2 minute read

Yordi Ringoir, de doe-het-zelfprins

De aanloop naar de 93ste carnavalsstoet is atypisch te noemen op alle vlakken: een geannuleerd carnaval in 2022, een verkiezing Prins Carnaval in oktober in openlucht en geen strijd tussen Prins-kandidaten. En toch overheerst bij Prins Carnaval Yordi Ringoir - in het dagelijks leven leerkracht bij basisschool ’t Hofje - een mix van goesting en dankbaarheid, nu de aftelklok de laatste rechte lijn naar Aalst Carnaval 2023 inluidt.

Het is ietwat onwennig: CHIPKA interviewt Prins Carnaval op Driekoningen, een moment waarop traditioneel de kandidaten voor de strijd om de scepter nog maar pas officieel aan het publiek worden voorgesteld. En toch spreken we Yordi ‘van de veirkemert’ getooid met lint en scepter, de onmisbare accessoires van een Prins Carnaval.

Yordi Ringoir: “Een prinsenverkiezing in oktober, dat is ongezien. En wie weet hertekent dat experiment wel het hele carnavalslandschap. Want hoe onwennig het ook was, de extra voorbereidingstijd in de aanloop naar de carnavalsdriedaagse is tegenwoordig geen overbodige luxe. Een kostuum op maat laten maken, nominetjes en andere gadgets bestellen… de wachttijden lopen overal op. In de aanloop naar de verkiezingsavond – die voor het eerst op de Grote Markt plaatsvond - rezen er veel vragen: gaan de carnavalisten dit wel pikken? Wat gaan we doen als het regent of vriest? En zal er wel interesse zijn als er slechts één kandidaat is? Maar het werd een dag om nooit te vergeten. Het weer was fantastisch, de inkleding was tot in de puntjes verzorgd en de Aalstenaars tekenden massaal present. Eerlijk; met wat ik nu weet, zou ik nooit nog de Grote Markt voor de Florahallen willen inruilen.”

Dat het geen verkiezingsstrijd op het scherpst van de snee was, vindt Yordi niet erg. Yordi: “Ik wilde vooral Prins worden. Niet per se een wedstrijd winnen. OK, ik heb niet de ontlading ervaren toen mijn naam werd afgeroepen, maar die scepter voor het eerst in de lucht steken, dat voelde even goed. Bovenal overheerste het gevoel van verbondenheid en herwonnen vrijheid. Het leek alsof iedereen voor mij supporterde!” Niet enkel de verkiezingsavond, maar ook Yordi’s aanpak was uitzonderlijk te noemen.

Veel (kandidaat-)prinsen laten veel aan hun campagneteam over. Dat vindt Yordi een spijtige zaak. Yordi: “Ik pleit voor eigenheid. Een kandidaat mag niet de handpop van een campagneteam zijn. Natuurlijk had ik ook een team waarop ik kon vertrouwen, maar ik wilde per se mijzelf zijn en mijn visie – of sommigen zeggen ‘mijn koppeke’ – uitwerken. Ik tekende de kostuums uit, koos de liedjes en verfde eigenhandig mijn decor. Een team stond klaar om alles uit te werken, maar toen ze merkten dat ik alles al had uitgedokterd, kreeg ik vaak al lachend de opmerkingen: “Doe het dan zelf!”. Ik heb hun geduld op de proef gesteld, maar ik ben wel blij met mijn aanpak.”

Niet met de paplepel

Dat Yordi van alle creatieve markten thuis is, heeft hij te danken aan zijn carnavalspalmares. Yordi: “Ik heb nergens een opleiding genoten om te ontwerpen, te tekenen, of om wagens en decors te bouwen. Wat ik kan, heb ik door de jaren heen geleerd.

Het cliché is dat carnaval met de paplepel werd meegegeven. Maar dat was niet zo. Mijn ouders hadden uiteraard wel een hart voor carnaval, maar ze vierden het nooit actief mee. Ze hadden een horecazaak die moest draaien. In feite kreeg ik de liefde voor carnaval mee van de stamgasten, want er kwamen veel carnavalisten over de vloer. Ik was amper 7 jaar toen ik in mijn eentje dagelijks vanuit ons café op de Varkensmarkt naar de carnavalshallen trok. Mijn ouders of een klant hielpen me het zebrapad over en weg was ik om de wagens te gaan bewonderen.”

In 2000 liep Yordi zijn eerste carnavalsstoet, en sindsdien heeft hij er nooit nog een gemist. Yordi: “Ik was 9 jaar toen ik – verkleed als klein Ajuinboertje – met Ajuinboer Alfons mocht meelopen in de stoet. De Grote Markt haalde ik niet. In de Zonnestraat was mijn kaars uit. Het jaar erop liep ik met Drolleg mee, dat was echt een familiegebeuren. Toen die groep er drie jaar later mee ophield, stapte ik over naar De Poipeplekkers, die in

This article is from: