Vogelbalans 2021

Page 1

Hoe gaat het met de vogels? In de Vogelbalans zet Sovon de belangrijkste ­actuele ontwikkelingen op een rij. Welke soorten nemen toe en welke zijn steeds minder te zien? Dankzij tellingen en onderzoek van vele vrijwil­ ligers en professionals kunnen we uitspraken doen over de trends van 192 soorten broed­ vogels en 171 overwinterende vogelsoorten. Ook de oorzaken achter deze veranderingen worden toegelicht. Van alle vogels spreken roofvogels misschien wel het meeste tot de verbeelding. Ze vallen op in het landschap en staan aan de top van de voed­selketen. Daarom is hun aanwezigheid een belang­rijke indicator voor de biodiversiteit in Ned­ erland. Het themadeel van deze Vogelbalans is geheel gewijd aan hun ontwikkelingen, van zee­ arend tot sperwer.

Vogelbalans

2021


Smelleken Foto: Arie Ouwerkerk

Fascinatie voor roofvogels In deze Vogelbalans De balans van de vogels

4

Trends nader bekeken

6

19

Roofvogels vestigen zich in een verrassend vol landschap

20

2022, Jaar van de merel

9

De balans van de vogels

10

De eerste winter overleven

22

Thema: roofvogels

12

Wespendieven en windturbines

23

Soortenrijkdom en aantallen in Nederland toegenomen

13

Gaan voor graan?

24

Menselijke verstoring

25 26

Roofvogels over hun top

14

Herstel in Europa merkbaar in Nederland

15

Van takkeling tot mastling: broedende boomvalken in hoogspanningsmasten

Regionale verschillen in trends van roofvogels

16

Gaan ze zich vestigen?

28

Met dank aan de roofvogelaars

30

Bronnen & colofon

31

Hoeveel jongen vliegen uit?

2

Hoe doen roofvogels het in de winter?

Vogelbalans 2021

18

Kracht, snelheid, dreiging, slim gedrag. De fascinatie voor roofvogels is goed te begrijpen. Veel mensen beleven plezier én inspiratie bij het kijken naar roofvogels. Toen ik in mijn jeugd in Den Haag begon met vogels kijken, waren ze nog zeldzaam. DTT, een persistent bestrijdingsmiddel, was de grote boosdoener. Boven de stad zag je geen roofvogels. Je moest in een natuurgebied zijn om een glimp van een torenvalk of buizerd op te vangen. Hoe anders is dat nu. De MUS-tellingen laten zien dat torenvalk, buizerd en sperwer inmiddels ook in stedelijk gebied broeden. De slechtvalk heeft al meer dan 200 broedparen, waarvan een groot deel zich binnen de bebouwde kom bevindt. Zeearenden floreren als broedvogel, de visarend vestigt zich en zelfs rode en zwarte wouw nemen voorzichtig als broedvogel toe. Een gevarieerde roofvogelpopulatie staat voor een goed functionerend ecosysteem: de situatie is veel beter dan pakweg 50 jaar geleden. Jammer genoeg is niet alles hosanna: de blauwe kiekendief dreigt als broedvogel definitief te verdwijnen, de grauwe kiekendief is nog verre van veilig en met de boomvalk gaat het eveneens niet de goede kant op. Bovendien steekt vervolging weer de kop op. Dat lijkt bij roofvogels te horen: hoe mooi en intrigerend ook, nu de aantallen en soortenrijkdom toenemen, neemt ook de controverse toe. Soorten hebben binnen een voedselweb nu eenmaal invloed op elkaar en daar is niet iedereen blij mee. Weidevogelkuikens vallen ten prooi aan roofvogels en postduivenhouders zijn niet blij met slechtvalken. In zulke discussies is het belangrijk te weten waar welke soort voorkomt, hoe de aantallen zich ontwikkelen en wat er speelt in binnen- én buitenland. Ziehier de Vogelbalans 2021, tot stand gekomen dankzij vele uren noest werk van vrijwilligers in het veld, die zich met niet aflatende inspanning inzetten om onze kennis over roofvogels te vergroten. Natuurlijk is deze Vogelbalans rijkelijk geïllustreerd met prachtige foto’s, want ook voor fotografen zijn deze fotogenieke vogels de kers op de taart. Veel leesplezier!

Theo Verstrael directeur Sovon Vogelonderzoek Nederland

3


Smelleken Foto: Arie Ouwerkerk

Fascinatie voor roofvogels In deze Vogelbalans De balans van de vogels

4

Trends nader bekeken

6

19

Roofvogels vestigen zich in een verrassend vol landschap

20

2022, Jaar van de merel

9

De balans van de vogels

10

De eerste winter overleven

22

Thema: roofvogels

12

Wespendieven en windturbines

23

Soortenrijkdom en aantallen in Nederland toegenomen

13

Gaan voor graan?

24

Menselijke verstoring

25 26

Roofvogels over hun top

14

Herstel in Europa merkbaar in Nederland

15

Van takkeling tot mastling: broedende boomvalken in hoogspanningsmasten

Regionale verschillen in trends van roofvogels

16

Gaan ze zich vestigen?

28

Met dank aan de roofvogelaars

30

Bronnen & colofon

31

Hoeveel jongen vliegen uit?

2

Hoe doen roofvogels het in de winter?

Vogelbalans 2021

18

Kracht, snelheid, dreiging, slim gedrag. De fascinatie voor roofvogels is goed te begrijpen. Veel mensen beleven plezier én inspiratie bij het kijken naar roofvogels. Toen ik in mijn jeugd in Den Haag begon met vogels kijken, waren ze nog zeldzaam. DTT, een persistent bestrijdingsmiddel, was de grote boosdoener. Boven de stad zag je geen roofvogels. Je moest in een natuurgebied zijn om een glimp van een torenvalk of buizerd op te vangen. Hoe anders is dat nu. De MUS-tellingen laten zien dat torenvalk, buizerd en sperwer inmiddels ook in stedelijk gebied broeden. De slechtvalk heeft al meer dan 200 broedparen, waarvan een groot deel zich binnen de bebouwde kom bevindt. Zeearenden floreren als broedvogel, de visarend vestigt zich en zelfs rode en zwarte wouw nemen voorzichtig als broedvogel toe. Een gevarieerde roofvogelpopulatie staat voor een goed functionerend ecosysteem: de situatie is veel beter dan pakweg 50 jaar geleden. Jammer genoeg is niet alles hosanna: de blauwe kiekendief dreigt als broedvogel definitief te verdwijnen, de grauwe kiekendief is nog verre van veilig en met de boomvalk gaat het eveneens niet de goede kant op. Bovendien steekt vervolging weer de kop op. Dat lijkt bij roofvogels te horen: hoe mooi en intrigerend ook, nu de aantallen en soortenrijkdom toenemen, neemt ook de controverse toe. Soorten hebben binnen een voedselweb nu eenmaal invloed op elkaar en daar is niet iedereen blij mee. Weidevogelkuikens vallen ten prooi aan roofvogels en postduivenhouders zijn niet blij met slechtvalken. In zulke discussies is het belangrijk te weten waar welke soort voorkomt, hoe de aantallen zich ontwikkelen en wat er speelt in binnen- én buitenland. Ziehier de Vogelbalans 2021, tot stand gekomen dankzij vele uren noest werk van vrijwilligers in het veld, die zich met niet aflatende inspanning inzetten om onze kennis over roofvogels te vergroten. Natuurlijk is deze Vogelbalans rijkelijk geïllustreerd met prachtige foto’s, want ook voor fotografen zijn deze fotogenieke vogels de kers op de taart. Veel leesplezier!

Theo Verstrael directeur Sovon Vogelonderzoek Nederland

3


2021

De balans van de vogels

Roek op retour

Een voorbeeld van zo’n afnemende soort is de roek. De winteraantallen bedragen nog maar een kwart van wat ze rond 1980 waren, zo blijkt uit Punt Transect Tellingen (PTT). Voorheen werden onze broedvogels die hier ook bleven overwinteren, numeriek overvleugeld door migranten uit Noord- en Oost-Europa. Die migranten blijven tegenwoordig steeds dichter bij hun broedgebieden overwinteren. Dat blijkt ook uit de afnemende aantallen voorbijvliegende roeken op trektelposten in het najaar, zowel bij ons als in omliggende landen. Eenzelfde beeld zien we voor andere soorten, zoals kepen, fraters, ruigpootbuizerds en nonnetjes, waarbij de instroom van vogels uit het noorden langzaamaan opdroogt.

Onze vogelbevolking is enorm dynamisch. Slechts een minderheid van de broedvogels (gerekend vanaf 1990) en de water- en wintervogels (vanaf 1980) vertoont stabiele aantallen. Op de lange termijn zijn er meer soorten die in aantal toenemen dan afnemen. Op de kortere termijn, dat wil zeggen de laatste 12 jaar, is dat beeld iets anders. Daar geldt alleen voor broedvogels dat het aandeel toenemende soorten wat groter is. Bij de wintervogels slaat de balans echter door naar negatieve trends. De aan land gebonden overwinteraars doen het daarbij slechter dan de watervogels.

Foto: Bennie van den Brink

meest aannemelijke oorzaken.

De meeste moerasvog els doen he Roerdomp, t goed. snor, rietzan ger en kleine bereikten in karekiet 2020 bijvoo rbeeld hun hoogste aantallen sin ds 1990.

Bosvogels en stikstof Over het algeheel gezien, doen de karakteristieke broedvogels van bossen het goed in Nederland. Meer bos (vooral in Laag Nederland), steeds ouder bos en natuurlijker bosbeheer dragen daar aan bij. Maar er ontstaat een duidelijke tweedeling in trends als we de bosvogels op de zandgronden opsplitsen in gebieden met een zeer hoge (meer dan 35 kg stikstof per hectare per jaar) en hoge (minder dan 35 kg) stikstofdepositie (gebieden met een lage stikstofdepositie hebben we in Nederland niet meer). In de eerste categorie nemen de trends gemiddeld af, met name in Brabant en op de Veluwe. In de tweede categorie nemen de trends, vooral in het noorden, gemiddeld toe. Voor boomklever, bosuil, merel en glanskop zijn de verschillen het grootst. Mogelijk leidt een overmaat aan stikstof indirect tot een afname van de kwaliteit of kwantiteit van voedsel voor bosvogels.

alle broedvogels agrarisch

200

bos

180

open natuur

160

moeras

140 populatie-index

Hoe vergaat het de vogels die in ons land broeden? En wat laten de aantallen van overwinterende soorten zien? De meetnetten van Sovon en CBS geven een goed inzicht in de aantalsontwikkeling van bijna alle Nederlandse vogelsoorten.

het Ook als broedvogel doet de roek 40% slecht met een afname van bijna sinds de eeuwwisseling. Daarvoor crash herstelde de stand na een eerdere en nies rond 1970. Verstoring van kolo de landbouwintensivering lijken nu

120 100 80 60 40 20

100

Winter (171 soorten)

Broed (192 soorten)

60

40

20

0

vanaf 1990

vanaf 2009

toename

4

Vogelbalans 2021

vanaf 1980/81 vanaf 2008/09

stabiel

afname

1995

2000

2005

2010

2015

2020

120 100

Trends broedvogels per leefgebied Nederland heeft zich verbonden aan internationale afspraken om de afname van de biodiversiteit te stoppen. Om een snelle indruk te krijgen of dit doel wordt bereikt, zijn graadmeters ontwikkeld die de populatietrends in één oogopslag samenvatten. De vogelgraadmeters vormen tevens een bouwsteen van de Living Planet Indicatoren, die we samen met het CBS jaarlijks actualiseren om de toestand van de Nederlandse natuur te volgen (www.clo.nl). De graadmeter van broedvogels per leefgebied laat zien dat het in de afgelopen 12 jaar het slechtst gaat met de groep van boerenlandvogels. Sinds 1990 zijn ze gemiddeld gehalveerd in aantal. Grutto, wulp en tureluur bereikten in 2020 zelfs hun laagste indexcijfer. Voor 2021 zijn de eerste berichten voor weidevogels iets gunstiger: zo werden in Friesland hogere aantallen en een bovengemiddeld broedsucces vastgesteld, waarschijnlijk een gevolg van uitgestelde maaiwerkzaamheden door een koud en nat voorjaar.

index

percentage soorten

1990

80

140

0

80 60 40 20 0

1990

1995

2000 N‐zeer hoog

2005

2010

2015

N‐hoog In deze ‘stikstof-indicator’ zijn de aantalsveranderingen van 26 soorten broedvogels, 4 soorten dagvlinders en één zoogdier in bossen of de hoge zandgronden gecombineerd (bron clo.nl).

5


2021

De balans van de vogels

Roek op retour

Een voorbeeld van zo’n afnemende soort is de roek. De winteraantallen bedragen nog maar een kwart van wat ze rond 1980 waren, zo blijkt uit Punt Transect Tellingen (PTT). Voorheen werden onze broedvogels die hier ook bleven overwinteren, numeriek overvleugeld door migranten uit Noord- en Oost-Europa. Die migranten blijven tegenwoordig steeds dichter bij hun broedgebieden overwinteren. Dat blijkt ook uit de afnemende aantallen voorbijvliegende roeken op trektelposten in het najaar, zowel bij ons als in omliggende landen. Eenzelfde beeld zien we voor andere soorten, zoals kepen, fraters, ruigpootbuizerds en nonnetjes, waarbij de instroom van vogels uit het noorden langzaamaan opdroogt.

Onze vogelbevolking is enorm dynamisch. Slechts een minderheid van de broedvogels (gerekend vanaf 1990) en de water- en wintervogels (vanaf 1980) vertoont stabiele aantallen. Op de lange termijn zijn er meer soorten die in aantal toenemen dan afnemen. Op de kortere termijn, dat wil zeggen de laatste 12 jaar, is dat beeld iets anders. Daar geldt alleen voor broedvogels dat het aandeel toenemende soorten wat groter is. Bij de wintervogels slaat de balans echter door naar negatieve trends. De aan land gebonden overwinteraars doen het daarbij slechter dan de watervogels.

Foto: Bennie van den Brink

meest aannemelijke oorzaken.

De meeste moerasvog els doen he Roerdomp, t goed. snor, rietzan ger en kleine bereikten in karekiet 2020 bijvoo rbeeld hun hoogste aantallen sin ds 1990.

Bosvogels en stikstof Over het algeheel gezien, doen de karakteristieke broedvogels van bossen het goed in Nederland. Meer bos (vooral in Laag Nederland), steeds ouder bos en natuurlijker bosbeheer dragen daar aan bij. Maar er ontstaat een duidelijke tweedeling in trends als we de bosvogels op de zandgronden opsplitsen in gebieden met een zeer hoge (meer dan 35 kg stikstof per hectare per jaar) en hoge (minder dan 35 kg) stikstofdepositie (gebieden met een lage stikstofdepositie hebben we in Nederland niet meer). In de eerste categorie nemen de trends gemiddeld af, met name in Brabant en op de Veluwe. In de tweede categorie nemen de trends, vooral in het noorden, gemiddeld toe. Voor boomklever, bosuil, merel en glanskop zijn de verschillen het grootst. Mogelijk leidt een overmaat aan stikstof indirect tot een afname van de kwaliteit of kwantiteit van voedsel voor bosvogels.

alle broedvogels agrarisch

200

bos

180

open natuur

160

moeras

140 populatie-index

Hoe vergaat het de vogels die in ons land broeden? En wat laten de aantallen van overwinterende soorten zien? De meetnetten van Sovon en CBS geven een goed inzicht in de aantalsontwikkeling van bijna alle Nederlandse vogelsoorten.

het Ook als broedvogel doet de roek 40% slecht met een afname van bijna sinds de eeuwwisseling. Daarvoor crash herstelde de stand na een eerdere en nies rond 1970. Verstoring van kolo de landbouwintensivering lijken nu

120 100 80 60 40 20

100

Winter (171 soorten)

Broed (192 soorten)

60

40

20

0

vanaf 1990

vanaf 2009

toename

4

Vogelbalans 2021

vanaf 1980/81 vanaf 2008/09

stabiel

afname

1995

2000

2005

2010

2015

2020

120 100

Trends broedvogels per leefgebied Nederland heeft zich verbonden aan internationale afspraken om de afname van de biodiversiteit te stoppen. Om een snelle indruk te krijgen of dit doel wordt bereikt, zijn graadmeters ontwikkeld die de populatietrends in één oogopslag samenvatten. De vogelgraadmeters vormen tevens een bouwsteen van de Living Planet Indicatoren, die we samen met het CBS jaarlijks actualiseren om de toestand van de Nederlandse natuur te volgen (www.clo.nl). De graadmeter van broedvogels per leefgebied laat zien dat het in de afgelopen 12 jaar het slechtst gaat met de groep van boerenlandvogels. Sinds 1990 zijn ze gemiddeld gehalveerd in aantal. Grutto, wulp en tureluur bereikten in 2020 zelfs hun laagste indexcijfer. Voor 2021 zijn de eerste berichten voor weidevogels iets gunstiger: zo werden in Friesland hogere aantallen en een bovengemiddeld broedsucces vastgesteld, waarschijnlijk een gevolg van uitgestelde maaiwerkzaamheden door een koud en nat voorjaar.

index

percentage soorten

1990

80

140

0

80 60 40 20 0

1990

1995

2000 N‐zeer hoog

2005

2010

2015

N‐hoog In deze ‘stikstof-indicator’ zijn de aantalsveranderingen van 26 soorten broedvogels, 4 soorten dagvlinders en één zoogdier in bossen of de hoge zandgronden gecombineerd (bron clo.nl).

5


Trends nader bekeken Broedsucces als ‘early warning’ voor kustbroedvogels

broedsucces

In de Nederlandse Waddenzee monitoren we jaarlijks het broedsucces van tien soorten kustbroedvogels die verschillen in voedselkeuze en habitat. Een gezamenlijke inspanning van vele vrijwilligers, terreinbeheerders en instituten. Met die gegevens kan de ‘gezondheidstoestand’ van vogelpopulaties worden gevolgd, en vooruit worden gekeken naar toekomstige populatieontwikkelingen en kansen voor herstel. Vooral bij scholekster, kluut, kokmeeuw en noordse stern is het broedsucces structureel onder de maat. Hun populaties nemen dan ook af, bij kluut en noordse

stern tot (ver) onder het instandhoudingsdoel voor Natura 2000-gebied Waddenzee. Bij de andere soorten wisselen goede en slechte jaren elkaar af, maar ook bij eider en visdief is het broedsucces gemiddeld aan de lage kant. Predatie is een belangrijke oorzaak, vooral langs de vastelandskust. Worden nestlocaties beschermd door elektrische rasters of zijn ze omgeven door water, dan zijn legsels doorgaans succesvoller.

Foto: Hans Gebuis

als in 2019/20. kleine zwanen zo laag tallen overwinterende traties. Niet eerder waren de aan cen con de belangrijkste herbergen tegenwoordig De (Veluwe)randmeren

Vergelijkbare problemen in de Delta Ook het Deltagebied is belangrijk voor kustbroedvogels. Eerder onderzoek heeft laten zien dat veel populaties door de aanleg van de Deltawerken achteruit zijn gegaan. Een recente analyse van aantalsontwikkelingen, broedsucces en sterfte geeft aan of en waar tegenwoordig de schoen wringt. Zo blijken ook hier kluut en waarschijnlijk zilvermeeuw te weinig jongen groot te brengen om de jaarlijkse sterfte van oudere vogels te compenseren. Het broedsucces van visdief en grote stern is maar net voldoende. Kluut en visdief hebben vooral te leiden onder predatie van eieren en jongen, naast het te dicht begroeid raken van nieuw ontstane of aangelegde broedeilandjes. Tenslotte vormen periodieke droogte of juist hoge waterstanden (wegspoelen legsels en jongen) een toenemende bedreiging. Beide zijn aspecten van klimaatverandering die ook in de Waddenzee spelen. Over de rol van voedselbeschikbaarheid is nog veel onduidelijk.

Hoewel het gemiddelde broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee geen duidelijke trend laat zien sinds 2005 (blauwe lijn, met 95% betrouwbaarheidsmarge), brengen ze gemiddeld in alle jaren te weinig jongen groot om hun populaties op peil te kunnen houden (rode lijn = 100).

Watervogels en wintervoedsel Trends van doortrekkende en overwinterende watervogels, zoals vastgesteld met het Meetnet Watervogels, zijn gebaseerd op maandelijkse tellingen sinds 1975/76. Voedselkeuze blijkt de trends in belangrijke mate te sturen. Alleen de schelpdiereneters laten als groep een aantalsafname zien. Zo doen tafeleend, brilduiker, eider en zilvermeeuw het slecht. Datzelfde geldt voor de scholekster. In Zuidwest-Nederland resulteerden de Deltawerken in habitatverlies en ‘zandhonger’: stormvloedkeringen onderbreken de natuurlijke aanvoer van zand vanuit zee naar bijvoorbeeld de Oosterschelde, terwijl het zand hier wel afspoelt naar diepere geulen, waardoor wadplaten per saldo verdwijnen. In de Waddenzee is het voedselaanbod voor scholeksters structureel lager dan vroeger. Mosselbanken herstellen zich weliswaar, maar hebben tegenwoordig een andere samenstelling (meer Japanse oesters), waardoor ze minder geschikt zijn. In de broedtijd wordt een deel van diezelfde scholeksters geconfronteerd met ongunstige ontwikkelingen in het boerenland, dus tel uit je verlies.

200

Piek in winterbezoek graseters voorbij Grasetende watervogels, een groep die vooral bestaat uit ganzen en zwanen, zijn op de lange termijn sterk toegenomen. Het afgelopen decennium is die trend echter gekeerd. Enerzijds omdat een aantal soorten steeds noordoostelijker in Europa blijft overwinteren, zoals kleine rietgans en kleine zwaan. Anderzijds omdat van een aantal soorten de bulk steeds later in het najaar arriveert. Onderweg valt er voor vogels, zoals de kolgans, namelijk steeds meer te halen. In Friesland zijn de aantallen daarvan in het najaar (sep-nov) ongeveer gehalveerd sinds ze rond 2010 piekten. Voor de winteraantallen (dec-feb) lag de piek al rond 2006, maar die namen veel minder sterk af. De kolgans aantallen in het voorjaar (vooral maart) vertonen fluctuaties sinds de piek eind jaren ‘80. Normaliter moet Friesland het voornamelijk hebben van grote aantallen in het najaar, en het uitblijven daarvan drukt dus in belangrijke mate de algehele verblijfsduur.

150

500 100

450 400

50 index

index

nteline ma van kle s ie n en- en v lo a o in de h Grote k n e an w u elta sta ermee an de D en zilv v n e li d e ng egebie ntwikk industri rojecto p n r o o erhuize druk d g. Ze v onder in jd ri t s toene eve be d, met en acti volg. jk gebie li e d te t tot ge naar s overlas n e w u mee mende

0 1990

1995

2000

2005

2010

2015

2020

250.000

graseters overige planteneters schelpdiereneters

350

overige bodemdiereneters

300

viseters

200.000

150.000

250 200

100.000

150

Omdat ze onvoldoende jongen produceren, zouden de aantallen kluten in de Delta (blauwe lijn) zonder immigratie van vogels uit andere gebieden veel sterker zijn afgenomen (rode lijn).

100

50.000

50 0 75/76 79/80 83/84 87/88 91/92 95/96 99/00 03/04 07/08 11/12 15/16 19/20

0

75/76

81/82

87/88 najaar

Viseters laten als groep de sterkste aantals­ toename zien, al lijken ze sinds 2010 over hun hoogtepunt heen.

93/94

99/00

winter

05/06

11/12

17/18

voorjaar

Normaliter moet Friesland het voornamelijk hebben van grote aantallen kolganzen in het najaar, en het uitblijven daarvan drukt dus in belangrijke mate de algehele verblijfsduur.

Kleine mantelmeeuw Foto: Jelger Herder

6

Vogelbalans 2021

7


Trends nader bekeken Broedsucces als ‘early warning’ voor kustbroedvogels

broedsucces

In de Nederlandse Waddenzee monitoren we jaarlijks het broedsucces van tien soorten kustbroedvogels die verschillen in voedselkeuze en habitat. Een gezamenlijke inspanning van vele vrijwilligers, terreinbeheerders en instituten. Met die gegevens kan de ‘gezondheidstoestand’ van vogelpopulaties worden gevolgd, en vooruit worden gekeken naar toekomstige populatieontwikkelingen en kansen voor herstel. Vooral bij scholekster, kluut, kokmeeuw en noordse stern is het broedsucces structureel onder de maat. Hun populaties nemen dan ook af, bij kluut en noordse

stern tot (ver) onder het instandhoudingsdoel voor Natura 2000-gebied Waddenzee. Bij de andere soorten wisselen goede en slechte jaren elkaar af, maar ook bij eider en visdief is het broedsucces gemiddeld aan de lage kant. Predatie is een belangrijke oorzaak, vooral langs de vastelandskust. Worden nestlocaties beschermd door elektrische rasters of zijn ze omgeven door water, dan zijn legsels doorgaans succesvoller.

Foto: Hans Gebuis

als in 2019/20. kleine zwanen zo laag tallen overwinterende traties. Niet eerder waren de aan cen con de belangrijkste herbergen tegenwoordig De (Veluwe)randmeren

Vergelijkbare problemen in de Delta Ook het Deltagebied is belangrijk voor kustbroedvogels. Eerder onderzoek heeft laten zien dat veel populaties door de aanleg van de Deltawerken achteruit zijn gegaan. Een recente analyse van aantalsontwikkelingen, broedsucces en sterfte geeft aan of en waar tegenwoordig de schoen wringt. Zo blijken ook hier kluut en waarschijnlijk zilvermeeuw te weinig jongen groot te brengen om de jaarlijkse sterfte van oudere vogels te compenseren. Het broedsucces van visdief en grote stern is maar net voldoende. Kluut en visdief hebben vooral te leiden onder predatie van eieren en jongen, naast het te dicht begroeid raken van nieuw ontstane of aangelegde broedeilandjes. Tenslotte vormen periodieke droogte of juist hoge waterstanden (wegspoelen legsels en jongen) een toenemende bedreiging. Beide zijn aspecten van klimaatverandering die ook in de Waddenzee spelen. Over de rol van voedselbeschikbaarheid is nog veel onduidelijk.

Hoewel het gemiddelde broedsucces van kustbroedvogels in de Waddenzee geen duidelijke trend laat zien sinds 2005 (blauwe lijn, met 95% betrouwbaarheidsmarge), brengen ze gemiddeld in alle jaren te weinig jongen groot om hun populaties op peil te kunnen houden (rode lijn = 100).

Watervogels en wintervoedsel Trends van doortrekkende en overwinterende watervogels, zoals vastgesteld met het Meetnet Watervogels, zijn gebaseerd op maandelijkse tellingen sinds 1975/76. Voedselkeuze blijkt de trends in belangrijke mate te sturen. Alleen de schelpdiereneters laten als groep een aantalsafname zien. Zo doen tafeleend, brilduiker, eider en zilvermeeuw het slecht. Datzelfde geldt voor de scholekster. In Zuidwest-Nederland resulteerden de Deltawerken in habitatverlies en ‘zandhonger’: stormvloedkeringen onderbreken de natuurlijke aanvoer van zand vanuit zee naar bijvoorbeeld de Oosterschelde, terwijl het zand hier wel afspoelt naar diepere geulen, waardoor wadplaten per saldo verdwijnen. In de Waddenzee is het voedselaanbod voor scholeksters structureel lager dan vroeger. Mosselbanken herstellen zich weliswaar, maar hebben tegenwoordig een andere samenstelling (meer Japanse oesters), waardoor ze minder geschikt zijn. In de broedtijd wordt een deel van diezelfde scholeksters geconfronteerd met ongunstige ontwikkelingen in het boerenland, dus tel uit je verlies.

200

Piek in winterbezoek graseters voorbij Grasetende watervogels, een groep die vooral bestaat uit ganzen en zwanen, zijn op de lange termijn sterk toegenomen. Het afgelopen decennium is die trend echter gekeerd. Enerzijds omdat een aantal soorten steeds noordoostelijker in Europa blijft overwinteren, zoals kleine rietgans en kleine zwaan. Anderzijds omdat van een aantal soorten de bulk steeds later in het najaar arriveert. Onderweg valt er voor vogels, zoals de kolgans, namelijk steeds meer te halen. In Friesland zijn de aantallen daarvan in het najaar (sep-nov) ongeveer gehalveerd sinds ze rond 2010 piekten. Voor de winteraantallen (dec-feb) lag de piek al rond 2006, maar die namen veel minder sterk af. De kolgans aantallen in het voorjaar (vooral maart) vertonen fluctuaties sinds de piek eind jaren ‘80. Normaliter moet Friesland het voornamelijk hebben van grote aantallen in het najaar, en het uitblijven daarvan drukt dus in belangrijke mate de algehele verblijfsduur.

150

500 100

450 400

50 index

index

nteline ma van kle s ie n en- en v lo a o in de h Grote k n e an w u elta sta ermee an de D en zilv v n e li d e ng egebie ntwikk industri rojecto p n r o o erhuize druk d g. Ze v onder in jd ri t s toene eve be d, met en acti volg. jk gebie li e d te t tot ge naar s overlas n e w u mee mende

0 1990

1995

2000

2005

2010

2015

2020

250.000

graseters overige planteneters schelpdiereneters

350

overige bodemdiereneters

300

viseters

200.000

150.000

250 200

100.000

150

Omdat ze onvoldoende jongen produceren, zouden de aantallen kluten in de Delta (blauwe lijn) zonder immigratie van vogels uit andere gebieden veel sterker zijn afgenomen (rode lijn).

100

50.000

50 0 75/76 79/80 83/84 87/88 91/92 95/96 99/00 03/04 07/08 11/12 15/16 19/20

0

75/76

81/82

87/88 najaar

Viseters laten als groep de sterkste aantals­ toename zien, al lijken ze sinds 2010 over hun hoogtepunt heen.

93/94

99/00

winter

05/06

11/12

17/18

voorjaar

Normaliter moet Friesland het voornamelijk hebben van grote aantallen kolganzen in het najaar, en het uitblijven daarvan drukt dus in belangrijke mate de algehele verblijfsduur.

Kleine mantelmeeuw Foto: Jelger Herder

6

Vogelbalans 2021

7


Trends trends sinds since 2000 2000 persubgebied subarea per

Increase Toename Stable Stabiel Decrease Afname Uncertain Onzeker

bos, tel de st in je tuin of len van het ne al ev tg lo M de w US-plotje Volg s in een nieu re stadsvogel de an en jk op s el mer ssentelling. Ki de jaarrond be n aa ee m e of do emerel.nl www.jaarvand

Watervogels tellen van Bodensee tot Rijnmond Tellingen van overwinterende watervogels in het inter­ nationale Rijnstroomgebied hebben een lange traditie. Al in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw werden vogels systematisch geteld in diverse belangrijke gebieden. Onder coördinatie van Sovon en partners in Zwitserland, Duitsland en Frankrijk, zijn sinds 1980 jaarlijks integrale tellingen beschikbaar voor het hele Rijndal, dat zich over meer dan 1000 kilometer uitstrekt. In recente winters waren tot 1,1 miljoen watervogels aanwezig, plus 10.000 exoten. De helft van al die vogels verblijft op de grote meren (Bodensee, IJssel- en Markermeer en Randmeren), de andere helft op de Rijntakken zelf. Sinds 1980 namen 17 van de meest voorkomende soorten toe in aantal, waaronder krooneend, geoorde fuut, aalscholver, grauwe gans en krakeend. Vijf soorten bleven stabiel en zes soorten namen af, zoals wilde eend, tafeleend, brilduiker, meerkoet en kuifeend.

In het Nederlandse rivierengebied zijn sinds 1990 in het kader van natuurontwikkeling op grote schaal nevengeulen en ­andere moeras­natuur aangelegd. Dit heeft geleid tot toenem ende aantallen watervogels die vissen, waterplanten en wateren bodem­ diertjes eten. De nabije Rijnuiterwaarden aan de Duitse zijde van de grens bleven grotendeels in agrarisch beheer. Daar deden alleen de graseters, zoals knobbelzwaan en smient, het beter dan in Nederland.

2022, Jaar van de merel Deze overwegend positieve trends kunnen worden toegeschreven aan de algehele verbetering van de waterkwaliteit van de Rijn. Dit leidde tot een terugkeer en vervolgens uitbreiding van grote arealen aan ondergedoken waterplanten, met name in de Bodensee en de Randmeren. Vogels die leven van waterplanten profiteerden, en later ook veel viseters. Keerzijde van het terugdringen van eutrofiëring is een afname van zoetwatermosselen. Recent lijkt de achteruitgang van mosseletende watervogels echter gestopt, omdat ze hun dieet lijken te verbreden naar andere waterdieren. Naast veranderingen in de lokale leefomstandigheden, spelen ook globale patronen zoals klimaatverandering een rol in de duiding van Rijntrends. Grote zaagbek en brilduiker overwinteren bijvoorbeeld steeds noorderlijker.

Grote zilverreigers & aalscholvers Foto: Harvey van Diek

8

Vogelbalans 2021

ee in m lf e z k e o z r e d n O rel! e m e d n a v r a a J het

Vanaf begin jaren ’90 is de landelijke broedpopulatie gestabiliseerd, maar binnen Nederland bestaan grote regionale verschillen. In boerenland en open natuur zet de toename door. Maar in bossen op de zandgronden, vooral in Zuid-Nederland, en in stedelijk gebied is van afnames tot 20-30% sprake. Deze waren al gaande vóór de grote inzinking vanaf 2016-19, toen het aantal met gemiddeld een derde afnam, waarschijnlijk als gevolg van het Usutu-virus. De afname was sterker in het zuidoosten dan in het noordwesten, en sterker in stedelijk gebied dan daarbuiten. Naar schatting verdween twee derde van de merels in Limburgse steden. Ook als overwinteraar namen de aantallen de afgelopen periode af, sinds 2005 met ruim een derde, wederom vooral in stedelijk gebied.

Controle van een merelnest Foto: Marcel van Kammen

Inzoomen op nestsucces

In 2022 organiseren Sovon en Vogelbescherming het Jaar van de merel. De merel is de meest talrijke broedvogel van Nederland, althans tijdens de laatste atlasperiode (2013-15). Sinds de merel de menselijke omgeving verkende als broedgebied, heeft deze soort zich hier met zeer groot succes op aangepast. Toch neemt de merel recent weer af, maar de oorzaken zijn niet goed bekend.

Gemiddeld is slechts een kwart van de merelnesten succesvol, dat wil zeggen dat er minimaal één jong uitvliegt. In bebouwd gebied was het nestsucces altijd hoger dan in bossen. Juist daar is het nestsucces de afgelopen decennia sterk afgenomen, terwijl dat in bosgebied waarschijnlijk niet of veel minder het geval is. Een gevolg van verschillen in voedsel, predatie of iets anders? 70 60 nestsucces (%)

ende afnem e- en to n rwijl e s tus ject. Te ouding r Rijntra e p aan n De verh rk t ste te mere varieer de gro in f n a soorten inere komen es dom ijndal, . R t e e toenam h d n len van midde n eind op de r o o begin e v est het me names

50 40 30 20 10 0

1990‐99

2000‐09 bebouwing

2010‐19

2020‐21

bos

In 2021 werden dankzij extra aandacht en oproepen al veel meer nestgegevens verzameld dan in eerder jaren: van ruim 330 nesten. Hopelijk kunnen we dat aantal in 2022 overtreffen. Vooral in het bos is de steekproef nog mager.

9


Trends trends sinds since 2000 2000 persubgebied subarea per

Increase Toename Stable Stabiel Decrease Afname Uncertain Onzeker

bos, tel de st in je tuin of len van het ne al ev tg lo M de w US-plotje Volg s in een nieu re stadsvogel de an en jk op s el mer ssentelling. Ki de jaarrond be n aa ee m e of do emerel.nl www.jaarvand

Watervogels tellen van Bodensee tot Rijnmond Tellingen van overwinterende watervogels in het inter­ nationale Rijnstroomgebied hebben een lange traditie. Al in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw werden vogels systematisch geteld in diverse belangrijke gebieden. Onder coördinatie van Sovon en partners in Zwitserland, Duitsland en Frankrijk, zijn sinds 1980 jaarlijks integrale tellingen beschikbaar voor het hele Rijndal, dat zich over meer dan 1000 kilometer uitstrekt. In recente winters waren tot 1,1 miljoen watervogels aanwezig, plus 10.000 exoten. De helft van al die vogels verblijft op de grote meren (Bodensee, IJssel- en Markermeer en Randmeren), de andere helft op de Rijntakken zelf. Sinds 1980 namen 17 van de meest voorkomende soorten toe in aantal, waaronder krooneend, geoorde fuut, aalscholver, grauwe gans en krakeend. Vijf soorten bleven stabiel en zes soorten namen af, zoals wilde eend, tafeleend, brilduiker, meerkoet en kuifeend.

In het Nederlandse rivierengebied zijn sinds 1990 in het kader van natuurontwikkeling op grote schaal nevengeulen en ­andere moeras­natuur aangelegd. Dit heeft geleid tot toenem ende aantallen watervogels die vissen, waterplanten en wateren bodem­ diertjes eten. De nabije Rijnuiterwaarden aan de Duitse zijde van de grens bleven grotendeels in agrarisch beheer. Daar deden alleen de graseters, zoals knobbelzwaan en smient, het beter dan in Nederland.

2022, Jaar van de merel Deze overwegend positieve trends kunnen worden toegeschreven aan de algehele verbetering van de waterkwaliteit van de Rijn. Dit leidde tot een terugkeer en vervolgens uitbreiding van grote arealen aan ondergedoken waterplanten, met name in de Bodensee en de Randmeren. Vogels die leven van waterplanten profiteerden, en later ook veel viseters. Keerzijde van het terugdringen van eutrofiëring is een afname van zoetwatermosselen. Recent lijkt de achteruitgang van mosseletende watervogels echter gestopt, omdat ze hun dieet lijken te verbreden naar andere waterdieren. Naast veranderingen in de lokale leefomstandigheden, spelen ook globale patronen zoals klimaatverandering een rol in de duiding van Rijntrends. Grote zaagbek en brilduiker overwinteren bijvoorbeeld steeds noorderlijker.

Grote zilverreigers & aalscholvers Foto: Harvey van Diek

8

Vogelbalans 2021

ee in m lf e z k e o z r e d n O rel! e m e d n a v r a a J het

Vanaf begin jaren ’90 is de landelijke broedpopulatie gestabiliseerd, maar binnen Nederland bestaan grote regionale verschillen. In boerenland en open natuur zet de toename door. Maar in bossen op de zandgronden, vooral in Zuid-Nederland, en in stedelijk gebied is van afnames tot 20-30% sprake. Deze waren al gaande vóór de grote inzinking vanaf 2016-19, toen het aantal met gemiddeld een derde afnam, waarschijnlijk als gevolg van het Usutu-virus. De afname was sterker in het zuidoosten dan in het noordwesten, en sterker in stedelijk gebied dan daarbuiten. Naar schatting verdween twee derde van de merels in Limburgse steden. Ook als overwinteraar namen de aantallen de afgelopen periode af, sinds 2005 met ruim een derde, wederom vooral in stedelijk gebied.

Controle van een merelnest Foto: Marcel van Kammen

Inzoomen op nestsucces

In 2022 organiseren Sovon en Vogelbescherming het Jaar van de merel. De merel is de meest talrijke broedvogel van Nederland, althans tijdens de laatste atlasperiode (2013-15). Sinds de merel de menselijke omgeving verkende als broedgebied, heeft deze soort zich hier met zeer groot succes op aangepast. Toch neemt de merel recent weer af, maar de oorzaken zijn niet goed bekend.

Gemiddeld is slechts een kwart van de merelnesten succesvol, dat wil zeggen dat er minimaal één jong uitvliegt. In bebouwd gebied was het nestsucces altijd hoger dan in bossen. Juist daar is het nestsucces de afgelopen decennia sterk afgenomen, terwijl dat in bosgebied waarschijnlijk niet of veel minder het geval is. Een gevolg van verschillen in voedsel, predatie of iets anders? 70 60 nestsucces (%)

ende afnem e- en to n rwijl e s tus ject. Te ouding r Rijntra e p aan n De verh rk t ste te mere varieer de gro in f n a soorten inere komen es dom ijndal, . R t e e toenam h d n len van midde n eind op de r o o begin e v est het me names

50 40 30 20 10 0

1990‐99

2000‐09 bebouwing

2010‐19

2020‐21

bos

In 2021 werden dankzij extra aandacht en oproepen al veel meer nestgegevens verzameld dan in eerder jaren: van ruim 330 nesten. Hopelijk kunnen we dat aantal in 2022 overtreffen. Vooral in het bos is de steekproef nog mager.

9


2021

De balans van de vogels

E R H U H Q

9 X X U J R X G K D D Q $ S S H O Y L Q N

broed

W

H K H L G

H R

U D

winter

6 P H O O H N H Q

% D U P V L M V

N X V W G X L Q N X V W ] H H

P R H U D V P R H U D V Z D W H U

P R H U D V P R H U D V Z D W H U

* U R W H * = U R L O Y W H 1 H U L M & O J U H D Q 5 D L J R R D G Q V H U 2 G H V E R H R L ' H * Y D U V W Z D Q W D H % V U J D U U D S X * J Q L W D U D G Q * J V D U R X Z Q V W H H * * D H Q O H V . Z L N V W D D U W

. R S H U Z L H N . L H Y L W . O H L Q H = Z D D Q

. U D P V Y R J H O * U R W H / L M V W H U . Q H X 9 H O G O H H X Z H U L N ) D ] D Q W 5 R H N . O H L Q H 5 L H 5 L Q W J D Q V J P X V 3 D W U L M V 7 D L J D U L H W J D Q V

V E R

* U R H Q % R R P H 6 S H $ S N O F K S H H Y W + H U O Y R X L Q N 5 D D W V Q L S * I U R . W H O % 9 D S R H X Q N X . W H V W U X U J 6 H 7 R L U S X V E M L H G 5 I W F K H K R M D N D R W D G I Q E R U V W

/ H S H O D D U

V W D G V W D G G R U S

N X V W G X L Q N X V W

V V Q Q D D L I O J H U W J X R H . W W Q G U L Q D X D D 3 O H G U R Z Q + H = R H G 7 H U U G S L O U H L H : L ] J H S H L X H U 5 % H D W X Z Z : H H X D P % O P V R U R U 6 W O J H H * Q W W L H D U P W D 6 D W N V L W J Z L : . H L W W X Z : H H N P H U . R L H S D V S D D L * U . U U W H D = Z Z H H X 6 S U U V W J R 5 L H Q Y D O N 7 R U H X L I + R X W G H Q G L H I H . L H N % O D X Z Y L H U * R X G S O H

U H J L S Q U X Q L N R P U N R R W H % L Q : Q N L N 9 Y L D L + R S D D V N N * Q V L Q O D H H G Y * O P R X V * S H H H P P 3 L U W X V P D D H Q 6 W V J J H H + H P U H R O V W . R O L M Q J = D V V 6 L M H H L I P . X H U U Z 6 S H S . H H D Q G K D * R X H H V U W H 0 = Z D R S 0 D W N

9 L V G L H I L H S H U 2 H Y H U S - D J H U . O H L Q H X L W H U 5 H U W = Z D V W H U R O H N 6 F K U Q V W H H U J ' Z H U ( L G H U S S 7 R U L N H L G X W D D X X J . O S H D 3 X Z H H H U U P S H R O Y U Q O = L W H H H X L 6 W O W U R J H S R Y R X U Q U P O X H R H W R U H M * U O V X M O W 7 3 L J H $ O N H O Y R H X Z J H W U P H L Q U D R * O Y R H 6 W . R O U P D Q Z R X D D W U . 9 H O V H H S L M P 3 O R X Z U J G H V H H Q H U G D Z U R P ' R Q V W 1 H N H W H E H P U L R ' U .

W R H O L F K W L Q J J U R H S H Q

V W D G

V

. O H L Q H = L O Y H U U H L J H U

% O D X Z H . . O H L H L Q H N % H D Q G U P L H 6 W 7 D V L M I R U S 9 V 6 W U D P P H O G X L W Q G X H L S O H X O 1 H Y Z R R L H U G = L U V H ( L G O Y 6 H U H U P W H U % R H H Q Q W X Z E H . O N S X X 1 D O W F K H Y L H W H J D U % H D O U J * U H H Q R W H 6 G ' Z W H 0 L G U Q H U J G H O V W V W H . O H H = L Q H D D J U Q 0 D E H Q W H N O P H H X Z 6 W H O W N O X 3 R Q W L V F X W K H 0 H H X Z / H S H O D D U = Z D U W N R S P H H X Z * U R W H 0 D Q W H O P H H X Z . O H L Q H = L O Y H U U H L J H U % U D Q G J D Q V

N X V

5 D D I % R Q W H 9 O L H J H Q Y D Q J H U % X L ] H U G * U R W H % R Q W H 6 S H F K W * R X G Y L Q N + R X W V Q L S * R X G K D D Q % R R P N U X L S H U = D Q J O L M V W H + R U O H Q G X L I 9 L Q N * H N U D D J 7 M G H L I W 5 R M D : I R G L Q W H V W D 3 L U N D U W P R Q S H * O L Q O P J D H H . R Q V N V R R S O P + D H H 5 R Y L N V * R G E R D D 0 U L V W H U % H R O V + R X L O X . W U 7 X L G X X V * L Q E H L I I O N 6 U D X L = M V X Z L W Z H H D 9 U U W O L H H 6 J H S Q H Y F D K Q W J H U

% R Q W H 1 R . U R U D D G V L ) U H 6 D W W R H U U P 6 W U Y R D Q J H G S O * U O H Y R W H L H U = H H H H Q 6 Q H G H X Z J R U 5 R R V G K D O V I X X W , - V H H Q G 1 R R U G V H 6 W H U Q 5 X L J S R R W E X L ] H U G = Z D U W H = H H H H Q G 9 R U N V W D D U W P H H X Z * U R W H 0 D Q W H O P H H X Z

* H R R U G H ) X X W

K W S H F H 6 R Q W W H % G H O V L G 0 R H 2 H K R X Z H : W 5 R G S H F K Q H 6 U R * H Z : R X W H = Z D U R S = Z D U W N F K W Q W H 6 S H . O H L Q H % R % R R P N O H Y H U

. Q R E E $ H D O ] 5 O V Z H F X D K ] D R H Q O Y Q V , W H H U - V . 5 U R R V Y U Q R R V H J Q . H 6 H U O H D W H Q N H N H G H O V Q = H W G H D D D U W U H Q G

V W N X

K H L G H K H L G H K R R J Y H H Q

D G V W

H O L W R J S X Q Y W D D D U V W Z . U E R D O X R G L H U 5 R W ] Z O D X Z F K . 1 D Z H U D X S H * U S L H H U L N R P % R H X Z P O H X X W % R R H ) R U G * H R L K D O V ' U D D M H 3 D D S J U W D O L Q : L Q W H V W H U . O D S H N . R U K R H Q ' X L Q S L H S H U

W R H O L F K W L Q J J U R H S H Q

V X P O Q D H D J J H Z H V O H H + L H P U H : L I Z V X U H U . H H H 6 S X L W W P O N U O ) D D Y D V 6 W R P S H H R N R 0 % D W U W H 0 D L O = Z Q V X 5 D

9 L V D U H Q G Q J H U 5 L H W ] D J H U Q ] D Q N K D D 6 S U L Q W D D U W N H O V Q W H 6 W H 5 R V V 6 P L H V W E R U X Z H U % O D L J U H S H U W M H 3 X U Q H Q O 1 R J H R Y , - V X W I X D O V W H U K R G Q H 5 R M H Q G % L H H V D N D Q . U M O J Q G L 1 H Q H Q G R R D U H V U . H D Q U = H R O J J H . D Q D N ] Z V U Q . U D W H Q * J V R H V D Q U K D Q V Z W H W * D Q U L D H H : U : X Z H * L J V W V H J H D L Q * U G H U U Q H D O H D Y = . Q L O V D = & H W W L W H R W H & U U R * *

E R V

. O H L Q H 3 O H Y L H U 2 H Y H U O R S H U

P R H U D V

5 L H W J R U V

J Q L W O N Q L Y L H S Y D N R N . X O Q O H H U L : R U U W Z Z H D X 7 Z H H H X . U O H V S X 6 O G P H U 9 Q J R W H L W W 5 N V U X O H * K R V 6 F W U L M D Q H O 3 D W R O D R U W W U Q H U 2 P D D R K H O S = P R J V . H P V Y * R U D H . U Z D X * U

O D Q G H Q H U E R

' R G D D U V 5 R H U G R P S

Q G O D

3 R U V 6 H O R % O H E U X L Q H H 6 L Q R K Q H H . S R H G J L H Q D % N O D H ) X Q V Q X G X W 9 Z L L V H G H I % L H D D 5 H : L I D W U G P J H U H U D K R Q : H Q L O G ) L H W . R ( H L V H N Q G : R H R X N 7 D G D I H D S 0 H O H H Q % R H U G V U L N R H W H W ] D = Z Q J D U W H U H 6 $ D W H U Q O V F . O H K R L Q H O Y H . D U U H N L H W . X L I H H Q G * U R W H : D W H * H O H U U D O . Z L N V W D D U W . Q R E E H O ] Z D D Q 6 Q R U 2 H Y H U ] Z D O X Z : L O G H = Z D D Q

D I Q D P H

P

V H H W O P L H H H N H U U L G L N Z D X X X % . O G H H Q J W H U L O L % P D X Z U R * U J U W H H H H Z P P N ' R R = .

I O X F W X H U H Q G

3 0 L M L G O V G % 5 W D H R R O V Q W J D U W W H H W D = 6 : Q W U D V X D 5 D O S J R Q E V V G . H O R O H H N * L Q S H V W U X = L U H W W 0 O Y - D L G R H U G H J H S O O V H Y U W H L H * U R U D J W H H U D J % H H U J U 3 D H H U H % R Q G O G . O H Q W X L E H L Q H N H N S 0 U O H D Q Y W H L H O P 5 R U H H R G N H X Z H O G X L N - D Q H U Y D Q J H Q . X L I W G X L N H U = H H N R H W 6 O H F K W Y D ' U L H W O N H H Q V W U D Q G O R S H U 9 D O H 3 L M O V W R U P Y R J H O * U R W H 6 W H U Q 5 R V V H ) U D Q M H S R R W

D I Q D P H

Q S K D D . H P W H U Q U W H 6 = Z D E H N D D J W H = W M H * U R Q Q H 1 R Q G H H I H O W R 7 D X W * U H Q K R H U U D W N H : X L L O G Q G % U ( H H L S L O G V Q : H U Q G D W H H : L I H W . X N R U X W H H ) X 0 U V D D J G Q R O L ' G D Q U W H G H W H Q E O L Q R U H U D : D 6 O O U L V H 9 W H J D R : Q Y D U D .

N Z H U L O H H X . X L I D U L H . D Q Q G S H V H S H H ( X U R 6 R H X L I G V G 6 W D X V L V P O + X H R U W Z H 7 U N V D O X 7 X ] Z X Z H U . D U W * L D W D Z G V X R R D O J 5 Z L Q W H L V ] Q O W D U + X R H N L H = Z * U O N D U G S W Y D K D Q H F V E 6 O D O +

I O X F W X H U H Q G

2 R L H Y D D U 3 X W W H U . H U N X L O * U D X Z H . * U D L H N V P H Q G X V % R L H I H U H Q ] * H Z D H O X Z . Z O J R U V D U W H % U O D * H D P V O X O L S = Z H . H U Z D U L N * W H V W U D D D . V S 6 S U D U W L ( N R W Y H S H D L R J U 7 V W H H O X U U ) D H O : ] D X X U Q W 5 D W H R : H N U V Q . L W W L S Q H 6 . W H * H H X Z U R L N Q V W W H X L D / O D U W L M V W H U

V W D E L H O

V W D E L H O

+ D O V E D Q G S D U N * U R L H W H Q O L Q J 0 H U H O . D X Z 7 X U N V H 7 + X R U W L V P H O X V ( N V W H U

W R H Q D P H

W R H Q D P H

V W D G V W D G G R U S

Over de figuren Aantalsontwikkelingen per soort zoals vastgesteld met de landelijke vogelmeetnetten van Sovon en CBS (Netwerk Ecologische Monitoring). Trends van de broedvogels (links) lopen hier vanaf 1990 en komen uit het Meetnet Broedvogels. De trends van doortrekkers en wintergasten (rechts) lopen vanaf het seizoen 1980/81 en komen uit het Meetnet Watervogels, Meetnet Slaapplaatsen en Punt Transect Tellingen project (PTT). De soorten zijn gegroepeerd naar hun belangrijkste leefgebied. Generalisten zijn arbitrair aan

10

Vogelbalans 2021

1 ( 0 6 R Y R Q 5 : 6 & % 6 S U R Y L Q F L H V

één leefgebied toegekend. Trends zijn gerangschikt van sterke toename (groen) tot sterke afname (rood). De hoogte van de balkjes is een maat voor de sterkte van de gemiddelde jaarlijkse aantalsverandering. Een waarde van bijvoorbeeld -5% betekent een afname van bijna 80% over 30 jaar. Veranderingen groter dan 10% per jaar zijn omwille van de leesbaarheid afgetopt. Bij de niet-significante trends wordt onderscheid gemaakt tussen stabiele aantallen (geel) en fluctuerende aantallen (oranje).

Meer weten?

1 ( 0 6 R Y R Q 5 : 6 & % 6 S U R Y L Q F L H V

Bekijk onze online vogelinformatie:

› per soort, landelijk, per provincie, per Natura 2000-gebied: stats.sovon.nl › per soort, verspreiding: vogelatlas.nl › monitoringrapporten: sovon.nl/monitoringrapporten › meedoen aan telprojecten: sovon.nl/telprojecten

11


2021

De balans van de vogels

E R H U H Q

9 X X U J R X G K D D Q $ S S H O Y L Q N

broed

W

H K H L G

H R

U D

winter

6 P H O O H N H Q

% D U P V L M V

N X V W G X L Q N X V W ] H H

P R H U D V P R H U D V Z D W H U

P R H U D V P R H U D V Z D W H U

* U R W H * = U R L O Y W H 1 H U L M & O J U H D Q 5 D L J R R D G Q V H U 2 G H V E R H R L ' H * Y D U V W Z D Q W D H % V U J D U U D S X * J Q L W D U D G Q * J V D U R X Z Q V W H H * * D H Q O H V . Z L N V W D D U W

. R S H U Z L H N . L H Y L W . O H L Q H = Z D D Q

. U D P V Y R J H O * U R W H / L M V W H U . Q H X 9 H O G O H H X Z H U L N ) D ] D Q W 5 R H N . O H L Q H 5 L H 5 L Q W J D Q V J P X V 3 D W U L M V 7 D L J D U L H W J D Q V

V E R

* U R H Q % R R P H 6 S H $ S N O F K S H H Y W + H U O Y R X L Q N 5 D D W V Q L S * I U R . W H O % 9 D S R H X Q N X . W H V W U X U J 6 H 7 R L U S X V E M L H G 5 I W F K H K R M D N D R W D G I Q E R U V W

/ H S H O D D U

V W D G V W D G G R U S

N X V W G X L Q N X V W

V V Q Q D D L I O J H U W J X R H . W W Q G U L Q D X D D 3 O H G U R Z Q + H = R H G 7 H U U G S L O U H L H : L ] J H S H L X H U 5 % H D W X Z Z : H H X D P % O P V R U R U 6 W O J H H * Q W W L H D U P W D 6 D W N V L W J Z L : . H L W W X Z : H H N P H U . R L H S D V S D D L * U . U U W H D = Z Z H H X 6 S U U V W J R 5 L H Q Y D O N 7 R U H X L I + R X W G H Q G L H I H . L H N % O D X Z Y L H U * R X G S O H

U H J L S Q U X Q L N R P U N R R W H % L Q : Q N L N 9 Y L D L + R S D D V N N * Q V L Q O D H H G Y * O P R X V * S H H H P P 3 L U W X V P D D H Q 6 W V J J H H + H P U H R O V W . R O L M Q J = D V V 6 L M H H L I P . X H U U Z 6 S H S . H H D Q G K D * R X H H V U W H 0 = Z D R S 0 D W N

9 L V G L H I L H S H U 2 H Y H U S - D J H U . O H L Q H X L W H U 5 H U W = Z D V W H U R O H N 6 F K U Q V W H H U J ' Z H U ( L G H U S S 7 R U L N H L G X W D D X X J . O S H D 3 X Z H H H U U P S H R O Y U Q O = L W H H H X L 6 W O W U R J H S R Y R X U Q U P O X H R H W R U H M * U O V X M O W 7 3 L J H $ O N H O Y R H X Z J H W U P H L Q U D R * O Y R H 6 W . R O U P D Q Z R X D D W U . 9 H O V H H S L M P 3 O R X Z U J G H V H H Q H U G D Z U R P ' R Q V W 1 H N H W H E H P U L R ' U .

W R H O L F K W L Q J J U R H S H Q

V W D G

V

. O H L Q H = L O Y H U U H L J H U

% O D X Z H . . O H L H L Q H N % H D Q G U P L H 6 W 7 D V L M I R U S 9 V 6 W U D P P H O G X L W Q G X H L S O H X O 1 H Y Z R R L H U G = L U V H ( L G O Y 6 H U H U P W H U % R H H Q Q W X Z E H . O N S X X 1 D O W F K H Y L H W H J D U % H D O U J * U H H Q R W H 6 G ' Z W H 0 L G U Q H U J G H O V W V W H . O H H = L Q H D D J U Q 0 D E H Q W H N O P H H X Z 6 W H O W N O X 3 R Q W L V F X W K H 0 H H X Z / H S H O D D U = Z D U W N R S P H H X Z * U R W H 0 D Q W H O P H H X Z . O H L Q H = L O Y H U U H L J H U % U D Q G J D Q V

N X V

5 D D I % R Q W H 9 O L H J H Q Y D Q J H U % X L ] H U G * U R W H % R Q W H 6 S H F K W * R X G Y L Q N + R X W V Q L S * R X G K D D Q % R R P N U X L S H U = D Q J O L M V W H + R U O H Q G X L I 9 L Q N * H N U D D J 7 M G H L I W 5 R M D : I R G L Q W H V W D 3 L U N D U W P R Q S H * O L Q O P J D H H . R Q V N V R R S O P + D H H 5 R Y L N V * R G E R D D 0 U L V W H U % H R O V + R X L O X . W U 7 X L G X X V * L Q E H L I I O N 6 U D X L = M V X Z L W Z H H D 9 U U W O L H H 6 J H S Q H Y F D K Q W J H U

% R Q W H 1 R . U R U D D G V L ) U H 6 D W W R H U U P 6 W U Y R D Q J H G S O * U O H Y R W H L H U = H H H H Q 6 Q H G H X Z J R U 5 R R V G K D O V I X X W , - V H H Q G 1 R R U G V H 6 W H U Q 5 X L J S R R W E X L ] H U G = Z D U W H = H H H H Q G 9 R U N V W D D U W P H H X Z * U R W H 0 D Q W H O P H H X Z

* H R R U G H ) X X W

K W S H F H 6 R Q W W H % G H O V L G 0 R H 2 H K R X Z H : W 5 R G S H F K Q H 6 U R * H Z : R X W H = Z D U R S = Z D U W N F K W Q W H 6 S H . O H L Q H % R % R R P N O H Y H U

. Q R E E $ H D O ] 5 O V Z H F X D K ] D R H Q O Y Q V , W H H U - V . 5 U R R V Y U Q R R V H J Q . H 6 H U O H D W H Q N H N H G H O V Q = H W G H D D D U W U H Q G

V W N X

K H L G H K H L G H K R R J Y H H Q

D G V W

H O L W R J S X Q Y W D D D U V W Z . U E R D O X R G L H U 5 R W ] Z O D X Z F K . 1 D Z H U D X S H * U S L H H U L N R P % R H X Z P O H X X W % R R H ) R U G * H R L K D O V ' U D D M H 3 D D S J U W D O L Q : L Q W H V W H U . O D S H N . R U K R H Q ' X L Q S L H S H U

W R H O L F K W L Q J J U R H S H Q

V X P O Q D H D J J H Z H V O H H + L H P U H : L I Z V X U H U . H H H 6 S X L W W P O N U O ) D D Y D V 6 W R P S H H R N R 0 % D W U W H 0 D L O = Z Q V X 5 D

9 L V D U H Q G Q J H U 5 L H W ] D J H U Q ] D Q N K D D 6 S U L Q W D D U W N H O V Q W H 6 W H 5 R V V 6 P L H V W E R U X Z H U % O D L J U H S H U W M H 3 X U Q H Q O 1 R J H R Y , - V X W I X D O V W H U K R G Q H 5 R M H Q G % L H H V D N D Q . U M O J Q G L 1 H Q H Q G R R D U H V U . H D Q U = H R O J J H . D Q D N ] Z V U Q . U D W H Q * J V R H V D Q U K D Q V Z W H W * D Q U L D H H : U : X Z H * L J V W V H J H D L Q * U G H U U Q H D O H D Y = . Q L O V D = & H W W L W H R W H & U U R * *

E R V

. O H L Q H 3 O H Y L H U 2 H Y H U O R S H U

P R H U D V

5 L H W J R U V

J Q L W O N Q L Y L H S Y D N R N . X O Q O H H U L : R U U W Z Z H D X 7 Z H H H X . U O H V S X 6 O G P H U 9 Q J R W H L W W 5 N V U X O H * K R V 6 F W U L M D Q H O 3 D W R O D R U W W U Q H U 2 P D D R K H O S = P R J V . H P V Y * R U D H . U Z D X * U

O D Q G H Q H U E R

' R G D D U V 5 R H U G R P S

Q G O D

3 R U V 6 H O R % O H E U X L Q H H 6 L Q R K Q H H . S R H G J L H Q D % N O D H ) X Q V Q X G X W 9 Z L L V H G H I % L H D D 5 H : L I D W U G P J H U H U D K R Q : H Q L O G ) L H W . R ( H L V H N Q G : R H R X N 7 D G D I H D S 0 H O H H Q % R H U G V U L N R H W H W ] D = Z Q J D U W H U H 6 $ D W H U Q O V F . O H K R L Q H O Y H . D U U H N L H W . X L I H H Q G * U R W H : D W H * H O H U U D O . Z L N V W D D U W . Q R E E H O ] Z D D Q 6 Q R U 2 H Y H U ] Z D O X Z : L O G H = Z D D Q

D I Q D P H

P

V H H W O P L H H H N H U U L G L N Z D X X X % . O G H H Q J W H U L O L % P D X Z U R * U J U W H H H H Z P P N ' R R = .

I O X F W X H U H Q G

3 0 L M L G O V G % 5 W D H R R O V Q W J D U W W H H W D = 6 : Q W U D V X D 5 D O S J R Q E V V G . H O R O H H N * L Q S H V W U X = L U H W W 0 O Y - D L G R H U G H J H S O O V H Y U W H L H * U R U D J W H H U D J % H H U J U 3 D H H U H % R Q G O G . O H Q W X L E H L Q H N H N S 0 U O H D Q Y W H L H O P 5 R U H H R G N H X Z H O G X L N - D Q H U Y D Q J H Q . X L I W G X L N H U = H H N R H W 6 O H F K W Y D ' U L H W O N H H Q V W U D Q G O R S H U 9 D O H 3 L M O V W R U P Y R J H O * U R W H 6 W H U Q 5 R V V H ) U D Q M H S R R W

D I Q D P H

Q S K D D . H P W H U Q U W H 6 = Z D E H N D D J W H = W M H * U R Q Q H 1 R Q G H H I H O W R 7 D X W * U H Q K R H U U D W N H : X L L O G Q G % U ( H H L S L O G V Q : H U Q G D W H H : L I H W . X N R U X W H H ) X 0 U V D D J G Q R O L ' G D Q U W H G H W H Q E O L Q R U H U D : D 6 O O U L V H 9 W H J D R : Q Y D U D .

N Z H U L O H H X . X L I D U L H . D Q Q G S H V H S H H ( X U R 6 R H X L I G V G 6 W D X V L V P O + X H R U W Z H 7 U N V D O X 7 X ] Z X Z H U . D U W * L D W D Z G V X R R D O J 5 Z L Q W H L V ] Q O W D U + X R H N L H = Z * U O N D U G S W Y D K D Q H F V E 6 O D O +

I O X F W X H U H Q G

2 R L H Y D D U 3 X W W H U . H U N X L O * U D X Z H . * U D L H N V P H Q G X V % R L H I H U H Q ] * H Z D H O X Z . Z O J R U V D U W H % U O D * H D P V O X O L S = Z H . H U Z D U L N * W H V W U D D D . V S 6 S U D U W L ( N R W Y H S H D L R J U 7 V W H H O X U U ) D H O : ] D X X U Q W 5 D W H R : H N U V Q . L W W L S Q H 6 . W H * H H X Z U R L N Q V W W H X L D / O D U W L M V W H U

V W D E L H O

V W D E L H O

+ D O V E D Q G S D U N * U R L H W H Q O L Q J 0 H U H O . D X Z 7 X U N V H 7 + X R U W L V P H O X V ( N V W H U

W R H Q D P H

W R H Q D P H

V W D G V W D G G R U S

Over de figuren Aantalsontwikkelingen per soort zoals vastgesteld met de landelijke vogelmeetnetten van Sovon en CBS (Netwerk Ecologische Monitoring). Trends van de broedvogels (links) lopen hier vanaf 1990 en komen uit het Meetnet Broedvogels. De trends van doortrekkers en wintergasten (rechts) lopen vanaf het seizoen 1980/81 en komen uit het Meetnet Watervogels, Meetnet Slaapplaatsen en Punt Transect Tellingen project (PTT). De soorten zijn gegroepeerd naar hun belangrijkste leefgebied. Generalisten zijn arbitrair aan

10

Vogelbalans 2021

1 ( 0 6 R Y R Q 5 : 6 & % 6 S U R Y L Q F L H V

één leefgebied toegekend. Trends zijn gerangschikt van sterke toename (groen) tot sterke afname (rood). De hoogte van de balkjes is een maat voor de sterkte van de gemiddelde jaarlijkse aantalsverandering. Een waarde van bijvoorbeeld -5% betekent een afname van bijna 80% over 30 jaar. Veranderingen groter dan 10% per jaar zijn omwille van de leesbaarheid afgetopt. Bij de niet-significante trends wordt onderscheid gemaakt tussen stabiele aantallen (geel) en fluctuerende aantallen (oranje).

Meer weten?

1 ( 0 6 R Y R Q 5 : 6 & % 6 S U R Y L Q F L H V

Bekijk onze online vogelinformatie:

› per soort, landelijk, per provincie, per Natura 2000-gebied: stats.sovon.nl › per soort, verspreiding: vogelatlas.nl › monitoringrapporten: sovon.nl/monitoringrapporten › meedoen aan telprojecten: sovon.nl/telprojecten

11


Soortenrijkdom en aantallen in Nederland toegenomen Juveniele havik Foto: René van Rossum

Vanaf het begin van de 20e eeuw hebben we een redelijk goed beeld van de rijkdom aan in Nederland voorkomende roofvogels. Opmerkelijk is de ontwikkeling van het aantal broedende soorten. De gehele 20e eeuw bleef het maximum hiervan tussen 10 en 12 soorten schommelen, maar sinds een aantal decennia neemt dat aantal langzaam toe met op dit moment 15 soorten. Recent vestigden de zeearend, visarend en steppekiekendief zich als nieuwe broedvogels. Niet alleen de soortenrijkdom, maar ook het totale aantal

Thema: roofvogels In recente jaren broeden er 15 soorten roofvogels in Nederland, inclusief de valken. Dat zijn 5 soorten meer dan aan het begin van de vorige eeuw: de zwarte wouw, visarend en steppekiekendief zijn waarschijnlijk échte nieuwkomers. Zeearend en rode wouw broedden in een grijs verleden al in ons land. In dit themadeel van de Vogelbalans zetten we de belangrijkste ontwikkelingen van roofvogels in ons land op een rij. Jonge vogelaars met een goede blik op de vogelwereld kijken verbaasd op als hen verteld wordt dat roofvogels nog niet zo lang geleden sterk werden bedreigd. De lage aantallen waren terug te voeren op de verwoestende uitwerking van het gebruik van pesticiden vlak na de oorlog. Een groep van insecticiden, de chloorkoolwaterstoffen met als meest bekende DTT, zorgden voor grote afnames van bijna alle roofvogels in ons land. Zelfs de tegenwoordig ‘gewone’ soorten zoals buizerd en havik kwamen eind jaren ‘60 met nog maar honderd of enige honderden paren voor. Na 1970 trad een snel herstel op. Ook nam het aantal soorten dat broedde toe, een ontwikkeling die elders in Europa eveneens werd gezien.

Voorkomen van de havik in 1975, waarbij in de zuidelijke provincies vanwege de zeldzaamheid de precieze verspreiding niet werd weergegeven (bron: Teixeira 1979).

12

Vogelbalans 2021

"" """" """" """"""""""""" """"""""""""""" """"""""""""""" """" "" """"""""""""""""""""""" " 1 """""""""""""" """""""""" """"""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""" """ " 2 """"""""""""""""""""" """ """ """""""""""""""""""""""""" """ " 3 """"""""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""" " " 4 """"""""""""""""""""""""" "" "" """""""""""""""""""""" "" """"" " 5 """"""""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""""" """"""" " 6 """"""""""""""""" "" """"""""" """"""""""""""""""""" """""""""" " 7 """"""""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""" """""" """"""""""""""""""" """""" " 8 """"""""""""""""""" """"""" """""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""""" "" """"""" """""""""""""""""""""" "" """""""" """""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""" "" """""""""" """"""""""""""" """""""""""""""""""""""""""" " " """" "" """"""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""" " """ "" """""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" " "" " """""""""""""""" " " "" """" """"""""""""""" " """"""" """ """"""""" " """"" """"""""" " " """""" """" """" """ """"" """""" """""" """"""" """""" """"" """" ""

broedende roofvogels is spectaculair toegenomen. Die toename gaat gepaard met een steeds grotere verspreiding. Rond 1975 was het aantal broedende roofvogels per atlasblok in veel regio’s minder dan 4 soorten, zeker in het westen van het land. Na 2000 broeden er vaak 6 of meer soorten in een atlasblok. Uit onze langjarige meetnetten blijkt dat de aantallen van zowel zeldzame als algemene soorten gemiddeld behoorlijk zijn toegenomen. Nieuwkomers laten relatief de sterkste groei zien. Daarbij is een jaarlijkse toename van 10% niet ongewoon.

"" """" """"" " """"" " """"" "" """"""""""""" """""""""""""""" "" "" """""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""" """"" """"""" """""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""" " " """""""""""""""""" """"""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""" """"""" """""""" """"""""""""""""""""""""" """""""" """""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""" """""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""" """""""" """""""""""""""""""" " """"""""""" """""""""""""""""""""""" """"""""""""""""" """"" """"""""" """""""""""""""" """""""""""" "" """"""""""""""" """"""""""""" """" """"""""" """"" "" """"""""" """" """"""" """" """" """ """"" """""" """""" """"""" """""" """""

""" """ """"" """"""" " """"" "" """""""""""""" """""""""""""""" """ """"""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""" "" " """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""" """" """"""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""" "" " """""""""""""""""""""""" """""" """""""""""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""""""" """""""""" """""""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""" """"""" """""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""" " """ """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""" """"" """"""""""""""""""""""""""""""" """""""" """""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""" """""""" """""""""""""""""""" """"""""""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" """"""""""""""" """""""""""""""" """""""""""" "" """""""""""""" """"""""""""" " " """""""" " """"" """"""""" """ """""" """"" """" """ """"" """"" """""" """"""" """""" """""

Het aantal broedende soorten roofvogels per atlasblok voor drie tijdperiodes: rond 1975, 2000 en 2015 (bron: Sovon 2018).

Grauwe kiekendief man met prooi Foto: Jan Wever Aantal blokken waarin aangetroffen: 274 (16,4%), waarvan Mogelijk broedend 60 (22%) Waarschijnlijk broedend 34 (12%) Zeker broedend 180 (66%)


Soortenrijkdom en aantallen in Nederland toegenomen Juveniele havik Foto: René van Rossum

Vanaf het begin van de 20e eeuw hebben we een redelijk goed beeld van de rijkdom aan in Nederland voorkomende roofvogels. Opmerkelijk is de ontwikkeling van het aantal broedende soorten. De gehele 20e eeuw bleef het maximum hiervan tussen 10 en 12 soorten schommelen, maar sinds een aantal decennia neemt dat aantal langzaam toe met op dit moment 15 soorten. Recent vestigden de zeearend, visarend en steppekiekendief zich als nieuwe broedvogels. Niet alleen de soortenrijkdom, maar ook het totale aantal

Thema: roofvogels In recente jaren broeden er 15 soorten roofvogels in Nederland, inclusief de valken. Dat zijn 5 soorten meer dan aan het begin van de vorige eeuw: de zwarte wouw, visarend en steppekiekendief zijn waarschijnlijk échte nieuwkomers. Zeearend en rode wouw broedden in een grijs verleden al in ons land. In dit themadeel van de Vogelbalans zetten we de belangrijkste ontwikkelingen van roofvogels in ons land op een rij. Jonge vogelaars met een goede blik op de vogelwereld kijken verbaasd op als hen verteld wordt dat roofvogels nog niet zo lang geleden sterk werden bedreigd. De lage aantallen waren terug te voeren op de verwoestende uitwerking van het gebruik van pesticiden vlak na de oorlog. Een groep van insecticiden, de chloorkoolwaterstoffen met als meest bekende DTT, zorgden voor grote afnames van bijna alle roofvogels in ons land. Zelfs de tegenwoordig ‘gewone’ soorten zoals buizerd en havik kwamen eind jaren ‘60 met nog maar honderd of enige honderden paren voor. Na 1970 trad een snel herstel op. Ook nam het aantal soorten dat broedde toe, een ontwikkeling die elders in Europa eveneens werd gezien.

Voorkomen van de havik in 1975, waarbij in de zuidelijke provincies vanwege de zeldzaamheid de precieze verspreiding niet werd weergegeven (bron: Teixeira 1979).

12

Vogelbalans 2021

"" """" """" """"""""""""" """"""""""""""" """"""""""""""" """" "" """"""""""""""""""""""" " 1 """""""""""""" """""""""" """"""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""" """ " 2 """"""""""""""""""""" """ """ """""""""""""""""""""""""" """ " 3 """"""""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""" " " 4 """"""""""""""""""""""""" "" "" """""""""""""""""""""" "" """"" " 5 """"""""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""""" """"""" " 6 """"""""""""""""" "" """"""""" """"""""""""""""""""" """""""""" " 7 """"""""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""" """""" """"""""""""""""""" """""" " 8 """"""""""""""""""" """"""" """""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""""" "" """"""" """""""""""""""""""""" "" """""""" """""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""" "" """""""""" """"""""""""""" """""""""""""""""""""""""""" " " """" "" """"""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""" " """ "" """""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" " "" " """""""""""""""" " " "" """" """"""""""""""" " """"""" """ """"""""" " """"" """"""""" " " """""" """" """" """ """"" """""" """""" """"""" """""" """"" """" ""

broedende roofvogels is spectaculair toegenomen. Die toename gaat gepaard met een steeds grotere verspreiding. Rond 1975 was het aantal broedende roofvogels per atlasblok in veel regio’s minder dan 4 soorten, zeker in het westen van het land. Na 2000 broeden er vaak 6 of meer soorten in een atlasblok. Uit onze langjarige meetnetten blijkt dat de aantallen van zowel zeldzame als algemene soorten gemiddeld behoorlijk zijn toegenomen. Nieuwkomers laten relatief de sterkste groei zien. Daarbij is een jaarlijkse toename van 10% niet ongewoon.

"" """" """"" " """"" " """"" "" """"""""""""" """""""""""""""" "" "" """""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""" """"" """"""" """""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""" " " """""""""""""""""" """"""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""" """"""" """""""" """"""""""""""""""""""""" """""""" """""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""" "" """""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""" """""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""" """""""" """""""""""""""""""" " """"""""""" """""""""""""""""""""""" """"""""""""""""" """"" """"""""" """""""""""""""" """""""""""" "" """"""""""""""" """"""""""""" """" """"""""" """"" "" """"""""" """" """"""" """" """" """ """"" """""" """""" """"""" """""" """""

""" """ """"" """"""" " """"" "" """""""""""""" """""""""""""""" """ """"""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""" "" " """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""" """" """"""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""" "" " """""""""""""""""""""""" """""" """""""""""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""""""" """""""""" """""""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""" """"""" """""""""""""""""" """"""" """""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""" " """ """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""" """"" """"""""""""""""""""""""""""""" """""""" """""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""" """""""" """""""""""""""""""" """"""""""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" """"""""""""""" """""""""""""""" """""""""""" "" """""""""""""" """"""""""""" " " """""""" " """"" """"""""" """ """""" """"" """" """ """"" """"" """""" """"""" """""" """""

Het aantal broedende soorten roofvogels per atlasblok voor drie tijdperiodes: rond 1975, 2000 en 2015 (bron: Sovon 2018).

Grauwe kiekendief man met prooi Foto: Jan Wever Aantal blokken waarin aangetroffen: 274 (16,4%), waarvan Mogelijk broedend 60 (22%) Waarschijnlijk broedend 34 (12%) Zeker broedend 180 (66%)


Herstel in Europa merkbaar in Nederland In heel Europa broeden 40 soorten roofvogels (inclusief de valken), waarvan 15 in Nederland. De situatie in de jaren ‘60 en ‘70 was een dieptepunt voor velen van hen. De destructieve werking van landbouwgifstoffen volgde op eeuwen met vervolging en bejaging van roofvogels. Vanwege die bedreigingen werden ze dan ook hoog op de lijsten van te beschermen soorten geplaatst. Alle roofvogels zijn wettelijk beschermd en driekwart heeft binnen de Europese Unie een speciale beschermingsstatus in Natura 2000-gebieden (Annex 1 soorten). Het toekennen van deze bescherming heeft, samen met het verbieden van de gifstoffen, een positieve uitwerking gehad. Dat is duidelijk

Buizerd Foto: Hans Gebuis

200 populatie‐index

populatie‐index

200

150

100

16

40.000

40

14

35.000

12

30.000

10

25.000

8

20.000

6

15.000

10

4

10.000

5

2

5.000

aantal soorten

aantal soorten

30 25 20 15

0

1994

2021

ernstig bedreigd

bedreigd

gevoelig

niet bedreigd

kwetsbaar

Samenvatting van de Rode Lijststatus van in Europa broedende soorten (n=40). Bron: BirdLife International 2004, 2021. Weergegeven wordt het aantal soorten binnen Rode Lijst categorieën voor 1994 (links) en 2021 (rechts).

150

100

50

0 1950

1960

1970

sperwer

1980 havik

1990

2000

2010

buizerd

Broedvogeltrend van sperwer, havik en buizerd sinds 1950. Voor 1984 is de trend indicatief.

Vogelbalans 2021

2020

0 1950

1960 torenvalk

1970

1980

1990

bruine kiekendief

2000

2010

2020

boomvalk

Broedvogeltrend van torenvalk, bruine kiekendief en boomvalk sinds 1950. Voor 1984 is de trend indicatief.

Sperwer met stadsduif Foto: Peter Soer

0

begin 20e eeuw

jaren '50

60‐80

80‐00

00‐20

Cumulatief aantal broedparen

250

50

14

zoals havik en sperwer wordt gerept over een afname van het prooiaanbod, met name op de hogere zandgronden. Dat geldt, in samenhang met andere oorzaken, mogelijk ook voor de boomvalk. Voor de bruine kiekendief speelt verdroging van rietvelden en de daarmee samenhangende toename van nestpredatie door de vos een belangrijke rol. De torenvalk deelt in de malaise van veel andere soorten van het agrarisch gebied. Al met al geen vrolijk beeld voor deze groep van (nu nog) algemeen voorkomende soorten.

250

45

35

Roofvogels over hun top Bij algemene soorten, die na de dip in jaren '60 en '70 flink toenamen, is de toename na de eeuwwisseling gestopt. Toenames stabiliseerden in de negentiger jaren, zoals voor de havik, of sloegen voor soorten als sperwer en bruine kiekendief om in een forse afname. Ook voor de toren- en boomvalk zien we een neerwaartse trend. Alleen de buizerd laat momenteel nog groei zien, zij het trager dan voor de eeuwwisseling. Over de oorzaken voor deze kentering bestaat nog onduidelijkheid, maar voor de bosbewonende soorten

te zien in de verandering van status op de Rode Lijst van Europese broedvogels. In 1994 werden van de 40 soorten maar 11 soorten als niet-bedreigd beoordeeld, de meest recente lijst geeft 30 van de 40 soorten de status niet-bedreigd. Dat komt door spectaculaire toenames van bijvoorbeeld zeearend, visarend en slechtvalk. De recent gepubliceerde Europese broedvogelatlas laat forse uitbreidingen van deze soorten zien die ook in Nederland te merken zijn. Problematisch is en blijft de situatie voor een aantal arenden zoals de steppenarend en de bastaardarend, evenals voor een relatief groot deel van de valken (onder meer smelleken, sakervalk, roodpootvalk).

0

1‐5

6‐25

26‐100

101‐250

251‐1000

1001‐5000

>5000

aantal totaal

Het aantal broedende roofvogelsoorten in Nederland, ingedeeld naar hun populatieomvang (staven) en het totale aantal broedparen (lijn) in verschillende tijdsperioden. Na de eeuwwisseling nam het aantal soorten nog toe, maar waren de aantallen over de top heen.


Herstel in Europa merkbaar in Nederland In heel Europa broeden 40 soorten roofvogels (inclusief de valken), waarvan 15 in Nederland. De situatie in de jaren ‘60 en ‘70 was een dieptepunt voor velen van hen. De destructieve werking van landbouwgifstoffen volgde op eeuwen met vervolging en bejaging van roofvogels. Vanwege die bedreigingen werden ze dan ook hoog op de lijsten van te beschermen soorten geplaatst. Alle roofvogels zijn wettelijk beschermd en driekwart heeft binnen de Europese Unie een speciale beschermingsstatus in Natura 2000-gebieden (Annex 1 soorten). Het toekennen van deze bescherming heeft, samen met het verbieden van de gifstoffen, een positieve uitwerking gehad. Dat is duidelijk

Buizerd Foto: Hans Gebuis

200 populatie‐index

populatie‐index

200

150

100

16

40.000

40

14

35.000

12

30.000

10

25.000

8

20.000

6

15.000

10

4

10.000

5

2

5.000

aantal soorten

aantal soorten

30 25 20 15

0

1994

2021

ernstig bedreigd

bedreigd

gevoelig

niet bedreigd

kwetsbaar

Samenvatting van de Rode Lijststatus van in Europa broedende soorten (n=40). Bron: BirdLife International 2004, 2021. Weergegeven wordt het aantal soorten binnen Rode Lijst categorieën voor 1994 (links) en 2021 (rechts).

150

100

50

0 1950

1960

1970

sperwer

1980 havik

1990

2000

2010

buizerd

Broedvogeltrend van sperwer, havik en buizerd sinds 1950. Voor 1984 is de trend indicatief.

Vogelbalans 2021

2020

0 1950

1960 torenvalk

1970

1980

1990

bruine kiekendief

2000

2010

2020

boomvalk

Broedvogeltrend van torenvalk, bruine kiekendief en boomvalk sinds 1950. Voor 1984 is de trend indicatief.

Sperwer met stadsduif Foto: Peter Soer

0

begin 20e eeuw

jaren '50

60‐80

80‐00

00‐20

Cumulatief aantal broedparen

250

50

14

zoals havik en sperwer wordt gerept over een afname van het prooiaanbod, met name op de hogere zandgronden. Dat geldt, in samenhang met andere oorzaken, mogelijk ook voor de boomvalk. Voor de bruine kiekendief speelt verdroging van rietvelden en de daarmee samenhangende toename van nestpredatie door de vos een belangrijke rol. De torenvalk deelt in de malaise van veel andere soorten van het agrarisch gebied. Al met al geen vrolijk beeld voor deze groep van (nu nog) algemeen voorkomende soorten.

250

45

35

Roofvogels over hun top Bij algemene soorten, die na de dip in jaren '60 en '70 flink toenamen, is de toename na de eeuwwisseling gestopt. Toenames stabiliseerden in de negentiger jaren, zoals voor de havik, of sloegen voor soorten als sperwer en bruine kiekendief om in een forse afname. Ook voor de toren- en boomvalk zien we een neerwaartse trend. Alleen de buizerd laat momenteel nog groei zien, zij het trager dan voor de eeuwwisseling. Over de oorzaken voor deze kentering bestaat nog onduidelijkheid, maar voor de bosbewonende soorten

te zien in de verandering van status op de Rode Lijst van Europese broedvogels. In 1994 werden van de 40 soorten maar 11 soorten als niet-bedreigd beoordeeld, de meest recente lijst geeft 30 van de 40 soorten de status niet-bedreigd. Dat komt door spectaculaire toenames van bijvoorbeeld zeearend, visarend en slechtvalk. De recent gepubliceerde Europese broedvogelatlas laat forse uitbreidingen van deze soorten zien die ook in Nederland te merken zijn. Problematisch is en blijft de situatie voor een aantal arenden zoals de steppenarend en de bastaardarend, evenals voor een relatief groot deel van de valken (onder meer smelleken, sakervalk, roodpootvalk).

0

1‐5

6‐25

26‐100

101‐250

251‐1000

1001‐5000

>5000

aantal totaal

Het aantal broedende roofvogelsoorten in Nederland, ingedeeld naar hun populatieomvang (staven) en het totale aantal broedparen (lijn) in verschillende tijdsperioden. Na de eeuwwisseling nam het aantal soorten nog toe, maar waren de aantallen over de top heen.


Buizerd met veldmuis Foto: Michel Geven

Ontwikkelingen in Hoog-Nederland

Verschillen in sturende factoren?

In de bossen op de zandgronden van Noord- en MiddenNederland namen havik en buizerd juist sterk af sinds 1990. Het aantal haviken liep in beide regio’s met ongeveer 40% terug. Bij de buizerd verliep de achteruitgang op de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug opvallend sneller dan die in de Drentse, Friese en Groningse bossen. Lokaal kunnen de afnames zelfs nog fors groter zijn dan de gemiddelde trends laten zien. Bijvoorbeeld in West-Drenthe, waar beide soorten met ruim 60% afnamen, vooral na 2000. In contrast hiermee zijn in Oost- en Zuid-Nederland, waar de stand van havik en buizerd overwegend stabiel of fluctuerend is. In de Brabantse bossen zijn de haviken na 1990 aanvankelijk zelfs wat toegenomen.

Voor de regionaal scherpe afnames worden verschillende factoren verantwoordelijk gehouden: afname van voedselkwaliteit en -aanbod (duiven, fazanten, kraaien, weidevogels en konijnen voor havik; muizen en konijnen voor buizerd), toename van predatie (boommarter, buizerd door havik), vervolging en nestverstoring door recreatie en boswerkzaamheden. Lokaal worden de gevolgen hiervan nog eens verergerd door grootschalige boskap- en omvorming ten behoeve van houtproductie en heideherstel. Hierdoor sneuvelen vooral exotische naaldhoutsoorten, waarin veel roofvogels bij voorkeur nestelen. De uiteenlopende trends suggereren dat de impact van deze drukfactoren regionaal verschilt. Mogelijk vinden boskap, vervolging en/of predatie in Zuid- en Oost-Nederland bijvoorbeeld op minder grote schaal plaats. Of het kan zijn dat de rovers in het meer ‘versnipperde’ landschap in het zuidoosten beter in staat zijn om prooien te bemachtigen dan in de grote, aaneengesloten bosgebieden van Midden- en Noord-Nederland.

Zandgronden Oost‐ en Zuid‐Nederland

Zandgronden Noord‐ en Midden‐Nederland

Regionale verschillen in trends van roofvogels

100

Op de klei- en veengronden zijn de aantallen haviken en buizerds sinds 1990 met gemiddeld een factor zeven respectievelijk tien toegenomen. Haviken koloniseerden in deze periode grote delen van (Zuid)west- en NoordNederland. Ter illustratie: in Amsterdam en omgeving namen de aantallen toe van 1 territorium in 1991 tot 40 in 2015. De opmars werd vooral mogelijk gemaakt door het dichtlopen van voorheen open polderlandschappen met bosjes en lanen, waar beide rovers graag in nestelen. Ook lieten belangrijke prooisoorten zoals duiven en konijnen op de klei- en veengronden gunstigere ontwikkelingen zien dan op de zandgronden. De aantallen van havik en buizerd lijken echter de afgelopen tien jaar op de meeste plekken te stabiliseren en lokaal is zelfs sprake van afname (Flevoland).

16

Vogelbalans 2021

200

80

150

60

100

40

50

20

Achter de landelijke aantalsontwikkelingen van onze roofvogels, zoals getoond op pagina’s 14 en 15, gaan vaak forse verschillen in regionale trends schuil. Vooral bij twee van de algemeenste roofvogels, havik en buizerd, zijn de regionale verschillen opvallend groot.

Ontwikkelingen in Laag-Nederland

250

120

0

1990

1995 havik N

2000 havik M

2005

2010 buizerd N

2015 buizerd M

Trend van havik en buizerd als broedvogel in bossen op de zand­gronden van Noord- en Midden-Nederland (index 1990=100).

Kleigronden Laag‐Nederland 800 700 600 500 400 300 200 100 0

1990

1995

2000

2005 havik

2010

2020

2015

2020

buizerd

Trend van havik en buizerd als broedvogel op de kleigronden van Laag-Nederland (index 1990=100).

Jonge haviken op nest Foto: Pieter Kole

0

1990

1995 havik O

2000 havik Z

2005

2010 buizerd O

2015

2020

buizerd Z

Trend van havik en buizerd als broedvogel in bossen op de zandgronden van Oost- en Zuid-Nederland (index 1990=100).


Buizerd met veldmuis Foto: Michel Geven

Ontwikkelingen in Hoog-Nederland

Verschillen in sturende factoren?

In de bossen op de zandgronden van Noord- en MiddenNederland namen havik en buizerd juist sterk af sinds 1990. Het aantal haviken liep in beide regio’s met ongeveer 40% terug. Bij de buizerd verliep de achteruitgang op de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug opvallend sneller dan die in de Drentse, Friese en Groningse bossen. Lokaal kunnen de afnames zelfs nog fors groter zijn dan de gemiddelde trends laten zien. Bijvoorbeeld in West-Drenthe, waar beide soorten met ruim 60% afnamen, vooral na 2000. In contrast hiermee zijn in Oost- en Zuid-Nederland, waar de stand van havik en buizerd overwegend stabiel of fluctuerend is. In de Brabantse bossen zijn de haviken na 1990 aanvankelijk zelfs wat toegenomen.

Voor de regionaal scherpe afnames worden verschillende factoren verantwoordelijk gehouden: afname van voedselkwaliteit en -aanbod (duiven, fazanten, kraaien, weidevogels en konijnen voor havik; muizen en konijnen voor buizerd), toename van predatie (boommarter, buizerd door havik), vervolging en nestverstoring door recreatie en boswerkzaamheden. Lokaal worden de gevolgen hiervan nog eens verergerd door grootschalige boskap- en omvorming ten behoeve van houtproductie en heideherstel. Hierdoor sneuvelen vooral exotische naaldhoutsoorten, waarin veel roofvogels bij voorkeur nestelen. De uiteenlopende trends suggereren dat de impact van deze drukfactoren regionaal verschilt. Mogelijk vinden boskap, vervolging en/of predatie in Zuid- en Oost-Nederland bijvoorbeeld op minder grote schaal plaats. Of het kan zijn dat de rovers in het meer ‘versnipperde’ landschap in het zuidoosten beter in staat zijn om prooien te bemachtigen dan in de grote, aaneengesloten bosgebieden van Midden- en Noord-Nederland.

Zandgronden Oost‐ en Zuid‐Nederland

Zandgronden Noord‐ en Midden‐Nederland

Regionale verschillen in trends van roofvogels

100

Op de klei- en veengronden zijn de aantallen haviken en buizerds sinds 1990 met gemiddeld een factor zeven respectievelijk tien toegenomen. Haviken koloniseerden in deze periode grote delen van (Zuid)west- en NoordNederland. Ter illustratie: in Amsterdam en omgeving namen de aantallen toe van 1 territorium in 1991 tot 40 in 2015. De opmars werd vooral mogelijk gemaakt door het dichtlopen van voorheen open polderlandschappen met bosjes en lanen, waar beide rovers graag in nestelen. Ook lieten belangrijke prooisoorten zoals duiven en konijnen op de klei- en veengronden gunstigere ontwikkelingen zien dan op de zandgronden. De aantallen van havik en buizerd lijken echter de afgelopen tien jaar op de meeste plekken te stabiliseren en lokaal is zelfs sprake van afname (Flevoland).

16

Vogelbalans 2021

200

80

150

60

100

40

50

20

Achter de landelijke aantalsontwikkelingen van onze roofvogels, zoals getoond op pagina’s 14 en 15, gaan vaak forse verschillen in regionale trends schuil. Vooral bij twee van de algemeenste roofvogels, havik en buizerd, zijn de regionale verschillen opvallend groot.

Ontwikkelingen in Laag-Nederland

250

120

0

1990

1995 havik N

2000 havik M

2005

2010 buizerd N

2015 buizerd M

Trend van havik en buizerd als broedvogel in bossen op de zand­gronden van Noord- en Midden-Nederland (index 1990=100).

Kleigronden Laag‐Nederland 800 700 600 500 400 300 200 100 0

1990

1995

2000

2005 havik

2010

2020

2015

2020

buizerd

Trend van havik en buizerd als broedvogel op de kleigronden van Laag-Nederland (index 1990=100).

Jonge haviken op nest Foto: Pieter Kole

0

1990

1995 havik O

2000 havik Z

2005

2010 buizerd O

2015

2020

buizerd Z

Trend van havik en buizerd als broedvogel in bossen op de zandgronden van Oost- en Zuid-Nederland (index 1990=100).


Hoe doen de roofvogels het in de winter?

Torenvalken net voor het uitvliegen Foto: Harvey van Diek

Voor overwinterende roofvogels hebben we geen getallen op nationale schaal vóór 1980. De afname die we in de jaren ‘60 bij broedende roofvogels zagen, kunnen we daarom niet naast gegevens uit de winter leggen. Maar het beeld zal ongetwijfeld sterk overeenkomen. De wintertrends vanaf 1980 laten vijf soorten zien die, zeker op korte termijn, behoorlijk afnemen (figuur hieronder). Daarbij horen noordelijke overwinteraars zoals ruigpootbuizerd en smelle­ ken, maar ook standvogels zoals havik en sperwer. Gezien de recente afname van onze broedpopulaties havik en sperwer is het niet verwonderlijk dat ze ’s winters ook minder worden gezien. Daartegenover staan soorten die ook op Europees niveau sterk toenemen, zoals slechtvalk en zeearend. Waren die twee rond 1980 nog echt zeldzame wintergasten die

0,2

zeearend

blauwe kiekendief

buizerd

ruigpootbuizerd

een dag vogels kijken onvergetelijk maakten, nu zijn ze bijna vaste prik in de wat grotere natuurgebieden. Het verspreidingsbeeld van overwinterende roofvogels is ook behoorlijk veranderd. Rond 1980 waren de Flevopolder, Zuidwest-Drenthe en het oostelijke rivierengebied duidelijke hotspots. Tegenwoordig liggen de gebieden met de meeste soorten in de Delta en Biesbosch, de Waddeneilanden en Oost-Groningen (kaartjes). Die verschuiving komt overeen met die van de broedvogels, van het oosten naar het westen. Oftewel een verschuiving van de zandgronden naar de laagveen- en kleigebieden, waarbij met name de grote natuurgebieden eruit springen.

torenvalk

havik

sperwer

smelleken

slechtvalk

0,15

Hoeveel jongen vliegen uit?

Over de jaren lijkt er geen duidelijke ontwikkeling te zijn in het aantal uitgevlogen jongen, zelfs niet bij soorten met sterk afnemende aantalstrends, zoals sperwer en torenvalk. Bij de havik is enig verschil zichtbaar in het gemiddeld aantal jongen tussen provincies, waarbij in Drenthe de aantallen afnemen, en in Noord-Brabant de aantallen stabiel zijn. Dit verschil is echter te klein om de contrasterende aantalstrends te kunnen verklaren. Helaas zijn er onvoldoende betrouwbare cijfers over het aandeel succesvolle nesten en het aandeel van de vogels dat niet met de eileg begint. Meer informatie hierover zou kunnen bijdragen om verliezen door vervolging, predatie en kap op landelijke schaal te kwantificeren: structureel ook de mislukte nesten doorgeven is essentieel.

0,05 0

6

‐0,05 ‐0,1

5 aantal uitgevlogen jongen

Jaarlijks inspecteren vele honderden vrijwilligers van Werkgroep Roofvogels Nederland en Sovon duizenden roofvogelnesten voor het Meetnet Nestkaarten. Ze tellen de eieren, ringen en meten de nestjongen, verzamelen prooiresten en proberen mislukoorzaken vast te stellen. Het aantal uitgevlogen jongen per succesvol nest varieert van ongeveer 1,7 bij de wespendief tot 4,4 bij de torenvalk, bij een legselgrootte van gemiddeld 2,0 respectievelijk 5,1 eieren. Broedsucces verschilt behoorlijk tussen jaren bij muizenjagers als buizerd en torenvalk, die meebewegen met de dynamiek van (veld)muizenpieken (bijvoorbeeld in 2014 en 2019). Bij vogeljagers als sperwer en havik is die fluctuatie tussen jaren een stuk minder.

0,1

‐0,15

4

lange termijn

korte termijn

3 2 1 0

1996

2000 havik

2004 sperwer

2008 buizerd

2012

2016

2020

torenvalk

Aantal uitgevlogen jongen per succesvol nest, in de praktijk meestal het aantal geringde jongen, voor vier soorten roofvogels in Nederland (Bijlsma in serie, Meetnet Nestkaarten).

"""" """" """""" """"""""""" """"" "" """""""""""""" """ """"""""""""""""" """""""""""""""""""" "" """ " """""""""""""""""""""""" " 1-3 """"""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ " 4 """""""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""""" """" " 5 "" "" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" """ "" " 6 """"""""""""""""""""""""" """""" """"""" """"""""""""""""""""""""" " 7 """""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """"""" " 8 """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""""" """"""""""""""""""""" " 9 """"""""" "" """"""""""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""" " 10-12 """"""" """"""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""""""""""""" """""""""""""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" """""""""""""""" """""""""""""""" """"""""""""" "" """"""""""""""" """""""""""" """""" "" """" """"""""" """" """""""""" """""" """"" """" """" """"" """""" """"""" """"""" """""" """""

"""" """"" """""" """"""""""" """""""" """""""""""""" """ """"""""""""""""" """"""""""""""""""""" "" """ " """""""""""""""""""""""" " 1-3 " """"""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ " 4 """""""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""""" """" " 5 """ "" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" """ "" " 6 """"""""""""""""""""""""" """""" """"""" """"""""""""""""""""""""" " 7 """""""""""""""""""""" """"""" " """"""""""""""""""""" """"""" " 8 """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""""" """"""""""""""""""""" " 9 """"""""" "" """"""""""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""" " 10-12 """"""" """"""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""" """""""" """""""""""""""""""" """""""""""""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" """""""""""""""" """""""""""""""" """"""""""""" "" """"""""""""""" """"""""""""" """ """""" """" """""""" """" """""""""" """"""" """"" """" """" """"" """""" """"""" """"""" """"""" """""

in ogels die voor roofv n dgetal lle ta en tr ge Trend teren. Het in van w er ov d oei weer Nederlan iddelde gr m ge 0 ks jaarlij 980-202 geeft de termijn 1 0 tie, lange 009-202 2 ijn de popula rm , korte te 0,1 r) n eu va kl l ta te (lich trendge kleur). Een n 10%. (donkere e groei va ks lij ar ja n ee t en betek

Het aantal waargenomen soorten roofvogels per atlasblok in de winter in de periodes 1978-83 en 2012-2015 (bron: Sovon 2018).

18

Vogelbalans 2021

19


Hoe doen de roofvogels het in de winter?

Torenvalken net voor het uitvliegen Foto: Harvey van Diek

Voor overwinterende roofvogels hebben we geen getallen op nationale schaal vóór 1980. De afname die we in de jaren ‘60 bij broedende roofvogels zagen, kunnen we daarom niet naast gegevens uit de winter leggen. Maar het beeld zal ongetwijfeld sterk overeenkomen. De wintertrends vanaf 1980 laten vijf soorten zien die, zeker op korte termijn, behoorlijk afnemen (figuur hieronder). Daarbij horen noordelijke overwinteraars zoals ruigpootbuizerd en smelle­ ken, maar ook standvogels zoals havik en sperwer. Gezien de recente afname van onze broedpopulaties havik en sperwer is het niet verwonderlijk dat ze ’s winters ook minder worden gezien. Daartegenover staan soorten die ook op Europees niveau sterk toenemen, zoals slechtvalk en zeearend. Waren die twee rond 1980 nog echt zeldzame wintergasten die

0,2

zeearend

blauwe kiekendief

buizerd

ruigpootbuizerd

een dag vogels kijken onvergetelijk maakten, nu zijn ze bijna vaste prik in de wat grotere natuurgebieden. Het verspreidingsbeeld van overwinterende roofvogels is ook behoorlijk veranderd. Rond 1980 waren de Flevopolder, Zuidwest-Drenthe en het oostelijke rivierengebied duidelijke hotspots. Tegenwoordig liggen de gebieden met de meeste soorten in de Delta en Biesbosch, de Waddeneilanden en Oost-Groningen (kaartjes). Die verschuiving komt overeen met die van de broedvogels, van het oosten naar het westen. Oftewel een verschuiving van de zandgronden naar de laagveen- en kleigebieden, waarbij met name de grote natuurgebieden eruit springen.

torenvalk

havik

sperwer

smelleken

slechtvalk

0,15

Hoeveel jongen vliegen uit?

Over de jaren lijkt er geen duidelijke ontwikkeling te zijn in het aantal uitgevlogen jongen, zelfs niet bij soorten met sterk afnemende aantalstrends, zoals sperwer en torenvalk. Bij de havik is enig verschil zichtbaar in het gemiddeld aantal jongen tussen provincies, waarbij in Drenthe de aantallen afnemen, en in Noord-Brabant de aantallen stabiel zijn. Dit verschil is echter te klein om de contrasterende aantalstrends te kunnen verklaren. Helaas zijn er onvoldoende betrouwbare cijfers over het aandeel succesvolle nesten en het aandeel van de vogels dat niet met de eileg begint. Meer informatie hierover zou kunnen bijdragen om verliezen door vervolging, predatie en kap op landelijke schaal te kwantificeren: structureel ook de mislukte nesten doorgeven is essentieel.

0,05 0

6

‐0,05 ‐0,1

5 aantal uitgevlogen jongen

Jaarlijks inspecteren vele honderden vrijwilligers van Werkgroep Roofvogels Nederland en Sovon duizenden roofvogelnesten voor het Meetnet Nestkaarten. Ze tellen de eieren, ringen en meten de nestjongen, verzamelen prooiresten en proberen mislukoorzaken vast te stellen. Het aantal uitgevlogen jongen per succesvol nest varieert van ongeveer 1,7 bij de wespendief tot 4,4 bij de torenvalk, bij een legselgrootte van gemiddeld 2,0 respectievelijk 5,1 eieren. Broedsucces verschilt behoorlijk tussen jaren bij muizenjagers als buizerd en torenvalk, die meebewegen met de dynamiek van (veld)muizenpieken (bijvoorbeeld in 2014 en 2019). Bij vogeljagers als sperwer en havik is die fluctuatie tussen jaren een stuk minder.

0,1

‐0,15

4

lange termijn

korte termijn

3 2 1 0

1996

2000 havik

2004 sperwer

2008 buizerd

2012

2016

2020

torenvalk

Aantal uitgevlogen jongen per succesvol nest, in de praktijk meestal het aantal geringde jongen, voor vier soorten roofvogels in Nederland (Bijlsma in serie, Meetnet Nestkaarten).

"""" """" """""" """"""""""" """"" "" """""""""""""" """ """"""""""""""""" """""""""""""""""""" "" """ " """""""""""""""""""""""" " 1-3 """"""""""""""""""""""""" " """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ " 4 """""""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""""" """" " 5 "" "" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" """ "" " 6 """"""""""""""""""""""""" """""" """"""" """"""""""""""""""""""""" " 7 """""""""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""""" """"""" " 8 """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""""" """"""""""""""""""""" " 9 """"""""" "" """"""""""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""" " 10-12 """"""" """"""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""""""""""""" """""""""""""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" """""""""""""""" """""""""""""""" """"""""""""" "" """"""""""""""" """""""""""" """""" "" """" """"""""" """" """""""""" """""" """"" """" """" """"" """""" """"""" """"""" """""" """""

"""" """"" """""" """"""""""" """""""" """""""""""""" """ """"""""""""""""" """"""""""""""""""""" "" """ " """""""""""""""""""""""" " 1-3 " """"""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""" "" """"""""""""""""""""""""" """ " 4 """""""""""""""""""""""""" """ """""""""""""""""""""""""""" """" " 5 """ "" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""" """ "" " 6 """"""""""""""""""""""""" """""" """"""" """"""""""""""""""""""""" " 7 """""""""""""""""""""" """"""" " """"""""""""""""""""" """"""" " 8 """"""""""""""""""""" """""""""" """"""""""" """"""""""""""""""""" " 9 """"""""" "" """"""""""""""""""""" """""""" """"""""""""""""""" """"""" """"""""""""""""""" " 10-12 """"""" """"""""""""""""""" """"""""" """"""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """ """"""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""""""""""""""""""""""""""""""""" """""""""""""""""""""""""""""""""""""""" """"""""" """""""" """""""""""""""""""" """""""""""""" """"""" """""""""""""""" " """"""""""""""""" """""""""""""""" """""""""""""""" """"""""""""" "" """"""""""""""" """"""""""""" """ """""" """" """""""" """" """""""""" """"""" """"" """" """" """"" """""" """"""" """"""" """"""" """""

in ogels die voor roofv n dgetal lle ta en tr ge Trend teren. Het in van w er ov d oei weer Nederlan iddelde gr m ge 0 ks jaarlij 980-202 geeft de termijn 1 0 tie, lange 009-202 2 ijn de popula rm , korte te 0,1 r) n eu va kl l ta te (lich trendge kleur). Een n 10%. (donkere e groei va ks lij ar ja n ee t en betek

Het aantal waargenomen soorten roofvogels per atlasblok in de winter in de periodes 1978-83 en 2012-2015 (bron: Sovon 2018).

18

Vogelbalans 2021

19


Roofvogels vestigen zich in een verrassend vol landschap Het Nederlandse landschap raakt steeds voller en dat betekent minder natuurlijk leefgebied voor vogels. Enkele roofvogelsoorten lijkt dat echter niet uit te maken, die vestigen zich steeds vaker dicht bij de mens.

Zeearend

Rode wouw

Je hoeft tegenwoordig niet ver meer te reizen om spectaculaire roofvogels te zien. Na eeuwen afwezigheid heeft in 2006 het eerste paartje zeearenden zich in ons land gevestigd. Hoewel de zeearend zich bij zijn uitbreiding kennelijk niet laat tegenhouden door de nabijheid van de mens, is rust rondom het nest wel van belang. Zo mislukte een nest in het West-Friese merengebied waarschijnlijk doordat er te vaak recreanten op het eiland kwamen. Inmiddels zijn met 17 broedparen de meeste grote natuurgebieden bezet. In 2021 waren er paren in het Lauwersmeer en Markiezaat met een nest die geen eieren legden. Dat geeft aan dat de populatie nog steeds groeit en werpt de vraag op waar nieuwe paren zich zullen gaan vestigen.

Lange tijd bleef de rode wouw een onregelmatige broedvogel bij ons, maar sinds 2010 broedt deze soort jaarlijks, voornamelijk in het oosten van het land. Vanaf 2015 klimt het aantal broedparen zelfs langzaam op. Toch hebben rode wouwen het niet gemakkelijk. Ze zoeken rustige en veilige nestplekken in bossen in cultuurland, maar verstoring ligt altijd op de loer in het door de mens gedomineerde landschap. Daarnaast blijft vergiftiging een groot probleem voor deze aaseter.

Visarend Ook de visarend vond onlangs een plek om te nestelen. De vestiging in de Biesbosch laat zien dat veel recreatie en een ligging dicht bij de Randstad deze viseter niet tegenhield. Kennelijk is er voldoende voedsel en nestgelegenheid. Inmiddels nestelen er al vijf paren in bomen en hoog­ spannings­masten en is de visarend geen incidentele broeder meer. Vanwege de korte afstand van de nesten tot recreatie­ zones blijft verstoring een punt van zorg. Daarom worden sommige gebiedsdelen in het voorjaar afgesloten voor publiek.

Slechtvalk

Het overgrote deel van de Nederlandse slechtvalken broedt op menselijke bouwwerken. Foto: Wil Leurs / AGAMI

Sommige soorten voelen zich prima op hun gemak in de buurt van de mens en maken veel gebruik van menselijke constructies. Slechtvalken broeden bijvoorbeeld niet alleen in hoogspanningsmasten, maar ook in nestkasten en richels op hoge gebouwen in of nabij de stad. Daar vinden ze veiligheid én genoeg voedsel in de vorm van kleine vogels. Overigens ontdekten slechtvalken pas halverwege de jaren ’80 broed­ mogelijkheden op allerlei bouwwerken in West-Europa. Mede dankzij die ontdekking kon deze voorheen incidentele broedvogel zich in ons land uitbreiden tot minstens 200 broedparen.

Verstoring bij visarenden Passerende wandelaars, kanoërs, boten. Overvliegende sportvliegtuigen en helikopters. Rondom roofvogelnesten zijn vaak allerlei menselijke bewegingen. Om de invloed daarvan op het gedrag van visarenden bij hun nest te onderzoeken, observeerde student Rens Keijsers voor Staatsbosbeheer en Sovon in het voorjaar van 2021 in totaal 60 uur drie bezette nesten in de Biesbosch. Gerekend over alle waargenomen potentiële verstoringsbronnen (n=816) werden de visarenden slechts in 6% zichtbaar waakzaam of vlogen zelfs van het nest af. Ze werden vooral waakzaam door vliegtuigen, helikopters of langsvarende motorbootjes en jachten. Meestal waren ze dan tussen de 3 – 7 minuten alert. De afstand waarop de visarenden bij benadering van het nest afvlogen verschilde behoorlijk per nest. In de eifase was dat gemiddeld over de drie nesten 105 meter. In de jongenfase 127 meter. Dan waren de vogels minutenlang tot soms een halfuur uit hun doen. De visarenden leken tot op de meter nauwkeurig te zien wanneer een passant afweek van de normale bewegingspatronen en bijvoorbeeld over een ballenlijn ging of een stuk harder dan de toegestane snelheid voer. In de vestigingsfase geplaatste afsluitingen van kreken en steigers, en informatiebordjes bleken goed te werken om recreanten op afstand te houden. Een opstelling met cameravallen langs een afgesloten, populaire kanokreek leverde tussen 7 juni en 14 juli slechts één illegale doorvaart op. Uiteindelijk vlogen de jongen van alle drie de nesten succesvol uit.

Broedende rode wouw in de Achterhoek. In 2021 werden in Nederland al 32 nesten gevonden. Foto: Gejo Wassink

20

Vogelbalans 2021

21


Roofvogels vestigen zich in een verrassend vol landschap Het Nederlandse landschap raakt steeds voller en dat betekent minder natuurlijk leefgebied voor vogels. Enkele roofvogelsoorten lijkt dat echter niet uit te maken, die vestigen zich steeds vaker dicht bij de mens.

Zeearend

Rode wouw

Je hoeft tegenwoordig niet ver meer te reizen om spectaculaire roofvogels te zien. Na eeuwen afwezigheid heeft in 2006 het eerste paartje zeearenden zich in ons land gevestigd. Hoewel de zeearend zich bij zijn uitbreiding kennelijk niet laat tegenhouden door de nabijheid van de mens, is rust rondom het nest wel van belang. Zo mislukte een nest in het West-Friese merengebied waarschijnlijk doordat er te vaak recreanten op het eiland kwamen. Inmiddels zijn met 17 broedparen de meeste grote natuurgebieden bezet. In 2021 waren er paren in het Lauwersmeer en Markiezaat met een nest die geen eieren legden. Dat geeft aan dat de populatie nog steeds groeit en werpt de vraag op waar nieuwe paren zich zullen gaan vestigen.

Lange tijd bleef de rode wouw een onregelmatige broedvogel bij ons, maar sinds 2010 broedt deze soort jaarlijks, voornamelijk in het oosten van het land. Vanaf 2015 klimt het aantal broedparen zelfs langzaam op. Toch hebben rode wouwen het niet gemakkelijk. Ze zoeken rustige en veilige nestplekken in bossen in cultuurland, maar verstoring ligt altijd op de loer in het door de mens gedomineerde landschap. Daarnaast blijft vergiftiging een groot probleem voor deze aaseter.

Visarend Ook de visarend vond onlangs een plek om te nestelen. De vestiging in de Biesbosch laat zien dat veel recreatie en een ligging dicht bij de Randstad deze viseter niet tegenhield. Kennelijk is er voldoende voedsel en nestgelegenheid. Inmiddels nestelen er al vijf paren in bomen en hoog­ spannings­masten en is de visarend geen incidentele broeder meer. Vanwege de korte afstand van de nesten tot recreatie­ zones blijft verstoring een punt van zorg. Daarom worden sommige gebiedsdelen in het voorjaar afgesloten voor publiek.

Slechtvalk

Het overgrote deel van de Nederlandse slechtvalken broedt op menselijke bouwwerken. Foto: Wil Leurs / AGAMI

Sommige soorten voelen zich prima op hun gemak in de buurt van de mens en maken veel gebruik van menselijke constructies. Slechtvalken broeden bijvoorbeeld niet alleen in hoogspanningsmasten, maar ook in nestkasten en richels op hoge gebouwen in of nabij de stad. Daar vinden ze veiligheid én genoeg voedsel in de vorm van kleine vogels. Overigens ontdekten slechtvalken pas halverwege de jaren ’80 broed­ mogelijkheden op allerlei bouwwerken in West-Europa. Mede dankzij die ontdekking kon deze voorheen incidentele broedvogel zich in ons land uitbreiden tot minstens 200 broedparen.

Verstoring bij visarenden Passerende wandelaars, kanoërs, boten. Overvliegende sportvliegtuigen en helikopters. Rondom roofvogelnesten zijn vaak allerlei menselijke bewegingen. Om de invloed daarvan op het gedrag van visarenden bij hun nest te onderzoeken, observeerde student Rens Keijsers voor Staatsbosbeheer en Sovon in het voorjaar van 2021 in totaal 60 uur drie bezette nesten in de Biesbosch. Gerekend over alle waargenomen potentiële verstoringsbronnen (n=816) werden de visarenden slechts in 6% zichtbaar waakzaam of vlogen zelfs van het nest af. Ze werden vooral waakzaam door vliegtuigen, helikopters of langsvarende motorbootjes en jachten. Meestal waren ze dan tussen de 3 – 7 minuten alert. De afstand waarop de visarenden bij benadering van het nest afvlogen verschilde behoorlijk per nest. In de eifase was dat gemiddeld over de drie nesten 105 meter. In de jongenfase 127 meter. Dan waren de vogels minutenlang tot soms een halfuur uit hun doen. De visarenden leken tot op de meter nauwkeurig te zien wanneer een passant afweek van de normale bewegingspatronen en bijvoorbeeld over een ballenlijn ging of een stuk harder dan de toegestane snelheid voer. In de vestigingsfase geplaatste afsluitingen van kreken en steigers, en informatiebordjes bleken goed te werken om recreanten op afstand te houden. Een opstelling met cameravallen langs een afgesloten, populaire kanokreek leverde tussen 7 juni en 14 juli slechts één illegale doorvaart op. Uiteindelijk vlogen de jongen van alle drie de nesten succesvol uit.

Broedende rode wouw in de Achterhoek. In 2021 werden in Nederland al 32 nesten gevonden. Foto: Gejo Wassink

20

Vogelbalans 2021

21


Wespendief Foto: René van Rossum

Blauwe kiekendief 'Johanna' met zender Foto: Harry Kuipers

De eerste winter overleven

De wespendief is zonder twijfel de moeilijkste te inventariseren roofvogel. Wespendieven keren pas terug uit Afrika als de bomen in blad staan, baltsen nauwelijks en bouwen hun nesten vaak hoog in een boom. Zie zo’n stiekeme roofvogel maar eens te vinden en uit te pluizen of hij een nest heeft. Daarvoor moet je in een boom klimmen, om urenlang vanuit de top rond te kijken, gespitst op wespendieven die doelgericht het bos in vliegen, bijvoorbeeld met een raat van een wespennest in de klauwen.

Het gaat uitermate slecht met de blauwe kiekendief. Waren er in de jaren ’90 nog meer dan 100 broedparen in Nederland, de afgelopen jaren komt dat aantal niet boven de 10 uit. De vraag is waar het probleem ligt. Uit nestonderzoek blijkt dat het aantal uitgevlogen jongen recent niet veel lager is dan enkele decennia geleden. Ze brengen nog steeds genoeg jongen groot. Om erachter te komen waar het dan wel mis gaat, worden jonge blauwe kiekendieven uitgerust met zenders door Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels in samenwerking met Sovon. Die zenders geven informatie over waar de jonge kieken heengaan nadat ze het nest hebben verlaten. Dat maakt het makkelijker om de vogels in het veld op te sporen en bevestigt eerdere vermoedens: een groot deel van de blauwe kiekendieven overleeft hun eerste winter niet. Het zenderonderzoek in 2021 maakte al een trieste balans op. Van de 9 jonge kiekendieven haalde het merendeel de maand november niet eens. Ze stierven door voedselgebrek, ziekte of werden gepakt door predatoren zoals vossen en roofvogels. Van een deel is de sterfteoorzaak onbekend. Met de zenders kan hun habitatgebruik preciezer in kaart worden gebracht. Zo kan er achterhaald worden of slechte voedselomstandigheden de kieken mogelijk ook parten spelen.

Vogelbalans 2021

GPS-tracks van een vrouwtje wespen­ dief rond een nest in de Veluwe. (bron: Stichting Boomtop & UvA BiTS)

In recente zomers werden drie gebieden verspreid over de Veluwe vanuit boomtoppen in kaart gebracht, een oppervlak van bijna 20.000 hectare. Dat leverde een goed beeld van wespendieven met een territorium op. Met behulp van deze gegevens kon een goede schatting gemaakt van het aantal paren dat op de Veluwe huist. Dat zijn er iets minder dan 100. GPS-tracks van een deel van de blauwe kiekendieven die in 2019-2021 gezenderd zijn in provincie Groningen en op de Waddeneilanden.

Scan de QR-code om de gezenderde kieken live te volgen.

22

Wespendieven en windturbines

Die populatieschatting bleek waardevol bij de plannen rondom de plaatsing van windturbines op de Veluwe. Om zulke windturbines in of vlakbij een beschermd natuurgebied (Natura 2000) te kunnen bouwen, mogen ze geen bedreiging vormen voor het voortbestaan van de broedvogelpopulaties met een beschermde status, in dit geval de wespendief. Om dat uit te zoeken werd de schatting gecombineerd met gegevens van vliegbewegingen van 14 wespendieven met een zender. De analyse leverde een duidelijke uitkomst op. Windturbines op of net naast de Veluwe zouden voor een reële kans op aanvaringen zorgen. Naar verwachting zouden er meer wespendieven sneuvelen dan de gehanteerde norm toelaat. Dat betekende in februari 2021 een streep door de plannen. Nu moeten niet de wespendieven, maar de windturbines uitwijken.

23


Wespendief Foto: René van Rossum

Blauwe kiekendief 'Johanna' met zender Foto: Harry Kuipers

De eerste winter overleven

De wespendief is zonder twijfel de moeilijkste te inventariseren roofvogel. Wespendieven keren pas terug uit Afrika als de bomen in blad staan, baltsen nauwelijks en bouwen hun nesten vaak hoog in een boom. Zie zo’n stiekeme roofvogel maar eens te vinden en uit te pluizen of hij een nest heeft. Daarvoor moet je in een boom klimmen, om urenlang vanuit de top rond te kijken, gespitst op wespendieven die doelgericht het bos in vliegen, bijvoorbeeld met een raat van een wespennest in de klauwen.

Het gaat uitermate slecht met de blauwe kiekendief. Waren er in de jaren ’90 nog meer dan 100 broedparen in Nederland, de afgelopen jaren komt dat aantal niet boven de 10 uit. De vraag is waar het probleem ligt. Uit nestonderzoek blijkt dat het aantal uitgevlogen jongen recent niet veel lager is dan enkele decennia geleden. Ze brengen nog steeds genoeg jongen groot. Om erachter te komen waar het dan wel mis gaat, worden jonge blauwe kiekendieven uitgerust met zenders door Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels in samenwerking met Sovon. Die zenders geven informatie over waar de jonge kieken heengaan nadat ze het nest hebben verlaten. Dat maakt het makkelijker om de vogels in het veld op te sporen en bevestigt eerdere vermoedens: een groot deel van de blauwe kiekendieven overleeft hun eerste winter niet. Het zenderonderzoek in 2021 maakte al een trieste balans op. Van de 9 jonge kiekendieven haalde het merendeel de maand november niet eens. Ze stierven door voedselgebrek, ziekte of werden gepakt door predatoren zoals vossen en roofvogels. Van een deel is de sterfteoorzaak onbekend. Met de zenders kan hun habitatgebruik preciezer in kaart worden gebracht. Zo kan er achterhaald worden of slechte voedselomstandigheden de kieken mogelijk ook parten spelen.

Vogelbalans 2021

GPS-tracks van een vrouwtje wespen­ dief rond een nest in de Veluwe. (bron: Stichting Boomtop & UvA BiTS)

In recente zomers werden drie gebieden verspreid over de Veluwe vanuit boomtoppen in kaart gebracht, een oppervlak van bijna 20.000 hectare. Dat leverde een goed beeld van wespendieven met een territorium op. Met behulp van deze gegevens kon een goede schatting gemaakt van het aantal paren dat op de Veluwe huist. Dat zijn er iets minder dan 100. GPS-tracks van een deel van de blauwe kiekendieven die in 2019-2021 gezenderd zijn in provincie Groningen en op de Waddeneilanden.

Scan de QR-code om de gezenderde kieken live te volgen.

22

Wespendieven en windturbines

Die populatieschatting bleek waardevol bij de plannen rondom de plaatsing van windturbines op de Veluwe. Om zulke windturbines in of vlakbij een beschermd natuurgebied (Natura 2000) te kunnen bouwen, mogen ze geen bedreiging vormen voor het voortbestaan van de broedvogelpopulaties met een beschermde status, in dit geval de wespendief. Om dat uit te zoeken werd de schatting gecombineerd met gegevens van vliegbewegingen van 14 wespendieven met een zender. De analyse leverde een duidelijke uitkomst op. Windturbines op of net naast de Veluwe zouden voor een reële kans op aanvaringen zorgen. Naar verwachting zouden er meer wespendieven sneuvelen dan de gehanteerde norm toelaat. Dat betekende in februari 2021 een streep door de plannen. Nu moeten niet de wespendieven, maar de windturbines uitwijken.

23


Gesneuvelde buizerd Foto: Michel Geven

Nest van bruine kiekendief in graan, gefotografeerd met een drone. Foto: Roofvogelwerkgroep Walcheren

Gaan voor graan? De bruine kiekendief zit in de problemen. Na de eeuwwisseling worden ieder jaar minder broedparen of - beter gezegd - territoria vastgesteld, een afname van gemiddeld twee procent per jaar. Broedvogeltellingen beperken zich doorgaans tot het in kaart brengen van paren die broedverdacht gedrag vertonen, zoals slepen met nestmateriaal of prooien aanvoeren. Om te weten waar het spaak loopt, is het nodig om nesten te zoeken en vogels te ringen. Die klus is voorbehouden aan goed geïnstrueerde roofvogelaars, zeker bij deze verstoringsgevoelige kiekendief. Roofvogelaars blijken niet de enige nestbezoekers. In droger wordende moerassen worden de nesten beter bereikbaar voor vossen. In Zeeland leidde de aanwezigheid van deze nestrovers tot een afname van het aantal geslaagde nesten. Ook zorgt verbossing van rietland voor de afname van geschikt habitat. Waarschijnlijk wijken kiekendieven in Zeeland (en in Vlaanderen) daarom regelmatig uit naar landbouwgewassen als gerst, tarwe en luzerne en soms zelfs naar raaigras. Vaak gebeurt dat als ze eerder dat voorjaar in rietmoeras zijn mislukt. Maar in landbouwgebied komen ook grondpredatoren voor. Bovendien is er in grasland een serieus risico op uitmaaien en nesten in graan kunnen gemakkelijk verloren gaan tijdens de oogst. Er kleven dus grote risico’s aan deze verplaatsingen.

24

Vogelbalans 2021

Onderzoek langs de Vlaamse kust laat zien dat kiekendieven die in gras, gerst of tarwe zijn grootgebracht als geslachtsrijpe vogel toch meestal in rietvegetatie gaan broeden. De tweede keus lijkt dus nog geen eerste keus te worden. Ook in Nederland lijkt er nog geen sprake van een grootschalige verschuiving vanuit wetlands naar cultuurland. Al worden in verschillende regio’s wel in toenemende mate broedende kiekendieven in akkerland gezien. In de zeekleipolders van Noord-Groningen broedt twee derde van de paren in akkerbouwgewassen. In het Oldambt zijn bijvoorbeeld vrijwel geen rietsloten te vinden en broeden de kiekendieven vooral in wintergerst, koolzaad en luzerne. De akkers in het noorden van Friesland herbergen ook steeds vaker nesten. In de Noordoostpolder zijn enkele paren in akkers gevonden, maar kiest het merendeel nog voor rietkragen langs de smalle vaarten (tochten). Bruine kiekendieven zijn zeker niet uitsluitend moerasvogels en onderzoekers en beschermers van de bruine kiekendief moeten dus ook aan de bak in akkerbouwgebied. Een fenomeen dat al bekend is van de grauwe kiekendief, die in grote delen van Europa definitief naar cultuurland verhuisde door het verdwijnen van het oorspronkelijke habitat.

Menselijke verstoring Ondanks de wettelijke bescherming volgens Europese en Nederlandse wetgeving zijn roofvogels hun leven ook anno 2021 niet altijd zeker. In Europa worden jaarlijks enkele tienduizenden roofvogels gedood, het vaakst door afschot of vergiftiging. Bijna elke roofvogelsoort heeft wel te lijden van menselijke vervolging. Ook in Nederland is er een scala aan bedreigingen. Illegale afschot, vergiftiging en nestverstoring zijn de belangrijkste. In jaarlijkse overzichten in De Takkeling zijn gegevens van nestkaarten uitgewerkt. Nesten van de bruine kiekendief en buizerd worden relatief het vaakste door mensen verstoord (figuur). De percentages lijken misschien laag, maar het gaat om tientallen (bruine kiekendief) tot honderden (buizerd) nesten per jaar. Gemiddeld gaat jaarlijks minimaal twee procent van de roofvogelnesten verloren door menselijke verstoring.

een kwart van hun vliegtijd op de hoogte van de rotorbladen vliegen. Met de komst van steeds meer windturbines zijn meer aanvaringen te verwachten, een serieus te nemen obstakel voor de Nederlandse populatie van naar schatting nog geen 100 individuen.

4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5%

Ook veranderingen in het landschap eisen hun tol. Zo verkleint het leefgebied van roofvogels in sommige regio’s door houtkap en bebouwing. Voor grote, zwevende roofvogels, zoals de zeearend vormen windmolens een nieuwe bedreiging. In Nederland zijn twee gevallen bekend van dodelijke aanvaringen, beide in Flevoland (2008 en 2019). In februari 2021 vloog een jonge zeearend met een Nederlandse zender tegen de rotorbladen van een turbine in het Duitse Bremerhaven. Uit het zenderproject waar deze vogel onderdeel van was, blijkt dat jonge zeearenden bijna

1,0% 0,5% 0,0%

havik

bruine kiekendief

buizerd

torenvalk

Percentage verstoorde nesten van het totaal gevolgde nesten in 2011-2020 van de havik (n = 4189), de bruine kiekendief (n = 2060), buizerd (n = 12.039) en torenvalk (n = 7938). Op basis van nestkaarten, samengevat in Bijlsma & van Tulden in serie.

25


Gesneuvelde buizerd Foto: Michel Geven

Nest van bruine kiekendief in graan, gefotografeerd met een drone. Foto: Roofvogelwerkgroep Walcheren

Gaan voor graan? De bruine kiekendief zit in de problemen. Na de eeuwwisseling worden ieder jaar minder broedparen of - beter gezegd - territoria vastgesteld, een afname van gemiddeld twee procent per jaar. Broedvogeltellingen beperken zich doorgaans tot het in kaart brengen van paren die broedverdacht gedrag vertonen, zoals slepen met nestmateriaal of prooien aanvoeren. Om te weten waar het spaak loopt, is het nodig om nesten te zoeken en vogels te ringen. Die klus is voorbehouden aan goed geïnstrueerde roofvogelaars, zeker bij deze verstoringsgevoelige kiekendief. Roofvogelaars blijken niet de enige nestbezoekers. In droger wordende moerassen worden de nesten beter bereikbaar voor vossen. In Zeeland leidde de aanwezigheid van deze nestrovers tot een afname van het aantal geslaagde nesten. Ook zorgt verbossing van rietland voor de afname van geschikt habitat. Waarschijnlijk wijken kiekendieven in Zeeland (en in Vlaanderen) daarom regelmatig uit naar landbouwgewassen als gerst, tarwe en luzerne en soms zelfs naar raaigras. Vaak gebeurt dat als ze eerder dat voorjaar in rietmoeras zijn mislukt. Maar in landbouwgebied komen ook grondpredatoren voor. Bovendien is er in grasland een serieus risico op uitmaaien en nesten in graan kunnen gemakkelijk verloren gaan tijdens de oogst. Er kleven dus grote risico’s aan deze verplaatsingen.

24

Vogelbalans 2021

Onderzoek langs de Vlaamse kust laat zien dat kiekendieven die in gras, gerst of tarwe zijn grootgebracht als geslachtsrijpe vogel toch meestal in rietvegetatie gaan broeden. De tweede keus lijkt dus nog geen eerste keus te worden. Ook in Nederland lijkt er nog geen sprake van een grootschalige verschuiving vanuit wetlands naar cultuurland. Al worden in verschillende regio’s wel in toenemende mate broedende kiekendieven in akkerland gezien. In de zeekleipolders van Noord-Groningen broedt twee derde van de paren in akkerbouwgewassen. In het Oldambt zijn bijvoorbeeld vrijwel geen rietsloten te vinden en broeden de kiekendieven vooral in wintergerst, koolzaad en luzerne. De akkers in het noorden van Friesland herbergen ook steeds vaker nesten. In de Noordoostpolder zijn enkele paren in akkers gevonden, maar kiest het merendeel nog voor rietkragen langs de smalle vaarten (tochten). Bruine kiekendieven zijn zeker niet uitsluitend moerasvogels en onderzoekers en beschermers van de bruine kiekendief moeten dus ook aan de bak in akkerbouwgebied. Een fenomeen dat al bekend is van de grauwe kiekendief, die in grote delen van Europa definitief naar cultuurland verhuisde door het verdwijnen van het oorspronkelijke habitat.

Menselijke verstoring Ondanks de wettelijke bescherming volgens Europese en Nederlandse wetgeving zijn roofvogels hun leven ook anno 2021 niet altijd zeker. In Europa worden jaarlijks enkele tienduizenden roofvogels gedood, het vaakst door afschot of vergiftiging. Bijna elke roofvogelsoort heeft wel te lijden van menselijke vervolging. Ook in Nederland is er een scala aan bedreigingen. Illegale afschot, vergiftiging en nestverstoring zijn de belangrijkste. In jaarlijkse overzichten in De Takkeling zijn gegevens van nestkaarten uitgewerkt. Nesten van de bruine kiekendief en buizerd worden relatief het vaakste door mensen verstoord (figuur). De percentages lijken misschien laag, maar het gaat om tientallen (bruine kiekendief) tot honderden (buizerd) nesten per jaar. Gemiddeld gaat jaarlijks minimaal twee procent van de roofvogelnesten verloren door menselijke verstoring.

een kwart van hun vliegtijd op de hoogte van de rotorbladen vliegen. Met de komst van steeds meer windturbines zijn meer aanvaringen te verwachten, een serieus te nemen obstakel voor de Nederlandse populatie van naar schatting nog geen 100 individuen.

4,5% 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5%

Ook veranderingen in het landschap eisen hun tol. Zo verkleint het leefgebied van roofvogels in sommige regio’s door houtkap en bebouwing. Voor grote, zwevende roofvogels, zoals de zeearend vormen windmolens een nieuwe bedreiging. In Nederland zijn twee gevallen bekend van dodelijke aanvaringen, beide in Flevoland (2008 en 2019). In februari 2021 vloog een jonge zeearend met een Nederlandse zender tegen de rotorbladen van een turbine in het Duitse Bremerhaven. Uit het zenderproject waar deze vogel onderdeel van was, blijkt dat jonge zeearenden bijna

1,0% 0,5% 0,0%

havik

bruine kiekendief

buizerd

torenvalk

Percentage verstoorde nesten van het totaal gevolgde nesten in 2011-2020 van de havik (n = 4189), de bruine kiekendief (n = 2060), buizerd (n = 12.039) en torenvalk (n = 7938). Op basis van nestkaarten, samengevat in Bijlsma & van Tulden in serie.

25


Van takkeling tot mastling: broedende boomvalken in hoogspanningsmasten Als je boomvalken wilt zien, loont het om bij hoogspanningsmasten eens goed omhoog te kijken. Maar hoe kom je meer te weten over een soort die zo in de hoogte zit? Marwa Kavelaars ging op pad met roofvogelaar Jacques van der Ploeg. Het is een zonnige dag begin augustus en Jacques en ik rijden met de auto door de weilanden in de Noordoostpolder. Hij kan me al van ver aanwijzen waar we moeten zijn. We gaan de hoogspanningsmasten af, want dat is waar je tegenwoordig moet zijn voor boomvalken. Jacques volgt met Stichting Werkgroep Roofvogels Noordoostpolder al jarenlang Boomvalken en is zo steeds meer te weten gekomen over deze bijzondere roofvogel die nog veel geheimen bewaart. Met de telescoop stappen we bij de eerste mast uit de auto. We zijn op zoek naar tekenen van bebroede nesten: jongen op of rond het nest óf ouders in de mast. We kijken een tijdje door de telescoop, maar helaas is er niets te zien. Bij de tweede mast hebben we meer succes. Er zit een volwassen vogel bij het nest, waarschijnlijk een vrouwtje. Er is echter geen beweging op het nest zelf waar te nemen en we weten dus niet óf er jongen zijn en hoeveel dat er zouden zijn. Op de derde mast zijn weer geen vogels zichtbaar op het nest, maar wel in de buurt. “Dit blijft er dus een om in de gaten te houden”, zegt Jacques. Ik vraag hem hoe hij weet waar hij moet zijn. Jacques legt me uit dat boomvalken zelf geen nesten bouwen en gebruik maken van lege nesten van andere soorten. “Eerder in het seizoen ga ik alle masten af om te noteren of er al dan niet bewoonde kraaiennesten in zitten. Dan weet ik waar ik later weer moet kijken of er boomvalken zijn. Daarnaast zijn het plaats trouwe vogels. Stel dat ik ze op dezelfde plek zie als het voorgaande jaar en er zijn geen nesten in die mast, dan kijk ik goed bij de masten eromheen of daar wel nesten in zitten.” Als we bij de vierde mast aankomen, is het raak! In een oud ravennest zien we twee jongen. Verfrommeld, wit, pluizig, donker masker rond de ogen, kenmerken waarmee Jacques ze op leeftijd kan schatten. Deze zijn 18-19 dagen oud. Met deze informatie kan dan ook ingeschat worden wanneer ze ongeveer gaan uitvliegen en wanneer het nest dus nog een keer gecontroleerd moet worden om het nestsucces te bepalen. Zo bepaalt Jacques hoeveel jongen er zijn uitgevlogen en kan hij een overzicht maken van alle gelukte en mislukte nesten. Naarmate de dag vordert besef ik dat het inventariseren van de boomvalknesten meer is dan simpelweg mastlijnen afrijden. Het vergt kennis van het gedrag van de vogel. Je kunt vanaf de grond niet altijd zien wat er boven op het nest afspeelt, maar bedelroepen, prooioverdrachten of een

26

Vogelbalans 2021

ouder die een buizerd wegjaagt zegt genoeg: het nest is nog bewoond. In de avond gaan we boomvalkjongen ringen. Wanneer we bij de mast aankomen, staan de anderen al te wachten: een ringer, iemand die alle gegevens opschrijft en twee klimmers van TenneT. Het is een hele onderneming: de klimmers moeten eerst de mast in om vervolgens met de jonge boomvalkjes in een zak weer naar beneden te komen. De ringer gaat er dan mee aan de slag en daarna moeten de klimmers weer met de jongen omhoog. Tijdens het ringen wordt voor ieder jong een aantal gegevens genoteerd: de lengte van de vleugel en de tarsus, het gewicht

Die is al meerdere keren op en neer naar Afrika gevlogen en komt toch weer precies hier terug

en of er eten in de krop zit. Vervolgens krijgen de jongen zowel een metalen ring om de poot als een plastic oranje ring met daarop twee zwarte cijfers. Daarmee zijn de vogels later op een afstand met telescoop individueel te herkennen. Dat levert informatie op over hoe oud de vogels kunnen worden en hoe ver ze van hun geboorteplaats verkassen. Vorig jaar kwam Jacques zo’n boomvalk met kleurring tegen. Het duurde even voordat hij de cijfercombinatie kon ontwaren, maar uiteindelijk bleek het om een in 2016 geringd individu te gaan. “Die is al meerdere keren op en neer naar Afrika gevlogen en komt toch weer precies hier terug, om op 18 km van de geboortemast te gaat broeden. Het is natuurlijk fantastisch om te zien dat zo’n vogel dan ook nog drie jongen succesvol grootbrengen.” Het lukt ons om drie nesten jonge boomvalkjes te ringen voordat de zon ondergaat. Af en toe komen er nieuwsgierige landeigenaren kijken, ze hadden geen idee dat er boomvalken in de hoogspanningsmasten broeden. Jacques weet ze met zijn verhalen vol passie toch te enthousiasmeren over de tot dan toe onbekende vogels. Ik weet zeker dat ze, net als ik, voortaan anders naar de masten zullen kijken. Door dit soort monitoringsonderzoek kunnen kwetsbare en bedreigde soorten zoals deze steeds verder in kaart gebracht

Fotografen van boven, met de klok mee: Harvey van Diek, Marwa Kavelaars (2x) & Jacques van der Ploeg

worden. Daarmee zijn de activiteiten van vrijwilligers die monitoringsonderzoek uitvoeren niet alleen nuttig voor beschermingsdoeleinden, het brengt ook verwondering in het veld. “Ga er lekker op uit en laat je verrassen. Door soms op een plek wat langer te gaan zitten, zie je hele onverwachte dingen”. Jacques had gelijk. Op één dag zag ik niet alleen meer boomvalken dan in de rest van mijn leven bij elkaar opgeteld, ik zag een boomvalk vliegend een libel met zijn poten uit de lucht grijpen, spectaculaire prooioverdrachten en drie pas uitgevlogen boomvalken die al roepend rond het nest vlogen. Zo leer je een soort nog eens écht kennen.

27


Van takkeling tot mastling: broedende boomvalken in hoogspanningsmasten Als je boomvalken wilt zien, loont het om bij hoogspanningsmasten eens goed omhoog te kijken. Maar hoe kom je meer te weten over een soort die zo in de hoogte zit? Marwa Kavelaars ging op pad met roofvogelaar Jacques van der Ploeg. Het is een zonnige dag begin augustus en Jacques en ik rijden met de auto door de weilanden in de Noordoostpolder. Hij kan me al van ver aanwijzen waar we moeten zijn. We gaan de hoogspanningsmasten af, want dat is waar je tegenwoordig moet zijn voor boomvalken. Jacques volgt met Stichting Werkgroep Roofvogels Noordoostpolder al jarenlang Boomvalken en is zo steeds meer te weten gekomen over deze bijzondere roofvogel die nog veel geheimen bewaart. Met de telescoop stappen we bij de eerste mast uit de auto. We zijn op zoek naar tekenen van bebroede nesten: jongen op of rond het nest óf ouders in de mast. We kijken een tijdje door de telescoop, maar helaas is er niets te zien. Bij de tweede mast hebben we meer succes. Er zit een volwassen vogel bij het nest, waarschijnlijk een vrouwtje. Er is echter geen beweging op het nest zelf waar te nemen en we weten dus niet óf er jongen zijn en hoeveel dat er zouden zijn. Op de derde mast zijn weer geen vogels zichtbaar op het nest, maar wel in de buurt. “Dit blijft er dus een om in de gaten te houden”, zegt Jacques. Ik vraag hem hoe hij weet waar hij moet zijn. Jacques legt me uit dat boomvalken zelf geen nesten bouwen en gebruik maken van lege nesten van andere soorten. “Eerder in het seizoen ga ik alle masten af om te noteren of er al dan niet bewoonde kraaiennesten in zitten. Dan weet ik waar ik later weer moet kijken of er boomvalken zijn. Daarnaast zijn het plaats trouwe vogels. Stel dat ik ze op dezelfde plek zie als het voorgaande jaar en er zijn geen nesten in die mast, dan kijk ik goed bij de masten eromheen of daar wel nesten in zitten.” Als we bij de vierde mast aankomen, is het raak! In een oud ravennest zien we twee jongen. Verfrommeld, wit, pluizig, donker masker rond de ogen, kenmerken waarmee Jacques ze op leeftijd kan schatten. Deze zijn 18-19 dagen oud. Met deze informatie kan dan ook ingeschat worden wanneer ze ongeveer gaan uitvliegen en wanneer het nest dus nog een keer gecontroleerd moet worden om het nestsucces te bepalen. Zo bepaalt Jacques hoeveel jongen er zijn uitgevlogen en kan hij een overzicht maken van alle gelukte en mislukte nesten. Naarmate de dag vordert besef ik dat het inventariseren van de boomvalknesten meer is dan simpelweg mastlijnen afrijden. Het vergt kennis van het gedrag van de vogel. Je kunt vanaf de grond niet altijd zien wat er boven op het nest afspeelt, maar bedelroepen, prooioverdrachten of een

26

Vogelbalans 2021

ouder die een buizerd wegjaagt zegt genoeg: het nest is nog bewoond. In de avond gaan we boomvalkjongen ringen. Wanneer we bij de mast aankomen, staan de anderen al te wachten: een ringer, iemand die alle gegevens opschrijft en twee klimmers van TenneT. Het is een hele onderneming: de klimmers moeten eerst de mast in om vervolgens met de jonge boomvalkjes in een zak weer naar beneden te komen. De ringer gaat er dan mee aan de slag en daarna moeten de klimmers weer met de jongen omhoog. Tijdens het ringen wordt voor ieder jong een aantal gegevens genoteerd: de lengte van de vleugel en de tarsus, het gewicht

Die is al meerdere keren op en neer naar Afrika gevlogen en komt toch weer precies hier terug

en of er eten in de krop zit. Vervolgens krijgen de jongen zowel een metalen ring om de poot als een plastic oranje ring met daarop twee zwarte cijfers. Daarmee zijn de vogels later op een afstand met telescoop individueel te herkennen. Dat levert informatie op over hoe oud de vogels kunnen worden en hoe ver ze van hun geboorteplaats verkassen. Vorig jaar kwam Jacques zo’n boomvalk met kleurring tegen. Het duurde even voordat hij de cijfercombinatie kon ontwaren, maar uiteindelijk bleek het om een in 2016 geringd individu te gaan. “Die is al meerdere keren op en neer naar Afrika gevlogen en komt toch weer precies hier terug, om op 18 km van de geboortemast te gaat broeden. Het is natuurlijk fantastisch om te zien dat zo’n vogel dan ook nog drie jongen succesvol grootbrengen.” Het lukt ons om drie nesten jonge boomvalkjes te ringen voordat de zon ondergaat. Af en toe komen er nieuwsgierige landeigenaren kijken, ze hadden geen idee dat er boomvalken in de hoogspanningsmasten broeden. Jacques weet ze met zijn verhalen vol passie toch te enthousiasmeren over de tot dan toe onbekende vogels. Ik weet zeker dat ze, net als ik, voortaan anders naar de masten zullen kijken. Door dit soort monitoringsonderzoek kunnen kwetsbare en bedreigde soorten zoals deze steeds verder in kaart gebracht

Fotografen van boven, met de klok mee: Harvey van Diek, Marwa Kavelaars (2x) & Jacques van der Ploeg

worden. Daarmee zijn de activiteiten van vrijwilligers die monitoringsonderzoek uitvoeren niet alleen nuttig voor beschermingsdoeleinden, het brengt ook verwondering in het veld. “Ga er lekker op uit en laat je verrassen. Door soms op een plek wat langer te gaan zitten, zie je hele onverwachte dingen”. Jacques had gelijk. Op één dag zag ik niet alleen meer boomvalken dan in de rest van mijn leven bij elkaar opgeteld, ik zag een boomvalk vliegend een libel met zijn poten uit de lucht grijpen, spectaculaire prooioverdrachten en drie pas uitgevlogen boomvalken die al roepend rond het nest vlogen. Zo leer je een soort nog eens écht kennen.

27


Slangenarend, Strabrechtse Hei NB, 11 juli 2021 Foto: Martin van der Schalk

Grijze wouw, Diependal Dr, 8 mei 2021 Foto: Thijs Glastra

28

Vogelbalans 2021

8 7 6 5 4 3 2 1 2021

2020

2019

2018

2016 2017

2015

2014

2012 2013

2011

2010

2008 2009

2007

2006

2004 2005

0 2003

Meldingen van territoriale vogels zijn er nog niet; daar moet de grijze wouw hemelsbreed nog zeker 500 km voor overbruggen. Maar het is wel verleidelijk om de lijn vanuit Frankrijk door te trekken. Er zijn immers meer roofvogelsoorten die hun broedgebied in korte tijd behoorlijk spectaculair uitbreidden, zoals de steppekiekendief en visarend. Voor een muizenspecialist die zijn nest in redelijk open cultuurland bouwt, komen delen van Nederland misschien wel in aanmerking. Al is in de vogelwereld niets zo eenvoudig als het lijkt. Een grijze wouw stelt wellicht allerlei voorwaarden die wij nog niet kennen.

De Franse rivier de Seine is al ruim veertig jaar de dichtstbijzijnde broedgrens. Toch trekken ieder voorjaar verschillende slangenarenden Nederland binnen. Die instroom komt laat op gang; de bulk verschijnt pas in juni en betreft onvolwassen, lichtgekleurde exemplaren. Enkele lijken te blijven zwerven, andere kiezen een vastere verblijfplaats. Gebieden waar drie soorten slangen voorkomen (adder, ringslang en gladde slang) zijn steevast de langst bezette plekken: de Hoge Veluwe en het Fochteloërveen, gevolgd door het Dwingelderveld en Wapserveld. Andere veen- en heidegebieden krijgen ook weleens bezoek, maar zijn waarschijnlijk niet optimaal. Minder slangen en klein van oppervlak, dus ook minder rust.

2002

Deze opmars is ook buiten de broedgebieden merkbaar. Vanaf de eeuwwisseling nam het aantal meldingen in Zwitserland,

België, Nederland en Duitsland duidelijk toe. In ons land worden grijze wouwen vooral in de perioden maart – mei en augustus – november gezien. Meestal blijven individuen dan slechts enkele dagen op dezelfde plek hangen. De jonge vogel die in 2017/2018 in Groningen overwinterde was daarop een uitzondering.

2000 2001

Vanuit Noord-Afrika breidde de grijze wouw zijn broedgebied in 80 jaar tijd zo’n 1500 km noordwaarts uit. Eerst naar het Iberisch Schiereiland, waar de expansie waarschijnlijk grotendeels is te danken aan de toename van dehesas waar graan wordt verbouwd. Dit cultuurland, met her en der een boom, heeft wel wat weg van de Afrikaanse savanne waar deze wouw veel in voorkomt. Bovendien herbergt het nogal wat stapelvoedsel in de vorm van woelmuizen. In 1990 broedden er voor het eerst grijze wouwen ten noorden van de Pyreneeën en daarna dijde de populatie snel uit. Recent (2017) werd de Franse populatie al op 200-250 broedparen geschat. De noordelijkste grijze wouwen vestigden zich in halfopen landschap met weilanden, akkers en braakland in de Loirevallei. Een ander noordelijk broedgeval bevond zich in Bretagne.

Van Manen en Bijlsma puzzelden op basis van foto’s op waarneming.nl uit dat we vooral onvolwassen vogels op bezoek krijgen. In recente jaren bleef dit zo. Alleen in het Fochteloërveen en op de Hoge Veluwe werden in 20182021 volwassen vogels gezien. Om te broeden komen deze vogels echter steevast te laat en de vraag is of ze wel voldoende voedsel en rust kunnen vinden.

1999

Grijze wouw

De slangenarend bewijst al een tijdje dat overzomerende vogels niet per se voorboden van een broedgeval zijn. In de zomer van 1996 bleef voor het eerst een individu op de Hoge Veluwe hangen. In de jaren daarna pleisterden er steeds vaker vogels in veen- en heidegebieden. Willem van Manen en Rob Bijlsma zetten deze ontwikkeling tot en met 2017 op een rij. We hebben hun grafiek uitgebreid naar 2021 (figuur). De laatste tien jaar lijkt het aantal slangenarenden dat langdurig in één van de grotere natuurgebieden in Nederland verblijft redelijk stabiel.

1998

Ze broeden allebei ten zuiden van Nederland en worden steeds vaker in ons land gezien: de grijze wouw en de slangenarend. Vooralsnog gaat het om vogels die in het zomerhalfjaar rondzwerven en die nog geen territoriaal gedrag vertonen. Toch rijst de vraag: kunnen ze zich hier gaan vestigen?

Slangenarend

1996 1997

Gaan ze zich vestigen?

Jaarlijks aantal langdurig overzomerende Slangenarenden, gebaseerd op tegelijkertijd aanwezige vogels in 1996-2021 (van Manen & Bijlsma 2017, waarneming.nl)

29


Slangenarend, Strabrechtse Hei NB, 11 juli 2021 Foto: Martin van der Schalk

Grijze wouw, Diependal Dr, 8 mei 2021 Foto: Thijs Glastra

28

Vogelbalans 2021

8 7 6 5 4 3 2 1 2021

2020

2019

2018

2016 2017

2015

2014

2012 2013

2011

2010

2008 2009

2007

2006

2004 2005

0 2003

Meldingen van territoriale vogels zijn er nog niet; daar moet de grijze wouw hemelsbreed nog zeker 500 km voor overbruggen. Maar het is wel verleidelijk om de lijn vanuit Frankrijk door te trekken. Er zijn immers meer roofvogelsoorten die hun broedgebied in korte tijd behoorlijk spectaculair uitbreidden, zoals de steppekiekendief en visarend. Voor een muizenspecialist die zijn nest in redelijk open cultuurland bouwt, komen delen van Nederland misschien wel in aanmerking. Al is in de vogelwereld niets zo eenvoudig als het lijkt. Een grijze wouw stelt wellicht allerlei voorwaarden die wij nog niet kennen.

De Franse rivier de Seine is al ruim veertig jaar de dichtstbijzijnde broedgrens. Toch trekken ieder voorjaar verschillende slangenarenden Nederland binnen. Die instroom komt laat op gang; de bulk verschijnt pas in juni en betreft onvolwassen, lichtgekleurde exemplaren. Enkele lijken te blijven zwerven, andere kiezen een vastere verblijfplaats. Gebieden waar drie soorten slangen voorkomen (adder, ringslang en gladde slang) zijn steevast de langst bezette plekken: de Hoge Veluwe en het Fochteloërveen, gevolgd door het Dwingelderveld en Wapserveld. Andere veen- en heidegebieden krijgen ook weleens bezoek, maar zijn waarschijnlijk niet optimaal. Minder slangen en klein van oppervlak, dus ook minder rust.

2002

Deze opmars is ook buiten de broedgebieden merkbaar. Vanaf de eeuwwisseling nam het aantal meldingen in Zwitserland,

België, Nederland en Duitsland duidelijk toe. In ons land worden grijze wouwen vooral in de perioden maart – mei en augustus – november gezien. Meestal blijven individuen dan slechts enkele dagen op dezelfde plek hangen. De jonge vogel die in 2017/2018 in Groningen overwinterde was daarop een uitzondering.

2000 2001

Vanuit Noord-Afrika breidde de grijze wouw zijn broedgebied in 80 jaar tijd zo’n 1500 km noordwaarts uit. Eerst naar het Iberisch Schiereiland, waar de expansie waarschijnlijk grotendeels is te danken aan de toename van dehesas waar graan wordt verbouwd. Dit cultuurland, met her en der een boom, heeft wel wat weg van de Afrikaanse savanne waar deze wouw veel in voorkomt. Bovendien herbergt het nogal wat stapelvoedsel in de vorm van woelmuizen. In 1990 broedden er voor het eerst grijze wouwen ten noorden van de Pyreneeën en daarna dijde de populatie snel uit. Recent (2017) werd de Franse populatie al op 200-250 broedparen geschat. De noordelijkste grijze wouwen vestigden zich in halfopen landschap met weilanden, akkers en braakland in de Loirevallei. Een ander noordelijk broedgeval bevond zich in Bretagne.

Van Manen en Bijlsma puzzelden op basis van foto’s op waarneming.nl uit dat we vooral onvolwassen vogels op bezoek krijgen. In recente jaren bleef dit zo. Alleen in het Fochteloërveen en op de Hoge Veluwe werden in 20182021 volwassen vogels gezien. Om te broeden komen deze vogels echter steevast te laat en de vraag is of ze wel voldoende voedsel en rust kunnen vinden.

1999

Grijze wouw

De slangenarend bewijst al een tijdje dat overzomerende vogels niet per se voorboden van een broedgeval zijn. In de zomer van 1996 bleef voor het eerst een individu op de Hoge Veluwe hangen. In de jaren daarna pleisterden er steeds vaker vogels in veen- en heidegebieden. Willem van Manen en Rob Bijlsma zetten deze ontwikkeling tot en met 2017 op een rij. We hebben hun grafiek uitgebreid naar 2021 (figuur). De laatste tien jaar lijkt het aantal slangenarenden dat langdurig in één van de grotere natuurgebieden in Nederland verblijft redelijk stabiel.

1998

Ze broeden allebei ten zuiden van Nederland en worden steeds vaker in ons land gezien: de grijze wouw en de slangenarend. Vooralsnog gaat het om vogels die in het zomerhalfjaar rondzwerven en die nog geen territoriaal gedrag vertonen. Toch rijst de vraag: kunnen ze zich hier gaan vestigen?

Slangenarend

1996 1997

Gaan ze zich vestigen?

Jaarlijks aantal langdurig overzomerende Slangenarenden, gebaseerd op tegelijkertijd aanwezige vogels in 1996-2021 (van Manen & Bijlsma 2017, waarneming.nl)

29


Bronnen

De belangrijkste geraadpleegde literatuur per pagina staat hier vermeld. Pagina 5 ● van der Zee I., et al. 2021. Weidevogels in Fryslân; jaarbericht 2021. Provinsje Fryslân. ● Wereld Natuur Fonds. 2020. Living Planet Report Nederland. Natuur en landbouw verbonden. WNF, Zeist. ● www.clo.nl/indicatoren/nl1162-fauna-van-het-bos Pagina 6 ● Koffijberg K., et al. 2021. Breeding success of coastal breeding birds in the Wadden Sea in 2019. Sovon-rapport 2021/40, Nijmegen. ● Schekkerman H., et al. 2021. Geïntegreerde populatieanalyse van vijf soorten kustbroedvogels in het Zuidwestelijk Deltagebied. Sovon-rapport 2021/03, Nijmegen. Pagina 8 ● van Roomen M., et al. 2020. Waterbirds in the international Rhine Valley: numbers, distribution and trends. Sovon-rapport 2020/99, Nijmegen. Pagina 9 ● van den Bremer L. & van Turnhout C. 2021. Voorstudie Jaar van de Merel 2022. Sovonrapport 2021/56, Nijmegen. Pagina 12 ● Teixeira R.M. 1979. Atlas van de Nederlandse broedvogels. Natuurmonumenten, ‘s-Graveland. Pagina 15 ● Deinet S., et al. 2013. Wildlife comeback in Europe: The recovery of selected mammal and bird species. Final report to Rewilding Europe by ZSL, BirdLife International and the European Bird Census Council. London, UK: ZSL. ● Keller V., et al. 2020. European Breeding Bird Atlas 2: Distribution, Abundance and Change. European Bird Census Council & Lynx Edicions, Barcelona. ● European Red List of Birds 2021. Stichting BirdLife International, Luxembourg: Publications Office of the European Union.

Roofvogelonderzoek voor gevorderden. Foto: Aaldrik Pot

Met dank aan de roofvogelaars Roofvogels kunnen dankzij hun charisma rekenen op veel aandacht. Jaarlijks zetten enkele honderden vogelaars zich in om de ontwikkelingen van deze soortgroep in kaart te brengen. Dat varieert van inventarisaties en ringen tot het klimmen naar nesten en zelfs heel uitgebreid populatieonderzoek. Het meeste roofvogelonderzoek gebeurt door vrijwilligers. Ze hebben zich vaak aangesloten bij lokale vogelwerkgroepen, de Werkgroep Roofvogels Nederland (WRN) en Sovon Vogelonderzoek Nederland. Werkgroepen en organisaties die zich richten op onderzoek en bescherming van één soort verzamelen vaak specifiekere onderzoeksgegevens. Daar zijn het Kenniscentrum Akkervogels (kiekendieven) en de Werkgroep Zeearend (zeearend) voorbeelden van. Het ringwerk aan roofvogels wordt onder verantwoordelijkheid van het Vogeltrekstation (NIOO-KNAW) uitgevoerd. Veel van de verzamelde gegevens worden verwerkt en toegelicht in jaaroverzichten, tijdschriften en wetenschap­ pelijke artikelen. Daar is bij het maken van deze Vogelbalans dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. Om de landelijke en provinciale aantalsontwikkelingen in deze Vogelbalans te beschrijven, gebruikten we de cijfers uit de landelijke projecten van Sovon.

30

Vogelbalans 2021

Roofvogels inventariseren Om de trends in Nederland te volgen, combineren we tellingen voor het Broedvogel Monitoring Project (BMP) met herhaalde grootschalige karteringen. De methode van het BMP is wat minder toegerust voor deze soortgroep, zeker in relatief kleine steekproefgebieden. Steekproefsgewijs controleren van nesten (Meetnet Nestkaarten) geeft een beeld van het broedsucces, maar niet per se van de aantal­ len in een gebied. Als je jaarlijks alle bezette nesten in een groot gebied in kaart brengt, levert dat de beste resultaten op om de aantalsontwikkeling te volgen. Die gegevens zijn ook zeer welkom voor het BMP-project.

Wintertellingen en meer moois Wie zich wil storten op roofvogels, kan ook buiten het broedseizoen aan de slag. Vooral in het najaar is het boeiend om overtrekkende roofvogels vanaf een telpost te tellen (trektellen.nl). In de winter nemen veel vogelaars die meedoen aan watervogeltellingen de roofvogels mee op hun lijsten. Als watervogelteller draag je zo bij aan het volgen van de aantallen en verspreiding in het winterseizoen en worden intrigerende verschillen tussen seizoenen zichtbaar. Hetzelfde geldt voor PTT-tellingen. Door mee te doen aan dit jaarlijkse ‘fietsrondje voor de wetenschap’ help je mee om de ontwikkelingen van soorten als blauwe kiekendief en smelleken te volgen. > sovon.nl/telprojecten

Pagina 16 ● Bongers F. 2018. De Havik Accipiter gentilis in en rond Amsterdam: opkomst, verspreiding, voedsel en gebruik van het landschap. De Takkeling 26 (3): 204-221. ● Sovon Vogelonderzoek Nederland 2018. Vogelatlas van Nederland. Broedvogels, wintervogels en 40 jaar verandering. Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen. Pagina 17 ● Bijlsma R.G. 2020. Invloed van grootschalige boskap op broedende roofvogels. De Takkeling 28 (3): 200-270. Pagina 18 ● Bijlsma R.G. in serie. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland. De Takkeling. Pagina 19 ● Sovon Vogelonderzoek Nederland 2018. Vogelatlas van Nederland. Broedvogels, wintervogels en 40 jaar verandering. Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen. Pagina 23 ● van Manen W. et al. 2020. Monitoring van Wespendieven op de Veluwe in 2017-19. Sovon-rapport 2020/19, Nijmegen. ● Klop E. et al. 2020. Windenergie op en rondom de Veluwe. Effecten op Wespendief en andere soorten. A&W-rapport 20-140, Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden. Pagina 24 ● Werkgroep Roofvogels Zeeland. 2019. Jaarverslag Werkgroep Roofvogels Zeeland 2017 en 2018. Via www.roofvogelszeeland.nl ● Anselin A. & Degraeve K. 2020. Van rietmoeras naar graangewas: nestbescherming bij de Bruine Kiekendief in Vlaanderen. Natuur.oriolus 84 (3): 50-57. ● Koks B. & Postma M. 2018. Noodzaak nestbescherming van bruine kiekendieven in akkerland. https://www.naturetoday.com/ bericht van 2 maart 2018. Pagina 25 ● Brochet A., et al. 2019. Illegal killing and taking of birds in Europe outside the Mediterranean: Assessing the scope and scale of a complex issue. Bird Conservation International 29 (1): 10-40. ● Bijlsma R.G. & van Tulden P.W. in serie. 2012-2021. Vervolging van roofvogels in Nederland. De Takkeling. ● de Roder E. & Bijlsma R.G. 2009. Zeearend Haliaeetus albicilla in Oostelijk Flevoland gedood door windturbine. De Takkeling 17 (1): 68-73. ● Werkgroep Zeearend Nederland. 2020. Terreingebruik, dispersie en sterfte van jonge zeearenden uit Nederland. Voortgangsrapport 2019. Via www.werkgroepzeearend.nl.

Sovon Vogelonderzoek Nederland Vogels zijn de graadmeters van onze natuur. Om precies te weten hoe het gaat met de vogels in Nederland, organiseert Sovon door het hele land vogeltellingen. Duizenden vrijwilligers doen hier al tientallen jaren aan mee. Mede dankzij hun inzet is Sovon in staat om de vogelstand op de voet te volgen en jaarlijks actuele gegevens te presenteren.

Publicaties De Vogelbalans is een jaarlijkse uitgave van Sovon waarin we inzicht geven in de stand en trends van vogelsoorten. Naast deze Vogelbalans brengen we jaarlijks verschillende rapporten uit, waarin we resultaten van projecten delen: sovon.nl/publicaties

Colofon Redactie: Harvey van Diek (foto­ redactie), Ruud Foppen, Albert de Jong (hoofdredactie), Marwa Kavelaars (eindredactie) en Chris van Turnhout Vormgeving: John van Betteray & Haas Ontwerp Gegevensbewerking: Erik van Winden, Lara Marx en Kees Koffijberg (Sovon), Richard Verweij, Jelle van Zweden en Tom van der Meij (CBS) Drukwerk: Veldhuis Media, Raalte Foto omslag: volwassen mannetje Sperwer paart met onvolwassen vrouwtje. Foto: Hans Overduin © Overname van informatie uit de Vogelbalans is toegestaan met bronvermelding: Vogelbalans Sovon 2021 Bij de samenstelling van de Vogelbalans betrachten we uiterste zorgvuldigheid. Sovon is niet aansprakelijk voor eventuele fouten in deze uitgave. Sovon Vogelonderzoek Nederland Postbus 6521, 6503 GA Nijmegen Telefoon: 024 7 410 410 E-mail: info@sovon.nl sovon.nl/vogelbalans

Pagina 28 & 29 ● Keller V., et al. 2020. European Breeding Bird Atlas 2: Distribution, Abundance and Change. European Bird Census Council & Lynx Edicions, Barcelona. ● Cleva D. 2014. L’Élanion Blanc Elanus caeruleus en Loire-atlantique. Ar-Vran 25 (1): 5-13. ● Ławicki Ł. & Perlman Y. 2017. Black-winged Kite in the Western Palearctic: increase in breeding population, vagrancy and range. Dutch Birding 39 (1): 1-12. ● www.dutchavifauna.nl/species/grijze_wouw?r=44116. ● van Manen W. & Bijlsma R.G. 2017. Slangenarenden Circaetus gallicus in Nederland: voorschot op een broedgeval. De Takkeling 25 (3): 224-241.

31


Bronnen

De belangrijkste geraadpleegde literatuur per pagina staat hier vermeld. Pagina 5 ● van der Zee I., et al. 2021. Weidevogels in Fryslân; jaarbericht 2021. Provinsje Fryslân. ● Wereld Natuur Fonds. 2020. Living Planet Report Nederland. Natuur en landbouw verbonden. WNF, Zeist. ● www.clo.nl/indicatoren/nl1162-fauna-van-het-bos Pagina 6 ● Koffijberg K., et al. 2021. Breeding success of coastal breeding birds in the Wadden Sea in 2019. Sovon-rapport 2021/40, Nijmegen. ● Schekkerman H., et al. 2021. Geïntegreerde populatieanalyse van vijf soorten kustbroedvogels in het Zuidwestelijk Deltagebied. Sovon-rapport 2021/03, Nijmegen. Pagina 8 ● van Roomen M., et al. 2020. Waterbirds in the international Rhine Valley: numbers, distribution and trends. Sovon-rapport 2020/99, Nijmegen. Pagina 9 ● van den Bremer L. & van Turnhout C. 2021. Voorstudie Jaar van de Merel 2022. Sovonrapport 2021/56, Nijmegen. Pagina 12 ● Teixeira R.M. 1979. Atlas van de Nederlandse broedvogels. Natuurmonumenten, ‘s-Graveland. Pagina 15 ● Deinet S., et al. 2013. Wildlife comeback in Europe: The recovery of selected mammal and bird species. Final report to Rewilding Europe by ZSL, BirdLife International and the European Bird Census Council. London, UK: ZSL. ● Keller V., et al. 2020. European Breeding Bird Atlas 2: Distribution, Abundance and Change. European Bird Census Council & Lynx Edicions, Barcelona. ● European Red List of Birds 2021. Stichting BirdLife International, Luxembourg: Publications Office of the European Union.

Roofvogelonderzoek voor gevorderden. Foto: Aaldrik Pot

Met dank aan de roofvogelaars Roofvogels kunnen dankzij hun charisma rekenen op veel aandacht. Jaarlijks zetten enkele honderden vogelaars zich in om de ontwikkelingen van deze soortgroep in kaart te brengen. Dat varieert van inventarisaties en ringen tot het klimmen naar nesten en zelfs heel uitgebreid populatieonderzoek. Het meeste roofvogelonderzoek gebeurt door vrijwilligers. Ze hebben zich vaak aangesloten bij lokale vogelwerkgroepen, de Werkgroep Roofvogels Nederland (WRN) en Sovon Vogelonderzoek Nederland. Werkgroepen en organisaties die zich richten op onderzoek en bescherming van één soort verzamelen vaak specifiekere onderzoeksgegevens. Daar zijn het Kenniscentrum Akkervogels (kiekendieven) en de Werkgroep Zeearend (zeearend) voorbeelden van. Het ringwerk aan roofvogels wordt onder verantwoordelijkheid van het Vogeltrekstation (NIOO-KNAW) uitgevoerd. Veel van de verzamelde gegevens worden verwerkt en toegelicht in jaaroverzichten, tijdschriften en wetenschap­ pelijke artikelen. Daar is bij het maken van deze Vogelbalans dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. Om de landelijke en provinciale aantalsontwikkelingen in deze Vogelbalans te beschrijven, gebruikten we de cijfers uit de landelijke projecten van Sovon.

30

Vogelbalans 2021

Roofvogels inventariseren Om de trends in Nederland te volgen, combineren we tellingen voor het Broedvogel Monitoring Project (BMP) met herhaalde grootschalige karteringen. De methode van het BMP is wat minder toegerust voor deze soortgroep, zeker in relatief kleine steekproefgebieden. Steekproefsgewijs controleren van nesten (Meetnet Nestkaarten) geeft een beeld van het broedsucces, maar niet per se van de aantal­ len in een gebied. Als je jaarlijks alle bezette nesten in een groot gebied in kaart brengt, levert dat de beste resultaten op om de aantalsontwikkeling te volgen. Die gegevens zijn ook zeer welkom voor het BMP-project.

Wintertellingen en meer moois Wie zich wil storten op roofvogels, kan ook buiten het broedseizoen aan de slag. Vooral in het najaar is het boeiend om overtrekkende roofvogels vanaf een telpost te tellen (trektellen.nl). In de winter nemen veel vogelaars die meedoen aan watervogeltellingen de roofvogels mee op hun lijsten. Als watervogelteller draag je zo bij aan het volgen van de aantallen en verspreiding in het winterseizoen en worden intrigerende verschillen tussen seizoenen zichtbaar. Hetzelfde geldt voor PTT-tellingen. Door mee te doen aan dit jaarlijkse ‘fietsrondje voor de wetenschap’ help je mee om de ontwikkelingen van soorten als blauwe kiekendief en smelleken te volgen. > sovon.nl/telprojecten

Pagina 16 ● Bongers F. 2018. De Havik Accipiter gentilis in en rond Amsterdam: opkomst, verspreiding, voedsel en gebruik van het landschap. De Takkeling 26 (3): 204-221. ● Sovon Vogelonderzoek Nederland 2018. Vogelatlas van Nederland. Broedvogels, wintervogels en 40 jaar verandering. Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen. Pagina 17 ● Bijlsma R.G. 2020. Invloed van grootschalige boskap op broedende roofvogels. De Takkeling 28 (3): 200-270. Pagina 18 ● Bijlsma R.G. in serie. Trends en broedresultaten van roofvogels in Nederland. De Takkeling. Pagina 19 ● Sovon Vogelonderzoek Nederland 2018. Vogelatlas van Nederland. Broedvogels, wintervogels en 40 jaar verandering. Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen. Pagina 23 ● van Manen W. et al. 2020. Monitoring van Wespendieven op de Veluwe in 2017-19. Sovon-rapport 2020/19, Nijmegen. ● Klop E. et al. 2020. Windenergie op en rondom de Veluwe. Effecten op Wespendief en andere soorten. A&W-rapport 20-140, Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden. Pagina 24 ● Werkgroep Roofvogels Zeeland. 2019. Jaarverslag Werkgroep Roofvogels Zeeland 2017 en 2018. Via www.roofvogelszeeland.nl ● Anselin A. & Degraeve K. 2020. Van rietmoeras naar graangewas: nestbescherming bij de Bruine Kiekendief in Vlaanderen. Natuur.oriolus 84 (3): 50-57. ● Koks B. & Postma M. 2018. Noodzaak nestbescherming van bruine kiekendieven in akkerland. https://www.naturetoday.com/ bericht van 2 maart 2018. Pagina 25 ● Brochet A., et al. 2019. Illegal killing and taking of birds in Europe outside the Mediterranean: Assessing the scope and scale of a complex issue. Bird Conservation International 29 (1): 10-40. ● Bijlsma R.G. & van Tulden P.W. in serie. 2012-2021. Vervolging van roofvogels in Nederland. De Takkeling. ● de Roder E. & Bijlsma R.G. 2009. Zeearend Haliaeetus albicilla in Oostelijk Flevoland gedood door windturbine. De Takkeling 17 (1): 68-73. ● Werkgroep Zeearend Nederland. 2020. Terreingebruik, dispersie en sterfte van jonge zeearenden uit Nederland. Voortgangsrapport 2019. Via www.werkgroepzeearend.nl.

Sovon Vogelonderzoek Nederland Vogels zijn de graadmeters van onze natuur. Om precies te weten hoe het gaat met de vogels in Nederland, organiseert Sovon door het hele land vogeltellingen. Duizenden vrijwilligers doen hier al tientallen jaren aan mee. Mede dankzij hun inzet is Sovon in staat om de vogelstand op de voet te volgen en jaarlijks actuele gegevens te presenteren.

Publicaties De Vogelbalans is een jaarlijkse uitgave van Sovon waarin we inzicht geven in de stand en trends van vogelsoorten. Naast deze Vogelbalans brengen we jaarlijks verschillende rapporten uit, waarin we resultaten van projecten delen: sovon.nl/publicaties

Colofon Redactie: Harvey van Diek (foto­ redactie), Ruud Foppen, Albert de Jong (hoofdredactie), Marwa Kavelaars (eindredactie) en Chris van Turnhout Vormgeving: John van Betteray & Haas Ontwerp Gegevensbewerking: Erik van Winden, Lara Marx en Kees Koffijberg (Sovon), Richard Verweij, Jelle van Zweden en Tom van der Meij (CBS) Drukwerk: Veldhuis Media, Raalte Foto omslag: volwassen mannetje Sperwer paart met onvolwassen vrouwtje. Foto: Hans Overduin © Overname van informatie uit de Vogelbalans is toegestaan met bronvermelding: Vogelbalans Sovon 2021 Bij de samenstelling van de Vogelbalans betrachten we uiterste zorgvuldigheid. Sovon is niet aansprakelijk voor eventuele fouten in deze uitgave. Sovon Vogelonderzoek Nederland Postbus 6521, 6503 GA Nijmegen Telefoon: 024 7 410 410 E-mail: info@sovon.nl sovon.nl/vogelbalans

Pagina 28 & 29 ● Keller V., et al. 2020. European Breeding Bird Atlas 2: Distribution, Abundance and Change. European Bird Census Council & Lynx Edicions, Barcelona. ● Cleva D. 2014. L’Élanion Blanc Elanus caeruleus en Loire-atlantique. Ar-Vran 25 (1): 5-13. ● Ławicki Ł. & Perlman Y. 2017. Black-winged Kite in the Western Palearctic: increase in breeding population, vagrancy and range. Dutch Birding 39 (1): 1-12. ● www.dutchavifauna.nl/species/grijze_wouw?r=44116. ● van Manen W. & Bijlsma R.G. 2017. Slangenarenden Circaetus gallicus in Nederland: voorschot op een broedgeval. De Takkeling 25 (3): 224-241.

31


Hoe gaat het met de vogels? In de Vogelbalans zet Sovon de belangrijkste ­actuele ontwikkelingen op een rij. Welke soorten nemen toe en welke zijn steeds minder te zien? Dankzij tellingen en onderzoek van vele vrijwil­ ligers en professionals kunnen we uitspraken doen over de trends van 192 soorten broed­ vogels en 171 overwinterende vogelsoorten. Ook de oorzaken achter deze veranderingen worden toegelicht. Van alle vogels spreken roofvogels misschien wel het meeste tot de verbeelding. Ze vallen op in het landschap en staan aan de top van de voed­selketen. Daarom is hun aanwezigheid een belang­rijke indicator voor de biodiversiteit in Ned­ erland. Het themadeel van deze Vogelbalans is geheel gewijd aan hun ontwikkelingen, van zee­ arend tot sperwer.

Vogelbalans

2021


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.