Upcycling Ahoy! ‘Slow’-stedenbouw voor steden en wijken uit de jaren ‘60 en ‘70 in de stadsregio rotterdam
Januari 2013
2
Inhoudsopgave
Upcycling Ahoy! Slow-stedenbouw voor steden en wijken uit de jaren ‘60 en ‘70
4
Analyse Een korte geschiedenis van de groeikern
6
Spijkenisse
10
Capelle aan den IJssel
12
Het bezit van corporaties
14
Drie opgaven
16
Drie kansrijke oplossingsrichtingen
17
1. Het Slow-Net
18
2. Het duurzaam stedelijk ensemble
22
3. De Upcycling strategie
28
Colofon
32
3
Upcycling Ahoy! Slow-stedenbouw voor steden en wijken uit de jaren ‘60 en ‘70
4
De term ‘Upcycling’ komt uit de wereld van de materiaalkunde. Upcycling is het hergebruiken van een (afval)materiaal waarbij een product ontstaat met een gelijke of hogere zuiverheid dan dat het oorspronkelijke.
woningbouwproductie is het nu tijd om de wijken en steden die het resultaat zijn van een hoge bouwsnelheid nu langzaam maar zeker te verrijken, zodat er een aantrekkelijke leefomgeving ontstaat.
Dit onderzoek heeft vanuit het principe van ‘upcycling’ gekeken naar vernieuwingskansen voor wijken en steden uit de jaren ‘60 en ‘70 in de Stadsregio Rotterdam. In de Stadsregio Rotterdam is, net als in heel Nederland, vanaf de jaren ’60 in hoog tempo gebouwd. In korte tijd ontstond een grote voorraad aan gelijksoortige woonomgevingen. Deze na-oorlogse wijken uit de jaren ‘60 en ‘70 raken verouderd en de groeikernen - steden die hier vrijwel volledig uit zijn opgebouwd - kampen met een identiteitsvraagstuk. Vernieuwing van de wijken en de stedelijke omgeving is nodig om een neergaande spiraal te voorkomen. De vraag is hoe dit in een tijd met beperkte middelen kan. Upcycling Ahoy heeft zich gericht op het opwaarderen van zowel de stad als de wijken die in korte tijd zijn ontstaan onder druk van de woningbehoefte en het daarmee samenhangende groeikernen-beleid.
Upcycling Ahoy benoemt drie typische ingrepen voor stedelijke vernieuwing in deze tijd:
Upcycling Ahoy ziet opwaarderen als een kans. Niet alleen omdat er geen middellen voorhanden zijn voor grootschalige sloop en nieuwbouw, maar bovenal omdat dat laatste opnieuw een voorraad van gelijksoortige woningen en stedenbouwkundige concepten voort zal brengen. Een aantrekkelijke stad en aantrekkelijke woonmilieus ontstaan in de tijd. Al is het alleen maar, omdat bijvoorbeeld bomen tijd nodig hebben om te groeien. Na een halve eeuw
1. Ontwikkel een structuur op de schaal van de stad die ervaarbaar en aantrekkelijk is en ontwikkel die langzaam, stap voor stap. 2. Creëer een aantrekkelijke leefomgeving op schaal van het stedenbouwkundig ensemble. Dat is waar de woonkwaliteit van de bewoners direct kan worden verbeterd. 3. Richt het planproces anders in en grijp alle cyclische investeringen in de ruimte aan om een opwaartse spiraal voor een wijk te bewerkstelligen. Koppel dit aan ‘eenvoudige’ pilot-projecten om het proces op te starten en snel eerste resultaten te boeken. Terugkerende concepten in het onderzoek zijn het eerder benoemde ‘Upcyclen’, maar ook de term ‘Slow’ doet z’n intrede. Net als bij ‘Slowfood’ waarin kwaliteitsvoedsel en een onthaaste benadering van het genieten van een maaltijd wordt gepropageerd is de term ‘Slow-stedenbouw’ nu van toepassing op de vernieuwing van de stad. Wanneer plannen vanuit deze attitude van traagheid en kwaliteit worden ontwikkeld, is er veel te winnen.
Upcycling Ahoy is ook een pleidooi voor de stedenbouwkundige benadering van het corporatiebezit. Veel woningbouwcorporaties hebben geclusterd bezit in groeikernen. Dit biedt kansen om stukken stad met een beperkt aantal stakeholders te verbeteren. Dit vraagt om een benadering die meer in ogenschouw neemt dan de woningplattegrond alleen. De upcycling strategie noodzaakt tot gecoördineerd handelen van gemeente en corporatie en tot het creëren van een ‘geheugen’ voor een stedenbouwkundige strategie die zich ‘slow’ in de tijd ontwikkelt. Zandbelt&vandenBerg onderzocht voor Upcycling Ahoy de voormalige ‘groeikernen’ Spijkenisse en Capelle a/d IJssel. Met behulp van het Stimuleringsfonds voor Architectuur en in samenwerking met gemeenten, corporaties en de Stadsregio werkte Zandbelt&vandenBerg aan een aantal concrete opgaven. De uitwerkingen van al deze opgaven zijn gedocumenteerd in het ‘projectenboek’. Het deel dat u nu voor u heeft is de samenvatting en reflectie op dit onderzoek. Upcycling Ahoy begon als onderzoek naar de groeikern, maar is inmiddels doorontwikkeld tot een instrumentarium dat bruikbaar is voor alle gemeenten en corporaties die worstelen met de vernieuwing van de stad.
5
Sterrenkwartier Spijkenisse 1963
Analyse Een korte geschiedenis van de groeikern Het te verwachten ruimtetekort in grote steden was in de jaren ‘60 aanleiding om kernen nabij de stad formeel aan te wijzen als overloop gebieden voor de grote stad. Met de status van groeikern committeerden gemeenten zich aan een taakstellingen ten aanzien van nieuwbouw van woningen. Deze nieuwbouwproductie was exceptioneel groot in vergelijking met de omvang van de kern zelf.
6
De nationale ruimtelijke ordening merkte de steden Spijkenisse, Capelle a/d IJssel en Hellevoetsluis in de Tweede Nota (‘66) en de Derde Nota (‘77) aan als groeikern. Hellevoetsluis werd een wonderlijke uitzondering. Na de bouw van twee wijken werd de status van groeikern weer teruggedraaid. Spijkenisse en Capelle a/d IJssel groeiden door en bereikten een stedelijke omvang. Het groeikernenbeleid was eigenlijk niets meer dan een bevestiging van een proces dat regionaal al gaande was. Capelle a/d Ijssel gold in ‘63 al als ‘overloopgebied’ voor de gemeente Rotterdam.
[uit: ‘Van dijkdorp tot woonstad’] Capelle a/d IJssel, typische jaren ‘60-wijk
Theo Baart, Rijksmuseum Amsterdam, typische jaren ‘70-wijk
7
Tweede Nota Ruimtelijke Ordening, 1966
Derde Nota Ruimtelijke Ordening, 1977
Analyse Een korte geschiedenis van de groeikern Het plan 2000+ uit 1969 toont een duidelijk beeld van de gemeenten buiten de grote stad. Ze worden verbeeld als wijken in een oase van groen. Capelle a/d Ijssel zou zo maar een voortzetting van Kralingen kunnen worden! De grote nieuwbouwproductie betekende in de eerste plaats het bouwen van woningen. De groeikern werd een verzameling van wijken met een stedelijke massa.
8
De groei van stedelijke voorzieningen is lange tijd achtergebleven ten opzichte van het grote aantal nieuwe inwoners. Stedelijke dynamiek was er nauwelijks. Met het maken van een compleet nieuw stadshart inclusief theater probeert de gemeente Spijkenisse het tij te keren en zich te ontwikkelen tot een volwaardige stad.
Spijkenisse in aanbouw ca. 1975
Capelle a/d IJssel
Spijkenisse
1969: Plan 2000+
9
Spijkenisse centrum 2012 Capelle Centrum ‘80
Spijkenisse centrum 2012
1958
1981
1968
1990
10
Analyse Spijkenisse Spijkenisse breidt in de jaren ‘50 uit met de bouw van Schiekamp en Hoogwerf. Daarnaast zijn de plannen voor Groenweoud en Sterrenkwartier in de maak. Deze wijken worden in de jaren ‘60 voor een groot deel gebouwd. De tweede en derde nota ruimtelijke ordening, waarbij Spijkenisse formeel de status van groeikern kreeg, betekende een bevestiging van een proces dat al gaan de was.
Schiekamp
Hoogwerf
Kern
De Hoek
Sterrenkwartier
Vogelenzang
11
Schenkel
De Akkers
Groenewoud
Waterland
Maaswijk
2 km
Vriesland
0
1 : 50.000 legenda
jaren ‘55-’65
jaren ‘65-’75
jaren ‘75-’85
jaren ‘85-’95
jaren ‘95 >
mix
gemeentegrens
1958
1981
1968
1990
12
Analyse Capelle a/d IJssel Evenals in Spijkenisse breidt ook Capelle a/d IJssel in de jaren ‘50 uit. Middelwatering en delen van de wijk Schenkel worden vóór het groeikernenbeleid gemaakt. Dit geldt ook voor de Rotterdamse wijken Ommoord en het Lage Land.
Zevenkamp Ommoord
Schollevaar
Oosterflank Lage Land
Schenkel
13
Oostgaarde
Prinsenland
2 km
Middelwatering
Fascinato
‘s Gravenland
Capelle West
0
1 : 50.000 legenda
jaren ‘55-’65
jaren ‘65-’75
jaren ‘75-’85
jaren ‘85-’95
jaren ‘95 >
mix
gemeentegrens
Analyse Het bezit van corporaties Capelle aan de IJssel
Spijkenisse
Woningen naar eigendom 2000 1250 <=500
14
Woningen naar eigendom
huurwoningen koopwoningen
1000 500 250
Woningen naar eigendom
corporaties particuliere verhuur eigen woningen
2000 1250 <=500 huurwoningen koopwoningen
Florabuurt, Capelle aan den IJssel
Sterrenkwartier, Spijkenisse
De Akkers, Spijkenisse
Analyse Samen met de corporatie
..is groot.
Corporaties hebben een groot aandeel gehad in de groei van gemeenten als Spijkenisse en Capelle a/d IJssel. Vandaag de dag is het bezit van de Corporaties nog steeds groot. Zo heeft Havensteder ca 11.000 huurwoningen in Capelle a/d IJssel, dat is maar liefst 37% van de Capelse woningvoorraad en ruim 90%* van het corporatiebezit in Capelle a/d IJssel. In Spijkenisse is het bezit over verschillende corporaties verspreid. Samen hebben ze 41%* van de woningvoorraad in Spijkenisse.
15
Gegevens huurwoningen versus koopwoningen op pagina 12: Centraal Bureau voor Statestiek, datum 4-5-2012. Corporatiebezit Capelle a/d IJssel 11.857 woningen Corporatiebezit Spijkenisse 13.240 woningen
Drie opgaven Het onderzoek ‘Upcycling Ahoy’ heeft een vijftal uitvoerige case-studies gedaan in overleg met gemeentes en corporaties. Onderwerp van onderzoek waren: • • •
Ruimtelijke kwaliteit in de stad Spijkenisse Vernieuwing van de 747-buurt (ca. ‘60) en de Florabuurt (ca. ‘68) in Capelle a/d IJssel Vernieuwing van Sterrenkwartier (ca. ‘66/’67) en Vriesland (eind ‘70, begin ‘80) in Spijkenisse.
De volledige cas-studies zijn terug te vinden in het projectenboek dat hoort bij deze samenvatting en reflectie. Uit de case-studies komen drie prominente opgaven naar voren: 1. De stedelijke beleving en structuur 16
Vanoudsher groeiden steden logischerwijs langs mobiliteitsnetwerken of nabij plaatsen van samenkomst. Denk aan de vele steden die hun ontstaan vinden op kruispunt van wegen waar handel werd gedreven. De stad of plaats voegde zich naar de beweging en samenkomst van mensen. Voor de opzet van wijken in Capelle aan den IJssel en Spijkenisse is aangenomen dat de bewoners zich voornamelijk met een auto naar werk of de grote stad zullen verplaatsen. De wijk was vooral bedoeld als rustige en prettige woonomgeving. Bij de opzet van de wijken is nauwelijks rekening gehouden met dagelijkse patronen van stedelingen en hun behoefte om samen te komen binnen hun gemeente. Elke wijk kent een eigen ‘ontsluitingslogica‘ waardoor ze onderling slecht met elkaar zijn verbonden. Het buffergroen tussen wijken benadrukt de scheiding tussen gebieden in de stad.
De vanzelfsprekenheid waarmee winkels, scholen, pleinen en sportvoorzieningen langs aantrekkelijke routes voor bewoners liggen is er niet. De kans dat een restaurant haar deuren opent aan een mooi park nabij een kruispunt van wegen waar mensen dagelijks passeren, is klein. De vraag is hoe steden als Capelle aan den IJssel en Spijkenisse meer kunnen worden dan een verzameling van woonwijken? Wat moet er in de ruimtelijke structuur gebeuren zodat er wel een stedelijke cultuur van verplaatsing en samenkomst kan ontstaan? 2. Het woonmilieu De enorme druk op het halen van de doelstellingen met betrekking tot de woningbouwopgave heeft geleid tot de bouw van veel gelijksoortige woonomgevingen. Het ideale woonconcept van toen werd in korte tijd uitgerold binnen de gemeentengrenzen. Dit grote aanbod van hetzelfde levert nu problemen op, omdat juist dit type woonomgeving minder in trek is. Vrijgekomen woningen zijn lastig te verhuren of te verkopen.Steeds vaker leidt dit tot een instroom van sociaal zwakkeren. De leefkwaliteit in wijken dreigt daardoor nog verder achteruit te gaan.
3. De planvorm en het proces De steden Capelle a/d Ijssel en Spijkenisse zijn razendsnel gegroeid. Die snelheid van woningbouwproductie is helemaal voorbij, maar het denken in productie en aantallen zit nog in de genen van de stedenbouwer, de corporatiemedewerkers en de afdeling wonen. Het is moeilijk om die mentaliteit die decennia achter elkaar de ruimtelijke ordening heeft beïnvloed zomaar weg te denken. Maar de tijd van grootschalige sloop en nieuwbouw en snelle ontwikkeling is wel echt voorbij. De vraag is op welke wijze plan en proces dan worden ingericht en of er dan überhaupt nog plannen gemaakt moeten worden.
De vraag is of dit proces kan worden gestopt. Wat zijn de onderscheidende kwaliteiten van deze wijken? Kunnen de wijken worden vernieuwd zodat de woningen weer meer in trek raken? Kan dit in een tijd met beperkte middelen?
‘747-buurt’ , Capelle aan den IJssel
Drie kansrijke oplossingsrichtingen Een drietal oplossingsrichtingen voor de opgaven op pagina 14 wordt hieronder samengevat en op de volgende pagina’s verder uitgewerkt en geïllustreerd. 1. Ontwikkel het ‘Slow-Net’ in de stad: Met de fiets, de scootmobiel of gewoon te voet. Het zijn snelle en goedkope manieren om van huis naar school, sport, winkels en werk te komen. Het Slow-Net is het netwerk van langzaam verkeersroutes dat inwoners verbindt met stedelijke voorzieningen en groene kwaliteiten. In een aantrekkelijke woonomgeving is dit dagelijkse netwerk van langzaam verkeersroutes aangenaam en logisch. Onderweg van A naar B zie je de bloesem aan de bomen komen, hoor je de vogels in het park en voel je de zon in je gezicht. Met een lage snelheid wordt omgevingskwaliteit intens ervaren. In de jaren ’60 en ’70 wijken is deze stedelijke routing nog te vaak niet in orde. Voorzieningen zijn niet op een logische manier met elkaar verbonden, langzaamverkeersstructuren lopen langs achterkanten of parkeerterreinen en maken onvoldoende gebruik van de aanwezige groenblauwe kwaliteiten.
2. Ontwikkel het ‘Duurzame Stedelijke Ensemble’ in de wijk:
3. Ontwikkel een ‘upcycling strategie’ als proces voor stedelijke vernieuwing.
Veel corporaties twijfelen of nieuwe investeringen de levensduur van jaren ’60-’70 bebouwing zal verlengen. Nu zijn de panden vaak slecht geïsoleerd, de plattegronden gedateerd en de uitstraling is matig. Een woningverbetering heeft alleen zin als de woningen zich daardoor voldoende onderscheiden van het vele aanbod elders, maar lukt dat als je enkel aan een gebouwcomplex sleutelt?
Uit de 4 casussen blijkt dat investeringen van verschillende partijen in de toekomst niet in 1 momentum zullen samenvallen. Daarmee lijkt een einde aan grote projecten waar gemeenten en corporatie samen in korte tijd hele wijken radicaal vernieuwen. Door de jaren heen zullen corporaties en gemeenten op verschillende momenten investeren in een wijk. Dit betekent wat voor de planvorming. Zandelt&vandenBerg spreekt van upcycling: de stad is in een continu proces van opwaardering. Voor elke wijk zou een opwaarderingsplan moeten zijn, zodat investeringen voor renovatie en onderhoud doeltreffend kunnen worden ingezet. Woningverbetering, opknapbeurten van straten of groenbeheer zijn elke keer een stap in de wijkvernieuwing. Het is een vorm van Slow-stedenbouw. Dat betekent niet dat er dus maar weinig hoeft te gebeuren en dat er geen plannen moeten worden gemaakt. Juist plannen zijn belangrijk en juist coördinatie is essentieel. Plannen hebben een ander karakter en zijn geen blauwdruk. Wel is het belangrijk dat ze lang mee kunnen en dat er bij gemeente en corporatie geheugen voor wordt ontwikkeld.
Zandbelt&vandenBerg laat zien dat er meer mogelijk is als woningverbetering wordt toegepast op een aantal gebouwen met de omliggende buitenruimte. Vernieuwing van een ensemble levert meer op dan de som der delen. Zandbelt&vandenBerg maakte voorstellen voor 4 wijken. (De 747-buurt en de Florabuurt in Capelle a/d IJssel en Sterrenkwartier en Vriesland in Spijkenisse.) Hoewel de ingrepen locatiegebonden zijn, laten de resultaten zich goed vergelijken.
Zandbelt&vandenBerg laat zien hoe het stapsgewijs sleutelen aan het Slow-Net een bijdrage kan leveren aan een aantrekkelijk en onderscheidende woonomgeving.
Florabuurt , Capelle aan den IJssel
17
1. Het Slow-Net Wat is het Slow-Net? Het Slow-Net is een AANTREKKELIJK en logisch fiets- en voetgangersnetwerk voor dagelijkse verplaatsingen waarmee de kwaliteit van de stad optimaal ervaarbaar en ontsloten wordt.
18
Waaruit bestaat het Slow-Net? Het Slow-Net bestaat uit: -Aantrekkelijke en logische routes die woonwijken, groene kwaliteiten en voorzieningen met elkaar verbinden. -Parken, plantsoenen, en watergangen als kwaliteiten langs die routes en als plekken om te doorkruisen. -Stedelijke voorzieningen als bestemming aan het netwerk van routes en georiënteerd op het netwerk. -De inrichting van het netwerk: kleine ingenieurskunstwerken, comfortabele oversteekplaatsen, goede verlichting, voldoende stallingsmogelijkheden, zichtlijnen en panorama’s, geen onnodige obstructies, goed wegdek en aantrekkelijke materialisering. -Tenminste twee veilige nachtroutes op de schaal van de stad. Hoe maak je een plan voor het Slow-Net? 1. Breng het bestaande langzaamverkeersnetwerk in kaart voor de hele stad. 2. Benoem en markeer ontbrekende schakels en kansrijke verbindingen. 3. Geef aan waar de omgevingskwaliteit verhoogd zou moeten worden. 4. Maak een groenbeheerplan met verschillende beheerregimes voor de stad gericht op kwaliteitsverbetering van de groen-blauwe kwaliteiten lange het netwerk.
5. Benoem de ambities voor inrichting van het netwerk. 6. Oriënteer stedelijke voorzieningen en aantrekkelijke plekken zoveel mogelijk op het netwerk. 7. Organiseer evenementen op en langs het Slownet. Hoe ontwikkel je het plan? Het Slow-Net ontwikkelt zich Slow. Het is geen blauwdruk dat moet worden beprijst en moet worden uitgevoerd. Het Slow-net is er grotendeels al, maar kent nog ontbrekende schakels en gemiste kansen. Het plan voor het Slow-Net wordt getekend en gecommuniceerd. Het hangt bij alle afdelingen van de gemeente aan de muur. Zowel bij stedelijke ontwikkeling als bij beheer. Er is een beheerder van het plan binnen de gemeente die erop toeziet dat investeringen in de ruimte door de gemeente zelf of door andere partijen worden gedaan bijdragen aan de ontwikkeling van het Slow-Net. Oftewel het SlowNet ontwikkelt zich, zodra kansen zich voordoen. Die kansen kunnen liggen in het terugkerend beheer van de weg of de watergang, de wijziging van een verkeerssituatie, de verbouwing van een supermarkt of de vernieuwing van een wijk en bij de verduurzaming van bijvoorbeeld de straatverlichting.
Huidig langzaam verkeersnetwerk dat het stedelijk programma ontsluit.
0
4 km
19
De groen/blauwe kwaliteiten langs het huidige langzame verkeersnetwerk zijn onderbroken.
Het Slow-Net in Spijkenisse
1. Het Slow-Net
Er zijn nu â&#x20AC;&#x2DC;kruip-door-sluip-doorâ&#x20AC;&#x2122; routes naar aantrekkelijke gebieden. De kwaliteiten van deze plekken blijven onopgemerkt en worden geen onderdeel van de dagelijkse beleving van de stad.
20
Het groen langs het Slow-Net zorgt voor een mooie route door de wijk. Het Slow-Net is al grotendeels aanwezig, zoals hier in Spijkenisse.
Parkeercapaciteit Uitbreiden
Uitbreidingsmogelijkheden voor Supermarkt X
verwijderen parkeerplaats
Huidige situatie + interventies.
Ruimte voor markt, braderie georiënteerd op groen en de langzaamverkeersstroom.
Doortrekken Slow-Net & verbinding groen Nieuwe situatie: Slow-Net door groene omgeving, winkelcentrum georiënteerd aan het Slow-Net en parkeerveld naar andere zijde van de supermarkt.
Het Slow-Net is vaak al latent aanwezig in de stad. Door ontbrekende schakels te repareren en nieuwe kwaliteiten toe te voegen kan het SlowNet worden geactiveerd. Dat kan stap voor stap gebeuren, wanneer de gelegenheid zich voordoet. Hiernaast wordt een voorbeeld geïllustreerd: Een veelgebruikte fietsverbinding van Spijkenisse zuid naar het centrum loopt langs het groen, over een parkeerplaats langs de achterkant van een winkelcentrum. Daar ligt een bruggetje, een essentiële schakel in het Slow-Net verstopt. De supermarkt van het winkelcentrum zoekt naar uitbreidingsruimte. Dit is het moment om werk met werk te maken. Zo kan het Slow-Net door het groen, langs een plein en aan de voorkant van het winkelcentrum worden vormgegeven met het bruggetje goed in het zicht.
21
2. Het duurzaam stedelijk ensemble
22
Het duurzaam stedelijk ensemble Het ontwikkelen van het duurzaam stedelijk ensemble is erop gericht een verzameling gebouwen en bewoners te verbinden met de potentiële omgevingskwaliteit waardoor er een stedelijk ensemble of een woonmilieu ontstaat dat meer is dan de som der delen. Nu maakt de gemeente vaak nog een plan of analyse voor de hele wijk en richt de corporatie zich op de beheer en vernieuwing van het gebouw en de woningplattegrond. De kwaliteit van het wonen wordt echter bepaald door de kwaliteit van de individuele woning én de directe omgeving. Het duurzaam stedelijk ensemble is een vernieuwingsstrategie die zich toespitst op het wonen en de directe omgeving en niet op de hele wijk of het individuele woongebouw. Het schaalniveau van vernieuwing leidt tot kansen die voor het oprapen liggen en die in pilotprojecten met beperkte middelen direct kunnen worden verzilverd. Doorvoor is het essentieel dat gemeente en corporatie samenwerken en vanuit de stedenbouwkundige component kijken naar de kwaliteit van het wonen. Welke middelen kunnen worden ingezet? Uit de cases die binnen deze studie ‘upcycling ahoy’ zijn onderzocht komt een terugkerend aantal inzetbare middelen naar voren: 1. Geef het overschot aan openbare ruimte terug aan de bewoners en maak grote tuinen: Hiermee ontstaat directe verbetering van de individuele woonwkwaliteit en wordt de schaal van de openbare ruimte zelfs overzichtelijker. 2. Maak een erfscheidingsplan: Wanneer er veel tuinen grenzen aan de openbare ruimte is de regie
op de erfscheidingen van essentieel belang voor de ruimtelijke kwaliteit. Een ‘hagenplan’ dat door de corporatie wordt aangelegd en beheerd in ruil voor gemeentegrond van de tuinen is een goed alternatief. 3. Activeer het maaiveld. Maak woningen op de begane grond wanneer de vloerhoogte van het gebouw dit toelaat of maak trappen vanuit de eerste verdieping naar een eigen tuin op de begane grond. 4. Oriënteer het ensemble op kwaliteiten in de omgeving, visueel en met verbindingen, zoals het Slow-Net. Verwijder onnodige infrastructuur die een belemmerende grens tussen de woning en het groen vormt. 5. Programmeer publieke of collectieve ruimte samen met de omwonenden. Denk aan de inrichting van een speelvoorziening, een buurtcentrum, volkstuinen of een terugkerend collectief evenement. 6. (Her)verdeel voorzieningen zoals bergingen en parkeerplaatsen binnen het ensemble. Een berging hoeft niet per sé in de plint van hetzelfde gebouw. Kan er ook naast of in de buurt. 7. Differentieer in de woningtypologie. Een eenzijdig woningbestand maakt een ensemble tot een doorstroommachine. Maak het mogelijk om binnen het ensemble te verhuizen. 8. Vervolmaak het Slow-Net dat het ensemble met directe omgevingskwaliteiten en omliggende ensembles verbindt.
Hoe ontwikkel je een duurzaam stedelijk ensemble? Het duurzaam stedelijk ensemble is te beschouwen als een ‘pilot’ in het opwaarderen van een wijk met vaak gelijksoortige woonmilieus. Het is een ‘hands-on’ strategie die op één plek wordt getest en van waaruit wordt geleerd. Vanuit die ervaring kan een volgend ensemble worden aangepakt. Het is essentieel dat corporatie en gemeente gezamenlijk optrekken. De herschikking van publieke ruimte, groen en infrastructuur moet immers worden afgestemd op de aanpassingen van de woningen binnen het ensemble. Het denken in ensembles vergt ook binnen de gemeente coördinatie. Het raakt immers aan de verantwoordelijkheden van verschillende afdelingen: de afdeling stedenbouw, de afdeling wonen, het ingenieursbureau, dienst groenbeheer en openbare ruimte enzovoort. Plannen voor het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk ensemble kunnen alleen worden uitgevoerd in overleg met de bewoners. De corporatie is de aangewezen partij om met haar huurders in gesprek te treden.
Parkeren domineert de straat ‘Niemandsland’
‘Achterkanten’
‘Achterkanten’
Huidige situatie Florabuurt: mooi groen, maar nauwelijks gebruikt door de bewoners.
Huidige situatie Florabuurt: woongebouwen zijn nauwelijks verbonden met de plek.
23
Prettige langzaamverkeersroute naar het IJsselland ziekenhuis Spelen voor de deur
Eigen entree Wonen aan het water
Voorstel Florabuurg: Maak tuinen en woningen op de begane grond. Er ontstaat een kwaliteit die nergens in de buurt aanwezig is.
Vernieuwde service zone
Voorstel Florabuurt: een eigen tuin aan het water, woon-werk woningen aan de weg en overzichtelijke openbare ruimte.
naar centrum
2. Het duurzaam stedelijk ensemble
Duikerhoek
Neptunusstraat Uranusstraat School Poolsterstraat
Weegschaal
Winkel Centrum Sterrenhof
Kometenstraat
Planetenlaan
School
24
Fitness Spijkenisse Sterrenkwartier huidige situatie: de bouwblokken staan met hun rug naar het park. De openbare ruimte in de bouwblokken is zo groot als een voetbalveld.
School
Singeldingen, door en voor buurtbewoners aan de Heemraadssingel in Rotterdam, is een goede referentie voor activiteiten in de openbare ruimte in het Sterrenkwartier. School
Spijkenisse Sterrenkwartier voorstel: de bouwblokken openen zich naar het park. De openbare ruimte is kleinschaliger, overzichtelijker en de begane grond van de gebouwen is met tuinen verbonden met het maaiveld.
a
P
P
P
P
P
b
P
P
b
P
P
P P
a
Planetenlaan Planetenlaan
Huidige situatie Sterrenkwartier: de gebouwen zijn niet verbonden met het maaiveld en straten met parkeren belemmeren de interactie tussen bewoners en de omgeving. De binnenruimte van het blok is net zo groot als een voetbalveld.
P
Planetenlaan
Voorstel Sterrenkwartier: Een collectief bouwblok. Straten en parkeren zijn verdwenen. Bergingen begane grond maken plaats voor woningen met tuinen (gebouwtype a). Grote terrassen voor woningen op de eerste verdiepingen (gebouwtype b). Hieronder overdekte parkeerplaatsen en bergingen voor alle woningen in het hele collectieve bouwblok. Nieuwe entrees en liften markeren de collectieve tuin van het bouwblok. Een buurtcentrum of wijkgebouw verlevendigt het binnenterrein en biedt plaats aan activiteiten uit de wijk.
25
2. Het duurzaam stedelijk ensemble Middelwatering (â&#x20AC;&#x2DC;747â&#x20AC;&#x2122; buurt), Capelle aan den IJssel huidige situatie
Standaard 3-kamer woning 26
k garden)
Standaard 4-kamer woning
voorstel
A
C
A
D
A
A
C A
A
D A
A E voor- en achtertuin
A
+
voor- en achtertuin
E voor- en achtertuin
E
B
voor- en achtertuin
Type A: voorstel 4-kamerwoning (galerij)
Type A1: voorstel 3-kamerwoning
Type D: gecombineerd appartement 2
Type E: maisonnettewoning
Voortuinen met lage hagen
Hoofdingang
alleen voortuin
3-kamer
A
3-kamer
B alleen voortuin
Type B: voorstel 4-kamerwoning (met directe toegang) Eigen ingang
A
Type C: gecombineerd appartement 1 + Nieuwe entreetrap
2 1
huidige situatie 3 2 1
2
Herdistributie van ruimte: 1 Activeer groengebieden met voortuinen 4
2
2 Privatiseer overtollig groen
5
Diversiteit & uitstraling van woning:
toekomstige situatie
3 Combineer dit met verduurzaming & verlevendiging van de buitenruimte (dmv entree’s) Stedelijke routing: 4 Verbeter het SLOW-NET met doorlopende ‘boulevards’ Verbouwing:
Voorbeeld van een duurzaam stedelijk enemble in Middelwatering, Capelle aan den IJssel
5 Maak nieuwe eengezinswoningen voor een andere doelgroep en voor een betere aanblik vanaf de straat.
27
3. De Upcycling strategie Upcycling Upcycling is het opwaarderen van een buurt of wijk over langere tijd. Het is een proces dat rustig 15 of 20 jaar kan duren. Het gaat niet uit van totale sloop-nieuwbouw, maar van de ruimtelijk investeringen die in cycli terugkeren in de bebouwde omgeving en die worden ingezet om de wijk stap voor stap te verbeteren.
28
Upcycling strategie Voor upcycling heb je een plan nodig. Geen blauwdruk plan, maar een vergezicht met opties en wensen. Naast een plan is er een beheerder van dat plan nodig. Iemand die in de gaten houdt wanneer bijvoorbeeld een weg wordt opengebroken, woningen worden opgeknapt of wanneer voorzieningen dreigen te vertrekken. De beheerder betrekt vervolgens aangewezen partijen om deze ontwikkelingen in te zetten ten behoeve van de upcycling strategie. Wanneer hierin bijvoorbeeld de ambitie voor het verbeteren van het ‘Slow-Net’ is opgenomen, dan kan bij de eerstvolgende keer dat gemeentewerken de weg vernieuwt of openbreekt, werk met werk worden gemaakt. Met een Upcycling strategie wordt niet elk vraagstuk ad hoc opgelost, maar wordt elke investering in de ruimte aangewend om een bijdrage te leveren aan het opwaarderen van een wijk of buurt voor de langere termijn. Dit vraagt coördinatie en kennis van de verschillende actieve stakeholders in een wijk. Upcycling gaat niet vanzelf. Het is belangrijk om een kansrijk ‘pilot-project’ te benoemen dat met een beperkt aantal partijen op korte termijn kan worden gerealiseerd en waaruit kan worden geleerd.
Het duurzaam stedelijk ensemble is hiervan een goed voorbeeld. Een pilot-project is behapbaar en uitvoerbaar en kan de buurt en de betrokken partijen van nieuwe energie voorzien in een tijd van beperkte middelen. Less is more in de Groeikern Upcycling is niet per sé het behouden van alles en het ontwikkelen van meer. In het plan 2000+ uit 1969 waarin Capelle a/d Ijssel en Spijkenisse worden getekend als groene steden biedt een optimistisch toekomstbeeld. De vergroening van de groeikern biedt een alternatief voor het angstvallig vasthouden aan stedelijke voorzieningen. Een goed voorbeeld is het voorzieningencentrum in de Florabuurt waarvoor hiernaast een upcyclingstrategie wordt voorgesteld. De Florabuurt heeft stedenbouwkundig een typisch jaren ‘60 opbouw. Rationele zones van gestempelde woongebouwen met in de middenzone de voorzieningen. Deze voorzieningen dreigen op termijn in te krimpen of te vertrekken. Dat biedt mogelijkheden om de landschappelijke kwaliteiten in de wijk uit te breiden. Meer water en meer groen gekoppeld aan een aantrekkelijk Slow-Net geeft de Florabuurt Kralingse kwaliteiten. Upcycling en nieuwbouw Upcycling gaat uit van een opwaartse spiraal binnen de ontwikkeling van een wijk. Daarbij hoort renovatie van bestaande woningen en de verbinding van deze woningen aan de omgevingskwaliteiten van de plek. Upcycling gaat niet alleen uit van behoud van het bestaande. Nieuwe kwaliteiten, zoals een nieuw waterbassin in het hart van de Florabuurt kunnen aanleiding
zijn om opnieuw een stedelijk ensemble rondom het groene hart van de wijk te benoemen en daar op termijn nieuw te bouwen. Wanneer de stedenbouwkundige structuur steeds krachtiger wordt, ontstaat een aantrekkelijke wijk over langere tijd. Ingrediënten van een upcycling strategie Elke buurt of wijk is anders, en vergt een eigen koers, maar de basis voor een upcycling strategie is gelegd in dit onderzoek. Terugkerende ingrediënten in het opwaarderen van een wijk over langere tijd zijn: 1. Het Slow-Net; de aantrekkelijke routes die de wijk verbinden met de omliggende kwaliteiten. 2. Het duurzaam stedelijk ensemble als basis voor het verbeteren van de woonkwaliteit. 3. Een pilot-project dat met beperkte partijen kan op korte termijn kan worden gerealiseerd en waaruit kan worden geleerd. 4. De herschikking en heroriëntatie van stedelijke voorzieningen. Soms kan de uitbreiding van een winkelcentrum aanleiding zijn voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit of kunnen scholen zich beter clusteren in één nieuw gebouw dan doormodderen in teveel oude vestigingen. 5. Het benoemen van mogelijkheden tot het structureel vergroten van de landschappelijke kwaliteit. Zowel in de biodiversiteit van flora en fauna als in de kwantiteit van water er ruimte. 6. Programmeer de ruimte met evenementen samen met de bewoners. 7. Herzie de strategie en pas hem aan en benoem keer op keer logische duurzame stedelijke ensembles die in aanmerking komen voor een volgend pilot-project.
25 jaar Tien punten plan en snooker! Upcycling kent maar één richting: opwaarts. De volgorde der dingen is echter niet vastgelegd. Bepaal daarom per plan maximaal tien concrete punten om de waarde van een wijk te vermeerderen. Vervolgens is het een kwestie van ‘snooker’. De tien punten liggen klaar net als de ballen op een biljartlaken. De bal die het makkelijkst te scoren is, die wordt gestoten. Soms betekent een punt scoren dat je gelijk een ander punt kunt verzilveren, maar soms gaat er tijd overheen. In het upcyclen van een wijk is het belangrijk om in de opwaartse spiraal continu lering te trekken uit de punten die zijn verzilverd. Wat ging goed en is voor herhaling vatbaar en wat kan verbeterd worden. Het ‘pilot-project’ is een belangrijk gegeven in het upcycle proces. Het is belangrijk steeds gezamenlijk een nieuwe ‘pilot’ te benoemen. Zo wordt een lange termijn plan voor een wijk concreet maakbaar en is er resultaat.
10
2
10
20 jaar
9
10
1 15 jaar
10 4
2
1
5
8
3
6
29
7 10 jaar
2
Vernieuwing van de Florabuurt met behulp van de ‘upcycling’ strategie samengevat in 10 stappen. Op pagina 27 wordt inhoudelijk uitleg gegeven over de 10 stappen.
1 ‘Leercurve’ ‘Actiecurve’
2
5 jaar
3. De Upcycling strategie Huidige situatie Florabuurt
DH
Dotterlei appartementen, huur
DK
Dotterlei appartementen, koop
WK
Wilgenhoek, koop
C
432 Wingerd/ bongerd Type C, huur
D
432 Wingerd/ bongerd Type D, huur
DH
WK
DK
WK
DH
C
C
Winkeliersvereninging De Wingerd
C
D
C
DH
C
30
De Florabuurt biedt veel voorzieningen dicht bij huis: supermarkt en kleine winkels, basisscholen, kinderopvang, kantoorruimte en meer. Deze voorzieningen nemen een prominente plek in in de wijk. Programmatisch spelen deze voorzieningen een belangrijke rol in de wijk. Stedenbouwkundig gezien zijn de voorzieningen introvert en weinig verbonden met de wijk. Ook zijn de gebouwen sterk verouderd. De Florabuurt biedt ook een groot scala aan appartementen. 3-kamer, 4-kamer, 5-kamer en zelfs 6-kamer appartementen. De ruime appartementen zijn goed geschikt voor gezinnen, maar hebben helaas geen tuin. Ook zijn de woningen allen ontsloten via portiek of gallerij. Grondgebonden woningen zijn er niet bij. Gezinnen uit de buurt die een grondgebonden woning zoeken, verhuizen nu dus naar een andere buurt
C
D
C C
D
C D
DH
OBS Klim-op ‘Bongerd’
C
C C
Gymlokaal
D C
D DH
Buurthuis ‘De Wel’
C
Schenkel
GBS De Triangel
C
3. De Upcycling strategie Toegepast in de Florabuurt Vernieuwing van de Florabuurt in tien punten:
1 2 1
2
4
9 7
3
8 Pilot project
4 10
5 6
5 3
7 8
9 6 Schenkel
10
Begane grond activeren, te beginnen bij een pilot project: garages ombouwen tot maisonettewoningen van 135m2. Herdistributie van de openbare ruimte: privétuinen toekennen aan woningen. Slow-net verbeteren: Dotterlei maken tot aantrekkelijke langzaamverkeersroute naar het IJsselland ziekenhuis. Route naar de Bloemenbuurt verbeteren. Voorzieningen cluster versterken: Culturele & maatschappelijke functies centraal en scholen clusteren. Commerciële functies op zichtlocatie + parkeren Landschappelijke kwaliteiten in de wijk: Een parkje met vijver op de vrijgekomen commerciële locatie. Een grote waterpartij in het hart van de wijk aanleggen. Vernieuwen vanuit het hart van de wijk: Bouwen van eengezinswoningen aan de waterkant. Sloop en nieuwbouw, stap voor stap, per stedelijk ensemble, beginnend rondom de nieuwe waterpartij in het hart van de wijk.
31
Colofon Upcycling Ahoy is een onderzoek dat in 2012 is uitgevoerd door Zandbelt&vandenBerg, ondersteund door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, de Stadsregio Rotterdam, Havensteder, Maasdelta, de gemeente Spijkenisse en de gemeente Capelle a/d IJssel. De resultaten zijn gedocumenteerd in 2 delen: 1. ‘Upcycling Ahoy, Slow-stedenbouw voor steden en wijken uit de jaren ‘60 en ‘70.’
32
2. Een uitvoerig projectenboek met daarin projectuitwerkingen, alternatieven en verbeeldingen voor de de 747-buurt en de Florabuurt in Capelle a/d IJssel en Sterrenkwartier en Vriesland in Spijkenisse en het Slow-Net in Spijkenisse. 29 januari 2013 heeft de eindpresentatie van de resultaten plaatsgevonden in het wijkcentrum in Sterrenkwartier Spijkenisse Alle resultaten zijn te downloaden van de web-site van Zandbelt&vandenBerg en van de Stadsregio Rotterdam: www.zandbeltvandenberg.nl/publicaties www.stadsregiorotterdam.nl Rotterdam, januari 2013 ISBN: 978-90-809293-5-7 Zandbelt&vandenBerg Westblaak 37 3012 KD Rotterdam 010-2709216 info@zandbeltvandenberg.nl
Team Zanbelt&vandenBerg: Rogier van den Berg, Daan Zandbelt, Heidi Klein, Mijke Kromdijk, Kit Chow, Jiayu Tjong, Bart Witteman en Thomas Sturkenboom
Met dank aan de volgende personen voor input, ondersteuning en reflectie: Stadsregio Rotterdam: Ate Stam Leonie Andriesse Gemeente Capelle aan den IJssel Cees van der Graaf Arend Blecourt Martin van der Giessen Gemeente Spijkenisse Ben Stuijts Sjoerd Swinkels Lauran van Kaam Katja Bleeker Harry Bos Martin Kostense Maaskoepel: Leo Bartelse Hans Holwerda Havensteder Paul Ramjiawansingh Hans Wielaard Geert Ketelaars Henry Vennix Maasdelta Frank van Velzen Karin Vullink Joost Mayer
33