93
Hoe komt dat toch?
Als de stem
> een ballon
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Blaas de ballon op. > Neem het uiteinde van de ballon aan de ene kant vast tussen de linkerduim en linkerwijsvinger, aan de andere kant tussen de rechterduim en de rechterwijsvinger. > Trek zowel naar links als naar rechts zodat er geen lucht ontsnapt. > Laat vervolgens af en toe wat lucht ontsnappen door heel eventjes je greep een beetje te lossen.
> Dit geluid ontstaat op dezelfde manier als het geluid dat jij maakt als je spreekt. > In ons strottenhoofd zitten twee elastische stembanden. Als je iets wilt zeggen, dan doet de uitgeademde lucht die stembanden trillen. > Als jij lucht laat ontsnappen uit de ballon, dan gaat het uiteinde van de ballon ook trillen, net als jouw stembanden. Door het uiteinde
> Je hoort een pruttelend geluid. > Naarmate je de greep minder of meer lost, krijg je een ander geluid.
verder of minder ver open te trekken, maak je verschillende geluiden.
94
Hoe komt dat toch?
Praten en roepen
> een chronometer of een horloge met secondewijzer dit heb je nodig
zo ga je te werk
1…2…3… 4…5…6
1… 2 … 3 … 4…
> Haal diep adem. > Tel van 1 tot … je geen adem meer hebt. > Ga na hoeveel seconden je daarvoor nodig had. > Haal diep adem. > Roep de cijfers van 1 tot … je geen adem meer hebt. > Noteer hoeveel seconden je daarvoor nodig had.
> Hoe harder je de stem doet klinken, hoe meer adem je verbruikt, hoe vlugger je dus buiten adem bent. hoe komt dat toch?
> Je kunt veel minder lang tellen als je dat doet met een roepende stem, dan als je je gewone stem gebruikt.
95
Hoe komt dat toch?
Met de tong in de hand
> een spiegel
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Neem plaats voor een spiegel. > Neem je tong vast tussen de duim en de wijsvinger. > Zeg hardop wie je bent, waar je woont, hoe oud je bent, hoe je
ouders heten en naar welke school je gaat. > Bijna niemand zal je begrijpen.
> Het geluid dat je produceert als je praat, ontstaat in het strottenhoofd. > Als je praat, doet de uitgeademde lucht de stembanden trillen. > Om van het geluid klanken, letters en
woorden te maken, heb je echter ook je mond, je lippen, je tanden en je tong nodig. > Blokkeer je de tong, dan gaat praten heel moeilijk.
96
Hoe komt dat toch?
Weerkaatsen
> een muur of een tunnel
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Zoek in de buurt van je huis of van de school een muur of een tunnel. > Roep hardop je naam door de tunnel of naar de muur.
> Als je roept, maak je geluidsgolven. > De golven zoeken een weg in de ruimte waar je je bevindt. > Als de geluidsgolven tegen een hindernis botsen, dan worden ze weerkaatst. Dat noemen we een echo. De weerkaatsing zorgt ervoor dat jijzelf het geluid opnieuw hoort. > Gladde, harde oppervlakken weerkaatsen het geluid het best, zachte oppervlakken slorpen de
> De echo zorgt ervoor dat je je naam opnieuw hoort. > Hoe langer de tunnel of hoe verder je van de muur verwijderd bent, hoe langer je moet wachten op de echo. geluidsgolven op en weerkaatsen het geluid dus bijna niet. Geluidsgolven leggen een afstand af. Hoe verder de hindernis van je vandaan is, hoe langer het duurt vooraleer je de echo hoort.
97
Hoe komt dat toch?
Met één oog dicht
> een kleine bal
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Leg de kleine bal op bijvoorbeeld een kast. > Ga op ongeveer vijf meter afstand van de kast staan. > Kijk naar de kast. Sluit één oog. > Wijs met de rechterwijsvinger naar de bal op de kast. > Houd de vinger stil. > Doe nu je ene oog weer open. > Je wijst naast de bal op de kast.
> Jouw ogen staan een stukje van elkaar. Je ziet een voorwerp met je ene oog dus een beetje anders dan met je andere oog. Er worden dus twee verschillende beelden naar de hersenen gestuurd. De hersenen maken daar één beeld van. > Dat wordt stereoscopisch zien genoemd of dieptezicht. Daardoor is het mogelijk voor ons om afstanden en diepte te kunnen schatten.
98
Hoe komt dat toch?
Reflex
> een proefkonijn
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Vraag iemand om naar jou toe te kijken. > Neem plaats op ongeveer ĂŠĂŠn meter afstand. > Plots klap je hard je handen in
elkaar, vlak voor de ogen van het proefkonijn. > Hij of zij zal onmiddellijk de ogen dichtknijpen en het hoofd wegdraaien.
> Als je plots in je handen klapt, dan nemen de hersenen van jouw proefkonijn dat op als een bedreiging. > Zij zullen meteen de opdracht geven
aan de oogleden om zich te sluiten en de oogbollen te beschermen. > Ook het hoofd krijgt van de hersenen een signaal om zich van het gevaar af te wenden.
99
Hoe komt dat toch?
Voelen dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> twee potloden met een niet te scherpe punt > kleefband > een proefkonijn > een blinddoek, bijvoorbeeld een sjaal > Met kleefband plak je de twee potloden tegen elkaar. > Blinddoek het proefkonijn. > Vraag hem of haar om jou te vertellen of je met één of twee
potloden ergens op het lichaam zult duwen. > Soms voelt je proefkonijn maar één prik, soms voelt hij of zij er twee.
> Duw je bijvoorbeeld met de twee potloden op de vingertoppen, dan worden er twee prikken gevoeld. > Duw je echter op de knie, dan wordt er wellicht maar één prik gevoeld.
> De huid is niet op alle plaatsen even gevoelig.
100
Hoe komt dat toch?
Hartslag
> een chronometer of een horloge met secondenwijzer dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Leg de toppen van je rechterwijsvinger en -middenvinger op de slagader vlak onder de huid van de linkerpols. > Zoek onder de duim.
> Je voelt er een slag. > Tel gedurende ĂŠĂŠn minuut de slagen.
> Bij de polsen loopt er een slagader. > Telkens het hart klopt, wordt het bloed door de slagaders gestuwd. > Dat kloppen is de slag die het hart maakt en die je voelt via de slagader.
> Gemiddeld klopt het hart bij een volwassene 70 keer per minuut.
101
Hoe komt dat toch?
Zoveel lucht
> een ballon
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Houd de ballon voor je mond. > Haal diep adem. > Blaas de uitgeademde lucht in de ballon. > De ballon wordt bol. > De lucht die je uitademt, heeft een volume en neemt plaats in. > Houd je na het uitademen het uiteinde van de ballon vast, dan zie je
meteen aan het volume van de ballon hoeveel lucht er in jouw longen kan.
102
Hoe komt dat toch?
Blinde vlek
> tekening op pagina 166
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Gebruik de tekening op pagina 166. Daarop staat links een ster en rechts een bol afgebeeld. De afstand tussen beide figuren is 7 cm. > Sluit je linkeroog. Kijk met je rechteroog strak naar de ster. > Breng het blad papier alsmaar dichter bij je gezicht, terwijl je naar het sterretje blijft staren. > Op een bepaald ogenblik zal het bolletje verdwijnen.
> Je kunt de proef ook uitvoeren door je rechteroog dicht te doen en met je linkeroog naar het bolletje te staren. Als je dan je blad alsmaar dichter bij je ogen houdt, zul je op een bepaald moment het sterretje niet meer zien.
> In jouw oog zit een netvlies. Dat is een verzameling van cellen die gevoelig zijn voor licht. Als je kijkt naar een voorwerp, komt er licht op die cellen en dan zenden zij elektrische signalen uit. Die signalen worden vervolgens door de oogzenuw aan jouw hersenen doorgegeven. Pas als de hersenen die signalen ontvangen, kun je iets zien. > Op dat netvlies is er echter een plek die eigenlijk blind is. Het is de plaats waar een bundeltje zenuwvezels het oog binnenkomt, dwars door het netvlies heen. Die plaats wordt de
blinde vlek genoemd. Elk oog heeft een blinde vlek. > Op een bepaald ogenblik valt het beeld van de bol op de plaats waar die gezichtszenuw het netvlies van het oog binnenkomt. Daarom kun je de bol dan niet meer zien. > Als je gewoon rondom jou kijkt, dan heb je geen last van de blinde vlek. Dat is zo omdat je hersenen de ontbrekende informatie voortdurend zelf aanvullen.
103
Hoe komt dat toch?
Verkeerde richting
> een radio of cd-speler
dit heb je nodig
zo ga je te werk
hoe komt dat toch?
> Zet de radio of de cd-speler aan. > Duw met je wijsvinger je rechteroor dicht. > Sluit je ogen. > Draai tien keer rond je as. > De hersenen zijn getraind om geluiden te horen met de twee oren. Zij brengen de informatie die in elk oor binnenkomt samen en kunnen daardoor de plaats waar het geluid vandaan komt (de geluidsbron) gemakkelijk bepalen. > Als je een deel van het gehoor afsluit, dan krijgen de hersenen het moeilijk om de juiste richting te helpen aanwijzen.
> Stop en duid met de wijsvinger ĂŠn met gesloten ogen de radio of cdspeler aan. > Open de ogen. > Wellicht wijs je de verkeerde kant uit.