Blik Opener 02 - April 2008

Page 1

April 2008

Onafhankelijk wetenschap­pelijk onderwijs? Door: Adriaan Jurriëns en Jouke de Boer

Is de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderwijs in gevaar? In 2004 zette SP Tweede Kamerlid Krista van Velzen al vraagtekens bij de dubieuze benoeming van een hoogleraar vleesproductie in Wageningen, aangezien deze in directe loondienst was bij een grote slachterij. Eenzelfde geval speelt sinds januari 2007 in Groningen waar de Rijksuniversiteit Groningen een hoogleraar plastische chirurgie heeft, die tevens werkzaam is in een privékliniek en optreedt als promotor van plastische chirurgie in allerhande tv-programma’s. Nederland kent sinds 1905 bijzondere leerstoelen. Deze leerstoelen, of makkelijker gezegd hoogleraarschappen, worden gesponsord vanuit verenigingen, stichtingen, instellingen, en steeds meer vanuit het bedrijfsleven. Zij hebben dan ook vaak als doel de band met het wetenschappelijk onderwijs of het maatschap-

pelijke werkveld te vergroten. Ook is ‘valorisatie’ de laatste decennia aan een opmars bezig binnen de wetenschappelijke wereld. Valorisatie wil wetenschappelijke kennis nuttig maken voor de samenleving. De bedoeling is dat de wetenschap uit de ivoren toren komt van de universiteit. Dat klinkt goed, maar

critici van valorisatie wijzen op het grote gevaar dat onderzoek dan geld moet gaan opleveren. Wat niet loont of niet direct van maatschappelijke belang lijkt, hoeft niet meer onderzocht te worden. Dit strookt natuurlijk niet met de vrijheid van onderzoek. De vraag is of de invloed van het bedrijfsleven zo niet te groot wordt en of de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek onder druk staat. Hoe zit het bijvoorbeeld met het drietal leerstoelen, afdeling kindergeneeskunde, disciplinegroep inwendige geneeskunde en de disciplinegroep farmacologie en pathosfysiologie, die worden bezet door professoren die gesponsord zijn door de Nutricia Research foundation. We

Blik Opener is een uitgave van de studentengroep van ROOD, jong in de SP, en de Tweede Kamerfractie van de SP. • Vijverhofstraat 65 3032 SC Rotterdam • T 010 243 55 57 • F 010 243 55 66 • I www.rood.sp.nl en www.sp.nl/onderwijs • E rood@sp.nl


kunnen ons afvragen of deze fabrikant en ontwikkelaar van babyvoeding en klinische voeding de onafhankelijkheid van het onderzoek schaadt. Nutricia heeft bedrijfseconomische belangen bij de verkoop van haar producten en zal dus niet gauw een onderzoek presenteren met een kritische, voor haar ongunstige, conclusie. Begin 2008 was er grote ophef over probiotica, bacteriën die de groei van ‘slechte’ bacteriën in de darmen tegengaan. Het UMC (Universitair medisch centrum te Utrecht) berichtte in de media dat in een onderzoek naar de werking van probiotica op het remmen van een alvleesklierontsteking, 24 patiënten waren omgekomen. In de even grote controlegroep waren dat er maar 9. De consumentenbond bepleitte hierna meteen een diepgaand onderzoek naar deze probiotica, die we ook in ‘gewone’ consumentenproducten tegenkomen. In reactie hierop diende hoogleraar Eric Claassen zich aan, die de zaak, zoals hij zelf zei, van een afstand bekeek. Volgens hem was een onderzoek “volstrekt onzinnig”. Maar hoe groot was die afstand waarvan deze hoogleraar de zaak bekeek? Zelf had hij meerdere artikelen geschreven voor Yakult, een van de grootste producenten van probiotische drankjes, waarin hij het gebruik van probiotica aanmoedigde. Daarnaast is hij mede-oprichter en directeur van een bedrijf dat met medisch onderzoek miljoenen verdient aan patenten. Niet alleen in de medische wereld vinden we deze relaties tussen hoogleraren en bedrijfsleven terug, ook andere bedrijven hebben belang bij wetenschappelijk onderzoek. In 2004 schreef SP Tweede Kamerlid Ronald van Raak (destijds Eerste Kamerlid voor de SP) al een kritisch stuk over gesponsorde leerstoelen. Prorail sponsorde toen een leerstoel railbouwkunde en er was ophef over medicijnfabrikant Organon, die door de UvA beticht werd van manipulatie van onderzoek. Van Raak zette een kritische kanttekening bij de vercommercialisering van het wetenschappelijk onderzoek. Hij bepleitte dat er serieus werk gemaakt diende te

worden van het borgen van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, anders zou het academisch onderwijs wel eens ondergesneeuwd kunnen worden door bedrijfseconomische belangen. Het toenmalige kabinet Balkenende 2, zelf niet wars van commercie en marktdenken, leek juist de verdergaande commerciële invloed te omarmen. Balkenende had het over “innovatief ondernemerschap” waarop universiteiten dienen te worden afgerekend. Onderwijsminister Van der Hoeven sprak over het dichten van “de wisselwerkingkloof tussen bedrijven en kennisinstellingen”. Dit komt onder andere tot uiting bij het Erasmus Medisch Centrum dat ondernemerschap stimuleert, waarbij nieuwe ondernemingen universitair medisch onderzoek en winstbelang combineren. Het huidige kabinet wijkt niet veel af van deze lijn. De laatste vijftien jaar is extern gefinancierd onderzoek al verdrievoudigd en het zal niet verbazen als deze trend zich voort zet. Nu hoeft dit niet per definitie slecht te zijn, maar het is wel wenselijk om te weten waar het geld voor wetenschappelijk onderzoek vandaan komt. Zo heeft Minister Plasterk onlangs de KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) verzocht, zij het nog niet formeel, een landelijk register op te stellen met gegevens over de financiering van bijzondere leerstoelen. Op de vraag van Jasper van Dijk of dit register openbaar moet zijn, verwees de minister van Onderwijs naar de Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Hierin staat dat deze registers bij voorkeur openbaar zijn, wat hij onderschrijft. Hij ziet echter geen reden om dit te verplichten, de verantwoordelijkheid ligt bij de instellingen zelf. Een raad van toezicht wordt wel verplicht gesteld. Als het aan dit kabinet ligt, is zelfregulering nog steeds het toverwoord. Dat zelfregulering in veel gevallen niet toereikend is, is in het verleden al meerdere malen bewezen. De SP is van mening dat de overheid een actievere rol moet gaan spelen om de onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek te

waarborgen. Een hoogleraar heeft in de maatschappij in principe een onafhankelijke functie als autoriteit in zijn of haar vakgebied. Een hoogleraar moet onbevooroordeeld afwegingen kunnen maken in bijvoorbeeld ethische kwesties, zonder dat bedrijfseconomische motieven daarin de boventoon gaan voeren. De eerste stap moet zijn dat de openbaarheid met betrekking tot de invloed van het bedrijfsleven in het wetenschappelijk onderzoek geregeld wordt. Het is toch logisch dat bij de publicaties van wetenschappelijk onderzoek, alle betrokken partijen, zoals commerciële bedrijven, worden vermeld, omdat hun doelen wel eens heel anders kunnen zijn dan louter wetenschappelijk? Bijzondere leerstoelen zijn een toevoeging voor universiteiten. Mensen met een staat van dienst kunnen betrokken worden bij wetenschappelijk onderzoek. Maar als het gaat om gesponsorde leerstoelen, dan moeten we op onze hoede zijn. Er moet openheid zijn over de mogelijke verstrengeling van belangen, er moet openbaarheid zijn over vergoedingen en afspraken die gemaakt zijn bij extern gefinancierd wetenschappelijk onderzoek. Dan kan iedereen voor zichzelf de waarde van het onderzoek beoordelen. Datzelfde geldt voor de onderzoeksresultaten, zodat wetenschappelijke kennis ten goede komt aan het algemeen belang. Het moet niet zo zijn dat bedrijven resultaten van onderzoek afschermen van de buitenwereld en enkel en alleen voor zichzelf gebruiken. Er moeten regels komen om belangenverstrengeling, vooral met commerciële partijen, te voorkomen. Het zou niet verkeerd zijn als ondernemers zelf onderzoekers in dienst nemen of zelfs eigen onderzoeksinstituten starten. Ook moet de overheidsfinanciering voor universitair onderzoek stabiel blijven en moeten er geen verdere stappen gezet worden in de richting van prestatiebekostiging. De conclusie van een onderzoek mag niet de bepalende factor zijn voor de financiering. Alleen dan kan goed, onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek worden gewaarborgd.


Sociaal aflossen? Er is geen student die er niet van op de hoogte is: je kunt een lening afsluiten bij de IB-Groep tegen een rentepercentage van 4,17 procent. Beginnen met terugbetalen doe je pas twee jaar na je studie met een minimum van €45,41 per maand. Straks mag je misschien 25 jaar doen over de aflossing in plaats van 15 jaar. Volgens minister Ronald Plasterk wordt de aflossing hiermee ‘socialer’.

schuld zal toenemen door het oplopende rentebedrag. En dat zijn juist de mensen die niet in staat zijn om hun studieschuld binnen een korte termijn af te lossen. De oud-studenten met een modaal inkomen zullen gedurende langere tijd meer moeten betalen dan de oud-studenten met een hoger inkomen. Kortom, deze ‘oplossing’ zal niet leiden tot een socialer aflossingssysteem.

Een voordeel van het afsluiten van een lening bij de IB-Groep is dat je naar ‘draagkracht’ betaalt en het restant van je schuld na 15 jaar wordt kwijtgescholden. Dit klinkt sociaal, maar is dit ook echt zo? Een studielening met rente maakt natuurlijk dat het uiteindelijke bedrag wat je geleend hebt hoger wordt. Voor mensen die de volle 15 jaar moeten afbetalen is de kans groot dat zij meer geld aan hun studie betalen dan een ander, omdat de rente over rente ook betaald moet worden. De draagkrachtmeting die aangevraagd kan worden als je je lening niet kunt aflossen wordt op dit moment enkel uitgevoerd als je op het minimuminkomen zit. En dan nog wordt er enkel

Gesteld kan worden dat met het zogenaamde socialer maken van de afbetaling het stelsel van studiefinanciering met de leendwang niet wijzigt. Sterker nog, een sociaal leenstelsel, fel begeerd door de PvdA, komt beetje bij beetje dichterbij. Nu al worden studenten niet gecompenseerd voor de collegegeldverhoging van 22 euro per jaar, die voor de komende tien jaar is vastgesteld. Het argument dat niet te doen is dat er met de invoering van het collegegeldkrediet geen barrière is. Je kunt immers lenen, toch? Dat die lening terugbetaald moet worden is van later zorg. En als de nieuwe plannen door gaan, dan kan de zorg van de afbetaling tot je vijftigste doorlopen.

Door: Tugba Karabulut en Meltem Okcu

gekeken naar het totale inkomen en niet naar de bestedingsruimte. Dit kan problemen opleveren, soms met een deurwaarder tot gevolg. Minister Plasterk is van mening dat het aflossingssysteem socialer kan door de aflossingstermijn te verhogen van 15 naar 25 jaar. Op die manier hoeven oud-studenten maandelijks minder af te lossen omdat je tien jaar langer hebt om af te betalen. Is dit echt socialer? Wanneer de looptijd verlengd zal worden met tien jaar, zal dit tot gevolg hebben dat sommige oud-studenten een langere periode aan hun studieschuld gebonden zullen zijn, waarbij de


Collegegelddifferentiatie een stap dichterbij? Door: Lynn Epping

De commissie ‘Ruim baan voor talent’ heeft onderzoek gedaan naar collegegelddifferentiatie en selectie bij opleidingen. Met verschillende pilots bij universiteiten en met een behoorlijk gekleurde bril op, gaf de commissie begin 2008 haar adviezen aan minister Plasterk: collegegelddifferentiatie heeft meerwaarde… De opdracht van de commissie was om de ‘erkende evidente meerwaarde’ te onderzoeken van de opleidingen die meededen met de proef van selectie en collegegelddifferentiatie. Uit het rapport blijkt dat de commissie geworsteld heeft met het begrip ‘erkende evidente meerwaarde’. Doordat de commissie niet echt uit haar taak wijs kon worden, heeft zij zelf voorwaarden gesteld waaronder collegegelddifferentiatie en selectie kunnen plaatsvinden. De doelstelling, ‘erkende evidente meerwaarde’ of ‘bijzondere kwaliteit’, is verworden tot de voorwaarde dat de opleiding een bijzonder kenmerk moet hebben voor selectie en collegegelddifferentiatie. De opleidingen mochten zelf beoordelen of dat in hun geval van toepassing was. De commissie stelt dat er een causaal verband is tussen de tevredenheid over de opleiding en de selectie die de onderwijsinstelling toepast. Hierin verschilt zij van mening met de studentenvakbonden, het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en

de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). De laatste stellen dat de tevredenheid vooral hoger ligt omdat studenten beter kennismaken met de opleiding voordat ze starten met hun studie, en dit schept een band tussen opleiding en student. Zij geven ook aan dat de experimenten met collegegelddifferentiatie vooral rekening hielden met de onderwijsinstelling en niet met de student. Het belangrijkste argument tegen selectie via collegegelddifferentiatie is dat de Universiteit Leiden het experiment heeft stopgezet, omdat ze het idee had dat er door de selectie toch veel goede studenten buiten de boot vielen. Daarnaast blijkt dat ook op de opleidingen waar selectie is toegepast de uitvalcijfers hoog zijn. In Tilburg stopte een experiment omdat de universiteit de bureaucratische kosten te hoog vond rond het verschil in collegegeld. Bij een andere pilot aan de Vrije Universiteit halveerde de instroom van studenten door collegegeldverhoging. De collegegeldverhoging werkt de doelstelling om

het hoger onderwijs toegankelijker te maken tegen. Bovendien wordt er door het stelsel met beurzen dat bij collegegelddifferentiatie komt kijken geld rondgepompt in het onderwijs. Het collegegeld wordt verhoogd, daarom gaan minder studenten de opleiding doen, waardoor de universiteit zich genoodzaakt voelt beurzen uit te geven. Een hoop bureaucratie. Al met al blijkt dat de commissie onduidelijke definities gebruikt en onduidelijke doelen stelt. Bovendien stroken de conclusies die de commissie trekt niet met de resultaten die behaald zijn. Het lijkt alsof de conclusie voor het onderzoek al bepaald was. De commissie heeft zich vooral ten doel gesteld om selectie en collegegelddifferentiatie bespreekbaar te maken, ongeacht de onderzoeksreslutaten. Minister Plasterk heeft nog niet gereageerd op de aanbevelingen van de commissie. Maar zijn uitspraken in de Volkskrant dat de hoogte van het collegegeld helpt bij de keuze of er begonnen wordt aan een master zijn natuurlijk een teken aan de wand. Ook blijft hij ontkennen dat collegegelddifferentiatie te maken heeft met collegegeldverhogingen. Tsja, in theorie zou het ook lager kunnen worden…


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.