alle eendjes eten te geven. Na ongeveer 5 minuten hoorden we allemaal gezoem, al snel kwamen we erachter dat we in een soort bijenkorf waren gaan staan. Natuurlijk hebben we het snel op een rennen gezet, maar dat mocht niet baten. Een hele zwerm vloog achter ons aan, de hele weg naar huis. Dat vriendinnetje was gestoken. Ik niet, maar heb er wel een flink trauma aan overgehouden.
SOAD Zaterdagmiddag rond 14:00 uur. (2013) Ik zat thuis achter de computer te gamen en een beetje chatten met vrienden in de groepschat. Ik kreeg opeens een privé bericht van een van mijn vrienden. Hij vroeg of ik met hem mee wilde naar een concert van een band waar we heel vaak naar luisterden. In het Ziggodome, het gebouw was toen net klaar. System of a Down schreef mijn maat. Opeens schoot mijn hoofd vol van blijdschap. 60 euro zei hij. De blijdschap zakte abrupt weg. 60 euro dacht ik bij mezelf. De enige optie was geld van m’n ouders. Ik liep gelijk naar ze toe, blijkbaar met hele vragende ogen, want voordat ik aan mijn smeekbede begon, vroeg mijn moeder al om hoeveel geld het ging. Ik vertelde ze de datum, de naam van de band en het bedrag. Mijn moeder zei gelijk ja en mijn vader ook. Ze wisten hoe gek ik op die band was. Ik snel me weer terug naar de computer om het goede nieuws aan mijn maat te vertellen.
28/8/13 De dag van het concert was eindelijk aangebroken, na een paar maanden verheugen, was het eindelijk zo ver. Ik en mijn maat Gus gingen met z’n tweeën naar het Ziggodome in Amsterdam. We gingen eerst nog even een jointje roken tegen de stress. We kwamen toevallig nog een docent tegen van Gus (die overigens knetterstoned was). Er stond een immense rij met allemaal mensen die volledig bedekt waren onder de tatoeages. We liepen de gigantische zaal in met veel verlichting en een gigantisch podium. Het concert was begonnen, eerst kwam er een voorprogramma, ik ben de naam vergeten zo slecht als dat ik die band vond. Toen System of a Down het podium op gelopen kwam, schreeuwde het hele publiek de zaal doof van blijdschap. Iedereen ging helemaal los, wij stonden bijna vooraan een beetje aan de rechterkant van het podium. We hadden onze tas meegenomen want de garderobe was 3 euro, het was meer uit principe dan dat het daadwerkelijk te duur voor ons was. Alleen Gus was zo slim om het voorvakje van zijn tas open te laten staan en verloor zo zijn telefoon, portemonnee, wiet en shag. Het was een zware teleurstelling, een beetje de moodkiller van de avond, maar er was niks meer aan te doen. Het concert was afgelopen en we werden opgehaald door de ouders van Gus. De volgende dag hebben we gebeld naar het Ziggodome samen met zijn ouders, gelukkig waren zijn telefoon en portemonnee gevonden, maar niet zijn shag en wiet, dit kwam ontzettend goed uit aangezien zijn ouders niet mochten weten dat hij rookte en al helemaal niet dat hij blowde.
Video van het concert, hier waren wij bij. https://www.youtube.com/watch?v=SNTZ-‐l0QINo
Plan mislukt Ik was elf jaar oud en ging voor de tweede keer naar turnkamp. Elke dag turnden wij vier uur. Met vallen en opstaan kwamen we de dag door. Na de saaie corveetaken, waren we vrij. Joany, een meisje dat voor het eerst mee ging met onze groep, deed mee met mijn snode plannetje. Het plan was om in de avond naar de jongenstent te sluipen… Ons plan was simpel. We zouden heel stil zijn en ons verstoppen onder de stretchers, zodat de leiding ons niet zag. De controle bij onze tent was net geweest en we pakten onze kans. Trillend van de zenuwen en zoekend door het bos op onze blote voeten slopen wij langs de tenten, stekels prikten in mijn voeten. Na seconden, die uren leken, vonden wij de juiste. Snel kropen wij
onder de stretchers, de grond hard en prikkend door het zeil. Na een paar seconden hoorden we iets kraken en ging de rits open. Controle! Flitsend licht prikte in mijn ogen, het licht van een zaklamp. Adrenaline gierde door mijn lijf. Yes! Niet gesnapt. Joany raakte in paniek en rende de tent uit. Wat nu? Ik rende achter haar aan, gekraak onder mijn voeten. Nog een paar meter en we lagen veilig bij onze groep, maar tot onze schrik werden we gesnapt. Als straf moesten we in onze pyjama twee uur lang buiten in de kou zitten, onze voeten zagen zwart van de modder. Daar zaten we dan: Bibberend van de kou, wachtend tot onze verschrikkelijke straf er op zat, de tijd kroop voorbij.
KAPSALON
Ik was eindelijk klaar met school en rij in de auto, die volgeladen is met mijn broertjes, zusjes en ouders, de straat in. Als de auto tot stilstand komt duw ik de zware deur direct open en storm tegen de voordeur aan, ‘EERSTE!’ roep ik luid terwijl mijn broertjes en zusjes langzaam aan komen kakken aangezien ze toch niet meer als eerst bij de deur kunnen zijn. Mijn moeder opent de deur, ik gooi de inhoud van mijn tas op het aanrecht, berg de tas vervolgens op en ren via de achterdeur naar buiten onderweg naar mijn buurmeisje met wie ik elke dag speel. Ik bel aan en ze komt direct al bij de voordeur, in al haar enthousiasme
vergeet ze hoi te zeggen en trekt ze me mee naar de garage waar een soort kapsalon gebouwd is. ‘Ga zitten Elo, ik ben vandaag de kapster.’ Ik neem plaats op de zwarte stoel met wieltjes en zie mezelf in de spiegel voor me. Ze pakt een nepschaar en begint rustig aan mijn haar te trekken. ‘Weet je wat mooi zou zijn? Als je pony eraf kon.’ Ik twijfel even maar vind het een hartstikke goed idee. ‘Is goed’ reageer ik cool ‘pak maar een echte schaar. ‘Mag dat wel van je moeder?’ ‘Natuurlijk, dan hoeft mijn moeder het niet meer te doen!’ ze pakt een grote stofschaar en knipt de helft van mijn pony eraf. Ik zie het en heb direct spijt.
Slapen met dolfijnen
In de zomer van 2009 ging ik samen met mijn vriendin Lotte slapen bij het Dolfinarium. We zaten bij elkaar in groep 8 en keken er het hele schooljaar naar uit. De moeder van Lotte bracht ons begin van de ochtend naar het Dolfinarium in Harderwijk. Daar werden we bij de personeelsingang opgevangen door onze begeleiders. Nadat iedereen aangekomen was, moesten we afscheid nemen van onze ouders. Gezamenlijk met de groep van ongeveer vijftien kinderen gingen we eten bij een van de restaurants in het Dolfinarium. We aten een frikadel en patat. Na het eten gingen we naar de viskeuken waar de begeleiders informatie gaven over de vissen die ze als voer gebruikten voor de verschillende dieren. Iedereen mocht twee vissen meenemen die we zouden gaan voeren aan de zeehonden. Ik weet nog dat het vis heel vies voelde. Toen het park gesloten was gingen we onze slaapspullen klaarleggen bij de dolfijnen. In de avond gingen we opzoek naar krabben en kreeften. Het weer was erg slecht, het begon te onweren en hard te waaien.
De volgende dag kregen we een rondleiding bij het dolfijnendomein. In de middag mochten we met een bootje varen op het buitenverblijf van de dolfijnen. Het was een superleuke ervaring. Na het varen gingen we naar de opvang van bruinvissen en mochten we een bruinvis bewonderen. We gingen een spelletje doen op het strand in teams met een neppe bruinvis. We moesten hem redden van het strand. Begin van de avond werden wij opgehaald door mijn moeder. Het was een super speciale ervaring die ik nooit zal vergeten!
Ik was ongeveer vijf of zes jaar en het was zomer. Ik vroeg aan mijn moeder of ik iets mocht hebben. Snoep of koek. Toen zei ze: “Nee, we gaan zo eten.” Ik werd heel boos, want ik wilde het wél hebben. Mijn moeder maakte zich
niet zo druk om wat ik vond, want ze liep door de open achterdeur naar de achtertuin. Ik besloot om de deur op slot te doen, omdat ik boos was. Mijn moeder klopte op het raam en wilde dat ik open deed. Dat deed ik natuurlijk niet. Mijn moeder ging naar de
buurman, want hij had de sleutel van onze voordeur. Ze ging via de voordeur naar ons huis om open te doen en stond ze ineens achter me. Ik schrok zo erg dat ik moest huilen.
Op slot
VOGEL I
k keek over een lang, uitgestrekt grasveld. Zelf stond ik op de heuvel
aan de zijvlakte. Mijn met gel omhoog gehouden kuifje bewoog licht in de wind. Naast me stonden Youri en Wesley, twee goede vrienden van me. Mijn gedachtes zaten nog vol van de lange schooldag, maar het hoefde nooit meer dan een paar minuten te duren voordat deze allemaal verwaaid waren in de koude novemberwind. Dit was meer dan een dagelijkse bezigheid voor ons. We hadden eindelijk een plek – een grasveldje – gevonden in onze buurt waar we onze hobby in alle rust en veiligheid konden uitvoeren, namelijk boogschieten met zelfgemaakte bogen. ‘Wes, mijn veer zit los. Heb jij garen bij je?’, opperde ik. Mijn vinger streek over de loshangende ganzenveer aan het uiteinde van één van mijn pijlen. De dunne schacht, opgevolgd door een uit hout geslepen punt gaf de pijl een galante aanblik. ‘Hier man, het zijn wel taaie garen. Je kunt ze het beste afbijten als je genoeg uitgerold hebt’, sprak Wesley. Hij overhandigde me een klein rolletje met dunne, donkerrode gare. Ik had liever zwart gehad, aangezien de pijl wit was. Ik sloeg mezelf vervolgens voor mij kop dat ik weer zo precies kon zijn. ‘het helpt in de toekomst, wanneer je een baan krijgt..’, hoorde ik de stem van mijn ouders weer door mijn hoofd razen. Echter kon perfectie ook een tegenpunt hebben, namelijk dat het lang duurde voor je iets voor naar jouw zin en smaak voor elkaar kreeg.
Toch nam ik genoegen met rode garen. Ik ging op mijn hurken zitten en voelde de kracht van de jeugd door mijn botten heen gieren. Als elf jarige wilde ik niets liever als buiten met vrienden zijn en gebruik maken van mijn boog. Urenlang hebben we gezocht naar goede houten takken tot we er alle drie eentje hadden. Het aanspannen hielpen onze vaders mee en het mooiste van allemaal – de pijlen maken inclusief veren zoeken deden we helemaal zelf. ‘Gozer, zie je die vogel daar?’ Wie het verst uit de buurt is zegt morgen tegen Freeze in zijn gezicht dat hij een eikel is’, er klonk gelach, ik lachte mee. Freeze was de conciërge van onze school, maar verder niets meer dan een stuk verdriet. Hij was alleen maar uit op het in de problemen brengen van leerlingen die net buiten de al trieste schoolregels traden. Ik stond weer op, naast mijn vrienden. Schouders aan elkaar, blik vooruit gericht op het zwarte puntje waarvan ik nog maar net een kraai kon onderscheiden. Hij huppelde nietsvermoedend en dolvrolijk over het vochtige, gecondenseerde gras. Het arme beest... Ik schoof een pijl uit mijn pijlenkoker. De koker was gemaakt van een smalle, lange grijze pvc buis waar een touwt doorheen geregen was. De onderkant was een verbindingsstuk van een bocht op gedraaid, waardoor de pijlen er niet uit schoven aan de onderkant. Ik vingers klikte de gleuf van de houten pijl door het geregen touw dat mijn boog op spanning zette. Mijn vingers sloten zich rond het touw. Ik trok mijn vingers tot mijn oor en keek over de lengte van mijn boog het veld over. In mijn ooghoeken zag ik hoe mijn twee vrienden hetzelfde deden. We stonden dicht naast elkaar, om met onze ridderlijke en avontuurlijke fantasie een boogschutters linie na te bootsen. ‘Hold…steady….FIRE!’ schreeuwde Youri het veld over. Mijn vingers openden zich en de pijlen floten over het veld heen…. .. precies zoals onze jeugd in een mum van tijd voorbij floot. Arme vogel.
Middag in de boomhut De schapen in de stal staan te wachten op hun eten als Jasmina en ik wakker worden van het geblaat dat zich door de ramen en muur weet te wringen om onze kamer te vullen met het geluid van een natuurlijke wekker. Zodra onze ogen gewend zijn aan het licht, stormen we de douche in om onze tanden te poetsen en ons haar te doen. We denderen de trap af, smeren een broodje en pakken de eerste de beste ketelpakken van de kapstok om ons klaar te maken voor de boerderij. We zoeken naar de juiste maat laarzen, geven de kittens een schaaltje melk en vinden onze weg door de stallen naar het weiland.
Eigenwijs dat we zijn, kijken we voorzichtig om ons heen of de boeren ons kunnen zien en glippen, zodra we kunnen tussen de ijzeren hekken door en rennen over het weiland richting het maisveld toe. Verstopt tussen de bomen die het weiland van de maisvelden scheidt, hangt een wankele boomhut zo’n twee meter boven de grond te wachten op ons gezelschap. Eenmaal genesteld op de schommelstoel, merken we een klein doosje op. Mijn zusje haalt het voorzichtig tevoorschijn. Een schoenendoos. Het is een grijze versleten schoenendoos. Benieuwd naar de inhoud, haal ik de deksel van de doos af en schuif deze weer onder de stoel. Op onze knieën bewonderen we vele botjes die ooit deel uitmaakte van verschillende dieren. Mijn moeder was niet zo blij met onze vondst en stuurde ons heel gauw weg om de botten weer op te bergen in de boomhutten. Wij vonden de botjes zielig en omdat we geen schepjes hadden om ze te begraven, besloten Jasmina en ik de botjes ‘’leven’’ in te blazen door er weer dieren van de maken. De hele middag hebben we onze concentratie gebundeld om van de kleine botten volledige skeletten te maken. Helaas is dit niet gelukt. De schoenendoos hebben we weer met de botjes onder de stoel geschoven en meer dan een paar foto’s, een herinnering en een interessante dag, zijn wij niet rijker geworden van deze middag in de boomhut…
Ik heb op twee basisscholen gezeten, omdat de eerste moest sluiten door geldproblemen. Gelukkig ging 90% van m’n oude klas mee naar de volgende omdat het de beste keuze was. Op deze school die Het Volle Leven heet ging het goed. Ik had het er erg naar mijn zin en het was heel gezellig. Maar er was 1 iemand in de klas die best wel raar was. Hij heette Brandon en hij volgde mij en mijn vriendengroep altijd,
terwijl we hem niet echt aardig vonden ofzo. Ook was hij erg schijnheilig. Hij schold ons altijd uit en als we dan iets terug deden dan rende hij altijd gelijk naar de meester toe. Op een dag waren we het een beetje zat, omdat hij ons uit aan het schelden was en hij ook nog eens met grote takken begon te gooien naar ons, dat ik het nodig vond hem ff op z’n gezicht te slaan. Hij rende toen naar de meester toe en toen moesten we met z’n allen strafwerk gaan maken.
schijnheilig
De Koe Het was een rustige zomerdag. Niks aan de hand in mijn kleine dorpje. Als er iets gebeurd, weet het hele dorp dat meteen binnen een uur. Dus zo ook, wat er op deze rustige zomerdag gebeurde. Ik was ongeveer 8 jaar, denk ik. Ik was buiten aan het spelen, in de grote speeltuin in mijn buurt. Samen met de andere kinderen die in mijn buurt wonen. Niks aan de hand. Tot we ineens geloei hoorde, jawel, geloei van een koe. Nou is dit meestal geen probleem. Mijn dorpje is omringd door weilanden dus we horen wel vaker geloei van koeien. Maar dit keer was het anders. Het was dichterbij, het klonk luider en wilder. We keken op van wat we aan het doen waren, om ons heen, waar kwam het geluid vandaan. Een paar seconden later zagen we het: een loslopende koe. Nou hadden de meeste van ons wel vaker een koe van
dichtbij gezien, maar achter een hek. Achter de koe aan rende de oude boer. Dat ging niet zo gemakkelijk, want de boer was al aardig oud. Naast de boer, renden er ook andere mensen achteraan, met een touw met een lasso. Ik schrok me dood en de andere kinderen ook. We renden weg van de koe. Iedereen gillend naar hun eigen huis. Ik belde snel aan bij mijn huis, mijn moeder deed gelukkig snel open en ik rende meteen de trap op, met mijn ouders naar boven, zodat ik vanuit hun raam de koe door de straat kon zien rennen. Uiteindelijk is de koe uit mijn zicht verdwenen en heb ik gehoord dat ze de koe hebben kunnen vangen en hebben teruggezet in de wei. Het was een avontuurlijk dagje. Niet alleen voor mij, maar zeker voor de koe.
Varen In 2006 was ik beste vriendinnen met Sabine en Samantha. We spraken iedere dag van de week af om van alles te doen. We speelde computerspelletjes op de computer, danste mee op videoclips die op TMF afgespeeld werden, hielden sleepovers en hebben ook een periode heel erg veel gevaren. Op een warme zomerdag besloten we met z’n drie te gaan varen in een opblaasbootje dat Sabine had gekregen van haar ouders. We zijn naar de Vomar gegaan om wat eten te kopen voor in de boot en hebben toen de boot vanaf de boerderij waar Sabine woonde naar de sloot getild. Daarna zijn we door de sloten van
Schagen gaan varen. We begonnen in de buurt van het industrieterrein maar voeren een kant op waar drie zwanen zwommen. We werden bang dus besloten vervolgens snel weg te varen. Vervolgens hebben we de hele dag gevaren tot we in de namiddag twee jongens tegen kwamen die ook aan het varen waren. Ze stelde zichzelf voor als Piet en Klaas. Wij geloofden niet dat ze zo heetten, wij vonden het hele onwaarschijnlijke namen omdat ze zo ouderwets waren. We hebben vervolgens nog even met hun gebabbeld en besloten toen weer richting de boerderij waar Sabine woonde heen te gaan. Vervolgens hebben we een foto (nu de dag heet dat: een selfie gemaakt) en die op hyves gezet met de tekst “Varen met onze vaarmaatjes Piet en Klaas was tof.”
skaten Ik loop met mijn vader door de rustige straten van Lisserbroek. Ik kijk om me heen, mooie bloemen op het grasveld naast me. Ik hoor de bijtjes zoemen en vogeltjes fluiten. Ik ruik de geur van vers gemaaid gras. We lopen richting het dorpsplein waar sinds kort een half-pipe staat. Papa wilt mij leren skaten, hij heeft Vans voor me gekocht. Ik vind het jongens schoenen. Met trillende benen stap ik de half-pipe op. Papa zet me op mijn skateboard en rent met mij mee terwijl hij me vooruit trekt. Langzaam kom ik hoger en hoger. Ik gil dat ik niet wil, dat ik het eng vind. Papa raakt ge誰rriteerd en zegt dat ik me niet zo moet aanstellen.
Toen ik ongeveer 4/5/6 jaar was had ik een oom die met zijn gezin bij on thuis woonde. Zijn gezin bestond uit zijn vrouw: Desi, zijn dochter: Shanine en zijn zoon: Anthony. De naam van mijn oom is Oshi (je spreekt het uit als Osjie). Zij woonden bij ons thuis omdat zij op zoek waren naar een woning. Na enige tijd hadden ze een mooi huis gevonden. Niet in Den Helder maar in Leusden. Omdat wij nog steeds goed contact met hun hadden, reisden wij 1 keer per maand naar Leusden om hen te bezoeken. Ik heb al vanaf kleins af aan een soort bewondering voor ganzen en zwanen; ik vind ze echt super mooie, coole en grappige vogels. Tegenover het huis van mijn oom was een sloot; een vieze, net niet te diepe sloot. Op een dag toen mijn oma, opa en ik daar weer waren, zag ik een gans. Gek als ik ben vond ik het leuk om naar de gans toe te rennen om ermee te kunnen spelen. Zoals elke gans rende deze snel naar de sloot.... En ik er achter aan. Je raadt het al, ik was veel te enthousiast en liep achter de gans aan de sloot in. Op die leeftijd kon ik nog niet zwemmen dus ik kon maar 1 ding doen: zinken. Ondertussen was iedereen al een beetje naar binnen gegaan maar gelukkig kwam mijn oma naar buiten om te kijken wat ik aan het doen was. Ze vertelde me dat ze alleen nog mijn handje boven water
zag en toen snel naar me toe rende om mij uit het water te halen. Zelf kan ik me niet meer herinneren wat ik op dat moment dacht, zag of voelde. Ze haalde mij uit het water en ik moest regelrecht de douche in, met kleren en al. 5 wasbeurten en 1 douchegel fles later, was de geur voor het grootste deel uit mijn haar en kleren. Omdat ik daarna zo geschrokken was gingen we als troost met zijn allen eten bij de McDonalds. Toen was alles weer goed. :)
Ganzen
De jongen in de trouwjurk
Elke maandag ging werd ik door mijn moeder naar de peuterspeelzaal gebracht. Ik was denk ik een jaar of drie. Met veel plezier ging ik er heen om met andere kinderen te spelen. Op een dag ontmoette ik een jongen genaamd Bas. We speelden veel samen en op een gegeven moment vroeg hij aan mij: ‘Zullen we gaan trouwen?’ ‘Ja, ’antwoordde ik. Samen liepen we naar de verkleedkist. We zochten naar een
mooie jurk voor onze trouwdag. Na een tijdje zoeken hadden we een mooie roze trouwjurk gevonden. Tot mijn verbazing mocht ik hem niet aan, want Bas had hem zelf al aangetrokken. ‘En ik dan?,’ vroeg ik. Hij keek me even aan en dook toen terug in de verkleedkist om voor mij ook een jurk te pakken. Daar stonden we dan, samen in dezelfde roze trouwjurk. We besloten wat meer privacy op te zoeken voor onze bruiloft. We vonden dat ik een klein speelhuisje met een rood dak. Er stond een tafeltje in waar we aan gingen zitten. Toen zijn we getrouwd. En deden we dat elke maandag. Vrijdag was voor mij de tweede dag dat ik naar de peuterspeelzaal ging. Helaas was Bas er toen nooit. Daarom trouwde ik op vrijdag altijd met Jeroen. Voor de afwisseling.
Prik
Het was groot, het was koud en ik was er doods bang voor. Aan de rand van het noorderpark. Het was misschien niet de beste keuze van mijn moeder om mij te vertellen dat ik naar de dokter zou moeten voor een prik. Maar mijn moeder is nooit echt de slimste geweest. Niet dat ik daar iets op tegen heb. We kwamen het gebouw binnen, ik stond op mijn benen te trillen. Mijn knuffel hield ik strak tegen me aan. Huilend en gillend hoopte ik dat ik mijn moeder kon overhalen om terug naar huis te gaan. Ze keek me aan en vertelde me dat ik nu een grootte meid was en dat het helemaal geen pijn zou doen. Ik heb al eerder prikken gehad en de pierce van de naald, dat vond ik nou niet bepaald een fijn gevoel. Mama hield mijn handje vast en probeerde me rustig te maken. Zodra de dokter aankwam protesteerde ik, schreeuwen en gillen daar was ik vrij goed in. Ondanks mijn gegil wisten ze me op de stoel te krijgen. Ik maakte met de zuster een afspraak. Ze zou in mijn linker arm prikken. Drie tellen en in mijn linker arm. Dit stelde mij natuurlijk wat meer gerust. Ik haalde diep adem, de tranen nog in mijn ogen.
Een, Twee, Drie, Maar in plaats van mijn linker arm ging de naald mij rechter arm in. Ik was zo geschrokken dat ik niet voelde dat ze kort daarna ook in mijn linker arm prikte. Ik realiseerde dat het helemaal niet zo veel pijn had gedaan. Mama was trots op mij, en mijn knuffel ook. Wij kregen beide twee pleisters. Er zit nu na 9 jaar nog steeds plak aan de armen van mijn knuffel.
Bootjes
_____________________________________________________________________________________________________
Het speelgoed van het buurmeisje is altijd leuker. Dat vind ieder kind, dat is een feit. Zo vond ik dat ook. Ik was toen ongeveer 8 jaar en wij woonden toen nog met z’n allen in Papendrecht. Wij woonden in een hoekhuis aan het water. Na lang zeuren kregen wij eindelijk een bootje. Eerst zwemdiploma’s halen en dan werd er bootje gekocht. Wij hadden een blauw met wit bootje van hard kunststof, plastic materiaal. Een heel stevig bootje dus. De buren daar in tegen, hadden een rubber opblaasbootje, wat bij verre na niet stevig is. Natuurlijk vind je dat als kind zijnde leuker.
Ik ging bij mijn buurmeisje, Iris, in haar bootje. Na een tijdje wilde ik er weer uit en wij voeren naar de kant. Dat leek ons makkelijker, omdat dit ondiep was. Het was ondiep. En dat heb ik geweten. Er was 30 centimeter water en de rest was modder, drab en andere derrie. Ik moest op het randje van dat bootje stappen om uit te kunnen stappen en daar ging het mis. Iris bleef wel doorgaan met peddelen zodat de boot niet terug gleed. Helaas was dat tevergeefs. In plaats van alleen op het randje te staan, zette ik ook af op het randje. De boot schoot terug naar achteren en ik ging mee. En daar lag ik. Binnen een seconde was ik weer op de kant, want ik schrok mij kapot en dat water voelde zo verschrikkelijk koud en vies aan. Ik was er direct klaar mee en rende huilend naar huis. Ik zag mijn moeders gezicht al weer voor mij. Zuchtend en klagend. Ik was namelijk altijd degene die viel, vies werd, en met kapotte kleren thuis kwam. Ik liep de tuin in mijn ouders zaten op dat moment in de tuin. Mijn moeder zag mij als eerst en begon zo verschrikkelijk hard te lachen. Dat had ik dus nooit verwacht. Het enige wat ik op dat moment kon doen was, harder huilen.