Grensgang
Een historische reis langs de randen van Overijssel
Jan ten Hove
Grensgang
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van de provincie Overijssel en van GrensWerte, een Euregionaal grensoverschrijdend cultureel programma.
Publicaties van de IJsselacademie nr. 233
|
ISBN 978-90-6697-230-8
Vormgeving, druk & begeleiding SlotemakerSantema.nl . Deventer | © IJsselacademie 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De Stichting IJsselacademie heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen; degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Grensgang Een historische reis langs de randen van Overijssel
Jan ten Hove
Een uitgave van de IJsselacademie, 2012
inhoud
+
Langs de Overijsselse grenzen staan grenspalen in allerlei vormen en maten. – Bovenste rij van links naar rechts: Gp 849-N, Gp 54, Gp 846-J, Gp 99, provinciale grenspaal bij de Worp in Deventer. – Middelste rij: Gp 844-N, Gp 107-I, Gp 847, Gp 57, Gp 858. – Onderste rij: Gp 107, Gp 840-D, Gp 103, Gp 41-I, Gp 832.
vooraf | vorwort Scheidslijn en raakpunt | Trennlinie und Berührungspunkt — 9 proloog Overijsselse grenzen in historisch perspectief — 15 Provinciaal landtafereel — 15 Vaele veenen en eenzaeme heide — 17 Gouwen en graven — 19 Het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie — 19 De vorming van Overijssel — 21 Salland — 22 Twente — 23 Land van Vollenhove — 24 Bisschoppelijke burchten — 24 De palynge der lande — 25 Grenzen in het onland — 28 Het oudste grensverdrag van Nederland — 30 Onder de vleugels van de Habsburgse adelaar — 31 Op de uterste frontieren — 31 Overijssel zelfstandig — 36 In de frontlijn — 36 Op eigen benen — 39 Geschillen over de limieten — 39 De Oostfrontier — 43 Commiezen, poepen en Tödden — 46 Grensoverschrijdend geloof — 48 Nieuwe tijden en grenzen — 49 Aan de overkant van de IJssel — 50 Douaniers en smokkelaars — 51 Vastgelegde grenzen — 51 Nieuwe buren — 53 Invoerrechten en heerbanen — 56 Eerlijk volk — 57 Grensgangers en vreemdelingen — 58 Met de rug naar elkaar toe — 59 De Katoenstraat — 60 De Grote Oorlog — 61 Uitkijkposten en prikkeldraad — 62 Joodse vluchtelingen — 63 De bezettingsjaren — 64 Sperrzone — 65 Grondverlies over de grens — 65
+
Uitsnede van een kaart uit 1824 van de grens tussen Overijssel en het koninkrijk Hannover langs de Rammelhaarweg, de huidige Vrijdijk ten oosten van Denekamp. +++
5
Grensgang Overijssel
++
+ Grenscorrecties — 66 Een ongeschreven wet — 69 Grensoverschrijdende samenwerking — 69 Verdwijnende grenzen? — 71 Een nieuw grenslandschap — 72 etappe 01 Van Mariahoeve tot de Eese: de grens met Friesland — 75 Friese kolonisten — 76 De vrije Stellingwerven — 77 Strijd om de Broekweiden — 77 Limieten en bepalingen — 80 De Overijsselse veenscheiding — 81 Slagturven — 82 Volksverhuizing naar Friesland — 83 Een Nedersaksische streektaal — 86 etappe 02 Van de Eese tot Leenders: de grens met Drenthe (1) — 89 Opgaande weerlanden — 90 Heiden en weiden — 91 Afbakening van de limieten — 92 Moeizame verhoudingen — 93 Buitenlandse naburen — 94 Moederkerk en marktcentrum — 96 Liefdegiften en collatierecht — 98 Door de Drentse wateren verdronken — 100
6 +++++
etappe 03 Van Meppel tot Holtheme: de grens met Drenthe (2) — 103 Vonders en kloosters — 104 Soldaten en bedelaars — 109 Turf en boekweit — 111 Schermutselingen aan de grens — 113 Bakkeleien over Coevorden — 114 Stameenheid — 119
+
+
Provinciebord en grenssteen bij Willemsoord op de grens van Overijssel en Friesland. Leden van de Historische Vereniging Nijeveen herplaatsen een grenspaal bij Kolderveen op de grens van Overijssel en Drenthe. Vonder over de grensrivier de Reest met op de achtergrond huis Dickninge.
+ etappe 04 Van Holtheme tot de Dinkel: de grens met Nedersaksen (1) — 121 Bisschop en graaf — 122 Holtheme en Laarwold — 123 De Rouwe Slinge — 126 Barrière en verbinding — 127 Balderhaar en Striepe — 129 Grensinspectie — 132 De kapel op het erve Konink — 133 Witte plekken verdwijnen — 134 etappe 05 Van de Dinkel tot Drieland: de grens met Nedersaksen (2) — 137 Ultima Thule — 138 Een boerderij op de grens — 140 Ruzie over de Rammelbeek — 141 Grensoverschrijdende verbindingen — 144 Karrensporen en autowegen — 146 Verzekeringsstenen — 149
+
+
Grenspaal 98 bij Bruinehaar op de grens van Overijssel en het oude graafschap Bentheim, daterend uit 1778. Grenspaal 47 staat langs de Rammelbeek bij Noord Deurningen en stamt ook uit 1778. Grenspaal 832-G is in 1773 geplaatst in het Haaksbergerveen op de grens van Overijssel en het Munsterland.
etappe 06 Van Drieland tot Niekerk: de grens met Noordrijn-Westfalen — 153 Burenruzies — 154 Verstening van de grens — 156 Godsdienstige scheidslijnen — 158 Glanerbrug en Overdinkel — 161 Over de grens — 163 Grenspalen in het Haaksbergerveen — 166 etappe 07 Van Niekerk tot Deventer: de grens met Gelderland (1) — 169 Ophef over het Twistveld — 170 Een grensvesting in Diepenheim — 175 De Sallandse landweer — 177 Een grenzeloos landgoed — 180 Ter Hunnepe en Kloosterlanden — 182
+++++ 7
Grensgang Overijssel
+ etappe 08 Van Deventer tot de Gelderse Sluis: de grens met Gelderland (2) — 187 Wapengekletter op de Veluwe — 188 Katen en het Katerveer — 191 De IJssellinie — 192 Een eiland in de IJssel — 194 Twijg snijden op het Frikadelleneiland — 197 De heren van Buckhorst — 198 Een woest ende moerig land — 202 etappe 09 Van de Gelderse Sluis tot Mariahoeve: de grens met Flevoland — 205 Een Overijssels eiland in de Zuiderzee — 206 Stormvloeden en overstromingsrampen — 208 Vissen in andermans viswater — 211 Landaanwinning en biezenteelt — 213 Hollandse invloed in Blokzijl — 215 Het nieuwe land — 220 epiloog | epilog De landpalen van Overijssel | Die Grenzpfähle von Overijssel — 223 Noten — 227 Literatuur — 231 Verantwoording illustraties — 236 Websites — 236 Index op persoons- en plaatsnamen — 237
8 +++++
+ +
De Schipbeek bij het viaduct van de A1 ten westen van Bathmen. Veerpont over de IJssel bij Olst. Een met de vlag van Overijssel getooid vissersschip tijdens een Vlaggetjesdag in Urk omstreeks 1960.
vooraf | vorwort
+
Grenspaal 845-X in het Aamsveen bij Enschede.
—
—
Grenzen zijn een intrigerend verschijnsel. Een onzichtbare lijn in het landschap, die twee territoria van elkaar scheidt, roept bij veel mensen een opwindend grensgevoel op. Ko van Deinse, liefhebber van de Twentse historie, schreef in de jaren twintig van de 20ste eeuw in een artikel over Glanerbrug: “De plaats waar twee landen, twee rijken elkaar ontmoeten, heeft altijd iets eigenaardigs. De lijn, die daar denkbeeldig is getrokken over heidevelden en bouwland, door bossen en moerassen en die men grens heeft genoemd, maakt scheiding tussen veel en velerlei. Wetten, die aan de ene kant der grenslijn sedert jaren worden geëerbiedigd, zijn aan de andere kant van geen kracht; woorden, die aan deze zijde vrij mogen worden gesproken, mogen aan gene zijde niet worden geuit; koopwaar verandert bij het overschrijden der grens in smokkelwaar. Verschil in taal, in kleding, zeden en gewoonten; verschil in belangen en denkwijzen, in godsdienst en ontwikkeling soms, dat alles valt in de nabijheid der grenzen in het oog.” Maar behalve een scherp getrokken scheidslijn is een grens eveneens een raakpunt van menselijk verkeer en een overgangszone. Naast het scheidende staatkundige aspect fungeert een demarcatie in de praktijk immers ook als een economische, sociale en/of culturele verbinding tussen twee aan elkaar grenzende gemeenschappen. Juist de dubbelzinnige combinatie van fysieke afbakening en grensoverschrijdende ontmoetingsplek maakt van de l i mie t b e p a e l i n g e e n l a n d s c h e i d i n g e , een term uit een grensverdrag van 1548, zo’n fascinerend fenomeen.
Grenzen sind eine faszinierende Erscheinung. Eine unsichtbare Linie in der Landschaft, die zwei Gebiete voneinander trennt, ruft bei vielen Leuten ein aufregendes Grenzgefühl hervor. Ko van Deinse, Liebhaber der twentschen Geschichte, schrieb in den zwanziger Jahren des 20. Jahrhunderts in einem Artikel über Glanerbrug: “Die Stelle, an der sich zwei Länder, 2 Reiche treffen, hat immer etwas merkwürdiges an sich. Die Linie, die dort imaginär gezogen wurde über Heidefelder und Ackerland, durch Wälder und Moraste und die man Grenze genannt hat, trennt viel und vielerlei. Gesetze, die auf der einen Seite der Grenzlinie seit Jahren geachtet werden, sind auf der anderen Seite nicht in Kraft; Worte, die auf dieser Seite frei ausgesprochen werden können, dürfen auf jener Seite nicht geäußert werden; Handelsware verändert beim Überschreiten der Grenze in Schmuggelware. Unterschiede in der Sprache und Kleidung, den Sitten und Gebräuchen; Unterschiede in Interessen und Denkweisen, in Konfessionen und manchmal in Entwicklungen, das alles fällt in der Nähe von Grenzen ins Auge.” Aber abgesehen davon, dass eine Grenze eine scharf gezogene Trennlinie darstellt, ist sie auch ein Berührungspunkt im menschlichen Umgang und eine Übergangszone. Neben dem politischen Aspekt fungiert eine Demarkationslinie in der Praxis doch auch als eine wirtschaftliche, soziale und/oder kulturelle Verbindung zwischen zwei angrenzenden Gemeinschaften. Gerade diese zweideutige Kombination von körperlicher Absteckung und grenzüberschreitender
Scheidslijn en raakpunt
Trennlinie und Berührungspunkt
+++++ 9
Grensgang Overijssel
+
Grenspaal 56 is geposteerd langs een fietspad op de grens tussen Breklenkamp en Forst Bentheim.
+
Grenspaal 127-I markeert de plek waar de Overijsselse Vecht Nederland binnenkomt.
De vele facetten van de grensthematiek waren voor de Stichting IJsselacademie aanleiding mij opdracht te geven om een onderzoek naar de geschiedenis van de Overijsselse scheidslijnen te doen. Dit boek is het resultaat van deze boeiende speurtocht, die zich uitdrukkelijk heeft gericht op de externe afbakening van de provincie. Interne grenzen, zoals marke- of gemeentegrenzen, komen derhalve niet of nauwelijks aan bod. Het eerste hoofdstuk geeft een chronologisch overzicht van de historisch-geografische vorming en ontwikkeling van de grenslijnen die het huidige grondgebied van Overijssel omsluiten. De contouren van het latere gewest begonnen zich tijdens de Middeleeuwen langzaam maar zeker af te tekenen. Vanaf 1528, toen de bisschop van Utrecht als landsheer werd opgevolgd door de Habsburgse keizer Karel V, nam Overijssel als afzonderlijk territoir een eigen plaats in de Nederlanden in. Grote wijzigingen in het grensverloop hebben zich sindsdien niet meer voorgedaan, maar van onveranderlijke buitengrenzen is ook in de afgelopen eeuwen in zowel concrete als mentale zin nooit sprake geweest. In dit hoofdstuk wordt als een rode draad door middel van kaders en illustraties aandacht besteed aan de markering van de Overijsselse begrenzing, die in toenemende mate door grensstenen werd bepaald. Deze zichtbare manifestaties van de menselijke behoefte grenzen vast te stellen én te verleggen zijn nog altijd in allerlei vormen en maten voorhanden.
10 +++++
Het vervolg van het boek is onderverdeeld in negen “etappes”, waarin de lezer wordt meegenomen op een imaginaire historische reis langs de provinciale grenzen. In elk deeltraject wordt aan de hand van een aantal gevarieerde verhalen een rijk geschakeerd beeld van de grensgeschiedenis geschetst. Daarbij staan twee vragen centraal: waarom ligt de grens juist hier en in hoeverre heeft de afbakening in deze contreien een scheidende dan wel een
Begegnungsstätte macht aus den l i mie t b e p a e l i n g e e n l a n d s c h e i d i n g e , ein Begriff aus dem Grenzvertrag von 1548, solch ein interessantes Phänomen. Die vielen Facetten der Grenzthematik waren für die “Stichting IJsselacademie” der Anlass, mir den Auftrag zu erteilen, eine Untersuchung über die Geschichte der Trennlinien von Overijssel durchzuführen. Dieses Buch ist das Resultat dieses packenden Streifzuges, der sich ausdrücklich auf die externe Absteckung der Provinz richtete. Interne Grenzen, wie etwa Mark- und Gemeindegrenzen werden daher nicht beziehungsweise kaum behandelt. Das erste Kapitel gibt eine chronologische Übersicht über die historisch-geographische Entstehung und Entwicklung der Grenzlinien, die das heutige Grundgebiet von Overijssel umschließen. Die Konturen der späteren Provinz begannen sich langsam aber sicher im Mittelalter abzuzeichnen. Ab 1528, als der Bischof von Utrecht als Landesherr abgelöst wurde durch den habsburgischen Kaiser Karl V, nahm Overijssel als separates Gebiet einen eigenen Platz in den Niederlanden ein. Große Veränderungen im Grenzverlauf sind seitdem nicht mehr vorgekommen, aber von unveränderlichen Außengrenzen ist auch in den vergangenen Jahrhunderten nie die Rede gewesen, weder konkret noch mental. In diesem Kapitel wird als roter Faden, mittels Informationskästen und Illustrationen, eingegangen auf die Markierungen der Begrenzungen von Overijssel, die in zunehmendem Maße durch Grenzsteine bestimmt wurden. Diese sichtbaren Manifestationen des menschlichen Bedürfnisses, Grenzen festzulegen und zu verlegen, sind noch immer in allerlei Formen und Maßen vorhanden.
+
verbindende werking gehad? Verder zal in elke etappe worden ingegaan op typisch plaatselijke omstandigheden en op de rol die de grens in het leven van de grensbewoners heeft gespeeld. Ook hier ligt bij de afbeeldingen de nadruk op de nog aanwezige cultuurhistorische sporen in het grenslandschap. Bovendien wordt elk traject door zowel moderne als oude kaarten nader in beeld gebracht. Zo kan de lezer als het ware vanuit de luie stoel langs de Overijsselse grenzen reizen, terwijl hij of zij eveneens wordt uitgenodigd om interessante locaties zelf te bezoeken. De titel van het boek is niet voor niets ontleend aan het woord l a a kg a n g (laak = grens), waarmee vroeger een inspectietocht langs de markegrenzen werd aangeduid. Bij het vervaardigen van deze uitgave heb ik medewerking gehad van veel mensen. Voor hun verschillende bijdragen ben ik onder anderen dank verschuldigd aan Wim Coster, Arnold Gevers, Willy Manden, Rita Melgert, Peter van der Most, Rien de Schipper, Harry ten Veen, Aafke de Wijk, Erwin Wolbink, Ina ten Wolde en Frits David Zeiler. De overzichtskaarten aan het begin van elke etappe zijn gemaakt door Wim Maarse, geo-medewerker van de provincie Overijssel. Een speciaal woord van dank gaat uit naar Dick Waanders, de oprichter van de Overijsselse Grenspalen Verzamelaars Club (OGVC). De verzameldrift van deze vereniging van grensliefhebbers beperkt zich uiteraard tot foto’s van de bezochte objecten, waaruit ik voor de illustrering van dit boek ruimschoots heb mogen putten. De door de OGVC onderhouden website, www. opdegrens.eu, is een aanrader voor iedereen die meer wil weten over heden en verleden van de scheidslijnen van Overijssel. Verder ben ik de medewerkers van de IJsselacademie erkentelijk voor hun ondersteuning. Dat geldt in het bijzonder voor directeur en projectleider Jos Mooijweer, die deze publicatie
Twee grenspalen langs de Beltweg in de gemeente Hardenberg. Links Gp 108 en rechts Gp 109.
Die Fortsetzung des Buches ist in neun “Etappen” eingeteilt, in denen der Leser auf eine imaginäre historische Reise entlang der provinzialen Grenzen mitgenommen wird. In jedem Teilabschnitt wird an der Hand von mehreren abwechslungsreichen Geschichten ein äußerst nuanciertes Bild von der Grenzgeschichte beschrieben. Dabei stehen zwei Fragen im Mittelpunkt: Warum liegt die Grenze gerade hier und inwiefern hat die Abgrenzung in dieser Umgebung eine trennende oder eine verbindende Wirkung gehabt? Weiterhin wird in jeder Etappe auf die typischen lokalen Umstände eingegangen und darauf, welche Rolle die Grenze im Leben der Grenzbewohner gespielt hat. Auch hier liegt der Nachdruck bei den Darstellungen auf den noch vorhandenen kulturhistorischen Spuren in der Grenzlandschaft. Außerdem wird jedes Trajekt durch sowohl moderne als auch alte Karten bildlich dargestellt. Auf diese Weise kann der Leser sozusagen aus dem Lehnstuhl entlang der Grenzen von Overijssel reisen, während er oder sie eingeladen wird, interessante Stellen selbst zu besuchen. Der Titel des Buches ist nicht umsonst entnommen aus dem Wort l a a kg a n g (laak = Grenze), mit dem früher eine Expedition entlang der Markgrenzen angedeutet wurde. Beim Herstellen dieser Ausgabe habe ich die Mitarbeit von vielen Personen gehabt. Für ihre verschiedenen Beiträge möchte ich folgenden Personen meinen Dank aussprechen: Wim Coster, Arnold Gevers, Willy Manden, Rita Melgert, Peter van der Most, Rien de Schipper, Harry ten Veen, Aafke de Wijk, Erwin Wolbink, Ina ten Wolde und Frits David Zeiler. Die Übersichtskarten zu Beginn jeder Etappe wurden von Wim Maarse (Geo-Mitarbeiter der Provinz Overijssel) angefertigt. Ein besonderes Wort des Dankes möchte ich an Dick Waanders + richten, dem Gründer des “Overijsselse Grenspalen Verzamelaars Club” (OGVC).
++++ 11
Grensgang Overijssel
+
heeft geïnitieerd, en redacteur Jeroen Kummer, die de totstandkoming op een competente en prettige wijze heeft begeleid. Het meest sta ik echter in het krijt bij mijn levensgezel Saskia Zwiers. Zij is niet alleen enthousiast en onvervaard meegegaan op tal van “grensexpedities”, maar heeft door het maken van foto’s en het doornemen van de tekst ook een belangrijke bijdrage aan de inhoud van het boek geleverd. Jan ten Hove, Zwolle, september 2012.
Grenspaal 128 staat diep in de grond verzonken aan de rand van een akker naast de grensovergang tussen Nederland en Duitsland bij Holtheme-Laar.
Der Sammeleifer dieses Vereins von Grenzliebhabern beschränkt sich natürlich auf Fotos der besuchten Objekte, unter denen ich zur Illustration dieses Buches in reichem Maß auswählen konnte. Die von der OGVC unterhaltene Webseite, www.opdegrens.eu, ist ein Tipp für jeden, der mehr über die Gegenwart und die Vergangenheit der Trennlinien von Overijssel wissen möchte. Weiterhin bin ich den Mitarbeitern der IJsselacademie sehr erkenntlich für ihre Unterstützung. Dies gilt insbesondere für den Direktor und Projektleiter Jos Mooijweer, der diese Veröffentlichung angeregt hat, und den Redakteur Jeroen Kummer, der das Zustandekommen auf eine kompetente und angenehme Art und Weise begleitet hat. Den größten Dank bin ich jedoch meiner Lebensgefährtin Saskia Zwiers schuldig. Sie hat mich nicht nur enthusiastisch und unverzagt bei einer Anzahl von “Grenzexpeditionen” begleitet, sondern hat durch das Nehmen von Fotos und das Lesen von Texten auch einen wesentlichen Beitrag zum Inhalt des Buches geliefert. Jan ten Hove, Zwolle, September 2012.
12 +++++
+
Uitsnede van een Duitse kaart uit het midden van de 18de eeuw van de grens tussen Overijssel en het Munsterland ten oosten van Enschede. Rechts ligt het Aamsveen.
+++++ 13
Grensgang Overijssel
proloog — Overijsselse grenzen in historisch perspectief
14 +++++
+
De kaart van Nicolaas ten Have, de conrector van de Latijnse school in Zwolle, was de eerste waarop Overijssel centraal stond. Voorheen was de provincie alleen geheel of gedeeltelijk afgebeeld op doorgaans weinig gedetailleerde kaarten van grotere gebieden, die alle waren gebaseerd op de karteringen van de cartografen Jacob van Deventer en Christiaan s’Grooten in de tweede helft van de 16de eeuw. Ten Have vervaardigde voor de Staten van Overijssel een Landtafereel, een grote wandkaart, waaraan de plattegronden van de belangrijkste steden en een korte beschrijving van het gewest waren toegevoegd. De kaart zag in 1648 het licht. In hetzelfde jaar betaalden Ridderschap en Steden de conrector ook een bedrag voor “oncosten van het snijden van de plate van de kleijne caerte dezer Provincie”. Deze verkleinde versie op het zogenoemde atlasformaat was vooral bestemd voor verzamelaars. Het hier afgebeelde exemplaar is in de tweede helft van de 17de eeuw door Nicolaes Visscher in Amsterdam uitgegeven. Naast de titelcartouche linksonder zit een visser met het wapen van Overijssel.
proloog
+
Twee tekeningen met voorbeelden van metingen uit het in 1641 door Ten Have geschreven Geometria ofte meetconst , waarin hij de beginselen van de landmeetkunde uiteenzet. Het leerboekje kan erop wijzen dat de conrector bij zijn tijdrovende terreinopmetingen in de hele provincie hulp heeft gehad van door hem zelf opgeleide assistenten.
—
Overijsselse grenzen in historisch perspectief Provinciaal landtafereel Een oude landkaart is een topografische tijdmachine. Wie er vandaag de dag een blik op werpt, wordt in een oogopslag meegenomen naar het moment waarop de cartograaf de zorgvuldig door hem opgemeten geografische ruimte voorgoed visueel heeft vastgelegd. Vaak gaat het om een kaartbeeld dat onder invloed van het voortdurende veranderingsproces van het ons omringende landschap allang is verdwenen. EĂŠn van de mooiste reizen naar het Overijsselse verleden wordt mogelijk gemaakt door de eerste nauwkeurige kaart van de provincie, het in 1648 verschenen landtafereel van Zwollenaar Nicolaas ten Have. De fraaie vormgeving is kenmerkend voor het hoge niveau van de cartografie in het 17de-eeuwse Nederland.
Tal van prachtig uitgevoerde kaarten en atlassen van werelddelen, overzeese gebieden, landen, gewesten en steden zagen het licht en vonden gretig aftrek. Zo maakten legio tijdgenoten voor het eerst kennis met de wereld om hen heen, een wereld die in levenden lijve alleen met veel inspanning, kosten en ongemak bereisd kon worden. Veel kaarten werden vervaardigd in opdracht van overheden. Een attractieve weergave van een territorium was immers niet alleen van belang voor de wetenschap, maar had ook een representatieve functie. Daarnaast diende een betrouwbare en gedetailleerde kaart ook een praktisch doel: het vastleggen en garanderen van grenzen. De cartografie was het middel bij uitstek om scheidslijnen, die niet als zodanig in het landschap konden worden waargenomen, op papier duidelijk zichtbaar te maken.
+++++ 15
Grensgang Overijssel
proloog — Overijsselse grenzen in historisch perspectief
+
Het fixeren van de eigen grenzen was ook voor de regering van het binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden soevereine gewest Overijssel het voornaamste motief om een landkaart te bestellen. Een prominent lid van het bestuur, de machtige Johan van Raesfelt, sprak in maart 1639 tijdens een vergadering zijn ergernis uit over een enkele jaren eerder verschenen kaart van Drenthe. Volgens de edelman was op deze op last van de Staten van het naburige gewest vervaardigde kaart het grensverloop met Overijssel op diverse plekken bewust foutief weergegeven. Van Raesfelts klacht was niet van eigenbelang gespeend, want als eigenaar van de boven Steenwijk langs de Drentse grens gelegen heerlijkheid de Eese was hij al enkele jaren verwikkeld in een hoogoplopend geschil over de correcte afbakening tussen beide provincies. Zijn collega’s gaven hem gelijk. De provinciale
16 +++++
Langs de Overijsselse grenzen zijn hier en daar nog restanten te vinden van de uitgestrekte moerassen en heidevelden die vroeger het grenslandschap voor een groot deel bepaalden, waaronder het Haaksberger- en Buurserveen in de gemeente Haaksbergen. Het veen in dit gebied is in de 19de en het begin van de 20ste eeuw goeddeels afgegraven ten behoeve van de energievoorziening van de plaatselijke textielindustrie.
bestuurders achtten de door de jurist Cornelis Pijnacker getekende kaart zelfs zo partijdig, dat ze het gebruik ervan in Overijssel ronduit verboden. Aangezien er eveneens onenigheid bestond over de afbakening met het graafschap Bentheim, leek het Ridderschap en Steden raadzaam om zelf “een betere ende perfecte lantcaerte van deze provintie van Overijssel ende derselver limiten” te laten maken. De opdracht voor deze omvangrijke klus ging naar provinciegenoot Nicolaas ten Have, die als conrector van de Zwolse Latijnse school de kost verdiende. Deze wetenschapper had geometrie gestudeerd en stond bekend als een bekwaam landmeter. Ten Have werkte ongeveer vijf jaar aan het in kaart brengen van het gewest. Het resultaat mocht er wezen. Zijn overzichtskaart bleef tot het begin van de 19de eeuw de enige betrouwbare afbeelding van de contouren van Overijssel.¹
Vaele veenen en eenzaeme heide “Die grote landtcaerte van dese provintie” biedt een intrigerend venster op tal van Overijsselse landschapsdetails in het midden van de 17de eeuw. Van bovenaf ontwaren we steden, stadjes, dorpen, buurschappen, burchten, buitenplaatsen, kloosters, molens, schansen, waterlopen, wegen, heuvels, bossen en woeste gronden. De buitengrenzen zijn aangegeven met roze, groen en geel gekleurde stippellijnen. Zonneklaar valt af te lezen dat de oude omkadering van de provincie voor een groot deel door de natuur lijkt te zijn bepaald. Op verschillende trajecten fungeren rivieren en beken als afscheiding, zoals de Linde in
het noordwesten langs de grens met Friesland, de Reest in het noorden langs de grens met Drenthe, het stroomgebied van de Buurserbeek en de Schipbeek in het zuiden en de IJssel in het zuidwesten langs de grens met Gelderland. In het uiterste westen van de provincie vormt de Zuiderzee een onverbiddelijke demarcatie van het Overijsselse territorium. Maar nog veel belangrijker voor de grensvorming dan het water waren de op de kaart van Ten Have in groen weergegeven venen, moerassen en broeklanden. Zijn kaartbeeld laat onmiskenbaar zien dat het provinciale grenslandschap vroeger voornamelijk bestond uit min of meer uitgestrekte zompige contreien, die vandaag de dag grotendeels zijn verdwenen en getransformeerd
in cultuurland. Het enorme veenmoeras tussen Staphorst en Gramsbergen springt bijzonder in het oog, maar ook elders duiken overal ongenaakbare en onbegaanbare terreinen op. Langs de oostgrens met Duitsland herinneren nu nog kleine restanten in natuurreservaten als de Engbertdijksvenen bij Kloosterhaar, de Manderheide tussen Mander en Getelo, het Springendal ten noorden van Ootmarsum, de Bergvennen bij Denekamp, het Aamsveen ten oosten van Enschede en verder zuidwaarts het Haaksberger- en Buurserveen aan het oorspronkelijke landschap. In andere grenszones, zoals ten zuiden van Kampen of in de buurt van Oldemarkt, lagen in het verleden eveneens drassige laagten, maar die waren in de tijd van Ten Have al ontgonnen.² Overijssel was van oudsher dus aan vrijwel alle kanten omgeven door een aaneenschakeling van grote en kleine m o e r ig e v e e n e n , zoals Ten Have ze aanduidde. Deze gordel van niet in cultuur gebrachte grond bestond uit een bijna eindeloos open en ruig landschap, dat letterlijk aan de rand van de bewoonde wereld lag. In de beleving van de mensen waren deze onberoerde veenstreken en heidevelden omgeven door mysterie en onheil. Gewone stervelingen hadden in deze troosteloze wildernis weinig te zoeken. Het onafzienbare onland was slecht toegankelijk en zat vol verraderlijke plaatsen. Vooral het drijfveen was gevaarlijk. Deze diepe poelen waren met een sponsachtige massa overdekt, waarvan de vegetatie in vrijwel niets van de directe omgeving verschilde. Iemand die niet goed met het terrein was vertrouwd, verzonk gemakkelijk in dit water. De tekenaar Abraham de Haen trok in 1732 op weg naar de Ommerschans door een naargeestige wereld van “vaele veenen en eenzaeme heide”. De desolate en eentonige entourage, “daer boom nog lover groeit, nog oogverkwikkend gras, daer op de woeste hei geen vee of menschen woonen [...]”, wekte bij hem associaties op met het sombere schimmenrijk uit de klassieke mythologie. Het griezelige effect werd nog versterkt door de vaak voorkomende + grondmist, die de omgeving soms dagenlang in
++++ 17
Grensgang Overijssel
proloog — Overijsselse grenzen in historisch perspectief
+
18 +++++
Lebuinus predikt het Christendom in Overijssel . Wandschildering in de voormalige Statenzaal in de Diezerstraat in Zwolle. Het doek is aan het einde van de 19de eeuw geschilderd door T. van der Laars, naar een ontwerp van de in Wenen geboren kunstschilder G. Sturm, die als leraar aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam werkte.
een dichte nevel hulde. De spookachtige woeste gronden inspireerden de bijgelovige plattelandsbevolking tot verhalen over moerasgeesten en spookverschijningen als de boosaardige witte wieven, gloeiende vuurmannen en rusteloze wedergangers. Zulke bovennatuurlijke wezens kon men maar beter uit de weg gaan. Vooral na zonsondergang, wanneer er dwaallichtjes boven het waterland dansten, was het er niet pluis. De h è - m a n n e ke s zwierven er dan rond. Ze riepen voortdurend een monotoon h è h è ! h è ! en joegen mensen graag de stuipen op het lijf.³ De natuurlijke gesteldheid van het terrein was een belangrijke factor bij de totstandkoming van de grenzen van Overijssel. Maar de afbakening van de provincie is niet alleen door het karakter van het landschap bepaald. Per slot van rekening moest men op een gegeven moment ook in een op het ontmoetingspunt van twee machtsgebieden gelegen moeras een kunstmatige scheidslijn vaststellen, die duidelijk maakte aan wie welk deel toebehoorde. Aan het ontstaan van de
Overijsselse grenzen ligt evenals elders dan ook een samenspel van natuurlijke en politieke omstandigheden ten grondslag. Het staatkundige element kwam met name om de hoek kijken bij de vorming van het domein en bij het trekken van scherpe grenslijnen in omstreden streken, waar geen onomstotelijke natuurlijke scheiding aanwezig was. Niet voor niets kwam de kaart van Ten Have vooral tot stand met het oog op de territoriale pretenties van Overijssel ten opzichte van buurlanden als Drenthe en Bentheim. Hoewel het authentieke landschap dus een grote inwerking op de ligging van de grenzen heeft gehad, wil dat niet zeggen dat de “palen” van Overijssel altijd vanzelfsprekend zijn geweest. Het tegendeel is het geval: de provinciale grenzen zijn mede het resultaat van een lange en vaak bewogen geschiedenis, waarin zowel machtspolitiek en wapengekletter als de onvoorspelbare grillen van het lot een rol hebben gespeeld. In het vervolg van dit verhaal zal worden beschreven hoe de buitengrenzen van de provincie zijn
gevormd, welke landschappelijke en politieke factoren hierop invloed hebben uitgeoefend en welke veranderingen in de loop der eeuwen in het “grenslandschap” hebben plaatsgevonden. Daarnaast zal ook worden ingegaan op de vraag in hoeverre de concrete staatkundige grens tevens fungeerde als militaire, mentale, economische en culturele scheidslijn. Een grens vormt immers niet alleen een barrière, maar ook een verbinding.
Gouwen en graven De oudste schriftelijke vermelding van een “grens” op het grondgebied van de huidige provincie Overijssel komt voor in een vroege levensbeschrijving van de Angelsaksische missionaris Lebuinus, die omstreeks 770 met de bouw van een houten kerkje in Deventer de basis legde voor de kerstening van Oost-Nederland. Volgens deze 9de-eeuwse lofzang verkondigde de zendeling Gods woord langs de oevers van de IJssel, “in het confinium [= grensgebied] der Franken en Saksen”. Er was destijds nog geen sprake van een harde grens, een permanente geografische scheiding tussen twee territoria, maar eerder van een vage afbakening van de machts- en invloedssfeer van beide stammen. Pas na de door keizer Karel de Grote met krijgsgeweld afgedwongen opname van de Saksen in het Frankische Rijk ontstond in onze regio een bestuurlijke structuur met een onderverdeling in gouwen of graafschappen met min of meer gefixeerde grenzen. Ook de verspreiding van het christendom bracht nieuwe organisatievormen met zich mee. Het grootste deel van het tegenwoordige Nederland, inclusief Overijssel, viel onder het bisdom Utrecht. Dit uitgestrekte diocees was opgesplitst in parochies of kerkelijke gemeenten. Binnen deze grote verzorgingsgebieden werden de gelovigen bediend door enkele geestelijken, die werkten vanuit een centraal gelegen en goed bereikbaar bedehuis. Deze eerste territoriale indeling in wereldlijke en geestelijke eenheden zal uit de aard der zaak gepaard zijn gegaan met een globale begrenzing
van de nieuw gevormde territoria. Een graaf moest bijvoorbeeld weten wie onderworpen was aan zijn jurisdictie en een pastoor bij wie hij kon aankloppen voor het ontvangen van de tienden, een kerkelijke heffing van eentiende deel van de oogst. We mogen veronderstellen dat dit demarcatieproces geleidelijk zal zijn verlopen en dat de afbakening van de diverse rayons naarmate de bevolking groeide steeds verder werd verfijnd. Aanvankelijk waren vastomlijnde grenzen niet noodzakelijk, omdat deze landstreken nog weinig ontwikkeld en zeer dunbevolkt waren. De schaarse nederzettingen bestonden uit slechts enkele boerderijen en lagen als eilandjes in een weidse zee van onaangetaste en ongecultiveerde gronden. De verschillende overheden zullen bij hun interne organisatie een grove verdeling hebben gehanteerd, waarbij het voor het consolideren van het gezagsapparaat voldoende was als vastlag welke buurschap onder welke graafschap of parochie viel. Ontoegankelijke moerassen en andere onbewoonbare gebieden fungeerden in dit verband als grove, door het landschap geschapen scheidslijnen. De wording en indeling vande vroegste bestuursdistricten zijn door een gebrekaan betrouwbare bronnen in nevelen gehuld. Geschreven documenten over de ontstaansgeschiedenis van de grenzen in onze regio zijn er evenmin. Dat maakt de vraag waarom een grenslijn nu uitgerekend dat specifieke traject volgt vaak onmogelijk te beantwoorden. Zelfs summiere vermeldingen van territoria zijn in de Karolingische tijd erg zeldzaam. In de oudste oorkonden die betrekking hebben op Overijssel leren we alleen de namen kennen van een paar gouwen. Zo maakt een schenkingsakte uit 797 gewag van bossen langs de Hi s l a oftewel de IJssel en van de p a g u s Hi s loi . Deze gouw is waarschijnlijk hetzelfde gebied dat korte tijd later (814-815) S a l a h o n wordt genoemd, “daar waar de IJssel uitmondt”. In oorkonden uit de tweede helft van de 10de eeuw is sprake van Salalant , Salon of S o l o ( n ) , wat waarschijnlijk vroege aanduidingen
voor Salland zijn. In dezelfde tijd lag in het oosten van de provincie de gouw Noord-Twente. In 797 en 799 verwierf de abdij van Werden hoeven in Mander en in Hezingen, waarbij werd genoteerd dat ze in Nor t hui a nt i lagen. Niet veel later verdween het voorvoegsel “north” en komen we de gouw alleen nog tegen als T ui a nt i of T hu e nt i . Welk grondgebied deze territoria precies besloegen, is onduidelijk. Hun grenzen kwamen in ieder geval niet overeen met die van de gelijknamige laatmiddeleeuwse kwartieren.⁴
Het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie Voor zover bekend is een groot deel van de oostgrens van Overijssel wel van zeer oude datum. In 843 werd het rijk van Karel de Grote bij het Verdrag van Verdun opgedeeld tussen zijn drie kleinzonen. Het huidige Nederland behoorde tot het uitgebreide Middenrijk, dat zich ontvouwde vanaf Italië en de Provence tot aan de Noordzee. De begrenzing met het naburige Oostrijk liep in onze provincie vrijwel parallel met wat nu de rijksgrens tussen Twente en Duitsland is, wat dit tracé tot één van de oudste grenzen van Nederland maakt. Deze politieke scheidslijn lijkt te zijn gebaseerd op de kerkelijke afbakening tussen de bisdommen Utrecht en Munster. Het laatste diocees was opgericht in 804. Het door de geloofsprediker Liudger, de opvolger van Lebuinus, gekerstende werkterrein werd daarbij afgescheiden van Utrecht. Alleen de grens met Duitsland bij de opmerkelijke inkeping tussen de zuidoostpunt van Drenthe en Ootmarsum zal destijds nog niet hebben bestaan. Het Nedergraafschap Bentheim, die de drie parochies of kerspelen Uelsen, Emlichheim en Veldhausen omvatte, viel aanvankelijk onder het geestelijke gezag van de Utrechtse bisschop en maakte vermoedelijk eveneens deel uit van de gouw Twente. De uitstulping van het Duitse grondgebied is pas later tot stand gekomen. In de Middeleeuwen waren de wereldlijke en kerkelijke indeling van + de diverse bestuursniveaus uit praktisch oogpunt
++++ 19
Grensgang Overijssel
+
De grote waarde die aan landweren werd gehecht, komt tot uiting in de strenge straffen die op het beschadigen ervan stonden. Zo werd in het landrecht van bisschop David van Bourgondië uit 1457 geschreven: “Item wie die landtweere brecke, schynnende [= schendt] offte daer inne houwe, die sal syn rechterhandt ghebrocken [= verbeurd] hebben, unde off daer enighe beesten ynghevonden worden, sullen aen ons ende onsen nacoemelingen ghecomen ende vervallen wesen.” Tekening van de kerkvorst in harnas naast de eerste pagina van de landbrief in een register uit 1566.
proloog — Overijsselse grenzen in historisch perspectief
+ frequente aanvallen en plundertochten vanuit Gelre. Ook langs de grens in het oosten met het graafschap Bentheim en het prinsbisdom Munster, waar op meerdere plaatsen begaanbare corridors tussen de drassige veengebieden lagen, bevonden zich veel landweren. De ten oosten van Oldenzaal en Losser gelegen B e nt h e i m e r l a n dw e e r wordt onder meer vermeld in een verzoeningsverdrag uit 1447 tussen bisschop Rudolf van Diepholt en graaf Everwijn van Guterswijk. Deze door twee bemiddelaars vastgestelde regeling is het oudste concordaat van ons land waarin naast andere controverses ook een grensgeschil tussen twee staten wordt opgelost. Eén van de twistpunten betrof de afbakening van de wederzijdse territoria bij een landweer die nog net op Bentheims grondgebied pal tegen Twente aanlag. De graaf van Bentheim was van mening dat hij het recht had om deze linie tot aan de Ade ke s b e r g h e alleen
26 +++++
te onderhouden en te beheren. De bisschop was het daar niet mee eens. Hij kreeg gelijk, waarna werd afgesproken dat men de werkzaamheden aan het voor beide landen waardevolle walstelsel voortaan in onderling overleg zou verrichten. Dat de Bentheimer landweer ook dienst deed als grensmarkering blijkt uit de toevoeging dat men “de palynge der lande dair myt scheiden” wilde. De brede wal, die werd versterkt door twee grachten, wordt ook in grensverdragen uit 1548 en 1824 genoemd. De laatste restanten van de historische afbakening zijn pas in het midden van de jaren zeventig van de 20ste eeuw bij het ontginnen van het heideveld aan de Duitse zijde van de grens verdwenen.¹²
Meester Arnt kreeg in 1488, toen hij al enige tijd in Zwolle verbleef, de opdracht een groot retabel voor het hoogkoor van de St. Nicolaaskerk in zijn vroegere woonplaats Kalkar te vervaardigen. Door zijn overlijden vier jaar later heeft hij de altaarschrijn niet kunnen afmaken. De voetwassing van de apostelen door Jezus is één van de weinige taferelen die aan de beroemde beeldsnijder worden toegeschreven.
//////// / / / / / / / / / / / / / / / / /
Grensvervaging tussen Weser en IJssel Tijdens de late Middeleeuwen vormden de territoriale “palen” van het Oversticht allerminst een obstakel voor het verkeer met de buurlanden. Er vonden tal van grensoverschrijdende contacten plaats, met name tussen Oost-Nederland en grote delen van Westfalen en het Rijnland. Deze gebieden vormden zowel economisch als geestelijk-cultureel een samenhangend landschap, waarbinnen staatkundige scheidslijnen van ondergeschikt belang waren. De onderlinge verhoudingen werden vergemakkelijkt door de op het Middelnederduits gebaseerde taalverwantschap. De relaties van de IJsselvallei met het Duitse achterland waren veel intensiever dan die met Utrecht, Holland en Zeeland. De economische verbindingen kwamen onder meer tot uiting in de oost-west gerichte handelsbetrekkingen. De bloeiende jaarmarkten in Deventer en Zwolle, waar goederen u t h a l l e n o m l i g g e n d e n l a n d e n van de hand gingen, werden door kooplieden uit onder meer Wesel, Paderborn, Dortmund, Soest, Munster, Coesfeld en Osnabrück druk bezocht. Ook binnen het machtige Hanzeverbond werkten bestuurders en handelaars binnen het Westfaals-Zuiderzees kwartier nauw samen om de gezamenlijke belangen te behartigen. De persoonlijke contacten werden verder versterkt door een dynamische wederzijdse migratie. De economische banden leidden eveneens tot een religieuze en culturele verwevenheid. Zo drong de Moderne Devotie, de door Deventenaar Geert Grote (ca. 1340-1384) in gang gezette religieuze vernieuwingsbeweging, al snel door naar Westfalen en het Rijnland. Zijn oproep tot innerlijke vroomheid en een sober, godsvruchtig bestaan viel hier in vruchtbare bodem. Ook in cultureel opzicht bestond er een levendige uitwisseling. Veel in de rijke IJsselsteden werkzame kunstenaars stamden uit het Duitse grensgebied. Een goed voorbeeld is de virtuoze beeldsnijder meester Arnt (ca. 1430-1492), die afkomstig was uit Kalkar, maar zijn laatste levensjaren in Zwolle doorbracht. Hij staat in de kunstgeschiedenis dan ook bekend als zowel Arnt van Kalkar als Arnt van Zwolle. Opvallend is ook het vrij grote aantal Overijsselse studenten aan de Keulse universiteit. De sterke vervlechting van het gebied tussen de Weser in het oosten en de IJssel in het westen werd tijdens de 16de en 17de eeuw door concurrerende politieke machten, de Tachtigjarige Oorlog en andere malaise zwaar op de proef gesteld. De hoogtijdagen van een eeuwenlange, tot ver over de staatsgrenzen reikende verbondenheid waren voorgoed voorbij.¹³
+
De kloosters en broederhuizen van de Moderne Devotie voorzagen deels in hun inkomsten door het overschrijven en illustreren van religieuze werken. Deze miniatuur met de verrijzing van Christus uit het graf is afkomstig uit een fraai verlucht gebeden- of getijdenboek, dat in 1473 vermoedelijk in een Zwols schrijfatelier is vervaardigd.
//////// / / / / / / / / / / / / / / / / /
+++++ 27
Grensgang Overijssel
proloog — Overijsselse grenzen in historisch perspectief
32 +++++
/ / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /
Kruiskuilen en zonnetelgen Eén van de in het grensverdrag van 1548 behandelde geschillen speelde zich af tussen enerzijds de marken Losser, Lutte en Beuningen in Twente en anderzijds de ingezetenen van Gildehaus in Bentheim. In de overeenkomst staat genoteerd dat de leden van de grenscommissie zich samen met enkele hoge ambtenaren en gedeputeerden van de steden Deventer, Kampen en Zwolle in eigen persoon naar de omstreden plaats hadden begeven. Na ampel onderzoek en overleg hadden ze bepaald dat “de lake ende landscheidinge begint van boven af van de kruyskuyle in den Vleer [= de huidige Drielandsteen bij Overdinkel] ende van daer aen den steen op den Molenweg ende van den selven steen op den grooten boom beneden den Scherpenberg aen den tuyn ende voort op den groten boom staende voor Barlebecken hoff ende huys [= het oude erf Verbecke, nu Reiterhof Aarnink] daer een kruys in gehouwen is ende voort op den groten boom met de breyde wortelen staende op den Storks kamp bij den tuyn.” Daarna vertrokken de gecommitteerden naar een iets verderop gelegen en eveneens betwiste grensstrook, waar ze opnieuw de wederzijdse mondelinge en schriftelijke bewijsvoering onder de loep namen. Hier bepaalden de heren dat de grens zou lopen “van den steen staende bij dat gerichte des Graven van Benthem ende voort langs de landweer, alsoo dat de graft van deselve landweer sal sijn ende is de rechte lake ende scheydinge tusschen Keys(erlicke) May(jestei)ts Lande van Twente ende der Graefschap van Benthem, ende van de landweer voort langs de mate [= weiland] ende van den hoek derselve mate op den Sonnentelgen, [...] beholdlijk dat het groenland bij deselve mate zal blijven liggen onbegraven, den beyden paelbuyren [= buren aan weerszijden van de grens] te weyden ende heyden zonder nogthans plaggen daer van te meyen, ende voort van den Sonnentelgen den weg langs volgende op dat Bergsken langs den Rammelerhaerweg [= de tegenwoordige Vrijdijk] tot aen den Rammelkamp aen de beeke [= de Rammelbeek] ende also die gecommitteerden bevonden hebben eenen steen daer op de wapen des Graven van Benthem gehouwen is, sal deselve steen opgenomen ende op den graven van de landeweer recht tegens de plaets over daer de steen te vooren gestaen heeft geset worden ende sal op de eene sijde van den steen blijven de wapen van Benthem ende op de andere sijde sal geset werden een Bourgondisch cruce.” Dit beeldende fragment geeft een fraai overzicht van de grote variatie aan methoden die werden gebruikt om een grenslijn te markeren. Naast bomen met een in de bast gesneden kruis, grachten, landweren en stenen wordt ook een k r u i s k u i l vermeld, een in de vorm van een kruis gegraven gat, dat met veldkeien was gevuld. Een dergelijke kuil vervulde dezelfde functie als een kruisje op een landkaart, waarvan een paar armen de richting van de grens aangeeft. Een S o n n e n t e l g e ( n ) was een boom, waarvan de schaduw om twaalf uur precies naar het noorden wees en die aldus de grenslijn bepaalde.¹⁶ / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /
+
Op de hiernaast afgebeelde uitsnede uit een kaart van de graafschappen Bentheim en Steinfurt, die omstreeks 1630 door Johannes Westenberg is vervaardigd, ligt het noorden links. De met een stippellijn aangegeven grens tussen het graafschap Bentheim en Overijssel begint bij het drielandenpunt bij Welpsvenne , die in het verdrag van 1548 als den Vleer werd aangeduid. Westenberg heeft op deze plek een grenspaal getekend, net als diverse andere plekken langs de grens. Ook de boerderij Barl(e)beck is op de kaart te vinden. De in het verdrag genoemde gerichtsplaats van Bentheim wordt als het Bentemsch gerichte vermeld. Vroeger werden langs belangrijke verbindingsroutes in het grensgebied vaak galgen opgericht. Zo was vlak tegenover de Bentheimer galg zijn Twentse evenknie te vinden. Vandaag de dag herinneren veel veldnamen in grensregio’s nog aan dit gebruik, zoals Galgenbelt, Galgenberg en Galgenveld. Deze plekken fungeerden meestal niet echt als executieoord. Ze hadden vooral een symbolische functie. Naast het afbakenen van het eigen machts- en rechtsgebied dienden ze ook als grimmige waarschuwing aan de reiziger dat hij in het zojuist betreden territorium op zijn tellen moest passen. De Sonnentelge wordt eveneens op de kaart aangegeven. De grenslijn liep vanaf dit punt inderdaad exact in noordelijke richting. Iets verderop stroomt bij Rammelcamp de Rammelbeek langs de grens.
+++++ 33
Grensgang Overijssel
© The National Gallery, London
proloog — Overijsselse grenzen in historisch perspectief
38 +++++
+
Schilderij door Gerard ter Borch van de vredesceremonie in de raadzaal van het stadhuis van Munster op 15 mei 1648.
Overijssel decennialang vrijwel continu bestuurlijk in tweeën was gesplitst. Een Staatse regering was heer en meester in Salland en Vollenhove, terwijl de Spanjaarden het in Twente voor het zeggen hadden. Zo functioneerden er vanaf 1580 naast elkaar twee provinciale Staten, die zich allebei opstelden als de enige rechtmatige gezaghebbers. De grenzen tussen de twee tegenstrevers waren niet altijd even scherp getrokken. Soms lukte het de Spaanse zeggenschap terug te dringen, maar telkens veerde die weer
terug. Ook de kerende krijgskansen maakten de f ro nt ie r tot een streek, waar het voor de bewoners niet altijd even duidelijk was wie het feitelijk gezag uitoefende. Pas vanaf het moment dat de hele provincie in Staatse handen was, kon achter deze warrige toestand een punt worden gezet. De langdurige aanwezigheid van de Spanjaarden in het oosten van de provincie creëerde echter wel een religieuze geloofsgrens. Vanwege de tweedeling had de Reformatie in Twente in het eerste kwart van de
17de eeuw in tegenstelling tot het westen van het gewest nog maar nauwelijks wortel geschoten. Het overgrote deel van de Twentenaren bleef ook in het vervolg de katholieke kerk trouw.²² Hoewel Overijssel vanaf 1626 was gevrijwaard van de aanwezigheid van vijandelijke soldaten, bleef de dreiging van het militaire machtsapparaat van de Spanjaarden aan de oostgrens nog lang in de lucht hangen. Pas in mei 1648 maakte de Vrede van Munster na jarenlange onderhandelingen officieel een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. In de Republiek begroette men dit verdrag als een grote overwinning. De internationale gemeenschap had de statenbond van de Zeven Provinciën erkend als een volwaardige mogendheid met vaste grenzen. De Vredes Triumph verbrak eveneens de leenhorigheid van de Lage Landen aan het Duitse Rijk. Door deze losmaking was voortaan in het oosten van Overijssel ook formeel sprake van een staatsrechterlijke scheidslijn tussen enerzijds Salland en Twente en anderzijds Bentheim en het Munsterland, die wel binnen het rijksverband bleven. De papieren scheiding leidde overigens niet tot een wijziging van het grensverloop. De nieuwe politieke constellatie leidde wel tot een grote verandering ten aanzien van de mentale grenzen van Overijssel, dat in het vervolg ook op economisch en cultureel terrein de blik meer en meer naar het westen richtte. Deze koerswijziging reflecteerde zich onder meer in het taalgebruik. In de burgerboeken van de IJsselsteden maakten in deze tijd Nederduitse beroepsaanduidingen als snijder en maler plaats voor Hollandse woorden als kle e r m a ke r en s c hild e r . Overijssel, dat van oudsher een centrale positie tussen oost en west had ingenomen, was nu in de periferie van Nederland beland.²³
Op eigen benen De Republiek der Verenigde Nederlanden was geen eenheidsstaat met een sterk centraal gezag, maar een losse bond van zeven zich soeverein voelende en vaak zeer zelfstandig optredende staatjes.
Binnen deze voor Europa unieke bestuursvorm opereerden Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Friesland en Groningen gezamenlijk op het gebied van defensie en buitenlands beleid. Deze zaken werden geregeld door de in Den Haag zetelende Staten-Generaal, die was samengesteld uit een aantal gedeputeerden van de zeven provincies. Op alle andere terreinen bezaten de gewesten een verregaande vorm van autonomie. Ook Overijssel was in de 17de en 18de eeuw in principe een onafhankelijk land. Het provinciaal bestuur werd gevormd door de Staten, waarin vertegenwoordigers van Ridderschap en Steden zitting hadden. De Ridderschap bestond uit edellieden die aan een aantal voorwaarden met betrekking tot afkomst en bezit moesten voldoen. De Steden waren de drie hoofdsteden Deventer, Kampen en Zwolle. Evenals in de rest van de Republiek kende men in Overijssel geen sterk nationaal besef. De gemeenschappelijke stadhouder uit het Huis van Oranje en de langdurige strijd tegen Spanje zorgden wel voor een gevoel van samenhang, maar de meeste inwoners van de federatie voelden zich vooral verbonden met hun eigen gewest, stad of streek, waar bestuur, rechtspraak, onderwijs en handelspraktijk behoorlijk van elkaar konden verschillen. Wie binnen de Republiek een provinciegrens passeerde kwam als uit h e e m s c h e in een ander land met eigen wetten, voorschriften en gebruiken terecht. Ook elke stad en iedere hoge heerlijkheid had een eigen bestuurs- en rechtssysteem. Een verhuizing naar een andere plaats kon door de verscheidenheid aan rechtsregels derhalve grote gevolgen hebben. Zo hadden in Overijssel testamenten alleen rechtsgeldigheid als ze waren opgemaakt voor een rechterlijke instantie. Daardoor kon het gebeuren dat, indien iemand in een ander gewest naar het daar geldende recht voor een notaris had getesteerd, en vervolgens als ingezetene van Overijssel overleed, het testament geen rechtskracht had. Dat overkwam Antonia Dorothea Stein van Gollenesse, vrouwe van Oyen en dochter
van een hoge VOC-ambtenaar. Zij woonde eerst enige tijd in Amsterdam en maakte daar op 30 mei 1770 voor notaris en getuigen een testament op. Vier jaar later vestigde ze zich formeel in Zwolle. Lang zou ze niet van haar nieuwe woonplaats genieten, want al enkele maanden later kwam de 34-jarige Antonia door verdrinking om het leven. Haar laatste wil bleek tot schrik van de daarin begunstigden volgens het lokale recht ongeldig te zijn. Wanneer zij als reizigster in Zwolle was gestorven of in Hattem was gaan wonen, waar naar Gelders recht een notarieel testament ook legitiem was, was er geen vuiltje aan de lucht geweest.²⁴
Geschillen over de limieten Als soevereine staat was Overijssel ook zelf verantwoordelijk voor het garanderen van zijn territoriale integriteit bij grensgeschillen met buurlanden. Aan de oostgrens was heibel tussen de eigen ingezetenen en de bewoners van de grensstreken van het graafschap Bentheim en het prinsbisdom Munster een regelmatig terugkerend verschijnsel. De bron van de conflicten was doorgaans de gebruikelijke bonje tussen aangrenzende agrarische gemeenschappen over het gebruik van de onontgonnen gronden. Men betichtte elkaar over en weer van wederrechtelijke handelingen zoals het kappen van hout, het weghalen van vee en het steken van plaggen en turf op andermans grondgebied, en het zich ten onrechte toeëigenen van stukken land. De strubbelingen werden door de toegenomen exploitatie van de venen, moerassen en heidevelden, onder meer door een nieuw fenomeen als het verbouwen van boekweit, alleen maar aangewakkerd. Doorgaans liet men de onaangenaamheden lang op hun beloop. Maar wanneer de gemoederen bijzonder hoog opliepen en het conflict bijvoorbeeld door het gebruik van geweld dreigde te escaleren, moesten de autoriteiten wel ingrijpen. Hooggeplaatste + gezagsdragers, zoals drosten, gedeputeerden en
++++ 39
Grensgang Overijssel
proloog — Overijsselse grenzen in historisch perspectief
+
54 +++++
+
De grens met Pruisen werd volgens het Verdrag van Kleef afgebakend door eikenhouten palen die boven de grond ongeveer 2,5 meter lang waren. Aan de Nederlandse zijde waren ze diagonaal oranje-wit en aan de Pruisische zijde zwart-wit gekleurd. De keuze voor deze houten markeringen pakte niet goed uit. Omdat de palen vaak in drassige grond stonden, gingen ze al snel rotten en braken ze af. Bovendien moesten ze regelmatig geverfd worden. Al snel besloot men de houten grenspalen geleidelijk te vervangen door natuurstenen exemplaren, die veelal de vorm van een obelisk kregen. De al aanwezige stenen uit de 18de eeuw bleven gewoon staan en werden opgenomen in de nieuwe nummering. Deze begon in Overijssel op de grens met Gelderland bij Gp 832 (de Jurisdictiepaal) en eindigde bij Gp 862 (de Drielandsteen). Naast de tekening van één van de in totaal driehonderd palen, die in 1817 langs de Nederlands-Pruisische grens werden neergezet, zijn van links naar rechts de tussenstenen Gp 845-X, Gp 840-G en Gp 849-M te zien.
Langs de grens met Hannover werden op basis van het Traktaat van Meppen voor zover nodig direct nieuwe hoofd- en tussenstenen van Bentheimer zandsteen geplaatst. De eerste staken ongeveer 1,40 meter boven de grond uit, de laatste 0,75 meter. In de hoofdstenen werd het jaartal 1824 en het nummer gebeiteld. De hulpstenen kregen in tegenstelling tot hun soortgenoten langs de Pruisische grens, waaraan een letter werd toegevoegd, een Romeins cijfer als volgnummer (I, II, III, IV etcetera).Verder werd aan de Hannoveraanse kant een H uitgehakt en aan de Nederlandse kant een N. Ook hier werden oude grensstenen hergebruikt en voorzien van een nieuwe nummering en letters. De Overijsselse reeks begon bij de oude Drielandsteen bij Overdinkel, die nummer 1 kreeg toebedeeld, en eindigde bij Gp 133 op de grens met Drenthe. De foto’s tonen van links naar rechts Gp 56, Gp 81 en Gp 77.
+
Na het omnummeren van de oude en het plaatsen van de nieuwe grensstenen werd een gedetailleerde kaart van de grensstrook tussen Nederland en Hannover vervaardigd. Het Overijsselse deel bestaat uit zeven ingekleurde pentekeningen met een schaal 1:20.000. De titel luidt: “Topographische Kaart van de grensscheiding tusschen de provincie Overijssel en het graafschap Bentheim, aanvang nemende aan de Pruissische grenzen bij Drieland, en eindigende aan de Kraaijenkast nabij Koeverden.” De hier weergegeven uitsnede van kaart I beslaat het traject tussen Gp 5 bij de Scherpenberg en Gp 18 bij de voormalige gerichtsplaats van Bentheim.
/ / / / / / / / / / / / / ////////////
Van het Welperveen tot de Rammelhaarweg In de beschrijving van het grensverloop in het traktaat met Hannover komt ook het traject aan bod dat eerder in dit hoofdstuk in een kader bij het verdrag van 1548 tussen Bentheim en Overijssel de revue is gepasseerd. Zoals uit het volgende fragment blijkt was het grenslandschap in de gemeente Losser in bijna driehonderd jaar nauwelijks veranderd, want de overeenkomsten tussen beide teksten zijn frappant. Zelfs de in 1548 vermelde landweer was nog altijd aanwezig. De nieuwe nummering van de vermelde grenspalen is tussen haakjes toegevoegd: “De Nederlandsch-Hannoversche grenzen vangen aan, te rekenen van de provincie Overijssel en het graafschap Bentheim, in den omtrek van het zoogenaamde Welperveen of Vleer, ter plaatse, waar zich het Nederlandsch, Hannoversch en Pruissisch grondgebied, bij het punt Drieland genaamd, vereenigt, en waar thans een, met het jaartal 1659 gemerkte, grenssteen staat [Gp 1]. Van hier loopt de grensscheiding, in regte lijn en noordwestelijke rigting, naar eenen op de zoogenaamde Marktplaats staande, met voorschreven jaartal en het Bourgondische en Bentheimsche wapen gemerkten grenssteen [Gp 3]; vervolgens in meer noordelijke doch steeds regte strekking, op den ouden grenssteen, staande aan den noordelijken voet van den Paaschbult of Scherpenberg [Gp 5]; van dezen verder door de nieuwe kamp van den Hannoverschen landman Verbecke, en het gemeene veld, niet verre van de Dinckel en oostelijk van dit riviertje, naar den ouden in een eiken boschje staanden steen, welke wel met het Bourgondische en Bentheimsche wapen, doch met geen jaartal, is voorzien [Gp 6]. Ofschoon de weg alhier, die naar den hof van Verbecke leidt, in deszelfs lengte gedeeltelijk door de grenslijn wordt doorsneden, zoo zal dezelve nogtans geheel Hannoversch blijven. Van laatstgemelden steen gaat de grens verder, in regte lijn, op een punt aan den regteroever der Dinckel, hetwelk zeven-en-dertig ellen zeven palmen, of tien Rijnlandsche roeden [= 37,7 meter], rug- of zuidwaarts van het, in tegenwoordigheid van commissarissen in de rigting der opgegeven marktegrenzen tusschen de Nederlandsche gemeente Losser en de Hannoversche gemeente Gilhuis [= Gildehaus], gegraven kruis, op den regteroever der Dinckel valt, zoodanig dat, tusschen deze twee opgegeven punten, de Dinckel, ter lengte van [37,7 meter] gemeenschappelijk blijft, en de dalweg, of het midden derzelve, aldaar de grensscheiding maakt.
+++++ 55
Grensgang Overijssel
Vledder
F
r
i
e
s
l
a
n
Diever
d Eese
Oldemarkt
Nijensleek
Willemsoord Eesveen Wapserveen
Ossenzijl
Steenwijk Steenwijkerwold Kallenkote
Havelte Kalenberg Zuidveen
Scheerwolde
Giethoorn
Nijeveen
Blokzijl Kolderveen
Wanneperveen Dinxterveen nx xte
Meppel
Beulakerwijde Belter- wijde
etappe
02
+
+ De Steenwijker Aa, gezien vanaf de brug in De Nijensleker Schipsloot fungeert vanaf de knik bij de De Wulpen in de richting van de grens met Hoofdweg tussen Eesveen en Drenthe. Nijensleek gedurende zo’n 750 meter als grensscheiding van Overijssel en Drenthe.
+
Gietijzeren grenspaal uit het einde van de 19de eeuw langs de Spoorbaanweg ten zuidoosten van Steenwijk.
—
Van de Eese tot Leenders: de grens met Drenthe (1) Vanaf de oude heerlijkheid de Eese, gelegen op het ontmoetingspunt van drie provincies, loopt de afbakening tussen Overijssel en Drenthe zuidoostwaarts in een vrijwel rechte lijn tussen een aantal dubbele lintdorpen aan weerszijden ervan: eerst Eesveen en Nijensleek en na het kruisen van de Steenwijker Aa Kallenkote en Wapserveen. Ook langs de oostflank van het Land van Vollenhove bestond een groot deel van het grensgebied aanvankelijk uit een moerassig veenlandschap. En ook hier hebben van diverse kanten opdringende en op elkaar botsende ontginningsbewegingen op de vaststelling van het grensverloop grote invloed uitgeoefend. De veelal nagenoeg langs een lineaal getrokken lijnen laten zien dat de afscheiding hier niet door de natuur is gevormd, maar op basis van onderlinge afspraken tot stand moet zijn gekomen. Ter
hoogte van de Johannes Postkazerne maakt de provinciegrens een hoek van bijna 90 graden naar het zuidwesten en zet zich voort langs de hogere gronden van de ten oosten van Steenwijk gelegen stuwwal. Na de A32 te hebben gekruist loopt de begrenzing verder langs de Stouwsloot, om vrijwel aan het einde van deze waterloop een scherpe draai in zuidoostelijke richting te maken. Vanaf deze plek voert het tracé weer door een laagveengebied met de “tweelingdorpen” Dinxterveen en Kolderveen. De kaarsrechte scheidslijn stuit tenslotte bij de buurschap Leenders op het Meppelerdiep, die als scheepvaartweg én afwateringskanaal in de loop der eeuwen voor de nodige moeilijkheden tussen de buurprovincies heeft gezorgd.
+++++ 89
Grensgang Overijssel
+
etappe 02 — Van de Eese tot Leenders: de grens met Drenthe (1)
Opgaande weerlanden Het herscheppen van de wildernis in bruikbare cultuurgrond kwam in het natte niemandsland tussen de huidige provincies Overijssel en Drenthe vanaf de 11de eeuw op gang. De ontginningswerkzaamheden werden ter hand genomen volgens het overal in veengebieden toegepaste systeem van de zogenoemde o p s t r e k ke n d e v e r k av e l i n g. Boeren gingen de waterige veengronden te lijf vanuit een wat droger uitgangspunt op een oeverwal, zandkop of keileembult. Min of meer loodrecht op deze o c c u p at ie a s groef men parallel lopende sloten het veen in om een verkavelingspatroon van smalle, lange stroken land, ook wel s l a g e n genoemd, van water te ontdoen en in cultuur te brengen. De naast elkaar gelegen hoeven of o p g a a n d e e r v e n langs de ontginningsbasis vormden langgerekte
90 +++++
bewoningslinten. Elke kolonist had het r e c ht v a n o p s t r e k . Dat wilde zeggen dat hij de kavel achter zijn boerderij rechtuit mocht doortrekken tot aan de dorpsgrens. Het in gebruik nemen van nieuwe stukken woeste grond was regelmatig nodig, aangezien de bodem door het inklinken van het veen na verloop van tijd daalde. Het land werd dan te drassig voor het verbouwen van gewassen als graan en rogge. Na het ontginnen van een nieuw veenperceel voor de akkerbouw werden de oude landerijen omgezet in weide- of hooigronden. Het recht van opstrek lag ten grondslag aan een zich bijna eindeloos voortslepend conict tussen enerzijds de boeren in het westen van het Drentse wegdorp Nijensleek en anderzijds de heren van de aangrenzende heerlijkheid de Eese. Aangezien het geschil betrekking had op de afbakening in het Overijssels-Drentse grensgebied, raakten op den duur ook de besturen van de
De oudste vermelding van huis de Eese dateert uit 1371. Boven de ingangsdeur van de huidige havezate is een gevelsteentje met het jaartal 1619 aangebracht. Het landgoed, dat bestaat uit een afwisseling van landbouwpercelen en bossen, bevindt zich op het snijpunt van drie provincies: 65 procent ligt in Overijssel, 34 procent in Drenthe en 1 procent in Friesland. Het is deels particulier bezit en deels in handen van Staatsbosbeheer.
beide gewesten bij de langdurige ruzie betrokken. Het bakkeleien begon omstreeks 1560. Uit processtukken valt af te lezen dat de bewoners van het Westeinde van Nijensleek het ontginningsrecht op de gronden in het verlengde van hun eigen percelen opeisten. Daarbij stuitten ze echter op de scheidslijn met de Eese. Over de juiste loop daarvan waren de meningen verdeeld. De eigenaar van het landgoed, die al in een hardnekkige grenskwestie met de ingezetenen van Steggerda aan de Friese kant van zijn gebied was verwikkeld, stond ook hier op zijn strepen. Hij geloofde dat de oostgrens van de heerlijkheid zich tot diep in het Nijenslekerveld uitstrekte en wees de pretenties van zijn buren resoluut van de hand. In 1563 werden de bezitters van de twee meest westelijke erven van Nijensleek zelfs door hem voor de rechter gesleept om hen de exploitatie te verbieden van “alsodanige veenen, als sie gebruycken boven haere limiten, die sie niet
+
Deze uitsnedes van de kaart van Drenthe van Pijnacker (1635) en de kaart van Overijssel van Ten Have (1648) demonstreren duidelijk dat er in de beide provincies verschillend over het grensverloop tussen de Eese en Nijensleek werd gedacht. Bij Pijnacker loopt de grens door het Eeesermeer , terwijl Ten Have de scheidslijn ten oosten van het Duyvelsmeer heeft getrokken. Het grensgeschil was een belangrijke reden voor Ridderschap en Steden van Overijssel om een eigen landkaart te laten maken. De eigenaar van de Eese, Johan van Raesfelt, speelde bij de besluitvorming een kardinale rol. Als drost van Twente liet hij bijvoorbeeld op 24 maart 1639 tijdens een Statenvergadering weten dat zich onder de processtukken van de Hoge Raad van Holland een landkaart bevond, waarin “de questieuse limiten tot voordeel van die van Nijensleeck gedelinieert ende aengeteyckent staen, sijnde deselve landt-caerte gemaeckt ende uytgegeven door Cornelis Pinacker, die advocaet geweest is in deser saecke voor die van Drenthe ende Nijensleeck [...]”. De Staten hadden vier dagen eerder al besloten “deselve lantcaerte te verclaren voor vitieus ende partiael ten opsien van de limiten tusschen Overijssel ende Drenthe, ende dat deselve lantcaerte tot genen tijden tusschen dese provintie noch derselver ingesetenen, hetsij dan in offte buiten rechte, sal moegen worden gebruickt. Ende sall doer een lantmeter een betere ende perfecte lantcaerte van dese provintie van Overijssel ende derselver limiten gemaeckt worden”.
konnen bewysen”. Jacob Meynen, de woordvoerder van de Westeindigers, stelde daarentegen tijdens een rechtszitting in Diever dat “alle die Nyenslycker lande opgaende weerlanden sinnen, streckende uth die Aa an die Vriesche bepalinge”. Zeven jaar later kreeg de heer van de Eese gelijk, maar dit vonnis vormde allesbehalve het einde van het verhaal.¹
Heiden en weiden Het gekrakeel zou de gemoederen meer dan een eeuw bezighouden. Nadat het geschil tijdens de troebelen van de Tachtigjarige Oorlog tijdelijk op de achtergrond was geraakt, laaide de commotie in de jaren twintig van de 17de eeuw weer in volle hevigheid op. De Eese, die lange tijd in handen was geweest van de adellijke familie Van Isselmuiden, was inmiddels gekocht door Willem Willekes en Derk ten Oever, schouten van respectievelijk IJsselham en Oldemarkt. De lokale gezagsdragers hadden het landgoed duidelijk als investering aangeschaft, wat onder meer blijkt uit de in de vorige etappe vermelde lucratieve verkoop in 1628 van het recht op turfwinning in de Esinger venen. Het was dan ook logisch dat de twee schouten de grenzen van hun
eigendom zo precies mogelijk bepaald wilden zien. De onenigheid met hun buren resulteerde in ellenlange procedures met breedvoerige betogen en duimdikke d e d uc t ie s . Naast hun oude argumenten beweerden de Nijenslekers nu eveneens dat de heer van de Eese van de onrustige en onzekere oorlogsomstandigheden misbruik had gemaakt door zich nog meer gronden toe te eigenen. Willekes en Ten Oever stelden dat hun voorgangers vroeger al herhaaldelijk het vee van de dorpelingen hadden geschut, wanneer zij het omstreden terrein betraden. Bovendien hadden zij bij het wassen van schapen door de Nijenslekers in de daar gelegen meertjes steeds een erkenning van hun rechten in de vorm van de levering van hoenders, snippen, ganzen of een vet lam geëist, terwijl de pachters van de Eese de gronden ook al vóór de Opstand voor “heyden en weyden” gebruikten. Beide partijen wezen om beurten in deze stenenrijke omgeving bepaalde zwerfkeien aan als oude grensstenen, maar deze claims werden door de ander steevast tegengesproken. De Westeindigers vonden sowieso dat alle gronden aan de Drentse zijde van de provinciegrens hun eigendom waren. Zij achtten de vraag hoe de grens tussen Overijssel en Drenthe exact liep
derhalve van groot belang. De bezitters van de Eese voerden aan dat het louter om bezitsaanspraken ging, die niet gebonden waren aan staatkundige scheidslijnen. Nu ook de gewestelijke afbakening onderwerp van discussie werd, kwamen de provinciale besturen er niet onder uit zich ook in de heikele kwestie te mengen. Zo groeide het gekissebis tussen twee particuliere partijen uit tot een grensconflict tussen de Landschap Drenthe en het gewest Overijssel. Pogingen van de overheden om een oplossing te vinden, “daermede de saecke mag worden gedetermineerd”, boekten geen succes. Na veel geschrijf en gepraat werd uiteindelijk in de zomer van 1634 met goedvinden van alle betrokkenen besloten de zaak ter arbitrage voor te leggen aan de Hoge Raad van Holland en Zeeland. Na bestudering van de stukken oordeelde de rechtbank op 23 juni 1635 ten gunste van de ingezetenen van Nijensleek. Zij hadden recht op “de possessie vande landen ende velden in questie, streckende totte Vriessche palen toe”. In het Westeinde zal ongetwijfeld met grote vreugde op het nieuws uit Holland zijn gereageerd. De buit was echter nog lang niet binnen.
+++++ 91
Grensgang Overijssel
etappe 03 — Van Meppel tot Holtheme: de grens met Drenthe (2)
+
Links het huis Ter Scheer en rechts de oprijlaan met eigenares Anna Sandberg, de echtgenote van Alexander Willem Frederik baron van Voërst van Lynden. Foto’s uit circa 1920.
//////////// / / / / / / / / / / / / /
Een verloren grensscheiding Landgoed de Groote Scheere ligt tegen de noordelijke grens van de Overijsselse gemeente Hardenberg met Drenthe. Een verdedigbaar huis op deze plaats wordt al vermeld in 1426. Ook hier is veel geruzied over de afbakening van de grenzen. De twisten hebben in ieder geval de hele 17de en de eerste helft van de 18de eeuw geduurd. In het archief van de Staten van Drenthe bevinden zich bijvoorbeeld stukken uit omstreeks 1618 over de betrokkenheid van de drost bij het oplossen van een geschil tussen de magistraat van Coevorden en Engelbert van Ensse op de Groote Scheere over een stuk land op de grens met Salland. Uit het einde van de eeuw dateert een dossier “betreffende de vaststelling door
118 +++++
gecommitteerden van Drenthe en Overijssel van de verloren grensscheiding tusschen beide provinciën tusschen Coevorden en de Scheer”. En elders wordt gemeld dat de s c h e i d l i n i e tussen de heer van de Groote Scheere en de stad volgens een overeenkomst van 6 augustus 1711 is gereguleerd en bij akkoord van 18 september 1747 verder is uitgezet. De scheidslijnen liggen tegenwoordig vast, maar de provinciegrens langs het landgoed heeft nog altijd iets bijzonders te bieden. Een uniek landschapselement is een langgerekte beukenhaag, volgens sommigen de langste van Nederland, die de grens met Drenthe markeert.¹⁴ / / / / / / / / / / / / /////////////
+
Stameenheid Ondanks de eeuwenlange spanningen en ruzies tussen Overijssel en Drenthe twijfelde de geograaf Roelof Schuiling er in het laatst van de 19de eeuw niet aan dat de ingezetenen van beide provincies dezelfde herkomst hadden. De in Deventer woonachtige leraar aardrijkskunde schreef in een artikel over de grenzen van Drenthe: “Naast de taal pleiten voorkomen, levenswijze, zeden
en gewoonten ongetwijfeld vóór gelijke afkomst met de bewoners van Salland en Twente. Wie het dialect en de zeden van Drente, ook in hunne locale wijzigingen, kent, en plotseling wordt verplaatst naar het platteland van Salland, staat verbaasd over de verrassende overeenkomst in taal en tongval, en zal aan verschil van afstamming moeilijk gelooven; als hij bovendien let op het doen en laten der bewoners, op de wijze van wonen en werken, op de kleine, gedrongen
De eenheid van het Reestdal op de grens van twee provincies komt vandaag de dag tot uiting in het gegeven dat de zusterorganisaties Het Drentse Landschap en Landschap Overijssel grote delen in beheer en eigendom hebben. Foto uit 2005 door Theo Berends.
gestalten, ook op den eigenaardigen, breeden schedel, dan zijn de afwijkende rechtstoestanden, hoe merkwaardig ook, niet in staat, hem aan de stameenheid tusschen de Drentenaren, Sallanders en Twentenaren te doen twijfelen.”¹⁵
+++++ 119
Grensgang Overijssel
t ch Ve
Ane ten
Holtheme
Emlichheim
n Gramsbergen
Vech te
Hardenberg
Radewijk
Venebrugge
D
U
I
T
S
L
A
N
D
Wielen
Bruchterveld Balderhaar
Bergentheim
Neuenhaus Kloosterhaar
Uelsen Striepe
Sibculo
Nordhorn
Getelo Langeveen n Hesingen
Di
nkel
WesterhaarVriezenveensewijk
Manderveen Hezingen Vasse
Lattrop
De Pollen Geesteren
etappe
04
+
De Radewijkerbeek bij de Pekelbrug. De grens ligt precies op het midden van deze oeververbinding, waarlangs een populaire smokkelroute liep.
+
De Mandercirkels hebben een doorsnede van respectievelijk 343 en 378 meter. Jannink creëerde naar Amerikaans voorbeeld ronde akkers, omdat die gemakkelijker met machines te bewerken waren dan rechthoekige velden. De huidige eigenaar, Landschap Overijssel, heeft de agrarische percelen getransformeerd in een landschapskunstwerk naar ontwerp van Paul de Kort. Luchtfoto uit het midden van de jaren tachtig.
+
De bijna 70 meter hoge Galgenberg ligt in de knik van de grens ten zuidoosten van Getelo. De vroeger op de heuvel opgestelde galg heeft voor zover bekend alleen een symbolische functie als grensmarkering en afschrikmiddel gehad.
—
Van Holtheme tot de Dinkel: de grens met Nedersaksen (1)
n
De oostgrens van Overijssel met de Duitse deelstaat Nedersaksen, vroeger het onafhankelijke graafschap Bentheim, voert door een uit historisch oogpunt homogeen cultuurgebied met veel meer verbindende dan scheidende dimensies. Natuurlijke scheidslijnen komen er maar mondjesmaat voor. De vanaf het “drielandenpunt” in zuidelijke richting lopende afbakening kruist al snel de Vecht, die nooit als grensrivier dienst heeft gedaan. De waterweg was echter wel een vitale verenigende factor. Na de buurschap Holtheme en de grensweg bij de Poffershut loopt het tracé tussen de grenspalen 120 en 117 in een kaarsrechte lijn naar het zuidoosten, om vervolgens scherp naar het westen terug te buigen en enkele kilometers de bedding van de Radewijkerbeek te volgen. Iets verderop ligt op het meest westelijke punt van de Overijssels-Duitse grens de vroeger op een drukke handelsroute gesitueerde doorlaatpost Venebrugge. Vanaf hier kenmerkt het grensverloop, dat langs Duitse en Nederlandse dorpjes als Wielen, Balderhaar, Striepe, Langeveen, Manderveen en Getelo voert, zich wederom door een opeenvolging van langs een meetlat getrokken lijnen. Deze strakke contouren tonen aan dat de limieten in
deze ooit onherbergzame en onuitnodigende veenmoerassen en heidevelden door mensenhand zijn bepaald. Ongeveer halverwege het traject door dit vlakke ontginningsgebied bevindt zich ter hoogte van Sibculo de oude grens tussen de kwartieren Salland en Twente. Vanaf dit snijpunt kiest de landsgrens een hoofdzakelijk oostelijke koers. Na zo’n negen kilometer duikt een markant element in de randzone op, de door de Enschedese textielfabrikant Gerhard Jannink in 1929 als reusachtige ronde akkers aangelegde Mandercirkels. Vervolgens doorkruist de grenslijn met een haakse knik de glooiende stuwwal van de Braamberg, de Paasberg en de Galgenberg. Ook in deze streek is sprake van eeuwenoude grensoverschrijdende contacten, zoals onder meer valt af te lezen uit de overeenkomsten tussen een aantal plaatsen veldnamen aan weerszijden van de begrenzing. Een mooi voorbeeld is het dubbeldorp Hezingen-Hesingen. Na de beboste heuvels, graslanden en heidevelden van het schilderachtige natuurreservaat Springendal te hebben gepasseerd, eindigt deze etappe bij grenspaal 72, op de plek waar de Dinkel Nederland uitstroomt.¹
+++++ 121
Grensgang Overijssel
Zwolle
Zalk De Zande
Ov
Vilsteren
e ch els ss j i er
h sc er ld Ge
St o
uw
ht rac eG
e
Dalfsen
ht
Ommen
Wilsum
Hoonhorst Wijthmen
IJs sel
Den Ham Laag Zuthem
Elburg
Wezep
Hattem
Lemele Windesheim
Heino Lierderholthuis
Oldebroek
Daarle
Lemelerveld
Herxen
't Harde
Marle M Luttenberg
Heerde
Hellendoorn
Elshof
Nunspeet
MariĂŤnheem
Wijhe
Raalte Boerhaar
Broekland
De Nul Den
Haarle
Epe
Nijverdal
Olst Welsum We
Boskamp Wesepe
Heeten
Rijssen
Nieuw Heeten
Diepenveen
Okkenbroek
Vaassen Dijkerhoek
Schalkhaar
G
e
l
d
e
r
l
a
n
d
Holten
Lettele
Deventerr Bathmen
Markelo
Twello
+++++
Apeldoorn
etappe
m
08
rle
+
Gezicht op Deventer vanaf de op de linkeroever van de IJssel gelegen Worp. Rechts staat de provinciale grenspaal die hier de scheidslijn tussen Overijssel en Gelderland markeert.
+
Het in 2007 gebouwde gemaal Antlia (het Latijnse woord voor scheprad) zorgt ervoor dat het water in de polder Hattem op peil blijft. Achter het gebouwtje, dat nog net op Gelders grondgebied is gesitueerd, ligt de Geldersche Kolk.
+
De Geldersche Gracht bij de Naaldeweg in Kamperveen.
—
Van Deventer tot de Gelderse Sluis: de grens met Gelderland (2) Stroomafwaarts van Deventer fungeert de IJssel, een zijtak van de Rijn, gedurende zo’n veertig kilometer voor het grootste deel als natuurlijke scheiding met Gelderland. De grote rol die de rivier in de provinciale geschiedenis heeft gespeeld, weerspiegelt zich in de naam Overijssel: het land aan de overkant van de IJssel. De naamgever van het gewest heeft in de loop der eeuwen vele transformaties doorgemaakt, die in het huidige grensverloop sporen nalaten. Zo danken de stukjes Overijssel op de linkeroever hun ontstaan aan het gegeven dat de IJssel in de vroege Middeleeuwen door meerdere geulen meanderde, die regelmatig hun loop verlegden. Het aan de overkant van de rivier gelegen Deventer territorium met de Bolwerksweiden, de Worp, de Hoven en het Stadsland wordt nog altijd omgeven door restanten van de Oude IJssel. Andere enclaves zijn de buurschappen Welsum en Marle in de gemeente Olst-Wijhe. Ook op de bestaansbronnen van de bewoners heeft het grenswater een beslissende invloed uitgeoefend. De aanvankelijk niet door waterkeringen aan banden gelegde rivier trad geregeld ver buiten zijn bedding. Het wassende water liet elke keer een laagje vruchtbare klei achter, die voor
de toekomstige agrarische ontwikkeling van het gebied van onschatbare betekenis was. Om de groeiende wateroverlast tegen te gaan werd de IJssel in de 13de en 14de eeuw beteugeld door dijken. Er ontstond een smalle, maar snel stromende en relatief diepe hoofdgeul. Het gevolg was dat de scheidende werking van de rivier werd versterkt. Doorwaadbare oversteekplaatsen of voorden, waaraan toponiemen als Fortmond en Wijnvoorde herinneren, waren niet meer bruikbaar. De nu goed bevaarbare waterweg ontpopte zich, als kortste schakel tussen Rijn, Noordzee en Oostzee, tot de hoofdroute voor het handelsverkeer in de noordelijke Nederlanden. Dat leidde in de late Middeleeuwen tot een opmerkelijke economische en culturele bloeiperiode in de IJsselstreek. Maar op den duur begon de wispelturige rivier weer te verzanden. Mede door het dichtslibben van hun levensader verloren de kooplieden en schippers hun handelsstatus vanaf omstreeks 1500 aan de concurrentie in de kustgewesten. Tegenwoordig heeft de IJssel, deels door klimaatverandering, opnieuw te kampen met steeds meer watertoevoer, waardoor de ruimte voor de rivier moet worden vergroot.
+++++ 187
Grensgang Overijssel
Iets voorbij Zwolle eindigt de taak van de IJssel als grensrivier. Vanaf gemaal Antlia en de Geldersche Kolk voert de provinciegrens in een patroon van rechte lijnen door het weidse landschap van de voormalige veenmoerassen en broeklanden van het Zalkerbroek en Kamperveen. Deze immense en ontoegankelijke laagte vormde vroeger de natuurlijke grens tussen Gelre en het Oversticht. Het ontginningsgebied kenmerkt zich door langgerekte bewoningslinten en een strookvormige percelering. De gewestelijke grens loopt eerst in zuidwestelijke richting langs de Gelderse Kade en de Stouwe naar Zuideinde. Vanaf dit dorp, dat in twee provincies ligt, buigt de afbakening langs de Geldersche Gracht af naar het noordwesten om in de buurt van Noordeinde te eindigen bij de Gelderse Sluis. Deze uitwateringssluis loosde vroeger het water uit het achterland in de Zuiderzee en doet dat vandaag de dag in het Drontermeer.
etappe 08 — Van Deventer tot de Gelderse Sluis: de grens met Gelderland (2)
+
Wapengekletter op de Veluwe De ten westen van de IJssel gelegen gouw Ve lu a oftewel de Veluwe is niet altijd Gelders territorium geweest. De keizer van het Duitse Rijk had het graafschap aanvankelijk geschonken aan de bisschop van Utrecht, die het op zijn beurt in leen gaf aan de hertog van Brabant. Deze vorst had de streek weer als achterleen doorgeschoven naar de graaf van Gelre. In de loop van de 12de eeuw pakten zich zwarte wolken samen toen de Brabantse leenman begon te beweren dat hij het leen niet van het Sticht, maar rechtstreeks van de keizer had ontvangen en daarom aan de bisschop geen leenhulde was verschuldigd. Deze claim werd door zijn Gelrese bondgenoot, die zijn kans
188 +++++
schoon zag om de Veluwe voorgoed aan zich te trekken, gretig gesteund. Voor de bisschop van Utrecht was controle over het bezit van de Veluwe echter cruciaal, omdat het graafschap zijn diverse gebiedsdelen in Midden- en Noordoost-Nederland aan elkaar verbond. Als het zijn ambitieuze aartsrivaal lukte een wig tussen de Stichtse territoria te drijven, zou hij een nog grotere bedreiging voor de macht van de kerkvorst vormen. Om de expansiedrift van de graaf in de kiem te smoren, besloot de net gekozen bisschop Boudewijn van Holland in 1178 tegen hem te velde te trekken. De prelaat werd bijgestaan door de heren van Holland, Kleef en Bentheim, die alledrie nauw aan hem verwant waren. Boudewijn verklaarde dat de rechten van Brabant waren vervallen en
Man in harnas met het wapen van Gelre. Tekening uit 1566.
viel gewapenderhand de Veluwe binnen. Als reactie trok Gerard van Gelre vanuit Zutphen met een legermacht over de zuidgrens van Salland, waar hij het platteland afstroopte en Deventer omsingelde. Keizer Frederik Barbarossa kwam snel tussenbeide en haalde de strijdende partijen over een wapenstilstand te sluiten. Lang was de strijdbijl niet begraven. In de komende jaren terroriseerden de tegenstrevers elkaars grondgebied in een destructieve herhaling van zetten. Terwijl de bisschop de Veluwe te vuur en te zwaard verwoestte, concentreerde de graaf van Gelre zijn aanvallen op Deventer, het belangrijkste bolwerk van de kerk van Utrecht in het Oversticht. De enige versterkte nederzetting in de IJsselvallei werd vermoedelijk omgeven door een
+
Prent uit de 17de eeuw met een gezicht op Deventer, de oudste stad van Overijssel, vanaf de overkant van de rivier.
aarden omwalling met natte grachten en torens die waren opgetrokken in het van ver aangevoerde en kostbare tufsteen. De stedelijke verdedigingswerken bewezen hun waarde, want ondanks herhaalde belegeringen hoefde het bestuurlijke, economische en religieuze brandpunt van de regio nooit te capituleren. Geen van de partijen slaagde erin de overhand te krijgen. Een vredesakkoord maakte in 1201 tijdelijk een einde aan de vijandelijkheden. Dirk van Ahr, de opvolger van de vijf jaar eerder gestorven bisschop Boudewijn, moest er tandenknarsend in toestemmen dat de graaf van Gelre via een omweg feitelijk de heerschappij over de Veluwe verwierf. De oude gouw werd later één van de vier kwartieren van het hertogdom Gelre. Het wereldlijke machtsgebied van de bisschop van Utrecht viel voortaan uiteen in twee geografisch van elkaar gescheiden delen: het Nedersticht en het Oversticht.
De strubbelingen tussen de twee heersers woekerden nog even voort. De onverzadigbare Gerard van Gelre maakte ook nog aanspraak op de grafelijkheid in Salland, wat wederom tot schermutselingen in de regio leidde. In 1226 kocht de bisschop de vordering van de graaf af met geld en goederen en keerde de rust voor langere tijd terug. Pas na enkele decennia dienden zich nieuwe problemen aan, die deels voortvloeiden uit geharrewar over de schimmige wederzijdse rechten in het waterrijke grensgebied tussen de hoge gronden van de Veluwe en de IJsseldelta. In deze bijna letterlijk onmetelijke vlakte waren sinds kort op verscheidene plekken kolonisten neergestreken. Zowel de bisschop van Utrecht als de graaf van Gelre moedigden het pionierswerk aan, met als gevolg dat er nieuwe fricties over de territoriale afbakening ontstonden. De lang smeulende onvrede kwam tot een uitbarsting onder
de energieke bisschop Hendrik van Vianden, die overal op zijn grondgebied een nieuwe golf van ontginningen in gang zette. Zijn voortvarende optreden in Kamperveen leidde vermoedelijk tot een botsing met de graaf van Gelre. Omstreeks 1258 werd opnieuw wapengekletter in deze contreien gerapporteerd. Volgens de middeleeuwse C ro ni ke n van Johannes de Beke rukte de krijgshaftige kerkvorst “als een onvervaert man mit clincenden basunen ende met blenckenden banieren” tegen zijn vijanden op. Jarenlang bleef het onrustig, tot op 26 februari 1262 een vredesverdrag een punt achter de woelingen zette. Een vijftal scheidsmannen zou zich begeven naar het broekland Ve n e bij Buckhorst, waar het Sticht en Gelre aan elkaar paalden, teneinde de grenslijn hier definitief vast te stellen. Ook werd afgesproken dat de bisschop en de graaf over en weer geen kastelen of versterkingen + + + + op elkaars grondgebied zouden verwerven.¹ 189
Grensgang Overijssel
+
+
Kinderen op het Zuiderzeestrand bij de vooruitspringende keileem-kaap van De Voorst, even ten zuiden van de stad Vollenhove. De arbeiders op de linkerfoto zijn bezig om de hoge klif glooiend te maken om deze vervolgens van een basaltbekleding te voorzien. Zo wilde men het verder afkalven van de kust tegengaan. Foto’s uit 1895 van J.J.D. de Graaf uit Zwolle.
/////////// / / / / / / / / / / / / / /
etappe 09 — Van de Gelderse Sluis tot Mariahoeve: de grens met Flevoland
Drijfgoed Strandvonderij, de zorg voor de aan de kust aangespoelde of uit zee opgeviste goederen, was in oorsprong een landsheerlijk recht. Net als alle andere b o n a v a c a n t i a oftewel goederen zonder een direct aanwijsbare bezitter kwam ook de z e e d r i f t of z e e v o n d aan de territoriale vorst toe. Er is weinig bekend over hoe de bisschop van Utrecht met dit recht omging. Wellicht heeft hij het net als andere rechten ook aan anderen uitgedeeld. In ieder geval behoorde tot de hoogheidsrechten van de heer van Kuinre het recht op het derde deel van het binnen zijn territorium gevonden d r i j f f g o e t . Ook de vinder mocht als bergloon een derde deel houden, terwijl de rechtmatige eigenaar eveneens een derde deel terugkreeg. Mocht deze zich niet melden, dan viel zijn aandeel aan de Kerk toe. In de 19de eeuw is de gang van zaken rond de strandvonderij in nationale wetgeving vastgelegd. In alle aan zee grenzende gemeenten moest een officiële strandvonder werkzaam zijn. Deze functie werd van rechtswege door de burgemeester bekleed. Hij diende er onder meer voor te zorgen dat na een storm alle vondsten geborgen werden en niet door jutters werden meegenomen. Verder moest hij de ingebrachte goederen bewaren tot de wettige bezitter getraceerd was. Als er niemand kwam opdagen, werd de lading van de hand gedaan. De berger had dan recht op een deel van de opbrengst. In 1837 spoelde een grote partij palen aan op de kust van Kuinre en Blankenham, die afkomstig waren van het eiland Schokland.
210 +++++
Vermoedelijk ging het om onderdelen van de houten zeewering die de eilandbewoners moest beveiligen tegen het woeden van de Zuiderzee. Burgemeester Peter Hartkamp besloot dat de palen bij opbod aan de meestbiedende zouden worden verkocht. De veiling bracht 275 gulden en 75 cent op, een fors bedrag in deze tijd. Na de vorming van de IJsselmeerpolders, waardoor de vloedlijn van de Overijsselse kuststrook verdween, kreeg het provinciaal bestuur nog altijd alle nieuwe voorschriften aangaande de toepassing van de Wet op Strandvonderij toegestuurd. In januari 1989 nam het kabinet van de Commissaris van de Koningin over deze kwestie contact op met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dat leidde, zoals blijkt uit de correspondentie, “ten departemente tot de nodige commotie”. Het bleek dat men zich daar nooit had beziggehouden met de vraag of zich sinds de afsluiting van de Zuiderzee geen wijziging had voorgedaan ten aanzien van wat als kust in de zin der wet moest worden verstaan. Om deze omissie goed te maken werd nu vastgesteld dat de wet weliswaar van toepassing was op de Nederlandse zeekust en de IJsselmeerkusten, maar dat de Overijsselse kusten, te weten het Ketelmeer, het Zwarte Meer en de randmeren, hiervan dienden te worden uitgezonderd. De burgemeesters van Brederwiede, Genemuiden en Kampen hoefden dus niet meer bij de uitvoering betrokken te worden. Volgens Den Haag kon het provinciale dossier over de strandvonderij met deze mededeling worden afgesloten.³ / / / / / / / / / / ///////////////
+
Vissen in andermans viswater Het ontstaan van de Zuiderzee bood nieuwe economische mogelijkheden. Dat gold niet alleen voor de handelaren en schippers langs de IJssel, die nu de beschikking kregen over een adequate scheepvaartweg naar de buitenwereld. De rijkdom aan vis in de immense watervlakte gaf ook vissers volop kansen een goede boterham te verdienen. De Oostwal van de Zuiderzee kende tot in de late Middeleeuwen een zoetwatermilieu. De belangrijkste vissoorten waren elft, zalm en steur. Vooral steur stond te boek als een prijzige en exclusieve vis, waarvoor kopers diep in de buidel wilden tasten. De visserij was niet vrij. Alle openbare wateren, zowel de grote rivieren als de binnen- en kustwateren, vielen net als de woeste gronden onder de bevoegdheid van de landsheer. De bisschop van Utrecht had de visrechten langs de aan hun grondgebied grenzende strook zee in de 13de en 14de eeuw aan Kampen, Genemuiden en Vollenhove gegeven. Elke stad trachtte zijn lucratieve monopolie overeind te houden, onder meer door het viswater in beginsel alleen aan zijn eigen burgers te verpachten. Aanvankelijk zwom er genoeg vis in de zee om aan de behoefte te voldoen en bestond er geen aanleiding om in elkaars viswater te komen. Maar door natuurlijke
Deze kaart van de Overijsselse kust van de Zuiderzee is in de lente van 1534 getekend om de gemaakte afspraken inzake het geschil over de visserijrechten vast te leggen. Linksboven ligt Elburg en linksonder Kampen met daarvoor het Kampereiland. Verder zijn langs de kust – tegen de klok in – achtereenvolgens Grafhorst, Genemuiden, het Zwartewater, De Voorst, Vollenhove, Blokzijl, Blankenham, het slot van Kuinre en de kerk van Kuinre weergegeven. De door het water getrokken lijn loopt van het boven Kamperveen en de uitmonding van de Geldersche Gracht gelegen Oosterwolde via de kerken van Ens en Emmeloord op het eiland Schokland naar Veenhuizen. Zoals op de kaart wordt vermeld geeft deze lijn de limiten ten tijde van de steurvangst aan, zoals die op de conferentie in Vollenhove waren bepaald. Ook in de monding van het Zwartewater is sprake van limiten . De links van Schokland afgebeelde Camper bolbaick was een baken in de vorm van een ton op een staketsel, die alle “vreemde” vissers moest waarschuwen dat ze de Overijsselse territoriale wateren naderden.
oorzaken, zoals het steeds verder binnendringen van zout zeewater, verziltte de Zuiderzee langzaam maar zeker. Dit proces nam een aanvang in het zuidwestelijke deel. De zoetwatervis trok daar weg en ging meer langs de Oostwal samenscholen. Dit leidde ertoe dat Hollandse vissers hun geluk ook begonnen te beproeven in het kustwater tussen Elburg en Kuinre. Een belangrijke stimulans bij het vergroten van hun actieradius was het gegeven dat wegens de rappe bevolkingsgroei in het florerende Holland de vraag naar voedsel sterk steeg. De vissermannen in het westen van Overijssel zagen deze concurrentie met lede ogen aan. De tegenstellingen werden nog verscherpt door de nieuwerwetse vistechniek van de Hollanders. Zij sleepten achter hun snel zeilende w at e r s c h e p e n , die waren voorzien van een grote visbun om de vangst levend te bewaren, met stenen verzwaarde kuilnetten voort. Deze trechtervormige en nauwmazige netten slokten ook veel zaad en jonge vis op, waardoor volgens de lokale vissers de visstand hard achteruitliep. De Overijsselaars wilden hun kustwateren beschermen tegen de oprukkende Hollandse steden, die de hele Zuiderzee als vrij viswater beschouwden. Toen het niet lukte hun mededingers ervan te overtuigen dat de kustbewoners exclusieve rechten
op een begrensd stuk van het voor de wal liggende water hadden, besloten ze bij de landsheer hun gelijk te gaan halen. In het voorjaar van 1534 vond in de stad Vollenhove onder auspiciën van Karel V een grote conferentie plaats over de visvangst in de Zuiderzee. De besprekingen werden op 30 april met een akkoord tussen Overijssel en Holland afgesloten. Volgens dit verdrag zouden de Overijsselse territoriale wateren worden afgebakend door een denkbeeldige lijn, die was getrokken van de kerktoren van het Gelderse Oosterwolde bij Elburg via de westkust van Schokland naar de kapel van de later in het water verdwenen buurschap Veenhuizen ten noorden van Kuinre. Met deze overeenkomst waren de problemen allesbehalve van de baan, want de Hollandse zoetwatervissers weigerden zich aan de gestelde limieten te houden. De Overijsselaars riepen opnieuw keizer Karel te hulp, die zich bereid toonde om aan hun grieven tegemoet te komen. De Habsburger vaardigde op 8 januari 1546 een plakkaat uit dat voortaan niemand op de Zuiderzee mocht vissen met netten nauwer dan vijf gewone zeemansduimen, dat wil zeggen met gaten van circa vijftien bij vijftien centimeter. De Hollandse steden, waaronder Amsterdam, Monnikendam, Edam, Hoorn, Enkhuizen en Marken, tekenden met succes + protest aan tegen dit besluit. Op 12 november 1547
++++ 211
Grensgang Overijssel
— Wijlandt, K. van, “Grensgeschillen tussen Friesland en Overijssel”, in: De Stelling 80 (2002) 8-11. — Wildeboer, J.D., Arbeid der liefde, aan arme
—
Verantwoording illustraties
natuurgenoten bewezen. De diaconie van de hervormde gemeente Kolderveen en Dinxterveen
L = Links | R = Rechts | M = Midden | B = Boven |
— Rijksprentenkabinet: 99 , 109 , 190 RO
in de achttiende eeuw (Kampen 1995).
O = Onder
— Staatsbibliothek zu Berlin, Handschriftenabteilung: 22
— Winkels, W.H.M., e.a., Merkstenen uit onze cultuur : onderzoek naar markestenen in de gemeente
— Bentheimer Jahrbuch: 68 , 132 M, 140 M + R, 149 R
— Stadsarchief Enschede: 162 L
Haaksbergen (Haaksbergen 1998).
— Drilandmuseum Gronau: 59 R
— Stedelijk Museum Zwolle: 77 , 81 , 106 L, 110 , 176 L,
— Winter, P.J. van, “Hoe heeft de provincie Groningen haar grenzen gekregen?”, in: P.J. van
— Gelders Archief: 180 , 191 L, 196
Winter, Verkenning en onderzoek (Groningen
— Hardenbergs Archief: 61 en 133 R (privécollectie G.
1965) 189-240. — Wissink, J.C., Samen over de grens. Onderzoek naar de betekenis van de staatsgrens en
178 L, 193 L, 198 , 199
De recente foto’s zijn gemaakt door:
Weitkamp), 62 R, 64 , 103 M, 104 M + R, 114 , 115 , 127 ,
— Theo Berends, Dedemsvaart: 103 L, 119
132 L
— Rita Melgert, Almelo: 7 M, 72 MR, 141 R
— Historisch Centrum Overijssel: 5 , 8 R, 14 , 15 , 18 ,
— Rien de Schipper, Eindhoven (http://overijsseliii. blogspot.nl/): 53 , 170 L, 231 R
grensoverschrijdende samenwerking in het
21 , 23 , 24 , 26 L, 27 , 31 , 32 , 34 , 35 , 36 , 37 , 42 , 44 , 46 ,
gebied tussen de rivieren Rijn, Eems en IJssel
47 R, 48 , 49 , 50 L, 52 , 55 , 60 R, 66 , 67 , 79 , 80 , 83 , 91 ,
— Harry ten Veen, Steenwijk: 84 R, 85
in het kader van het naoorlogse Europese
92 , 93 L, 94 , 96 L, 108 , 111 , 112 , 116 , 124 , 126 L, 128 R,
— Dick Waanders, Almelo: 7 R, 28 L + R, 30 L + ML +
integratieproces
130 , 134 , 139 , 142 L, 144 , 146 L, 150 R, 163 , 165 LB,
R, 41 L, 57 L, 72 R, 123 L, 126 R, 140 L, 141 L + M, 147 ,
(Proefschrift Universiteit Utrecht 2009).
170 R, 172 , 174 , 175 , 176 R, 177 , 178 M + R, 182 , 183 ,
148 , 154 R, 156 L, 164 , 166 R, 167 , 224
Beschikbaar via:
185 , 188 , 189 , 190 LB + RB, 191 R, 192 L, 193 R, 195 ,
— Aafke de Wijk, Zwolle: 28 M
www.igitur-archive.library.uu.nl/student-theses
197 , 200 , 201 , 206 , 207 , 208 L + R, 210 , 211 , 212 , 213 ,
— Saskia Zwiers en Jan ten Hove, Zwolle: 4 , 6 L, 7
— Wolbink, E., en A.C.A. Pullen, Monumenten in de Gemeente Hardenberg (Hardenberg 2008).
— Woud, A. van der, Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848 (Amsterdam 1987.)
— Ypma, Y.N., Geschiedenis van de Zuiderzeevisserij (Amsterdam 1962). — Zeiler, F.D., Erfgoed van Overijssel, deel 3. Bescherming van have en goed (Zwolle 1997).
— Zeiler, F.D., “’Soe die stadt Campen meest op
216 , 217 , 218 , 220 , 221 L, 222
41 ML + MR + R, 47 L, 50 R, 54 , 58 R, 59 L, 65 , 69 ,
— Historische Vereniging Havelte: 96 R, 97
70 M, 72 L + ML, 73 LB + RB, 75 , 78 , 84 L, 86 , 87 ,
— Historische Vereniging Nijeveen: 6 M, 89 R, 98
89 L + M, 90 , 93 R, 95 , 103 R, 121 L + R, 123 R, 125 ,
— Historische Vereniging De Wijk-Koekange: 6 R,
128 L, 129 , 131 , 132 R, 135 L, 137 , 138 , 142 R, 143 ,
104 L, 105 R, 106 R
— Landesarchiv Nordrhein-Westfalen: 13 , 154 L, 155 ,
193 R, 194 , 202 , 203 , 204 , 209 R, 214 , 219 , 221 R, 223 , 225 , 226 , 227 M + R, 231 L, 237 , 240
— Nationaal Archief, Collectie Elsevier: 215 — National Gallery, Londen: 38 — Stichting Oud Meppel
de visserij in de stadswateren van Kampen”, in: Kamper Almanak 2007, 53-68.
— Zeiler, F.D., “De ware aard van Umbalahe”, in: OHB 124 (2009) 15-23.
161 R,162 R, 165 RB + LO, 167 , 169 , 181 R, 184 , 187 ,
(W Karten A Nr. 3779 )
— Nicolaikirche Kalkar (foto: Michael Jeiter): 26 R
Geschiedenis van Kampen 2 (Kampen 2001) 13-90.
145 , 146 R, 149 L + M, 150 L, 153 , 157 , 158 , 159 , 160 ,
161 L, 166 L, 171 R (W Karten A Nr. 63 ); 156 R
economische ontwikkelingen 1250-1820”,
— Zeiler, F.D., “Driften, stallen, tomen. Aspecten van
L, 8 L + M, 9 , 10 , 11 , 12 , 16 , 17 , 20 , 25 , 29 R, 30 MR,
— Historisch Museum Arnhem: 181 L
zeevarende neringe gefundeert is...’ Sociaalin: J. Kummer, e.a. (red.), “Zij zijn Kampers...”
236 +++++
— EUREGIO: 70 R, 71
(www.oudmeppel.nl/fotoarchief): 100 , 101 , 107
—
Websites
— Oudheidkamer Twente: 62 L — Overijssel in Kaart: 40 , 76 , 122 , 179
— www.opdegrens.eu
— Particuliere collectie: 57 R, 58 L, 60 L, 63 , 82 , 105 L,
— www.grenspalen.nl
118 , 135 R
— Provincie Overijssel: 74 , 88 , 102 , 120 , 121 M, 136 , 152 , 168 , 186 , 204
— Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: 29 L, 151
— home.kpn.nl/a.a.salverda — home.planet.nl/~veenhh/borderland.htm — innovatie.kadaster.nl/grenspalen — www.eberhard-gutberlett.de
+
Van links naar rechts Gp 77, Gp 844-N en Gp 128.
—
Index op persoons- en plaatsnamen — Aa, van der 213 — Aarnink, Johann 68 — Ahaus 65, 150, 153, 154, 155, 156, 163, 164, 166 — Ahr, Dirk van 189 — Aken 66 — Almelo 129, 131, 145, 146, 158 — Alstätte 48, 153, 154, 155, 156, 163, 164, 165, 179, 224 — Alstätter Brook 160 — Amelung, Georg Willem 47 — Amsterdam 18, 39, 60, 63, 86, 122, 146, 207, 211, 215 — Ane 105, 111, 112, 114, 115, 199 — Anfossi & Radiguet 132 — Apeldoorn 184 — Arkel, Jan van 142, 176, 177, 178, 213 — Arnhem 145, 195, 196, 200 — Arnold, graaf 192 — Arnold II, graaf 48 — Arnold Maurits Willem, graaf 49, 151 — Aura, Ekkehard van 22 — Avereest 104, 106 — Averlo 23 — Avesnes, Gwijde van 77 — Baarsel, C. van 49
— Backer, Jan 212 — Baden, Frederik van 80, 127, 200 — Balderhaar 121, 128, 129, 130, 132, 134, 143 — Balkbrug 104, 109 — Bartje 104 — Bathmen 8, 23, 25, 169, 175, 178, 180, 195 — Beatrix, koningin 71 — Beijer, Jan de 178 — Beijerinck, Martinus 173 — Beke, Johannes de 189 — Bekker, landbouwer 63 — Bentheim 29, 41, 67, 123, 130, 131, 146, 147, 149, 156 — Benthem Gz., A. 57 — Bentinck, Berend 176 — Berendtsz, Thomas 177, 182, 217 — Bergman sr., Jan 64, 69, 140 — Berlijn 60, 63 — Bernold, bisschop 22, 23 — Berteling, Johann Henrich 154 — Besslinghook 71, 163 — Besten, Hendrick van 123 — Beuningen 33, 62, 64, 123 — Bij, Lolke van der 192 — Bing, Valentijn 213 — Bismarck, Otto von 160
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Blaeu, Johan 37 Blankenham 76, 205, 210, 211, 219, 221 Blankenheim, Frederik van 79, 115 Bloemen, landbouwer 149 Bloemendael, Anna van 176 Blokzijl 94, 95, 205, 206, 208, 211, 212, 215, 216, 217, 218, 221 Blonk, Arij 161 Bokhorst, E. 35 Bolscher, kapelaan 63 Bonnes, Vincent 147 Boom, Harm 58 Borch, Gerard ter 38 Borculo 45, 170, 174, 175, 179 Borne 160 Bos, Hendrik Jan 157 Bosch, Johannes van den 86 Bosman, landbouwer 69 Both Hendriksen, Jan 43 Bourgondië, David van 26 Braam, Den 46, 163, 164 Braet von Ueberfeldt, Jan 213 Brammelo 174 Brandlecht 62 Brederwiede 210 Breklenkamp 11, 29, 64, 65, 122, 137, 138, 140
— — — — — — — — — — — — — — — —
Bremen 146 Brenninkmeijer, August 47 Brenninkmeijer, Clemens 47 Breskens 148 Brockmann, Deittert 151 Broekheurne 163, 164, 165 Bruinehaar 7, 129, 133 Brunswijk, hertog van 113 Brussel 36, 195 Bucht (Bocht), landbouwer 140 Buckhorst, Arnold van 200 Buckhorst, Dirk van 199 Buckhorst, Gijsbert van 199 Buckhorst, Johan van 200, 203 Buckhorst, Willem van 200 Buurse 46, 71, 153, 155, 164, 165
— — — — — — — — —
Claes, snijder 165 Claessen, Johann Heinrich 156 Claessen, Reijner 80 Claus, prins 71 Clercq, Willem de 146 Coehoorn, Menno van 193 Coelen, Bartholomeus van 195 Coesfeld 27, 163 Coevorden 43, 103, 105, 111, 114, 115, 117, 118, 122, 128, 142
— — — — —
Coevorden, Reinout van 115 Cooijman 197 Craandijk, Jacobus van 182 Craeijvanger, Willem 43 Cuijk, Andries van 20
— — — — — —
Dalfsen 47, 71 Dedem, Willem Jan baron van 114 Dedemsvaart 103, 111 Deinse, J.J. (Ko) van 9, 158, 160, 162 Delden 25, 92, 140, 146, 160, 163 Denekamp 5, 17, 29, 30, 58, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 137, 138, 141, 146, 148, 161, 181 Deventer 19, 22, 23, 25, 27, 33, 35, 37, 39, 50, 51, 63, 65, 79, 115, 119, 127, 148, 163, 169, 175, 176, 177, 178, 179, 180, 181, 182, 183, 184, 187, 188, 189, 190, 191, 193, 194, 195, 196, 200, 231 Deventer, Jacob van 14, 183, 185 Diepenheim 23, 24, 25, 169, 174, 175, 176, 178, 179 Diepenveen 23 Diepholt, Rudolf van 26, 192 Diest, Jan van 175, 176 Diever 94 +++ Dingeldein, W.H. 138, 146
—
— — — — — — —
237
Grensgang Overijssel
++
240 +++++
+
Grenspaal 845-U in het Aamsveen bij Enschede.
Wat is een grens? De denkbeeldige lijn die twee gebieden van elkaar scheidt? Of beschrijft die lijn juist een raakvlak: de plek waar twee landstreken elkaar ontmoeten, en zelfs in elkaar overgaan? Een grens is ten slotte maar een afspraak, een idee – hij is er, en hij is er niet. Het gewest Overijssel wordt van oudsher omsloten door vijf grenzen: die met Friesland, met Drenthe, met Duitsland, met Gelderland en met de Zuiderzee, tegenwoordig Flevoland. Met auteur Jan ten Hove als gids beleeft de lezer in Grensgang | Een historische reis langs de randen van Overijssel een fascinerende ontdekkingstocht langs de omtrek van de provincie. Het boek begint met een chronologisch overzicht van de vorming en ontwikkeling van de grenslijnen van Overijssel. Het vervolg is onderverdeeld in negen “etappes”, waarin de lezer wordt meegenomen op een imaginaire historische reis langs de provinciale grenzen. In elk deeltraject wordt aan de hand van een aantal gevarieerde verhalen een rijk geschakeerd beeld van de grensgeschiedenis geschetst. Daarbij staan twee vragen centraal: waarom ligt de grens juist hier, en in hoeverre heeft de afbakening in deze contreien een scheidende, dan wel een verbindende werking (gehad)? Elke “etappe” wordt door zowel moderne als oude kaarten nader in beeld gebracht. Zo kan de lezer als het ware vanuit de luie stoel langs de Overijsselse grenzen reizen, terwijl hij of zij eveneens wordt uitgenodigd om interessante locaties zelf te bezoeken. Grensgang, verlucht met een schat aan beeldmateriaal, belicht vanuit een origineel, vernieuwend perspectief de contouren van de Overijsselse geschiedenis.
IJsselacademie | ISBN 978—90-6697-230—8