5 minute read

Dialoog Foorkramers

DIALOOG “De lockdown deed mensen de kermis herontdekken”

Na een jaartje afwezigheid mag de Aalsterse Winterfoor de draad terug oppikken. Voor het eerst gebeurt dat zonder Aalst Carnaval en dat wordt wennen. Maar na de fikse stormen van 2016 en 2020 en een al te opdringerig virus vorig jaar, mag de zon boven de Aalsterse Winterfoor (18 februari tot 6 maart) hopelijk opnieuw schijnen. CHIPKA blikt vooruit met oudgedienden Franky De Rijck, Els Lannoo en Guido Dagraed. “Wij waren onze tijd vooruit, we werken al lang met elektrische wagens.”

Een beertje grijpen op het deuntje van de ‘Vengabus is coming’, of onder dreunende housebeats inbeuken op een ander blits karretje? Het behoort tot de couleur locale van een kermis en voor Guido, Franky en Els zelfs tot de dagelijkse werksfeer. Herzelenaar Franky en zijn West-Vlaamse vrouw Els baten al 29 jaar autoscooter De Rijck-Lannoo uit. Bruggeling Guido is met zijn lunapark Showland al een twintigtal jaar van de partij op de Winterfoor en is als bestuurslid bij het Vrij Nationaal Syndicaat der Foorreizigers (VNSF) een spreekbuis voor de sector.

Hoe zijn jullie in het kermisleven verzeild geraakt? Franky: “Van vader op zoon. Na de Tweede Wereldoorlog startte mijn grootvader met een klein molentje en daarna een rups en een autoscooter. Mijn grootmoeder had een frituur op de kermis. Ik nam de stiel over van mijn vader en 14 jaar geleden kocht ik deze autoscooter aan. Daarmee waren we onze tijd ver vooruit hé, we werken al lang met elektrische wagens. (lacht)” Els: “Mijn vader startte als hobby met een autoscooter in de jaren ’70. Hij is pas vorig jaar gestopt.” Guido: “Ik behoor tot de vijfde generatie foorkamers. Ik stopte al op mijn 13,5 jaar met school om in de zaak van mijn vader te stappen. Hij had een autoscooter en twee lunaparken. Altijd werk teveel en volk tekort (lacht). Dat was travakken hoor, altijd 40 ton die camion op- en afladen. Op mijn 18de had mijn pa het liefst dat ik één van de lunaparken overnam. Om de winter te overbruggen baat ik ook een ijspiste uit, die staat elk jaar in Waregem.”

Geldt die vanzelfsprekendheid om in de zaak te stappen ook voor jullie kinderen? Franky: “Voor ons niet. Onze zoon en dochter komen wel eens helpen, maar na ons stopt het. Zij studeerden allebei aan de universiteit en kozen elk hun weg. We hebben hen ook nooit gedwongen.” Guido: “Mijn dochters, een tweeling van 26,

Guido is al een 20-tal jaar present op onze Winterfoor met zijn lunapark.

werken allebei in de zaak, samen met mijn vrouw. De vrouwen verzorgen de aankoop en zitten aan de kassa. Daar moet ik me gelukkig niet mee bezighouden, verkopen dat kan ik niet. Ook mijn twee zussen werken op de kermis, met een lunapark en een frituur.”

Wat zagen jullie allemaal veranderen de afgelopen decennia? Franky: “De automatisering is een groot voordeel. Vroeger moest ik mijn autoscooter manueel in mekaar steken, nu plooit alles samen. Dat scheelt een pak werk.” Els: “Het leven als foorkramer is wel een stukje eenzamer geworden. Vroeger had iedereen een woonwagen, nu gaat 90% van de foorreizigers naar huis. Dan verhuisde op de kleine kermissen een ‘heel dorp’ mee. Nu blijven we ’s avonds soms alleen achter.” Guido: “Ik heb ook geen woonwagen meer, ik rij op en af. In Aalst is er wel een caravan voor mijn dochters. Alles is ook veel duurder geworden en mensen zijn modebewuster vandaag. Vroeger waren ze blij als ze om het even wat konden vangen in het lunapark, nu moet het toch iets van Disney, of uit de filmwereld zijn. Zo is de serie ‘Squid Game’ is nu echt hot.” Franky: “Het gebeurt helaas ook meer en meer dat we plots niet meer zo welkom zijn op sommige plekken. Dan wordt opeens geklaagd over de parkeerplaatsen die we innemen, of over geluidsoverlast, vaak door mensen die er recent wonen. Vroeger was 15

Franky en Els baten al 29 jaar hun autoscooter uit.

Vroeger liep een heel dorpsplein binnen het uur vol om ons welkom te heten.

dat anders. Ik herinner me de tijd dat we ergens aankwamen en zo’n heel dorpsplein binnen het uur volliep om ons welkom te heten. We hielden er vrienden aan over op verschillende plaatsen.”

Het leven van foorkramers loopt niet altijd over rozen. Ook tijdens de coronaperiode bleven jullie niet gespaard. Guido: “Neen, maar na de lockdown merkten we echt dat de mensen blij zijn dat we er zijn. Na een jaar binnen zitten hebben velen de kermis herontdekt en zelfs heruitgevonden. En wij kunnen veilig opendoen, dat hebben we bewezen.” Els: “Dat merkten wij ook. Het was ook niet logisch. De pretparken mochten open en wij moesten nog een tijdje wachten.” Franky: “Tegen het moment dat we terug open mochten, hadden ze ons de beste kermissen al afgepakt. Maar we stelden vast dat de mensen weer graag buiten kwamen. Het deed denken aan de sfeer van de jaren ’80: toen werd er ook minder gereisd en waren er veel minder festivals.” Guido: “Een mogelijk gevaar van de lockdown was dat veel foorkramers plotseling een ander leven leerden kennen: opeens was je vrij met Pasen, met Pinksteren, vrije weekends… dat kan mensen doen afhaken.”

Van afhaken is in jullie geval nog geen sprake? Guido: “Ik zou niet weten wat anders te doen. Het is nog altijd even plezant als vroeger. Aalst is één van mijn beste kermissen. Vanuit mijn functie bij het VNSF moet ik vaak verzoenen en bemiddelen, maar jullie stad heeft twee uitstekende plaatsmeesters. Ik sta ook op de Aalsterse zomerkermis en in Erembodegem, Nieuwerkerken en vroeger in Hofstade. Aandacht voor die kleine kermissen moet blijven. Op de Winterfoor sta ik graag op de Hopmarkt. Al vind ik het gebouw op dat plein echt wel een misrekening van de stad.” Franky: “Wij staan nu op de Keizershallen. Ik ben met mijn 51ste nog te jong om te stoppen, maar… ik vind het eerlijk gezegd minder plezant als vroeger. Al zag ik na de lockdown toch weer kermissen opbloeien en werd op sommige plekken weer écht feest gevierd zoals in Schellebelle, Mere, Nieuwerkerken…” Els: “Wij koppelen wel nog graag het aangename aan het nuttige: we nemen onze fietsen mee als we naar een kermis trekken. Dan wonen we daar een week hé. Staan we bijvoorbeeld in Veurne, dan gaat het richting zee. In het mooie dorpje Bazel verkennen we het Waasland. Op de duur ken je wel overal de beste slagers, bakkers en horecazaken van de plaatsen waar je steeds terugkeert. Dat is leuk en het schept een band. Dan zijn we daar een uur en kennen we hele reilen en zeilen van het dorp. (lacht)”

This article is from: