3 minute read
Weesgedichtensucces:
from CHIPKA februari 2023
by Stad Aalst
Het startschot van de Poëzieweek werd gegeven op donderdag 26 januari, maar het salvo zal nog lang naklinken. Poëzie kent een revival in oude én in nieuwe vormen, van de grappigste limerick tot experimentele slam poetry. Niet enkel de hiphopcultuur, maar ook de Poëzieweek en het project Weesgedichten van Utopia dragen bij tot de herwonnen populariteit. Weesgedichten, dat zijn gedichten die door hun makers vrijwillig werden afgestaan en een nieuwe thuis kregen op ramen in heel Vlaanderen. Benieuwd? Op weesgedichten.be vind je alle gedichten en hun locaties in het straatbeeld terug.
Terwijl 15 vrijwilligers de striemende regen trotseren om 100 Aalsterse ruiten van evenveel gedichten te voorzien, spreekt CHIPKA twee onmisbare schakels in het Weesgedichtenproject: projectleider Toon De Grez van de stad Aalst en jonge dichteres Jade Bernauw die een gedicht schonk.
Waarom werd het project Weesgedichten in het leven geroepen?
Toon: “Enerzijds was er corona en anderzijds blijft poëzie onterecht onderbelicht. Poëzie zal altijd een nicheproduct zijn, maar als bib hebben we de taak om onze bezoekers alle vormen van literaire kost voor te schotelen. Toen ons publiek tijdens de lockdown niet meer bij ons over de vloer mocht komen, hebben we van de nood een deugd gemaakt en poëzie naar de Aalstenaars gebracht onder de vorm van raamgedichten.
De bedenker van het project is trouwens iemand die beide aanleidingen aan den lijve ondervonden heeft: collega Dimitri Verbelen werkt in Utopia en schrijft ook zelf gedichten. Hij was de motor die alles in gang zette.”
Is het doel van Dimitri bereikt?
Toon: “Dat mag je gerust zeggen: in het eerste jaar was dit enkel een project van Utopia. Het jaar erop deden al 25 gemeenten mee en nu sprongen 95 bibliotheken over heel Vlaanderen op de kar. Dat betekent dat één op de drie bibs onze Weesgedichten omarmd heeft. Voor volgend jaar lonken we stiekem naar het buitenland. De adoptievragen komen ook vanuit Nederland al binnen. Een andere graadmeter is het aantal ontleningen van gedichtenbundels in de bib. Vorig jaar zagen we die cijfers met 300% stijgen in de periode van de Weesgedichten.”
Jade: “Het mooie aan de Weesgedichten is dat ook wie niet op zoek is in aanraking komt met poëzie. Door gedichten in het straatbeeld te zetten, laten we mensen zien dat poëzie niet per se moeilijk of hoogdravend hoeft te zijn. Je hoeft je er niet in onder te dompelen. Gewoon langslopen, het even in je opnemen en weer verder gaan is meer dan genoeg.”
Wat vinden de dichters er zelf van om een literair kindje ter adoptie af te staan en zomaar te grabbel te gooien?
Toon: “De reacties zijn unaniem positief. We schreven 100 dichters aan met de vraag om een gedicht te doneren, en we kregen geen enkele afwijzing. Onze dichters zijn ook onze ambassadeurs geworden. Het mes snijdt aan twee kanten, helaas: wie niet werd aangeschreven, reageerde weleens teleurgesteld. Maar we proberen elk jaar andere namen te pakken te krijgen zodat we iedereen een kans kunnen geven. Nu al stimuleerden we bibliotheken om extra gedichten uit de eigen achtertuin te plukken en zo lokale dichters in de kijker te zetten. In Aalst kozen we voor de twee stadsgenoten, onder wie Jade Bernauw. Hun werk is in 22 gemeenten te bewonderen.”
Jade: “En dat was wel even verschieten! Maar ik hapte meteen toe. Ik schreef speciaal een Weesgedicht voor de gelegenheid, uit respect voor wie het wil adopteren. Wie zich engageert, verdient een première. Mijn ingezonden gedicht gaat over een eerste ontmoeting met iemand wiens verhaal en wiens zijn me raakte in een periode waarin ik even een gebrek aan prikkels ervoer.”
Is je omgeving wel vaker een inspiratiebron, Jade?
Jade: “De omgeving en mijn gedachten. Ik schrijf gedichten sinds de eerste lockdown. Door thuis opgesloten te zitten, werd ik meer geconfronteerd met mijn eigen handelen en mijn gedachten. Ik kon plots niet meer van mezelf wegvluchten door het gezelschap van anderen op te zoeken. Mijn emoties haalden me in. Ik moést schrijven over dingen die ik zag, dingen die ik voelde, dingen die ik hoorde. Schrijven is verwerken, het is een vorm van troost. En eens mijn emoties op papier staan, is het uit mijn systeem. Een herkenbare schrijfstijl heb ik niet, ik werk vooral gevoelsmatig en laat het evolueren. Vorig jaar bracht ik in eigen beheer een dichtbundel uit. Wat ik toen schreef, zou ik nu niet meer op die manier doen, maar ik aanvaard het leerproces. En wie weet via welke kunstvorm ik me binnen enkele jaren ga uiten? Mijn vader is een schilder, mijn nonkel een schrijver… Er zijn zoveel mogelijkheden, maar ik ga vooral doen wat op dat moment goed voelt.”
Is poëzie bezig aan een opmars?
Toon: “Zo lijkt het wel. Er is op zijn minst meer aandacht voor. Tijdens de eerste editie was een gedicht op je raam vooral een hebbeding. Nu lezen de adoptanten eerst alle gedichten om er dan bewust eentje uit te kiezen dat ze mooi vinden. Onze website wordt gelezen als een online gedichtenbundel, dat is op zich al een gunstige evolutie.”
Jade: “Ook ik voel dat het draagvlak voor poëzie groeit in Aalst. En trouwens niet enkel voor poëzie, maar voor kunst in het algemeen. Ik ging in Brussel studeren omdat ik me niet op mijn plaats voelde in Aalst. Maar dat is nu aan het keren: er is meer ruimte voor kunst en er is meer aanbod voor jonge twintigers. Er is duidelijk iets ten goede aan het veranderen in Aalst.”