Inrichtingsplan
Steenbossen Toekomstvisie voor een open ruimte gebied in Breendonk, Puurs-Sint-Amands Versie 21.09.2022 ONTWERPTEAM: atelier horizon driekwart groen
Gemeente Puurs-Sint-Amands Dienst Leefomgeving
Martine Dhollander - planologie@puursam.be
atelier horizon
Eugène Plasky Square 92-94 1030 Brussel
Annelies De Nijs - info@atelierhorizon.com
Driekwart Groen Zottegemstraat 2 9688 Maarkedal (Schorisse)
Dirk Criel - info@driekwartgroen.be
2 + Opdrachtgever + Ontwerpteam
Colofon
3 Inhoudstafel 5 Inleiding 6 A. Valleigebied aan de dorpsrand 8 Situering 16 Projectsite 18 B. Toekomstvisie Steenbossen 21 Strategie 22 1. Een vernieuwde beekstructuur 26 2. Een rijk boslandschap 32 3. Tussen dorp en bos 48 Inrichtingsplan Steenbossen 50 Beheerprincipes
4
Een landschapsontwikkelingmet recreatieve structuren
Het project van de Steenbossen zet in op een natuurlijk landschap, op ruimte voor water, biodiversiteit en zachte recreatie voor een gebied van ongeveer 10ha groot. De ambities om het bos- en bocagelandschap te versterken gaan hand in hand met de herprofilering van de Leibeek. Door zowel een strategie voor water als voor bosaanplant te integreren in het project, wordt er aan een vooruitstrevend totaalbeeld gewerkt voor dit stukje natuurlandschap in Breendonk.
Dit inrichtingsplan komt tegemoet aan de noodzaak voor toegankelijk groen rondom de kern van Breendonk. Zo kan de dorpskern enerzijds meer klimaatbestendig worden gemaakt, maar kunnen er ook extra wandelroutes komen vlakbij de verschillende woonbuurten.
Het voorliggende inrichtingsplan werd opgemaakt in samenspraak met de gemeente, maar ook met de Polder Vliet en Zielbeek. Daarnaast werd er een participatiemoment georganiseerd met de bewoners van Breendonk, om zo ook de verschillende bezorgdheden te kunnen meenemen in het finale plan. Een RUP zal garanderen dat het projectgebied als een open ruimte gebied bestendigd wordt.
Dit document vertrekt van een lezing van de site en licht nadien de strategie voor het inrichtingsplan toe aan de hand van verschillende thema's. Het totaalbeeld wordt ook geïllustreerd. Het inrichtingsplan moet gelezen worden als een kader waarbinnen de toekomstige uitvoeringsplannen uitgewerkt zullen worden.
5
Inleiding
A. Valleigebied aan de dorpsrand
SitueringDORPSRAND
De vallei van de Leibeek
Het projectgebied maakt onderdeel uit van het valleigebied van de Leibeek. Het is gesitueerd aan de dorpsrand van Breendonk en in de directe nabijheid van de A12.
Het valleigebied creëert een aaneengesloten open ruimte tussen de Groenstraat en de Hogedreef in Breendonk. Ten zuiden van de Hogedreef loopt het open ruimte gebied verder door tot in Londerzeel.
Het open ruimte gebied is reeds herkenbaar op de historische kaarten als een ononderbroken gebied. Verschillende kleine waterlopen doorkruisen het landschap, welke allen uitmonden in de Leibeek, een waterloop van 2e categorie. De Leibeek mondt uit in de Bosbeek - Birrebeek en deze wordt ter hoogte van de Gansbroekstraat in Puurs-Sint-Amands overgepompt naar het zeekanaal Brussel-Schelde.
In de onmiddellijke omgeving van de Leibeek bevinden zich de zijarmen van de beek zelf (Steenboschloop en Boschputtenloop). Deze lopen tussen de weilanden en akkers in het gebied en hebben een belangrijke drainerende functie voor de omliggende landbouwgronden en bewoonde percelen.
8 A . VALLEIGEBIED AAN DE
+ Situering projectgebied in de ruimere context
+
+
heggen
9
Natte valleigrond tussen landbouwpercelen, sloten en
De Leibeek als "waterweg n°4" in de historische atlas van waterlopen (1877)
Een leesbare dorpskern
Het weefsel van Breendonk is historisch uitgegroeid tot een erg herkenbare structuur rond de kerk en de nabije omgeving. Het vormt een compacte vijfhoekige structuur. Daarnaast is ook de historische verbinding naar de windmolen uitgegroeid tot een structurele as vanuit het centrum.
De verbindingen richting N17 (Groenstraat) en richting Londerzeel (Veurtstraat) vormen de voornaamste assen vertrekkend vanuit de kern. Daarnaast wordt het dorp geflankeerd door de A12 en zijn naastliggende industriële ontwikkeling. Deze regionale infrastructuur en ontwikkelingen staan in schril contrast met het kleinschalige dorpse karakter van Breendonk.
De vijfhoekige figuur van de kern is aan de rand van het valleigebied van de Leibeek gelegen. Beiden vormen erg complementaire ruimtelijke figuren. De nabijheid van de beekvallei is voor de kern een troef. Een herinrichting en extra vergroening van het gebied van de Steenbossen zal daarom de leefbaarheid en woonkwaliteit voor de bewoners nog verhogen.
+ De dorpskern - tentakels vanuit een vijfhoekig centrum
10 A . VALLEIGEBIED AAN DE DORPSRAND
+ De hoofdstraat van Breendonk met kerk en windmolenfiguratieve kaart (1788)
+ De historische dorpsstructuur van Breendonk - Popp (1842)
+ Site als schakelstuk tussen dorpskern en vallei
11
Een groen hart met diverse landschappen
Het projectgebied is gelegen in een open gebied met diverse landschappelijke kenmerken. Men kan er namelijk stukken bos, open weilanden en bocage structuren terugvinden. Het unieke aan dit gebied is dat het aaneengesloten gebied vormt van significante schaal tussen de dorpskernen van Breendonk en Londerzeel. Dit groen hart is van grote waarde en zal dankzij het inrichtingsplan nog robuuster kunnen worden.
Bossen
Een eerste landschap dat reeds voorkomt in het groen hart, al zij het in beperktere mate, zijn de verspreide bosstructuren. Zowel natuurlijke als aangeplante bosstructuren zijn hier aanwezig en zorgen voor plekken met een meer gesloten karakter. De bodemsamenstelling zorgt voor een diversiteit aan boomsoorten, met overwegend sparren, eiken, elzen, populieren en (knot)wilgen.
Open weilanden
Centraal in het gebied zijn uitgestrekte open landbouwlandschappen te vinden, die in contrast staat tot de dichtere bosstructuren. Ze bestaan uit een mix van akkerland en weiland en tonen de diversiteit van de landbouwactiviteiten in de streek.
Bocagelandschap
De randen van het gebied worden gekenmerkt door een typische historisch bocagelandschap. Dit halfopen landschap bestaat uit kleinere onregelmatige percelen die door heggen of houtkanten worden afgeschermd. Ze brengen een diversiteit in het landschap en staan telkens in nauwe relatie tot de omliggende bebouwing. In bepaalde gevallen maakt een grachtensysteem ook deel uit van de landschapsstructuur.
+
12 A . VALLEIGEBIED AAN DE DORPSRAND
Een groot open ruimte gebied met een diverse landschapsstructuur omringt de Leibeek Bocage Bocage Bocage Bocage Bos Open weilanden Open weilanden
13 + De diverse gezichten van het gebied - bossen - - bocagelandschap -- landbouwpercelen en grachten+
Een landbouwgebied met kamerstructuren - Ferraris (1777)
Netwerken voor traag verkeer
Doorheen het groen hart lopen meerdere trage wegen, waarvan verschillende reeds ingetekend staan in de Atlas der buurtwegen. Doorheen de landbouwpercelen en de bossen zijn vandaag een aantal van deze trage wegen onzichtbaar en moeilijk toegankelijk geworden. Doch vormen ze zeer aangename en veilige wandelverbindingen voor de buurtbewoners.
Er werd reeds een ambitieus plan opgesteld samen met diverse partners, waaronder het Regionaal Landschap Schelde en Durme, om verschillende van deze trage wegen te herstellen. Deze ambitie wordt verder meegenomen in het inrichtingsplan Steenbossen. Zo kan de doorwaadbaarheid van het open ruimte gebied opnieuw in ere worden hersteld.
+ Landschap van paden - Een fijnmazig netwerk voor traag verkeer
14 A . VALLEIGEBIED AAN DE DORPSRAND
+ Typische trage weg in het projectgebied
15 + Wenselijkheidskaart trage wegen netwerk, opgesteld door RLSD + Een historisch doorwaadbaar landbouwgebied - Atlas der buurtwegen (1841)
Projectsite
Een site met uitdagingen en potentieel
Wanneer ingezoomd wordt op de site tussen Groenstraat, Zwarte Weg en Merellaan, kunnen de verschillende landschapsstructuren waarvan hierboven sprake, duidelijk geïdentificeerd worden. Zo zijn er zowel bossen, velden als een bocagestructuur terug te vinden. De Leibeek loopt centraal door de site. Enkele wandelpaden doorkruisen het gebied.
De huidige bossen op de site zijn van een matige kwaliteit. Verschillende dode (en vaak omgevallen) sparren typeren de boscorridor in het noordwesten. De velden in het centrum van de site worden vandaag ingezet voor akkerbouw, zonder noemenswaardige beplante perceelsgrenzen. Hierdoor krijgt de ontwikkeling van biodiversiteit weinig kansen. Het bocagelandschap in het zuidoosten van de site vormt daarentegen een waardevol landschap, met een beschermd statuut voor de KLE (Kleine Landschapselementen). Deze kwaliteiten zullen daarom in het project meegenomen en waar mogelijk versterkt worden.
Aan de rand van de projectsite zijn ook nog percelen gelegen die te ontwikkelen zijn. Zowel in de Groenstraat, de parallelle straat aan de Groenstraat en de Merellaan liggen nog bouwgronden open. Deze zullen de bewoonde rand van het gebied nog kunnen versterken.
Groenstraat
ZwarteWeg
+ Zoom op de projectsite (aangeduid in zwarte stippellijn) - Bestaande situatie
16 A . VALLEIGEBIED AAN DE DORPSRAND
Leibeek
Groenstraat J.Hammeneckerstraat
Moorstraat Beenhouwerstr Merellaan Steenboschloop Zwaluwlaan
DE OPEN VELDEN
DE BOSCORRIDOR HET BOCAGE
De bodemkarakteristieken vormen een erg bepalende randvoorwaarde voor het verder uitzetten van de landschapsstrategie. Naast een kleine centrale drogere zone met zandleem, wordt de site gekenmerkt door matig natte tot natte gebieden. De noordwestelijke hoek is de natste zone (natte zandleembodem) en ligt bovendien in overstromingsgevoelig gebied.
Pdc(h)
Matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont
Matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont
Natte zandleembodem zonder profiel
Natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont
Matig natte licht zandleembodem met verbrokkelde ijzer en/of humus B horizont
Matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont
Natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont
Natte licht zandleembodem zonder profiel
Matig natte lemig zandbodem met verbrokkelde ijzer en/of humus B horizont
Matig droge lemig zandbodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B
+ De bodemkaart van de site toont een overwegend natte bodem
17
horizont
Ipdc Lep Phc Pdh Ldcz Lhcz Php Sdh Scc(h)
B. Toekomstvisie Steenbossen
20 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
Strategie
Voor het projectgebied wordt een strategie voorgesteld vanuit verschillende thematieken, om zo tot een volledige landschapsvisie te komen. De drie thematieken van waaruit gewerkt wordt:
1. Water:
Er wordt een strategie uitgezet voor de herprofilering van de Leibeek. Er komt zo meer ruimte voor water en de mogelijkheid om een natte ecologische zone te voorzien op de site.
2. Vegetatie:
Deze nieuwe valleistructuur vormt de basis om een beplantingsstrategie op te projecteren. Hier wordt ingezet op bebossing enerzijds, maar ook op meer open stukken langs de beek en een versterkt bocagelandschap anderzijds.
3. Recreatief netwerk:
Tot slot wordt er ook een recreatief netwerk ingericht, zodat het gebied beter toegankelijk wordt voor de inwoners. Enerzijds wordt er een padenstructuur voorzien en anderzijds worden er verschillende kleine belevingsplekken langs deze paden geschakeld.
1.
-
2. Vegetatie -
3. Recreatief netwerkTussen dorp en
21
Water
Een vernieuwde beekstructuur
Een
rijk
boslandschap
bos
+ Werken beekherstel [Markevallei] + Bospad [Chavagne]
+ Natuurrecreatie [Parc du peuple de l'Herbe]
1. Een vernieuwde beekstructuur
De Leibeek als rechte waterloop tussen de akkers
De loop van de Leibeek volgt vandaag de perceelsgrenzen van de landbouwpercelen in het gebied. Het profiel is recht en relatief diep ingesneden. De beek draineert het water van het open ruimte gebied, maar ook van de omliggende straten en bewoonde percelen. Een goede afvloeiing is daarom essentieel.
Binnen het kader van het inrichtingsplan wordt ook ingezet op een herprofilering van de Leibeek. Deze herprofilering zal zorgen dat er meer ruimte voor water komt in het gebied, dat natte natuur er een plaats krijgt en dat er een robuuste groen-blauwe corridor komt in de nabijheid van de bebouwde omgeving.
Gezien de Leibeek van nature smal en weinig waterhoudend is, wordt voorgesteld om deze te herinrichten als een brede wadi waarin de beek centraal verder stroomt en op eigen wijze kan meanderen. Dit vrij meanderend profiel zorgt voor diverse natte zones waar de natuur vrij spel kan krijgen.
Tegelijk zorgt een dergelijke herprofilering voor een grotere capaciteit om water op te vangen, waardoor dit ook helpt om de omliggende gebieden verder te beschermen tegen wateroverlast. Een wisselend watervolume kan eenvoudig opgevangen worden in het voorgestelde profiel van de beek.
Het projectvoorstel kadert binnen de notie van het integraal waterbeleid, waarbij overstromingsveiligheid, waterinfiltratie, creëren van natuurwaarden en recreatieve mogelijkheden hand in hand gaan.
22 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
+ Twee structurele waterlopen Steenboschloop
Creëren van een ecologischblauw netwerk
Op onderstaand plan wordt een brede zone aangeduid waarbinnen het nieuwe profiel van de Leibeek vorm zal krijgen. Geleidelijk zal de beek zijn weg hierin kunnen vinden. Enkele poelen zullen ook binnen het brede profiel gevormd worden. Zo ontstaat een divers waterlandschap met heel verschillende milieus.
De bestaande gracht die uitmondt in de Leibeek, is voor een deel ingebuisd. Binnen het project zal de gracht opnieuw opengelegd worden en ook een breder profiel krijgen. De korte inbuizingen dichter bij de woningen van de Groenstraat en de Merellaan worden behouden.
waternetwerk op de site
23
+ Referentiebeeld beekwadi
+ Ontwerpvoorstel
OVERSTROMINGSGEVOELIG
DE BEEKWADI DE GRACHT DE POEL DE POELEN Groenstraat Groenstraat J.Hammeneckerstraat Moorstraat Beenhouwerstraat Merellaan Steenboschloop Leibeek ZwarteWeg
Inrichtingsprincipes
Het voorgestelde profiel van de Leibeek zorgt voor een aanzienlijke verbreding van de bedding van de beek. Door de rechte oevers trapsgewijs en flauwer te gaan inrichten komt er heel wat ruimte vrij voor een interessante waterrijke natuur. Plasdras zones, poelen en beekbegeleidende beplanting stimuleren de biodiversiteit. Het uiteindelijke profiel kan zo zeker tien keer zo breed worden als het initiële profiel. Het waterniveau kan (indien gewenst) mee gestuurd worden door plaatselijke stuwen (bv. monnik). Er wordt één monnikstructuur voorzien binnen het project, gesitueerd in het noorden, voor de doorgang van de Leibeek tussen de
woningen aan de Groenstraat. Zo kan een minimaal waterniveau gegarandeerd worden. Door extra obstakels (rotsen, boomstammen, ...) te voorzien, zal het water verder meanderen en zijn weg zoeken binnen de bedding.
Een extra voordeel van een verbreed profiel of beekwadi is het minimale onderhoud dat vereist is. Ruimingswerken zullen enkel uitzonderlijk nodig zijn en bij normale omstandigheden zelfs vermeden kunnen worden. Daarentegen zal het steeds mogelijk blijven om de beek te bereiken voor onderhoud (binnen de brede bedding).
voor de herprofilering
24 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN + Principesnede
25
+ Referentiebeelden beekwadi en poelen
2. Een rijk boslandschap
Een te herstellen landschapserfgoed
Vandaag bestaat de projectsite en de omgeving uit diverse types bos en vegetatie. Aan de noordwestelijke rand bevinden zich meerdere bosclusters die gekenmerkt worden door dode sparren. Ten zuiden van de site situeert zich een grote zone met aangeplante populieren. In het zuidwesten, dichter bij de woningen, bevindt zich een waardevolle bocagestructuur. Het halfopen karakter vormt hier een erg belangrijke kwaliteit. Tot slot zijn er ook enkele opmerkelijke bomen aanwezig in het gebied.
De huidige landschapsstructuur zal de basis vormen voor de verdere strategie. Het is van belang om de dode en uitheemse soorten te verwijderen en strategisch te (her)bebossen. De vandaag grotendeels ontbrekende ecologische kwaliteit van het boslandschap zal zo versterkt kunnen worden.
ZwarteWeg
Groenstraat
26 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
Groenstraat J.Hammeneckerstraat Moorstraat Beenhouwerstraat Hagen van het bocagelandschap KLE (beschermd statuut) Opmerkelijke bomen Bosplantage met overwegend populieren Semi-natuurlijk gemengd bos (eik, es, populier...) Bosplantage met overwegend dode sparren
+ De huidige bosstructuur op de site is niet overal van goede kwaliteit
Nieuwe ecologische strategie
De bodemkarakteristieken liggen aan de basis van de uiteindelijke bebossings- en ecologische strategie. Zo kan er een evenwichtige en vooral aangepaste structuur voorgesteld worden. Zo zal in de nattere zones aangepaste beplanting voorzien worden. Langs het nieuwe bredere profiel van de Leibeek komt een gedeeltelijk beekbegeleidend bos. In de noordwestelijke hoek van het projectgebied wordt evenzeer moerasbos voorzien. Meer aan de zuidelijke zijde van het projectgebied zal op de iets drogere grond een gemengd bos ingericht worden. Ook de knotwilgenrijen in het bocagelandschap zullen verdicht en versterkt worden tot biodiverse houtkanten met vegetatie uit de verschillende beplantingslagen.
+ Overzicht mogelijke plantsoorten in relatie tot de bodem
27
AANPLANT VAN MOERASBOS
AANPLANT VAN GEMENGD BOS
NATUURLIJKE
HERINRICHTING VAN DE LEIBEEK Leibeek Hagen van het bocagelandschap Bos met overwegend populieren Bos aangepast aan de natte bodem Natte weiden Begraasde weiden Semi-natuurlijk gemengd bos (eik, es, populieren...)
VERSTERKING VAN HET BOCAGELANDSCHAP Groenstraat Groenstraat J.Hammeneckerstraat Moorstraat Beenhouwerstraat Steenboschloop + De strategie met een ruime aanplant van diverse types bosstructuren ZwarteWeg
Herstructureren van de bosranden
Veelzijdige bosrandontwikkeling
Door het in- of uitkappen van de bestaande bosrand, al dan niet met bijkomende aanplanting van struiken, kan een diverse bosrand gecreëerd worden. Daarnaast kan aanvullende struikbeplanting aansluitend op de bestaande bosrand toegevoegd worden.
Structuur- en soortenrijke randen
Deze randen kunnen heel divers ingericht worden en uitlopers krijgen in het meer open gebied. Dit kan door:
• Een groepsgewijze aanplanting van bessen- en notenrijke struiken, evenwel in wisselende aantallen en dichtheden vooral van Éénstijlige meidoorn, Sleedoorn, Egelantier, Hondsroos, Gewone vlier, Gelderse roos, Hazelaar en Spaanse aak.
• Diversiteit van soorten waaronder ook enkele bijzondere soorten als Mispel, Wilde peer, en Wilde appel die in de open ruimte lokaal uitlopen in een wilde boomgaardstructuur met autochtone rassen van Appel en Peer.
• Graduele opbouw in de drie dimensies
Herontwikkelen van de bossen
Soortenrijke, groepsgewijze gesloten bebossing
Volgende stappen zijn aangewezen om te komen tot een levendige en ecologisch waardevolle bebossing van het gebied:
• Herbebossing van gekapte bospercelen waarin de gewenste soorten en inheemse grote loofbomen worden overgehouden; gericht op percelen met kwijnende/dode bomen en/of bomen van uitheemse oorsprong (vooral naaldbomen); selectief tewerk gaan en een deel van het dood hout staand en liggend behouden (vooral loofhout).
• Bebossing van grotere terreineenheden (uit te rasteren tegen wildvraat) volgens het bostype “eikenhaagbeukenbos”
• Aansluitend maar buiten het bos individueel of groepsgewijs bosboomsoorten aanplanten
• Verspreid worden kleine plekken open gelaten of enkel met struiken ingeplant om de eenvormigheid te doorbreken
De specifieke soortenkeuze en bebossingsprincipes worden hierna verder toegelicht.
28 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
+ Overgang open gebied - bosrand - bos
+ Opbouw bosrand
+ Een divers boslandschap
Ecologische versterking van het bocagelandschap
Samenstelling één type gemengde heg/houtkant
Houtkanten bestaan uit verschillende struiksoorten met inmenging van enkele bomen die individueel doorgroeien in de houtkant. Naargelang de locatie kunnen hierin openingen worden overgehouden door een deel onbeplant te laten dan wel een gedeelte om te zetten en te beheren als een scheerhaag.
Bestaande knotbomenrijen worden verder onderhouden, eventueel met nieuwe knotbomen ingeplant en waar mogelijk tussenin of aansluitend aangevuld met kleine groepjes struiken en een solitaire boom.
Sinusmaaibeheer graslanden
Bij een sinusmaaibeheer wordt gefaseerd gemaaid binnen een golvende randstructuur (= sinussen), waarbij steeds een wisselend deel van het gras blijft staan. Door een slingerende patroon te volgen en in meerdere fasen te maaien, wordt een gevarieerd grasland gecreëerd waarin steeds een deel van de vegetatie langdurig overblijft en doorgroeit en waarin één of meerdere kernzones van het grasland (relatief) kort gehouden worden afhankelijk van de maai-intensiteit.
Graslandontwikkeling
Voor de ontwikkeling van graslanden, die nadien als hooiland worden beheerd, wordt gebruik gemaakt van een inheems en standplaatsgeschikt grassen- en bloemenmengsel dat geschikt is voor inzaai van grote oppervlakken.
Terreinovergangen
Het gebied wordt dusdanig ingericht dat er verschillende vegetatieovergangen tussen bos en open grasland ontstaan. Deze overgangen worden geïnitieerd door deels aan te planten (bomen en struiken) en deels in te zaaien (grassen en kruiden) en tussenin spontane vegetatieontwikkelingen (verbossing en vergrassing) toe te laten door braaklegging van overgangszones.
+ Principe structuurrijke opbouw van een heg of houtkant waarbij een deel onderhouden wordt (d.m.v. scheren) en waarbij delen vrij kunnen uitgroeien.
+ Principe gemengde knotbomenrij.
+ Principe sinusmaaibeheer
29
Vegetatie - samenstelling beplanting
De hierboven vermelde strategie voor de nieuwe ecologische bosomgeving zorgt voor een totale aanplant van broekbos van 2,5 ha en een totale aanplant van gemengd bos van 4,2 ha in het projectgebied. Dit wil zeggen dat er in totaal bijna 7ha bos bijgeplant wordt en er zo in totaal 70% van het projectgebied bebost of beplant zal zijn.
De tabel hieronder geeft een overzicht van de verschillende plantmengsels, uitgezet voor de types bos (broekbos of mengbos). De primaire en secundaire soorten worden precies gekozen naargelang het type bos. Er wordt ook meteen ingezet op de aanleg van een specifieke bosrand.
Bij de keuze van de boom- en struiksoorten zal er ook gezocht worden naar een evenwicht met vructhdragende soorten. Zo kunnen de Steenbossen ook mee onderdeel uitmaken van een voedsellandschap en kunnen de buurtbewoners hier mee van genieten.
oppervlakte broekbos 22900 mengbos 30040 rand 2500 rand 12090 onbebost 0 onbebost 0 %opp.n %opp.n primair zwarte els 4091601832 schietwilg 204580916 zomereik 50150203004 haagbeuk 3090121802,4 totaal primair 60137402748 80240324806,4 secundair boswilg 102290458 grauwe wilg 102290458 katwilg 102290458 zachte berk 102290458 grauwe abeel 51502300,4 gladde iep 51502300,4 zomerlinde 51502300,4 zoete kers 51502300,4 totaal secundair 4091601832 2060081201,6 totaal bos 100 229004580 100 300406008 struiken hazelaar 104010002005202418483,6 Gelderse roos 520500100 rode kornoelje 520500100 Europese vogelkers 5205001003101209241,8 wilde lijsterbes 5202418483,6 tweestijlige meidoorn 5202418483,6 wilde kardinaalsmuts 3101209241,8 ratelpopulier 3101209241,8 veldesdoorn 3101209241,8 totaal rand 25100250050027100120902418 totaal bos en rand 254005080 421308426
30 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
De blauw-groene structuur voor de
Deze strategie voor bosaanplant vormt, samen met de strategie voor de herprofilering van de Leibeek, het blauw-groen raamwerk voor de Steenbossen. Dit landschappelijk kader zal zorgen voor een klimaatrobuuste en ecologische omgeving aan de rand van het dorpscentrum.
Het overzichtsplan hieronder geeft een eindbeeld van deze visie op lange termijn weer. Er moet echter ook aandacht gevestigd worden op de nodige groeiperiode van de aangeplante bomen. De eerste jaren zijn cruciaal voor de zaailingen om uit te groeien tot jonge bomen. Na 10 jaar zal het bos echt vorm krijgen en verder uitgroeien tot een volgroeide bosstructuur. De bestaande bomen en de aan te planten struiken zorgen echter dat er ook reeds op heel korte termijn een groene natuuromgeving zal kunnen zijn voor de bewoners. De evolutie van de Steenbossen zal echter onlosmakelijk onderdeel vormen van het project.
31
Zaailingen Groeiende bomen Volgroeide bomen Vernieuwing van het bos
Steenbossen HET BROEKBOS HET GEMENGD BOS DE BEEKWADI DE POEL HET BOCAGELANDSCHAP LeibeekSteenboschloop + Overzichtsplan strategie voor water en vegetatie + Principe bosgroei en evolutiecyclus Groenstraat Groenstraat J.Hammeneckerstraat Moorstraat Beenhouwerstraat Merellaan ZwarteWeg
3. Tussen dorp en bos
Recreatief netwerk
Naast de opwaardering van de Leibeek en de aanplanting van het bos worden ook recreatieve padenstructuren ingericht voor de buurtbewoners. Er wordt ingezet op de toeganlijkheid voor voetgangers en de vlotte verbinding met het dorpscentrum.
Er wordt een onderscheid tussen de paden gemaakt, naargelang het specifiek landschap dat ze doorkruisen (bospad - bocagepad - vlonderpad). Daarnaast wordt er ook een onderscheid gemaakt tussen de diverse gebruikers van het gebied. Alle basispaden worden prioritair ingericht voor voetgangers. Fietsers worden rond het gebied geleid. Aan de zuidrand zal ook de specifieke mountainbikeroute een plaats krijgen en voor ruiters kan een mogelijke route ingericht worden aan de rand van het projectgebied. Deze specifieke gebruikers (mountainbikers en ruiters) worden bewust niet vermengd met de wandelaars.
Een hiërarchie wordt voorzien in het padennetwerk. Als hoofdverbinding wordt een bospad voorzien dat de wandelaar doorheen het dichtere bos langs recreatieve tussenstops leidt.
Het vormt meteen de verbinding tussen de Hammeneckerstraat en de Zwarte Weg. Daarnaast worden secundaire paden, de "lussen", in het bos verweven. Deze zijn kleinschaliger en hebben een meer natuurlijke afwerking (onverhard). De kleine lus passeert langs de verschillende bostypes en de beekwadi. De bocagelus vormt een verbinding tussen het bospad en de Merellaan, doorheen het halfopen landschap. In de Merellaan wordt de elektriciteitscabine verplaatst en zal een extra perceel de woningen in de rij afwerken. Zo zal ook de bewoonde rand van het projectgebied vervolledigd zijn. Enkele van de omliggende tuinen van de bewoners kunnen ook een beperkte uitbreiding krijgen aan de rand van het projectgebied.
Algemeen wordt aangeraden om de veiligheid voor fietsers en wandelaars ook in de omgeving te maximaliseren. De Zwarte Weg is vandaag geen veilige verbinding. Een tractorsluis en het (gedeeltelijk) ontharden van de weg kan hier een oplossing voor bieden. Daarnaast vormt de oversteekbaarheid van de Groenstraat een bijkomend aandachtspunt.
Groenstraat
BOCAGELUS
Steenboschloop
Leibeek
32 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
+ Het recreatief netwerk
HET BOSPAD
KLEINE LUS
HET VLONDERPAD
HET MOUNTAINBIKEPAD
HET BOCAGEPAD
ZwarteWeg Groenstraat J.Hammeneckerstraat Moorstraat Beenhouwerstraat Merellaan
Het bospad
De bestemmingen in het bos worden verbonden door het primaire bospad, welke toelaat op uiteenlopende manieren de landschappen te ontdekken. Het bospad heeft een breedte van 3m en wordt uitgevoerd in halfverharding. Zo wordt de toegankelijkheid voor iedereen gegarandeerd. De totale breedte van de zone van het bospad zal 10m zijn. Zo is er ruimte om enerzijds het afstromend water op te vangen in ondiepe greppels aan de rand en anderzijds om een grotere bomenrij in te richten langsheen het bospad. Deze zal het "dreefeffect" van het bospad versterken en ook toelaten om ook in de eerste jaren reeds grotere bomen te hebben die het pad begeleiden.
- bospad in een gesloten boslandschap
33
10m
Het vlonderpad
Aan de oevers van de beekwadi en om deze over te steken, wordt een vlonderpad voorzien. Deze houten structuur zal over de natte natuur zweven met een beperkt hoogteverschil. Het pad zal maximaal 2m breed zijn.
Om de mogelijke onderhoudswerken voor de beek niet te hinderen, wordt er steeds voor gezorgd dat de beek naast de vlonderpaden vlot bereikbaar is voor onderhoudsvoertuigen.
34 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
- vlonderpad in de natte natuur
Het bocagepad
Met een breedte van maximaal 3m vormt het bocagepad een comfortabele wandeling doorheen het halfopen landschap van weiden en houtkanten. Het wordt strategisch ingeplant op de rand van de open weiden, naast de knotwilgen en andere bomen. Het zorgt voor een weids overzicht en contrasteert zo met het bospad. Indien de weiden begraasd worden (door schapen), zal het bocagepad net naast de afsluiting aangelegd worden.
35
- een pad in een halfopen bocagelandschap
Het mountainbikepad
De blauwe lus van de officiële Bloso mountainbike route loopt doorheen het projectgebied. Om mogelijke conflicten met wandelaars te vermijden en om de aanleg van de paden maximaal af te stemmen op hun gebruikers, wordt ervoor gekozen om de bestaande route te verleggen aan de zuidelijke rand van het gebied. Zo kan er een avontuurlijk en specifiek ingericht pad voorzien worden voor de mountainbikers en kan er een eenvoudige verbinding worden voorzien met de route in het centrum van Breendonk. Vanuit het projectgebied zou er dan aangetakt kunnen worden op de Merellaan en de Marollenweg, waarna de route in de Hammeneckerstraat opnieuw gevolgd kan worden.
De passage door de beekwadi kan op een zo natuurlijk mogelijke manier ingericht worden. Op de locatie van de oversteek zullen lokaal kiezels ingewerkt worden in de beekstructuur. Om zowel de passage te kunnen garanderen als de stroming van de beek niet te hypothekeren, moet dit verder doorgesproken worden met Bloso enerzijds en de Polder Vliet en Zielbeek anderzijds bij de verdere uitvoering van het plan. Indien nodig, kan er een plaatselijke oversteek met een inbuizing van beperkte breedte voorzien worden. Deze oversteek zal een zo minimaal mogelijke (visuele en fysieke) impact hebben op de beek en omgeving.
+ Huidige Bloso mountainbike route en voorstel nieuwe route
36 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
Verblijfsplekken
Langs de paden komen ook enkele tussenstops in het bos. Deze worden ontworpen als eenvoudige, maar aangename belevingsplekken. Ze houden rekening met de landschappelijke eigenschappen van de context en ze integreren zich hier dan ook volledig in. Algemeen wordt er ingezet op eenvoudig en natuurlijk meubilair, spelelementen en infoborden. Door deze op strategische locaties te voorzien, kunnen de perspectieven op de verschillende landschappen extra in de verf gezet worden. Hierna worden de verschillende types van verblijfsplekken toegelicht en getoond met referenties en ontwerpschetsen.
1. Info & Kunst
De toegangen van het bos worden voorzien van infopunten. Ze informeren de wandelaar met betrekking tot zowel de bestaande als nieuwe natuur van het bos. Ook kan een van de toegangen vormgegeven worden door een meer ludiek object dat de wandelaar oproept tot ondekking. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van landschapskunst in diverse vormen.
Steenboschloop
Leibeek
37
2. SPORT & SPEL 3. PICKNICK AAN DE BEEK 4. UITKIJKPUNT 5. SPEL & PICKNICK 1. INFO & KUNST 6. INFO
+ Overzicht verschillende verblijfsplekken + Referenties - Info & kunst in het bos Groenstraat Groenstraat J.Hammeneckerstraat Moorstraat Beenhouwerstraat Merellaan ZwarteWeg
2. Sport & Spel
In het hart van het bos wordt een open plek voorzien waar ruimte is voor sport en spel. Aan de hand van natuurlijke houten spelelementen kunnen kinderen volop klimmen, bewegen en ontdekken. Er worden ook enkele banken voorzien om te kunnen uitrusten. Deze verblijfsplek is gesitueerd op de kruising van het bospad en de kleine lus en vormt zo ook een herkenningspunt op beide routes.
38 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
kleine lus
natuurlijke spelelementen
bospadgemengd bos
zitbank rond open plekSteenboschloopmoerasbos
+ Verblijfsplekken - Sport & spel
+
Referenties - Sport &
spel
De rust- en picknicktplekken worden rond de meer open landschappen gesitueerd, waaronder het beeklandschap en de bosranden. De picknickplek aan de beek zal voorzien worden van meubilair op een grotere ingerichte open plek. De rand van de beekwadi en het bos zorgt voor een mooi kader.
39
+ Verblijfsplekken - Picknick aan de beek
+ Referenties - Picknick aan de beek
3.
Picknick aan de beek
uitkijkpunt
oeverbegroeiing
bospad
Leibeek met breed profielpoelenkleine lus vlonderpad picknickplekgemengd bos
4. Uitkijkpunt
Om de beleving van de natte natuur te versterken, worden er twee uitkijkpunten voorzien. Dit zijn vooruitstekende vlonders, die toelaten om over het natte gedeelte uit te kijken. De wisselende waterniveau's zullen de beleving telkens anders maken en zo worden de seizoenen ook voelbaar voor de bezoekers.
40 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
bospad oeverbegroeiing gemengd bospoelen
Leibeek met breed profiel uitkijkpunt vlonderpad
+
Verblijfsplekken
-
Uitkijkpunt
+ Referenties - Uitkijkpunt
5. Spel & picknick
Deze zone is door haar halfopen karakter en knotwilgen gekenmerkt. Het heeft een geborgen ligging en is tussen het dorp en bos gesitueerd. De open weides en graslanden bieden de mogelijkheid om te spelen in de natuur, maar nodigen ook uit voor een picknick met uniek uitzicht.
gemengd bos zitbank rond open plek
open weideverbinding Groenstraat
+ Verblijfsplekken - Spel & picknick
bospad natuurlijke spelprikkels en picknick
knotwilgenrij
41
+ Referenties - Spel & picknick
42 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
+ De Steenbossen : een boslandschap met zachte recreatie
43
44 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
+ De Steenbossen : een plek om te vertoeven tussen bosrand en bocage
45
46 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
+ De Steenbossen : inzetten op een robuust groen-blauw netwerk voor Breendonk
47
Inrichtingsplan
Groenstraat
48 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
Steenbossen
ZwarteWeg
Groenstraat
Moorstraat
J.Hammeneckerstraat
Groenstraat
Beenhouwerstraat
Merellaan
Leibeek
49
Beheerprincipes
De Steenbossen komen deels door aanleg van bossen en graslanden en deels door milieubouw en spontane vegetatieontwikkelingen tot stand. Dat maakt dat het beheer overeenkomstig wordt aangepast. Initieel wordt het gebied middels milieubouwtechnische maatregelen structureel ingericht om bepaalde bos- en natuurontwikkelingen te
Opvolging bosaanplantingen
faciliteren. Daaruit volgt een opvolgingsbeheer dat, naarmate het gebied evolueert, wordt bijgestuurd en geëxtensiveerd. Het gevoerde beheer beperkt zich tot de noodzakelijke ingrepen en dient vooral natuurlijke ontwikkelingen mogelijk te maken en in functie van de gebiedsgebruiksfuncties – zo nodig – bij te sturen.
BEHEERPRINCIPES STEENBOSSEN BREENDONK
Beheerprincipes
De bosaanplantingen worden opgevolgd in functie van een goede en ongehinderde groei en mogelijke concurrentie tussen soorten. D.w.z. dat de aanplantingen jaarlijks worden opgevolgd waarbij:
De Steenbossen komen deels door aanleg van bossen en graslanden en deels door milieubouw en spontane vegetatieontwikkelingen tot stand. Dat maakt dat het beheer overeenkomstig wordt aangepast. Initieel wordt het gebied middels milieubouwtechnische maatregelen structureel ingericht om bepaalde bos en natuurontwikkelingen te faciliteren. Daaruit volgt een opvolgingsbeheer dat, naarmate het gebied evolueert, wordt bijgestuurd en geëxtensiveerd. Het gevoerde beheer beperkt zich tot de noodzakelijke ingrepen en dient vooral natuurlijke ontwikkelingen mogelijk te maken en in functie van de gebiedsgebruiksfuncties zo nodig bij te sturen.
• Vleksgewijze uitval van > 20% wordt ingeboet, d.w.z. dat dode, kwijnende en zieke exemplaren worden vervangen door andere gezonde exemplaren van minstens dezelfde leeftijd en/of grootte. Wanneer blijkt dat de uitval kenmerkend is voor een bepaalde soort en de oorzaak gekend is, is te overwegen om een andere soort aan te planten. Het inboeten beperkt zich in principe tot de eerste drie groeijaren.
• Bos- en struikbeplantingen krijgen geen specifieke verpleging. Dat maakt dat ze enkel worden vrijgesteld wanneer andere vegetaties de bomen of struiken dreigen te onderdrukken of de goede groei ervan verhinderen (bv. overwoekering of platdrukken door bramen of klimplanten). Vrijstellen betekent dat de opgaande vegetatie rondom de boom of struik wordt gemaaid.
Opvolging bosaanplantingen
De bosaanplantingen worden opgevolgd in functie van een g oede en ongehinderde groei en mogelijke concurrentie tussen soorten. D.w.z. dat de aanplantingen jaarlijks worden opgevolgd waarbij:
• Alle dood hout wordt in het bos achtergelaten, tenzij de noodzaak bestaat om het af te voeren (bv. omwille van besmettelijke ziekte of aantasting). Het kan – zo nodig –gestapeld worden onder de vorm van een houtstapel of takkenhoop.
• Vleksgewijze uitval van > 20% wordt ingeboet, d.w.z. dat dode, kwijnende en zieke exemplaren worden vervangen door andere gezonde exemplaren van minstens dezelfde leeftijd en/of grootte. Wanneer blijkt dat de uitval kenmerkend is voor een bepaalde soort en de oorzaak gekend is, is te overwegen om een andere soort aan te planten. Het inboeten beperkt zich in principe tot de eerste drie groeijaren.
Opvolging bosaanplantingen
• Bos en struikbeplantingen krijgen geen specifieke verpleging. Dat maakt dat ze enkel worden vrijgesteld wanneer andere vegetaties de bomen of struiken dreigen te onderdrukken of de goede groei ervan verhinderen (bv. overwoekering of platdrukken door bramen of klimplanten). Vrijstellen betekent dat de opgaande vegetatie rondom de boom of struik wordt gemaaid.
Graslanden en ruigten krijgen een selectief maaibeheer. Voor de graslanden wordt een “sinusmaaibeheer” ingesteld. Dat betekent dat gefaseerd wordt gemaaid binnen een golvende randstructuur (= sinussen), waarbij steeds een wisselend deel van het gras blijft staan. Door een slingerende patroon te volgen en in meerdere fasen te maaien, wordt een gevarieerd grasland gecreëerd waarin steeds een deel van de vegetatie langdurig overblijft en doorgroeit en waarin één of meerdere kernzones van het grasland (relatief) kort gehouden worden afhankelijk van de maai-intensiteit. Het eindresultaat is een diversiteit aan graslanden en kruidenvegetaties in diverse groeifasen.
• Alle dood hout wordt in het bos achtergelaten, tenzij de noodzaak bestaat om het af te voeren (bv. omwille van besmettelijke ziekte of aantasting). Het kan zo nodig gestapeld worden onder de vorm van een houtstapel of takkenhoop.
Opvolging graslanden en ruigten
Ruigten krijgen een minder intensief maaibeheer. Dat is erop gericht om minder gewenste soorten te verwijderen zoals nitrofiele soorten (bv. brandnetels) die de groei of vestiging van andere kruidensoorten tegenhouden of bemoeilijken of de ruigte gaan domineren.
Graslanden en ruigten krijgen een selectief maaibeheer. Voor de graslanden wordt een “sinusmaaibeheer” ingesteld. Dat betekent dat gefaseerd wordt gemaaid binnen een golvende randstructuur (= sinussen), waarbij steeds een wisselend deel van het gras blijft staan. Door een slingerende patroon te volgen en in meerdere fasen te maaien, wordt een gevarieerd grasland gecreëerd waarin steeds een deel van de vegetat ie langdurig overblijft en doorgroeit en waarin één of meerdere kernzones van het grasland (relatief) kort gehouden worden afhankelijk van de maai intensiteit Het eindresultaat is een diversiteit aan graslanden en kruidenvegetaties in diverse groeifasen.
Principe van het sinusmaaibeheer rond een open plek (© INBO / Ronald Krieger)
50 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
Driekwart Groen
+ Principes sinusmaaibeheer rond een open plek
verschillende beheervormen. Bij aanwezigheid van struiken omvat jaar het afzetten (kappen tot op de stobbe) van individuele exemplaren soorten die in een gemengd bestand een dominante positie hebben in of doorgroei van andere (differentiërende) soorten verhinderen.
structuurvariatie tot stand te brengen. Er moet wel op worden gelet opnieuw kunnen uitschieten.
Opvolging bosranden en andere randbegroeiingen
Ruigten krijgen een minder intensief maaibeheer. Dat is erop gericht om minder gewenste soorten te verwijderen zoals nitrofiele soorten (bv. brandnetels) die de groei of vestiging van andere kruidensoorten tegenhouden of bemoeilijken of de ruigte gaan domineren.
Voorbeeld van een goed ontwikkelde, soorten en structuurrijke gebiedsdiffer entiërend element aansluitend op een heg (rechts)
Het betreft vooral terreinovergangen tussen bos en (half)open terrein en kruidenrijke stroken langsheen perceelsranden of houtige lijnelementen. Het beheer combineert de principes van verschillende beheervormen. Bij aanwezigheid van struiken omvat dit – na een groeiperiode van zes jaar – het afzetten (kappen tot op de stobbe) van individuele exemplaren of kleine groepen van soorten die in een gemengd bestand een dominante positie hebben ingenomen en daarbij de goede in- of doorgroei van andere (differentiërende) soorten verhinderen. Het kan tegelijk ook dienen om structuurvariatie tot stand te brengen. Er moet wel op worden gelet dat de afgezette struiken nadien opnieuw kunnen uitschieten.
Opvolging bosranden en andere randbegroeiingen
Het betreft vooral terreinovergangen tussen bos en (half)open terrein en kruidenrijke stroken langsheen perceelsranden of houtige lijnelementen. Het beheer combineert de principes van verschillende beheervormen. Bij aanwezigheid van struiken omvat dit na een groeiperiode van zes jaar het afzetten (kappen tot op de stobbe) van individuele exemplaren of kleine groepen van soorten die in een gemengd bestand een dominante positie hebben ingenomen en daarbij de goede in of doorgroei van andere (differentiërende) soorten verhinderen. He t kan tegelijk ook dienen om structuurvariatie tot stand te brengen. Er moet wel op worden gelet dat de afgezette struiken nadien opnieuw kunnen uitschieten.
Voorbeeld van een goed ontwikkelde, soorten en structuurrijke houtkant (links) en een kleinschalig gebiedsdiffer entiërend element aansluitend op een heg (rechts) (© Driekwart Groen)
Grazige en kruidenrijke vegetaties worden op dezelfde wijze aangepakt, de dominante grassen
Inbreng structuurelementen
Grazige en kruidenrijke vegetaties worden op dezelfde wijze aangepakt, zij het d.m.v. het maaien van de dominante grassenen kruidensoorten.
+ Voorbeeld van een goed ontwikkelde, soorten- en structuurrijke houtkant (boven) en een kleinschalig gebiedsdifferentiërend element aansluitend op een heg (onder)
Het inrichtingsplan voorziet reeds in de constructie van enkele kleinschalige verdere ontwikkeling ervan behoort evenwel ook Concreet betekent dit dat elke gelegenheid te baat wordt genomen aard in de verschillende terreineenheden te introduceren en in stan hiertoe zijn velerlei en werden reeds eerder in de inrichtingsnota Breendonk_02 Kleinschalige landschapsstructuren reliëfverschillen, verschillen in bodemstructuur, kleinschalige faunavoorzieningen een diversiteit aan kleine, natuurlijke habitatelementen die schuil Onderhoud poelen en natte depressies
Grazige en kruidenrijke vegetaties worden op dezelfde wijze aangepakt, zij het d.m.v. het maaien v an de dominante grassen en kruidensoorten.
Inbreng en onderhoud van kleinschalige structuurelementen
Inbreng en onderhoud van kleinschalige structuurelementen
Poelen en andere (tijdelijk) waterhoudende terreinstructuren kunnen niet (langer) aan de waterdynamiek van de beek onderhevig zijn. zulke gevallen in het late najaar of de winter een voorzichtige slibruiming oorspronkelijke bodem. Dergelijke ingreep wordt evenwel alleen zich stelt. Indien natte elementen overgroeid geraken met bomen of gedeeltelijke oppervlakte (afhankelijk van de grootte van de verbossing) toegepast, waarbij de bomen of struiken tot op de stobbe worden opnieuw kunnen uitschieten.
Het inrichtingsplan voorziet reeds in de constructie van enkele kleinschalige structuur elementen. De verdere ontwikkeling en onderhoud ervan behoort evenwel ook tot het beheer van het gebied Concreet betekent dit dat elke gelegenheid te baat wordt genomen om structuurelementen van allerlei aard in de verschillende terreineenheden te introduceren en in stand te houden. De mogelijkheden hiertoe zijn velerlei en werden reeds eerder in de inrichtingsnota ‘Inrichtingsprincipes parkbos Breendonk_02’ beschreven (zie ‘Kleinschalige landschapsstructuren’) Ze dienen ertoe reliëfverschillen, verschillen in bodemstructuur, kleinschalige faunavoorzieningen in infrastructuren en een diversiteit aan kleine, natuurlijke habitatelementen die schuil en nestgelegenheid te creëren.
Het inrichtingsplan voorziet reeds in de constructie van enkele kleinschalige structuurelementen. De verdere ontwikkeling en onderhoud ervan behoort evenwel ook tot het beheer van het gebied. Concreet betekent dit dat elke gelegenheid te baat wordt genomen om structuurelementen van allerlei aard in de verschillende terreineenheden te introduceren en
Onderhoud poelen en natte depressies
in stand te houden. De mogelijkheden hiertoe zijn velerlei. Ze dienen ertoe reliëfverschillen, verschillen in bodemstructuur, kleinschalige faunavoorzieningen in -infrastructuren en een diversiteit aan kleine, natuurlijke habitatelementen die schuil- en nestgelegenheid te creëren.
Onderhoud poelen en natte depressies
Poelen en andere (tijdelijk) waterhoudende terreinstructuren kunnen naderhand dichtslibben indien ze niet (langer) aan de waterdynamiek van de beek onderhevig zijn. Dat maakt het noodzakelijk om in zulke gevallen in het late najaar of de winter een voorzichtige slibruiming uit te voeren tot op de oorspronkelijke bodem. Dergelijke ingreep wordt evenwel alleen uitgevoerd wanneer de noodzaak zich stelt. Indien natte elementen overgroeid geraken met bomen of struiken dan wordt over de gehe le of gedeeltelijke oppervlakte (afhankelijk van de grootte van de verbossing) een hakhoutbeheer toegepast, waarbij de bomen of struiken tot op de stobbe worden afgezet , zodanig dat ze nadien opnieuw kunnen uitschieten.
Poelen en andere (tijdelijk) waterhoudende terreinstructuren kunnen naderhand dichtslibben indien ze niet (langer) aan de waterdynamiek van de beek onderhevig zijn. Dat maakt het noodzakelijk om in zulke gevallen in het late najaar of de winter een voorzichtige slibruiming uit te voeren tot op de oorspronkelijke bodem. Dergelijke ingreep wordt evenwel alleen uitgevoerd wanneer de noodzaak zich stelt. Indien natte elementen overgroeid geraken met bomen of struiken dan wordt over de gehele of gedeeltelijke oppervlakte (afhankelijk van de grootte van de verbossing) een hakhoutbeheer toegepast, waarbij de bomen of struiken tot op de stobbe worden afgezet, zodanig dat ze nadien opnieuw kunnen uitschieten.
51
Driekwart Groen
2
BEHEERPRINCIPES STEENBOSSEN BREENDONK
Driekwart Groen
2
gemaakt tussen de bestaande reeds bij de herinrichting aanwezige en de nieuw aangelegde elementen.
Onderhoud van houtige KLE’s
Bestaande houtige KLE’s behoeven geen intensieve opvolging. Opgaande bomen en struiken kunnen gesnoeid worden wanneer takken of specifieke boomdelen een bedreiging vormen voor de gebiedsgebruikers of de verdere ontwikkeling van waardevolle gebiedselementen of vegetaties of de doorgang van of toegang tot infrastructuur bemoeilijken of verhinderen. In voorkomend geval worden enkel de boomdelen verwijderd die een probleem stellen. Dode bomen (zowel staand als liggend) of boomdelen blijven in het gebied behouden; losse boomelementen kunnen eventueel op een andere locatie worden gelegd.
Onderhoud van houtige KLE’s
Houtige KLE’s omvatten lijnvormige elementen zoals houtkanten, heggen, hagen en (knot)bomenrijen alsook puntvormige zoals bomengroepen en individuele bomen . Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de bestaande reeds bij de herinrichting aanwezige en de nieuw aangelegde elementen.
Houtige KLE’s omvatten lijnvormige elementen zoals houtkanten, heggen, hagen en (knot)bomenrijen alsook puntvormige zoals bomengroepen en individuele bomen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de bestaande – reeds bij de herinrichting aanwezige – en de nieuw aangelegde elementen.
Voorbeeld van goed geknotte bo men met inzet van een slecht geknott e boom (© RLVA).
Bestaande houtige KLE’s behoeven geen intensieve opvolging. Opgaande bomen en struiken kunnen gesnoeid worden wanneer
Bestaande houtige KLE’s behoeven geen intensieve opvolging. Opgaande bomen en struiken kunnen gesnoeid wanneer takken of specifieke boomdelen een bedreiging vormen voor de gebiedsgebruikers of de verdere ontwikkeling van waardevolle gebiedselementen of vegetaties of de doorgang van of toegang tot infrastructuur bemoeilijken of verhinderen. In voorkomend geval worden enkel de boomdelen verwijderd die een probleem stellen. boomdelen kunnen eventueel op locatie worden gelegd.
takken of specifieke boomdelen een bedreiging vormen voor de gebiedsgebruikers of de verdere ontwikkeling van waardevolle gebiedselementen of -vegetaties of de doorgang van of toegang tot infrastructuur bemoeilijken of verhinderen. In voorkomend geval worden enkel de boomdelen verwijderd die een probleem stellen. Dode bomen (zowel staand als liggend) of boomdelen blijven in het gebied behouden; losse boomelementen kunnen eventueel op een andere locatie worden gelegd.
Voorbee
Knotbomen worden in de winter (half november begin maart; evenwel niet bij zware vorst) als voorheen met tussenpozen van 6 tot 8 jaar (wilg, es, populier e.a. zachthoutsoorten) tot 8 tot 10 jaar (eik, haagbeuk e.a. hardhoutsoorten) op deskundige wijze geknot. Rijen die uit meer dan 10 bomen bestaan worden niet in hun geheel geknot maar gespreid over twee of meer beheerperioden. D.w.z. dat initieel slechts een deel van de bomen wordt geknot en een aansluitend deel in de daarop volgende periode (bv. ½ in jaar 0 en ½ in jaar 3; 1/3 in jaar 0, 1/3 in jaar 2 en 1/3 in jaar 4). Zodoende blijft steeds een deel van de bomenrij zijn takken behouden. Twee jaar na het knotten wordt de gegroeide pruik gestikt zodat 8 à 12 goed ontwikkelde takken overblijven en meer groeiruimte krijgen. Principe van een gefaseerd kapbeheer van een lange houtkant of knotbomenrij, in dit geval gespreid over drie kapperioden en een periode van 6 jaar
Voorbeeld van goed geknotte bomen met inzet van een slecht geknotte boom
Principe van een gefaseerd kapbeheer van een lange houtkant of knotbomenrij, in dit geval gespreid over drie kapperioden en een periode van 6 jaar.
Knotbomen worden in de winter (half november begin maart; evenwel niet bij zware vorst) als voorheen met tussenpozen van 6 tot 8 jaar (wilg, es, populier e.a. zachthoutsoorten) tot 8 tot 10 jaar (eik, haagbeuk e.a. hardhoutsoorten) op deskundige wijze geknot. Rijen die uit meer dan 10 bomen bestaan worden niet in hun geheel geknot maar gespreid over twee of meer beheerperioden. D.w.z. dat initieel slechts een deel van de bomen wordt geknot en een aansluitend deel in de daarop volgende periode (bv. ½ in jaar 0 en ½ in jaar 3; 1/3 in jaar 0, 1/3 in jaar 2 en 1/3 in jaar 4). Zodoende blijft steeds een deel van de bomenrij zijn takken behouden. Twee jaar na het knotten wordt de gegroeide pruik gestikt zodat 8 à 12 goed ontwikkelde takken overblijven en meer groeiruimte krijgen.
Nieuwe boomaanplantingen worden jaarlijks opgevolgd i.f.v. een goede groei. Concreet betekent d it dat bij een jaarlijkse controle beschadigingen (bv. takbreuken) worden verwijderd of geremedieerd (bv. stamschendingen). Dode of zieke exemplaren worden zo snel mogelijk door een boom van minstens dezelfde grootte vervangen. Bij nieuwe knotbomen worden in augustus of september alle stamscheuten verwijderd tot 30 cm onder de boompruik; vanaf hun zesde (zachthout) of achtste (hardhout) levensjaar wordt de boompruik een eerste maal geknot.
Knotbomen worden in de winter (half november – begin maart; evenwel niet bij zware vorst) als voorheen met tussenpozen van 6 tot 8 jaar (wilg, es, populier e.a. zachthoutsoorten) tot 8 tot 10 jaar (eik, haagbeuk e.a. hardhoutsoorten) op deskundige wijze geknot. Rijen die uit meer dan 10 bomen bestaan worden niet in hun geheel geknot maar gespreid over twee of meer beheerperioden. D.w.z. dat initieel slechts een deel van de bomen wordt geknot en een aansluitend deel in de daarop volgende periode (bv. ½ in jaar 0 en ½ in jaar 3; 1/3 in jaar 0, 1/3 in jaar 2 en 1/3 in jaar 4). Zodoende blijft steeds een deel van de bomenrij zijn takken behouden. Twee jaar na het knotten wordt de gegroeide pruik gestikt zodat 8 à 12 goed ontwikkelde takken overblijven en meer groeiruimte krijgen.
Principe van een gefaseerd kapbeheer van een lange houtkant of knotbomenrij, in dit geval gespreid over drie kapperioden en een periode van 6 jaar
2 jaar 4
Nieuwe boomaanplantingen worden jaarlijks opgevolgd i.f.v. een goede groei. Concreet betekent d it dat bij een jaarlijkse controle beschadigingen (bv. takbreuken) worden verwijderd of geremedieerd (bv. stamschendingen). Dode of zieke exemplaren worden zo snel mogelijk door een boom van minstens dezelfde grootte vervangen. Bij nieuwe knotbomen worden in augustus of september alle stamscheuten verwijderd tot 30 cm onder de boompruik; vanaf hun zesde (zachthout) of achtste (hardhout) levensjaar wordt de boompruik een eerste maal geknot.
Driekwart Groen
Nieuwe boomaanplantingen worden jaarlijks opgevolgd i.f.v. een goede groei. Concreet betekent dit dat bij een jaarlijkse controle beschadigingen (bv. takbreuken) worden verwijderd of geremedieerd (bv. stamschendingen). Dode of zieke exemplaren worden zo snel mogelijk door een boom van minstens dezelfde grootte vervangen. Bij nieuwe knotbomen worden in augustus of september alle stamscheuten verwijderd tot 30 cm onder de boompruik; vanaf hun zesde (zachthout) of achtste (hardhout) levensjaar wordt de boompruik een eerste maal geknot. Jonge bomen waarvan de stam bij aanplant werd verstevigd met een boompaal en -band moeten na enkele jaren hiervan ontdaan worden om inschuren of -groeien te vermijden.
52 B . TOEKOMSTVISIE STEENBOSSEN
BEHEERPRINCIPES STEENBOSSEN BREENDONK
3
jaar 0/6 jaar 2 jaar 4 jaar 0/6 jaar
Driekwart Groen 3
jaar 0/6 jaar 2 jaar 4 jaar 0/6 jaar 2 jaar 4 +
+
Beheer van de waterloop
Het polderbestuur uitte de wens om een goede waterdoorstroming te verzekeren. In functie daarvan is een vrije beekdoorloop bedacht, die het onderhoud van de waterloop tot een minimum beperkt en er enkel op gericht is de goede doorstroming te behouden. Dat maakt dat enkel wordt ingegrepen op plaatsen waar de situatie een bedreiging vormt voor percelen die buiten de grenzen van het bos- en natuurgebied vallen. Dergelijke ingrepen beperken zich bovendien tot het nemen van maatregelen die aan het
probleem verhelpen en de interne gebiedsontwikkeling of de natuur- en boswaarden niet in het gedrang brengen. Concreet betekent dit dat natuurtechnische oplossingen aan de basis liggen van elke ingreep (bv. wegnemen van een hindernis, verdiepen/heruitgraven van een dichtgeslibde depressie) en steeds rekening houden met het behoud van de natuur- of landschapswaarde.
53