Deel 2
spEl en
dRamA
korte dramastukjes
IK WIL DE MAAN Materiaal
witte (opgeblazen) ballon. Spelers
2 Tafereel
A: Ik ben jarig. B: Wat wil je? A: Ik wil de maan! B: De maan? (B maakt een gebaar van nadenken, dan van ‘ik heb het’, gebaren van ballon opblazen. B komt terug bij A met ballon). B: Hier is de maan. A: Is dit echt de maan? B: Ja hoor, echt waar. A: Dankjewel! (A gaat even weg, we horen een knal) A: De maan is ontploft! De maan is ontploft!
17
LEKKERE KOEKJES
Materiaal
letterkoekjes Spelers
2 tot 5 Tafereel
A: Ik zal de letterkoekjes verdelen, dan komt er geen ruzie. B: Oké. A: Dat is voor jou, dit is voor mij… B: 10 koekjes… mmm… lekker! A: Smakelijk. B: Smakelijk. (eventueel andere spelers: idem) Ze eten langzaam vier koekjes op. B: Neemt een koekje en trekt een vies gezicht. Nog een koekje, weer een vies gezicht, zo een drietal keren. A: Wat is er? B: Ik lust geen ‘b’, ‘a’ en ‘h’. bah..!!! A: Echt waar? B: … en ook geen vis (steekt met een vies gezicht ‘v’, ‘i’ en ‘s’ in zijn mond). B: Maar die van jou lust ik wel: ‘l’ ‘e’ ‘k’ ‘k’ nog een ‘e’ en een ‘r’. (B eet de koekjes van A op).
18
NAAR DE DIERENTUIN Situatie
Een kindje wandelt met haar mama door de dierentuin. Spelers
2 Eventueel kunnen de dieren ook uitgebeeld worden. K: kindje M: Mama Tafereel
K: Een beer! Pas op, mama! M: Je moet niet bang zijn. K: Een leeuw! Mama, niet te dichtbij komen! M: Je moet niet bang zijn. K: Een tijger, ik blijf hier staan. M: Je moet niet bang zijn. (ze lopen verder) M: Het is tijd we gaan naar huis. (uitbeelden: lopen, deur openen). M: Oef, we zijn thuis. M: Aah! Een muis! (mama springt op stoel) K: Mama toch, je bent niet bang van een leeuw of een beer, maar wel van een muis. M: Ja, maar die leeuw of die beer zaten niet in mijn huis.
19
STERREN Spelers
2 Tafereel
A: Wat doe je? B: Ik lees een boek. A: Waarover gaat je boek? B: Over mensen die tussen de sterren wonen. A: Haha, wat dom, dat bestaat niet. (A loopt lachend weg en botst tegen een paal) A: Au dat doet pijn! Ik zie sterretjes! B: Zie je wel, het bestaat!
20
TEKENEN Spelers
2 Papa en kindje; het kindje heeft een tekenblad en een potlood of stift. Tafereel
P: Dag, wat doe je? K: Ik teken. P: Mag ik eens zien? P: Wat is het? K: Raad maar. P: Een hond? K: Nee. P: Wacht, grote oren‌ is het een olifant? K: Nee. P: Grote tanden‌ een krokodil? K: Nee. P: Het is iets lelijks. Een monster? K: Kijk eens goed, papa, jij bent het!
21