SOS Kinderdorpen in Jan Magazine

Page 1

liefde

LEVENSVERHAAL

‘Ik kreeg de

VAN EEN ANDERE MOEDER’

Céu Gonçalves (44) groeide op in een SOS Kinderdorp vlakbij Lissabon. Ze kwam daar als driejarige terecht nadat haar moeder stierf bij de geboorte van haar jongste zusje. Céu is getrouwd met de Nederlandse Michel (47) en moeder van Mariza (11). ‘Wat er anders van mij terecht was gekomen, dat is niet voor te stellen.’ TEKST NIENKE PLEYSIER FOTOGRAFIE BRENDA VAN LEEUWEN VISAGIE RONALD HUISINGA VOOR RITUALS

V.l.n.r. Jalbert, Anjet en haar twee kinderen 78 JAN

JAN 79


‘E

r is een vage herinnering. Drie kleine meisjes, in precies dezelfde gebloemde jurkjes. Hun blikken vol verwondering. Onbevreesd ook. Mijn zusjes en ik, vlak voordat we ons nieuwe leven instapten. Dat is het gekke met het geheugen. Je weet niet of je je de dingen herinnert zoals ze zijn gebeurd, of dat je zelf achteraf beelden vormt bij de verhalen. Dit was zo’n verhaal. Drie meisjes van één, drie en vijf in hun bloemenjurkjes op de rand van een nieuw bestaan. We kwamen uit het binnenland. Een klein dorpje in een arme vallei, ingeklemd tussen twee heuvels. Er waren daar geen auto’s en de dorpsbewoners ruilden hun appels voor melk en aardappelen voor eieren. Er was weinig werk en de arbeid op het land werd verdeeld onder de mannen in het dorp. Mijn vader had zes kinderen en een ezel. Als we de berg op moesten, hingen ze mij in een mandje aan de ezel. In ons dorp was de eigenaar van het postkantoor zo ongeveer de belangrijkste man; hij wist van de wereld achter de bergen. Hij was ook degene die vond dat er iets moest gebeuren toen mijn moeder in het kraambed overleed tijdens de geboorte van mijn jongste zusje, en mijn vader achterbleef met zes kinderen. De oudste was zestien, de jongste drie onder de vijf. Het was voor hem onmogelijk om in zijn eentje voor ons te zorgen.’

NIEUWE MOEDER

‘Deze eigenaar van het postkantoor, de man van de wereld, wist dat er ver weg aan de kust een dorp bestond waar kinderen die niet thuis konden wonen, een nieuw gezin kregen. Een SOS Kinderdorp. Hij was degene die opperde dat wij, de jongste drie, daar naartoe zouden gaan. Mijn oudste zus was toen al uit huis en woonde met haar vriend in Lissabon en mijn twee broers, toen 14 en 12, zouden naar een andere instelling voor weeskinderen gaan. Mijn vader was het daar natuurlijk absoluut niet mee eens. Hij zou zijn eigen kinderen toch niet wegdoen. Al wist hij ergens waarschijnlijk wel dat dit het beste was; dat hij door ons te laten gaan, ons een nieuwe toekomst bood. Toch is mijn vader de beste man de rest van zijn leven consequent “kinderdief” blijven noemen. Maar wij vertrokken. In onze gebloemde jurkjes, naar het dorp waar een nieuwe moeder op ons wachtte. Dit is eigenlijk het moment waarop mijn leven, zoals ik het me herinner, begint. Het moment waarop mijn (adoptie)moeder in mijn leven komt. De vrouw die me leerde dat je er voor moet werken om ergens te komen in het leven. Die alleen maar naar mijn ogen hoefde te kijken om te weten hoe ik me voelde. Die me voordeed hoe ik de kroesharen van mijn nieuwe broertjes moest knippen.’

LEVENSVERHAAL

‘Mijn vader had zes kinderen en een ezel. Als we de berg op moesten, hingen ze mij in een mandje aan de ezel’

GROTE FAMILIE

‘Het SOS Kinderdorp waar ik ben opgegroeid, ligt in Cascais, vlakbij Lissabon. Het was een dorp op zich, met een kerk, een bibliotheek, een kantoor, een speelplaats. Er waren veel bomen en grasveldjes en langs de straten lagen bloemenperken. Ook scharrelden er kippen en varkens rond en verspreid over een heuvel stonden tien huizen. In elk huis woonden tien kinderen en een moeder en samen functioneerden zij als een gezin. De bewoners van de andere huizen voelden als familie; zij waren de tantes, neefjes en nichtjes. SOS-moeder zijn is in feite een baan; de vrouwen krijgen ervoor betaald. Maar het is natuurlijk veel meer dan dat. Het is een missie. De liefde die ik van mijn  80 JAN

JAN 81


LEVENSVERHAAL

‘Mijn SOS-moeder had al vijf broertjes en zusjes uit hetzelfde gezin, toen wij kwamen. Later kwamen er nog twee kinderen bij. Het was altijd druk en gezellig’

SOS-moeder heb gekregen en nog steeds krijg, was echte moederliefde. Niks minder dan dat. Toen mijn zusjes en ik in ons huis kwamen wonen, had mijn moeder al vijf broertjes en zusjes uit hetzelfde gezin. Later kwamen er nog twee kinderen bij. Het was altijd druk en gezellig in ons huis. Er waren vier slaapkamers en mijn biologische zusjes en ik deelden een kamer met elkaar. We hadden ieder een eigen kast en rondom onze bedden creëerden we ons eigen plekje. We hadden allemaal onze taken in het huishouden, maar ook in het dorp zelf. Zo moesten we de ene keer helpen in de bibliotheek en de andere keer in de wasserette. We aten ’s middags met zijn allen warm aan tafel en er was altijd wel iemand om mee te spelen. Omdat ik niet anders kende, was dit mijn beeld van een gezin. Pas toen ik, zoals wij allemaal, buiten het dorp naar school ging, leerde ik dat wij een uitzondering waren. Dat een “gewoon gezin” bestaat uit een vader, een moeder en een paar kinderen. Toch heb ik dat nooit als ideaal gezien. Als ik soms zag hoe het er bij klasgenootjes thuis aan toe ging, met ruziënde ouders, dacht ik: nou, wij hebben het zo slecht nog niet. Onze moeder stond aan het hoofd van ons gezin en daarnaast zorgden wij voor elkaar; de oudsten hielpen de jonkies. Wij, van het kinderdorp, vormden een soort front op school. We werden gezien als één grote familie. Wat we eigenlijk ook gewoon waren.’

omringd door mijn vriendinnetjes. We bouwden hutten, timmerden tafels, mochten buiten blijven toen de zon allang onder was en vielen in slaap met het geruis van de zee op de achtergrond. Toen ik een jaar of elf was, veranderde het beleid en werd besloten dat de kinderen die nog een levende ouder hadden, in de zomervakantie terug naar huis moesten. Het werd ook belangrijk geacht de band met de biologische familie in stand te houden. Het was voor mij altijd heel gek om naar “huis” te gaan, omdat het niet voelde als thuis. Ik zei “papa” tegen iemand die niet voelde als een papa. Nu ik zelf een dochter heb, kan ik me het verdriet van mijn vader beter voorstellen, maar toen kon ik daar weinig mee. Als we daar aankwamen moest hij altijd huilen. “Maar we zijn er nu toch papa,” zei ik dan. Ik was altijd blij als ik weer terug kon naar huis, naar het SOS-dorp.’

ZIELENROERSELEN

TWEEDE KANS

‘Ik was een stil meisje. Waarschijnlijk hield ik me wat gedeisd, omdat er al genoeg drukte om me heen was. Mijn moeder klaagde wel eens dat ik zo gesloten was. Nu denk ik: dat had ik gewoon van jou. Zij is zelf weeskind en opgegroeid bij de nonnen, waar ze nooit heeft geleerd om over haar gevoelens te praten. Dat kon ze dus ook niet goed met ons. Bovendien was het gewoon onmogelijk om naast de dagelijkse zorg voor ons, ook nog eens uitgebreid tijd te maken om onze zielenroerselen te bespreken. Die hield je dus maar een beetje voor je. Later in mijn leven heb ik daar wel last van gehad en nog steeds ben ik er niet goed in. Mijn man Michael heeft meer dan eens hard moeten trekken om me aan het praten te krijgen over mijn gevoelens. En het is ook een familiekwaal. We komen nog steeds een paar keer per jaar met het hele SOS-gezin bij elkaar en tijdens die samenkomsten vinden onze partners erkenning bij elkaar. Daar moeten wij dan stiekem weer om lachen. It runs in the family.’

NAAR PAPA

‘De zomers uit mijn jeugd waren magisch. Dan hadden de moeders vrij en vertrokken alle kinderen van het dorp naar de zomerkolonie. Dat was een geweldige tijd. Midden in de natuur, op renafstand van zee, stonden twee grote huizen die wij een maand lang bewoonden. Weken achtereen was ik 82 JAN

‘Op mijn negentiende ben ik op mezelf gaan wonen. Ik heb mijn studie afgemaakt, ging voor een bank werken en op mijn 21e kocht ik mijn eerste huis. Misschien gek om over jezelf te zeggen, maar ik ben een doorzetter. Ik ben gewend om altijd zelf mijn zaakjes te regelen. Dat als je iets wilt in het leven, je het moet gaan halen. Dat is ongetwijfeld een gevolg van mijn jeugd. Een moeder die voor tien kinderen zorgt, kan niet altijd bij elk wissewasje voor je klaar staan. Bovendien voelt het alsof ik een tweede kans heb gekregen. Als ik bij mijn vader was gebleven, had ik nooit de mogelijkheden gekregen die ik nu heb gehad. Het gemiddelde vooruitzicht op een baan in mijn geboortedorp, was in die tijd met een mandje de bergen in om hars uit de bomen op te vangen en die op de markt te verkopen. Mijn oudere broers en zusjes die niet in het SOS-dorp zijn opgegroeid, hebben het ook veel zwaarder gehad dan mijn zusjes en ik.  JAN 83


LEVENSVERHAAL

Zij hebben niet kunnen studeren en dus ook geen vooruitzicht gehad op een goede baan. Ze hebben er binnen hun mogelijkheden het beste van gemaakt. Maar er is duidelijk een verschil te zien in de levensstandaard van de oudste kinderen en die van ons, de jonkies.’

VAN LISSABON NAAR GEIN

‘Ik ontmoette Michel, mijn grote liefde, op mijn 24e tijdens een culturele uitwisseling in Ierland. Hij was een journalist uit Amsterdam en we werden dolverliefd. We hadden een tijdje een relatie op afstand, maar na twee jaar wisten we zeker dat we samen een leven wilden opbouwen. Ik had het in Portugal goed voor elkaar: een goede baan in de financiële sector, een lekker salaris en een fijn huis, dat ik deelde met twee SOS-zusjes. Maar voor Michel, die toen geen Portugees sprak, was het lastig om in Portugal werk te vinden, dus we besloten dat ik zijn kant op zou komen. Ik moest mijn geliefde land, mijn moeder en mijn broers en zusjes achterlaten. Ik vertrok echt voor de liefde. En niet voor het idyllische Hollandse plaatje, want mijn aankomst in Nederland was verre van dat. Ik sprak geen Nederlands en het eerste huis waar ik met Michel ging wonen stond in Gein, in het niemandsland aan het eind van de Amsterdamse metrolijn 54. Ik vond het er grauw en grijs en de mensen stug. In het begin ging ik dan ook vaak terug naar Portugal, maar langzaamaan vond ik hier mijn draai. Ik vond een leuke baan bij een mediabureau, Michel en ik kregen een dochter, Mariza, en we vonden een heerlijk huis in Landsmeer. Maar ik mis Portugal nog steeds, het lossere en vrijere leven. Hier gaat alles op afspraak.’

HORRORBEVALLING

‘Ook mis ik mijn familie. Mijn vader woont vlak bij mijn geboortedorp in een verzor84 JAN

gingshuis. Nog steeds moet hij huilen als hij mij ziet. Ik probeer hem altijd te laten voelen dat er van hem gehouden wordt en dat wat ons is overkomen iets goeds is geweest. Mijn moeder woont ook in een verzorgingstehuis, samen met andere SOSmoeders. Als ik bij haar ben, houd ik haar eerst heel lang vast. “Mama, wat ben je dun,” zeg ik altijd. Ze is breekbaar van buiten maar oersterk van binnen. Ik ben haar zo dankbaar. Het zorgen zit in haar ziel. Daar heeft ze haar leven aan gegeven. Ze heeft nooit een man gehad, maar wel twintig kinderen en 25 kleinkinderen. De band met mijn broers en zussen is ook heel hecht. Ik probeer wel eens uit te leggen hoe het voelt en ik kom niet verder dan onze relaties te ranken: de band met mijn twee jongste biologische zusjes is het sterkst. Daarna komt de band met mijn SOS-broers en -zussen en daarna die met mijn oudste biologische broers en zus. Ik had zelf ook graag een groot gezin gewild, maar de bevalling van Mariza was afschuwelijk. Ze moest na de geboorte gereanimeerd worden en ik bloedde bijna dood. Het lot van mijn eigen moeder lag op de loer. We hebben nooit het risico van een tweede horrorbevalling willen nemen. Het is het niet waard en we waarderen Mariza daardoor des te meer.’

PORTUGESE ROOTS

‘Ik voed haar op met alles wat ik heb. Ik ben aan de strenge kant. Op de wc hangen de velletjes met breuken die ze moet oefenen. Het gaat nu eenmaal niet vanzelf. Je moet ervoor werken. Ik vind het ook belangrijk dat ze haar Portugese wortels in leven houdt. Zo gaat ze een keer in de week naar Portugese les. In het begin moest ze er niks van hebben. Maar laatst wilde ze uit eigen beweging haar spreekbeurt houden over Portugal. En als ik verdrietig ben, begint ze in het Portugees tegen me te praten. Met ons gezin gaan we minstens een keer per jaar terug naar mijn geboorteland. Ik wil dat mijn dochter weet waar ik vandaan kom. We zijn ook al een paar keer teruggeweest naar mijn geboortedorp. Het is leeggelopen; de school is gesloten, er is geen werk en de jonge mensen zijn naar de stad vertrokken. Wat er van mij terecht was gekomen als ik gebleven zou zijn? Dat is niet voor te stellen. Ik was nooit gaan studeren, nooit de wereld ingegaan, de zee over. Ik had nooit mijn man ontmoet, mijn land verlaten. Het contrast tussen daar en ons leven hier is zo groot. Het is triest dat mijn eigen moeder zo vroeg is overleden en dat ik haar nooit gekend heb, maar ik heb er grote cadeaus voor in de plaats gekregen. De liefde van een andere moeder. Een vracht broers en zusjes. Een leven voorbij de heuvel.’ 

‘Pas toen ik buiten het dorp naar school ging, leerde ik dat een ‘gewoon gezin’ bestaat uit een vader en moeder en een paar kinderen’

Meer informatie over SOS Kinderdorpen vind je op www.jan-magazine.nl. JAN 85


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.